Activiteitenkalender T.W.I.S.T. 2005
Maart Woensdag Vrijdag Vrijdag
2 maart 11 maart 18 t/m 20 maart
T.W.I.S.T.-borrel en –etentje Afsluitingsetentje LAPP-Top TW TWeekend
April Woensdag Woensdag Donderdag
6 april 13 april 14 april
Donderdag
21 april
T.W.I.S.T.-borrel en –etentje Afsluitingsetentje LAPP-Top VIET Activiteit voor 3e verjaardag T.W.I.S.T. Filmavond
Mei Woensdag Donderdag
4 mei 12 mei
T.W.I.S.T.-borrel en -etentje Lezing
Juni Woensdag
1 juni
T.W.I.S.T.-borrel en –etentje, einde collegejaar
TWISTER
Maart 2005
COLOFON
INHOUD
Twister is het magazine van T.W.I.S.T., de studievereniging van (Algemene) Taalwetenschap en Vergelijkende (Indo-Europese) Taalwetenschap aan de Universiteit Leiden.
Woord van de voorzitter
3
Van het bestuur
4
DP in Nederlandse gebarentaal Een crosslinguïstische vergelijking
5
Horoscoop uit de Straatkrant
10
Redactie en vormgeving: Willemijn Sedee Jaargang: 2005.1 Oplage: 105 stuks Voor reacties en kopij: bestuur@ studievereniging twist.nl Website: www. studievereniging twist.nl Omslag: Bron: voorlichtingsbrochure Taalwetenschap van de VU.
Door Marlies Vink
Met dank aan Suzanne Strik en Eva Schultz
Alle wezentje tellen mee: het AIO-wezentje
11
Door Erik Schoorlemmer
Twister zoekt redacteuren en vormgever!
13
Foto’s! Plaatjes! Kiekjes!
14
Met dank aan Laura Bos
LAPP-Top: scholieren als taalwetenschappers
15
Door Willemijn Sedee
De mens: hij loopt op twee benen en hij spreekt
17
Door Marise Heerma
Leren lopen of piano spelen?
19
Door Tamara de Reus
Van de faculteitsraad Beste studenten, Lijkt het je leuk je een jaar lang in te zetten voor de studenten van de faculteit Letteren? Heb je ideeën over onderwijs of studentenfaciliteiten? We zijn voor de faculteitsraad Letteren op zoek naar enthousiaste mensen die mee willen denken en beslissen over de toekomst van de faculteit. Wil je meer weten over het werk van een lid van de faculteitsraad neem dan contact op met de assessor of de partij van je voorkeur. Meer informatie over de partijen is te vinden op onderstaande websites en emailadressen. De kandidaatstelling voor de faculteitsraad 2005-2006 is op dinsdag 8 en woensdag 9 maart en de verkiezingen zijn van 10 tot en met 24 mei. Met vriendelijke groet, De studentleden van de Faculteitsraad Letteren Studenten Groepering Leiden Web: http://sgl.plexus.leidenuniv.nl/ Email:
[email protected] Christelijke Studentenfractie Leiden Web: www.walk.to/csl Email:
[email protected] Bewust en Progressief Web: www.bep.nu Email:
[email protected]
Institute for Nonverbal Communication
20
TWeekend
21
Oproep voor artikel-leesgroep!
22
Van de faculteitsraad
23
SOL Letteren Symposium
23
SOL Letteren Symposium
Activiteitenkalender T.W.I.S.T. 2005
24
SOL (Studieverenigingen Overleg Letteren) organiseert in 2005 een letteren symposium. Alle studieverenigingen die bij het SOL-overleg betrokken zijn helpen mee met de organisatie. Datum en thema zijn nog niet vastgesteld, maar op dit moment zijn we bezig met het samenstellen van de organisatie . Lijkt het je leuk om samen met studenten van andere opleidingen dit symposium te organiseren, of heb je misschien goede ideeën voor het programma, stuur dan een mailtje naar
[email protected].
2
Wil je je niet aansluiten bij een van deze partijen, stel je dan verkiesbaar via een Lijst Onafhankelijke Letterenstudenten E-mail:
[email protected]
23
Leiden, 28 februari 2005
Oproep voor artikel-leesgroep Beste VTW'ers, VIET'ers en geïnteresseerden, Heb jij ook het gevoel dat er zoveel te lezen is, maar dat je er gewoon niet aan toe komt? Zie jij ook soms door de artikelbomen het bos niet meer? Krijg jij ook altijd de leeskriebels als je in de UB loopt? Zou jij ook wel eens wat meer willen lezen, om te weten te komen welke discussies er spelen, of op welk beroemd artikel een bepaalde wet gebaseerd is? Meld je dan aan voor de nieuw op te richten artikel-leesgroep! Het plan: een keer per maand bijeenkomen om een gelezen artikel te bespreken. Ieder artikel wordt door iemand voorbereid die er wat extra's bij opzoekt, wat referenties checkt etc. En dan gaan we kijken: wat vonden we ervan, was het een goed geschreven artikel, klopten de voorbeelden wel, en zijn we het eigenlijk met de schrijver eens? Wat voor artikelen? Daarvoor kan iedereen ideeën aandragen. De voorlopige insteek is: zowel klassiekers op het gebied van de VTW als recentere stukken over de grote en kleinere discussies die op dit moment spelen. Een aantal voorbeelden waar we mee zouden kunnen beginnen: Wackernagel, J. "Uber ein Gezetz der indogermanischen Wortstellung", Indogermanische Forschungen 1, 1892, 333-436. - Beekes, R.S.P., "Laryngeal Developments: A survey in Laryngeal Theory", 1988, 59-105. Schindler, J., "L'Apophonie des Thèmes indo-européennes en -r/n-", Bulletin de la Société de Linguistique de Paris, 70, 1975, 1-10. Hopper, P.J., "Glottalized and murmured occlusives in Indo-European", Glotta 7, 1973, 141-66. Wil je ook meedoen of heb je vragen of ideeën, neem dan contact op met Elizabeth Koier (
[email protected]) of Marleen Steenkist (
[email protected]). Het idee was om op de eerste vrijdag van de maand bijeen te komen, maar daar valt over te onderhandelen. De plaats hangt af van het aantal enthousiastelingen.
Twister zoekt redacteuren en vormgever!
Beste taalwetenschapper, De eerste tentamens zijn achter de rug, het tweede semester is net begonnen, we hoeven niet langer in het donker van en naar college te reizen, kortom… we zijn klaar voor de lente. Kan het nog beter? Absoluut! De nieuwe Twister ligt namelijk voor je! Natuurlijk zijn de redactie en de auteurs van de ingezonden stukjes er weer in geslaagd om een interessante editie in elkaar te zetten. Op bladzijde 5 neemt Marlies je bijvoorbeeld mee in de wereld van de gebarentaal, en op pagina 11 ontsluiert Erik eindelijk de geheimen van het AIO-schap in gebouw 1166. Op de achterzijde staat, zoals gebruikelijk, de activiteiten-kalender van T.W.I.S.T.. Maar deze Twister is ook uniek. Zoals je wellicht weet, zijn de LAPP-Topprogramma’s TW en VIET voor scholieren in volle gang. Om te mogen deelnemen hebben alle scholieren een overtuigend essay moeten schrijven over de vraag of eerste-taalverwerving meer lijkt op leren lopen of op leren piano spelen. De redactie heeft het voorrecht gehad om al deze essays te mogen lezen en heeft er twee geselecteerd ter publicatie in deze Twister. Je vindt de essays op bladzijde 15 t/m 19. Hartelijk bedankt voor jullie toestemming! Graag wijs ik iedereen er nogmaals op dat het jaarlijkse TWeekend is gepland op 18 t/m 20 maart. De aankondiging vind je op pagina 21. Schrijf je snel in via
[email protected], want de groep is nu al groter dan verwacht! Veel leesplezier en een goed 2e semester!
Eva Schultz Voorzitter T.W.I.S.T. 2004-2005
Twister zoekt een nieuwe redactie en een nieuwe vormgever! Iets voor jou? Kijk voor meer informatie op pagina 13.
22
3
Van het bestuur Hoewel de leden van onze vereniging in de afgelopen maanden regelmatig op activiteiten bijeengekomen zijn, valt het me op dat de kalender van de eerste helft van dit collegejaar uiteindelijk minder vol was dan we bij aanvang van ons bestuursjaar hadden gehoopt. Toch denk ik dat we best trots mogen zijn op een vereniging als T.W.I.S.T. en op de activiteiten. Er werd flink geborreld op de vaste eerste woensdag van de maand en vooral onze eerstejaarsleden waren trouwe bezoekers. Ook is de groep die na de borrel mee uit eten gaat, steeds groter geworden. Ondertussen is het animo zo groot dat we niet langer zomaar ergens binnen kunnen lopen, maar er vooraf gereserveerd moet worden. Eten met meer dan 15 personen is echt geen uitzondering meer te noemen. Op 10 februari draaiden we de film ‘Congo’ in een van de grootste zalen van het LAK. Hoewel ik graag had beweerd dat het succes van deze avond geheel te danken was aan onze excellente smaak op het gebied van cult(?)films over gebarende apen, gebiedt eerlijkheid me te zeggen dat hoogstwaarschijnlijk het inleidende praatje van Claartje en de door Renske en Hanna meegebrachte rosé de doorslag hebben gegeven. Opvallend was wel dat, op Janco na, het gehele gezelschap uit dames bestond. Wat is dat toch met vrouwen en apen? Al schrijvende realiseer ik me ineens dat we voor dit tweede semester nog vele leuke en leerzame activiteiten gepland hebben. Zo zijn er het TWeekend op 18 maart, de derde verjaardag van T.W.I.S.T. in april, het verschijnen van de almanak, het Letterenfeest (in samenwerking met SOL (Studieverenigingen Overleg Letteren)), een Letteren Symposium (ook in samenwerking met SOL), een excursie naar het Meertens Instituut, een lezing én een filmavond. We mogen blij zijn als we nog aan borrelen toekomen dit jaar! Maar nu is het me ook duidelijk waarom de kalender van 2004 wat minder vol was. We hebben gezaaid… en het oogsten kan NU beginnen! Veel plezier dit semester! Namens het bestuur van T.W.I.S.T.,
Het T.W.I.S.T.bestuur
Eva Schultz
4
TWeekend 18 t/m 20 maart 2005 Beste Taalwetenschappers, TWeekend 2005 staat voor de deur! Op vrijdag 18 maart reizen we af richting Brabant, naar kampeerboerderij De Ganzenhof te Bladel (ten zuiden van Eindhoven). Zowel studenten als docenten zijn van harte welkom om aan dit TWeekend deel te nemen! We hebben ons best gedaan om ook dit jaar een leuk programma samen te stellen. Op zaterdag gaan we naar ambachtelijke Kaasboerderij/Broodbakkerij De Hooiberg in Bladel waar we een uitgebreide rondleiding krijgen en we kunnen zien hoe kaas, boter en karnemelk worden gemaakt. Ook gaan we hier zelf brood bakken. Voor zondag staat Safaripark Beekse Bergen op het programma en gaan we te voet op safari om zo’n 100 verschillende diersoorten in hun natuurlijke omgeving te kunnen bekijken. Tegen het eind van de middag gaan we weer richting Leiden. De kosten voor TWeekend bedragen 22,50 euro voor leden en vrienden van T.W.I.S.T., en 27,50 euro voor ieder ander. Accommodatie, maaltijden en alle uitstapjes zijn bij deze prijs inbegrepen. Het enige dat je zelf dient te betalen, is het (openbaar) vervoer. Om je op te geven voor TWeekend stuur je een e-mail naar
[email protected]. Vermeld daarin je naam, of je lid of vriend bent van T.W.I.S.T. en of je vegetariër bent. Maak tevens de 22,50 of 27,50 euro over op gironummer 16 12 125 ten name van Studievereniging T.W.I.S.T. te Leiden onder vermelding van “TWeekend maart 2005”. Schrijf je snel in en betaal tijdig, want wie niet vooraf betaalt, kan helaas niet deelnemen! Als je nog vragen hebt, kun je mailen naar
[email protected]. We hopen dat iedereen meegaat naar Brabant om er een gezellig TWeekend van te maken! Met vriendelijke groet, T.W.I.S.T.- bestuur 2004-2005 Eva Schultz, Suzanne Strik en Miriam Otto
21
dig onder de knie heeft, soms zelf wat experimenteren. Hij gebruikt de verschillende dingen die hij geleerd heeft om zijn gevoel uit te drukken. Een volleerd pianist kan veel verschillende stukken spelen, maar blijft altijd bijleren, omdat er talloze noten- en ritmecombinaties bestaan. Naar mijn mening is de moedertaalverwerving van een kind het best vergelijkbaar met het leren spelen van de piano. Zo lopen de fasen opmerkelijk gelijk: een baby verkent eerst klanken, een pianist het notenschrift en de hoogten van de noten; de dreumes leert korte zinnetjes, de pianist ritmes en aanslaggevoeligheid; de peuter creëert moeilijkere zinnen, de pianist speelt moeilijkere stukken; de kleuter snapt de taal, de pianist weet genoeg om zijn instrument genoeg te beheersen. Hiernaast kun je herhalingsfouten maken in de moedertaalverwerving (bijvoorbeeld een constante grammaticale fout), en ook bij piano spelen (bijvoorbeeld consequent het ritme verkeerd lezen). Ook kun je, des te meer woorden je in je moedertaal kent en des te beter je piano leert spelen, je beter uitdrukken. Als laatste is het zo, dat zowel bij het leren van de moedertaal als bij het bespelen van de piano altijd doorgeleerd kan worden. Bij een taal leer je namelijk nieuwe woorden en bij piano spelen leer je nieuwe ritmes en notenvariaties.
