Marcus 14,1-11 - Maak Jezus blij met jouw liefde Aangepaste dienst met medewerking van de Bliid Boadskip Sjongers uit Berlikum
Liturgie Voorzang Gez 132 Dank u voor deze nieuwe morgen Stil gebed Votum Zegengroet Lied Gez 168 ‘k Stel mijn vertrouwen op de Heer mijn God Wet Lied Ps 84,1.2 Gebed Bliid Boadskip Sjongers Lezen uit de Bijbel Marcus 14,1-11 Preek over Marcus 14,1-11 Zingen Opw 462 – aan uw voeten Heer Bliid Boadskip Sjongers Gebed – Collecte Zingen Gez 111 Jezus leeft in eeuwigheid Zegen Bliid Boadskip Sjongers Opmerking: Ik vind het prettig om het even van te voren te horen wanneer deze preek ergens in een kerkdienst gelezen wordt. In mijn mailbox past altijd nog wel een mailtje:
[email protected]
Preek over Marcus 14,1-11 – Maak Jezus blij met jouw liefde 1. Ik heb hier een fles. Hij ruikt. Wie wil even ruiken? Ruikt-ie lekker? [laten ruiken] Wat zou jij zeggen? Als ik een grote fles parfum kocht voor Janneke. Mijn vrouw. En dan eentje die nog veel duurder is. En nog veel lekkerder. En ik zou de dop er zo vanaf halen. [dop eraf] En de hele fles helemaal over haar heen gooien – in een keer hele fles leeg?
Wat zou je dan zeggen? Wat zouden jullie daarvan vinden? [vragen] Dat doe je natuurlijk niet! Jammer van die lekkere fles. Is-tie in één keer op! En dat is toch ook helemaal niet lekker? Veel te veel! Dat ruikt toch ook veel te sterk! Nou weet je? Jezus is aan het eten. Zat Jezus aan tafel? Nee! Hij lag op een bed te eten. Dat deden ze toen. Heerlijk eten, ze hadden lekker gekookt. En dan komt Maria er aan. Met een fles hele dure parfum. Wie van jullie heeft er zelf een fles parfum? Daar ben je vast heel zuinig op – of niet? Niet te veel gebruiken – een beetje, dat is lekker. Maar teveel? Dan ruikt hele kerkzaal naar de parfum! Kijk eens wat Maria doet! Ze gaat naar Jezus toe. Ze breekt de fles kapot – zo krak! De hals eraf. En ze giet die hele fles leeg op Jezus. Op zijn hoofd. Op zijn voeten. Hij is helemaal leeg. Overal ruik je het. Het hele huis ruikt naar parfum. Ruik je het? En moet je kijken. Maria pakt geen handdoek. Maria heeft lang haar. Met haar lange haar maakt ze zijn voeten droog! Maria houdt van Jezus.
Maria houdt heel veel van Jezus! Houden jullie van Jezus? Dat wil ze laten zien. Heel die parfumfles in één keer – hij is voor Jezus! Haar lieve Jezus! 2. Nou ja! Wat vind je daarvan? [reactie?] En de mensen bij Maria? Die vinden het maar gek. Die kijken boos. Die zeggen tegen elkaar: Moet je kijken! Die rare Maria. Dat doe je toch niet? Zo veel parfum in een keer. Hele dure parfum! Weet je wat zo’n fles kost? Een heel jaar hard werken! Evenveel als een dure auto! Je kunt het geld beter aan de arme mensen geven. Dit is weggegooid geld. Alles in één keer op! Is ze gek geworden? Zeg jij dat wel eens tegen iemand? He joh, jij doet gek! Jij bent raar! Doe es gewoon! Of zeggen mensen dat wel eens tegen jou? Wat doe jij nou? Doe niet zo raar! Ben je gek geworden! Doe maar gewoon, dan doe je al gek genoeg. Misschien wil je wel zingen en klappen in de kerk. Maar de mensen vinden het raar. Dus je doet het maar niet. Misschien wil je wel je handen in de lucht steken. Maar de mensen vinden het raar. Dus je doet het maar niet. Stel je voor. Wat zouden de mensen zeggen?
Ik heb het allebei wel eens. Soms denk ik ook: joh, doe niet overdreven. Doe es gewoon. En dan denk ik afkeurend: Wat sta jij overdreven te zingen! Soms denk ik ook: weet je, ik doe maar gewoon. Dan val ik niet op. Dan zegt niemand: Jij bent raar! Ik steek geen hand in de lucht als ik zing. Straks wordt iemand er boos om. Zo gaat dat. Iemand is enthousiast. Iemand is blij. Iemand laat het ook zien. Maar anderen vinden het gek. Anderen zeggen: joh, dat hoort niet. Doe eens gewoon. En daarna? Zou je dan nog durven? Of ben je nu bang? Ik doe wel gewoon… Ik wil niet opvallen. Maar dominee, het is toch ook gek? Dat doe je toch niet? Een hele fles dure parfum? Daar ben je zuinig op. Zoveel parfum in één keer, dat is toch niet lekker? Het is veel te veel in een keer. Jammer van de parfum! En klappen; of je handen omhoog doen, in de lucht met zingen; dat doen wij toch niet? Het is toch ook raar?
Doe maar gewoon allemaal. Dat vind ik zelf ook fijn. Wat moet ik anders doen? Ik doe gewoon – jij doet gewoon – klaar. Al die gekkigheid, al dat gedoe. Ik hou er niet van. Dat vindt Jezus vast ook! Jezus zorgt voor de armen. Dat moeten wij doen. Wees zuinig met geld. Dan kun je iets geven! Jezus vindt al die gekkigheid vast ook maar raar. Wat overdreven – zo is Jezus toch niet? Jezus doet heus ook gewoon normaal. 3. Maar dan komt Jezus. He, jullie maken haar bang! Straks durft ze niet meer. Laat haar met rust. Ze doet iets goeds voor mij! Hè? Hoor ik dat goed? Vindt Jezus het niet gek? Zegt Jezus niet: Maria, doe niet zo raar! Bewaar die parfum toch. Wat doe je nou weer? Nee. Jezus ziet: Maria doet het voor mij. Jezus zegt niet: Doe maar gek. Doe maar raar. Ga tekeer als een beest. Jezus zegt: Maria doet iets goeds voor mij. Jezus ziet: Maria houdt van mij.
Maria geeft mij alles wat ze heeft. En dat maakt hem blij. Dat is belangrijk: Maak Jezus blij met jouw liefde. Niet wat de mensen vinden. Misschien vinden de mensen jou raar. Nou, dat is dan maar zo. Maak Jezus blij met jouw liefde. Hoor je dat Jezus dan zegt: jij doet iets goeds voor mij. Dat maakt mij blij! Hoe maak jij Jezus blij? Hoe laat jij zien: Ik hou van Jezus? Laat het maar zien! Ook al vinden de mensen het raar. Zeg het ook zelf niet: ‘Jij bent raar! Doe niet zo gek.’ Maak een ander niet bang. Maar is Jezus dan gek? Zoveel parfum, dat wil je toch niet? Zoveel parfum, dat stinkt! Soms gebruikten ze vroeger wel zoveel parfum in één keer. Bij een begrafenis. Als er iemand gestorven is. Dan deden ze heel veel parfum op het dode lichaam. Anders rook het niet lekker meer. Zeker als het heel warm is. En in het land van Jezus is het heel warm. Dus bij een begrafenis. Dan gebruikten ze heel veel parfum. Is Jezus dan gek?
Nee, Jezus weet: straks ga ik sterven. Sterven voor jullie allemaal. Sterven aan het kruis. Dat weten jullie toch: Jezus is aan het kruis gestorven. Voor ons allemaal. En dan staat Hij op. Alles wordt nieuw. Jezus weet: bijna ga ik sterven. Dan word ik begraven. Daarom: het is goed, al die parfum. Voor straks. Voor in mijn graf. Maria doet iets goeds voor mij. Maria houdt van mij. Ze geeft alles wat ze heeft. Maria die snapt het: Jezus gaat dood. Daar is het goed voor, al die parfum. 4. Wat vinden jullie daarvan? [reactie?] Misschien vind je het gek. Nu nog gekker dan eerst. Wat een geklets. Die Jezus is niet wijs. Hij is nog niet dood – je begraaft hem nu toch niet? Wat denkt die Jezus wel? Dat Hij God is of zo? Kom op Jezus, doe es normaal. Is hij niet meer goed bij zijn hoofd? Doe maar gewoon, dan doe je al gek genoeg. Ik geloof hem niet meer.
Ik hoor niet meer bij hem. Dat denkt Judas. Weg met die Jezus. Weet je wat? Ik ga hem verraden. Misschien krijg ik dan geld! Meer geld dan die parfum kost. Straks word ik nog rijk. Denk jij dat ook? Die Jezus is gek? Judas was een leerling. Hij kende Jezus heel goed. Hij had alles gezien: de wonderen. Hij had alles gehoord: de verhalen. Het raakt hem niet meer. Dat kan dus zo maar. Je was een leerling. Maar je wilt hem niet meer. Pas op! Verraad Jezus niet! Of denk je iets anders? Was ik maar zo als Maria. Kon ik dat maar. Alles geven wat ik had. Maar ik durf niet. Dan vinden de mensen me raar. Ik kan het niet. Mijn liefde is te klein. Zo kan ik het nooit. Maar Jezus is er toch?
Jezus is God. Jezus ziet jou. Hij ziet wat je doet. En waarom. En Hij houdt van jou. Als Hij gaat sterven, dan is het voor jou. Als Hij weer opstaat, dan is het voor jou. Hij doet het uit liefde! Hij maakt je vrij. Vrij van de mensen. Vrij van de trots. Ik wil bewondering. Vrij van het bang zijn. Wat zouden ze zeggen? Wat maakt het uit? Het gaat om wat Jezus zegt! Hou zelf van Jezus. Maak hem blij met je liefde. Zoals jij bent. Met alles wat jij hebt. Geef Hem al je parfum – wat is dat voor jou? Laat Hem lekker ruiken – hoe kun jij dat doen? Laat het Hem zien: Heer, ik hou van u! Geef Hem je geld. Geef Hem je tijd. Zing uit volle borst. Praat over Hem. Steek je handen in de lucht. Doe mee met je kring. Doe mee in de kerk. Waar doe je het voor?
Toch niet voor jezelf? Doe het voor Jezus – dan is het goed!
Marcus 16,19-20 - Jezus helpt vanuit de hemel Hemelvaart Alpha-dienst
Liturgie ■
■
■
■
■
■
■
■
■
■
■
■
■
■
■
■
■
■
Voorzang Opwekking 354 Stil gebed Votum / groet Zingen: Gez 101,1.3.4 Gebed Schriftlezing: Marcus 16,9-20 Zingen: Ps 47,3.4 Tekst: Marcus 16,19-20 Kinderen Preek Zingen: Gez 68 Geloofsbelijdenis Zingen LB 234 Gedicht gelezen door één van de Alpha-cursisten Gebed Collecte Zingen Gez 111 Zegen
Opgevaren Opgevaren in een wolk is Hij ten hemel ingegaan Als pleiter voor het volk, met wiens lot Hij was begaan. Tot ons heeft Hij toen gezegd:
Breng de dwalenden terecht Werpt Uw brood uit op het water Uw loon dat vindt U later. Zaai ‘t zaad in de morgenstond en trek des avonds Uw hand niet af Bewerk de akker, ploeg de grond zaai wel koren en geef geen kaf. Velen zijn toen heengegaan Op straten en door stegen Maar wie neemt nog zijn boodschap aan Wie zit om Hem verlegen? Heer, kom spoedig weer terug De wereld kan ons zo benauwen Kom in ons hart, en sla de brug. Wil Uw tempel in ons bouwen! Uit: M. Rink, Met lege handen Opmerking: ik hoor het graag van te voren wanneer deze preek ergens gelezen wordt. Mijn mailbox is geduldig:
[email protected]
Preek over Marcus 16,19-20 – Jezus helpt vanuit de hemel Beste Alpha-cursisten, gasten, gemeente van Jezus Christus 1. De Alpha-cursus is weer voorbij. Vorige week woensdag hebben jullie met elkaar een feestavond gehad. Jammer genoeg kon ik er niet bij zijn. Maar op de kerkenraad hebben we die woensdagavond van jullie toetje mee mogen genieten! Als ik op het toetje afga, hebben jullie een lekkere avond gehad. Maar het gaat natuurlijk niet om het eten alleen. Ik heb een reactie mogen lezen van iemand die de cursus gevolgd heeft. Mooi om te lezen dat zij genoten heeft van de goede sfeer. Dat zij antwoord gevonden heeft op bepaalde levensvragen en op vragen over het geloof zelf. Daar word ik blij van, als ik dat lees. We mogen God heel dankbaar zijn dat we steeds weer een Alpha-cursus kunnen organiseren.
