manifest
28 11 2013
VERSLAG MANIFESTATIE DE STEM VAN TALENT
. INHOUD
VERSLAG MANIFESTATIE DE STEM VAN TALENT 28 NOVEMBER 2013
4
HET MANIFEST DE STEM VAN TALENT
5
VERSLAG VAN DE WERKGROEPEN - STELLING 1
7
- STELLING 2
12
- STELLING 3
13
- STELLING 4
16
- STELLING 5
17
- STELLING 6
19
- STELLING 7
21
- STELLING 8
22
- STELLING 9
24
- STELLING 10
26
. COLOFON Dit verslag is opgesteld door de begeleiders van de verschillende werkgroepen onder leiding van Leon Boelens, hoofdredacteur van BrightLights.nl. Dit waren Esther van Duin, Koen Derks, Lisette Simons, Frank Komrij en Lotte Lijnzaad.
De organisatie van de dag was in handen van Leon Boelens, Lars Wuestman, Martijn de Graaff (BureauQ) en Rolf Schreuder van Stichting BrightLights. .3
. VERSLAG MANIFESTATIE DE STEM VAN TALENT OP 28 NOVEMBER 2013 Op 28 november 2013 vond de manifestatie ‘De Stem van Talent’ plaats. Leerlingen uit het voortgezet onderwijs hebben een hele dag nagedacht en gediscussieerd over ideeën en oplossingen die alle talenten in Nederland echt vooruit helpen. De Stem van Talent manifestatie is een initiatief van Stichting BrightLights en wordt gesteund door LAKS, JOB, FNVJong en CNV Jongeren. De dag startte met een uitleg van Jasper Varwijk van het ministerie van OCW over het beleidsproces rond het thema TopTalent. Het doel is om in maart 2014 een plan van aanpak gereed te hebben, waarvoor OCW nu input verzamelt. Er werd daarna gewerkt in vijf groepen van ongeveer 15 leerlingen en gesproken over in totaal tien stellingen die betrekking hebben op het thema. De opdracht was om de stellingen te accepteren of te veranderen en te onderbouwen met argumenten voor en tegen. Daarbij is er ook nagedacht over ‘Hoe’ de voorgestelde ideeën en oplossingen ook werkelijk toegepast kan worden. Vervolgens hebben de leerlingen de voorstellen aan de hele groep gepitcht en gestemd in welke volgorde ze in het manifest De Stem van Talent terecht moesten komen, in volgorde van belang. Staatssecretaris van Onderwijs, Sander Dekker, heeft het manifest aan het einde van de dag in ontvangst genomen samen met Remco Barendregt, voorzitter van LAKS, Marjelle Boorsma, bestuurslid van FNVJong en Michiel Steenis van JOB, de studentenorganisatie in het MBO. De discussie die daarop volgde met de staatssecretaris en de aanwezige jongeren maakte duidelijk dat veel oplossingen die worden voorgesteld in het manifest juist in combinatie met elkaar kunnen werken. Wanneer leerlingen bijvoorbeeld in staat worden gesteld om eerder vakken af te ronden, is er meer ruimte om te werken aan andere competenties of interessegebieden (voorstellen 1, 2 en 3). Deze kunnen bijvoorbeeld begeleidt door de talentcoach worden aangeboden worden door scholen in samenwerkingen in de onderwijsketen en de buitenwereld van maatschappelijke organisaties en bedrijven (voorstellen 7, 8 en 10). Deze activiteiten die leiden tot excellente prestaties die verder gaan dan alleen de vakken kunnen dan weer aanleiding zijn voor vormen van beloning en bijvoorbeeld een cum laude certificaat (voorstellen 4 en 9). De relatie tussen docent en de leerling verdient meer aandacht in het beleid. Niet alleen de beoordeling van de kwaliteit van de docent is belangrijk, ook de persoonlijke band brengen de leerlingen naar voren als een voorwaarde voor topprestaties. (voorstellen 5 en 6).
.4
. HET MANIFEST 1. Leerlingen die dat kunnen moeten meer zelf hun onderwijs onder begeleiding kunnen samenstellen en altijd elk vak op het bij hen passende niveau kunnen doen. Er moet echter wel een basispakket blijven waar alle leerlingen aan moeten voldoen. Examen doen kan per vak en onafhankelijk van leeftijd.
2.
De meest gemotiveerde topleerlingen zouden meer internationale contacten en ervaring moeten kunnen opdoen door korte en/of lange samenwerkingen en bezoeken aan het buitenland.
3.
Er moet binnen het curriculum meer aanbod en ruimte komen voor het ontwikkelen van vaardigheden (ondernemen, communiceren et cetera). Ook moet er ruimte komen voor interesses op het gebied van vervolgonderwijs (zoals psychologie, rechten, technisch ontwerpen et cetera)
4.
Talenten moeten een beloning krijgen die past bij hun individuele situatie. De beloning kan financieel zijn, maar ook andersoortig, zoals een aangepast lesrooster.
5.
Prestaties van docenten moeten zichtbaar gemaakt worden voor schoolleiding en leerlingencomité. Bij structureel onderpresteren of bovengemiddeld presteren van een docent moeten daaraan negatieve consequenties of beloningen aan verbonden zijn.
6.
Leerlingen moet hun eigen docent kunnen kiezen in de vakken waarin zij willen en/of kunnen excelleren.
7.
De samenleving, bedrijven en organisaties zouden leerlingen met aanleg, interesse en/of talent de moeten geven kennis te vergaren over een vakgebied door middel van stages, meeloopdagen, oriëntatiedagen en bedrijfsprojecten. Bedrijven en organisaties profiteren van het organiseren van deze activiteiten. Scholen moeten voor deze activiteiten tijd vrijmaken en er aandacht in steken.
8.
Op elke school moet de mogelijkheid zijn om een talentcoach te krijgen. De mentor kijkt naar je welzijn en algemene ontwikkeling, de talentcoach helpt je met je talenten. Er moet een landelijk erkend Cum Laude certificaat komen dat werkhouding, inzicht en kennis meet, per vak, dat bijvoorbeeld voorrang geeft in honourprogramma’s in het hoger onderwijs. Scholen in het voortgezet onderwijs moeten meer samenwerken met
elkaar en met hogescholen en universiteiten. Maar ook bedrijven en maatschappelijke
organisaties moeten hun deuren openen voor nieuwsgierige leerlingen.
9.
10.