DP in de Nederlandse gebarentaal Door Marlies Vink
Een crosslinguïstische vergelijking Talen verschillen van elkaar met betrekking tot hun noun phrase-structuur. Die verschillen zitten in allerlei facetten, waaronder de aanwezigheid van lidwoorden, meervoudsmorfologie, de structuur van bare nouns enzovoorts. Ik heb in mijn scriptie de DP-structuur van het Romaans en Germaans, het Chinees en de Nederlandse Gebarentaal (NGT) met elkaar vergeleken. Daarbij heb ik me gefocust op de functie van D0 en de structuur van bare nouns. Naar NGT is nog nauwelijks syntactisch onderzoek gedaan, waardoor het belangrijkste deel van mijn scriptie-onderzoek bestond uit het beschrijven van de DP-structuur in deze taal. Hiervoor heb ik een onderzoek in elkaar gezet om bij dove NGT-gebruikers gegevens te verzamelen en die heb ik vervolgens uitgewerkt. De belangrijkste onderzoeksvraag was: ‘Wat is de structuur van DP in NGT en hoe verhoudt die structuur zich tot die in het Germaans, Romaans en Chinees?’ Het is interessant om gebarentalen te betrekken in crosslinguïstisch onderzoek, omdat deze talen in een andere modaliteit staan dan gesproken talen. De laatste zijn oraal-auditief, terwijl de eerste manueel-visueel zijn. Ruimte speelt een belangrijke (syntactische) rol in gebarentalen, waardoor die mogelijkheden hebben die gesproken talen niet hebben. Hierdoor kan gebarentaal nieuw inzicht geven in de mogelijke structuren van taal, of juist als controle dienen voor bestaande theorieën. Gebarentaal zou als natuurlijke taal immers ook moeten voldoen aan de principes van UG zoals die er liggen. DP of NP Sinds onder andere Szabolcsi (1987) wordt algemeen aangenomen dat woordgroepen als de fiets geen NP’s maar DP’s zijn, met als structuur [DP [D’ [D de ][NP fiets ]]]. Fiets en mooie fiets zijn bijvoorbeeld NP’s, zonder determiner dus. Dit structurele verschil tussen DP en NP verklaart ook semantische verschillen. Zo is geclaimd dat alleen DP’s als argument kunnen functioneren. Een NP is een predicaat, refererend aan een klasse, en D maakt er een argument van, refererend aan een entiteit binnen die klasse. Deze deictische functie van D is zeer essentieel. In talen zonder lidwoorden (zoals het Chinees) lijkt alles anders te zijn. Hier komen veel bare nouns voor, zonder overte D, ook in argumentspositie. Ook valt de deictische functie van het lidwoord weg. Toch gelden dezelfde generalisaties voor de structuur van de noun phrase. Het vergelijken van bare nouns in verschillende talen geeft meer inzicht daarin.
20
5
Empty D0 en N-naar-D-verplaatsing1 Uit het Romaans en Germaans wordt duidelijk dat een bare noun niet altijd een NP-structuur heeft. Bij beiden zijn er namelijk bare nouns in argumentpositie (1) te vinden, die dus DP’s moeten zijn. \ 1.a) b)
Ik eet aardappelen. Viene giù acqua dalle colline komt naar beneden water van de heuvel ‘Er komt water naar beneden van de heuvel’
Als een bare noun een DP-structuur heeft, zijn er twee mogelijkheden: of er is een empty head, of er is hoofdverplaatsing van N naar D. Beide mogelijkheden komen voor. Er is sprake van een empty D0 onder drie voorwaarden, te weten: a) het gaat om een bare mass of bare plural noun b) het bare noun heeft een existentiële interpretatie c) het bare noun staat in een lexicaal geregeerde positie. Dit is het geval in de voorbeelden in 1. Er zijn echter ook bare nouns die niet aan (één van) deze voorwaarden voldoen. Proper names als in 2.a bijvoorbeeld worden altijd definiet geïnterpreteerd en kunnen in elke positie voorkomen, dus ook in de niet-lexicaal geregeerde subjectspositie, evenals generieke bare nouns (2.b). Er kan dus in 2 geen sprake zijn van een empty D0. In plaats daarvan is er binnen de DP hoofdverplaatsing van N0 naar D0, waardoor de noodzaak voor lexicale regering wegvalt. 2.a) b)
Maria mi ha telefonato Maria mij heeft gebeld Bevers bouwen dammen.
De N-naar-D-verplaatsing kan overt of covert zijn. Het Italiaans heeft overte verplaatsing, waardoor alleen proper names kunnen verplaatsen. Andere nomina blijven in N. Als in het Italiaans een bare mass of plural noun generiek moet worden geïnterpreteerd – en dus een empty D0 niet mag – is het noodzakelijk om een partitief lidwoord in D0 te zetten (net als in het Frans, vergelijk de slogan ‘du vin, du pain, du Boursin’). Het Nederlands (evenals het Engels) heeft coverte N-naar-Dverplaatsing van proper names, maar ook van bare mass en plural nouns. Hierdoor is 2.b in het Germaans mogelijk, in tegenstelling tot het Italiaans. Naar aanleiding van deze gegevens kunnen de principes I en II worden aangenomen en de parameter III: I. [D e] heeft default een existentiële interpretatie II. Een empty head moet lexicaal geregeerd worden III. N verplaatst naar D in de syntaxis in het Italiaans/Frans en in LF in het Nederlands/Engels. ____________ 1
Deze hele paragraaf geeft de theorie weer uit Longobardi (1994). Ook de voorbeelden uit het Italiaans komen hier vandaan.
6
Kortom: mensen onderscheiden zich van andere dieren door een natuurlijk taalinzicht. Ze kunnen zelf woorden maken die ze niet van anderen leren. ‘Fronsen’ duidde ik bijvoorbeeld aan met ‘strepig kijken’. Alle mensen op de wereld hebben de eigenschap om te communiceren door te praten. Dit is een universele eigenschap die zij ook allemaal net als lopen al heel vroeg aanleren. Leren praten is iets wat van nature in de mens zit net als lopen en niet iets wat voornamelijk door de omgeving aangeleerd wordt zoals piano spelen.
Leren lopen of piano spelen? Door Tamara de Reus
Waarmee is de verwerving door een kind van zijn moedertaal het best vergelijkbaar? Als motivatiebrief voor de deelname aan het LAPP-Top-programma Taalwetenschap probeer ik een vergelijking te trekken tussen de fasen die bestaan bij het verwerven van de moedertaal door een kind en de fasen die bestaan bij het leren lopen en piano spelen. Met welke van deze twee mogelijkheden is leren van een moedertaal het best vergelijkbaar? Als pasgeboren baby kan een kind slechts brabbelen. Het hoort klanken in zijn omgeving en probeert deze na te bootsen. Het leert ook enkele woordjes. Een dreumes kan beter verbaal communiceren; hij vormt al korte zinnetjes en het gebrabbel verdwijnt. Als peuter pikt het kind meer details van de taal op; het gebruikt volledigere zinnen, snapt de grammatica grotendeels en leert elke dag nieuwe woorden. Kleuters begrijpen de opzet van de taal helemaal; zij zijn bezig met het perfectioneren van hun spreken en zullen de rest van hun leven woorden bijleren. Baby’s worden door mensen vaak in zithouding gezet, en als ze zelfstandig kunnen zitten, gaan ze kruipen. Ze trekken zich dan op aan dingen en staan op twee benen. Een dreumes wordt door de omgeving aangemoedigd om het houvast los te laten, en doet dit ook. Hij zet aarzelende stapjes van het ene steunpunt naar het andere en na veel oefenen is hij blij dat hij zich nu ook kan voortbewegen op twee benen. Als peuter loopt hij zelfstandig grotere afstanden en verleert dit als het goed is zijn leven lang niet meer. Het eerste dat iemand bestudeert als hij piano wil gaan leren spelen, is hoe hij zijn vingers moet neerzetten en welke namen de noten hebben. Dan krijgt hij les in de lengte van de noten en de rusten, en de verschillende toon- en maatsoorten. Hij leert simpele stukjes spelen en krijgt te maken met hard en zacht aanslaan en pedaalbeheersing. Naarmate een persoon vordert, studeert hij op ingewikkeldere stukken. Een muzikaal persoon zal, nu hij de basis gron-
19
gen wat je wilt. Bovendien moet men in staat zijn om een reëel voorwerp te koppelen aan een abstract idee en begrip. Zo meldt mijn vader op 30 juli 1989 dat ik het verband zie tussen mijn pluche speelgoedhond, de hond in mijn voorleesboekje, een echte hond en het woord ‘hond’ dat hij voor allen gebruikt. Op allemaal was mijn reactie: “Woef.” Dit getuigt van een vroeg besef van het begrip ‘hond’. Dit besef ontstaat door een inzicht dat al ontwikkeld was voordat ik andere woordjes leerde nabootsen en dat ik dus waarschijnlijk al bij mijn geboorte mee heb gekregen. Dit vermogen is de reden dat wij kunnen praten. Sommige dieren kunnen weliswaar de geluiden maken die wij maken als wij praten, maar zij hebben niet het vermogen om dingen abstract te zien en daarom kunnen zij toch niet echt praten. De papegaai is daar een mooi voorbeeld van; hij is in staat om de klanken die wij maken in onze taal na te bootsen en is ook in staat om een vaste reactie te hebben op bepaalde woorden die wij zeggen. Toch kunnen wij niet een gesprek met hem voeren, wat wij met een peuter met een even grote woordenschat wel kunnen. Het vermogen om te lopen op twee benen is net zo’n vermogen. Je lichaam moet het vermogen daartoe bij de geboorte mee hebben gekregen. Een ander voorbeeld van het feit dat het praten van mensen samenhangt met een natuurlijke eigenschap, is dat kinderen ook hun eigen woorden en uitdrukkingen voor bepaalde situaties bedenken. Zo heb ik een baby een tijd een ‘huilen’ genoemd. Dit was niet zomaal brabbeltaal. Het woord was niet geïmiteerd van andere mensen; het was voortgekomen uit natuurlijk taalinzicht. Ook is taal iets wat alle mensen over de hele wereld in hoge maten ontwikkeld hebben. Dit geldt niet voor bijvoorbeeld het leren bespelen van een specifiek instrument. Iedereen gebruikt dezelfde manier om te communiceren. Net zoals iedereen overal ter wereld leert zijn benen te gebruiken om te lopen. Misschien is een muzikaal gevoel wel universeel, maar de piano om dit tot uiting te laten komen en het leren bespelen van een piano zijn zeker niet universeel. Bovendien is ook de periode waarin mensen leren spreken ongeveer gelijk aan de periode waarin men leert lopen. Ze behoren tot de eerste dingen die peuters leren. Ook dit is over de hele wereld hetzelfde. Het ontwikkelen van een heleboel andere eigenschappen die voornamelijk door de omgeving aangeleerd worden, zoals het bespelen van een instrument, gebeurt pas veel later. Deze eigenschappen ontwikkelen zich pas als een kind de eigenschappen die het van nature als mens heeft meegekregen, al aardig onder de knie heeft. ’20 december 1991: “lichtwarm” (=lauw)’ ‘7 januari 1992: “Je krijgt strepig” (=fronsend)’
18
Verder heeft een bare noun in argumentpositie ofwel structuur 3.a met empty D0, ofwel 3.b met N-naar-D-verplaatsing. 3.a)
DP (Spec) D0 e
3.b) D’
DP (Spec) D0 nomen
NP N0 nomen
D’ NP N0 nomen
Het Mandarijn-Chinees Het Chinees is lastig te vergelijken met het Romaans en Germaans. Zoals boven al gezegd, heeft het Chinees geen lidwoorden en nomina komen daar dus stelselmatig zonder overte D voor. Het blijkt dan ook dat de classifier (Cl) de functie van D overneemt2: ook Cl heeft een deictische, individualiserende functie, waarmee er naar een specifieke entiteit binnen de klasse N wordt verwezen. Ook Mandarijn NP-predicaten worden pas een argument als zij in een ClP staan. Bij een bare noun in argumentpositie is er dus of een empty Cl0 (indefiniete interpretatie) of N-naar-Cl-verplaatsing (definiete of generieke interpretatie), met een vergelijkbare boom als in 3.a en b en dezelfde restricties voor lexicale regering. Met deze analyse valt ook het Mandarijn dus binnen de generalisaties I t/m III.3 Een groot verschil tussen het Mandarijn en de eerdere talen is dat het Mandarijn minder restricties heeft op bare nouns in argumentpositie. Ten eerste kunnen alle soorten nomina als bare noun voorkomen, dus ook single count nouns4. Bovendien kunnen alle soorten nomina naast existentieel en generiek ook definiet worden geïnterpreteerd, terwijl dat in het Romaans en Germaans alleen is voorbehouden aan bare proper names (zie 4.a en b). Het is duidelijk dat het Mandarijn coverte N-naar-Cl-verplaatsing heeft, net als het Germaans. De enige restrictie die het Mandarijn ook heeft, is dat existentiële bare nouns lexicaal geregeerd moeten worden (zie 4.a, waar het bare noun in subjectpositie niet indefiniet kan zijn). ____________ 2
De theorie en voorbeelden over het Chinees komen uit Cheng & Sybesma (1999). Deze paragraaf is wegens ruimtegebrek érg kort door de bocht. De situatie in het Chinees is gecompliceerder, maar ruwweg samen te vatten zoals hierboven. 4 Het Chinees heeft eigenlijk geen syntactisch onderscheid tussen mass en count of single en plural nouns. Dit komt door de afwezigheid van lidwoorden en meervoudsmorfologie op het nomen. Alle nomina zijn dus syntactisch gezien mass nouns, maar toch is er onderscheid. Dat wordt gemaakt door het type classifier dat wordt gebruikt. Je hebt de zogenaamde ‘countclassifiers’ en de ‘mass-classifiers’ (Cheng & Sybesma 1999). Waar ik hier dus schrijf ‘bare single count nouns’, moet eigenlijk toegevoegd worden ‘zoals het Germaans en Romaans die kennen’. 3
7
4.a) b)
Gou yao guo malu hond wil oversteken weg ‘De/*een hond wil de weg oversteken’ Hufei mai shu qu le H. kopen boek gaan ‘zinsfinaal partikel’ ‘Hufei ging een/het boek kopen’
De verschillen tussen het Mandarijn en het Romaans en Germaans komen door de afwezigheid van een fig.1. Het Index-gebaar lidwoord. Het is een eigenschap van talen zonder lidwoorden dat bare nouns meerdere interpretaties kunnen krijgen. Ook van gebarentalen in het algemeen wordt gezegd dat die geen lidwoorden hebben. De vraag is dus of dat ook geldt voor NGT en wat dat voor implicaties heeft op de structuur van bare nouns. De Nederlandse Gebarentaal De vraag of NGT lidwoorden heeft, kan vrij eenvoudig worden beantwoord. Het enige element dat in aanmerking komt voor deze functie, is het Index-gebaar (fig. 1). Die Index staat in de NP voor of achter het nomen (5.a en b), of voor én achter (5.c). De postnominale Index blijkt een adverbiale plaatsbepaling te zijn, maar de prenominale Index zou dus een lidwoord kunnen zijn. Echter, dit is niet het geval, gezien het feit dat die prenominale Index niet verplicht is (5.b en d). 5.a) b) c) d)
STATION, Ix TREIN VERTREKKEN STATION, TREIN Ix VERTREKKEN STATION, Ix TREIN Ix VERTREKKEN STATION, TREIN VERTREKKEN ‘Van het station vertrekt de trein’
Index neemt dus niet de deictische functie van het lidwoord over, want het is, omdat het een nomen extra nadruk geeft (in tegenstelling tot de classifier in het Chinees), geen equivalent van het definiet lidwoord. Daarom moet worden aangenomen dat NGT overgaat tot de last-resort-oplossing: de deictische functie wordt overgenomen van een niet-overte ι-operator in D0 (Chierchia 1998). Deze operator is het equivalent van het definiet lidwoord. Als je van de hier geschetste situatie uitgaat, zou je verwachten dat in NGT: − net als in het Mandarijn alle soorten nomina bare kunnen voorkomen − bare nouns verschillende interpretaties kunnen krijgen, ook de definiete − er bij een definiete of generieke interpretatie (coverte) N-naar-Dverplaatsing optreedt, waardoor er geen restricties op de distributie zijn. − er bij een existentiële interpretatie een empty D0 is, waardoor lexicale regering nodig is. De zinnen 6.a en b laten zien dat de eerste twee verwachtingen uitkomen.5 ____________ 5
Gebaren en zinnen worden in een gebarentaal altijd geglost met hoofdletters.