En nu zit de cursus er weer op. Je bent een tijd intensief met elkaar opgetrokken, bezig geweest met waar het christelijk geloof over gaat. En nu? Wat eigenlijk wel heel mooi is: deze Alpha-dienst valt samen met hemelvaart. We vieren vandaag het feest van Jezus die naar de hemel gegaan is. Ergens kun je hemelvaart wel vergelijken met het einde van een Alpha-cursus. Er zijn natuurlijk ook grote verschillen. Als je de Alpha-cursus hebt gedaan ben je nog niet één van die speciale groep van elf, die leerlingen van Jezus. Maar aan de andere kant: met hemelvaart kwam er voorgoed een einde aan de cursus die zij bij Jezus gevolgd hadden. Geen tien avonden, maar drie jaar waren ze met Jezus opgetrokken. Ze hadden veel met hem meegemaakt. Vooral het einde was dramatisch: Jezus was gedood door de leiders van zijn eigen volk. Toen kwamen die mensen die zeiden dat Jezus uit de dood was opgestaan. Ze konden het niet geloven. En dan opeens, als ze samen met z’n elven aan het eten zijn, is Jezus er zelf. Moet je je eens voorstellen wat er toen met hen gebeurde. Opeens staat die dode Jezus daar – hij is niet dood! Maar dat betekende niet dat ze weer met Jezus zouden gaan rondtrekken. Jezus gaat naar de hemel. Hoe zouden ze zich gevoeld hebben? Wat zou er door jou heengaan als je het had zien gebeuren: de Heer Jezus wordt opgenomen in de hemel? Je staat met hem te praten, en dan zie je hem verdwijnen. In Handelingen, een ander bijbelboek, wordt ook over hemelvaart verteld. Daar staat: ze zien dat hij omhooggeheven wordt. Hij wordt meegenomen door een wolk. En ze zien hem niet meer. De cursusleider is voor altijd weg. 2. Dat is raar… Jezus is er weer, opgestaan uit de dood. Maar meteen daarna is hij ook weg. Toch, als iemand weg gaat maakt het wel uit waar hij heen gaat. Het kan zijn dat je afscheid moet nemen van één van je volwassen kinderen. Dan maakt het verschil of dat bijvoorbeeld is omdat hij een wietplantage opgezet heeft, en gepakt is; of omdat hij voor ontwikkelingswerk naar het buitenland gaat. In beide gevallen zul je elkaar lange tijd niet meer zien. Maar in het ene geval is dat omdat hij achter de tralies verdwijnt. In het andere geval omdat hij iets goeds gaat doen voor anderen. Waar gaat Jezus eigenlijk heen? Hij gaat naar de hemel waar hij plaats neemt aan de rechterhand van God. Wat moet je je daarbij voorstellen? Iemand gaf bij de preekvoorbereiding aan: Dit roept verwarring op. Jezus gaat weg en blijkt toch aanwezig en nabij. Ik kan me die verwarring goed voorstellen, zeker als je niet weet wat daarmee bedoeld wordt: de rechterhand van God. Waar moet je dan aan denken? De rechterhand van God is een ereplaats. Het is het hoogst denkbare erepodium. Jezus zit aan Gods rechterhand als beloning voor alles wat hij gedaan heeft. Hij heeft zijn missie volbracht. Dat hij daar zit is het bewijs ervan. God heeft Jezus hoog verheven. Hij staat boven alles en iedereen. Dat is eervol. Het betekent ook dat Jezus macht krijgt. Want de rechterhand van God is Gods machtige hand. God regeert hemel en aarde. Hij heeft alle macht. En Jezus? Vanaf nu heet Jezus ‘heer’. Jezus krijgt een eretitel. Daarmee krijgt hij ook macht. Vanaf nu regeert Jezus hemel en aarde. Dus waar gaat Jezus heen? Niet naar een gevangenis om daar achter de tralies te verdwijnen, waar
hij voor niemand iets kan betekenen. Hij zit maar niet in het hoofdkantoor van een multinational, of in het regeringsgebouw van een wereldmacht. Hij zit naast God zelf. Dat is een plek waar hij geweldig veel goeds kan doen. Ook voor ons! Hoe kan het dus dat Jezus weg gaat en toch zo nabij is? Dat komt door de plek waar hij zit. Bij de voorbereiding van deze preek heeft het veel van jullie, cursisten, geraakt. Jezus is weg en toch is hij er voor ons. Hij helpt je. Hij is heel nauw op ons betrokken. Wonderlijk mooi! 3. Hemelvaart is dus goed nieuws. Daarom zegt Jezus vlak voor zijn hemelvaart tegen de elf: nu moeten jullie de hele wereld rond. Maak aan ieder schepsel het goede nieuws bekend. Wat is dan dat goede nieuws? Hoe kunnen gebeurtenissen van zo lang geleden nu nog steeds goed nieuws zijn? Ik zal proberen daar iets over te zeggen. In het begin van Marcus wordt gezegd wat het goede nieuws is: het koninkrijk van God is nabij. Wat is dat koninkrijk van God? Wat dat koninkrijk van God is, zie je in Marcus 16 aan hemelvaart en aan de tekenen die in vers 1718 genoemd worden. Pak je Bijbel er maar even bij. Het koninkrijk van God betekent dat God zijn vijanden heeft overwonnen. Die vijanden, dat zijn de duivel en zijn demonen. Vandaar dat christenen in de naam van Jezus demonen hebben mogen uitdrijven (vers 17). Die vijand, dat is ook de dood. Jezus is opgestaan uit de dood en heeft zo bewezen: ik heb de dood overwonnen. Die vijand, dat is ook de zonde. Zonde, dat is alle vuiligheid en puinzooi die tussen ons en God in staat. Jezus is gestorven voor onze zonde en heeft de zonde in zijn dood meegenomen en opgeruimd. Dus: in Jezus Christus heeft God zijn vijanden de doodsteek gegeven. Jezus is overwinnaar. Het koninkrijk van God betekent ook dat God een koning aangesteld heeft. Wie is die koning? Vanaf hemelvaart is dat Jezus, de overwinnaar van Gods vijanden. Het koninkrijk van God betekent verder dat alles wat Gods vijanden kapot gemaakt hebben, weer heel gaat worden. Denk maar aan ziekte in je leven: die gaat verdwijnen. Daarom hebben christenen zieken gezond mogen maken door ze de handen op te leggen (vers 18 eind). Gif en slangen hoeven niet meer dodelijk te zijn (vers 18 begin). Het koninkrijk van God betekent tenslotte dat mensen elkaar weer begrijpen zullen. Zitten mensen niet vaak in hun eigen wereld? Begrijp jij de ander altijd? Ik spreek Nederlands, een ander chinees – en daar kan ik niks van maken. Gods koninkrijk gaat die taalgrenzen laten verdwijnen. Er komt vrede op aarde. Vandaar dat christenen in onbekende talen hebben mogen spreken, zodat grenzen verdwijnen (vers 17 eind). Samengevat: wat is het goede nieuws? a. Gods vijanden zijn overwonnen en Gods koning regeert over hemel en aarde. b. Daardoor wordt door Jezus de relatie tussen God en mensen hersteld. c. En daardoor zal alles op aarde weer goed worden: alles wat kapot gegaan is, zal weer heel
worden, er komt straks vrede op aarde. 4. Maar is dat inmiddels geen oud nieuws? Het is al zo’n 2000 jaar geleden dat Jezus Christus is gestorven, opgestaan en naar de hemel gegaan. Dat zou je misschien denken. Maar nog lang niet iedereen op aarde heeft door wat dat goede nieuws is. Terwijl het voor iedereen van belang is. Heb jij al door wat het voor jou betekent? Kijk bijvoorbeeld naar die vijanden. Als jij in Jezus gelooft, belooft Jezus jou vrijheid van de machten van het kwaad. Als jij in Jezus gelooft, belooft Jezus jou dat je uit de dood op zult staan. Als jij in Jezus gelooft, belooft Jezus jou vergeving van zonden. En wat het mooiste is: daardoor wordt jou relatie met God weer hersteld. Jij mag bidden en weten dat God luistert. Zoals God luistert naar Jezus naast hem, zo luistert hij naar jou als jij bidt in de naam van Jezus. Stel nu dat jij op de Alphacursus daarvan iets ontdekt hebt? Dat is toch nieuws! Jezus belooft zijn leerlingen: ik zal jullie helpen. En dat doet hij. Een van de vragen voor de preekvoorbereiding was: wat raakt je in deze tekst? Ik vond het heel mooi om te zien hoe veel Alphacursisten daar opschreven dat hemelvaart betekent: Jezus helpt vanuit de hemel. Jezus is altijd bij ons. Jezus geeft kracht. Jezus is vanuit de hemel heel nauw betrokken op ons. Juist vanuit de hemel kan hij dat doen! Prachtig vind ik dat. Jezus is in de hemel. En van daaruit helpt hij. Hij is van alle tijden. Overal kan hij mensen helpen. Misschien ben je wel bang dat je na deze Alpha-cursus in een gat valt. Dat had met de discipelen toch ook kunnen gebeuren? Maar Jezus heeft hen geholpen. Zou hij ook jou en mij helpen? Misschien denk je wel: Zou Jezus oog voor mij hebben? Zou Jezus op mij betrokken zijn? He, wat voor mensen denk je eigenlijk dat Jezus’ leerlingen waren? Eerder in Marcus 16 verwijt hij ze nog ongeloof en halsstarrigheid. Dat zijn stevige verwijten toch? Jezus helpt die ongelovige en halsstarrige leerlingen. Zou hij dan jou en mij niet helpen? Je ziet de leerlingen veranderen. Ze gaan op weg. Vol geloof. Ze dragen het grote nieuws uit. En hun verkondiging wordt enorm krachtig. Zo kan iedereen veranderen. Van een ongelovig en halsstarrig typje in iemand die vol geloof is en voor Jezus gaat. Als je niet in Jezus gelooft, dan hoef je niet op zijn hulp te rekenen. Want geloven is: zeggen Jezus ik verlang ernaar dat u mij helpt. Ik heb u nodig. Zonder u wordt het niets met mij. Niet geloven is: zeggen Heer, wat moet ik met u? Dan helpt hij je ook niet. Geloof daarom in Jezus! 5. Op één grote vraag ben ik nog niet ingegaan. Er staat in vers 20: Jezus zette hun verkondiging kracht bij met de tekenen die ermee gepaard gingen. Hebben jullie het wel eens gezien: demonen die uitgedreven worden, mensen die in nieuwe talen spreken, slangen oppakken, gif drinken zonder dat ze er last van hebben, zieken die gezond worden? Waar zijn die tekenen? Waar mogen wij op rekenen? Ik heb er van de week weer over na zitten denken. Waarom gebeuren die tekenen niet allemaal in onze gemeente? Ik heb daar geen compleet
antwoord op. Wel wil ik wat dingen noemen die voor een antwoord van belang zijn. a. In vers 17 staat letterlijk niet ‘de gelovigen zullen herkenbaar zijn aan deze tekenen’. Letterlijk staat er: ‘deze tekenen zullen de gelovigen volgen’. In onze vertaling lijkt het of alle gelovigen altijd en overal aan deze tekenen te herkennen zijn. Maar dat wordt niet beloofd. We kunnen er niet automatisch op rekenen. Zo kan het gaan, en in de tijd van de apostelen is het ook gebeurd. Ook nu gebeurd het nog: genezingen, demonen die uitgedreven worden. b. De tekenen hebben een speciaal doel: kracht geven aan de verkondiging voor mensen die nog niet geloven. Die tekenen gebeuren niet voor de lol, als een stunt. Ze zijn een teken van iets anders – Gods rijk dat voor de deur staat. Om een missionair getuigenis te onderstrepen. Blijft staan: vanuit de hemel helpt Jezus ons als we op weg gaan en het goede nieuws bekend maken. Voor alle duidelijkheid: na een Alpha-cursus ben je nog geen apostel. Misschien ben je nog maar net over het geloof na aan het denken. Hemelvaart is dan vooral een uitnodiging en een bemoediging: Jezus wil ook jou helpen vanuit de hemel. Geloof in Jezus en ontdek verder wie Hij voor jou is! Maar we zitten hier ook met elkaar als gemeente. Wij worden er als gemeente wel op uitgestuurd – om bijvoorbeeld een Alpha-cursus te geven, of een Emmaüs-cursus. Om gasten uit te nodigen voor onze kerkdiensten. Jezus’ leerlingen waren ongelovig en halsstarrig. Dat kan ons dus ook overkomen. Hoe ongelovig, hoe halsstarrig ben jij? Als je er niet op uit trekt, zul je niet merken hoe Jezus je daarbij wil helpen. Terwijl je de hulp en de kracht van Jezus juist zult ervaren als je dat wel doet. De kracht van Jezus ervaar ik vooral dan als ik aan anderen uitleg wat het goede nieuws inhoudt. Tijdens een preek, een gesprek, een catechisatie. Dan merk ik het vooral: Jezus helpt mij. En dat is ook precies wat hier staat: de Heer hielp hen daarbij – dat is bij het bekend maken van het goede nieuws. Wil jij Gods kracht ervaren? Trek er vol geloof op uit, en maak het goede nieuws van Jezus Christus bekend! Wie weet wat je nog aan grote tekenen zult zien!
Marcus 16,1-8 - Geloof: God doet grote en onverwachte dingen! Liturgie ’s Morgens: Sing in – GK 95: Daar juicht een toon. – LvK: 215: Christus, onze Heer, verrees – GK
109: Halleluja, lof zij het Lam Welkom / MededelingenVoorzang: Ik wil juichen voor u mijn Heer Aansteken nieuwe paaskaarsStil gebed Votum / groet Zingen: Gez 111 – Jezus leeft in eeuwigheid Genadeverkondiging: lezen Ef 2,1-10Zingen: Ps 118,1.9 Gebed Bijbellezen: Marcus 15,4016,8Zingen: LvK 222,1.2.3 Preek over Marcus 16,1-8Zingen: Gez 99 – U zij de glorieWet als belofteZingen: LvK 217,1.2.3 – Jezus leeft en ik met HemGebedCollecteTijdens de collecte: ‘Als er vergeving is’Zingen Gez 160 – Groot is u trouw Zingen Ps. 134 oude berijming – Loof looft nu aller Heren Heer Zegen
’s Middags: Votum / groet Zingen: LB 215Gebed Bijbellezen: Marcus 15,40-16,8Zingen: LvK 222,1.2.3 Preek over Marcus 16,1-8Zingen: Gez 99 GeloofsbelijdenisZingen: Gez 107,1.3.4GebedCollecteZingen: Gez 111Zegen Opmerking: ik hoor het graag van de voren wanneer deze preek ergens gelezen wordt. Mijn mailbox is geduldig:
[email protected] Dit e-mailadres is beschermd tegen spambots. U heeft Javascript nodig om het te kunnen zien.
Preek over Marcus 16,1-8 – Geloof: God doet grote en onverwachte dingen! 1. Wij zijn hier in de kerk gekomen voor een feest: Jezus is opgestaan! We hebben samen ontbeten – een aantal van ons; we hebben samen gezongen; en nu houden we met elkaar een feestelijke kerkdienst. Vandaag is het feest: Jezus is opgestaan! En dan lezen we het Paasverhaal uit Marcus – helemaal geen feestelijk verhaal. Die engel zegt mooie dingen. Maar de vrouwen zijn alleen maar bang en geschrokken. Hoewel, misschien herken je je juist wel in die vrouwen. Het is feest maar ik voel me helemaal niet blij. Hoe verander je dat? Laten we eens goed naar Marcus 16 kijken. Waarom vertelt Marcus de geschiedenis van Pasen op deze manier? Wat kunnen wij ervan leren? De vrouwen – de beide Maria’s en Salome – willen de begrafenis van Jezus afmaken. Ze waren erbij geweest. Snel snel was Jezus nog in een graf gelegd. De sabbat was eigenlijk al begonnen. Die begint immers op vrijdagavond bij zonsondergang. Zaterdagavond, als de sabbat weer voorbij is, gaan ze verder met Jezus’ begrafenis. Ze kopen geurige olie. Jezus’ dode lichaam was in linnen gewikkeld. Met geurige olie willen ze die doeken parfumeren. Dat hadden ze nog niet goed kunnen doen. De geurige olie moest de stank van het dode lichaam verdrijven. Als ze de olie in huis hebben, gaan ze naar bed, want de volgende morgen – dus zondagmorgen – gaan ze voor dag en dauw op pad.
Ze zijn op weg naar het graf, ze zijn er bijna. Maar opeens zegt een van hen: ‘De steen krijgen we nooit weg!’Helemaal vergeten. Zo druk waren ze met de dode Jezus, met de geurige olie. Er was een grote zware steen voor het graf gerold. Je kunt niet overal aan denken. Dat levert soms grote praktische problemen op. Waar ze helemaal niet aan denken: Jezus had voorzegd dat hij op zou staan uit de dood. Maar niemand van zijn volgelingen heeft het onthouden. Met een opstanding houdt niemand rekening. Herken je dat? Soms zegt God dingen die te mooi zijn, te wonderlijk. Je kunt het niet geloven. En je vergeet wat God gezegd heeft. Paulus zegt bijvoorbeeld in Efeze 2 over de gevolgen van de opstanding in ons leven: ‘Hij heeft ons gemaakt tot wat wij nu zijn: in Christus Jezus geschapen om de weg te gaan van de goede daden die God heeft voorbereid.’ Gaat dat over mij – denk je misschien wel? En je houdt er zo maar geen rekening mee dat het wel eens zou kunnen gebeuren – dat jij goede dingen doet in Christus Jezus.
2. De vrouwen zien het graf inmiddels al liggen. Hè? De steen is al weggerold. Zo verdwijnen praktische problemen soms als sneeuw voor de zon…Wat is er gebeurd? Geschrokken kijken ze elkaar aan. Voorzichtig lopen ze naar het graf toe en gaan naar binnen. ‘Ohhhh’. Alle drie schrikken ze ontzettend. Er zit iemand in het graf! Een jonge man in witte kleren. De man ziet dat ze vreselijk geschrokken zijn. ‘Wees niet bang’, zegt hij. ‘Jullie zoeken Jezus, de man uit Nazareth, die gekruisigd is.’ Het klinkt vriendelijk. Maar als er in Marcus mensen zijn die Jezus zoeken, dan mist er altijd iets: geloof. De massa’s zoeken Jezus. ‘Iedereen is naar u op zoek!’ Jezus’ moeder en zijn broers en zussen komen Jezus een keer zoeken. De Joodse leiders zoeken Jezus om hem te doden. De vrouwen hier zoeken ook: de dode Jezus uit Nazareth, die gekruisigd is. Zo heb je zoekers en gelovigen. Een zoeker die weet het nog niet. Die heeft Jezus nog niet gevonden als de Messias, de Christus, de Mensenzoon. Die heeft Jezus nog niet gevonden als zijn eigen verlosser. Mensen die Jezus zoeken, die zoeken de dode Jezus, de man uit Nazareth die gekruisigd is. Wat ben jij: een zoeker of een gelovige? Als er niks gebeurt blijven we allemaal zoekers. Een zoeker die tast, die probeert, die zoekt. Een zoeker die vergeet ook dingen, bereidt zich niet goed voor, schrikt van een praktisch probleem. O, helemaal niet aan gedacht. Hoe moet dat nu? Je kunt nooit overal aan denken. En dan zijn er leeuwen en beren op de weg. Een grote zware steen. En zo is er altijd wat. Mitsen en maren. Maar gelukkig doet God grote en onverwachte dingen. Onze mitsen en maren verdwijnen als God aan het werk is. Die steen is helemaal niet belangrijk meer.
Luister maar wat de man verder zegt: ‘Hij is opgewekt uit de dood. Hij is hier niet. Kijk maar, dat is de plaats waar hij was neergelegd.’ Wie is Jezus, de man uit Nazareth die gekruisigd is? Zou je niet meer over Jezus moeten zeggen? Wie zou Jezus zijn volgens God? Marcus vertelt vaak heel ingehouden over Jezus, over de vraag wie Hij is. Wie Jezus is, dat zie je alleen als je gelooft, als je het wil zien. Wil je het zien? Jezus is opgewekt. Dat betekent: God heeft Jezus weer levend gemaakt. Jezus heeft zijn leven gegeven als losprijs voor velen. Hij heeft jullie vrijgekocht. Gods koning heeft overwonnen. Jezus Christus brengt ons in Gods koninkrijk!
