Hoofdstuk 1
Love is everywhere!! ´Kijk, hier.´ Fabian liet Nienke de voorpagina van de krant zien. ´PIJNVOET IN GEVANGENIS NA LANG ONDERZOEK´, kopte het stuk. ´Rufus?’ praatte Nienke met haar mond vol brood. Ze zaten met z’n tweetjes aan de ontbijttafel. De rest hing boven, sliep nog of waren heel druk met de superuitgave van de schoolkrant bezig (Sofie, Mick en Robbie). Nienke moet nog steeds wennen aan het feit dat Mick en Sofie een setje waren. Ook Amber en Appie waren niet meer uit elkaar te slaan, hoewel zo ze (nog) niet ‘officieel verkering’ hadden. Danny was zo’n beetje de enige die als single rondliep in het Huis. ‘Mm. Ja, dat kan bijna niet anders,’ kauwde Fabian. Hij slikte door en praatte verder. ‘Misschien heeft hij zichzelf aangegeven nadat Zeno dood is gegaan. Zeno is toch dood?’ Nienke knikte. Zeno was inderdaad dood. Zeno Terpstra, de man die ze ooit had leren kennen als de creep uit het Zinnick-Bergman Museum in de stad, en die ze voor het laatst hadden ‘gezien’ op de videotape die zijn koerier (waarschijnlijk Rufus) hen had bezorgd. Zonder hem hadden ze niet geweten hoe ze de Vloek van Anchese-namon hadden moeten oplossen. ‘NIENKE!!!’ Appie kwam binnen. Nienke moest nog steeds aan hem wennen: hij was weer de oude Appie. Zijn oude Marokkaanse krulletjes waren weer terug, zijn langwerpige lijf was weer de oude en hij deed niets anders dan klooien met Amber. Appie gaf haar maai over haar hoofd als begroeting en Nienke gooide het krantje met het artikel over Rufus Pijnvoet/Malpied naar hem toe. ‘Wow… wat is dit?’ riep hij. ‘Goeiemorgen!’ riep Noa vrolijk. Ze kwam bijna binnenhuppelen van vrolijkheid en had weer één van haar vrolijke bloemenjurkjes aan. Jeroen kwam achter haar aanlopen. ‘Goedemorgen,’ zei Fabian beleefd terug. ‘Hey,’ zei Nienke. ‘Goedemorgen? Wat is er goed aan?’ mopperde Jeroen. Hij wreef over zijn gezicht en Nienke zag dat hij diepe wallen had. ‘Slecht geslapen?’ vroeg ze. ‘Nee, hoor,’ zei Jeroen sarcastisch. ‘Ik heb helemaal NIET geslapen.’ ‘Chagrijn,’ mopperde Noa. ‘Ik heb ook weinig geslapen, hoor. Maar mij hoor je niet. Kom op, Jeroen. Zon schijnt….’ ‘Ja - ja - ja. Zon schijnt, iedereen blij, behalve ik.’ Met een uitgestreken gezicht pakte hij een broodje. Noa pakte met haar handen zijn hoofd vast en zoende hem lang. Nienke keek glim-lachend een andere kant op. Fabian verscheen in haar blikveld. ‘Kom je mee? Naar buiten?’ vroeg Fabian. ‘Wat doen?’ vroeg Nienke verbaasd. ‘Verrassing - kom je?’ Toen Nienke de tuin van het Huis Anubis binnenkwam, geloofde ze haar eigen ogen niet. De hele tuin was versierd met gekleurde lam-pen, rozen, tulpen, eten etc. ‘Wat is dit?’ vroeg Nienke verbouwereerd. ‘Gewoon een… een…,’ begon Fabian verlegen, maar Nienke onder-brak hem. ‘Is dit voor mij?’ zei ze bijna hebberig. Ze sloeg meteen haar hand voor haar mond. ‘Sorry! Ik dacht dat het misschien…’ Nienke werd nog roder, en stopte met praten toen Fabian heel lief een
hand op haar wang legde. Van schrik durfde ze niets meer uit te brengen. Even voelde ze zich weer het meisje dat niets tegen hem durfde te zeggen, net als toen na hun eerste kus op het eindbal, toen ze de graal net hadden gevonden. ‘Ja, dit voor jou,’ zei Fabian lief. ‘Maar waarom?’ ‘Omdat je…. Omdat ik je zo gemist heb in de tijd dat ik in de villa bij Jacob en Matthijs sliep. En omdat ik je gewoon zo lief vind.’ Fabian hakkelde een beetje van verlegen- en onzekerheid. Nienke was verbaasd. Dat Fabian zoiets voor haar had geregeld. ‘Maar dat hoeft toch helemaal niet?!’ zei ze bijna schamend omdat zij zoveel geld had gekost voor Fabian. ‘Vind je het niet mooi?’ Fabian schrok. ‘Jawel, juist wel! Maar zo geweldig ben nou weer niet, hoor…,’ zei Nienke, half lachend. ‘Jawel, en omdat je gewoon…. Ik kan niet geloven dat ik zo’n gewel-dige vriendin heb als jij,’ zei Fabian ontzettend lief. Nienke kreeg een brok in haar keel. Dit was ze niet van hem gewend, nou ja, hij was normaal wel heel lief, maar niet zo vreselijk gul. ‘Je bent toch nog mijn vriendin, toch?’ vroeg Fabian ineens onzeker. Nienke beet op haar lip om hem te plagen. ‘Nou ja…,’ begon ze. ‘Wat…’ Fabian schoot los, zodat Nienke bijna achterover viel. ‘Grapje…,’ zei Nienke en ze gaf hem een lange zoen. ‘Ik wil niets liever,’ zei ze daarna en ze zag nog dat Fabian breed glimlachte voordat ze in zijn omhelzing verdween. Jeroen zat bij Noa op de zolderkamer, waar Noa tegenwoordig weer sliep. Ze had van de dokter te horen gekregen dat ze veel moest rusten, voordat ze weer naar school ging. Het was nu kerstvakantie en na deze vakantie hoefden de meeste mensen uit het Huis Anubis (behalve Fabian, want die zat al in de zesde) nog maar (ander)half jaar naar school. Iedereen wilde wel in het internaat blijven, omdat ze zulke goede vrienden waren geworden. Maar de meeste gingen wel een vervolgopleiding doen, maar dan in de buurt. ‘Jeroen!’ riep Noa Jeroen uit gedachten. ‘Waar zit jij met je gedachten?’ lachte ze. ‘Ehm…. Waar zou Wo… Raven nu zijn? En Zeno?’ ‘Zeno Terpstra? Die was toch dood? Dat had Nienke verteld. En wat is er toch met hem? Want ik heb er nog nooit van gehoord,’ vroeg Noa aan één stuk door nieuwsgierig. ‘Ja, maar stel nou dat het een grap is? Een grap van de krant?’ ‘Dat geloof ik niet! Waarom zou de krant zoiets doen?’ ‘Misschien zijn ze omgekocht?’ Noa schoot in de lach. ‘Wat lach je? Zo grappig is het niet!’ ‘Ik lach om jou, gek! Je draait echt een beetje door nu, hoor. Misschien moet je eens even rustig ademhalen, dat zal al helpen,’ sneerde Noa. Ze vouwde een stapeltje kleren op. Jeroen beet op zijn onderlip toen Noa met haar rug naar hem toegedraaid stond. ‘Ik ehm… hij heeft me een tijdje bedreigd,’ zei Jeroen met een verbazingwek-kend zware stem van de zenuwen. ‘Wat?’ vroeg Noa geschrokken. ‘Zeno?’ ‘Ja. Ik had hem beloofd dat ik de Graal zou vinden, en ik had 10.000 euro voorschot gekregen. Maar toen ik de Graal niet vond, bedreigde hij me. Hij zei dat hij me levend ging mummificeren.’ ‘Wow…’ zei Noa verbaasd. ‘Sorry voor mijn reactie!’ Ze liep naar hem toe en omhelsde hem. Toen ze hem losliet, draaide ineens de hele zolder om haar heen.
‘Wow…,’ zei ze opnieuw, ditmaal piepte haar stem van angst. ‘Ik… ik moet liggen, denk ik.’ Ze haalde diep adem en probeerde het bed te grijpen, maar ze greep compleet mis. Het volgende moment zakte ze door haar knieën en viel levenloos op de grond neer.
Hoofdstuk 2
De vader van Matthijs ‘Kijk, voor jou!’ Mick showde Sofie een ring. Het was dezelfde ring als hij een paar maanden geleden voor Joyce had gekocht. Uit dezelfde winkel, hetzelfde montuur, dezelfde steentjes en dezelfde prijs. Maar Mick geneerde zich er helemaal niet voor. Nu was Sofie zijn vriendin en daar kon Joyce niet maar aan tippen. Hij had haar nog niet verteld dat hij met Sofie ging, maar waarom zou hij?! Joyce kwam toch pas over 10 maanden terug en hij wist zeker dat ze bijna een andere vriend zou hebben voordat ze terug zou komen. Bovendien was ze megakortaf in mails of aan de telefoon. Als hij haar belde, kreeg hij of voicemail, of ‘Hey, sorry Mick. Kan ik je straks even terugbellen?’ En dan stemde hij in en dan belde ze niet eens terug! Daarentegen was Sofie superlief, ook best knap en misschien dan wel niet zo populair als Joyce, maar dan nog. Sofie had véél meer goede eigenschappen dan Joyce, waaronder trouw aan je vriendje en beloftes niet breken! ‘Voor mij?’ vroeg Sofie. ‘Ja.’ ‘Waarom?’ ‘Omdat ik je zo lief vind. En omdat iedereen dan kan zien dat jij mijn meisje bent.’ Het flapte eruit voordat Mick er erg in had: dit gesprek verliep precies hetzelfde als toen met Joyce. ‘Wow…. Wat lief!’ riep ze uit. Mick lachte verlegen en Sofie omhelsde hem. ‘Ehm Mick?’ Sofie liet hem los en peuterde nerveus aan een loshangend randje van het doosje van de ring. ‘Ja?’ Mick slikte. Sofie ging toch niet ook weg? Dan zou hij haar (nee, niet ook!) zo missen!! Joyce miste hij trouwens niet meer. Hij merkte ineens dat hij in de oude kamer van Joyce en Patricia zat, op het bed van Joyce. Het hele tafereel leek eng veel op toen, toen hij nog echt van Joyce hield… ‘Ik….’ ‘Ga je weg?’ flapte hij eruit. ‘Weg?’ Sofie verschoot van kleur van… tja wat was het? Misschien woede, angst, verbazing? ‘Nee, waar zou ik heen moeten? Ik heb hier… een heel lief vriendje,’ hakkelde Sofie verlegen. ‘En ik een vriendin die meer dan lief is!’ zei Mick ook, deels opgelucht. ‘Maar ehm….’ Sofie trok haar knieën op en ging verzitten. ‘Ja?’ vroeg Mick. Zijn zenuwen kwamen op slag terug. ‘Ga je verhuizen?’ flapte hij er opnieuw uit. Hij kon zichzelf wel voor zijn kop slaan! Als ze niet wegging, dan ging ze toch ook niet verhuizen?! ‘Nee!’ riep Sofie, half verontwaardigd, half lachend. ‘Oké, sorry,’ zei Mick beschaamd. ‘Maar jij bent… ik bedoel dat…. Mick, jij bent mijn allereerste vriendje en ik vind je heel lief, maar ik weet niet zo goed wat… of hoe… of wat ik moet zeggen als ik bij jou ben… snap je?’