8
− −
− − −
Kinderen die doof worden geboren gaan bijvoorbeeld niet vanzelf praten en kinderen uit een taalarm milieu blijken vaak een taalachterstand te hebben. (Dorothee Hoekstra) Zoals je zonder te lopen geen stap vooruit komt, zo sta je stil zonder taal. (Linde Bremmer) Het lijkt (...) alsof er een soort vruchtbare periode is in de hersenen waarbij ze letterlijk openstaan voor nieuwe woorden. Ik denk dat je alleen een moedertaal kunt leren in de periode van twee tot vijf jaar. Het is niet zo dat je dan in die periode elk woordje moet kennen, maar wel de basis van de taal. Ook zal de grammatica dan nog niet perfect zijn, maar het begin zal er al zijn. (Martijn Westerman) Kinderen leren de taal ook omdat ze nieuwsgierig zijn, ze willen veel leren en taal is daar een aspect van. Door de taal kunnen ze ook weer nieuwe dingen ontdekken. (Iona Ebben) Iets in ons moet ons ontvankelijk maken voor het aanleren van taal. (Marieke de Pater) Er zijn enkele voorbeelden van eeneiige tweelingen die bij de geboorte gescheiden worden en waarvan het ene kind in een andere cultuur opgroeit dan het andere. Deze kinderen hebben als moedertaal de taal aangenomen die ze aangeleerd hebben. Zou de moedertaal ‘ingebakken’ zitten in de genen, dan zouden beide kinderen dezelfde moedertaal hebben, ook al zijn ze opgegroeid met een andere taal, omdat eeneiige tweelingen precies hetzelfde DNA hebben. Dit is echter niet het geval en dan kan dus de conclusie worden getrokken dat de moedertaal niet in de genen zit, zoals het kunnen lopen wel in de genen zit. (...) Het leren van een taal op zich, zit wel in de genen. (Dennis den Hoedt)
De mens: hij loopt op twee benen en hij spreekt Door Marise Heerma
’19 juli 1989. Nu duidelijk “woef”, of eigenlijk meer “woepf”, wijzend met een krom vingertje naar Tibor, die met oma Brand op bezoek is. Ook andere in de verte blaffende honden worden met “woepf” beantwoord.’ Het eerste woordje dat ik zei, was ‘woef’, tegen de hond van mijn oma. Dit lees ik in het verslag dat mijn vader heeft bijgehouden van hoe ik heb leren praten. Praten is iets wat mensen van nature in zich hebben en niet iets wat zij enkel hebben afgekeken van de mensen om zich heen. Ik denk dat leren praten daarom ook veel meer lijkt op leren lopen dan op leren piano spelen. Mensen hebben van nature een vermogen om te abstraheren. Dit is essentieel voor het leren van een taal. Als je niet dingen apart in groepen kunt indelen en herkennen, zul je ook niet met een overkoepelende term uit kunnen leg-
17
dan de juiste lidwoorden. Net zoals het bij het lopen niet eerst leert stapjes te zetten, dan zijn evenwicht te bewaren en dan los te lopen. Een kind leert dit door zich tegelijkertijd in alle aspecten te trainen, en niet door het op te splitsen, zoals wel bij piano spelen gebeurt.”
6.a)
Vijf deelnemers vonden eerste-taalverwerving meer lijken op leren piano spelen. Ook voor dit standpunt worden verschillende argumenten gegeven. Volgens Lotte Willemsen is taal leren een ingewikkelder proces dan leren lopen. Daarnaast zegt zij: “Als [een kind] eenmaal kan lopen, hoeft er eigenlijk niks meer geleerd te worden, terwijl de taal altijd verbeterd kan worden!” Mette Bruinsma concludeert: “Zowel leren spreken als piano leren spelen begint makkelijk en vergt redelijk wat tijd en oefening om het beter te kunnen en het is beide een kwestie van imiteren.” Ook Eva Lachnit meent dat imitatie een belangrijke rol speelt in taalverwerving: “Natuurlijk is het zo dat een kind ook een instinct bezit om direct na de geboorte duidelijk te maken aan de ouders wat het wil, door bijvoorbeeld heel hard te huilen. Maar het leren spreken van de taal, komt pas na veel imiteren van de ouders (brabbelen), goed opletten op school en oefenen.”
Afhankelijk van de context wordt het bare noun in 6.a existentieel of definiet geïnterpreteerd en 6.b laat zien dat ook de generieke interpretatie kan. Verder wordt duidelijk dat single count nouns bare kunnen voorkomen, wat impliceert dat alle soorten nomina dat kunnen, net als in het Chinees. Ook laat 6.b zien dat een bare noun zowel in niet-lexicaal geregeerde objectpositie als in de wel lexicaal geregeerde subjectpositie kan staan. Dit betekent dat D0 niet leeg kan zijn, dus dat er N-naar-D-verplaatsing is. Heel opvallend is de distributie van indefiniete bare nouns. Deze kunnen – hoewel het erg gemarkeerd is – in de niet-lexicaal geregeerde subjectpositie (7.a) en topicpositie (7.b) staan.
b)
7.a) b)
IK FILM HUREN ‘Ik huur een/de film’ BLOEMEN HOUDEN-VAN MENSEN ‘Bloemen houden van mensen’
JONGEN DRANKJE GEVEN-AAN-MIJ ‘Een jongen gaf me een drankje’ KINDEREN (top), STRAND OVERAL IK ZIEN ‘Het zijn kinderen, die ik overal op het strand zie’
Negen scholieren vonden het lastig om te kiezen en droegen een derde optie aan, namelijk dat sommige aspecten van het leren van een moedertaal overeenkomen met leren lopen en andere aspecten met leren piano spelen. Nicky Lustenhouwer schrijft bijvoorbeeld “dat het verwerven van de moedertaal wat het bewust zijn van het leerproces betreft tussen leren lopen en leren piano spelen in ligt: de oefening is weliswaar onbewust als bij lopen, maar er is wel degelijk een bewuste wens om te leren.” Volgens Dieke Jansen, een andere voorstander van deze optie, is het leren van de spreektaal vergelijkbaar met leren lopen, terwijl het leren van de schrijftaal juist meer weg heeft van leren piano spelen. Linda van den Engh en Julian Gonggrijp zijn allebei tot de conclusie gekomen dat de eerste stadia van moedertaalverwerving lijken op leren lopen en dat het proces later meer gaat lijken op leren piano spelen. Eén deelnemer, Maaike Zwiers, concludeert dat “het eigenlijk wel allemaal dezelfde soort leerprocessen zijn, maar dat het één gewoon moeilijker te leren is dan het ander.”
Deze eigenschap van NGT is merkwaardig, want dat existentiële bare nouns op niet-lexicaal geregeerde posities kunnen staan, zagen we niet bij de eerdere talen. Het past ook niet binnen de theorie van de Empty D0. Toch is dit niet helemaal waar. Ook het Germaans kan indefiniete bare nouns als subject gebruiken (‘Honden lopen in mijn tuin’), hoewel dit gemarkeerd is. Beter is om een constructie met ‘er’ als voorlopig subject te gebruiken (‘Er lopen honden in mijn tuin’). Om de theorie te kunnen handhaven, geeft Longobardi (1994) ‘reconstructie’ als mogelijke verklaring voor de niet-lexicaal geregeerde indefiniete bare nouns. Hierbij ondergaat het bare noun na spell-out reconstructie naar de VP, waardoor het in LF toch lexicaal geregeerd wordt. Dit zou een mogelijke verklaring kunnen zijn, maar verder onderzoek moet dat uitwijzen.
Andere interessante opmerkingen zijn: − Het leren van een taal gaat (...) niet zomaar: omdat het communicatie met de ander tot doel heeft, kan het niet plaatsvinden zonder intesieve bemoeienis van die ander. (Mirjam de Jonge) − Door zo nu en dan verbeterd te worden door zijn omgeving leert het kind de fijne kneepjes van de taal. (Geert Rinkel) − De meeste kinderen doen dit [zinnetjes maken – red.] met eenzelfde grammaticale bouw: er lijkt dus een soort algemene ontwikkeling of leerproces aan de gang te zijn, net als het leren lopen. (Juliëtte Osseweyer) − Toch blijkt een deel van de taalverwerving niet helemaal vanzelf te gaan.
Conclusie NGT vertoont geen eigenschappen die niet terug te vinden zijn in gesproken taal. Net als het Chinees heeft het geen lidwoorden, waardoor de deictische functie daarvan moet worden overgenomen door een ander element. Omdat geen enkel overt element daarvoor in aanmerking komt – ook Index niet – wordt dat gedaan door de coverte ι-operator in D0. Een noun-phrase dat als argument fungeert, heeft dus een DP-structuur – ook bare nouns. Wat betreft de interpretatie van bare nouns, staat NGT bijna op één lijn met het Mandarijn. In beide talen kunnen alle soorten nomina als bare noun voorkomen, terwijl in het Germaans en Romaans bare count nouns on-
16
9
grammaticaal zijn. En in zowel het Mandarijn als NGT kan een bare noun definiet, indefiniet en generiek worden geïnterpreteerd.5 In het Germaans kan een bare noun alleen een indefiniete of generieke interpretatie krijgen en in het Italiaans zelfs alleen een indefiniete. Tenslotte is de distributie van definiete bare nouns/proper names in alle talen gelijk: die kunnen op elke positie staan. Doordat indefiniete bare nouns op een niet-lexicaal geregeerde positie mogen, lijkt NGT principes I en II te schenden. Maar door aan te nemen, ook op basis van de mogelijkheden in het Germaans, dat reconstructie op LF plaatsvindt, kan de distributie verklaard worden. De structuur van bare nouns in NGT is dus gelijk aan die van het Romaans en Germaans en het Chinees, wat een argument is voor de modaliteitsonafhankelijkheid van UG. Literatuur Cheng, L. en R. Sybesma (1999). ‘Bare and Not-So-Bare Nouns and the Structure of NP’. Linguistic Inquiry 30, 4 (pp. 509-542). Cierchia, G. (1998). ‘Reference to kinds across languages’. Natural Language Semantics 6 (pp. 339-405). Longobardi, G. (1994). ‘Reference and Proper Names: A Theory of N-Movement in Syntax and Logical Form’. Linguistic Inquiry 25, 4 (pp. 609-665). MacLaughlin, D. (1997). The Structure of Determiner Phrases: Evidence from American Sign Language. Doctoral dissertation, Boston University. Neidle, C. et al (2000). The Syntax of American Sign Language: Functional Categories and Hierarchical Structure. Cambridge: MIT Press. Nijhof, S. en I. Zwitserlood (1999). ‘Pluralization in Sign Language of the Netherlands (NGT)’. In J. Don en T. Sanders (eds.), OTS Yearbook 1998-1999. Utrecht: UIL OTS. (pp. 58-78). Petronio, K. (1995). ‘Bare Noun Phrases, Verbs and Quantification in ASL’. In E. Bach et al (eds.), Quantification in Natural Languages. Kluwer Academic Publishers. (pp. 603-618). Schermer, T. et al (1991). De Nederlandse Gebarentaal. Twello: Van Tricht uitgeverij. Szabolcsi, A. (1987). ‘Functional Categories in the noun phrase’. Kenesei, I. (ed.), Approaches to Hungarian 2. Szeged: JATE. (pp. 167-190). Zimmer, J. en C. Patschke (1990). ‘A Class of Determiners in ASL’. In C. Lucas (ed.), Sign Language Research: Theoretical Issues. Washington, D.C.: Gallaudet University Press. (pp. 201-210).