.5
. STELLING 1 Na het pitchen van de voorstellen van de werkgroepen aan elkaar hebben alle deelnemers 10 munten gekregen om te verdelen over de voorstellen die hun voorkeur hebben. Zo is een prioriteit ontstaan van de voorstellen die zo het manifest vormen. Opvallend is dat nummer 1 heel duidelijk gekozen is, op niet al te grote afstand van de andere voorstellen die toch redelijk dicht bij elkaar liggen qua voorkeur van de leerlingen. Voorstel 1
126 (20.3%)
Voorstel 2
89 (14.3%)
Voorstel 3
67 (10.8%)
Voorstel 4
64 (10.3%)
Voorstel 5
56 (9.0%)
Voorstel 6
54 (8.7%)
Voorstel 7
53 (8.5%)
Voorstel 8
41
(6.6%)
Voorstel 9
37
(5.9%)
Voorstel 10
35
(5.6%)
622
(100%)
Totaal
.6
“Leerlingen die dat kunnen moeten meer zelf hun onderwijs kunnen samenstellen en altijd elk vak op het bij hen passende niveau kunnen doen. Examen doen kan per vak en wordt onafhankelijke van leeftijd.” AANGEPAST NAAR - VOORSTEL 1 “Leerlingen die dat kunnen moeten zelf hun onderwijs onder begeleiding kunnen samenstellen en altijd elk vak op het bij hen passende niveau kunnen doen. Er moet echter wel een basispakket blijven waar alle leerlingen aan moeten voldoen. Examen doen kan per vak en onafhankelijk van leeftijd.” VOOR De leerlingen waren het over het algemeen eens met de stelling, maar hebben vooral gesproken over de voorwaarden die nodig zijn en belangrijk zijn om het voor elkaar te krijgen. • Het is goed om te focussen op vakken waar je goed in bent, dit stimuleert om je talenten te ontwikkelen en energie (motivatie) te hebben voor de vakken waar je minder goed op presteert. • Talent gaat gepaard met interesse. Vakken waar je jezelf voor interesseert die kies je. Dit levert voor de economie op de lange termijn beter mensen af dan de gemiddelde leerlingen van nu. • Eens met de stelling, maar leerlingen vinden het wel belangrijk dat er goede begeleiding komt bij het samenstellen van een vakkenpakket op maat. • Doordat je sneller met je talentvakken aan de gang kan, houd je waar schijnlijk meer tijd over aan het eind. Dus als je VWO doet en al eindexamen hebt gedaan in de 4de in een vak, dan houd je daarna uren over om te besteden aan andere talenten (een extra vak kiezen, of buitenschoolse activiteiten) • Ouders zijn ook belangrijk: moeten meehelpen thuis bij het inspireren, stimuleren en ondersteunen. Eventueel ouders laten meebeslissen. • Er moet ruimte komen in het curriculum om te ontdekken waar je talenten liggen, in welk vak of welke vaardigheid je meer uitgedaagd zou willen worden. Bijvoorbeeld door het aanbieden van snuffelstages, korte introduc- tievakken (Chinees/Spaans/ICT/websites bouwen) • Het is wel erg lastig om zelf te bepalen welke vakken je op een hoger niveau wilt doen en of dit niet samen moet gaan met een ander vak. Hier zou begeleiding voor moeten komen vanuit school. Iemand die je bijvoorbeeld kan adviseren om natuurkunde en wiskunde samen op een hoger niveau te doen. • Voorwaarde voordat je vakken op een hoger niveau mag doen: - Je mag geen onvoldoendes staan op je eindlijst - Eventueel een controle test in het eindexamenjaar voor de vakken waar je al eerder eindexamen in hebt gedaan (of je de stof nog goed genoeg .7
.1 - - - - -
.1 beheerst om naar je vervolgopleiding te gaan) Het mag niet ten koste gaan van vakken waar je minder goed in bent Er moet een basispakket blijven Er moet goede begeleiding komen Het mag niet ten koste gaan van vakken waar je minder goed in bent Er zou een mogelijkheid moeten blijven om te switchen tussen gekozen vakken (is nu erg moeilijk als je een profiel hebt gekozen)
TEGEN De leerlingen konden weinig tegen argumenten bedenken op de stelling, zo als hij geschreven werd waren ze allemaal al vóór de stelling. Uiteindelijk bleken er wel een paar voorwaarden die de leerlingen belangrijk vonden. N.a.v. die voorwaarde is de stelling aangepast. • Je moet wel breed genoeg opgeleid blijven, dus niet alleen focus op de vakken die je leuk vind / goed kan. Daarom zal er wel een basis pakket aan vakken en niveau moeten blijven waarop alle leerlingen eindexamen doen. • Het is logistiek heel moeilijk te regelen -> kost veel extra manuren van do- centen of begeleiders die met jou als leerling kijken wat je op een hoger niveau zou kunnen doen • Een valkuil is dat leerlingen alleen vakken die ze leuk vinden op een hoger niveau gaan volgen en de vakken die ze minder leuk vinden op “normaal” niveau en daar misschien lui voor worden / geen uitdaging in vinden. NEVENIDEEËN • Op de basisschool geven bovenbouwers les aan leerlingen uit lagere groepen • Middelbare scholieren geven les op basisschool en studenten aan leer lingen op de middelbare school • Leerplicht afschaffen/andere leeftijdsgrens geven, zodat kinderen al op hun 14de eindexamen kunnen doen en naar de universiteit kunnen • Basisschool en middelbare school combineren, zodat je als kind al op jonge leeftijd makkelijker door kan gaan op je eigen niveau • Meer wiskunde op de basisschool, dat zorgt voor een bepaalde groep leer- lingen voor meer uitdaging • Er moet een test periode (pilot fase) komen op een aantal scholen om uit te proberen wat de effecten zijn van zelf vakkenpakketten samen stellen en het volgen van vakken op hogere niveaus. • Op de basisschool moet al meer ruimte komen voor uitblinkers om vakken / lesmethodes van de middelbare school te gebruiken • Als je onvoldoendes staat op je lijst kan je geen extra vak kiezen, als je alle- maal voldoendes staat mag je als beloning een extra vak erbij kiezen. • Als je gemiddeld een 8 of hoger staat, mag je als beloning ipv 1 zelf 2 extra vakken doen en van bepaalde vakken lesuren missen om te besteden aan andere vakken.