3. Zou het wel tot de vrouwen doordringen wat de man zegt? Willen zij het zien? Maar hij gaat al weer verder en geeft hen een opdracht. ‘Ga naar de leerlingen toe – en naar Petrus’. Wat zouden ze tegen hen moeten zeggen? Vertel de leerlingen dat ik ze niet meer hoef te zien? En die Petrus, die hoef ik helemaal nooit meer te zien? Nee, juist niet! Jezus wist toch van te voren hoe het zou gaan? Hij had het allemaal voorzegd, bij het avondmaal: jullie zullen ten val komen. En Petrus, jij zult me verloochenen. Tegelijk had hij er al bij gezegd: ‘Maar nadat ik uit de dood ben opgewekt, zal ik jullie voorgaan naar Galilea.’ Kijk maar in Marcus 14,27-31. Jezus wist wie ze waren en hij hield van hen. Ook voor hen was hij gestorven. Hoor je zijn liefde in wat de man namens Jezus zegt: ‘Ga terug en zeg tegen zijn leerlingen en tegen Petrus: “Hij gaat jullie voor naar Galilea, daar zullen jullie hem zien, zoals hij jullie heeft gezegd.”’Jezus wil met hen verder. Zoals hij had gezegd gaat hij ze voor naar Galilea. Ze zullen Hem weer zien! Ook Petrus. Hij wordt apart genoemd. Alleen Marcus vertelt dat Petrus expliciet erbij genoemd wordt. De andere evangeliën doen dat niet. Bedenk dan dat Marcus waarschijnlijk het verhaal van Petrus vertelt. Wat zou er door Petrus heen gegaan zijn toen hij dit aan Marcus vertelde? ‘Ik werd apart genoemd. Het was niet voorbij. Jezus wilde ook met mij verder.’ Ik kan me voorstellen dat hem de tranen in de ogen stonden toen hij dit tegen Marcus zei. Proef je daarin de liefde van Jezus? En weet je – die liefde is er ook voor ons – hij weet wie we zijn. Hij is ook voor ons gestorven, en opgestaan. Door Jezus opstanding mogen we nieuwe mensen zijn – opnieuw beginnen. Daarom gaat Jezus verder met leerlingen die Hem hebben laten vallen. Ben jij een zoeker? Een twijfelaar? Heb je Jezus verloochend? Jezus in de steek gelaten? Jezus weet precies wie je bent en kent je door en door. Hij is ook voor jou gestorven – en opgestaan. Besef je dat zijn opstanding, zijn liefde er ook voor jou zijn? Nieuw leven – want Jezus houd van jou?
4. Misschien besef je dat wel niet. De vrouwen beseffen het allemaal niet. Ze zien dat Jezus niet meer in zijn graf ligt. Ze horen de
engel praten. Harde feiten, zou je zeggen. Ze hebben niet door dat ze met een engel praten. Marcus heeft het niet over een engel, maar over een jonge man in witte kleren. Dat is niet voor niets! Heb jij wel eens gedacht: als ik er bij geweest was op de morgen van Pasen, als ik eens een engel mocht zien. Dan was het veel makkelijker om te geloven. Nee dus! Een engel zien, of een leeg graf, het maakt niet uit!De vrouwen staan te trillen op hun benen, doodsbang, ontzettend geschrokken. Ze willen maar een ding. Weg hier.
[Extra buiten Franeker En het lege graf, de woorden van de engel, ze doen er niks mee. Het lege graf alleen is niet genoeg om tot geloof te komen. Maar het graf was wel leeg – dat zegt de bijbel heel duidelijk. En dat lege graf zegt ook veel over de betekenis van de opstanding. Er zijn veel religies die geloven in een leven na de dood. Na je dood ga je naar een hiernamaals. Indianen hadden het over de eeeuwige jachtvelden, de Germanen over het Walhalla. Volgens de Boeddisten ga je naar het Nirvana, Hindoe’s geloven in reïncarnatie. Ga maar door. Om verder te leven na de dood heb je geen leeg graf nodig. Het lege graf laat zien: opstanding is maar niet ‘verder leven bij God’. De bijbel belooft de opstanding van de doden. Wat is opstanding? Er is een opstanding omdat de dood overwonnen is. De dood zal ongedaan gemaakt worden. Bij de opstanding gaan de graven open. Bij de opstanding komen mensen uit hun graf met een nieuw lichaam. Je komt uit je graf. Jij blijft jezelf. Jij krijgt een nieuw lichaam. Dat is bij Jezus als eerste gebeurt. Zijn lijf is niet prijsgegeven aan de dood. Hijzelf is uit het graf gekomen. Hij is zichzelf gebleven. Zijn lijf is vernieuwd, volmaakt, verheerlijkt uit de dood opgestaan. Zo zullen wij allemaal een nieuw lichaam krijgen. Opstanding is een nieuwe schepping, een nieuwe aarde. Het lege graf van Jezus laat zien: Verschijningen van Jezus zijn geen geestverschijningen. Het is Jezus zelf die naar zijn leerlingen toe komt. Met een nieuw lichaam. Een nieuwe schepping. Wij zijn op weg naar Gods rijk, naar een nieuwe aarde. Dat belooft de opstanding ons. Maar– terug naar de vrouwen]
Waarom komt het bij hen niet binnen? Dat is voor ons een belangrijke vraag. We kunnen ervan leren over belemmeringen om tot geloof te komen, om te groeien in geloof. De eerste belemmering. Jezus had gezegd: ik zal sterven maar ook weer uit de dood opstaan.Moeilijk om te begrijpen. In elk geval hadden ze het niet onthouden. Daardoor verwachtten ze geen grote en onverwachte dingen.Herken je dat? Hoe belangrijk zijn de woorden van Jezus voor jou? Wat doe jij als ze moeilijk te begrijpen zijn? Onthoud je ze of ben je ze zo weer vergeten?
De tweede. Ze waren vol van hun eigen gevoelens, van angst en schrik. Daardoor konden ze niet luisteren. Daardoor hoorden ze niet dat de engel herhaalde wat Jezus allemaal al voorzegd had. En jij? Het woord van God wordt steeds weer herhaald en uitgelegd. Elke zondag, elke catechisatie, elke Bijbelstudie, elke Bijbellezing. Maar je kunt zo vol zijn dat je niet meer kunt luisteren. Bevangen door angst en schrik. Komt het bij jou binnen wat er steeds weer gezegd wordt? En de derde: wegrennen. Dat is wat de vrouwen doen: ze schrikken van die man in witte kleren. En dus rennen ze weg. Weg van de plaats waar ze het woord van God horen, weg van de plek waar ze tot geloof kunnen komen. Hoe vaak ontneem jij jezelf de kans om tot geloof te komen, om te groeien in geloof? Denk weer aan Efeze 2,10: ‘Hij heeft ons gemaakt tot wat wij nu zijn: in Christus Jezus geschapen om de weg te gaan van de goede daden die God heeft voorbereid.’ Geen makkelijke zin. Maar als in deze moeilijke zin wel veel gezegd wordt over de betekenis van de opstanding voor jouw leven hier en nu? Denk je ‘te moeilijk’ – en vergeet je wat Paulus zegt, verwacht je dus ook niet de overweldigend grote rijkdom van Gods genade? Dat is de eerste belemmering. Of was je hoofd zo vol dat je het eigenlijk niet gehoord hebt? Dat is de tweede. Of blijf je vaak weg van kerkdiensten en bijbelstudies, en mis je zo veel onderwijs en uitleg? Dat is de laatste. Als je zo leeft, dan kan er zoveel van God om je heen te zien zijn, dat je niet ziet! Dan zit je jezelf zo in de weg!
5. Ook het lege graf alleen is niet genoeg om tot geloof te komen. Hoe komen wij – en zij – dan tot geloof? Hoe groeien we in geloof? Weet je wat mij opviel aan de drie belemmeringen? Ze hebben één ding gemeenschappelijk: niet luisteren naar het woord van Jezus Christus. Waardoor komt er in het vervolg van Marcus wel geloof? Dat gebeurt door de ontmoeting met Jezus zelf, die de leerlingen aanspreekt. Door de verschijningen veranderen ze in gelovigen. En wij kunnen Jezus, de opgestane Heer nog steeds ontmoeten: door de samenwerking tussen de Heilige Geest en het Woord van God. Dat woord klink steeds weer. Jezus blijft ons aanspreken. De Heilige Geest blijft door dat woord heen ademen. En dus heeft het ook iets eenvoudigs: Denk weer aan zo’n stukje als Efeze 2,10 en aan de drie belemmeringen: D e eerste: het woord van God vergeten en daardoor weinig van God verwachten Ga er mee aan de slag. Als je het niet meteen begrijpt, verdiep je er dan in. Bid de Heilige Geest om inzicht. Vraag om uitleg. En denk niet: het gaat hier over zulke grote en onverwachte dingen, dat moet wel onzin zijn. Nee! Durf groot van God te denken en verwacht onverwachte dingen. Jezus is opgestaan!
De tweede: vol zijn van je eigen gevoelens, je eigen angst en schrik en niet kunnen luisterenVraag de Heilige Geest om nieuwe concentratie en aandacht. Want opstanding betekent vertrouwen in plaats van angst. Blijdschap in plaats van schrik. Verwacht dat de Geest ook doet wat past bij de opstanding van Jezus. En span je in om goed te luisteren. Want Jezus leeft! De derde: wegrennen en niet tot geloof kunnen komenAls het niet meteen lukt, ren dan niet weg. Als je niks voelt, niks ervaart, niks van God merkt, blijft twijfelen – blijf op de enige plek waar dat kan veranderen: de gemeenschap van andere christenen, waar we samen naar Gods woord luisteren. Want dat is de plek waar de Heilige Geest werkt. We zijn immers bij elkaar in de naam van Jezus Christus, de opgestane. Dan ga je anders kijken. Dan ga je zien: Jezus leeft – in mij! Ook ik ben in Christus opgestaan als nieuwe schepping. Geloof: God doet grote en onverwachtse dingen! Want Jezus is opgestaan.
Marcus 15,33-34 - Waarom? Goede vrijdag
Liturgie Voorzang: Gez 89,1.4 Stil gebed Votum / groet Zingen: Ps 6,1-3 Gebed Bijbellezing: Marcus 15,20b-39 Stilte Zingen: Ps. 22,1-3 Preek over Marcus 15,33-34 Zingen: LB 181,1.3.4.5 Gebed Collecte Avondmaalsformulier Geloofsbelijdenis Zingen Ps 22,11.12 Viering Zingen Ps 22,13 Dankgebed Zingen LB 192,1.2.3.6 Zegen De kerk in stilte verlaten
Opmerking: ik hoor het graag van te voren wanneer deze preek ergens gelezen wordt. Mijn mailbox is geduldig:
[email protected]
Preek over Marcus 15,33-34 – Waarom? 1. Waarom? Waarom? Het is een vraag die vaak gesteld wordt. Waarom moet ik dit meemaken? Waarom krijg ik nu dit weer over me heen? Het is een vraag die in onze tijd vaak gesteld wordt. Waarom is er al dat lijden in de wereld? Waarom doet God er niks aan? Het lijkt wel of we juist in ons welvarende werelddeel steeds minder goed om kunnen gaan met pijn, met tegenvallers, met risico’s. Maar de vraag is terecht. Weet je dat die vraag ook in de Bijbel klinkt? Kijk in Job. In de Psalmen. Een en twintig psalmen, die jou en mij de vraag leren stellen: Waarom HEER? Hoe lang duurt het nog, HEER? Waarom bent u er niet als het moeilijk is? Hoe lang duurt het nog dat u mij vergeet? Hoe lang nog zullen mijn goddeloze vijanden het van me winnen? Waarom verstopt u zich en bent u zo ver weg? Bijvoorbeeld in psalm 22: Mijn God, mijn God, waarom hebt u mij verlaten? U blijft ver weg en u redt mij niet, ook al schreeuw ik het uit.
Daar is het een uitroep van David. David kent God, weet dat zijn familie op God vertrouwd heeft, weet dat God voor hem gezorgd heeft vanaf dat hij als baby geboren werd.Maar nu wordt hij bespot, gepest, uitgestoten. Vol leedvermaak kijkt iedereen toe. Hij roept het uit: Waarom bent u zo ver weg? Waarom redt u mij niet? Bevrijd mij, red mij! De Bijbel is daar dus heel eerlijk over. Herken je het dat God ver weg lijkt? Soms snap je er helemaal niets van: Waarom gebeurt dit allemaal? Als je zelf tegen pijn aanloopt, mislukking, ziekte. Als je leven kapot gaat. Als je gepest wordt. Als mensen die dichtbij je staan je zo teleurstellen. Als je ziet hoeveel er kapot gaat door zonde. Hoe het kwaad van de één anderen meesleept. Hoe kinderen beschadigd raken door hun ouders. Hoe de een altijd wat heeft, tegenslag op tegenslag. Terwijl het de ander voor de wind gaat. Mijn God, hoelang moet dit nog duren? Mijn God, waarom blijft u zo ver weg? 2. Je zult maar het beste gezocht hebben voor je volk. Mensen waren onder de indruk en liepen met je weg. Je had volgelingen. Maar anderen wilden je niet begrijpen. Gingen je haten, zonder reden. Wilden je dood. Maar wat heb je verkeerd gedaan? En dan is het een van je eigen volgelingen die je verraadt. De anderen laten je in de steek. Zeggen dat ze je niet kennen en niet bij je horen. Iedereen sart je, bespot je. Je wordt geslagen. Gemarteld. Je krijgt geen eerlijk proces. Van te voren staat al vast wat de uitkomst is: hij moet dood. Weg met die man.
Zo ging het met Jezus. Het ene moment werd hij toegejuicht. Het volgende moment slaan ze de spijkers door zijn handen en zijn voeten. Zijn kapotgeslagen rug schuurt tegen het ruwe hout van het kruis waaraan ze hem hangen. En ze lachen vol leedvermaak. Ze bespotten hem. He Messias, waar blijf je? Je kwam toch om mensen te redden? Nou, red jezelf, dan zullen we naar je luisteren. Het moet Jezus door merg en been gegaan zijn. Zijn lijf, zijn ziel, overal werd hij diep gekwetst. Maar het ergste: altijd had hij dichtbij God geleefd. Altijd was hij God gehoorzaam geweest. Hij was een rechtvaardige. Hij was voor God gegaan, door dik en dun. Hij had mensen opgeroepen: Gods rijk is nabij. Bekeer je. Richt je op God! En waar is God nu? Ze staan om Hem heen: wilde stieren. Roofzuchtige leeuwen. Zijn lijf gaat kapot. Zijn tong is een lap leer die aan zijn gehemelte kleeft. En de pijn, van die spijkers die zijn hele lijf kapot trekken… God is zijn sterkte Maar waar is Hij dan? De hemel wordt donker als de nacht. Al het licht verdwijnt. Bidden is schreeuwen tegen een muur. God luistert niet. Hij laat het gebeuren. Hij doet niets! Jezus schreeuwt het uit. Hij valt terug in het aramees, zijn moederstaal. Hij valt terug op die woorden uit de psalmen die hij zo goed kent. Hij schreeuwt het uit: Eloï, eloï, lema sabachtani? Mijn God, mijn God, waarom hebt u mij verlaten? Jezus lijdt onschuldig. Maar Hij blijft trouw aan God. Zelfs nu schreeuwt Hij het naar God toe uit. Zie je dat? Zelfs nu nog geeft Hij ons een voorbeeld: Blijf in je lijden God zoeken. Ook al lijkt het of God er niet is, blijf Hem roepen. 3. Zo wordt God in Jezus Christus één met mensen die verscheurd worden door lijden. Met anderen roept hij het uit: ‘Mijn God, waarom?’ In Christus lijdt God met ons. In Jezus Christus zoekt God ons op, mensen die lijden. Maar er is meer. Ons lijden komt door de zonde van ons allemaal. Het is onze zonde die ons eigen leven en de levens van anderen om ons heen kapot maakt. We sleuren anderen mee, maken onszelf en anderen kapot. Zonde maakt ook relaties kapot. Zie je het niet om je heen? Zonde maakt mensen soms toch diep eenzaam? Neem Judas. Hij heeft Jezus verraden. Hij ziet wat er van komt: Jezus is ter dood veroordeeld. En dan krijgt hij spijt. Hij is Jezus kwijt. Hij is zijn vrienden kwijt, de andere leerlingen van Jezus. Hij schaamt zich, voelt zich schuldig en hij is alleen. De leiders van het volk kan het niet schelen. Ze zeggen: ‘Wat gaat ons dat aan? Zie dat zelf maar op te lossen!’ Uiteindelijk pleegt hij zelfmoord. Maar het kan ook minder extreem. Petrus heeft gezegd dat hij niks met Jezus heeft. Ik ken hem niet! Dan kraait de haan. Petrus herinnert zich wat Jezus gezegd heeft: ‘Voordat een haan tweemaal heeft gekraaid, zul je mij driemaal verloochenen.’ Als hij zich dat herinnert, begint hij te huilen. Wat moet Petrus zich alleen gevoeld hebben. Herken je die eenzaamheid? Die komt er vanzelf. Zonde maakt relaties kapot. Wie zondigt, beschadigt zijn relatie met God en
raakt God kwijt. Zonde is ten diepste breken met God. Dan word je pas echt eenzaam. Leven zonder God is leven zonder levensbron, zonder hoop. Dan wordt leven wachten op de dood. De eeuwige dood. In die eenzaamheid werkt de straf en de vloek op de zonde. God straft de zonde met de allerdiepste eenzaamheid. Verlaten zijn door God en mensen, en eeuwig sterven. Overgeleverd worden aan haat. Leven in greep van de duistere machten. Gekweld worden door angst en pijn. De hel… Dat is waar Jezus belandt. Hij wordt meegesleurd door de zonde van die mensen om Hem heen die Hem verwerpen. Hun zonde maakt Hem kapot. Maar Hij wil dat ook laten gebeuren. Hij sterft voor ons. Hij wordt door God tot zonde gemaakt. Jezus Christus neemt de gevolgen ervan voor zijn rekening: de vloek, de straf. Dat is een bekend verhaal. Maar we mogen er nooit aan wennen. Nooit. Dan neem je de schreeuw van Jezus niet serieus. ‘Mijn God, mijn God, waarom hebt u mij verlaten?’ Wie daar een goedkoop antwoord op geeft, zo van ‘Zo wilde God het zelf toch, Jezus wist toch dat hij op zou staan’, slaat de plank helemaal mis. Hier past eerst de verbijstering om het kwaad, om onze zonde. Wij hebben Jezus meegesleurd in onze val. Wij hebben zijn leven kapot gemaakt. Zijn schreeuw, zijn verbijstering was oprecht. Juist voor hem was die eenzame godverlatenheid een verschrikking. Wij zijn het die hem die verschrikking aangedaan hebben. Maar waarom? En waarom was dit Gods weg? Op die vragen moeten wij ten diepste het antwoord schuldig blijven. 4. Maar: sinds die kreet van Jezus is er wel iets fundamenteel veranderd. Ik zei net al: God is in Jezus Christus is een geworden met mensen die verscheurd worden door lijden. Wat je daar aan hebt? Het betekent iets geweldig moois: wie in Jezus Christus gelooft, is in zijn lijden nooit meer alleen. Als jij je diep eenzaam voelt – ziek in het ziekenhuis, gepest of in de steek gelaten, ’s avonds huilend alleen in bed – dan wil God je in de Bijbel toch bemoedigen. Ons lijden wordt een lijden met Christus. En Christus voelt met ons mee. De Hebreeënbrief zegt: Juist omdat hij zelf op de proef werd gesteld en het lijden volbracht heeft, kan hij ieder die beproefd wordt bijstaan. (2,18)
En: Want de hogepriester die wij hebben is er een die met onze zwakheden kan meevoelen, juist omdat hij, net als wij, in elk opzicht op de proef is gesteld, met dit verschil dat hij niet vervallen is tot zonde. (4,15)
In ons lijden is de Here Jezus bij ons. Misschien voel je het niet. Maar toch belooft hij het. Als iemand achter je staat, zie je hem niet. Voel je hem ook niet. Maar Hij is er wel. Zo is Jezus ook bij ons, of je het nu voelt of niet. Toch is hij er. Geloof in Jezus! En daar komt iets bij. Jezus Christus heeft voor ons die totale eenzaamheid, die diepste godverlatenheid doorstaan. En tot het einde toe hield Hij God vast. Tot het einde toe richtte Hij zich op God. Hij riep niet tegen mensen: Waarom gebeurt dit? Waarom laat God dit toe? Hij richtte zich op God zelf: ‘Mijn God, mijn God, waarom hebt u mij verlaten?’ Hij sprak God zelf aan. En doordat Jezus trouw bleef aan God, zijn wij voor altijd verlost van die totale eenzaamheid. Hij is door God verlaten, zodat wij nooit meer door God verlaten zouden worden. Nooit meer die totale allerdiepste godverlatenheid. Nooit meer. Voor Jezus was het een eenzaamheid zonder bodem. Zonder grond onder de voeten. Voor ons geldt altijd: Heer, u bent mijn leven, de grond waarop ik sta. Ook als je eenzaam bent. Ook als je lijdt. Jezus riep het uit: Mijn God, mijn God, waarom hebt u mij verlaten? Zo was Gods Zoon in het lijden bij ons.Zo doorstond Gods Zoon de diepste godverlatenheid voor ons. Zo brengt Gods Zoon ons weer bij God, is Hij zelf God bij ons. Voor altijd. Voor ieder die in Hem gelooft.