____________ 5
Het enige verschil zit in de interpretatie van enkelvoud/meervoud, waar ik nu niet op ingegaan ben. In het Mandarijn is een bare noun volstrekt ambigu tussen enkelvoud en meervoud, terwijl dat in NGT zeer de vraag is.
Horoscoop uit de Straatkrant f Met dank aan Suzanne Strik en Eva Schultz
10
LAPP-Top: scholieren als taalwetenschappers Door Willemijn Sedee
In de vorige Twister heb je al kunnen lezen over LAPP-Top, het Leiden Advanced Pre-university Programme for Topstudens, een collegereeks voor getalenteerde middelbare scholieren. Zowel het LAPP-Top-programma van Taalwetenschap als dat van VIET zijn inmiddels van start gegaan. Om toegelaten te worden tot het programma van Taalwetenschap hebben de deelnemers allemaal een opstel moeten schrijven waarin zij antwoord gaven op de volgende vraag: is eerste-taalverwerving een proces dat lijkt op leren lopen of juist op leren piano spelen? Deze opdracht leverde een flinke stapel interessante essays op. De taalwetenschappers aan de universiteit kregen stukken te lezen van jonge mensen met een frisse blik op taal. De redactie van de Twister heeft van de 23 deelnemers toestemming gekregen hun essays te lezen en te publiceren. Vanwege ruimtegebrek kunnen helaas niet alle opstellen geplaatst worden. De redactie heeft er daarom twee uitgekozen die er echt uitsprongen. Het ene is het opstel van Tamara de Reus, die het standpunt verdedigt dat eerstetaalverwerving het meest lijkt op leren piano spelen en dat heel gestructureerd en gedetailleerd heeft opgeschreven. Het andere opstel is dat van Marise Heerma, die van mening is dat het leren van een moedertaal overeenkomt met leren lopen en bij haar argumentatie gebruik maakt van uitspraken die zijn zelf als taallerend kind gedaan heeft. Deze twee essays staan op de volgende pagina’s. Hieronder volgt een kort overzicht van de andere opstellen. Van de 23 deelnemers vinden acht mensen eerste-taalverwerving vooral lijken op leren lopen. De argumenten die zij hiervoor aandragen, zijn zeer gevarieerd. Suzanne Roodenburg schrijft bijvoorbeeld: “Een taal leren is behoorlijk ingewikkeld, althans, zo denk je erover wanneer je een willekeurig grammaticaboekje inkijkt. Toch krijgen kinderen over de hele wereld het voor elkaar om hun moedertaal, zonder behulp van boekjes, in een aantal jaar vloeiend te leren spreken. Ik denk dus dat het leren van je moedertaal, net als leren lopen vanzelf gaat en dat het niet zoiets is als piano spelen, wat je bewust moet leren.” Volgens Eva Schram “verleer je, onder normale omstandigheden, het praten nooit. Net als lopen, dat verleer je ook niet. (...) Maar wanneer een pianist tien jaar niet meer speelt, zal zijn pianospel flink achteruitgegaan zijn.” Yvette Elsakkers merkt op dat je voor piano spelen aanleg moet hebben, maar voor lopen en praten niet. Anne van Barlingen schrijft: “Omdat zowel lopen als praten zo snel mogelijk op alle aspecten beheerst moeten worden verschillen deze leerprocessen met dat van piano spelen. Een kind leert niet eerst de werkwoordsvormen, daarna grammatica en
15
Foto’s! Plaatjes! Kiekjes!
Alle wezentjes tellen mee: het AIO-wezentje Door Erik Schoorlemmer
De ouderejaars Taalwetenschap onder jullie hebben er vast wel eens college van een gehad: een AIO. Waar wat doen die wezentjes die zich AIO noemen nou eigenlijk precies? Een kijkje in de wonderlijke wereld van de AIO.
David neemt zijn propedeusebul in ontvangst Daan van de Velde heeft zijn propedeuse!
Lisa Cheng feliciteerd Anne van der Kant met haar propedeuse Deze foto’s zijn gemaakt en ingestuurd door Laura Bos. Ze heeft ze geschoten tijdens de propedeuse-uitreiking van de (inmiddels) tweedejaars van TW en tijdens de treinrit naar Delft toen de huidige eerstejaars van TW na een tentamen bij haar op bezoek kwamen voor haar verjaardag.
TW-sjaarzen in de trein naar Delft
14
AIO’s zijn rare wezens. Normale mensen houden het na vier jaar of langer afzien op de universiteit wel voor gezien. Nadat ze hun doctorandus- of MAtitel hebben gehaald, verruilen deze mensen de universiteit voor een baan in de echte wereld. Zo niet de wonderlijke wezentjes die zich AIO’s noemen. Enigszins verslaafd geraakt aan de drug van de linguïstiek, verruilen deze wezens na het afstuderen de collegezalen van 1166 voor een kantoortje een of twee verdiepingen hoger. Dit kantoortje, meestal gedeeld met nog een ander wonderlijk AIOwezen, is gedurende vier jaar de habitat van de AIO. In dat kantoortje zal het wezentje duizenden uren doorbrengen al zwoegend op zijn onderzoek. Het zal gedurende deze periode zich helemaal vol eten met ontelbare wetenschappelijke blaadjes. Deze blaadjes zijn soms een beetje taai, maar er zitten er ook tussen die lekker sappig zijn en druipen van de ingenieuze diepere wetenschappelijke kennis. Behalve zich te laven aan al deze kennis, produceert het AIO-wezentje gaandeweg zelf ook lekker wetenschappelijk voedsel. Zijn eerste probeersels op dit gebied zijn nog een beetje wankel en onzeker, net als een veulen dat net geboren zijn eerste stappen zet in de wei. Na een boel vallen en opstaan, ontwikkelt het AIO-wezentje echter de benodigde eigenschappen om de productie van wetenschappelijk voedsel goed aan te kunnen. Er wordt wel eens van de wezentjes gezegd dat ze tijdens de vier jaar die ze doorbrengen als AIO erg eenzaam zijn. Volgens sommige bronnen zouden ze hun habitat nauwelijks verlaten en nauwelijks contact hebben met andere AIO-wezentjes of andere soorten wezentjes die de universiteit bevolken. Die observatie mag misschien correct zijn voor andere AIOwezentjes, maar voor die in 1166 gaat ze echter niet op. De AIO-wezentjes van 1166 zijn sociale wezentjes. Elke dag om 12 uur begeeft een groepje van deze wezentjes zich samen over de brug van de Witte Singel op weg naar de voederplek van het Lipsius. Daar verorberen zij te midden van het gekrakeel van de andere universitaire wezentjes allerlei rare substanties ter aanvulling op hun dieet van wetenschappelijke blaadjes. Terugkerend ritueel tijdens deze voedergebeurtenis is een gezamenlijke klaagzang over de slechte kwaliteit van de substanties die ze door de verzorgers van het Lipsius krijgen toegeworpen. Daarnaast worden tijdens dit voeren de meest uitlopende dingen besproken. Buiten dit dagelijkse ritueel zien de AIO-wezentjes van 1166 elkaar tijdens allerlei andere bijeenkomsten. Zo zijn er wekelijkse bij-
11
eenkomsten, reading groups genoemd, waar de kwaliteit van de laatst verorberde wetenschappelijke blaadjes wordt besproken. Daarnaast krijgen de jongste AIO-wezentjes hulp bij het ontwikkelen van de productie van wetenschappelijk voedsel in de vorm van speciale colleges. Deze worden soms gegeven door oudere AIO-wezentjes, maar meestal door een andere soort universitaire wezens: wetenschappers. Een van de meest opvallende eigenschappen van de gemeenschap 1166 AIO-wezentjes is dat ze overal en nergens vandaan komen. De wiegjes van de AIO-wezentjes stonden namelijk verspreid over de hele wereld: ZuidAfrika, Servië, Duitsland, Zwitserland, Engeland, Hong Kong, China, Marokko, Griekenland, Nederland, etc. Nadat deze wezentjes hun MA-diploma haalden, gingen ze allemaal op een grote trektocht die eindigde in 1166. Omdat ze overal en nergens vandaan komen, communiceren de AIO-wezentjes op een andere manier dan de docenten en studenten, de andere wezens die hun habitat hebben in 1166. In plaats van zich te bedienen van de opeenvolging van klanken die ook wel wordt aangeduid als het Nederlands, bedienen de AIOwezentjes zich van klankopeenvolgingen die nog het meest lijken op die van het Engels. Twee keer per jaar vindt er in een of andere uithoek van het land een grote bijeenkomst plaats van alle Nederlandse AIO-wezentjes. Enigszins verbaasd over het feit dat er nog zoveel andere AIO-wezentjes bestaan, verzamelen ze zich in een kamp. Dat kamp duurt twee weken, twee lange weken van afzien in tochtige onderkomens die er niet op berekend zijn AIOwezentjes te moeten huisvesten. Overdag worden er allerlei cursussen gevolgd die interessant zijn voor de AIO-wezentjes. ’s Avonds timmeren de AIOwezentjes in hun tochtige bouwvallige onderkomens aan de inter-AIOcontacten. Nadat het AIO-wezentje de basisbeginselen van de wetenschappelijke keuken onder de knie heeft gekregen, wordt het tijd dat het AIO-wezentje zijn transformatie gaat voorbereiden. Allereerst wordt er een doel in de vorm van een vraagstelling geformuleerd. Dan wordt er druk gezocht naar relevante wetenschappelijke blaadjes om zo te groeien dat het wezentje sterk genoeg wordt om de vraagstelling aan te pakken. Vervolgens worden er allerlei data verzameld. Net als bijen informeren de AIO-wezentjes elkaar over waar de beste data te vinden zijn. Dit gebeurt soms door een raar dansritueel op de zolder van 1166 uit te voeren en soms gewoon via email. Als deze fasen voltooid zijn, kan het wezentje beginnen met het daadwerkelijke schrijven van zijn meesterwerk. Maanden en maanden achter elkaar tergt het AIOwezentje het toetsenbord van zijn computer. Na vele keren van formuleren, herformuleren en schrappen is het er dan plotseling: het proefschrift. Dit proefschrift is de sleutel tot de transformatie van het AIO-wezentje. Deze transformatie zelf vindt plaats tijdens iets wat het AIO-wezentje aanduidt met ‘de verdediging’. De verdediging is omgeven met allerlei rituelen. Zo wordt eerst het AIO-wezentje een tijd lang aan de tand gevoeld door andere wezens die zich zelf aanduiden met de term hoogleraren. Deze
12
wezens zijn allemaal gekleed in lange zwarte gewaden en dragen een soort groot uitgevallen zwarte pannenlap op hun hoofd. Op het moment dat het AIO-wezentje de wanhoop nabij is en denkt dat hij de transformatie nooit zal halen, komt er met een knal een ander vreemdsoortig wezen binnen. Vergezeld van een tik op de grond van de vreemdsoortige staf die hij vasthoudt, kondigt dit wezen in een uitgestorven klankopeenvolging aan dat het tijd is. Dit doet dit rare wezen op zo’n majestueuze manier dat de punten van zijn walrussnor met zijn stembanden meetrillen. Gehaast verlaten hierop de hoogleraar-wezens het vertrek waar het ritueel plaatsvindt. Het AIOwezentje voelt dan de zenuwen door zijn keel gieren, want hij weet dat de transformatie nabij is. Dan komen de hoogleraar-wezens weer terug. En dan geschiedt het: op het gezicht van het AIO-wezentje verschijnt een glimlach. De transformatie van het AIO-wezentje is voltooid. Het resultaat: een mooi fris jong wetenschapper-wezentje. Het ex-AIO-wezentje weet dat het allemaal niet voor niets was. Hij heeft het gehaald. Het AIO-wezentje: een opmerkelijk en interessant wezentje. Mocht je er toevallig een tegen het lijf lopen, neem dan eens de tijd om deze boeiende wezens van dichtbij te bestuderen.
Twister zoekt redacteuren en vormgever! Lees jij altijd met veel plezier de Twister en zou je graag mee willen werken aan het maken ervan? Dat komt goed uit! T.W.I.S.T. is namelijk op zoek naar nieuwe redacteuren (1 of 2) en een nieuwe vormgever voor de Twister! Wat doe je als redacteur of vormgever van de Twister? Als redacteur verzamel je kopij door gericht mensen te vragen artikelen voor de Twister te schrijven, en je reviseert de binnengekomen kopij. Je kunt uiteraard ook zelf stukken schrijven. De vormgever verzorgt daarna de lay-out en maakt zo een bestand dat vervolgens door het bestuur gedrukt kan worden. Ervaring met redactioneel of vormgevend werk is niet nodig. Je kunt al bij de eerstvolgende Twister (gepland voor mei of juni) aan de slag. Je zult die Twister dan samen met de huidige redactie maken, zodat je niet in het diepe wordt gegooid. In het volgende collegejaar neem je het volledig van de huidige redactie over. Interesse of vragen? Mail naar
[email protected] of spreek Willemijn Sedee aan op een van de activiteiten.