.8
AANDACHTSPUNTEN • Wat doe je als je zakt voor sneller eindexamen vak? -> 1x herkansings mogelijkheid • Er moet een maximum zijn van het aantal vakken wat je op een hoger niveau gaat volgen zodat het logistiek nog wel haalbaar blijft. • De lengte van lesuren moet aangepast / flexibeler gemaakt worden zodat je langer bezig kan blijven met de vakken waar je uitdaging uit haalt. HOE? • De opsplitsing van VMBO, HAVO, VWO zou afgeschaft moeten worden en er zou één basisniveau moeten komen waar iedereen aan voldoen. Daar bovenop kan iedere leerling met behulp van de keuze begeleider / coach kiezen welke vakken hij kiest en op welk niveau. Dit resulteert dan in een pakket op maat. • Het zou goed zijn om op de basisschool alvast aan de gang te gaan met middelbare school vakken, en op de middelbare school alvast aan de gang gaan met universitaire vakken. Dit is een logistiek haalbare manier omdat de huidige docenten / leerkrachten andere stof aanbieden aan de leerlingen die hier om vragen. Deze lesmethodes kunnen ze aan docenten / leerkrachten uit hogere jaren vragen, of via universitaire opleidingen die gerelateerd zijn aan hun vak (kijken welke boeken daar gebruikt worden). • Minder uren per vak, kwaliteit boven kwantiteit. Dit heeft als gevolg dat do- centen meer verdienen per uur en leerlingen kiezen zelf de tijdsbesteding die ze willen dus gaan met meer motivatie naar school. • Er moet geen lesrooster per klas meer zijn maar per vak. Zodat je als leerling bij de lessen kan gaan zitten die op jou niveau worden aange- boden. Bv. maandag 1ste uur Engels op niveau 2 en daarna 3de uur .9
.1
.1
wiskunde/natuurkunde op niveau 3, gevolgd door de middag lesuur 4 Nederlands op niveau 1. In de ochtend en eind van de dag heb je dan wel een moment (mentorles) met je “stamgroep” waar je je verbonden mee voelt en de dag mee start/afsluit. • De uren van vakken die je beheerst moet je kunnen gebruiken voor vakken waar je minder goed in bent of voor uitdagende buitenschoolse activiteiten (sport / commissiewerk etc.) • De aansluiting van PO naar VO moet beter. Het niveau verschil is nu erg groot. Op de basisschool moeten al meer uitdagende vakken worden aangeboden met de mogelijkheid om dit op een hoger niveau te doen. • Het basispakket moet minimaal de volgende vakken bevatten: Engels, Nederlands, wiskunde. Er kan ook gebruik gemaakt worden van de huidige profielen om als basis te laten dienen voor het volgen van vakken op een hoger niveau. Naast de huidige profielen zou er meer keuze mogelijkheid moeten zijn voor vakken in de vrije ruimte (er zitten nu vaak restricties aan de vrije ruimte vakken zodat je met profiel N&G bv geen Geschiedenis of economie in je vrije ruimte kunt kiezen.) • Er moet meer ruimte komen in het curriculum om te ontdekken wat je goed kan en wat je leuk vind. Bv in de vorm van een vak: persoonlijke ontwikke- ling (PO). Waarin leerlingen a.d.h.v. opdrachten / werkbezoeken / activiteiten ontdekken wat ze leuk vinden om te doen zodat ze daar hun vakkenpakket en niveau op kunnen aanpassen. Er moet voor gewaakt worden dat er niet te vroeg wordt gekozen, leerlingen geven aan dat ze het moeilijk vinden om te vroeg te moeten kiezen voor vakken die belangrijk zijn voor hun vervolg studie. • Er moet een goede omgeving zijn die de leerlingen optimaal uitdaagt en ondersteund om meer uit zichzelf te halen (omgeving is ook het lesmateriaal wat uitdagend moet zijn, maar daarnaast de ouders, vrienden en leer krachten) - Als je als leerling een vak op een bepaald niveau volgt moet je eerst overleggen met je keuze begeleider om dit vak op hoger niveau te gaan volgen - Op school moet een keuzebegeleider / coach komen (dit zou een nieuwe functie kunnen worden waar een nieuwe opleiding voor komt, maar kan ook gedaan worden door de mentor, decaan of afdelingsleider kunnen zijn of per vak één docent) die iedere leerling begeleid in het maken van de keuze voor vakkenpakket en niveaus van vakken. Deze begeleider moet er voor zorgen dat de leerlingen de juiste vakken combinatie kiezen (bv. als een leerling natuurkunde op een hoger niveau wil doen dat dit wel moet samengaan met wiskunde op een hoger niveau). En deze begeleider kan ook voorlichting geven aan de leerling over welke vakken nodig zijn om een bepaalde vervolg studie in te komen. De coach / be- geleider moet met de leerling praten over wat er bij hem past, wat hij leuk vind, waar hij goed in is en er zo achter komen waar de talenten van kinderen liggen en welke vakken en niveaus daar bij passen.
- -
. 10
Om dit plan te bewerkstelligen wordt er veel gevraagd van de leer- krachten / docenten. De leerlingen geven aan dat ze het meest gemotiveerd raken en uitdaging zoeken voor de vakken waar ze goede docenten voor hebben. De docenten moeten daarom een hele goede opleiding krijgen waarin ze leren om te gaan met de verschillen tussen leerlingen en leren hoe ze leerlingen kunnen motiveren om meer uit zichzelf te halen De school omgeving moet zo ingericht worden dat je je veilig voelt en op je gemak. Bv. genoeg plek om in stilte te werken aan je eigen vak op jouw niveau. De leerlingen hebben ook behoefte aan een “chillruimte” om tot rust te kunnen komen, met een bank./magnetron/muziek etc. Er wordt ook gesproken over een “pest protocol” wat er voor moet zorgen dat kinderen die bepaalde vakken op een hoger niveau willen doen niet meteen uitgelachen of gepest worden.
. 11
. STELLING 2
. STELLING 3
“De beste scholieren moeten meer internationale contacten kunnen opdoen door uitwisselingen, buitenlandstages et cetera.”
“Er moeten nieuwe schoolvakken komen op het gebied van vaardigheden (ondernemen, communiceren et cetera) en vakken die aansluiten op vervolgonderwijs (zoals psychologie, rechten, technisch ontwerpen et cetera).”
AANGEPAST NAAR - VOORSTEL 2 “De meest gemotiveerde topstudenten zouden meer internationale contacten en ervaringen moeten kunnen opdoen door korte en/of lange samenwerkingen en bezoeken aan het buitenland.” VERLOOP DISCUSSIE De leerlingen vinden het idee dat een externe (landelijke) commissie over de selectie beangstigend. Liever zien zij dat dit door de scholen zelf wordt gedaan omdat de leerlingen op die manier zeker weten dat hun inspanningen van het hele jaar mee worden gewogen. Een ander opmerkelijk punt is dat belangrijk is dat het wel leuk blijft. Deze opmerking werd terloops gemaakt en met vol gejuich over genomen. Ze willen daarnaast dat het geenszins een verplichting wordt. De intrinsieke motivatie is van doorslaggevend belang. PLAN De leerlingen stellen voor dat het voor in totaal 10.000 leerlingen jaarlijks mogelijk wordt om naar het buitenland te gaan. De selectie moet gebeuren door een speciale commissie op de school zelf. Hier hebben de mentoren en de leraren zitting in. Om geselecteerd te worden moeten de leerlingen een brief sturen. Bij de selectie wordt de motivatiebrief voor 75% meegewogen en de cijferlijst voor 25%. Voor iedere leerling is een budget van €1.500 vrijgemaakt dat naar eigen inzicht besteed mag worden. Vanuit de overheid moet in samenwerking met partijen die vrijwilligerswerk/uitwisselingen/stages aanbieden een groot aanbod van mogelijkheden worden samengesteld. Hier kunnen de leerlingen vervolgens uit kiezen. Wel is er de verplichting voor elke leerling om voor tenminste 50% het project vervolgens zelf in te vullen. Dit kan bestaan uit een eigen onderzoek, eigen accommodatie regelen etc. De leerlingen geven aan dat ze het ook belangrijk vinden dat er nadat de buitenlandervaring voorbij is, nog contact wordt onderhouden met de plek waar zij zijn geweest. Dit kan bestaan uit het schijven van brieven tot het inzamelen van geld voor het project waar zij destijds aan hebben gewerkt. Daarnaast vinden de leerlingen dat de overheid dit ook moet stimuleren door bijvoorbeeld een jaar na het project nog een beetje geld ter beschikking te stellen.