Marcus 11,1-11 - Gejuich of een afknapper? Palmpasen Doop Annemarije van Dijk
Liturgie 5 april: Palmpasen ■
■
■
■
■
■
■
■
■
■
■
■
■
Welkom + mededelingen Voorzang: - Hosanna in de hoge (Opw.298)Wees stil voor het aangezicht van God (GK171) Stil gebed Votum / groet Zingen: psalm 118,1.9.10 Gebed Wet: gezongen Zingen: GK 23 Verhaal voor de jongsten Meezingen: Kleine ezel uit de stal (Elly en Rikkert) Schriftlezing: Marcus 11,1-11 Preek over Marcus 11,1-11
■
■
■
■
■
■
■
■
Zingen: LB 120 Doop van Annemarije van Dijk Zingen: Vrede van God (Opw 602) Aanbieden doopkaart Gebed Collecte Zingen: Wij zullen opstaan, en met Hem meegaan (E&R …) Zegen
Opmerking: ik hoor het graag van te voren wanneer deze preek ergens gelezen wordt. Mijn mailbox is geduldig:
[email protected]
Preek over Marcus 11,1-11 – Gejuich of een afknapper? Gasten en familie, broertjes en zusjes, broeders en zusters, [dia 1]1. Ben je wel eens naar het ziekenhuis geweest? Omdat je ziek was en geopereerd moest worden? Dan vertellen je papa en mama van te voren natuurlijk wat er gaat gebeuren. Maar als je ’s morgens wakker wordt en moet eten – ik denk dat ik geen zin in eten zou hebben. En in de auto naar het ziekenhuis heb je buikpijn van de spanning. Hoe voel jij je, als je gespannen bent en bang? Wat zou jij dan doen? Lekker wegkruipen bij mama of papa? Zo gaat Jezus naar Jeruzalem. Wat zal er in Jeruzalem gaan gebeuren? De mensen bij Jezus zijn bang. Zijn leerlingen zijn ongerust. Kijk maar in 10,32. Ze hadden vast ook buikpijn van de spanning. Waarom? De leiders van het volk waren niet blij met Jezus. Vaak als Jezus iets zei werden ze kwaad. Het klopte niet wat Jezus zei, vonden ze. Naar Jeruzalem gaan was dus gevaarlijk. Daar woonden de leiders van het volk. Zouden ze Jezus gaan doden? Dat had Jezus zelf net gezegd. Het staat in 10,32-34. Jezus had gezegd dat hij in Jeruzalem gedood zal worden. Maar hij zal ook weer levend worden, opstaan uit de dood. Hoe zou Jezus zich gevoeld hebben? Wat zou Jezus doen?
2. Let maar eens op. Ze klimmen steeds verder omhoog. Ze zijn bijna bij twee dorpjes, Betfage en Bethanië. Dan ben je bijna boven op de Olijfberg. En als je helemaal boven bent, dan zie je beneden Jeruzalem liggen. Ze zijn er bijna! Hoe zou Jezus zich gevoeld hebben? Wat zou Jezus doen? Jezus kruipt niet weg. Jezus verstopt zich niet. Nee. Jezus doet wat een koning moet doen. Hij geeft een opdracht aan twee leerlingen. Ze moeten naar Betfage gaan. Jezus laat zien: ik weet alle dingen. Hij vertelt precies wat er gaat gebeuren. Ze zullen aan de rand van het dorp een ezeltje zien. Er heeft nog nooit iemand op gereden. Jezus laat merken: ik ben de hoogste baas. Ze moeten het ezeltje gewoon meenemen. Wat mensen er
ook van zeggen. De Heer heeft het nodig. [dia 2]Het gaat allemaal precies zoals Jezus gezegd heeft. Kijk – daar is de ezel al. En nu laat Jezus weer zien: ik ben de nieuwe koning. Want er had nog nooit iemand op die jonge ezel gereden. Het is bijzonder als je de allereerste bent die op zo’n ezel mag rijden. Vroeger mocht de koning dat doen. Kijk eens wat er nu gebeurt – ze leggen jassen op de ezel – dan kan Jezus er op gaan zitten. Zo gaat Jezus nu als eerste op deze ezel rijden – een echte koning. Begrijp je wat Jezus laat zien? Ik weet alles. Ik weet dat het zo meteen moeilijk wordt. Maar ik ga er voor. Ik geef een opdracht – en het gebeurt. Want ik ben de nieuwe koning. Zie je wel? Koning Jezus laat zich niet afschrikken. Hij staat er boven en houdt het allemaal in zijn hand. Ben jij wel eens bang? Of verdrietig? Weet je wat dan zo mooi is? Dan is de Here Jezus er ook. Dat mogen jullie ook aan Annemarije leren. Soms ben je bang of verdrietig. Maar Jezus is altijd dichtbij. En Jezus weet precies wat gaat gebeuren. Het gaat zoals hij het wil. Daar zorgt hij voor. Want Hij is de koning. Alles komt uiteindelijk goed. Dat is toch prachtig? [dia 3]3. Daar gaan ze. Jezus rijdt op de ezel! Hij doet precies wat een goede koning doet. Alleen – ziet hij er uit als een koning? Hij is niet rijk en draagt geen koningskleren. Hij rijdt op een ezel, en niet op een paard. En het is maar een geleende ezel. Als je niks van Jezus af wist, wat zou je dan gezegd hebben? Ziet hij er uit als een koning? Nee. Maar voor de leerlingen maakt dat niet uit. Zij weten wie Jezus is. Zij houden van hun here Jezus. Eerst waren ze bang, bezorgd. Nu zijn ze blij! Jezus wordt koning! En dan? Mensen leggen hun mooie schone jassen op de weg! Net als jullie hier vanmorgen deden. Precies zoals Mirjam’s vader in het verhaal. Je jas op de weg leggen? Dan wordt hij vies! Dat doe je alleen bij … een echte koning! En als de jassen op zijn? Dan trekken ze takken van de bomen, vol met bladeren. En die leggen ze ook op de weg. Een prachtige koningsweg. Kleurig van al die jassen. Groen van de takken vol bladeren. [dia 4]En ze beginnen te roepen: Hosanna! Gezegend deze koning. Hij wordt koning namens God. Hij is de Zoon van David! Hosanna! Van de week kwamen Wesley, Julia, Joukje en Angelien bij mij, om het bidden voor te bereiden. Toen hadden we het ook even over de preek. En ik vroeg ze: Zouden jullie mee juichen voor koning Jezus? Ja, zeiden ze allemaal. Dat is toch prachtig mooi? Juich mee – Hosanna voor de nieuwe koning! Jezus loopt niet weg. Hij weet dat het gevaarlijk wordt. Hij gaat sterven. Maar Hij weet ook: ik word weer levend. Hij gaat er voor – voor ons.Zo wil hij onze koning worden: hij heeft zelfs zijn leven voor ons over! Dat is nog eens een koning! Jezus komt nog een keer, misschien zo meteen wel. Wat doen jullie dan? Sta jij dan klaar om hem toe te juichen? Zeg je dan: ja, ik houd van de Here Jezus? Ik juich mee!
Wat is het mooi als ook Annemarije mee gaat juichen straks. Ze moet natuurlijk eerst leren praten. Maar dan mogen jullie het haar gaan leren: juichen voor Jezus. En we mogen het zelf vandaag al doen: Jezus toejuichen. Want Jezus is koning. Juich mee – Hosanna! [dia 5]4. De leerlingen juichen. Zij geloven in Hem – dit is onze koning. Maar de mensen in Jeruzalem? Ze kijken uit hun raam. Ze zien een groep mensen. Een man op een ezel. Ach, zo zijn er vaker groepen in Jeruzalem. Het is er nu zo druk, het is bijna Pesach, het grote feest. De hele stad is vol en onrustig. En ze gaan weer verder met hun werk. Jezus ziet er ook niet uit als een koning. Al roepen zijn leerlingen enthousiast: Hosanna! Gezegend hij die komt in de naam van de Heer. In het rumoer van de stad valt het helemaal niet op. En dan? Als een koning op werkbezoek gaat Jezus naar de tempel. Hij kijkt hoe het er daar allemaal uit ziet. Wat er goed gaat en wat niet. Het gejuich is dan al verdwenen. En dat is het dan! Verder gebeurt er niets. [dia 6] Aan het eind van de dag is Jezus alleen over met zijn twaalf leerlingen. Er is geen paleis waar hij kan slapen. De leiders van het volk hebben hem niet ontvangen. Jezus moet zijn eigen slaapplek zoeken. Hij gaat ’s avonds met zijn twaalf leerlingen terug naar Bethanië. Ze zien de stad liggen in de avond. Er is niets veranderd. Wat een afknapper. Jezus kwam als koning. Maar niemand in Jeruzalem reageert.Niemand heeft het door: hier is onze nieuwe koning! Zo is het nu nog steeds. Ook daar heb ik het van de week over gehad met Wesley, Julia, Joukje en Angelien. De meeste mensen geloven niet in Jezus, zeiden we tegen elkaar. Wij vieren hier elke zondag, dat Jezus is opgestaan. Dat Jezus voor ons is gestorven. Maar de meeste mensen? Ze reageren niet. Boeiuh! Waar sta jij? Ontvang jij Jezus juichend in je leven? Is hij welkom in jouw huis? Sta je klaar om te juichen als Jezus terugkomt? Of denk je: Jezus? Nee, dank je wel. Geen interesse. Is het soms niet ook heel lastig? Wat is er nu te zien aan Jezus? Gewoon een man op een ezel, en een groep mensen erom heen die wat roepen – dat heb je wel vaker. Wat is er nu te zien van Jezus – behalve mensen die naar een kerk gaan. Denk jij dat wel eens: stelt het allemaal wel wat voor, die Jezus, die kerk? 5. Vergis je niet! Jezus is meer dan je denkt. Het leek niks te worden. Jeruzalem reageerde niet. Ze riepen een paar dagen later zelfs: Weg met die man. Kruisig hem! En zo ging Jezus dood. [dia 7] Maar God heeft hem levend gemaakt. Jezus is opgestaan uit de dood. Als overwinnaar. En Jezus regeert in de hemel. Hij is de koning van het komende koninkrijk, waar de mensen over zongen. En overal wordt het geroepen, in de hemel en op de aarde: Hosanna! Gezegend hij die komt in de naam van de Heer. Jezus is koning en hij regeert! Straks komt hij terug. En dan kan niemand er om heen. Jezus is koning! Vraag het aan zijn volgelingen. Als de Heilige Geest in je woont en als je dicht bij Jezus Christus leeft, dan krijg je nieuw leven, en vrede in je hart. Dan leer je leven in liefde. Let op: dat is een vernieuwing van binnen uit. Je ziet het aan iemands ogen. Aan de rust die iemand krijgt. Dat iemand
kan vergeven. Ondertussen leven we in een wereld waarin nog heel veel kapot is. Maar verkijk je daar niet op: Jezus regeert als overwinnaar. Waarom laten jullie Annemarije dopen, Gerwin en Mieke? Jullie willen graag dat Annemarije bij die Jezus hoort. Dat zij mee gaat juichen voor Jezus. Bij de intocht van Jezus zie je: Juichen voor Jezus gaat niet vanzelf. Even was hij populair. Even waren de mensen enthousiast – maar even later niet meer. Nu vieren we feest. Hier in de kerk. Buiten op straat niet, veel mensen zien niet eens wat hier gebeurt. Vandaag juichen we voor Jezus. Maar na vandaag? Wordt het een afknapper, of blijven we juichen? Gaat Jezus straks weer eenzaam weg, en is er niets veranderd – ben jij voor Jezus een afknapper? Of heeft hij in ons, in jullie leven een plaats waar hij mag wonen? Laat dit doopfeest van Annemarije geen afknapper worden! Natuurlijk: voor zover jullie daar invloed op hebben. Dat zij er is, het is een geschenk om dankbaar voor te zijn. Jezus regeert ook jullie leven. Houd veel van elkaar. Zorg dat je huwelijk sterk is, je gezin stabiel. Bied Lukas en Annemarije een veilig thuis.Vertel ze over Jezus. Vertel ze ook dat er veel is wat je nog niet ziet. Je ziet Jezus nog niet. Je ziet soms maar weinig van wat Jezus doet, lijkt het. Leer ze zien wat Jezus wel doet. Help ze om leerlingen van Jezus te worden die juichen – omdat ze geloven in Jezus. Omdat ze heel van de Here Jezus houden. Want Jezus Christus regeert in de hemel. En hij doet veel meer dan je zo zou denken. Hij maakt mensen nieuw, van binnen uit. En hij komt terug, als koning, als overwinnaar!