13
eenkomsten, reading groups genoemd, waar de kwaliteit van de laatst verorberde wetenschappelijke blaadjes wordt besproken. Daarnaast krijgen de jongste AIO-wezentjes hulp bij het ontwikkelen van de productie van wetenschappelijk voedsel in de vorm van speciale colleges. Deze worden soms gegeven door oudere AIO-wezentjes, maar meestal door een andere soort universitaire wezens: wetenschappers. Een van de meest opvallende eigenschappen van de gemeenschap 1166 AIO-wezentjes is dat ze overal en nergens vandaan komen. De wiegjes van de AIO-wezentjes stonden namelijk verspreid over de hele wereld: ZuidAfrika, Servië, Duitsland, Zwitserland, Engeland, Hong Kong, China, Marokko, Griekenland, Nederland, etc. Nadat deze wezentjes hun MA-diploma haalden, gingen ze allemaal op een grote trektocht die eindigde in 1166. Omdat ze overal en nergens vandaan komen, communiceren de AIO-wezentjes op een andere manier dan de docenten en studenten, de andere wezens die hun habitat hebben in 1166. In plaats van zich te bedienen van de opeenvolging van klanken die ook wel wordt aangeduid als het Nederlands, bedienen de AIOwezentjes zich van klankopeenvolgingen die nog het meest lijken op die van het Engels. Twee keer per jaar vindt er in een of andere uithoek van het land een grote bijeenkomst plaats van alle Nederlandse AIO-wezentjes. Enigszins verbaasd over het feit dat er nog zoveel andere AIO-wezentjes bestaan, verzamelen ze zich in een kamp. Dat kamp duurt twee weken, twee lange weken van afzien in tochtige onderkomens die er niet op berekend zijn AIOwezentjes te moeten huisvesten. Overdag worden er allerlei cursussen gevolgd die interessant zijn voor de AIO-wezentjes. ’s Avonds timmeren de AIOwezentjes in hun tochtige bouwvallige onderkomens aan de inter-AIOcontacten. Nadat het AIO-wezentje de basisbeginselen van de wetenschappelijke keuken onder de knie heeft gekregen, wordt het tijd dat het AIO-wezentje zijn transformatie gaat voorbereiden. Allereerst wordt er een doel in de vorm van een vraagstelling geformuleerd. Dan wordt er druk gezocht naar relevante wetenschappelijke blaadjes om zo te groeien dat het wezentje sterk genoeg wordt om de vraagstelling aan te pakken. Vervolgens worden er allerlei data verzameld. Net als bijen informeren de AIO-wezentjes elkaar over waar de beste data te vinden zijn. Dit gebeurt soms door een raar dansritueel op de zolder van 1166 uit te voeren en soms gewoon via email. Als deze fasen voltooid zijn, kan het wezentje beginnen met het daadwerkelijke schrijven van zijn meesterwerk. Maanden en maanden achter elkaar tergt het AIOwezentje het toetsenbord van zijn computer. Na vele keren van formuleren, herformuleren en schrappen is het er dan plotseling: het proefschrift. Dit proefschrift is de sleutel tot de transformatie van het AIO-wezentje. Deze transformatie zelf vindt plaats tijdens iets wat het AIO-wezentje aanduidt met ‘de verdediging’. De verdediging is omgeven met allerlei rituelen. Zo wordt eerst het AIO-wezentje een tijd lang aan de tand gevoeld door andere wezens die zich zelf aanduiden met de term hoogleraren. Deze
12
wezens zijn allemaal gekleed in lange zwarte gewaden en dragen een soort groot uitgevallen zwarte pannenlap op hun hoofd. Op het moment dat het AIO-wezentje de wanhoop nabij is en denkt dat hij de transformatie nooit zal halen, komt er met een knal een ander vreemdsoortig wezen binnen. Vergezeld van een tik op de grond van de vreemdsoortige staf die hij vasthoudt, kondigt dit wezen in een uitgestorven klankopeenvolging aan dat het tijd is. Dit doet dit rare wezen op zo’n majestueuze manier dat de punten van zijn walrussnor met zijn stembanden meetrillen. Gehaast verlaten hierop de hoogleraar-wezens het vertrek waar het ritueel plaatsvindt. Het AIOwezentje voelt dan de zenuwen door zijn keel gieren, want hij weet dat de transformatie nabij is. Dan komen de hoogleraar-wezens weer terug. En dan geschiedt het: op het gezicht van het AIO-wezentje verschijnt een glimlach. De transformatie van het AIO-wezentje is voltooid. Het resultaat: een mooi fris jong wetenschapper-wezentje. Het ex-AIO-wezentje weet dat het allemaal niet voor niets was. Hij heeft het gehaald. Het AIO-wezentje: een opmerkelijk en interessant wezentje. Mocht je er toevallig een tegen het lijf lopen, neem dan eens de tijd om deze boeiende wezens van dichtbij te bestuderen.
Twister zoekt redacteuren en vormgever! Lees jij altijd met veel plezier de Twister en zou je graag mee willen werken aan het maken ervan? Dat komt goed uit! T.W.I.S.T. is namelijk op zoek naar nieuwe redacteuren (1 of 2) en een nieuwe vormgever voor de Twister! Wat doe je als redacteur of vormgever van de Twister? Als redacteur verzamel je kopij door gericht mensen te vragen artikelen voor de Twister te schrijven, en je reviseert de binnengekomen kopij. Je kunt uiteraard ook zelf stukken schrijven. De vormgever verzorgt daarna de lay-out en maakt zo een bestand dat vervolgens door het bestuur gedrukt kan worden. Ervaring met redactioneel of vormgevend werk is niet nodig. Je kunt al bij de eerstvolgende Twister (gepland voor mei of juni) aan de slag. Je zult die Twister dan samen met de huidige redactie maken, zodat je niet in het diepe wordt gegooid. In het volgende collegejaar neem je het volledig van de huidige redactie over. Interesse of vragen? Mail naar
[email protected] of spreek Willemijn Sedee aan op een van de activiteiten.
13
Foto’s! Plaatjes! Kiekjes!
Alle wezentjes tellen mee: het AIO-wezentje Door Erik Schoorlemmer
De ouderejaars Taalwetenschap onder jullie hebben er vast wel eens college van een gehad: een AIO. Waar wat doen die wezentjes die zich AIO noemen nou eigenlijk precies? Een kijkje in de wonderlijke wereld van de AIO.
David neemt zijn propedeusebul in ontvangst Daan van de Velde heeft zijn propedeuse!
Lisa Cheng feliciteerd Anne van der Kant met haar propedeuse Deze foto’s zijn gemaakt en ingestuurd door Laura Bos. Ze heeft ze geschoten tijdens de propedeuse-uitreiking van de (inmiddels) tweedejaars van TW en tijdens de treinrit naar Delft toen de huidige eerstejaars van TW na een tentamen bij haar op bezoek kwamen voor haar verjaardag.
TW-sjaarzen in de trein naar Delft
14
AIO’s zijn rare wezens. Normale mensen houden het na vier jaar of langer afzien op de universiteit wel voor gezien. Nadat ze hun doctorandus- of MAtitel hebben gehaald, verruilen deze mensen de universiteit voor een baan in de echte wereld. Zo niet de wonderlijke wezentjes die zich AIO’s noemen. Enigszins verslaafd geraakt aan de drug van de linguïstiek, verruilen deze wezens na het afstuderen de collegezalen van 1166 voor een kantoortje een of twee verdiepingen hoger. Dit kantoortje, meestal gedeeld met nog een ander wonderlijk AIOwezen, is gedurende vier jaar de habitat van de AIO. In dat kantoortje zal het wezentje duizenden uren doorbrengen al zwoegend op zijn onderzoek. Het zal gedurende deze periode zich helemaal vol eten met ontelbare wetenschappelijke blaadjes. Deze blaadjes zijn soms een beetje taai, maar er zitten er ook tussen die lekker sappig zijn en druipen van de ingenieuze diepere wetenschappelijke kennis. Behalve zich te laven aan al deze kennis, produceert het AIO-wezentje gaandeweg zelf ook lekker wetenschappelijk voedsel. Zijn eerste probeersels op dit gebied zijn nog een beetje wankel en onzeker, net als een veulen dat net geboren zijn eerste stappen zet in de wei. Na een boel vallen en opstaan, ontwikkelt het AIO-wezentje echter de benodigde eigenschappen om de productie van wetenschappelijk voedsel goed aan te kunnen. Er wordt wel eens van de wezentjes gezegd dat ze tijdens de vier jaar die ze doorbrengen als AIO erg eenzaam zijn. Volgens sommige bronnen zouden ze hun habitat nauwelijks verlaten en nauwelijks contact hebben met andere AIO-wezentjes of andere soorten wezentjes die de universiteit bevolken. Die observatie mag misschien correct zijn voor andere AIOwezentjes, maar voor die in 1166 gaat ze echter niet op. De AIO-wezentjes van 1166 zijn sociale wezentjes. Elke dag om 12 uur begeeft een groepje van deze wezentjes zich samen over de brug van de Witte Singel op weg naar de voederplek van het Lipsius. Daar verorberen zij te midden van het gekrakeel van de andere universitaire wezentjes allerlei rare substanties ter aanvulling op hun dieet van wetenschappelijke blaadjes. Terugkerend ritueel tijdens deze voedergebeurtenis is een gezamenlijke klaagzang over de slechte kwaliteit van de substanties die ze door de verzorgers van het Lipsius krijgen toegeworpen. Daarnaast worden tijdens dit voeren de meest uitlopende dingen besproken. Buiten dit dagelijkse ritueel zien de AIO-wezentjes van 1166 elkaar tijdens allerlei andere bijeenkomsten. Zo zijn er wekelijkse bij-
11
grammaticaal zijn. En in zowel het Mandarijn als NGT kan een bare noun definiet, indefiniet en generiek worden geïnterpreteerd.5 In het Germaans kan een bare noun alleen een indefiniete of generieke interpretatie krijgen en in het Italiaans zelfs alleen een indefiniete. Tenslotte is de distributie van definiete bare nouns/proper names in alle talen gelijk: die kunnen op elke positie staan. Doordat indefiniete bare nouns op een niet-lexicaal geregeerde positie mogen, lijkt NGT principes I en II te schenden. Maar door aan te nemen, ook op basis van de mogelijkheden in het Germaans, dat reconstructie op LF plaatsvindt, kan de distributie verklaard worden. De structuur van bare nouns in NGT is dus gelijk aan die van het Romaans en Germaans en het Chinees, wat een argument is voor de modaliteitsonafhankelijkheid van UG. Literatuur Cheng, L. en R. Sybesma (1999). ‘Bare and Not-So-Bare Nouns and the Structure of NP’. Linguistic Inquiry 30, 4 (pp. 509-542). Cierchia, G. (1998). ‘Reference to kinds across languages’. Natural Language Semantics 6 (pp. 339-405). Longobardi, G. (1994). ‘Reference and Proper Names: A Theory of N-Movement in Syntax and Logical Form’. Linguistic Inquiry 25, 4 (pp. 609-665). MacLaughlin, D. (1997). The Structure of Determiner Phrases: Evidence from American Sign Language. Doctoral dissertation, Boston University. Neidle, C. et al (2000). The Syntax of American Sign Language: Functional Categories and Hierarchical Structure. Cambridge: MIT Press. Nijhof, S. en I. Zwitserlood (1999). ‘Pluralization in Sign Language of the Netherlands (NGT)’. In J. Don en T. Sanders (eds.), OTS Yearbook 1998-1999. Utrecht: UIL OTS. (pp. 58-78). Petronio, K. (1995). ‘Bare Noun Phrases, Verbs and Quantification in ASL’. In E. Bach et al (eds.), Quantification in Natural Languages. Kluwer Academic Publishers. (pp. 603-618). Schermer, T. et al (1991). De Nederlandse Gebarentaal. Twello: Van Tricht uitgeverij. Szabolcsi, A. (1987). ‘Functional Categories in the noun phrase’. Kenesei, I. (ed.), Approaches to Hungarian 2. Szeged: JATE. (pp. 167-190). Zimmer, J. en C. Patschke (1990). ‘A Class of Determiners in ASL’. In C. Lucas (ed.), Sign Language Research: Theoretical Issues. Washington, D.C.: Gallaudet University Press. (pp. 201-210).
____________ 5
Het enige verschil zit in de interpretatie van enkelvoud/meervoud, waar ik nu niet op ingegaan ben. In het Mandarijn is een bare noun volstrekt ambigu tussen enkelvoud en meervoud, terwijl dat in NGT zeer de vraag is.