. 12
AANGEPAST NAAR - VOORSTEL 3 “Er moet binnen het curriculum meer aanbod en ruimte komen voor het ontwikkelen van vaardigheden (vb. communiceren, ondernemen, debatteren, leren leren en persoonlijke ontwikkeling). Ook moet er binnen het curriculum ruimte komen voor interesses op het gebied van vervolgonderwijs.” VOOR De leerlingen waren het unaniem eens met deze stelling. Ze vonden het vooral belangrijk dat er aandacht kwam op het eerste deel van de stelling: het ontwikkelen van vaardigheden. En dat deze vakken en tijdsbesteding binnen de nieuwe 1000 uren norm moet gaan vallen. Dat is de belangrijkste voorwaarde die de leerlingen hebben, dat ze niet meer uren moeten krijgen. • Het ontwikkelen van vaardigheden is net zo belangrijk als het ontwikkelen van kennis (volgens sommige leerlingen zelf nog belangrijker). In het huidi- ge onderwijs worden de leerlingen veel te weinig uitgedaagd en beloond voor het ontwikkelen van hun vaardigheden die voor belangrijk zijn voor de universiteit en arbeidsmarkt waar ze later op terecht komen. Ze willen veel liever leren hoe ze zichzelf moeten presenteren dan bv. beoordeeld worden op hun kennis over Frans grammatica. • Door bv. theater lessen te krijgen, leer je ook meer respect voor elkaar te hebben, krijg je meer zelfvertrouwen en kun je je beter verwoorden tegen over groepen. Dit is positief voor je persoonlijke ontwikkeling en heeft mogelijk ook een goed effect op de groepsdynamiek. • Door tijdens je middelbare school tijd ruimte te krijgen om je te oriënteren op ander soort vakken / vaardigheden blijf je ook gemotiveerd voor de andere vakken op school die je minder uitdagend vind. • Voor leerlingen is het cruciaal om in de huidige maatschappij zichzelf staande te kunnen houden, en skills zoals ondernemen, goed communice ren, presenteren en organiseren zijn daarvoor heel belangrijk. • De leerlingen hebben heel veel ideeën voor het type vakken wat ze dan zouden willen volgen: - Organiseren (dit kan ook in de vorm van het deelnemen aan een com- missie op school en daarvoor beoordeeld worden) - Presenteren - Toneel, drama, improviseren (zoals op sommige scholen al gebeurt: bv. het Toneel HAVO/VWO in Rotterdam) - Debatteren (bestaan al initiatieven zoals UMUN, Lagerhuis etc. deze zouden vaster in het curriculum een plek moeten krijgen) . 13
.3
.3
- Ondernemen (bv. met een groep leerlingen een evenement op school organiseren en daarbij o.a. leren solliciteren, rollen verdelen - voorzitter, penningmeester etc. - en nadenken over taakverdeling, deadlines, en eindproduct) - ICT / Websites / App ontwikkeling - Leren leren -> wat is de beste strategie om te leren, plannen etc.? Welke leerstijl past bij me? Op welk moment van de dag? - Persoonlijke ontwikkeling: waar ben ik goed in? Wat zijn mijn sterke kanten? Wat voor rol neem ik graag op me in een team? Maar ook meer de psychologische kant.
• Voor het aanbieden van bepaalde vakken zouden scholen in regio’s samen kunnen werken: op de éne school wordt “ondernemen” aangeboden, en op de andere “theater”. • De vaardigheden training kan ook onder gebracht worden bij andere vakken. • Er zouden masterclasses gegeven kunnen worden die de leerlingen kunnen volgen: bv. masterclass Japans / toneel / ondernemen / politiek. Deze kun- nen dan door mensen uit het bedrijfsleven gegeven worden, of eventueel door docenten zelf die naast hun kennis vak ook een masterclass / vaardig- heidsvak kunnen geven. • Net zo veel verplichten uren in kennis vakken zouden gestoken moeten worden in meer de vaardigheidsvakken. Iedere school moet goed aangeven wat er voor cursussen en activiteiten in de buurt zijn. • Er bestaan nu al veel extra curriculaire activiteiten waar dit soort vaar- digheden aangeleerd worden, deze zouden bekend gemaakt moeten worden via een platform / website / prikbord op school. Iedere school moet goed aangeven wat er voor cursussen en activiteiten er in de buurt zijn. Het aanbod binnen en buiten school moet helder zijn. • Leerlingen zouden beoordeeld moeten kunnen worden voor deze vakken zodat het binnen hun 1000 uren norm valt en kan gelden als eindterm. Dat de leerlinge bv. 5 uur per week krijgen voor deze activiteit, die in overleg met de begeleider / mentor is afgesproken. Er zal dan binnen school een internet begeleider zijn en buiten school een extern begeleider die samen tot een beoordeling komen. Hierbij wordt dus niet de kennis getoetst, maar de vaardigheden. Bv. het LAKS / FNV Jong, door daar als leerling in plaats te nemen leer je ontzettend veel nuttige vaardigheden. Dit zou ook binnen het curriculum kunnen passen in de vorm van vaardigheden / project uren. Iedere leerling krijgt per jaar een aantal uren vrij in te delen, waar zoiets als LAKS voor gebruikt zou kunnen worden. • Studenten uit hogere jaren zouden ook ingezet kunnen worden voor de begeleiding van projectvakken • De universiteit zou cursussen aan kunnen gaan bieden en lectures die door middelbare scholieren gevold kunnen worden.