‘Huh?’ mompelde Mick. ‘Hoe bedoel je?’ ‘Nou, ik ben gewoon een beetje onzeker en… misschien aardig onzeker - en ik weet gewoon niet hoe ik moet zorgen dat je het niet uitmaakt, want ik wil je niet kwijt…’ Sofie werd bij het laatste zinnetje zo rood als een tomaat. Mick bloosde voor zijn gevoel ook een beetje. Het was wel heel lief van Sofie…. Joyce zou zoiets nooit zeggen, dat wist hij voor 100% zeker!! ‘Noa?!’ riep Jeroen die trillend stil bleef staan aan de voeten van Noa. ‘NOA!’ Zijn ademhaling versnelde en hij knielde neer bij Noa. ‘Noa - Noa, zeg eens wat!’ zei hij paniekerig tegen haar. Langzaam - heel langzaam opende Noa haar ogen. Ze trilde minstens even erg als Jeroen toen ze bijkwam. Jeroen legde haar heel voorzichtig op het bed. Noa kon amper op haar benen staan en ineens was ze weer grotendeels verlamd. ‘Ik bel een dokter, dit kan niet goed!’ riep Jeroen in paniek. Hij gaf Noa een snelle kus op haar voorhoofd en rende toen naar de deur. ‘Jeroen….,’ piepte Noa. Jeroen kwam terug. ‘Blijf bij me….’ piepte ze. Ze stak haar hand meelijwekkend naar hem uit. ‘Ja, tuurlijk,’ zei hij lief en hij pakte zijn mobiel. ‘Bel Jacob,’ zei Noa met een stem die steeds zwakker werd. Hij had het gevoel dat het haar steeds meer moeite kostte om te praten. ‘Wat? Nee, Noa. Die prutser heeft jou bijna vergiftigd! Nee, hij heeft je vergiftigd, alleen was Nienke zo slim om de Vloek op te heffen! En….’ Jeroen brabbelde wat door, maar het ging allemaal bijna compleet langs Noa heen. Ze probeerde haar handen op te heffen voor een smeekgebaar, maar haar handen leken niet meer de hare. ‘Hij weet alles over het gif… alsjeblieft, Jeroen…,’ smeekte ze en met haar allerlaatste kracht kreeg ze haar hand zover om die op die van Jeroen te leggen. ‘Alsjeblieft,’ herhaalde ze nog éénmaal met smekende ogen. ‘Nienke?’ vroeg Fabian. Hij drukte met één hand op de knop alle verlichting aan. ‘Ja?’ zei Nienke met vlinders in haar buik. ‘Ik… ik ben echt heel erg verliefd op je,’ zei Fabian verlegen. ‘Ik ook op jou, toch?’ zei ze weifelend. Fabian legde zijn trillende handen van nerveusheid op Nienkes heupen, en Nienke legde haar handen om Fabians nek, op zijn schouders. ‘Je bent geweldig…,’ fluisterde hij. ‘Jij ook,’ aapte Nienke hem opnieuw na. Hun hoofden gingen langzaam dichter naar elkaar toe. Zijn lippen raakten de hare bíjna…. En toen ging ineens Nienkes beltoon af. Ze liet Fabian los en bekeek het SMS’je. ‘Noa is weer verlamd. Kom a. u. b. naar zolder, meteen. Neem je studienerd mee. Jeroen. ’ Nienke vond het gemeen van Jeroen dat hij Fabian zo noemde, maar…. Noa was weer verlamd?? Dat was waar Nienke zo voor gevreesd had, dat Noa alsnog door dat gif verlamd zou raken en uiteindelijk… ‘Wat was er?’ vroeg Fabian toen hij haar witte gezicht zag. ‘Noa is weer verlamd - we moeten naar zolder, nu!’ riep Nienke. Ze trok Fabian mee en samen renden ze zo snel ze konden naar zolder. Daar aangekomen stond Jeroen al voor de deur op hen te wachten. ‘Waar waren jullie?’ siste hij boos. ‘Noa is doodziek!’ ‘We zijn zo snel we konden gekomen,’ verdedigde Nienke zich. ‘We moeten een dokter bellen, maar Noa wil dat Jacob komt.’ ‘Ja, dat is goed,’ stemde Fabian in. ‘Jacob weet er alles vanaf!’ ‘Ja én hij heeft haar vergiftigd!!’ spotte Jeroen op een sarcastisch toontje. ‘En jij, wat denk jij?’ Hij keek naar Nienke.