Marcus 4,18-19 - Werk of geen werk, oogst of geen oogst: wees vruchtbare grond Biddag
Liturgie Voorzang: Gez 149 Stil gebed Votum / groet Zingen: Ps 31,1.11.14 Gebed Lezen: Marcus 4,1-20 Zingen: LB 328,1.3 Preek Zingen: Gez 121,1.3.5.8
Gebed: - Ingeleid met zingen: Gez 131,1 - Gebed - Afsluiten met zingen: Gez 131,9 Collecte Zingen: Ps 67 Zegen Opmerking: ik hoor het graag van te voren wanneer deze preek ergens gelezen wordt. Mijn mailbox is geduldig:
[email protected]
Preek over Marcus 4,18-19 – Werk of geen werk, oogst of geen oogst: wees vruchtbare grond! Gemeente van Jezus Christus, gasten, broers en zussen, 1. Zaaien is spannend. Het wordt zo voorjaar en dan begint het allemaal weer. Zaad strooien in de akkers en kijken wat het opbrengt. Hoe zal het gaan, dit jaar? Is het zaaigoed niet te oud, ontkiemt het echt? Krijgen we genoeg regen als het zaad in de grond is beland? Vorig jaar was er geloof ik weinig regen na het zaaien. Toen was het spannend: zal het zaad ontkiemen of gebeurt er niks? En als het ontkiemt, moet het uitgroeien. Het moet genoeg water krijgen, maar ook niet te veel. Is het te droog, dan verdort het plantje. Wordt het te nat, dan verdrinkt het. Je moet geen ziektes krijgen. En het blijft spannend tot het eind: stel dat alles goed gegaan is maar op het eind krijg je teveel regen? Het graan wordt platgeslagen en kan niet meer geoogst worden. De akkers zijn zo nat dat de machines het land niet op kunnen om te oogsten. Dan verrot de oogst op het land. Zaaien is spannend. Dat is het hier. Dat was het ook in Israël. Ze hadden nog niet zulke goeie landbouwmachines. Niet overal lag evenveel grond op de rotsen. Niet overal kon echt iets uitgroeien tot een plant die veel opleverde. En dan die zon. Je moest altijd maar afwachten of de planten niet door de zon verdorden. En het onkruid natuurlijk. Zonder onkruid-bestrijdingsmiddelen kon onkruid veel kwaad doen en planten verstikken. Zoals in de gelijkenis die Jezus vertelt, ging het veel vaker: maar een kwart van het zaad leverde opbrengst op. Het was vroeger anders dan nu, maar het blijft altijd spannend: zaaien, wat levert het op? Zo is het in het hele leven. Je ziet het nu met de economische crisis. De wereldhandel bloeide. Overal werd geld verdiend. Geld uitgeleend. Geld geïnvesteerd. En weer geld verdiend. Maar het lijkt wel of het instort als een kaartenhuis. Ik las vandaag in de krant over Nederlandse baggeraars in Dubai. Het waren gouden tijden in Dubai. Ze hadden olie-dollars in overvloed. En dus kon het niet op: het ene baggerproject na het andere. Maar nu de wereldhandel inzakt, is er geen geld meer voor al die dure baggerprojecten. De baggeraars raken hun werk kwijt en moeten nog maar kijken of ze al hun geld krijgen. Jouk Riemer zal wel blij zijn dat hij er niet meer werkt, anders was hij misschien binnenkort wel
werkeloos. Ondertussen hoor ik het wel om me heen, ook hier in de gemeente: mensen die werkeloos raken. En vindt nu maar eens een baan. Werken in het bedrijfsleven is net zo spannend als werken als boer. Nu heb je zaad, maar wat heb je over een half jaar? Je weet wat je hebt, maar je weet niet wat je krijgt. 2. We gaan vanavond bidden in een spannende tijd. Ze zeggen wel eens: Nood leert bidden. Maar ik vraag het me af of dat echt zo is. Zou het vanavond extra vol zitten in Nederlandse kerken met biddag? Misschien, maar zouden we dan ook leren bidden? En blijven bidden? Zo makkelijk leven we immers of God er niet is. Het boerenleven bijvoorbeeld is een bedrijf geworden. Je moet enorme investeringen doen om boer te kunnen zijn: land kopen, quota kopen om te mogen produceren. Je hebt machines nodig, je moet een loonbedrijf betalen. Je zorgt voor mest, je koopt goed voer. Alles heeft te maken met geld en met techniek. En daarover maken we ons druk. Zo is het met alles. Melk komt toch uit een melkfabriek? Daar maak je alles wat je nodig hebt: kaas, roomboter, noem maar op. Zo nodig kun je altijd wel ergens ter wereld melkpoeder kopen. Wij regelen alles wel met ons geld en met onze techniek. Wat heeft God dan nog te maken met mijn brood, mijn melk, mijn vlees, mijn groente? Wat kan God er aan doen als ik werkeloos word? Dan moet ik zelf zorgen dat ik snel een baan vind en weer geld verdien. En op school moet ik toch zelf mijn best doen? Maar Jezus vertelt over de zaaier. En hij legt zijn gelijkenis uit. Er is zaad dat tussen de distels is gezaaid. Ze hebben het woord wel gehoord, maar de zorgen om het dagelijks bestaan en de verleiding van de rijkdom en hun verlangens naar allerlei andere dingen komen ertussen en verstikken het woord, zodat het zonder vrucht blijft. Hij heeft het over het koninkrijk van God. Er is een God. Maar je kunt die God kwijtraken door rijkdom en door zorgen over je bestaan. Je kunt leven alsof er geen God is. Maar dan hou je jezelf voor de gek! En al het mooie wat God je wil geven, gaat aan je neus voorbij. Gaat dat over ons, over jou of over mij? We zijn hier in Nederland rijk geworden. En we wilden rijk zijn. Twee banen per stel, tweeverdieners. Een hypotheek met veel belastingaftrek. Veel geld hebben om uit te geven. Altijd druk. Beleggen en speculeren. Een 9 tot 5 mentaliteit wordt niet gewaardeerd. Alleen wie geld heeft, die telt mee. En nu blijkt die rijkdom geen vast fundament te hebben. Geld kan zomaar verdampen als aandelenkoersen instorten. Banken verliezen het vertrouwen in elkaar, vallen bijna omver. Het geld is opeens op. Handel en industrie zakken in. Banen verdwijnen. 3. Wat doet het met ons, de verleidingen van de rijkdom, de verlangens naar allerlei andere dingen, de zorgen om het dagelijks bestaan? Wat doet het met jou? We zijn rijk geworden in Nederland. Heeft dat het zaad verstikt? We maken ons nu zorgen om de toekomst? Gaat ook dat het zaad verstikken? Nood leert niet altijd bidden. Als je God vergeten bent toen je rijk was, sterft het goede zaad. Dat verandert niet opeens als je toekomst onzeker wordt.
Daarom: we kunnen het vanavond hebben over gewas en arbeid. Het is mooi en belangrijk om daarvoor te bidden. Maar veel belangrijker is het zaad en de vrucht waar Jezus het over heeft. Jezus vertelt dit verhaal. Daarmee stelt hij jou en mij een vraag. Wat voor grond ben jij? Ben jij vruchtbare grond, of grond waarin het zaad niks oplevert? Vruchtbare grond, dat ben je als je luistert naar wat Jezus zegt. Luisteren. Dat wil zeggen: tijd nemen en ruimte maken voor wat Jezus zegt. Stil worden en niet zelf iets zeggen. Stoppen met praten en denken. Aandacht en concentratie hebben voor wat Jezus zegt. Als je afdwaalt, jezelf opnieuw op Jezus richten. Zijn woorden binnen laten komen. Geïnteresseerd en benieuwd zijn naar wat Jezus zegt. Zijn woorden proberen te begrijpen. Wat bedoelt u, Heer? Wat zegt u hier tegen mij, tegen ons? Zijn woorden overwegen en overdenken. Wat betekent dat voor mij en voor ons? Toen ik leerde voor dominee, ontdekte ik dat er weinig zo moeilijk is als luisteren. Zo snel val je iemand in de rede. Ben je te snel met je oordeel, met je mening, met je oplossing. Zo snel is je hoofd druk met van alles en nog wat. Druk met zorgen om het dagelijks bestaan.Druk met de verleiding van de rijkdom.Druk met je verlangens naar allerlei dingen. Zo is het ook met luisteren naar wat Jezus zegt. Zomaar doe je het niet echt. En de woorden van Jezus werken niet meer door in je leven. Je vergeet ze. Je aandacht verslapt. Je luistert niet meer. Je bent druk en met je eigen dingen bezig. Kun jij luisteren naar het woord van Jezus? Ben jij vruchtbare grond? Let er op: vruchtbare grond ben je puur door te luisteren. Niet door van alles te doen – goeie dingen, inzet, werk in de kerk, zorg voor je naaste. Vruchtbare grond ben je door naar Jezus te luisteren. Dan groeit er vanzelf iets in je leven – goeie dingen, inzet, werk in de kerk, zorg voor je naaste. Eerst luisteren naar Jezus. Dan groeit er vanzelf vrucht. Ben jij vruchtbare grond voor Jezus’ woord? Als dat niet zo is: bekeer je dan. Maak je klein voor God. Ga terug naar Jezus Christus en luister naar wat Hij tegen je zegt. 4. Als je vruchtbare grond bent, dan vallen de dingen ook vanavond op hun plek. Luister daarom steeds weer naar wat Jezus zegt. Dan vergeet je niet dat God er is en dat Gods rijk komt. Dan kun je niet meer leven alsof er geen God is. Alsof je het zelf wel redt – of zelf moet rooien. Nee, God de Vader zorgt voor ons. We hebben Hem nodig, voor elke ademhaling. We leven in Hem.Vind jij het moeilijk om rekening met God te houden? Om te leven dichtbij Jezus? Om je te laten leiden door de Heilige Geest? Als je luistert naar het woord van Jezus, zul je daarin groeien. Dan vergeet je niet dat Gods rijk komt. Dan vult Jezus’ Geest je hart en je leven. Als je luistert naar Jezus, dan zijn er zorgen. Misschien ben je werkeloos geworden. Misschien staat je baan op de tocht. Misschien ben je de afgelopen tijd veel geld kwijtgeraakt of loopt je bedrijf slecht. Dan is de verleiding van de rijkdom er.. Als je rijk bent en meer dan genoeg hebt, dan ligt de verleiding op de loer. Of je wilt graag rijk zijn, geld verdienen, meer geld verdienen. Had ik maar het geld om … Vul het zelf maar in. Die verleidingen, die zorgen, die verlangens, die zijn niet weg. Maar je kunt er wel anders mee omgaan. Je bent sterk door het woord van Jezus. Je blijft groeien. Je leven draagt vrucht, hoewel er aan je getrokken wordt en de duivel je geloof kapot probeert te maken.
Als je luistert naar Jezus, dan leer je bidden. Je leert dat je in alles van God afhankelijk bent. En dus leer je bidden voor je werk, je school, voor de oogst, voor je eten, voor je kleren. Zo leerde Jezus zelf het ons toch: ‘Geef ons heden ons dagelijks brood.’En je leert waar je als eerste voor moet bidden: Heer, geef mij een hart dat vruchtbare grond is voor uw woorden. Want werk of geen werk, oogst of geen oogst: het belangrijkste is dat jij en ik zelf vruchtbare grond zijn voor het woord van Jezus.
Marcus 9,2-13 - Verkijk je niet op Jezus! Liturgie ■
■
■
■
■
■
■
■
■
■
■
■
■
■
■
■
■
■
■
■
■
Voorzang: Ps 23 Stil gebed Votum / groet Zingen: Ps 43,3.4 WeT Zingen: Ps 81,1.4.8 Gebed Lezen: Marcus 9,2-13 Preek over Marcus 9,2-8 Zingen: Gez 68.1.3 Gebed Collecte Zingen: Gez. 69 Avondmaalsviering: Formulier IV Gebed Geloofsbelijdenis: Zingen Gez 179b Viering Zingen: LB 178,1.4 Dankgebed Zingen: LB 15,1.3.4 Zegen
Opmerking: ik hoor het graag van te voren wanneer deze preek ergens gelezen wordt. Mijn mailbox is geduldig:
[email protected]
Preek over Marcus 9,2-13 – Verkijk je niet op Jezus!
Gemeente van onze Heer Jezus Christus, 1. Wat moet je met Jezus? Misschien vraag je dat wel eens af. Om je heen zie je zoveel moois: mooie jongens, mooie meisjes. Je gaat naar de film, je gaat naar de disco. Je ziet mooie dingen, mooie kleren, mooie auto’s. Wat denk je dan? Had ik maar het geld om het allemaal te kopen? Je ziet zoveel mensen met een heerlijk leven, zonder Jezus. Wat moet je dan met Jezus? Je weet het allemaal wel wat hier gebeurt. Special effects, die kom je hier niet tegen. De mensen hier – prima, maar niks bijzonders. Avondmaal, je zit er maar bij te wachten tot het over is. Het doet me niks.Waarom zou je dan niet stoppen met de kerk, met Jezus? … Ik wil vanmorgen één ding benadrukken: verkijk je niet op Jezus. Trek je conclusies niet te snel. Misschien ken je het sprookje van de kikkerkoning. Er was eens een prinses met een gouden bal. De prinses speelde met haar gouden bal bij een bron in het bos, dichtbij het paleis. Ze gooide de bal de lucht in en ving hem weer op. Maar dan… De prinses ving hem niet: de bal rolde regelrecht het water in. De bal verdween in de bron … Ze huilde en bleef maar huilen. Opeens hoorde ze een stem. Waarom huil je, prinses? Ze keek om zich heen en zag een kikker. ‘Ach ben jij het, lelijke kikker. Ik huil omdat mijn gouden bal in de bron is gevallen.’ De kikker wil de bal wel opduiken, maar alleen als de prinses iets belooft: hij wil haar vriendje zijn, naast haar aan tafel zitten, eten van haar gouden bordje drinken uit haar gouden bekertje, en slapen in haar bedje. De prinses denkt: Die domme kikker kan natuurlijk nooit mijn vriend zijn. Dat kan ik makkelijk beloven. Dus ze belooft het, en de kikker duikt in de bron. En hij komt weer boven, met de gouden bal. Dolgelukkig rent de prinses terug naar het paleis. Zonder de kikker. De volgende dag als de prinses zit te eten, wordt er op de deur geklopt. ‘Prinses, doe open!’ De prinses doet de deur open en schrikt – daar is de kikker! Weg met dat beest! Maar als haar vader, de koning, alles hoort, moet ze de kikker aan tafel laten zitten, laten eten van haar gouden bordje, laten drinken uit haar gouden beker, en meenemen naar haar prinsessebed. Verschrikkelijk! Met een vies gezicht neemt ze de kikker mee naar boven. Ze gooit hem keihard tegen de muur boven haar bed. En dan… ligt er een knappe prins op haar bed. De kikker was een betoverde prins! Wat had de prinses zich verkeken op die kikker! 2. Zo kun je je ook op Jezus verkijken. Kijk maar naar Petrus. Hij lijkt wel wat op die prinses. Hij is blij met Jezus, net zoals de prinses met haar gouden bal. Enthousiast heeft hij het gezegd in Marcus 8,29: U bent de Messias. Alleen dan komt de grote tegenvaller. Jezus begint zijn leerlingen duidelijk te maken: Ik zal veel moeten lijden. Ik zal verworpen worden door de leiders van het volk. Ik zal gedood worden. Daar kan Petrus helemaal niks mee. Het spel met de gouden bal is verpest. Nu zit hij met die stomme kikker. Petrus
kan niks met een Messias die moet lijden en sterven. Hij wordt boos op Jezus omdat Hij vertelt dat Hij moet lijden. Petrus begint hem fel terecht te wijzen. Daar wordt Jezus boos van. Jezus wijst Petrus streng terecht: Ga weg, satan! Wat zou Petrus gedacht hebben? Wat moet ik met die Jezus? Misschien denk jij ook wel: wat moet ik met Jezus? Wat moet ik met die saaie kerk? Het zegt me niks! Dat rare kruis, dat vervelende avondmaal…Hoe is dat bij jou? Maar let dan op hoe het verder gaat. Verkijk je niet op Jezus! Want Petrus verkeek zich wel op Jezus. Dat merkt hij zes dagen later. Jezus neemt Petrus, Jacobus en Johannes mee, een hoge berg op. En als ze helemaal alleen zijn… Dan verandert Jezus van gedaante. Ik heb al eens eerder gezegd: Marcus heeft waarschijnlijk het verhaal opgeschreven dat Petrus zelf hem vertelde. Hier zie je opnieuw dat Petrus er zelf bij geweest is. Hij weet nog precies wat er gebeurde en hoe het er uit zag. Jezus werd blinkend wit. Zelfs zijn kleren veranderden. Geen enkel wasmiddel kan kleren zo wit maken. Geen stoffenfabriek maakt zulk wit textiel. Stralend wit – zo straalt alleen Gods heerlijkheid, Gods luister. Even wordt er een tipje van de sluier opgelicht. Even zien ze dat Jezus goddelijk is – God is. Hemels. Groot en machtig is Hij. Moet je voorstellen dat je dat meemaakt. Sommige mensen maken een bijna dood-ervaring mee. Ze zien vaak een prachtig, stralend wit licht. In de Bijbel mogen mensen soms een blik in de hemel slaan. Ook dan zien ze een stralend witte wereld. Gods heerlijkheid is stralend als de zon. Denk aan hoe ’s winters sneeuw de zon weerkaatst. Stel je voor dat terwijl jij erbij staat Jezus zo van uiterlijk verandert. Wat zou dat met je doen? Je moet je ogen dichtknijpen vanwege het licht. Je hebt geen skibril op. Jezus die je kent. Jezus verandert. Jezus wordt hemels! Wat zou je dan doen? 3. Petrus ontdekte iets geweldig moois: die Jezus die gekruisigd wordt, die gaat sterven, die is echt de Zoon van God! Die is zelf God. Van Hem zelf gaat hemels licht uit. Hier op aarde hebben we het over knappe hunk’s en babe’s. Jong en aantrekkelijk. Je ziet een auto, een cabrio of een snelle coupé, en je denkt: die wil ik ook. Je verlangt misschien wel naar veel geld, om schoenen, kleren, sieraden te kunnen kopen, om uit te kunnen gaan. Rijk en aantrekkelijk zijn. Sterrenstatus. Als je dan Jezus Christus daarnaast ziet – hemels stralend. En je moet kiezen tussen Jezus en al die andere dingen? Dan kies je toch voor Jezus? Je mag bij Jezus horen – daar zeg je toch geen nee tegen? Want weet je, het gaat niet alleen om Jezus. Kijk maar wat er verder gebeurd: er komt een wolk. Weet je wat dat betekent? Als God laat zien dat Hij bij ons wil wonen, dan komt er een wolk. Vroeger, in de woestijn, had Israël een tent gemaakt als heiligdom waar God zou wonen: de tabernakel. Toen die tent klaar was, werd hij in gebruik genomen. Bij die inwijding van de tabernakel kwam er een wolk die de tabernakel vulde. God liet zien: door deze tent wil ik bij jullie wonen.