TEGEN • Het is niet heel nuttig om beoordeeld te worden op kennis over ondernemen, presenteren etc. • Niet iedereen vind het leuk om in een commissie te zitten (daarom moeten we het juist in de vorm van een vak aanleren) • Het is minder belangrijk om al met je vervolgopleiding bezig te zijn, dan met het aanleren van vaardigheden die belangrijk zijn voor het vervolgonderwijs. De tijdsinvestering zou daarom echt moeten komen te liggen op het aan leren van vaardigheden en niet al te veel bezig zijn met rechten, psychologie en dergelijke. • Er is al heel veel wat je buiten school kan doen om je te oriënteren op vervolgonderwijs en om andere vaardigheden aan te leren. Dit hoeft de school niet ook nog aan te gaan bieden (daarom zou er in het curriculum meer ruimte moeten komen om dit soort buitenschoolse activiteiten te kun- nen doen en dat ook op te nemen in de leerdoelen / eindtermen). • Er moet wel voldoende animo zijn voor vakken, anders gaat een docent voor 2 leerlingen bv. het vak presenteren geven, dit zou erg duur zijn en veel tijd van de docent vragen. HOE? • Er kunnen nieuwe vakken ontwikkeld worden, meer focus op vaardigheden kan ondergebracht worden in bestaande vakken, bestaande vrije tijd (tussenuren/ophokuren) kan beter benut worden en er zou gebruik gemaakt kunnen worden van bestaande buitenschoolse activiteiten die er al zijn. • De ophokuren / keuze-uren zouden gebruikt kunnen worden voor dit soort vakken (bv. commissie werk, of het volgen van een college op de univer siteit). • De vaardigheidsvakken moeten net zo beoordeeld worden als nu gebeurd bij bv. gym, ckv. Niet op kennis maar als een praktische opdracht. Meer op inzet en motivatie. • Nieuw vak zou bv: Persoonlijke ontwikkeling (PO) kunnen worden. Hier zouden nieuwe docenten voor opgeleid kunnen worden. Minimaal 1 uur per week. Dit vak zou vaardigheden zoals presenteren, debatteren, communiceren, drama en psychologie kunnen behandelen. . 14
. 15
. STELLING 4
. STELLING 5
“Toptalenten moeten een financiële beloning krijgen. Korting op studiegeld, een beurs. Hoe hoger je cijfer, des te lager de rente op je lening.”
“Prestaties van docenten moeten voor iedereen zichtbaar gemaakt worden, bijvoorbeeld door hun klassegemiddelden of eindexamenresultaten. Bij structureel onderpresteren moeten daaraan consequenties verbonden worden.”
AANGEPAST NAAR - VOORSTEL 4 “Talenten moeten een beloning krijgen die past bij hun individuele situatie. De beloning kan financieel zijn, maar ook andersoortig, zoals een aangepast lesrooster.” De deelnemers vonden dat financiële beloningen over het algemeen niet gepast zijn, zeker niet als deze alleen worden toegekend aan scholieren met hoge cijfers. Zij vonden dat het niet eerlijk is dat goede scholieren, die het leren toch al gemakkelijk afgaat, ook nog geld toe krijgen. Bovendien dachten de deelnemers dat beurzen niet echt motiverend werken, omdat scholieren pas aan het einde van de middelbare school met studie en werk bezig zijn. De deelnemers vonden wel dat een gebrek aan financiële middelen geen obstakel mag vormen voor de verdere ontwikkeling van talent. Zij stelden daarom voor om talenten met weinig financiële middelen tegemoet te komen, bijvoorbeeld met beurzen of gratis studieboeken. De deelnemers besteedden meer aandacht aan andersoortige beloningen. De meesten dachten dat beloningen noodzakelijk zijn voor het uitdagen van talenten. Sommigen wezen er op dat concurrentie om beloningen tot meer stress en faalangst zou kunnen leiden. Desalniettemin vonden de deelnemers dat talenten beloond zouden kunnen worden met een aangepast lesprogramma. De volgende opties kwamen naar voren: • Vakken volgen op een hoger niveau, als een scholier uitblinkt in bepaalde vakken op een lager niveau; • Vrijstellingen voor een vak waar een scholier goed in is, zodat hij/zij meer wordt uitgedaagd en zich verder kan verdiepen; • Verkorting van het studietraject/eerder examen doen, zodat een scholier sneller kan gaan studeren. De deelnemers gingen in de discussie over stelling 5 ook diep in op de betekenis van ‘talent’. De consensus was dat niet alleen hoge cijfers bepalen of een persoon talent heeft. Aanleg voor bepaalde vakken/vaardigheden of diepgaande interesse zouden ook als talent moeten worden aangemerkt. De deelnemers vonden het belangrijk dat verschillende vormen van talent worden herkend en beloond. Zij vonden daarom dat er op middelbare scholen een objectieve, onafhankelijke en toegankelijke ‘talentencoach’ zou moeten komen, die samen met docenten, mentoren en ouders vaststelt welke scholieren talenten hebben of zouden kunnen ontwikkelen. . 16
AANGEPAST NAAR - VOORSTEL 5 “Prestaties van docenten moeten zichtbaar gemaakt worden voor de schoolleiding en een leerlingencomité. Bij structureel onderpresteren of bovengemiddeld presteren van de docent moeten daaraan negatieve consequenties of beloningen verbonden zijn.” VERLOOP DISCUSSIE Allereerst vonden de leerlingen het problematisch dat de resultaten voor iedereen zichtbaar moesten zijn. Daarom vonden zij dat het alleen voor de schoolleiding en een leerlingencomite zichtbaar zou moeten zijn. Ook vonden zij dat het binnen de school moet blijven, in verband met de privacy van de docent. Daarna werd besloten dat het niet eerlijk was als er alleen negatieve consequenties aan verbonden zouden zijn. Daarom hebben zij gekozen voor een systeem waar ook beloningen worden gegeven bij bovengemiddeld presteren. Zij vonden klassegemiddelden en eindexamenresultaten goede meetbare factoren. Wel vonden zij dat het ook gaat om het functioneren van de docent en niet alleen om de prestaties. Daarom hebben zij in de hoe-vraag gewerkt aan een systeem waarbij ook het functioneren wordt bekeken. HOE? De leerlingen hebben bedacht dat er drie keer per schooljaar gekeken moet worden naar de klassegemiddelden van de docent. Dit kan na de proefwerkweek of na ieder rapport gebeuren. Structureel onderpresteren vinden zij als de leraar drie keer achter elkaar relatief, dus ten opzichte van andere leraren met soortgelijke klassen, slecht presteert. Als dit het geval is komt er een gesprek tussen de schoolleiding en de docent. Middels een enquete bij de leerlingen en een systeem waarbij andere leraren lessen van de betreffende slecht presterende docent bijwonen gekeken worden naar het functioneren van de docent. Er zal bekeken worden wat de docent beter kan doen. de leraar blijft onderpresteren, dus opnieuw een jaar drie keer slechte gemiddelden, zal er opnieuw gekeken worden naar het functioneren en zal de docent op cursus moeten. Vakinhoudelijk of om zijn didactische vaardigheden te verbeteren. Blijft de leraar jaar in jaar uit slecht presteren, dan moet de leraar ontslagen worden. Wat betreft de beloningen, vinden de leerlingen dat scholen zelf mogen beslissen wat goede beloningen zijn voor bovengemiddeld presteren. Als de school daar geld voor heeft, vinden zij dat de docent wel een financiële beloning zou mogen krijgen. Ook vinden zij een docent van het jaar verkiezing een goed . 17
.5
. STELLING 6
idee en vinden zij het leuk als de docent die het best heeft gepresteerd met zijn leerlingen op een uitje mag.