‘Ik denk dat Jacob…,’ begon Nienke, maar Jeroen onderbrak haar. ‘Goh, origineel!! Jacob? Goh, wie heeft er nou net ook zoiets gezegd? Misschien je vriendje Berend hier?’ Jeroen duwde Fabian hardhandig naar voren. Nienke spreidde haar handen naar de zijkanten uit van verbazing. ‘Je weet nog niet eens wat ik ga zeggen!?’ riep ze verontwaardigd. ‘Oh, nee, da’s waar. Nou, vertel. Ik kan niet wachten!’ riep Jeroen spottend. Nienke zuchtte en liet hem even gewoon. ‘Ik denk dat Jacob ons best wil helpen. Hij heeft ons zelf een bloemetje opgestuurd, toen ik de Vloek heb opgeheven!’ vertelde Nienke. ‘Mag ik je eraan herinneren dat ik je mee heb geholpen met het opheffen? Zonder mij had jij er veel minder van gebakken!’ riep Jeroen. Hij was woest, en Nienke begreep niet goed waarom hij dat op hen afreageerde. ‘Maar Nienke heeft uiteindelijk wel het besluit genomen,’ verdedigde Fabian haar. Toen Jeroen en Fabian verder gingen ruziën, liep Nienke op het bed van Noa af. Ze pakte Noas hand en praatte haar moed in. ‘We gaan een dokter bellen,’ zei ze na een tijdje. Noa glimlachte, maar Jeroen hoorde het en wurmde zich tussen haar en Noa. Hij gaf haar een flinke duw naar achteren. ‘Au!’ riep ze, maar Jeroen negeerde het. ‘Jullie…,’ - hij wees naar haar en Fabian. ‘… doen helemaal niets! Ik bepaal wat er met Noa gebeurd, gesnopen!?’ ‘Waarom zou jij dat bepalen? Noa kan heel goed zelf bepalen, en bovendien blijven wij hier als Jacob hier komt. We bekijken elke fractie seconde dat hij hier aan haar bed staat en geven haar niet zomaar een medicijn voordat we het hebben gecheckt, nou goed?’ zei Nienke voor haar gevoel overdreven, maar blijkbaar moest het tegenover Jeroen. ‘Maar…’ ‘Nee, Jeroen!’ hielp Fabian Nienke. ‘Noa heeft hulp nodig. En als iemand hier ontzettend veel vanaf weet, is het Jacob. Bovendien is hij een professioneel opgeleide arts, en hij alles behalve dom.’ ‘Daarom juist, we kunnen die gast niet vertrouwen!’ riep Jeroen verontwaardigd. ‘Jawel, en ik ga hem nu bellen,’ besloot Nienke ineens dapperder dan ze zich voelde. Ze greep haar mobiel uit haar zak en zocht het nummer op. Achter haar hield Fabian Jeroen wanhopig tegen om Nienke aan te vliegen. Ook doken Appie en Amber op, en ze liepen verder naar binnen. Amber gilde kort toen ze Noa zag liggen en ging meteen naar haar toe om haar verder te verzorgen. Appie hielp Fabian om Jeroen tegen te houden. ‘Lekkere vriend ben jij!’ riep Jeroen boos tegen Appie. ‘Prutser!!’ ‘Jongens! Houd eens op, Noa heeft hartstikke hoofdpijn en met jullie gegil wordt dat er echt geen seconde beter op!!!’ snibde Amber boos. Jeroen hield meteen op en probeerde sissend nog wat tegen Fabian te fluisteren, maar hij wist al dat hij had verloren. Achter hen had er inmiddels iemand opgenomen in de villa. ‘Goedenmiddag. Met Rosa vanden Bergh.’ Het beleefde toontje waarop Rosa - Matthijs’ moeder opnam, werkte haar op de zenuwen. ‘Hallo, Rosa. Met Nienke Martens. Is Jacob toevallig aanwezig?’ Ze glimlachte om haar eigen beleefde accent. ‘Oh Nienke! Matthijs vroeg vandaag nog naar je! Zal ik hem…’ ‘Nee, dank u wel. Ik moet Jacob spreken, alstublieft. Het is heel belangrijk!’ ‘Oh, ja, natuurlijk, meisje,’ hakkelde ze, ietwat verbaasd en verstrooid. Ze hoorde wat gerommel, alsof er een hoorn werd neergelegd. Een halve minuut later werd deze weer opgepakt. Ze hoorde de stem van Jacob. ‘Met de heer Vanden Bergh, goedemiddag.’ Nienke schrok een beetje. Dat had ze elke keer als ze zijn stem hoorde. Maar hij staat nu aan onze kant, stelde ze zichzelf gerust.
‘Hallo, meneer. Met Nienke.’ ‘Ah, Nienke! Onze heldin! Wat kan ik voor je betekenen?’ ‘Ik heb een probleem. Noa heeft namelijk een terugval gekregen. Ze voelt weer bijna niets.’ ‘Ach, wat erg!! En nu wilde jij natuurlijk dat ik haar op kwam zoeken?’ ‘Als… als u dat kan…’ hakkelde Nienke plots nerveus. Op een één of andere manier klonk zijn stem ineens weer als de oude, boze stem. ‘Natuurlijk kan dat! Ik kom er zo snel ik kan aan, in jullie eigen huis, neem ik aan?’ ‘Klopt,’ zei Nienke opgelucht. ‘Is goed. Ik kom er meteen aan. Tot zo meteen, dan.’ ‘Tot zo.’ Met een opgelucht hart hing Nienke op. ‘Hij komt zo snel hij kan,’ zei ze tegen de rest. En zelfs Noa glimlachte weer een beetje hoopvol. ‘Ik jou ook niet,’ zei Mick tegen Sofie. ‘Hé, Mick. Ik vroeg me af - want jij had toch eerst een vriendin die Joyce heette? - en die was toch weggegaan? Is het nu uit tussen jullie?’ veranderde Sofie ineens van onderwerp. ‘Ja,’ loog Mick. Tenminste, loog hij…. Ze hadden het nooit officieel uitgemaakt, maakt het leek daar meer op, dan dat ze nog verkering hadden. Bovendien had hij zijn lieve Sofie, en die wilde hij helemaal niet kwijt!! ‘Ik heb jou nu toch? En jij bent veel liever… en leuker, knapper,’ slijmde hij en hij gaf haar een zoen. ‘Dank je,’ zei Sofie verlegen. ‘Jij bent ook heel leuk. En heel knap. En lief, en sportief. En je bent Mick, en dat is denk ik het grootste pluspunt.’ Mick glimlachte. ‘Maar eh…. Doe hem om, doe hem om!’ spoorde hij haar aan. Sofie glimlachte en deed wat haar werd opgedragen. Toen ze hem om had, zoende ze Mick zo lang ze maar volhield, en dat was behoorlijk lang. ‘Robert?’ Robbie zat in zijn eentje in het redactielokaal een interview uit te schrijven. Zijn vader - de conrector meneer van Swieten - kwam binnen en gaf hem een envelop aan, ten grootte van een A4’tje. Er zat iets in, waarschijnlijk van Patricia. Die stuurde hem minstens twee keer per week een pakketje op met een cadeautje. Zo had hij al een keer een honkbal-outfit, een doos vol met popcorn, een doos vol met Amerikaanse hamburgers en frites (die behoorlijk bedorven waren) en ga zo maar door. Het was met de dag gekker, leek wel. ‘Alsjeblieft. En oh ja, over twee dagen moet de nieuwe krant af zijn.’ ‘Twee dagen?’ riep Robbie verbaasd. ‘Kan het niet wat langer?’ ‘Nee, sorry, jongen. Jullie hebben al twee weken gehad.’ ‘Jullie? Ja, sinds de voorlaatste schoolkrant is uitgekomen, zijn Mick en Sofie alleen nog maar met z’n tweetjes aan het zoenen en, en… weet ik veel!! Ze doen niets meer voor de schoolkrant!’ ‘Dat lijkt me sterk. Ze zijn beiden hele goede redacteuren en kan jij ze niet op het goede spoor zetten? Want je bent zo’n slimme jongen.’ Zijn vader trok zijn jasje recht en gaf hem een soort van knipoog. Vervolgens liep hij het lokaal uit. Robbie zakte in zijn stoel terug. Hij had geen zin meer in het interview. Was Patricia hier nou maar, ze had hem vast uit de brand geholpen. Maar ja, ze zat in Amerika. En Amerika was behoorlijk ver weg. Binnen tien minuten stond Jacob al op de stoep. Het leek wel of er drie eeuwen tussen zaten, omdat Nienke zo bang was dat het niet goed ging aflopen. Of dat Jeroen hem niet binnen liet. Of dat…. STOP!!! vermaande ze zichzelf. Nu ging ze te ver, het sloeg nergens meer op. En later bleek Nienke ook ongelijk te hebben over Jeroen in elk geval. Hij bleef namelijk vreemd rustig met
Jacob in de buurt, al siste hij haar nog wel in: ‘Houd je Noa in de gaten?!’ Al klonk het meer als een bevel dan een vraag. Jacob onderzocht Noa van alle kanten en Jeroen riep er de hele tijd nerveus omheen. ‘Zeg, ik word hier wel behoorlijk bekeken, nietwaar?’ zei Jacob na een tijdje een beetje geïrriteerd. Nienke kon hem geen ongelijk geven. Ze stonden met z’n vijven om het bed van Noa heen en staarde naar het tafereel. ‘Ja, maar Jeroen denkt dat u Noa wilt vergiftigen,’ flapte Amber eruit. Jeroen sloeg ongemerkt zijn hand tegen zijn voorhoofd en siste geluidloos (en achter Jacobs rug langs) ‘sukkel!’ naar haar. Amber zag het vanuit haar ooghoeken, maar reageerde verder niet op hem. ‘Vergiftigen? Waarom zou ik dat doen?’ ‘Omdat u een maand geleden Noa dood wilde?’ viel Appie Amber bij. Amber begon stompzinnig te knikken. ‘Dat is waar, maar ik wilde enkel mijn vrouw terug,’ zei hij tegen hen. Hij begon zijn spullen op te ruimen. ‘Gaat u weg?’ vroeg Nienke verbaasd. Ze hadden geen medicatie van hem gekregen, of kwam dat nog? ‘Ja, en ik ben bang dat mevrouw Van Rijn met mij mee zal moeten komen, naar mijn huis.’ Achter haar slikte Jeroen hoorbaar.
Hoofdstuk 3
Het ziekenhuis in Amsterdam Robbie had de hele avond gisteren aan het interview gewerkt, maar het was nog niet klaar. Hij had amper geslapen en de brief van Patricia zat ook nog dicht. Hij had diepe wallen onder zijn ogen, en het ergste was dat Mick vanochtend langs kwam lopen. Zo erg was dat in eerste instantie niet, omdat Mick immers zijn beste vriend was en hulp altijd welkom was (zeker nu), maar het verliep anders dan hij had verwacht. ‘Hé, Robbie!’ ‘Mick…. Oh, gelukkig, ik wilde…’ ‘Hoe gaat het met de schoolkrant?’ ‘Niet zo goed, ik vroeg me eigenlijk af…’ ‘Oh wat jammer voor. Hé ehm… ik ga zo naar de les, en dan zie ik je straks misschien nog in de pauze?’ ‘Kom je niet helpen?’ vroeg Robbie verbijsterd. ‘SOFIE!!’ riep Mick ineens hard. ‘Geef mijn bal terug!!! - Sorry, Rob, ik moet even…’ Hij wees vaagjes naar de gang en sprintte weg. ‘Nee, hoor, geeft niet, Mick. Ach ja, laat mij maar lekker pruttelen met de schoolkrant!!’ praatte Robbie in zichzelf. ‘Ja, hoor, Mick! Ren maar naar je Sofietje!! Het boeit me helemaal niet!!!!’ Robbie pakte het interview van tafel en smeet het keihard tegen de muur. Het viel langs de muur naar beneden en klapte op de grond neer. ‘Rotschoolkrant!!!’ ‘Nou, nou, nou, wat is hier aan de hand?!’ Zijn vader kwam binnen en schrok zich kapot. Zijn zoon was woest, wat hij niet vaak was. ‘Die stomme Mick… en die stomme schoolkrant!!!!’ tierde Robbie. Het huilen stond hem nader dan het lachen.