Horoscoop uit de Straatkrant f Met dank aan Suzanne Strik en Eva Schultz
10
LAPP-Top: scholieren als taalwetenschappers Door Willemijn Sedee
In de vorige Twister heb je al kunnen lezen over LAPP-Top, het Leiden Advanced Pre-university Programme for Topstudens, een collegereeks voor getalenteerde middelbare scholieren. Zowel het LAPP-Top-programma van Taalwetenschap als dat van VIET zijn inmiddels van start gegaan. Om toegelaten te worden tot het programma van Taalwetenschap hebben de deelnemers allemaal een opstel moeten schrijven waarin zij antwoord gaven op de volgende vraag: is eerste-taalverwerving een proces dat lijkt op leren lopen of juist op leren piano spelen? Deze opdracht leverde een flinke stapel interessante essays op. De taalwetenschappers aan de universiteit kregen stukken te lezen van jonge mensen met een frisse blik op taal. De redactie van de Twister heeft van de 23 deelnemers toestemming gekregen hun essays te lezen en te publiceren. Vanwege ruimtegebrek kunnen helaas niet alle opstellen geplaatst worden. De redactie heeft er daarom twee uitgekozen die er echt uitsprongen. Het ene is het opstel van Tamara de Reus, die het standpunt verdedigt dat eerstetaalverwerving het meest lijkt op leren piano spelen en dat heel gestructureerd en gedetailleerd heeft opgeschreven. Het andere opstel is dat van Marise Heerma, die van mening is dat het leren van een moedertaal overeenkomt met leren lopen en bij haar argumentatie gebruik maakt van uitspraken die zijn zelf als taallerend kind gedaan heeft. Deze twee essays staan op de volgende pagina’s. Hieronder volgt een kort overzicht van de andere opstellen. Van de 23 deelnemers vinden acht mensen eerste-taalverwerving vooral lijken op leren lopen. De argumenten die zij hiervoor aandragen, zijn zeer gevarieerd. Suzanne Roodenburg schrijft bijvoorbeeld: “Een taal leren is behoorlijk ingewikkeld, althans, zo denk je erover wanneer je een willekeurig grammaticaboekje inkijkt. Toch krijgen kinderen over de hele wereld het voor elkaar om hun moedertaal, zonder behulp van boekjes, in een aantal jaar vloeiend te leren spreken. Ik denk dus dat het leren van je moedertaal, net als leren lopen vanzelf gaat en dat het niet zoiets is als piano spelen, wat je bewust moet leren.” Volgens Eva Schram “verleer je, onder normale omstandigheden, het praten nooit. Net als lopen, dat verleer je ook niet. (...) Maar wanneer een pianist tien jaar niet meer speelt, zal zijn pianospel flink achteruitgegaan zijn.” Yvette Elsakkers merkt op dat je voor piano spelen aanleg moet hebben, maar voor lopen en praten niet. Anne van Barlingen schrijft: “Omdat zowel lopen als praten zo snel mogelijk op alle aspecten beheerst moeten worden verschillen deze leerprocessen met dat van piano spelen. Een kind leert niet eerst de werkwoordsvormen, daarna grammatica en
15
dan de juiste lidwoorden. Net zoals het bij het lopen niet eerst leert stapjes te zetten, dan zijn evenwicht te bewaren en dan los te lopen. Een kind leert dit door zich tegelijkertijd in alle aspecten te trainen, en niet door het op te splitsen, zoals wel bij piano spelen gebeurt.”
6.a)
Vijf deelnemers vonden eerste-taalverwerving meer lijken op leren piano spelen. Ook voor dit standpunt worden verschillende argumenten gegeven. Volgens Lotte Willemsen is taal leren een ingewikkelder proces dan leren lopen. Daarnaast zegt zij: “Als [een kind] eenmaal kan lopen, hoeft er eigenlijk niks meer geleerd te worden, terwijl de taal altijd verbeterd kan worden!” Mette Bruinsma concludeert: “Zowel leren spreken als piano leren spelen begint makkelijk en vergt redelijk wat tijd en oefening om het beter te kunnen en het is beide een kwestie van imiteren.” Ook Eva Lachnit meent dat imitatie een belangrijke rol speelt in taalverwerving: “Natuurlijk is het zo dat een kind ook een instinct bezit om direct na de geboorte duidelijk te maken aan de ouders wat het wil, door bijvoorbeeld heel hard te huilen. Maar het leren spreken van de taal, komt pas na veel imiteren van de ouders (brabbelen), goed opletten op school en oefenen.”
Afhankelijk van de context wordt het bare noun in 6.a existentieel of definiet geïnterpreteerd en 6.b laat zien dat ook de generieke interpretatie kan. Verder wordt duidelijk dat single count nouns bare kunnen voorkomen, wat impliceert dat alle soorten nomina dat kunnen, net als in het Chinees. Ook laat 6.b zien dat een bare noun zowel in niet-lexicaal geregeerde objectpositie als in de wel lexicaal geregeerde subjectpositie kan staan. Dit betekent dat D0 niet leeg kan zijn, dus dat er N-naar-D-verplaatsing is. Heel opvallend is de distributie van indefiniete bare nouns. Deze kunnen – hoewel het erg gemarkeerd is – in de niet-lexicaal geregeerde subjectpositie (7.a) en topicpositie (7.b) staan.
b)
7.a) b)
IK FILM HUREN ‘Ik huur een/de film’ BLOEMEN HOUDEN-VAN MENSEN ‘Bloemen houden van mensen’
JONGEN DRANKJE GEVEN-AAN-MIJ ‘Een jongen gaf me een drankje’ KINDEREN (top), STRAND OVERAL IK ZIEN ‘Het zijn kinderen, die ik overal op het strand zie’
Negen scholieren vonden het lastig om te kiezen en droegen een derde optie aan, namelijk dat sommige aspecten van het leren van een moedertaal overeenkomen met leren lopen en andere aspecten met leren piano spelen. Nicky Lustenhouwer schrijft bijvoorbeeld “dat het verwerven van de moedertaal wat het bewust zijn van het leerproces betreft tussen leren lopen en leren piano spelen in ligt: de oefening is weliswaar onbewust als bij lopen, maar er is wel degelijk een bewuste wens om te leren.” Volgens Dieke Jansen, een andere voorstander van deze optie, is het leren van de spreektaal vergelijkbaar met leren lopen, terwijl het leren van de schrijftaal juist meer weg heeft van leren piano spelen. Linda van den Engh en Julian Gonggrijp zijn allebei tot de conclusie gekomen dat de eerste stadia van moedertaalverwerving lijken op leren lopen en dat het proces later meer gaat lijken op leren piano spelen. Eén deelnemer, Maaike Zwiers, concludeert dat “het eigenlijk wel allemaal dezelfde soort leerprocessen zijn, maar dat het één gewoon moeilijker te leren is dan het ander.”
Deze eigenschap van NGT is merkwaardig, want dat existentiële bare nouns op niet-lexicaal geregeerde posities kunnen staan, zagen we niet bij de eerdere talen. Het past ook niet binnen de theorie van de Empty D0. Toch is dit niet helemaal waar. Ook het Germaans kan indefiniete bare nouns als subject gebruiken (‘Honden lopen in mijn tuin’), hoewel dit gemarkeerd is. Beter is om een constructie met ‘er’ als voorlopig subject te gebruiken (‘Er lopen honden in mijn tuin’). Om de theorie te kunnen handhaven, geeft Longobardi (1994) ‘reconstructie’ als mogelijke verklaring voor de niet-lexicaal geregeerde indefiniete bare nouns. Hierbij ondergaat het bare noun na spell-out reconstructie naar de VP, waardoor het in LF toch lexicaal geregeerd wordt. Dit zou een mogelijke verklaring kunnen zijn, maar verder onderzoek moet dat uitwijzen.
Andere interessante opmerkingen zijn: − Het leren van een taal gaat (...) niet zomaar: omdat het communicatie met de ander tot doel heeft, kan het niet plaatsvinden zonder intesieve bemoeienis van die ander. (Mirjam de Jonge) − Door zo nu en dan verbeterd te worden door zijn omgeving leert het kind de fijne kneepjes van de taal. (Geert Rinkel) − De meeste kinderen doen dit [zinnetjes maken – red.] met eenzelfde grammaticale bouw: er lijkt dus een soort algemene ontwikkeling of leerproces aan de gang te zijn, net als het leren lopen. (Juliëtte Osseweyer) − Toch blijkt een deel van de taalverwerving niet helemaal vanzelf te gaan.
Conclusie NGT vertoont geen eigenschappen die niet terug te vinden zijn in gesproken taal. Net als het Chinees heeft het geen lidwoorden, waardoor de deictische functie daarvan moet worden overgenomen door een ander element. Omdat geen enkel overt element daarvoor in aanmerking komt – ook Index niet – wordt dat gedaan door de coverte ι-operator in D0. Een noun-phrase dat als argument fungeert, heeft dus een DP-structuur – ook bare nouns. Wat betreft de interpretatie van bare nouns, staat NGT bijna op één lijn met het Mandarijn. In beide talen kunnen alle soorten nomina als bare noun voorkomen, terwijl in het Germaans en Romaans bare count nouns on-
16
9
4.a) b)
Gou yao guo malu hond wil oversteken weg ‘De/*een hond wil de weg oversteken’ Hufei mai shu qu le H. kopen boek gaan ‘zinsfinaal partikel’ ‘Hufei ging een/het boek kopen’
De verschillen tussen het Mandarijn en het Romaans en Germaans komen door de afwezigheid van een fig.1. Het Index-gebaar lidwoord. Het is een eigenschap van talen zonder lidwoorden dat bare nouns meerdere interpretaties kunnen krijgen. Ook van gebarentalen in het algemeen wordt gezegd dat die geen lidwoorden hebben. De vraag is dus of dat ook geldt voor NGT en wat dat voor implicaties heeft op de structuur van bare nouns. De Nederlandse Gebarentaal De vraag of NGT lidwoorden heeft, kan vrij eenvoudig worden beantwoord. Het enige element dat in aanmerking komt voor deze functie, is het Index-gebaar (fig. 1). Die Index staat in de NP voor of achter het nomen (5.a en b), of voor én achter (5.c). De postnominale Index blijkt een adverbiale plaatsbepaling te zijn, maar de prenominale Index zou dus een lidwoord kunnen zijn. Echter, dit is niet het geval, gezien het feit dat die prenominale Index niet verplicht is (5.b en d). 5.a) b) c) d)
STATION, Ix TREIN VERTREKKEN STATION, TREIN Ix VERTREKKEN STATION, Ix TREIN Ix VERTREKKEN STATION, TREIN VERTREKKEN ‘Van het station vertrekt de trein’
Index neemt dus niet de deictische functie van het lidwoord over, want het is, omdat het een nomen extra nadruk geeft (in tegenstelling tot de classifier in het Chinees), geen equivalent van het definiet lidwoord. Daarom moet worden aangenomen dat NGT overgaat tot de last-resort-oplossing: de deictische functie wordt overgenomen van een niet-overte ι-operator in D0 (Chierchia 1998). Deze operator is het equivalent van het definiet lidwoord. Als je van de hier geschetste situatie uitgaat, zou je verwachten dat in NGT: − net als in het Mandarijn alle soorten nomina bare kunnen voorkomen − bare nouns verschillende interpretaties kunnen krijgen, ook de definiete − er bij een definiete of generieke interpretatie (coverte) N-naar-Dverplaatsing optreedt, waardoor er geen restricties op de distributie zijn. − er bij een existentiële interpretatie een empty D0 is, waardoor lexicale regering nodig is. De zinnen 6.a en b laten zien dat de eerste twee verwachtingen uitkomen.5 ____________ 5
Gebaren en zinnen worden in een gebarentaal altijd geglost met hoofdletters.