“Leerlingen moeten hun eigen docent kunnen kiezen, vooral in de vakken waarin zij kunnen excelleren.”
VOOR • Transparant: als de resultaten zichtbaar zijn voor een bepaalde groep mensen, dan is het duidelijk hoe iedere docent presteert. • Preventief werkend: als de docenten weten dat er gekeken wordt naar hun prestaties, zullen docenten er niet meer met de pet naar gooien. • Meer motivatie leraar: als docenten weten dat er positiefs verbonden zit aan goed presteren, zullen zij beter hun best doen om het beste uit zichzelf te halen. • Betere prestaties leerlingen: als de docenten beter les geven, zullen de leer- lingen waarschijnlijk ook beter gaan presteren.
AANGEPAST NAAR - VOORSTEL 6
TEGEN • Soms ligt het niet aan de docent dat de gemiddelden laag zijn, want soms zitten er gewoon veel leerlingen in de klas die niet hun best doen. De leer lingen vinden daarom dat er ook goed gekeken moet worden naar het functioneren van de docent, zodat hij niet afgestraft wordt voor leerlingen die niet hun best doen.
“Leerlingen moeten hun eigen docent kunnen kiezen, vooral in de vakken waarin zij willen en/of kunnen excelleren.” VERLOOP DISCUSSIE Leerlingen vinden het belangrijk dat de motivatie van de leerling voorop staat. Immers, je kunt wel heel goed zijn in een bepaald vak, maar je moet er zelf ook het beste uit willen halen. Zij denken echter dat het een chaos wordt wanneer iedereen die wil zomaar kan wisselen van leraar. Daarom vinden zij dat een leerling het toch ook moet kunnen. HOE? De leerlingen zijn gezamenlijk tot een plan gekomen om dit idee ten uitvoer te brengen. Als een leerling wil wisselen van docent, moeten zij dat aangeven bij hun mentor. De leerling dient een motivatie te schrijven voor het wisselen van docent. Vervolgens vindt er een gesprek plaats met de docent, de oude leraar en de nieuwe leraar. Vervolgens wordt er besloten omtrent het wisselen van docent. Door een dergelijk systeem, waarin het initiatief vanuit de leerling moet komen en er een motivatiebrief geschreven dient te worden, denken de leerlingen dat slechts leerlingen die echt gemotiveerd zijn om te excelleren hiervan gebruik zullen maken. Het wisselen van docent is alleen mogelijk in de bovenbouw. Allereerst denken zij dat het in de onderbouw een grote stap is om alleen bij een andere leraar in de klas plaats te nemen, terwijl de rest van de klas gezamenlijk les heeft van een andere leraar. Daarnaast denken zij dat je eerst verschillende leraren gehad moet hebben, alvorens je kunt bedenken bij welke leraar je het best kunt excelleren. Als het echt problematisch is voor een leerling om in de onderbouw te excelleren bij een bepaalde leraar, vinden zij dat er ook dan een oplossing gezocht moet worden. Dit echter alleen in uitzonderlijke gevallen. VOOR De leerlingen hebben de volgende argumenten voor dit systeem bedacht: • De motivatie van de leerling vergroot, waardoor de leerling beter zal preste ren. Als de leerling in de klas zit bij een docent waardoor hij geïnspireerd raakt, zal hij meer motivatie hebben. Zodoende zal de leerling meer tijd in zijn studie voor dat vak stoppen en hogere cijfers halen. • De motivatie van de docent wordt vergroot: als docenten weten dat zij door leerlingen gekozen en verlaten kunnen worden, zullen zij beter hun best doen om te zorgen dat de leerlingen die willen excelleren bij hun in de klas komen.
. 18
. 19
.6
. STELLING 7
• •
“De samenleving, bedrijven en organisaties moeten leerlingen die in hun vakgebied excelleren actief ondersteunen met contacten, informatie, tijd en geld. De leerling leert de praktijk kennen en maakt een beter keuze voor een vervolgstudie. Daar profiteren bedrijven vervolgens van.”
Opwaartse spiraal: als de leerling gemotiveerder zijn, zullen de leraren het leuker vinden om les te geven en zo ook gemotiveerder raken, waardoor de leerling weer gemotiveerder worden, enzovoorts. Betere sfeer: als leerling en leraar gemotiveerd zijn, ontstaat er een betere sfeer in de klas, omdat leerling en leraar het leuker vinden.
TEGEN • De leerlingen waren bang dat het een chaos zou worden als iedereen van klas wil wisselen. Daarop hebben zij bedacht dat de leerling er ook echt moeite voor moet doen om te kunnen wisselen. • De leerlingen zijn wel bang dat dit systeem er voor kan zorgen dat de leer- lingen alleen kijken naar een leraar die zij leuk of aardig vinden en niet zozeer naar een leraar waarbij zij het beste kunnen presteren en dus kunnen excelleren.
AANGEPAST NAAR - VOORSTEL 7 “De samenleving, bedrijven en organisaties zouden leerlingen met aanleg, interesse en/of talent de kans moeten geven om kennis te vergaren over een vakgebied door middel van stages, meeloopdagen, oriëntatiedagen en bedrijfsprojecten. Bedrijven en organisaties profiteren van het organiseren van deze activiteiten. Scholen moeten voor deze activiteiten tijd vrijmaken en er aandacht in steken.” VERLOOP DISCUSSIE De deelnemers vonden het allemaal een heel goed idee om het contact tussen scholen en bedrijven en organisaties te versterken. Ze verzonnen verschillende opties om met bedrijven en organisaties in contact te komen, i.e. stages, meeloopdagen, oriëntatiedagen en bedrijfsprojecten. Echter, net als in de discussie over stelling 5, vonden alle deelnemers dat niet alleen ‘toptalenten’ ondersteund zouden moeten worden, maar ook scholieren met bijzondere interesse en/of aanleg. De deelnemers dachten dat het voor bedrijven en organisaties ook gunstig zou zijn om met deze scholieren in contact te komen. De deelnemers stelden voor om de ‘talentencoach’ uit de discussie over stelling 5 een voorselectie te laten maken. Voorgeselecteerde scholieren zouden daarna op gesprek moeten komen bij een bedrijf/organisatie. De deelnemers waren het er unaniem over eens dat scholen tijd moeten vrijmaken voor activiteiten waarin scholieren in contact kunnen komen met het bedrijven/organisaties. Zij dachten dat alleen zo alle scholieren met talent gebruik zouden maken van dergelijke mogelijkheden. Na enige discussie besloten de deelnemers dat het niet verstandig zou zijn om bedrijven/organisaties te dwingen om activiteiten te organiseren voor scholieren. De deelnemers dachten dat publiciteit en (mogelijk) een kleine subsidie voldoende zouden zijn om bedrijven/organisaties over te halen om mee te werken. De deelnemers stelden dat bedrijven/organisaties er van profiteren om in contact te komen met talent. Zij dachten ook dat bedrijven/organisaties scholieren zouden kunnen aansporen een bepaald profiel te kiezen (e.g. Natuur & Techniek), zodat in de toekomst aan de vraag van bedrijven/organisaties zou kunnen worden voldaan.