Meneer van Swieten probeerde hem te sussen, maar hij moest zelf een beetje lachen om Robbies getier. ‘Nou, hè, Robert…’ ‘NOEM ME GEEN ROBERT, IK HEET ROBBIE!!!!’ schreeuwde Robbie op het topje van zijn kunnen. Als een dode pop (voor zover een pop dood kon zijn) viel hij neer in één van de zitzakken van het redactielokaal. ‘Ze gaat niet mee!’ protesteerde Jeroen. ‘Wat is er mis met een thuisbehandeling?’ ‘Niets, maar op dit moment moet zij elke seconde van de dag in de gaten worden gehouden, in verband met een mogelijke terugval. Op dit moment heb ik geen idee waardoor het kan komen.’ ‘Maar dan kunnen we haar toch naar een betere specialist brengen?’ ‘Meneer Cornelissen!’ riep Jacob nu geïrriteerd. ‘Ik weet zeker dat u bezorgd bent om mevrouw Van Rijn, maar ik denk niet dat u weet dat ik al meer dan 200 jaar in dit vak zit, dus ik weet inmiddels wel wat ik zeg!’ Jeroen viel stil, maar keek Jacob woedend aan. Amber trok hem aan zijn trui, maar hij duwde haar woest weg, waardoor ze pardoes achterover in Noas schoendozen viel. Ver-bijsterd keek ze naar Jeroen, die zich er niets van aantrok, en de weg voor Jacob versperde. ‘Jongeman, zou u me er nu langs kunnen laten gaan? Ik moet uw vriendin genezen!’ riep Jacob binnensmonds. Nienke zag dat zijn kaakspieren zich aanspanden, en ze kon dat zich ook goed voorstellen. Jeroen deed knap vervelend. ‘Ik laat u er niet langs!’ riep Jeroen dapper. ‘Ap, help eens even,’ zei Fabian ineens. Nienke was bijna vergeten dat hij en Appie er nog bij waren. Fabian en Appie trokken met behoorlijk wat moeite de standvastige Jeroen de kamer uit. Ondertussen belde Jacob een ambulance als vervoer. Nienke en Amber stonden er zenuw-achtig bij toen de ziekenwagen met gillende sirenes het huis Anubis naderde, en vervol-gens Noa op een brancard met zich meenam. Ook Appie en Fabian kwamen erbij staan, toen de brancard door twee broeders het huis uit werd gereden. Noa lag er bijna levenloos op, al knipperde ze nog wel (angstig) met haar ogen. ‘Waar is Jeroen?’ siste Nienke naar Fabian. ‘Boven, in Victors kantoor - opgesloten.’ Nienke vroeg niet verder, maar voor haar bepaalde dat wel hoe agressief Jeroen wel niet moest zijn. ‘Mag ik mee?’ vroeg ze aan één van de broeders. ‘Niet met de ambulance, maar de heer Vanden Bergh rijdt wel met de auto, misschien kun je hem vragen,’ antwoordde de broeder. Nienke knikte en probeerde iets wat op een glimlach moest lijken op haar gezicht te toveren. ‘Meneer?’ vroeg ze aan Jacob, die bij de deur stond te kijken naar hoe de brancard naar de ambulance werd gereden. ‘Ja?’ ‘Is het misschien mogelijk dat ik meerijd in uw auto?’ vroeg ze zo beleefd mogelijk. ‘Ehm…. Natuurlijk. U moet zich wel realiseren dat u dan in het ziekenhuis moet zitten!?’ ‘Ja, dat weet ik. Zou Fabian misschien mee kunnen gaan?’ Ze trok Fabian van achter haar naar voren. Fabian was ontzettend verbaasd. ‘Ik weet niet of….’ begon hij hakkelend. ‘Ja, natuurlijk,’ onderbrak Jacob hem. ‘Volgt u mij.’ ‘Doei!’ zei Amber achter haar. Het klonk angstig, verdrietig en moedeloos. En die negatie-ve gedachten, allemaal in één keer. Patricia en Joyce stonden op het vliegveld. Patricia liep de hele tijd heen en weer en ze plaste zo’n beetje in haar broek van de zenuwen. Over een uur vertrok hun vliegtuig, terug naar
Nederland…. Ze wilde Robbie zo graag weer zien! Ze had hem ontzettend gemist, ook al belde ze zo vaak ze konden. Ook Joyce kon niets anders dan aan haar vriendje denken. Ze wist dat ze hem de laatste tijd had verwaarloosd, maar ze kon het gewoon niet aanzien dat hij zo ver weg was…. Ze miste hem de eerste dagen en had zo’n ontzettende heimwee, dat Patricia had gezegd dat ze hem maar moest vergeten. Daarom had ze zo afstandelijk gedaan, en ze voelde zich nu zo schuldig. Maar hopelijk (en dat wist ze eigenlijk ook wel zeker) was hij haar nog niet vergeten en minstens even blij om haar weer terug te zien. Ook Patricia had vreselijk heimwee gehad, en daarom gingen ze nu terug. Patricia miste Amber, Nienke, Fabian, Appie, Mick en eigenlijk zelfs ook Jeroen en Victor. Ze glimlachte bij het idee. ‘Toch gek dat we nu al terug gaan,’ zei Joyce ineens. Ze kreeg bijna tranen in haar ogen. Patricia glimlachte en omhelsde haar, zodat Joyce niet zag dat zijzelf ook bijna moest huilen. ‘Hebben we wel de juiste keuze gemaakt? - Ik bedoel, een paar maanden geleden wilden we niets liever dan hier tussen de hamburgers en donuts zitten!’ twijfelde Joyce. ‘Tuurlijk hebben we de juiste keuze gemaakt! wij maken altijd goede keuzes!’ riep Patricia zelfverzekerd, al was ze daar zelf helemaal niet zo zeker van. Ze lieten elkaar los, en Joyce pulkte aan haar rood met blauw en wit gelakte nagels. De kleuren van Amerika, én van het ouderwetse boeren-klompen-landje. Ze draaiden zich beiden tegelijk naar de douane toe en spraken geen woord meer met elkaar. Allebei te druk bezig met hun eigen twijfels, die allemaal stiekem PRECIES hetzelfde waren. Fabian, Nienke en Jacob zaten zwijgend in de enorme, grote, dure auto van Jacob. Jacob reed verrassend wild, had Nienke na een tijdje door. Maar ze zei er niets van, ook al werd ze na een tijdje misselijk. ‘Waarom gaan we niet naar het Maria-ziekenhuis?’ vroeg Fabian toen ze de snelweg op reden. Nienke kreeg een onheilspellend gevoel in haar maag. ‘Noa wordt naar een groter ziekenhuis gebracht. Haar toestand wordt momenteel steeds onstabieler,’ antwoordde Jacob. Het gevoel in Nienkes buik werd erger. Noa is heel onstabiel, had Jacob gezegd. Straks ging ze alsnog…. Ze voelde dat Fabian haar hand pakte en ze keek hem dankbaar aan. Ze wilde zeggen dat ze bang was, maar om een één of andere reden durfde ze dat niet met Jacob in de buurt. Misschien was ze bang dat hij haar wat aan zou als ze dat zou zeggen, of zo. ‘Gaat ze… gaat ze dood?’ vroeg Nienke hakkelend. ‘Ik weet het niet, Nienke,’ zei Jacob. Ze zag dat zijn ogen verdrietig stonden. ‘Nee…,’ murmelde Nienke. Ze huilde bijna en voelde zich ontzettend machteloos. Zij zat hier in een auto, terwijl Noa misschien wel… ‘Het spijt me zo… voor jullie beiden, allemaal. Ik heb me zeer stom gedragen, dat weet ik. Ik had het gif nooit aan haar toe moeten dienen, het spijt me,’ zei Jacob schamend. Nienke kreeg een brok in haar keel. ‘Maar het is uw schuld niet,’ zei ze. ‘U wilde gewoon uw vrouw terug, dat begrijp ik heel goed. Weet u, ik heb ook mijn ouders verloren en ik weet hoe het is om zo machteloos naast ze te staan, wetend dat je er niets tegen kunt doen…’ ‘Het spijt me voor je,’ zei Jacob spijtig. ‘Dank u.’ Het werd stil in de auto en Fabian kneep iets harder in haar hand. Nienke voelde de pijn, maar zei er niets over. Alsof ze de pijn wilde voelen voor Noa. Ze wist dat het stom klonk, maar zo zag ze het zelf wel een beetje. Nienke knipperde met haar ogen om de tranen tegen te gaan. Ineens dacht ze aan Jeroen, die nog steeds in het Huis Anubis moest zijn. Zijn woede, zijn onwetendheid en haar schuldgevoel
tegenover hem deed haar ineens vreselijk pijn. Hoe zou hij zich voelen? Vast niet goed, vooral omdat hij kon zoeken wat hij wilde, in het Huis of in het Maria-ziekenhuis, maar dat hij Noa toch niet kon vinden. Nienke trok haar hand los en stopte hem onwillekeurig in haar mond. Ze boog zich voorover en leunde in een vreemde houding op haar handen. Ze begon te huilen. ‘Ach, meisje!’ mompelde Jacob. Zijn stem was hees. ‘Nienke…,’ zei Fabian. Hij gaf haar een soort steunende hand op haar schouder, maar ze duwde het weg. Wat had ze daar nou werkelijk aan, zo’n hand? ‘Je kunt - als je, u, wilt - van mijn mobiele telefoon gebruik maken om iemand te bellen,’ stelde Jacob voor. ‘Nee, dank u.’ Wie zou ze moeten bellen? Of, wacht, misschien wist ze wel iemand…. ‘Sorry, maar zou ik misschien toch iemand mogen bellen?’ zei ze toch. Jacob knikte en grabbelde in een vakje. Hij haalde er zijn ouderwetse mobiele telefoon uit. Amber en Appie dropen af. Ze zaten zwijgend een kwartier lang op zolder, waar ze net nog met Jacob, Jeroen, Nienke, Fabian én Noa hadden gestaan. Nu was het moment, het moment wat ze allemaal gevreesd hadden. Noa had een enorme terugval gekregen. Zo’n hevige terugval, en Jeroen zat nog steeds opgesloten in Victors kantoor. Jeroen!! ‘Appie, Jeroen!! We moeten hem nog bevrijden!!!’ riep Amber ineens. Appie keek haar verbaasd aan, en schrok toen ook. Inderdaad! Zij moesten hem nog bevrijden, anders zat hij daar de hele nacht, en hij was al boos op hen. Amber trok Appie overeind en ze renden samen naar Victors kantoor. Pas nu viel het hen op dat degene in het kantoor - Jeroen dus - keihard tegen de ramen aan sloeg, toen ze voorbij kwamen. Het hele kantoor en de grond ervoor leken te trillen. Amber durfde ineens niet meer de deur te openen en duwde onwillekeurig Appie naar voren. ‘Ja, hallo, blondie!!’ riep hij en hij duwde haar ook naar voren. ‘Waarom moet ik altijd met de agressieve Jeroen vechten?!’ ‘Je hebt nog nooit met hem gevochten!’ snibde Amber. ‘Nou en?! Wat maakt dat nou uit?’ ‘Dat het dan ook niet “altijd” kan zijn!’ was Ambers logica. ‘Da’s waar, maar is Ambertje bang?!’ treiterde Appie haar. ‘Nee, tuurlijk niet. Maar Jeroen is jouw vriend, dus hup! Ga hem troosten!’ Appie wist nu geen weg meer terug en grabbelde de sleutel van de kantoordeur op uit zijn zak. Zo snel mogelijk opende hij de deur en sprong opzij. Jeroen stormde het kantoor uit. ‘Waar is ze!?’ riep hij woest. ‘Waar is NOA!!?’ Hij sprintte met de trap naar beneden toen Amber en Appie geen antwoord gaven. Amber bedacht zich geen seconde en riep hem achterna: ‘Jeroen! Noa is met de ambulance mee naar het ziekenhuis!!’ ‘Het ziekenhuis!!? Zeg dat dan meteen! Wat zijn jullie toch weer heerlijk behulpzaam! Prutsers!’ Jeroen glimlachte nep naar het tweetal en klapte toen de voordeur achter zich dicht. Amber zakte beduusd naar beneden. ‘Nou, dat ging beter dan ik had gedacht,’ zei Appie quasi-optimistisch. Hij zakte naast Amber naar beneden langs de balustrade. ‘Haha, Ap! Geweldig moment voor grapjes!! Ik kan d’r niet om lachen, hoor!!!’ riep Amber. ‘Ambie-Bambie… Lieve schat!’ riep Appie in een opwelling. ´Wees nou niet boos, mijn schone vrouw!!!´ Appie spreidde zijn armen, maar Amber duwde hem weg. ‘Gedver, Ap! Dat ik ooit wat in jou heb gezien!´ Ze duwde hem weg en wilde weglopen, maar haar mobiel ging af. ´Amber Rosenbergh,´ zei ze.