Later bouwde koning Salomo een tempel in Jeruzalem. Als die tempel in gebruik genomen wordt, vult een wolk de tempel. Zo laat God zien: hier wil ik bij jullie wonen. Zo gaat het nu ook. Jezus is Gods Zoon. Dat betekent dus iets geweldigs: Door Jezus wil God bij ons zijn. Vandaar die wolk. En natuurlijk die stem. Dat is net zo bijzonder. Petrus en de anderen horen de stem van God zelf. God zegt speciaal tegen hen: Deze Jezus is mijn Zoon. Bij Hem moet je zijn. Luister naar Hem. Ook als hij dingen zegt die je niet snapt, over lijden en sterven. Als je denkt: wat moet ik met die Jezus? Denk jij dat ook wel eens? Er zijn veel meer mensen die zich dat afvragen. Vlak na zijn geloofsbelijdenis snapte Petrus er niks meer van. Hij kon niks met Jezus. God weet dat wij het soms kwijt zijn. Wat moet ik met die Jezus? Misschien denk je dat wel juist bij het avondmaal. Niks geen special effects. Een tafel. Een stukje brood. Een slokje wijn. Een verhaal over Jezus die voor onze zonden moet sterven. Die zich laat mishandelen. Die met zich laat sollen. Die dood gaat. Je kunt denken: is dit het nu? Moet ik hier wel zijn, in de kerk? Wat moet ik met die Jezus? 4. Verwacht niet van mij dat ik in een korte preek jullie uit ga leggen waarom een leven met Jezus de moeite waard is. En waarom het belangrijk is dat God door Jezus voor altijd bij ons wil zijn. Dat zul je uiteindelijk ook zelf moeten ontdekken. Ik beperk me nu tot een paar dingen die in Marcus 9 naar voren komen, die je kunnen helpen op je eigen ontdekkingstocht. I. Ga niet af op de eerste indruk, maar kijk verder. Kijk niet alleen naar brood en wijn, maar zoek met je hart Christus in de hemel. II. Onthoud hoe je Jezus in dit verhaal mag zien. Zo is Hij nu ook in de hemel. Jezus was maar niet een lelijke zwakkeling. Een mislukte Messias. Je ziet hier even meer van Jezus dan er normaal van Hem te zien is. Hij is de Zoon van God en Hij regeert als koning. Je zult het eens met eigen ogen zien. Als je sterft, en als Jezus terugkomt. Hij is in hemelse heerlijkheid. Helder stralend wit. Zo wit als we het hier op aarde niet kunnen krijgen. Bij Hem mag je horen. Hij is onze toekomst! III. Denk aan die wolk: door Jezus wil God zelf bij ons wonen. God de Vader, en Jezus Christus, ze houden van ons! Ze hebben zo veel voor ons over. Ze hebben echt het beste met je voor – beter kun je het niet treffen. IV. Vergeet niet wat God zelf hier tegen ons zegt: Bij Hem moet je zijn. Luister naar Jezus Christus! Wees en blijf zijn leerling. Verkijk je niet op Jezus. Met Hem leven is eeuwige liefde. Zonder Hem wordt het leven een hel. De hel. Daarom: zie Jezus voor je: helder hemels wit. En aanbid Hem met heel je hart.
Marcus 3,31-35 - Jezus volgen? Welkom in een nieuwe familie! Liturgie Voorzang: LB 320 Stil gebed Votum / groet Zingen: Ps 122,1.3 Wet Zingen: Ps 80,10 Gebed Lezen: Marcus 3,20-35 Zingen: Gez 143,2.3 Preek Zingen: Ps 133 Kinderen Lezen avondmaalsformulier Zingen: Ps 22,12 Gebed Collecte Zingen: LB 409,1.3.5 Zegen Opmerking: ik hoor het graag van te voren wanneer deze preek ergens gelezen wordt. Mijn mailbox is geduldig:
[email protected]
Preek over Marcus 3,31-35 – Jezus volgen? Welkom in een nieuwe familie! Gemeente van Jezus Christus, broeders en zusters, 1. Bahram is een Iraanse vluchteling. Hij komt uit Iran en is dus Moslim van geboorte. Maar in Iran doet hij er weinig mee: hij weet weinig van God. In Iran zit hij zelfs in de criminaliteit. Als hij in Nederland terecht komt, zit het hem niet lekker. Hij voelt zich slecht en onrustig. Hij zegt zelf: ‘Wat je zaait, dat oogst je. Ik merkte dat ik in mijn leven niet het goede gezaaid had.’ Op een zondag komt hij ergens in een Nederlandse stad in een kerkdienst terecht. Het is een kerk voor Iraniërs, al wordt de kerk door een Nederlands echtpaar geleid. Daar ontdekt hij wie God is: de Heilige God. En tegelijk de God die zonden vergeeft. Gaandeweg raakt hij meer onder de indruk en komt tot geloof in Jezus Christus.
Nu heeft hij een geheim. Hij wil wel vertellen over zijn geloof, maar zijn achternaam mag niet bekend worden. Hij wil niet in zijn gemeente gefotografeerd worden. Want stel je voor dat zijn familie ontdekt dat hij christen geworden is. Een Moslim die christen wordt, die wordt uit zijn familie gestoten. Die wordt onterfd. Die is in Iran zijn leven niet meer zeker. Zijn familie kan hij niet vertrouwen. De anderen in zijn gemeente wel. Daar wordt God aanbeden. Daar delen ze met elkaar hun blijdschap. Daar bemoedigen ze elkaar: in Jezus Christus verdwijnt alle angst. Voor een Moslim in Iran is familie enorm belangrijk. Maar wie van Moslim Christen wordt, die is zijn familie kwijt. Zijn familie staat hem zelfs in weg om Jezus te volgen. Wat is nu het geweldige: je krijgt er een nieuwe familie voor terug: de familie van Jezus, het gezin van God de Vader. Jullie zijn voor zover ik weet geen ex-Moslims. Zo heftig als Bahram heeft niemand van jullie het doorgemaakt. Maar zijn er toch dingen die je herkent? Dat een keus voor Jezus, of een verdieping van je geloof in Jezus Christus afstand schept? Tussen jou en je familie, je vrienden van vroeger? Dat is jammer, pijnlijk soms. Tegelijk: is het dan niet bijzonder dat je niet alleen over blijft? Je krijgt er een nieuwe familie, nieuwe vrienden voor terug. De familie van Jezus, het gezin van God de Vader. Daar mag je met elkaar delen wat je diep raakt. Samen leuke dingen doen. Samen blij zijn. Samen God loven. Elkaar bemoedigen, opbouwen in ons geloof. 2. Ook bij Jezus zie je: de mensen met wie hij altijd omging, vinden nu dat hij maar raar bezig is. Hij is begonnen met zijn optreden. Hij doet de wil van God. Veel mensen lopen met hem weg. Maar de mensen om hem heen, zijn vrienden en familie? Daar denken ze dat Jezus gek geworden is (vers 21). Schriftgeleerden uit Jeruzalem zeggen zelfs (vers 22): Hij heeft een onreine geest. Ook zijn moeder en zijn broers? Ook zij komen hem halen. Jezus, we moeten eens even met je praten. Zijn eigen familie staat hem in de weg! Wat zou dat met Jezus doen? Hij is druk bezig met wat hem aan het hart gaat – en zijn moeder en zijn broers maken zich zorgen over hem. Ze staan buiten. Het huis zit zo vol dat zijn familie niet eens naar binnen kan. Dus er gaat een boodschap naar binnen. Jezus hoort het, terwijl hij midden tussen zijn vrienden zit. Jezus, buiten staan uw moeder en uw broers! Wat gaat Jezus nu doen? Zijn leerlingen en vrienden wegsturen? Ruimte maken voor zijn familie? Zich naar buiten wringen en eerst maar eens zijn familie alle aandacht geven? Proberen hen ervan te overtuigen dat ze zich geen zorgen hoeven te maken? Het zijn immers zijn moeder en zijn broers! Dat zou je verwachten. Toen was familie nummer 1. Bloedband gaat boven al het andere. Familie betekende in Jezus’ tijd veel meer dan voor ons. Het was ondenkbaar dat er wel plek zou zijn voor vrienden, maar niet voor je eigen moeder en broers. Maar wat doet Jezus? Hij vraagt: Wie zijn mijn moeder en mijn broers? Hij kijkt om zich heen, de kring rond. En hij zegt: Jullie zijn mijn moeder en mijn broers!Want iedereen die de wil van God doet is mijn moeder, mijn broer, mijn zuster. Hij trekt zijn familie niet voor. De bloedband met zijn familie is niet het belangrijkste: nog belangrijker is de vraag: doe je de wil van God? Hij geeft zijn leerlingen geen ongemakkelijk gevoel –
mag ik hier nog wel bij zijn? Ben ik nog wel welkom, of zal ik maar even weg gaan? Hij is ook niet zo teleurgesteld in zijn familie dat hij alleen nog maar oog heeft voor hen – en dan alleen nog maar negatieve aandacht. Hij benadrukt slechts dat ene: als je voor mij komt en zo de wil van God doet, dan ben je van harte welkom. Dan ben jij mijn moeder, mijn broer, mijn zus. 3. Wat vinden jullie daarvan? Is Jezus eigenlijk niet bot en onbeleefd? Laat Jezus zo niet zien dat hij gek geworden is? Want dit is wel raar. Je moet toch je ouders eren? God is toch de schepper van huwelijk en gezin? Ja. Maar als Gods koninkrijk komt, krijgt heel de schepping een nieuwe plek. De eerste vraag aan iedereen wordt: wil je Jezus Christus erkennen als heer en koning? Gods rijk gaat boven ouders, boven het gezin. Want God is zelf Vader. In Gods rijk sticht die Vader zelf een nieuw gezin: rondom Jezus ontstaat een nieuwe familie. Misschien valt het je op: het gaat hier over een moeder, over broers, over een zuster, maar niet over een vader. Tegelijk gaat het hier wel over God – de Vader van Jezus. Hij staat hier nadrukkelijk op de achtergrond. Gods rijk komt, dat wil zeggen: God de Vader adopteert verloren mensen, neemt ze in Christus als zijn eigen kinderen aan. En zijn Vader in de hemel is ook de vader van Jezus’ moeder hier op aarde. In deze nieuwe familie kan ook Jezus’ oude familie een plek krijgen. Zo kijkt Jezus liefdevol om zich heen, de hele kring rond. Ik trek niemand voor. Ik stuur nu niemand weg. Niemand hoeft zich hier minderwaardig te voelen. Zo keek Jezus toen, zo doet hij het ook nu. Hij kijkt iedereen aan die hier in de kerk komt om bij Hem, bij Jezus te zijn. Kijk maar eens om je heen – zie je ze zitten? Vrienden en volgelingen van Jezus. Hij zegt: Jullie, mijn vrienden en volgelingen, jullie zijn mijn nieuwe familie. Jullie zijn mijn broers en mijn zussen. Want ik zorg ervoor dat jullie en ik dezelfde vader hebben: God, de Vader in de hemel. Laat dat eens op je in werken. Denk je dat jij er niet echt bij hoort? Jezus is geen koning die zijn eigen familie voortrekt. Jij hoort juist bij zijn familie. Ben je bang dat Jezus naar jou niet zal luisteren? Jezus is geen afstandelijke goeroe. Hij luistert naar je! Maar dit zegt niet alleen iets over Jezus, het zegt ook iets over God. Als Jezus ons zo dichtbij laat komen, dan laat God ons dichtbij komen. De Zoon wordt onze broer, de Vader onze Vader. Wij zijn eraan gewend. Maar het is zo bijzonder. De kerk is Gods gezin. De avondmaalstafel hier volgende week, is de familie-tafel waar onze oudste broer de gastheer is. Jezus nodigt jullie uit: kom bij mij. Wees mijn broer, mijn zus. Wees kind van mijn eigen vader. 4. Een geweldige uitnodiging! Hoewel – misschien moet je wel veel moeite doen om hierin een uitnodiging te horen. Zo aardig klinkt het niet voor Maria, voor zijn broers. Het klinkt toch wel hard wat Jezus zegt. Jezus zegt de dingen wel vaker heel duidelijk. Maar let er op: Jezus wil hier twee dingen duidelijk
maken: Je bent welkom in de kring die om Jezus heen zit. Daar zit je goed. Buiten die kring om Jezus kun je nergens zeker van zijn. Al ben je honderd keer familie van Jezus. Het gaat er dus om dat je in de kring om Jezus zit. Dat wil Jezus heel duidelijk maken. Daar is iedereen welkom – ook zijn moeder en zijn broers. En laten ze nu niet zo dom zijn om buiten die kring te blijven staan! Want dan ben je zelfs je leven niet meer zeker! Volgende week vieren we avondmaal. De maaltijd van het gezin. Stel jezelf op weg naar het avondmaal die vraag: hoor ik bij de broers en zussen van Jezus? Hoor jij er bij? Het gaat niet om een bloedband. Het gaat er niet om dat je christelijk bent opgevoed in een christelijk gezin. Het gaat niet om wie je broer is of je zus of je moeder. Het gaat om jouzelf. Zit jij in de kring om Jezus en doe jij de wil van God, de Vader? Misschien denk je nu: ja en nee. In de kring om Jezus zitten, ja dat wel. Maar durf ik te zeggen dat ik de wil van God doe? Daarmee zeg je nogal wat. Hoor ik er dan niet bij? Wat is eigenlijk de wil van God de Vader?Lees dan nog eens goed wat Jezus zegt. Eerst kijkt hij de kring rond. Dan zegt hij: Jullie zijn mijn moeder en mijn broers. Want iedereen die de wil van God doet, die is mijn broer en zuster en moeder. Daar gaat het Jezus om: je hoort bij Jezus’ gezin als je in de kring om Jezus heen zit. En als je daar zit, dan doe je Gods wil! Dat is Gods wil: dat jij er bij komt zitten, in die kring. Kom erbij zitten. Wees en blijf leerling van Jezus. Laat jezelf steeds weer vullen met de Geest van Jezus. Luister naar wat Jezus zegt over wat God verder wil. Volg Jezus – ga achter Hem aan. Van harte welkom! Dat is niet moeilijk.Jezus stelt juist geen hoge eisen voor je welkom bent in de kring. Je bent welkom! Wat God wil komt voort uit pure liefde. Hij houdt van jullie! 5. Jezus volgen is dus: opgenomen worden in een nieuwe familie, een nieuw gezin. Want je krijgt een nieuwe vader. Achter Jezus aangaan is dus ook ontdekken en leren dat de gemeente erbij hoort. Je krijgt er een nieuw gezin bij – broeders en zusters, broers en zussen hier in de kerk. Dat is denk ik mooi en lastig. Of niet? Soms is het heel mooi. Ik denk aan de verjaardag van Boaz laatst. Zoals jullie weten woont onze familie allemaal ver weg, te ver. De opa’s en oma’s moeten allemaal meer dan drie uur reizen voor ze hier zijn. Wij vinden het geweldig dat er dan nog meer familie is – hier in de gemeente. Boaz heeft een mooie verjaardag gehad – samen met familieleden uit ‘De Voorhof’. Ik denk ook aan iemand die ongetrouwd is. Door de week is hij druk aan het werk, dan merkt hij weinig van eenzaamheid. Maar zondag is een saaie dag in je eentje. Wat is het dan heerlijk dat er een gemeente is, waar je anderen kunt ontmoeten. Wat is het dan goed dat je samen naar God mag gaan. Waar hij merkt dat hij ook zijn gevoelens van eenzaamheid kwijt kan, als een lied hem diep raakt en de tranen in zijn ogen staan.