. 20
. 21
. STELLING 8
.8
“Iedere leerling moet een talentcoach krijgen. De talentcoach kijkt niet alleen naar je welzijn en algemene ontwikkeling. Maar gaat actief aan de slag met het zoeken en ontwikkelen van je sterke kanten.”
AANGEPAST NAAR - VOORSTEL 8 “Op elke school moet de mogelijkheid zijn om een talentcoach te krijgen. De mentor kijkt naar je welzijn en algemene ontwikkeling, de talentcoach helpt je met je talenten.” VERLOOP DISCUSSIE De deelnemers vonden dat financiële beloningen over het algemeen niet Het duurde even voor de leerlingen overeenstemming hadden bereikt inzake de definitie van een talentcoach. Een aantal leerlingen gaven aan dat zij vergelijkbare projecten op hun scholen hadden lopen. Vooral Kaya werd goed begeleid. Deze groep kon dan ook met duidelijke voorbeelden uitleggen wat een talentcoach doet. Belangrijk was verder dat de leerlingen absoluut niet verplicht naar een talentcoach willen gaan. PLAN Het plan was uiteindelijk om op elke school een systeem van talentcoaches op te zetten. Het proces hierbij is als volgt: 1. Verwijzingsgesprek door de mentor. 2. Oriëntatiegesprek algemene talentcoach. a Taken: i. Onderzoeken wat zijn/haar talenten/passies/interesses. ii. Opvangen en indien nodig doorsturen van leerlingen. 3. Intakegesprek met gekozen sectie talentcoach. a. Taken: i. Helpt met het zoeken naar een project uit zijn of haar netwerk. ii. Controleren en begeleiden. 4. Afstemming tussen de talentcoach en de mentor. 5. Leerling aan de slag. 6. Evaluatie rapportvergadering. 7. Afsluiting + bewijs.
- Kunst - Cultuur - Sport - Muziek - Talen - Bèta - Ondernemend - Debatteren - Leerlingenparticipatie - Theater - Natuur
• Omschrijving: De talentcoach is een sociaal en te vertrouwen persoon met een netwerk binnen zijn sectie, die het zelf leuk vindt om talentcoach te zijn. Kinderen moeten ook jong zijn en niet altijd bezig hoeven zijn met hun talenten. Voorbeeldsituatie: I.p.v. alle reguliere lesuren, de vrijgekomen tijd gebruiken voor eigen projecten in samenspraak met de talentcoach. De talentcoach helpt bij ontdekken talent. De talentcoach faciliteert de projecten Overige opmerkingen: Per leerjaar een talentcoach, niet verplicht. Oppassen dat de talentcoach wel goed weet hoe je talenten stimuleert.
Wat moet een talentcoach kunnen? De talentcoach moet de volgende eigenschappen bezitten: • Vertrouwen is heel belangrijk. • Wanneer het talent bij de leerling is gevonden, zou een talentcoach ook extern kunnen zijn. • Intrinsieke motivatie bij de talentcoaches. • Talentcoach moet affiniteit met het talent van de leerling. Voorbeelden van deze subgroepen zijn: . 22
. 23
. STELLING 9
.9
“Er moet een landelijk erkend Cum Laude certificaat komen dat werkhouding, inzicht en kennis meet, per vak, dat bijvoorbeeld voorrang geeft in honourporogramma’s in het hoger onderwijs.”
• • •
BRAINSTORM • Leerlingen hebben niet het idee dat cijfers een indicatie zijn van hoe hard ze werken. Goede cijfers krijgen vooral mensen die veel stampen en niet perse de mensen die het hardst werken VOOR • Eindexamen is wel een goede indicatie van hoe hard je werkt • Dit kan een middel zijn in de strijd tegen de zesjescultuur • Het geeft aan waar je talent ligt • Extra motivatie voor jonge leerlingen • Voor werkgevers interessant • Meer aansluiting tussen middelbaar onderwijs en hoger onderwijs • Goede indicatie van je kunnen • Beloning voor excellent werk • Gaat ook om uitdagen, niet alleen belonen • Brijkbaar voor internationale stages • Voornamelijk een indicator dat iemand extra uitdaging aan kan. TEGEN • Schoolresultaten hebben geen invloed op de studie • We hebben nu gelijke kansen • 1e jaar van de studie is een betere indicatie • Te veel afhankelijkheid momenteel van eindexamen • Vervelend voor mensen die het net niet halen • Het staat niet vast, je school carriere is een moment opnamen van een deel van je leven • Het zegt niet altijd iets over inzet • Kan geen indicatie van academische vaardigheden geven • Kan een te grote werkdruk voor studenten veroorzaken • Mogelijke druk door ouders en sociale omgeving
harder voor vakken waar ze al heel goed in zijn, en andere werken weer harder voor vakken waar ze nog vele moeten verbeteren. Cum laude moet voor all vakken, ook vakken in kunst. In onze scholen krijg je ook voor kunst vakken een cijfer. Er moet geen hierarchie komen tussen vakken die wel waardig zijn van een cum laude certificaat, en andere niet. Dit vergroot de kans dat een scholier zich kan ontplooien in iets waar hij/zij goed in is, en geeft ook de motivatie om zich meer in te zetten voor zo’n vak. Indien iemand staatsexamens volgt zou het ook mogelijk moeten zijn om daar cum laude te halen. Sommige scholieren doen een staatsexamen, en volgen dus geen lessen en gaan niet naar school voor deze vakken. Indien de scholier een 8 haalt voor een staatsexamen moet het ook mogelijk zijn om een cum laude certificaat, mogelijk specifiek voor staatsexamens, gegeven worden, aangezien de scholier hier in zijn/haar eigen tijd veel voor heeft moeten werken. Cum laude mag geen selectie criterium worden voor een studie. Het mag ook niet een voorrang geven aan scholieren die een studie willen volgen waar loting voor wordt gebruikt. Het ontbreken van een certificaat zou geen reden moeten zijn om iemand af te wijzen van een studie of een vak. Omdat een student zich binnen het eerste jaar van de studie nog veel ontwikkeld is het natuurlijk mogelijk dat de passie voor een bepaald vak iets later komt. Als het cum laude certificaat een selectie criterium wordt heeft de toekomstige student geen kans om dit zelf te ontdekken en te ervaren.