8
− −
− − −
Kinderen die doof worden geboren gaan bijvoorbeeld niet vanzelf praten en kinderen uit een taalarm milieu blijken vaak een taalachterstand te hebben. (Dorothee Hoekstra) Zoals je zonder te lopen geen stap vooruit komt, zo sta je stil zonder taal. (Linde Bremmer) Het lijkt (...) alsof er een soort vruchtbare periode is in de hersenen waarbij ze letterlijk openstaan voor nieuwe woorden. Ik denk dat je alleen een moedertaal kunt leren in de periode van twee tot vijf jaar. Het is niet zo dat je dan in die periode elk woordje moet kennen, maar wel de basis van de taal. Ook zal de grammatica dan nog niet perfect zijn, maar het begin zal er al zijn. (Martijn Westerman) Kinderen leren de taal ook omdat ze nieuwsgierig zijn, ze willen veel leren en taal is daar een aspect van. Door de taal kunnen ze ook weer nieuwe dingen ontdekken. (Iona Ebben) Iets in ons moet ons ontvankelijk maken voor het aanleren van taal. (Marieke de Pater) Er zijn enkele voorbeelden van eeneiige tweelingen die bij de geboorte gescheiden worden en waarvan het ene kind in een andere cultuur opgroeit dan het andere. Deze kinderen hebben als moedertaal de taal aangenomen die ze aangeleerd hebben. Zou de moedertaal ‘ingebakken’ zitten in de genen, dan zouden beide kinderen dezelfde moedertaal hebben, ook al zijn ze opgegroeid met een andere taal, omdat eeneiige tweelingen precies hetzelfde DNA hebben. Dit is echter niet het geval en dan kan dus de conclusie worden getrokken dat de moedertaal niet in de genen zit, zoals het kunnen lopen wel in de genen zit. (...) Het leren van een taal op zich, zit wel in de genen. (Dennis den Hoedt)
De mens: hij loopt op twee benen en hij spreekt Door Marise Heerma
’19 juli 1989. Nu duidelijk “woef”, of eigenlijk meer “woepf”, wijzend met een krom vingertje naar Tibor, die met oma Brand op bezoek is. Ook andere in de verte blaffende honden worden met “woepf” beantwoord.’ Het eerste woordje dat ik zei, was ‘woef’, tegen de hond van mijn oma. Dit lees ik in het verslag dat mijn vader heeft bijgehouden van hoe ik heb leren praten. Praten is iets wat mensen van nature in zich hebben en niet iets wat zij enkel hebben afgekeken van de mensen om zich heen. Ik denk dat leren praten daarom ook veel meer lijkt op leren lopen dan op leren piano spelen. Mensen hebben van nature een vermogen om te abstraheren. Dit is essentieel voor het leren van een taal. Als je niet dingen apart in groepen kunt indelen en herkennen, zul je ook niet met een overkoepelende term uit kunnen leg-
17
gen wat je wilt. Bovendien moet men in staat zijn om een reëel voorwerp te koppelen aan een abstract idee en begrip. Zo meldt mijn vader op 30 juli 1989 dat ik het verband zie tussen mijn pluche speelgoedhond, de hond in mijn voorleesboekje, een echte hond en het woord ‘hond’ dat hij voor allen gebruikt. Op allemaal was mijn reactie: “Woef.” Dit getuigt van een vroeg besef van het begrip ‘hond’. Dit besef ontstaat door een inzicht dat al ontwikkeld was voordat ik andere woordjes leerde nabootsen en dat ik dus waarschijnlijk al bij mijn geboorte mee heb gekregen. Dit vermogen is de reden dat wij kunnen praten. Sommige dieren kunnen weliswaar de geluiden maken die wij maken als wij praten, maar zij hebben niet het vermogen om dingen abstract te zien en daarom kunnen zij toch niet echt praten. De papegaai is daar een mooi voorbeeld van; hij is in staat om de klanken die wij maken in onze taal na te bootsen en is ook in staat om een vaste reactie te hebben op bepaalde woorden die wij zeggen. Toch kunnen wij niet een gesprek met hem voeren, wat wij met een peuter met een even grote woordenschat wel kunnen. Het vermogen om te lopen op twee benen is net zo’n vermogen. Je lichaam moet het vermogen daartoe bij de geboorte mee hebben gekregen. Een ander voorbeeld van het feit dat het praten van mensen samenhangt met een natuurlijke eigenschap, is dat kinderen ook hun eigen woorden en uitdrukkingen voor bepaalde situaties bedenken. Zo heb ik een baby een tijd een ‘huilen’ genoemd. Dit was niet zomaal brabbeltaal. Het woord was niet geïmiteerd van andere mensen; het was voortgekomen uit natuurlijk taalinzicht. Ook is taal iets wat alle mensen over de hele wereld in hoge maten ontwikkeld hebben. Dit geldt niet voor bijvoorbeeld het leren bespelen van een specifiek instrument. Iedereen gebruikt dezelfde manier om te communiceren. Net zoals iedereen overal ter wereld leert zijn benen te gebruiken om te lopen. Misschien is een muzikaal gevoel wel universeel, maar de piano om dit tot uiting te laten komen en het leren bespelen van een piano zijn zeker niet universeel. Bovendien is ook de periode waarin mensen leren spreken ongeveer gelijk aan de periode waarin men leert lopen. Ze behoren tot de eerste dingen die peuters leren. Ook dit is over de hele wereld hetzelfde. Het ontwikkelen van een heleboel andere eigenschappen die voornamelijk door de omgeving aangeleerd worden, zoals het bespelen van een instrument, gebeurt pas veel later. Deze eigenschappen ontwikkelen zich pas als een kind de eigenschappen die het van nature als mens heeft meegekregen, al aardig onder de knie heeft. ’20 december 1991: “lichtwarm” (=lauw)’ ‘7 januari 1992: “Je krijgt strepig” (=fronsend)’
18
Verder heeft een bare noun in argumentpositie ofwel structuur 3.a met empty D0, ofwel 3.b met N-naar-D-verplaatsing. 3.a)
DP (Spec) D0 e
3.b) D’
DP (Spec) D0 nomen
NP N0 nomen
D’ NP N0 nomen
Het Mandarijn-Chinees Het Chinees is lastig te vergelijken met het Romaans en Germaans. Zoals boven al gezegd, heeft het Chinees geen lidwoorden en nomina komen daar dus stelselmatig zonder overte D voor. Het blijkt dan ook dat de classifier (Cl) de functie van D overneemt2: ook Cl heeft een deictische, individualiserende functie, waarmee er naar een specifieke entiteit binnen de klasse N wordt verwezen. Ook Mandarijn NP-predicaten worden pas een argument als zij in een ClP staan. Bij een bare noun in argumentpositie is er dus of een empty Cl0 (indefiniete interpretatie) of N-naar-Cl-verplaatsing (definiete of generieke interpretatie), met een vergelijkbare boom als in 3.a en b en dezelfde restricties voor lexicale regering. Met deze analyse valt ook het Mandarijn dus binnen de generalisaties I t/m III.3 Een groot verschil tussen het Mandarijn en de eerdere talen is dat het Mandarijn minder restricties heeft op bare nouns in argumentpositie. Ten eerste kunnen alle soorten nomina als bare noun voorkomen, dus ook single count nouns4. Bovendien kunnen alle soorten nomina naast existentieel en generiek ook definiet worden geïnterpreteerd, terwijl dat in het Romaans en Germaans alleen is voorbehouden aan bare proper names (zie 4.a en b). Het is duidelijk dat het Mandarijn coverte N-naar-Cl-verplaatsing heeft, net als het Germaans. De enige restrictie die het Mandarijn ook heeft, is dat existentiële bare nouns lexicaal geregeerd moeten worden (zie 4.a, waar het bare noun in subjectpositie niet indefiniet kan zijn). ____________ 2
De theorie en voorbeelden over het Chinees komen uit Cheng & Sybesma (1999). Deze paragraaf is wegens ruimtegebrek érg kort door de bocht. De situatie in het Chinees is gecompliceerder, maar ruwweg samen te vatten zoals hierboven. 4 Het Chinees heeft eigenlijk geen syntactisch onderscheid tussen mass en count of single en plural nouns. Dit komt door de afwezigheid van lidwoorden en meervoudsmorfologie op het nomen. Alle nomina zijn dus syntactisch gezien mass nouns, maar toch is er onderscheid. Dat wordt gemaakt door het type classifier dat wordt gebruikt. Je hebt de zogenaamde ‘countclassifiers’ en de ‘mass-classifiers’ (Cheng & Sybesma 1999). Waar ik hier dus schrijf ‘bare single count nouns’, moet eigenlijk toegevoegd worden ‘zoals het Germaans en Romaans die kennen’. 3
7
Empty D0 en N-naar-D-verplaatsing1 Uit het Romaans en Germaans wordt duidelijk dat een bare noun niet altijd een NP-structuur heeft. Bij beiden zijn er namelijk bare nouns in argumentpositie (1) te vinden, die dus DP’s moeten zijn. \ 1.a) b)
Ik eet aardappelen. Viene giù acqua dalle colline komt naar beneden water van de heuvel ‘Er komt water naar beneden van de heuvel’
Als een bare noun een DP-structuur heeft, zijn er twee mogelijkheden: of er is een empty head, of er is hoofdverplaatsing van N naar D. Beide mogelijkheden komen voor. Er is sprake van een empty D0 onder drie voorwaarden, te weten: a) het gaat om een bare mass of bare plural noun b) het bare noun heeft een existentiële interpretatie c) het bare noun staat in een lexicaal geregeerde positie. Dit is het geval in de voorbeelden in 1. Er zijn echter ook bare nouns die niet aan (één van) deze voorwaarden voldoen. Proper names als in 2.a bijvoorbeeld worden altijd definiet geïnterpreteerd en kunnen in elke positie voorkomen, dus ook in de niet-lexicaal geregeerde subjectspositie, evenals generieke bare nouns (2.b). Er kan dus in 2 geen sprake zijn van een empty D0. In plaats daarvan is er binnen de DP hoofdverplaatsing van N0 naar D0, waardoor de noodzaak voor lexicale regering wegvalt. 2.a) b)
Maria mi ha telefonato Maria mij heeft gebeld Bevers bouwen dammen.
De N-naar-D-verplaatsing kan overt of covert zijn. Het Italiaans heeft overte verplaatsing, waardoor alleen proper names kunnen verplaatsen. Andere nomina blijven in N. Als in het Italiaans een bare mass of plural noun generiek moet worden geïnterpreteerd – en dus een empty D0 niet mag – is het noodzakelijk om een partitief lidwoord in D0 te zetten (net als in het Frans, vergelijk de slogan ‘du vin, du pain, du Boursin’). Het Nederlands (evenals het Engels) heeft coverte N-naar-Dverplaatsing van proper names, maar ook van bare mass en plural nouns. Hierdoor is 2.b in het Germaans mogelijk, in tegenstelling tot het Italiaans. Naar aanleiding van deze gegevens kunnen de principes I en II worden aangenomen en de parameter III: I. [D e] heeft default een existentiële interpretatie II. Een empty head moet lexicaal geregeerd worden III. N verplaatst naar D in de syntaxis in het Italiaans/Frans en in LF in het Nederlands/Engels. ____________ 1
Deze hele paragraaf geeft de theorie weer uit Longobardi (1994). Ook de voorbeelden uit het Italiaans komen hier vandaan.
6
Kortom: mensen onderscheiden zich van andere dieren door een natuurlijk taalinzicht. Ze kunnen zelf woorden maken die ze niet van anderen leren. ‘Fronsen’ duidde ik bijvoorbeeld aan met ‘strepig kijken’. Alle mensen op de wereld hebben de eigenschap om te communiceren door te praten. Dit is een universele eigenschap die zij ook allemaal net als lopen al heel vroeg aanleren. Leren praten is iets wat van nature in de mens zit net als lopen en niet iets wat voornamelijk door de omgeving aangeleerd wordt zoals piano spelen.
Leren lopen of piano spelen? Door Tamara de Reus
Waarmee is de verwerving door een kind van zijn moedertaal het best vergelijkbaar? Als motivatiebrief voor de deelname aan het LAPP-Top-programma Taalwetenschap probeer ik een vergelijking te trekken tussen de fasen die bestaan bij het verwerven van de moedertaal door een kind en de fasen die bestaan bij het leren lopen en piano spelen. Met welke van deze twee mogelijkheden is leren van een moedertaal het best vergelijkbaar? Als pasgeboren baby kan een kind slechts brabbelen. Het hoort klanken in zijn omgeving en probeert deze na te bootsen. Het leert ook enkele woordjes. Een dreumes kan beter verbaal communiceren; hij vormt al korte zinnetjes en het gebrabbel verdwijnt. Als peuter pikt het kind meer details van de taal op; het gebruikt volledigere zinnen, snapt de grammatica grotendeels en leert elke dag nieuwe woorden. Kleuters begrijpen de opzet van de taal helemaal; zij zijn bezig met het perfectioneren van hun spreken en zullen de rest van hun leven woorden bijleren. Baby’s worden door mensen vaak in zithouding gezet, en als ze zelfstandig kunnen zitten, gaan ze kruipen. Ze trekken zich dan op aan dingen en staan op twee benen. Een dreumes wordt door de omgeving aangemoedigd om het houvast los te laten, en doet dit ook. Hij zet aarzelende stapjes van het ene steunpunt naar het andere en na veel oefenen is hij blij dat hij zich nu ook kan voortbewegen op twee benen. Als peuter loopt hij zelfstandig grotere afstanden en verleert dit als het goed is zijn leven lang niet meer. Het eerste dat iemand bestudeert als hij piano wil gaan leren spelen, is hoe hij zijn vingers moet neerzetten en welke namen de noten hebben. Dan krijgt hij les in de lengte van de noten en de rusten, en de verschillende toon- en maatsoorten. Hij leert simpele stukjes spelen en krijgt te maken met hard en zacht aanslaan en pedaalbeheersing. Naarmate een persoon vordert, studeert hij op ingewikkeldere stukken. Een muzikaal persoon zal, nu hij de basis gron-
19
dig onder de knie heeft, soms zelf wat experimenteren. Hij gebruikt de verschillende dingen die hij geleerd heeft om zijn gevoel uit te drukken. Een volleerd pianist kan veel verschillende stukken spelen, maar blijft altijd bijleren, omdat er talloze noten- en ritmecombinaties bestaan. Naar mijn mening is de moedertaalverwerving van een kind het best vergelijkbaar met het leren spelen van de piano. Zo lopen de fasen opmerkelijk gelijk: een baby verkent eerst klanken, een pianist het notenschrift en de hoogten van de noten; de dreumes leert korte zinnetjes, de pianist ritmes en aanslaggevoeligheid; de peuter creëert moeilijkere zinnen, de pianist speelt moeilijkere stukken; de kleuter snapt de taal, de pianist weet genoeg om zijn instrument genoeg te beheersen. Hiernaast kun je herhalingsfouten maken in de moedertaalverwerving (bijvoorbeeld een constante grammaticale fout), en ook bij piano spelen (bijvoorbeeld consequent het ritme verkeerd lezen). Ook kun je, des te meer woorden je in je moedertaal kent en des te beter je piano leert spelen, je beter uitdrukken. Als laatste is het zo, dat zowel bij het leren van de moedertaal als bij het bespelen van de piano altijd doorgeleerd kan worden. Bij een taal leer je namelijk nieuwe woorden en bij piano spelen leer je nieuwe ritmes en notenvariaties.