Soms is het ook lastig. Broers en zussen kunnen soms behoorlijk ruzie maken. Wie hebben er wel eens aan mijn haren getrokken? In elk geval mijn zus en mijn broers toen we klein waren. Anderen doen dat niet zo snel. Zo is het in de kerk ook. Het zijn mooie woorden van Jezus – als het allemaal goed is. Maar als je dat zwarte schaap van de familie bent en vergeten wordt? Als juist je familieleden je pijn doen? In de gemeente kun je diep teleurgesteld raken. Werken in een gemeente kan vermoeiend zijn. Stel dat de gemeente voor jou een plek is van pijn en teleurstelling, wat doe jij dan?Dat los ik nu niet zo maar op. Je kunt verhuizen, een andere gemeente zoeken, zonder gemeente verder gaan. Maar uiteindelijk moeten we het allemaal van dezelfde Jezus hebben. Er is straks maar één groot gezin van God de Vader. Het is Jezus die tegen ons allemaal zegt: Kom erbij, in de kring. Je bent van harte welkom. Als je hier bij mij komt, dan doe je de wil van God. Dan ben je mijn moeder, mijn broer, mijn zuster. 6. Dat is een geweldig voorrecht: uitgenodigd worden, volgende week zelfs aan Jezus’ tafel. Maar er hoort een vraag bij. Zit jij in de kring aan Jezus’ voeten, of sta je buiten en roep je Jezus. Jezus, kom eens naar buiten toe? Zoals zijn moeder en zijn broers? Je staat buiten als je niet meedoet met de anderen. Als je kerkdiensten niet zo belangrijk vindt. Als je geen behoefte hebt aan wijkactiviteiten, aan bijbelstudie of groeigroepen. Niet thuis geeft als je gevraagd wordt om mee te doen. Als je je niet geeft en je niet laat kennen. Denk er eens over na: hoe ga je om met je aardse gezin? Hoeveel tijd steek je daar in? Hoe ga je om met je vrienden? En hoe is dat in de kerk? Vergelijk het eens met elkaar. Bedenk elke keer weer: de kerk is de nieuwe familie die je van Jezus krijgt. De gemeente is het gezin van God de Vader zelf. En de mensen hier om je heen – het zijn je broeders en zusters, je broers en zussen. Je broertjes en zusjes. Sommigen van jullie vinden het geloof ik nog steeds raar dat ik broers en zussen zeg. Wel – noem het zoals je wilt – broeders en zussen mag ook. En onthoud steeds waarom we het zeggen: we zijn samen kinderen van God de Vader, de familie van Jezus zelf. Dat zijn we met elkaar. En daarom gebeuren er hier in de gemeente prachtig mooie dingen – zorg dat je het niet vergeet. Kijk er niet over heen! Tegelijk is het ook nodig om steeds weer tegen elkaar te zeggen: laat iedereen hier proeven de liefde van één Vader. Vader en Zoon houden van ons. Houd van elkaar als broers en zussen. Want Jezus’ Geest woont toch in je – of is dat niet zo? Daarom: blijf niet aan de kant staan. Laat je kennen. Durf je aan elkaar te laten zien. Deel je leven met elkaar. Ga bij elkaar op de koffie, ook eens bij iemand die je nog niet kent. Blijf samen leuke en gezellige dingen doen. Zorg ervoor dat niemand zich na de dienst verloren hoeft te voelen in de gang of in de koffiekamer. Doe mee in de wijken, draai mee met een vrouwenvereniging of een mannenontbijt. Wees actief lid van een bijbelstudie of groeigroep. Ga samen in de kring om Jezus heen zitten. Leer verder van hem wat de wil van God is. Volg Jezus –wees welkom in zijn eigen gezin. Als broers en zusters, kinderen van zijn Vader.
Marcus 10,13-16 - Kleine en grote kinderen: iedereen is welkom bij Jezus Gezinsdienst
Liturgie Welkom en mededelingen Voorzang: - Gezang 132 - Opwekking 461 - Gezang 146 Stil gebed Votum / groet Zingen: Opwekking 488 Gebed Verhaal Zingen: Gezang 45 Lezen: Marcus 10,13-16 Preek (halverwege de preek: houten hart) Zingen: E&R 417 Gezongen wet Gebed Collecte Zingen: Opwekking 91 Zegen Opmerkingen: - ik hoor het graag van te voren wanneer deze preek ergens gelezen wordt. Mijn mailbox is geduldig:
[email protected] - bij deze preek is een pp-presentatie beschikbaar
Preek over Marcus 10,13-16 – kleine en grote kinderen: welkom bij Jezus Broertjes en zusjes,
[dia 1] Iedereen gaat naar Jezus toe.Weet je waarom? Ze willen er allemaal bij zijn als Jezus weer wat gaat doen. Mensen beter maken, verhalen vertellen. Ze willen allemaal bij Jezus zijn! Jij ook? [dia 2] Jezus vertelt mooie verhalen. Bijvoorbeeld het verhaal over de goede herder. Ken je dat? Jezus zegt: Ik ben de goede herder. Jullie zijn de schapen. Jullie horen bij mij en ik hoor bij jullie. Luister je goed naar mij? Ik zorg voor je. Ik breng de schapen in de groene wei. Jij wilt toch ook een schaapje van de goede herder zijn? Jezus kan zieken beter maken. Jezus heeft alles voor ons over. Als er een wolf komt, dan vecht hij voor de schapen. Hij gaat liever zelf dood dan dat hij jou kwijt raakt – zijn schaap. [dia 3]De mensen gaan naar Jezus toe. Kijk – daar komt een groep papa’s aan en mama’s. Opa’s en oma’s. Ze hebben kinderen bij zich. Wat gaan ze doen met die kinderen? Ze willen Jezus iets vragen. ‘Jezus, wilt u de kinderen aanraken?’ Die kinderen zijn nog klein en zwak. Stel je voor dat ze ziek worden. Stel je voor dat ze zo ziek worden dat ze dood gaan! ‘Jezus, wilt u de kinderen aanraken?’ Want het is goed voor je als Jezus je aanraakt. Dan worden het mooie grote mensen. Dan worden het mensen waar God voor zorgt! Zou jij dat ook wel willen – dat Jezus je aanraakt? Moet je eens kijken: Wie hier in de kerk is er gedoopt als kind? Dan hebben je ouders jou al bij Jezus gebracht. En Jezus heeft jou aangeraakt! [dia 4]Oei – maar wat is dat? Daar komen leerlingen van Jezus aan. Ze kijken streng. De een lijkt wel op een boze schoolmeester. De ander kijkt net zo als een politieman. ‘Ho. Stop. Wat komen jullie doen?’ De papa’s en de mama’s, de opa’s en de oma’s, ze vragen: ‘Mogen wij deze kinderen bij Jezus brengen? We willen graag dat Jezus de kinderen aanraakt.’ De leerlingen zeggen: ‘Wat? De kinderen bij Jezus brengen? Denk je dat Jezus daar tijd voor heeft? Jezus heeft geen tijd voor kleine kinderen.’ Nou – dat is raar. De leerlingen sturen ze weg…Zo gaat dat soms – je wilt naar Jezus toe maar je mag niet! Of misschien is er iemand anders die geen tijd voor je heeft, die je wegstuurt. Wat voel je je dan rot. Maar denk je dat Jezus dat goedvindt? [dia 5]‘Wat is daar aan de hand?’Ze horen opeens de stem van Jezus. ‘Sturen jullie die mensen weg? En die kinderen dan?’ De leerlingen zeggen: ‘U hebt het toch veel te druk. U bent geen kinderoppas. Moet u die kinderen aan gaan raken? Daar kunnen we niet aan beginnen!’ Jezus wordt boos op zijn leerlingen.‘Houd die kinderen niet tegen!’ Zie je dat? Jezus wordt niet boos op de kinderen en op hun ouders. Jezus wil niet dat je je alleen voelt. Dat je je rot voelt. Hij stuurt je niet weg. [dia 6]‘Laat de kinderen juist bij mij komen. Ze willen hun kinderen bij me brengen? Laat ze maar komen. Jezus zegt: Ik houd juist van kinderen.
Hoor je dat? Jezus zegt: Kom hier bij mij. Niet de grote mensen die alles altijd beter weten dan Jezus. Niet de grote mensen die altijd druk zijn en voor Jezus geen tijd hebben. Maar de kinderen mogen bij Hem komen. Jezus doet zijn armen wijd. Hij kijkt rond en ziet al de kinderen. Ook jullie. Babies, peuters, kleuters, nog oudere kinderen. En hij zegt tegen jullie allemaal: Kom maar bij mij. Ja, jij ook. Kom maar hier, je hoeft niet bang te zijn. Zo ben je gedoopt, denk ik. Je ouders brachten je bij Jezus. Maar ook als je niet gedoopt bent: Jezus heeft tijd voor je. Hij luistert naar je. Hij houdt van je! En de papa’s en de mama’s, de opa’s en de oma’s zijn blij. Die van jullie vast ook. Want Jezus neemt alle tijd voor kinderen! Ook voor jullie! [dia 7]En weet je wat ik zo mooi vind? De mensen vragen: Jezus, raak de kinderen even aan, met uw hand. Wat doet Jezus? Alleen maar aanraken? Welnee, veel meer. Hij pakt de kinderen één voor één. Hij gaat op z’n hurken bij ze zitten en slaat zijn armen om ze heen. Hij knuffelt ze. En bij allemaal legt Hij zijn hand op het hoofd. En hij zegent ze allemaal. Dat is mooi! Weet je wat dat betekent, als Jezus je zegent? Dan zegt Jezus tegen je: Ik hou van je. Ik zorg voor je. Ik blijf altijd bij je. Bij mij hoef je je niet rot te blijven voelen. Bij mij ben je nooit alleen. Jezus houdt heel veel van jullie. Daarom mag je altijd naar Jezus toe gaan. Bijvoorbeeld hier in de kerk. Hier word je door Jezus gezegend. Gister was het Valentijns-dag. Wie van jullie heeft er een kaart gestuurd? Wie heeft er een kaart gekregen? Je zou kunnen zeggen: dit verhaal is ook een soort Valentijns-kaart. Je leest dit verhaal in de bijbel.In dit verhaal zegt Jezus tegen jullie: Ik houd van jou. Jij bent mijn Valentijn. En jij. En jij. En daarom staat hier dit hart. Ellis zal even uitleggen wat precies de bedoeling is. [HART] [Dia 8]Dan heb ik nu nog voor de grote mensen een paar dingen. Je ziet hier Jezus met een moeder, een kind, en een leerling van Jezus. Drie personen. In wie herken je je? Ik wil over alle drie nog iets zeggen. 1. Eerst de moeder. Zij brengt haar kind bij Jezus. Ze is helemaal gelukkig. Want Jezus heeft hen niet weggestuurd. Jezus heeft haar kind geknuffeld, handen opgelegd, gezegend. Veel meer dan ze gevraagd had of zelfs had durven hopen. Dat is toch prachtig mooi? Nu staat er op dit plaatje een moeder. En in het liedje staat het ook: ‘Eens brachten de moeders / hun kinderen tot Jezus.’ Maar er staat in dit verhaal niet dat het alleen de moeders zijn. Vaders, jullie hebben net zo goed een taak als moeders. Je kunt het niet maken om dat aan je vrouw over te laten. Iedereen hier in de kerk, of je nu kinderen hebt of niet: je kunt kinderen bij Jezus brengen. Hier in de kerk. Kinderen van je buren. Van vrienden en collega’s.
Doen jullie dat ook? Breng jij kinderen bij Jezus? Je eigen kinderen, of de kinderen van anderen? Hoe je dat doet? Nou, door te bidden voor je kinderen. Je kleinkinderen. Nog weer andere kinderen. Als je bidt ga je naar Jezus toe. Vraag Jezus om voor ze te zorgen, ze in zijn hand te nemen, te omhelzen, te zegenen. En door je eigen kinderen te laten dopen. Je kind laten dopen is je kind bij Jezus brengen. Maar je kinderen bij Jezus brengen, dat doe je ook door ze over Jezus te vertellen. Kinderen kunnen zelf pas naar Jezus toe gaan als ze over Jezus gehoord hebben. Dus jullie, ouderen, vertel kinderen over Jezus. Dat kan door bijbelverhalen. Door een kinderclub, door ’t Visnet. Als ze naar de basisschool gaan: breng je ze naar een school waar ze de Here Jezus leren kennen? Of naar een school waar ze niet echt in Jezus geloven, of helemaal niet? Maar net zo belangrijk is wat je tussen door doet. Hoe stel je je op naar je kind? Ga jij net zo met kinderen om als Jezus dat zou doen? En als een kind zelf een vraag stelt over Jezus, hoeveel tijd en ruimte heb je daar dan voor? Of stuur je je kind weg bij Jezus en zeg je ‘Vraag dat maar aan de dominee’? Als je zelf kinderen hebt: je kinderen bij Jezus brengen, dat is iets wat je als eerste zelf moet doen, wat je niet bij een ander neer kunt leggen. Daarom: papa’s en mama’s, opa’s en oma’s, volwassenen hier in de kerk: breng je kinderen en de kinderen van anderen bij Jezus! 2. Dan de leerling. Ik vind dat toch wel schokkend: juist de leerling van Jezus staat de kinderen in de weg. Elke leerling moet het zichzelf dus afvragen: sta ik de kinderen in de weg? Dat kan doordat je gewoon vergeet om je kinderen bij Jezus te brengen. Je hebt het zo druk, met je werk, met de huishouding draaiend houden, met sport, met vriendjes en vriendinnetjes, dat je helemaal vergeet om je kind bij Jezus te brengen. Geen gebedje leren voor het eten en voor het slapen; je kind niet laten merken dat God belangrijk voor je is (is God belangrijk voor je?), enzovoort. En als kinderen naar een niet-christelijke kinderopvang gaan – wie neemt het dan van je over? Niemand! Dat kan ook doordat je altijd op de kerk moppert. Altijd je kritiek op de kerk spuit waar je kinderen bij zijn. Nooit is het goed, altijd is er wel iets om op aan te merken. Laat jij aan je kinderen zien wie er achter de kerk staat – Jezus? Denk je dat kinderen Jezus leren kennen als ze niet leren: achter die kerk staat Jezus? Het kan doordat je je zo druk maakt met grote mensen zaken, de grote mensen-ruzies, in de kerk, dat je de kinderen niet eens ziet. En de kinderen worden vergeten. Je bent misschien wel altijd druk voor Jezus, maar je kinderen raak je onderweg kwijt. Dat kan toch niet? Dit is een grote valkuil voor dominees – dus ik heb het ook tegen mezelf. Het kan ook zijn dat je niets wilt weten van dingen in de kerkdienst die speciaal voor kinderen georganiseerd worden. Een kindermoment, een gezinsdienst. Als je denkt: Aandacht voor de kinderen in de kerk? Waar is dat voor nodig? Kijk dan naar Jezus. Waarom is aandacht voor kinderen in de kerk nodig? Omdat Jezus aandacht heeft voor kinderen. Het zijn hier juist de leerlingen van Jezus die de kinderen in de weg staan. Daarom: lieve mensen, ook de ouderlingen, diakenen, de dominee en de kerkelijk werker: wees kritisch op jezelf.Sta jij
kinderen in de weg of niet? 3. En dan het kind zelf. Het kind zelf… Misschien ben jij dat wel. Wat als je hier zit en denkt: ik ben daar zo slecht in, kinderen bij Jezus brengen. Of: ik heb daarin zulke fouten gemaakt. Ik heb mijn kinderen in de weg gestaan. En nu geloven ze niet meer. Of je hebt zo je best gedaan, gedaan wat je kon naar je beste weten maar je kind heeft niks met Jezus. Ach, en zo kan er veel meer zijn. Ik heb geen kind. Ik ben niet eens getrouwd. Wat moet ik anderen over Jezus vertellen. Ik weet niet eens of ik zelf wel echt bij Jezus durf te komen. Weet je wat dan zo mooi is? Jezus zegt niet alleen dat de kinderen bij Hem mogen komen. Iedereen mag bij Hem komen. Iedereen die Gods rijk wil ontvangen als een kind. Iedereen die Gods rijk zoekt en naar Jezus toekomt – iedereen is welkom bij Jezus. De kleine en de grote kinderen. Jij – jullie allemaal – jij mag het voorbeeld van die kinderen volgen. Naar Jezus toegaan – Heer, wilt u me aanraken? En dan merken hoe gul en liefdevol Jezus is. Hij slaat zijn armen om je heen. Sluit je in zijn armen. Natuurlijk wil ik dat. Ik hou van je! Volg jij dat voorbeeld van de kinderen? Naar Jezus gaan? Of kun je dat niet meer – naar Jezus toegaan en het koninkrijk van God ontvangen als een kind? Kinderen vinden het niet moeilijk om te krijgen. Grote mensen soms wel: ik kan mijn eigen broek wel ophouden. Ik heb geen hulp nodig. Ik red mezelf wel. Kinderen vinden alles prachtig – een kinderhand is snel gevuld. Grote mensen zijn kritisch geworden. Niet snel tevreden. Ontevreden misschien wel, en afstandelijk. Kleine kinderen zijn onbekommerd – ze denken nog niet na over zichzelf. Grote mensen vaak niet meer – wat zullen de anderen zeggen? Of: dat is vast niks voor mij. Kinderen weten dat ze klein zijn. Grote mensen soms niet meer: die denken dat ze heel wat zijn. Trots, arrogant. Ze willen kopen, pakken, versieren, veroveren. Ben jij geen kind meer? Het koninkrijk van God is voor wie als een kind naar Jezus toe gaat. Het rijk van God binnengaan: dat kan alleen als je het ontvangt als een kind. Ben jij als een kind? Dan ben je welkom bij Jezus. Bid daarom dat de Geest je steeds weer maakt als een kind.Want of je nu een groot kind bent of een klein kind – iedereen is welkom bij Jezus.