HOE? • Certificaat moet de werkhouding, inzicht en kennis meten per vak. Als je een 8 hebt voor een vak krijg je cum laude. Dit is een mooie manier om aan te tonen waar een scholier erg goed in is. Een cum laude certificaat voor een examen geeft een minder goede indicatie van wat een scholier kan, om dat er minder rekening wordt gehouden met de werkhouding van de scholier. • Het is ook mooi om een rapport over jezelf te hebben voor een persoonlijk studieprofiel. Hierbij wordt niet een rapport met alleen cijfers bedoeld, maar ook een rapport waar een schets wordt gemaakt van waar je hard voor werkt, of wat jouw motivatie is. Bijvoorbeeld, sommige mensen werken . 24
. 25
. STELLING 10
. 10
“Scholen in het basis- en voortgezet onderwijs moeten meer samenwerken met elkaar en met hogescholen en universiteiten Maar ook bedrijven en maatschappelijke organisaties moeten hun deuren openen voor nieuwsgierige leerlingen.”
TEGEN • Openen deuren geen verplichting, hebben al maatschappelijke stage (is niet leuk omdat niemand het moet doen vanwege verplichting) iedereen moet het doen dus er is minder mogelijkheid. • Praktisch misschien moeilijk • Mogelijke belangenverstrengeling en commercialisering van studenten door contact met bedrijven • Misschien niet leuk voor iedereen • Kost vrije tijd • Niet genoeg verband/samenhang tussen school, werk en toekomstige studiekeuze • Mogelijkheden afhankelijk van locatie/woonplek van leerling • Kan te duur zijn vanwege reiskosten
BRAINSTORM • Praktische uitwerken • Maatschappelijke stage werkt niet, motivatie is weg, rammen de uren er doorheen. • Moet genoeg keuze zijn • Scholen moeten aanpassen aan de leerling niet andersom • Breed aanbod van mogelijkeheden • Commercialisering, belangenverstrengeling. • Leerlingen staan centraal • Moet aansluiten bij een verdere studie, moet geen zoethoudertje zijn, moet meer aansluiten. Met leerling en universiteit samen te werken. • Studiepunten halen voordat je gaat studeren • De maatschappelijke stage valt slecht onder de studenten, indien je dit programma invoert moet het absoluut vrijwillig zijn zodat mensen gemo- tiveerd blijven. VOOR • Belangrijke om dingen aan te bieden. Hogere niveau kunnen aanbieden. • Elpt bij beter studiekeuze en beroepskeuze • Extra impuls • Kan erg leuk zijn • Goed voor je CV • Belonend • Gratis reclame voor de universiteiten • Kan als pre-selectie programma functioneren voor universiteiten • Extra vrijwilligers voor maatschappelijke organisaties • Je mag misschien schooldagen missen • Jongeren zijn beter in toch met het bedrijfsleven, en weten beter wat ze kunnen verwachten na hun studie.
. 26
HOE? • De nadruk ligt op het feit dat het niet verplicht is. Dit kan demotiverend werken, waardoor je excellente studenten niet meer voldoende uitdaagd. • Het moet goed te combineren zijn met school. Iedereen mag er aan begin- nen, maar wel onder begeleiding van een mentor. De school mag geen bindend advies geven indien cijfers achteruit gaan, maar ouders mogen dit wel. Dit is om te voorkomen dat de school te hoge eisen stellen aan scholie ren (een voldoende voor alle vakken). • Momenteel zijn er op veel school uren waarbij de scholier geacht wordt aan zelfstudie te doen. Soms zitten scholieren van 9u tot 17u op school om zonder begeleiding te werken, en deze uren kunnen veel beter benut worden. Zo kunnen deze uren verbredingsuren worden, waar scholieren een vak volgen aan de universiteit, of een paar uur stage lopen bij een maatschappelijke organisatie. De school moet een flexibele houding hebben wat betreft de invulling van deze verbredingsuren zodat scholieren deze tijd kunnen benutten om zichzelf te verrijken. • Indien de scholier zijn/haar kennis verbreed door het volgen van een uni- versitair vak zou de scholier samen met de school moeten kijken naar welke vakken scholieren hierdoor niet meer moeten volgen. Het heeft natuurlijk weinig zin als de scholier twee keer iets moet leren als hij/zij al heeft aange- toond dat de stof goed haalbaar is. • Er wordt momenteel veel aangeboden door universiteiten, hoge scholen, maatschappelijke organisaties en bedrijven voor scholieren. Echter is gebleken dat het erg onoverzichtelijk is om een beeld te krijgen van de mogelijkheden. Hiervoor moet een website komen waar de mogelijk heden duidelijk worden. Deze website moet verdeeld worden onder twee subcatergorieen:
. 27
. 10 - Mogelijkheden bij universiteit en hoge scholen voor scholieren * Radboud Universiteit voorbeeld, het VWO talenten programma. Universiteiten die een programma aanbieden voor getalenteerde VWO scholieren moeten online uitgelijnd worden. Meer universiteiten en meer hoge scholen moeten meedoen aan dit soort programma’s. Dit is handig voor zowel scholier als universiteit of hoge school, aange zien er gratis reclame wordt gemaakt voor de universiteit en er op deze manier een pre-selectie gemaakt kan worden van getalenteerde scholieren. Dergelijke programma’s moeten beschikbaar zijn voor alle VWO en HAVO scholen, en niet alleen voor scholen die al samenwer ken met universiteiten. * Online universiteits vakken, of MOOC’s, zijn steeds hipper. Scholieren kunnen deze vakken ook al volgen, en als ze de opdrachten maken kunnen ze zelfs punten ervoor halen. Het is een leuke en nieuwe manier van onderwijs die de kans geven aan scholieren om zich te verdiepen in bijzondere vakken, zoals terrorisme of neurobiologie. - Mogelijke bij maatschappelijke organisaties en bedrijven voor scholieren * Er moet een vacature site komen voor stages voor scholieren. Hierbij moet het volgende duidelijk zijn: - Sector - Loctie - Benodigde ervaring - Onderwijs niveau - Tijds duur van de stage Op deze manier is het overzichtelijker wat er mogelijk is voor scholie ren binnen hun regio om een stage te lopen, en kunnen scholieren actiever zelf een stage regelen. Bedrijven moeten geprikkeld worden met het idee dat jonge scholieren frisse blikken hebben, en dat jongeren veel ervaring hebben met, bijvoorbeeld, social media en technologie vanwege het vele gebruik van Facebook, Twitter, etc. Dit is handig voor bedrijven. Op www.destemvantalent.nl gaat de discussie verder en kunnen leerlingen nog steeds reageren en hun ideeen kwijt over het beter kunnen ontwikkelen van hun talent.
. 28
tsefinam
WWW.DESTEMVANTALENT.NL