DP in de Nederlandse gebarentaal Door Marlies Vink
Een crosslinguïstische vergelijking Talen verschillen van elkaar met betrekking tot hun noun phrase-structuur. Die verschillen zitten in allerlei facetten, waaronder de aanwezigheid van lidwoorden, meervoudsmorfologie, de structuur van bare nouns enzovoorts. Ik heb in mijn scriptie de DP-structuur van het Romaans en Germaans, het Chinees en de Nederlandse Gebarentaal (NGT) met elkaar vergeleken. Daarbij heb ik me gefocust op de functie van D0 en de structuur van bare nouns. Naar NGT is nog nauwelijks syntactisch onderzoek gedaan, waardoor het belangrijkste deel van mijn scriptie-onderzoek bestond uit het beschrijven van de DP-structuur in deze taal. Hiervoor heb ik een onderzoek in elkaar gezet om bij dove NGT-gebruikers gegevens te verzamelen en die heb ik vervolgens uitgewerkt. De belangrijkste onderzoeksvraag was: ‘Wat is de structuur van DP in NGT en hoe verhoudt die structuur zich tot die in het Germaans, Romaans en Chinees?’ Het is interessant om gebarentalen te betrekken in crosslinguïstisch onderzoek, omdat deze talen in een andere modaliteit staan dan gesproken talen. De laatste zijn oraal-auditief, terwijl de eerste manueel-visueel zijn. Ruimte speelt een belangrijke (syntactische) rol in gebarentalen, waardoor die mogelijkheden hebben die gesproken talen niet hebben. Hierdoor kan gebarentaal nieuw inzicht geven in de mogelijke structuren van taal, of juist als controle dienen voor bestaande theorieën. Gebarentaal zou als natuurlijke taal immers ook moeten voldoen aan de principes van UG zoals die er liggen. DP of NP Sinds onder andere Szabolcsi (1987) wordt algemeen aangenomen dat woordgroepen als de fiets geen NP’s maar DP’s zijn, met als structuur [DP [D’ [D de ][NP fiets ]]]. Fiets en mooie fiets zijn bijvoorbeeld NP’s, zonder determiner dus. Dit structurele verschil tussen DP en NP verklaart ook semantische verschillen. Zo is geclaimd dat alleen DP’s als argument kunnen functioneren. Een NP is een predicaat, refererend aan een klasse, en D maakt er een argument van, refererend aan een entiteit binnen die klasse. Deze deictische functie van D is zeer essentieel. In talen zonder lidwoorden (zoals het Chinees) lijkt alles anders te zijn. Hier komen veel bare nouns voor, zonder overte D, ook in argumentspositie. Ook valt de deictische functie van het lidwoord weg. Toch gelden dezelfde generalisaties voor de structuur van de noun phrase. Het vergelijken van bare nouns in verschillende talen geeft meer inzicht daarin.
20
5
Van het bestuur Hoewel de leden van onze vereniging in de afgelopen maanden regelmatig op activiteiten bijeengekomen zijn, valt het me op dat de kalender van de eerste helft van dit collegejaar uiteindelijk minder vol was dan we bij aanvang van ons bestuursjaar hadden gehoopt. Toch denk ik dat we best trots mogen zijn op een vereniging als T.W.I.S.T. en op de activiteiten. Er werd flink geborreld op de vaste eerste woensdag van de maand en vooral onze eerstejaarsleden waren trouwe bezoekers. Ook is de groep die na de borrel mee uit eten gaat, steeds groter geworden. Ondertussen is het animo zo groot dat we niet langer zomaar ergens binnen kunnen lopen, maar er vooraf gereserveerd moet worden. Eten met meer dan 15 personen is echt geen uitzondering meer te noemen. Op 10 februari draaiden we de film ‘Congo’ in een van de grootste zalen van het LAK. Hoewel ik graag had beweerd dat het succes van deze avond geheel te danken was aan onze excellente smaak op het gebied van cult(?)films over gebarende apen, gebiedt eerlijkheid me te zeggen dat hoogstwaarschijnlijk het inleidende praatje van Claartje en de door Renske en Hanna meegebrachte rosé de doorslag hebben gegeven. Opvallend was wel dat, op Janco na, het gehele gezelschap uit dames bestond. Wat is dat toch met vrouwen en apen? Al schrijvende realiseer ik me ineens dat we voor dit tweede semester nog vele leuke en leerzame activiteiten gepland hebben. Zo zijn er het TWeekend op 18 maart, de derde verjaardag van T.W.I.S.T. in april, het verschijnen van de almanak, het Letterenfeest (in samenwerking met SOL (Studieverenigingen Overleg Letteren)), een Letteren Symposium (ook in samenwerking met SOL), een excursie naar het Meertens Instituut, een lezing én een filmavond. We mogen blij zijn als we nog aan borrelen toekomen dit jaar! Maar nu is het me ook duidelijk waarom de kalender van 2004 wat minder vol was. We hebben gezaaid… en het oogsten kan NU beginnen! Veel plezier dit semester! Namens het bestuur van T.W.I.S.T.,
Het T.W.I.S.T.bestuur
Eva Schultz
4
TWeekend 18 t/m 20 maart 2005 Beste Taalwetenschappers, TWeekend 2005 staat voor de deur! Op vrijdag 18 maart reizen we af richting Brabant, naar kampeerboerderij De Ganzenhof te Bladel (ten zuiden van Eindhoven). Zowel studenten als docenten zijn van harte welkom om aan dit TWeekend deel te nemen! We hebben ons best gedaan om ook dit jaar een leuk programma samen te stellen. Op zaterdag gaan we naar ambachtelijke Kaasboerderij/Broodbakkerij De Hooiberg in Bladel waar we een uitgebreide rondleiding krijgen en we kunnen zien hoe kaas, boter en karnemelk worden gemaakt. Ook gaan we hier zelf brood bakken. Voor zondag staat Safaripark Beekse Bergen op het programma en gaan we te voet op safari om zo’n 100 verschillende diersoorten in hun natuurlijke omgeving te kunnen bekijken. Tegen het eind van de middag gaan we weer richting Leiden. De kosten voor TWeekend bedragen 22,50 euro voor leden en vrienden van T.W.I.S.T., en 27,50 euro voor ieder ander. Accommodatie, maaltijden en alle uitstapjes zijn bij deze prijs inbegrepen. Het enige dat je zelf dient te betalen, is het (openbaar) vervoer. Om je op te geven voor TWeekend stuur je een e-mail naar
[email protected]. Vermeld daarin je naam, of je lid of vriend bent van T.W.I.S.T. en of je vegetariër bent. Maak tevens de 22,50 of 27,50 euro over op gironummer 16 12 125 ten name van Studievereniging T.W.I.S.T. te Leiden onder vermelding van “TWeekend maart 2005”. Schrijf je snel in en betaal tijdig, want wie niet vooraf betaalt, kan helaas niet deelnemen! Als je nog vragen hebt, kun je mailen naar
[email protected]. We hopen dat iedereen meegaat naar Brabant om er een gezellig TWeekend van te maken! Met vriendelijke groet, T.W.I.S.T.- bestuur 2004-2005 Eva Schultz, Suzanne Strik en Miriam Otto
21
Leiden, 28 februari 2005
Oproep voor artikel-leesgroep Beste VTW'ers, VIET'ers en geïnteresseerden, Heb jij ook het gevoel dat er zoveel te lezen is, maar dat je er gewoon niet aan toe komt? Zie jij ook soms door de artikelbomen het bos niet meer? Krijg jij ook altijd de leeskriebels als je in de UB loopt? Zou jij ook wel eens wat meer willen lezen, om te weten te komen welke discussies er spelen, of op welk beroemd artikel een bepaalde wet gebaseerd is? Meld je dan aan voor de nieuw op te richten artikel-leesgroep! Het plan: een keer per maand bijeenkomen om een gelezen artikel te bespreken. Ieder artikel wordt door iemand voorbereid die er wat extra's bij opzoekt, wat referenties checkt etc. En dan gaan we kijken: wat vonden we ervan, was het een goed geschreven artikel, klopten de voorbeelden wel, en zijn we het eigenlijk met de schrijver eens? Wat voor artikelen? Daarvoor kan iedereen ideeën aandragen. De voorlopige insteek is: zowel klassiekers op het gebied van de VTW als recentere stukken over de grote en kleinere discussies die op dit moment spelen. Een aantal voorbeelden waar we mee zouden kunnen beginnen: Wackernagel, J. "Uber ein Gezetz der indogermanischen Wortstellung", Indogermanische Forschungen 1, 1892, 333-436. - Beekes, R.S.P., "Laryngeal Developments: A survey in Laryngeal Theory", 1988, 59-105. Schindler, J., "L'Apophonie des Thèmes indo-européennes en -r/n-", Bulletin de la Société de Linguistique de Paris, 70, 1975, 1-10. Hopper, P.J., "Glottalized and murmured occlusives in Indo-European", Glotta 7, 1973, 141-66. Wil je ook meedoen of heb je vragen of ideeën, neem dan contact op met Elizabeth Koier (
[email protected]) of Marleen Steenkist (
[email protected]). Het idee was om op de eerste vrijdag van de maand bijeen te komen, maar daar valt over te onderhandelen. De plaats hangt af van het aantal enthousiastelingen.
Twister zoekt redacteuren en vormgever!
Beste taalwetenschapper, De eerste tentamens zijn achter de rug, het tweede semester is net begonnen, we hoeven niet langer in het donker van en naar college te reizen, kortom… we zijn klaar voor de lente. Kan het nog beter? Absoluut! De nieuwe Twister ligt namelijk voor je! Natuurlijk zijn de redactie en de auteurs van de ingezonden stukjes er weer in geslaagd om een interessante editie in elkaar te zetten. Op bladzijde 5 neemt Marlies je bijvoorbeeld mee in de wereld van de gebarentaal, en op pagina 11 ontsluiert Erik eindelijk de geheimen van het AIO-schap in gebouw 1166. Op de achterzijde staat, zoals gebruikelijk, de activiteiten-kalender van T.W.I.S.T.. Maar deze Twister is ook uniek. Zoals je wellicht weet, zijn de LAPP-Topprogramma’s TW en VIET voor scholieren in volle gang. Om te mogen deelnemen hebben alle scholieren een overtuigend essay moeten schrijven over de vraag of eerste-taalverwerving meer lijkt op leren lopen of op leren piano spelen. De redactie heeft het voorrecht gehad om al deze essays te mogen lezen en heeft er twee geselecteerd ter publicatie in deze Twister. Je vindt de essays op bladzijde 15 t/m 19. Hartelijk bedankt voor jullie toestemming! Graag wijs ik iedereen er nogmaals op dat het jaarlijkse TWeekend is gepland op 18 t/m 20 maart. De aankondiging vind je op pagina 21. Schrijf je snel in via
[email protected], want de groep is nu al groter dan verwacht! Veel leesplezier en een goed 2e semester!
Eva Schultz Voorzitter T.W.I.S.T. 2004-2005
Twister zoekt een nieuwe redactie en een nieuwe vormgever! Iets voor jou? Kijk voor meer informatie op pagina 13.
22
3
COLOFON
INHOUD
Twister is het magazine van T.W.I.S.T., de studievereniging van (Algemene) Taalwetenschap en Vergelijkende (Indo-Europese) Taalwetenschap aan de Universiteit Leiden.
Woord van de voorzitter
3
Van het bestuur
4
DP in Nederlandse gebarentaal Een crosslinguïstische vergelijking
5
Horoscoop uit de Straatkrant
10
Redactie en vormgeving: Willemijn Sedee Jaargang: 2005.1 Oplage: 105 stuks Voor reacties en kopij: bestuur@ studievereniging twist.nl Website: www. studievereniging twist.nl Omslag: Bron: voorlichtingsbrochure Taalwetenschap van de VU.
Door Marlies Vink
Met dank aan Suzanne Strik en Eva Schultz
Alle wezentje tellen mee: het AIO-wezentje
11
Door Erik Schoorlemmer
Twister zoekt redacteuren en vormgever!
13
Foto’s! Plaatjes! Kiekjes!
14
Met dank aan Laura Bos
LAPP-Top: scholieren als taalwetenschappers
15
Door Willemijn Sedee
De mens: hij loopt op twee benen en hij spreekt
17
Door Marise Heerma
Leren lopen of piano spelen?
19
Door Tamara de Reus
Van de faculteitsraad Beste studenten, Lijkt het je leuk je een jaar lang in te zetten voor de studenten van de faculteit Letteren? Heb je ideeën over onderwijs of studentenfaciliteiten? We zijn voor de faculteitsraad Letteren op zoek naar enthousiaste mensen die mee willen denken en beslissen over de toekomst van de faculteit. Wil je meer weten over het werk van een lid van de faculteitsraad neem dan contact op met de assessor of de partij van je voorkeur. Meer informatie over de partijen is te vinden op onderstaande websites en emailadressen. De kandidaatstelling voor de faculteitsraad 2005-2006 is op dinsdag 8 en woensdag 9 maart en de verkiezingen zijn van 10 tot en met 24 mei. Met vriendelijke groet, De studentleden van de Faculteitsraad Letteren Studenten Groepering Leiden Web: http://sgl.plexus.leidenuniv.nl/ Email:
[email protected] Christelijke Studentenfractie Leiden Web: www.walk.to/csl Email:
[email protected] Bewust en Progressief Web: www.bep.nu Email:
[email protected]
Institute for Nonverbal Communication
20
TWeekend
21
Oproep voor artikel-leesgroep!
22
Van de faculteitsraad
23
SOL Letteren Symposium
23
SOL Letteren Symposium
Activiteitenkalender T.W.I.S.T. 2005
24
SOL (Studieverenigingen Overleg Letteren) organiseert in 2005 een letteren symposium. Alle studieverenigingen die bij het SOL-overleg betrokken zijn helpen mee met de organisatie. Datum en thema zijn nog niet vastgesteld, maar op dit moment zijn we bezig met het samenstellen van de organisatie . Lijkt het je leuk om samen met studenten van andere opleidingen dit symposium te organiseren, of heb je misschien goede ideeën voor het programma, stuur dan een mailtje naar
[email protected].
2
Wil je je niet aansluiten bij een van deze partijen, stel je dan verkiesbaar via een Lijst Onafhankelijke Letterenstudenten E-mail:
[email protected]
23
Activiteitenkalender T.W.I.S.T. 2005
Maart Woensdag Vrijdag Vrijdag
2 maart 11 maart 18 t/m 20 maart
T.W.I.S.T.-borrel en –etentje Afsluitingsetentje LAPP-Top TW TWeekend
April Woensdag Woensdag Donderdag
6 april 13 april 14 april
Donderdag
21 april
T.W.I.S.T.-borrel en –etentje Afsluitingsetentje LAPP-Top VIET Activiteit voor 3e verjaardag T.W.I.S.T. Filmavond
Mei Woensdag Donderdag
4 mei 12 mei
T.W.I.S.T.-borrel en -etentje Lezing
Juni Woensdag
1 juni
T.W.I.S.T.-borrel en –etentje, einde collegejaar
TWISTER
Maart 2005