Marcus 1,29-39 - Het geheim van Jezus' macht
Doop Hieke Wester
Liturgie Voorzang: Gez 167 Stil gebed Votum / groet Zingen: Gez 148,1.2.4 (’s Middags: Gez 167) Wet Zingen: Ps 25,5.7 Gebed Lezen: Marcus 1,21-39 Zingen: Abba, Vader (‘s Middags Ps. 89,8.10.11) Preek over Marcus 1,29-39 Zingen: Gez. 115 (’s Middags Geloofsbelijdenis Zingen: Gez 161,1.4) Doop: - lezen doopformulier -: zingen Gezang 161 - vragen & gebed - Marloes Wester leest gedicht - doop Hieke Ytsje Wester - zingen: Gez 124,4,5 - doopkaart Gebed Collecte Zingen: Ps 89,1.7.8 (’s middags allen 1 en 7) Zegen Opmerking: ik hoor het graag van te voren wanneer deze preek ergens gelezen wordt. Mijn mailbox is geduldig:
[email protected]
Preek over Marcus 1,29-39 – Het geheim van Jezus’ macht Beste mensen, gasten en familie, gemeente van Jezus Christus, 1. Bij wie hoor jij? Stel je voor. Hieke is op schoolreisje naar de dierentuin. Dus ze hoort bij de groep van haar school. Ze blijft wat te lang bij de apen staan, en opeens is ze haar groep kwijt. Ze schrikt, wordt bang. ‘Straks gaan ze weg zonder mij en blijf ik hier alleen achter!’ Hieke begint te huilen en loopt naar een kraampje toe waar ze knuffels verkopen. ‘Ik ben mijn groep kwijt.’ Gelukkig staat er een aardig meisje achter het kraampje. Ze vraagt: ‘Waar hoor je bij? Hoor je bij een school? Hieke noemt de naam van de school, en die wordt even later omgeroepen. Daar komt al een meester aangerend!
Gelukkig, Hieke is weer terug. Je zult maar nergens bij horen… Dan ben je alleen. Dan kan niemand je helpen. Niemand zorgt voor je. Bij wie hoor jij? Wie zorgt er voor jou? Wie kan jou helpen? Bij welke groep, bij welke mensen hoor jij? Bij je gezin – je vader, je moeder, je broer, je zus? Bij je vriend of je vriendin, man of vrouw? Je kunt ook bij een kerk horen. Bij Jezus horen. Straks na de preek wordt er een klein meisje de kerk in gedragen. Hieke Wester heet ze. Ze wordt hier binnengebracht en daarna gedoopt. Vanaf dat moment is ze doop-lid van de gemeente. Ze wordt hier bij Jezus gebracht. De doop laat zien: ook dit kleine meisje mag bij Jezus horen. En elke zondag komen er hier mensen bij elkaar. Waarom? Al die mensen komen bij elkaar op zondag omdat ze bij Jezus horen. En via Jezus horen ze bij God. Waarom willen we hier in de kerk eigenlijk bij Jezus horen? Dan maakt het nogal wat uit wie die Jezus is. Jullie, Jacob en Baukje, willen dat Hieke bij Jezus hoort. Jullie, gemeenteleden, jullie komen hier omdat jullie bij Jezus willen horen. Maar wie is die Jezus eigenlijk? Dat maakt nogal uit. Als hij iemand is waar je bang voor moet zijn; of iemand met een grote bek waar je niks aan hebt, waarom zou je dan bij hem willen horen? Maar als hij heel rijk is, of heel sterk, dan is het juist handig. Daarom staan we daarbij stil: wie is die Jezus? Waarom zou je bij Jezus willen horen? In dit verhaal uit Marcus zie je dat hij machtig is. Laten we eens kijken wat hij allemaal doet en hoe het komt dat hij zo machtig is. 2. Jezus begint net met zijn publieke loopbaan. Eigenlijk direct zijn de mensen van Jezus onder de indruk. Misschien is het dus zo gek niet om bij Jezus te horen! Wat is er zo indrukwekkend aan Jezus? Eigenlijk zijn hele manier van optreden. Als hij praat en onderwijs geeft, straalt hij iets uit. Hij is overtuigd van zijn boodschap, hij spreekt met gezag. Nu heb je die mensen meer. Grote stellige woorden. Maar als het erop aankomt, heb je d‘r niks aan. Heb je wat aan Jezus’ grote woorden? Kijk maar es.Jezus is naar de synagoge geweest, zeg maar naar de kerk. Na kerktijd gaat hij meteen met Simon Petrus mee naar zijn huis. Simon is getrouwd en woont vlakbij de synagoge. Simons schoonmoeder is er ook. Nee, nu komt er geen grap over schoonmoeders. Ze heeft koorts. Vraag maar eens na bij iemand die pas flinke koorts gehad heeft: daar ben je goed ziek van. Je wordt er in elk geval slap en moe van. Meteen als ze thuis komen beginnen ze er over. Jezus gaat naar haar toe. Hij pakt haar hand en helpt haar overeind. De koorts is weg! Dus Jezus zegt: Zo, je bent beter; ga maar lekker slapen zodat je weer sterk wordt? Nee, dat zegt Jezus niet. Ze is niet moe, of slap in de benen; maar meteen weer helemaal de oude. Ze is er weer helemaal, vol energie.
Onvoorstelbaar toch? Net in de synagoge had Jezus ook al iemand beter gemaakt. Het was man in wie een onreine, duivelse geest woonde. Jezus had die geest weggestuurd en de man was weer helemaal beter. En nu: een zieke in bed overeind helpen – en ze is weer helemaal de oude! Als dat bekend wordt, ja, dan komt de hele stad met z’n zieken naar het huis van Petrus toe. Allemaal zieken. Allemaal verschillende ziektes. En demonen die mensen in hun greep houden. Dat zou jij toch ook doen? Jezus geneest ze allemaal! Zo kan niemand het. Dit doet niemand Jezus na. Horen bij Jezus, wat heb je daar aan? Kijk dan maar hoe machtig Jezus is. Hij vertelt over het koninkrijk van God. Hij zegt tegen de mensen dat ze zich moeten bekeren. God zal alles nieuw maken. Mooie praatjes? Nee dus! Jezus laat zien dat Hij er inderdaad voor kan zorgen: Alles wordt nieuw. Genezen. Niemand is zo machtig als Jezus. Daar wil je toch bij horen, bij die Jezus! Dat wil je je kind toch meegeven? 3. Nou ja – het is een mooi verhaal, maar hoe weet ik dat het zo echt gegaan is? Marcus kan het wel mooi vertellen, maar is het echt gebeurd? Daar wil ik wel iets over zeggen. Want weet je wat zo grappig is bij Marcus? Waarschijnlijk heeft Marcus veel met Simon Petrus gepraat. Hij heeft de verhalen van Petrus zelf gehoord en ze direct opgeschreven. En dat kun je merken als je goed op let. Marcus vertelt hier allerlei dingen waardoor je merkt: hij heeft gepraat met iemand die erbij was. Simon zelf! Kijk maar eens mee. Vers 30. Daar staat in het grieks: Simons schoonmoeder lag met koorts in bed, en ze zeggen het tegen Jezus. In plaats van ze zeiden. Je hoort het Simon zelf zeggen. ‘Ze lag ziek in bed. Dus wij zeggen tegen Jezus…!’ Vers 31. Jezus wordt door Simon Petrus naar het bed van zijn schoonmoeder gebracht. Het staat bij Simon nog op z’n netvlies gebrand: Jezus pakt haar hand vast en helpt haar overeind. Alleen in Marcus wordt verteld dat het zo ging. Je ziet het gebeuren! Vers 32. Simon weet het nog precies. Het was op een sabbat. Dus overdag bleven de mensen allemaal thuis. Ze mochten op sabbat niet met hun zieken sjouwen. ’s Avonds is de sabbat voorbij. Dan mag je weer sjouwen. En dus brengt iedereen ’s avonds zijn zieken naar het huis van Simon. Simon ziet het nog voor zich: hij loopt naar de deur toe. En heel de stad staat voor de deur! Dat vertelt alleen Marcus. Je hoort het Simon zelf vertellen. Hoe kijk jij tegen de bijbel aan? Als je zo’n verhaal leest, wat denk jij dan? Mooi verhaal, maar het zal wel wat overdreven zijn? Of: ik geloof er niks van dat dit allemaal echt gebeurd is? Of: ik wou dat ik er bij geweest was? Je ziet aan dit verhaal van Marcus dat de bijbel zo’n gek boek nog niet is. Als je deze geschiedenis leest, hoor je het verhaal van Simon zelf. Hij was er bij. Het gebeurde allemaal bij zijn eigen huis! Jezus logeerde bij hem thuis. Het was zijn schoonmoeder. Heel de stad stond bij zijn voordeur. Hij
heeft het zelf gezien: al die genezingen. Marcus verzint geen sprookjes. Marcus vertelt wat hij van Simon Petrus zelf gehoord heeft! Jezus is echt machtig! Wat is er mooier dan gedoopt worden en bij Jezus horen? 4. Wat maakt Jezus zo bijzonder, zo machtig? Nou, Marcus vertelt verder. De hele avond is Jezus bezig geweest: zieken genezen, uitdrijven van demonen. Het zal wel laat geworden zijn. Maar Jezus sliep de volgende dag niet uit. Voor de zon op komt gaat hij naar buiten: naar een plek, waar hij helemaal alleen is. Als Simon wakker wordt, merkt hij: Jezus is weg! Hij maakt de anderen wakker. Hé, Jezus is weg! We moeten hem gaan zoeken. Ze stropen de hele omgeving af. Waar is Jezus? Ze vinden Jezus terwijl Hij aan het bidden is. Voor Jezus is bidden niet alleen iets van de sabbat, de zondag. Ook op maandag begint zijn dag met bidden. Hij gaat er vroeger voor uit bed. Waarom? Omdat de band met God, zijn Vader, het geheim van zijn leven is en van zijn macht. Ze horen bij elkaar, en ze hebben ook wat met elkaar. Jezus leeft met God. Zijn band is een levende omgang met God. Die band met zijn Vader is de bron van zijn leven, zijn identiteit, van wat Hij doet en zegt. Bij zijn Vader vindt Jezus liefde, energie, inspiratie. Van zijn Vader krijgt Hij zijn opdracht. Zijn Vader is alles voor Hem. Daarin was Jezus bijzonder, maar Hij is tegelijk een voorbeeld voor ons. Misschien denk jij wel: ‘Ik merk zo weinig van God. Ik kom Hem nooit tegen. Hij laat mij nooit eens merken dat Hij er is.’ Als je getrouwd bent maar altijd werkt en druk bent, dan kom je je partner niet tegen. Dan merk je weinig van elkaar. Zou het bij God anders zijn? Daarom vraag ik je: leg je eigen leven eens naast dit voorbeeld van Jezus. Hoe is jouw band met God en met Jezus? Hoe vaak sta je door de week eerder op om bij Jezus te zijn, bij God? Een stuk uit de bijbel lezen en dat op jezelf betrekken? Daarbij bidden: danken voor wat je leest, vragen om wat je belooft wordt? Zo hebben wij een vriend met een goeie baan ergens als directeur. Hoe kan hij zijn drukke baan volhouden? Zo zegt hij het zelf: alleen doordat hij elke dag vroeg op staat om bij zijn bureau te bidden, de bijbel te bestuderen en aantekeningen te maken. Het werkt wat dat betreft bij ons niet anders dan bij Jezus. Tijd nemen om bij God te zijn, het is het geheim van Jezus’ macht. Dat zeg ik niet omdat ik dat zo goed voor elkaar heb. Maar wel omdat dit ook het geheim is van ons leven als christen. Neem een voorbeeld aan Jezus. Dan deel je in zijn geheim: een leven dichtbij God. 5. Misschien hebben Simon en de anderen even bedremmeld staan kijken. Maar lang duurde dat niet. Je hoort Simon zelf vertellen: ‘En toen vonden we hem. Dus we zeggen
tegen hem: Iedereen zoekt u! Alleen Marcus vertelt dat Simon op zoek ging en dit zegt. Matteüs en Lucas vertellen het niet. Dit moment is ook wat gênant voor Simon. Wel eerlijk dus dat hij het vertelt! Hij ziet niet dat dit het geheim is van Jezus’ optreden. Jezus’ gebed wordt ruw verstoord. ‘Iedereen is naar u op zoek!’ Ze willen dat Jezus terug komt naar Kafarnaüm. Er zijn nog meer zieken om te genezen. Iedereen zoekt Jezus! Maar Jezus wil niet. Hij wil naar de andere dorpen. Jezus wil iets anders dan Simon en de rest. Je kunt Jezus zoeken. Dat wil niet zeggen dat je Jezus wilt volgen. Ik ben eens bij iemand thuis geweest en daar zag ik een briefje op een deurpost geprikt. ‘Wie Jezus wil volgen moet hem wel eerst voor laten gaan.’ ‘Wie Jezus wil volgen moet hem wel eerst voor laten gaan.’ Jezus zoeken is niet zo moeilijk. Iedereen zoekt Jezus. Jezus, kom mee. Jezus, u moet dit doen. Jezus, wat vindt u hiervan? En dan zegt Jezus: Laten we ergens anders heen gaan. M oet Jezus doen wat jij wilt? Moet hij in jouw straatje passen? Of laat je Jezus voorgaan en wil je Jezus volgen? Wat moet Jezus volgens jou doen? Wonderen, genezingen, demonen uitdrijven? Spectaculaire dingen doen? Zo kun je op allerlei manieren vasthouden aan jouw ideeën over Jezus. Dat kunnen ideeën zijn over hoe het in de kerk moet gaan. Moet het blijven zoals het altijd geweest is? Moet het allemaal vernieuwend zijn? Het kunnen ook ideeën zijn over wat Jezus voor jou moet doen. Moet Jezus jouw problemen oplossen en het verder jou naar de zin maken? En eventueel jouw zonden vergeven? Zoek Jezus niet alleen, maar volg Jezus ook. Hij gaat eerst. ‘Wie Jezus wil volgen moet hem wel eerst voor laten gaan.’ Dat betekent dat je vraagt: Heer, wat wilt u? Bespreek met anderen wat Jezus zou willen dat jij doet. Of probeer je voor te stellen dat Jezus bij je in de kamer zit. Wat zou hij zeggen als je je keuzes met hem bespreekt? Kun je hem recht in de ogen kijken en zeggen: Ik heb mijn keuzes met u gemaakt? Wat doe je als hij zegt: En nu gaan we iets anders doen? Laat Jezus voorop gaan. En ga met Hem mee, waar Hij heen gaat. 6. Jezus begint met zijn optreden. Meteen is de duivel er ook bij. Het lijkt wel of er in de tijd van Jezus extra veel mensen waren waar een boze geest in woont. Die bezeten mensen schreeuwen Jezus toe. ‘Wat moet je, Jezus van Nazareth?’ Ze proberen hem belachelijk te maken. Hem bang te maken. Maar Jezus is machtiger. Hij verbiedt de demonen iets over Hem te zeggen. Ze moeten stil zijn, kijk maar in vers 34. Tegelijk werkt de duivel ook onopvallend. Ook zijn eigen leerlingen, Simon als eerste, leiden hem af.
Jezus, kom terug! Iedereen zoekt u. Terwijl Jezus zit te bidden. Hij neemt tijd om bij zijn Vader te zijn. Zijn leerlingen maken de stilte kapot. Jezus laat zich niet afleiden. Hij is sterk door zijn band met zijn Vader. Daar put hij kracht, ook om nu weer verder te gaan. Dus zegt Hij: Nee Simon, niet terug naar Kafarnaüm. Laten we ergens anders heen gaan. Ik moet ook in al die kleine dorpjes het goede nieuws brengen. Daar ben ik voor gekomen. Jezus houdt vast aan zijn opdracht, ondanks tegenwerking.En die opdracht is: Mensen in Gods koninkrijk brengen. Naar aanleiding daarvan twee dingen: Laat je daardoor bemoedigen. Er kan tegenstand zijn in je leven. Van demonen, van ziekte. Je wordt moedeloos. Waarom gebeuren er zoveel heftige dingen met mij? Maar het kan ook tegenstand zijn van mensen die heel dichtbij je staan. Iemand van wie je houdt maar die je bij Jezus weg trekt. Die je stille tijd verstoort. Je wilt tijd nemen voor God. Maar het lijkt wel of het je niet gegund wordt. Of iets anders wat daarop lijkt. Weet dan: Jezus is machtig. En jij bent sterk in Hem, als je dichtbij Hem blijft. Volg Jezus, blijf bij Hem. Dan houdt Hij je vast. En als tweede: Jezus houdt ondanks tegenstand vast aan zijn opdracht. Hij maakt het Simon en de anderen niet naar de zin. Jezus komt niet om het ons naar de zin te maken. Hij komt met een opdracht. Wij zijn er ook niet om het elkaar naar de zin te maken. Ook wij hebben een opdracht: Mensen bij Jezus brengen! Ze dopen. Samen dichtbij Jezus blijven. Laat je niet afleiden, maar houd vast aan die opdracht. Want bij Jezus horen is het mooiste wat er is. Als jullie dat meegeven aan Hieke, als wij daar als gemeente om heen staan en meedoen, dan geven we haar het mooiste en het belangrijkste mee wat we haar kunnen meegeven.