´Hoi Amber, met Nienke.´ ´NIEN!!! Wat is er? Hoe gaat het met je? Gaat het goed met Noa? Ze leeft toch nog wel?’ Nienke schoot aan de andere kant van de lijn in de lach. ‘Ja, ze leeft nog. Maar het gaat niet goed.’ ‘En met jou?’ Het werd even stil. ‘Nou, weet je, Amber. Ik wilde gewoon dat alles weer normaal wordt. En dat we Noa hebben gered na de zoektocht naar de Traan, en na de opheffing van de Vloek van Anche-senamon…. Maar het is niet gelukt. En dat vind ik heel erg.’ Nienkes stem brak, zodat Amber de eerste seconden geen woord kon uitbrengen. ‘Ik weet het…. Arme Noa,’ piepte Amber uiteindelijk. ‘Ja. Arme Noa,’ herhaalde Nienke haar. ‘Hoe gaat het met Jeroen, trouwens?’ ‘Niet zo goed. Hij was woedend toen we hem uit het kantoor vrijlieten. Victor had ons daar trouwens mee geholpen, met Jeroen opsluiten.’ ‘Oké. En nu?’ ‘Nu is Jeroen achter jullie aan, naar het ziekenhuis in het dorp.’ ‘Maar daar zijn we helemaal niet. We zitten nu nog op de snelweg. Oh nee, we gaan er nu vanaf.’ ‘Wat? Waarom zijn jullie niet in het Maria-ziekenhuis?!’ riep Amber ontzet. ‘Omdat…. Noa heel onstabiel is. Ze kan elk moment…. Je weet wel. We gaan naar een groter ziekenhuis in Amsterdam.’ ‘Wow. Nog meer “arme Noa”.’ Nienke lachte flauwtjes. Ja, nog meer “arme Noa”. Het gesprek van Nienke en Amber liep ten einde. Ze hingen beiden op, en Appie hing alweer aan Ambers arm. ‘Ap! Wat moet je!?’ snauwde ze meteen. ‘Wie was dat?’ vroeg hij dwingend. ‘Nienke. Noa is naar een groter ziekenhuis in Amsterdam gebracht. Jeroen zit dus hart-stikke fout in het dorp.’ ‘Ah-oh! Dat gaat ie niet leuk vinden….,’ murmelde Appie. ‘Nee, vast niet! Maar jij bent gewoon een superwatje!! Niet Super-Appie, maar Super-watje!’ ‘Beginnen we nou weer!!?’ riep Appie nu ook bozig. ‘Ik ben al een keer door jou vervloekt, gelukkig is de Vloek nu weg, maar ik ben nog wel boos!! Die vloek kwam uit de geheime gang en ik heb geluk dat ik nu weer normaal ben!!’ ‘Nou wordt ie mooi! Het was en is nog steeds niet mijn schuld dat jij bent vervloekt, dus houd je mond!!!’ ‘Ja, jij moet je mond houden! En Jeroen bellen,’ veranderde Appie van onderwerp. ‘Hoezo wat? Jeroen bellen? Geef me 1 stomme reden waarom ik Jeroen zou moeten bellen!?’ ‘Omdat hij anders boos op je wordt!?’ ‘Dan wordt ie dat maar lekker! Maakt mij niet uit. Echt, wat een stomme redenen bedenk jij!’ ‘Je vroeg toch ook om een stomme reden!?’ ‘Huh? Waar heb jij het over?!’ ‘Over dat JIJ JEROEN MOET BELLEN!!!’ riep Appie. ‘Oké, oké! Omdat je zo aandringt!’ riep Amber ironisch. Ze pakte zuchtend haar mobiel opnieuw en zocht het nummer van Jeroen. Ze klikte op het groene hoorntje. ‘Cornelissen,’ hoorde ze de paniekerige stem van Jeroen uit het telefoontje komen. ‘Met Amber. Ik heb een beetje slecht nieuws…. Noa ligt in Amsterdam.’ ‘Goh, je meent het!? Nou, bedankt dat je me zoiets meteen vertelt,’ riep Jeroen sarcastisch en hij hing op. ‘Wat is er?’ vroeg Appie meteen. ‘Opgehangen.’
‘En?’ ‘En ik ga naar m’n kamer en jij komt er NIET in!!’ Amber stampte boos weg, een zielige en teleurgestelde Appie achterlatend. Nienke ging op een bankje in het ziekenhuis zitten, naast Fabian. Ze hielden elkaars handen vast. Jacob was net weggegaan naar een kamer om te helpen. Nienke kneep in Fabians hand. Ze huilde, alweer. En ze haatte zichzelf dat ze zich de hele tijd als een jankkop gedroeg. ‘Hé, gaat het?’ ‘Nee - ja; ik ben gewoon een stomme jankpot.’ ‘Nee, joh, gek. Dat is toch logisch?!’ ‘Nee, helemaal niet. Niemand huilt, behalve ik.’ ‘Bij Jeroen stond het huilen hem anders ook nader dan het lachen.’ ‘En toch,’ zei Nienke. ‘Noa is in gevaar, zoals we allemaal gevreesd hadden. Je geeft om Noa, dan mag je best huilen, hoor,’ zei Fabian lief. Hij gaf haar een zoen, maar Nienke duwde hem weg. Het werd stil. Alleen het geluid van rollende medicijnkarretjes door de gangen was te horen. ‘Sorry,’ zei Nienke. ‘Waarvoor?’ vroeg Fabian vreemd koeltjes. Nienke keek hem verbaasd aan. ‘Geen idee waar je het over hebt.’ Fabian sprong op toen Nienke hem een kus probeerde te geven op zijn wang. Fabian liep weg, en Nienke wilde hem achterna komen, maar op dat moment kwam Jacob de I.C.-deur uit. ‘En? Hoe gaat het met haar?’ Jacobs gezicht verraadde al zoveel, maar Nienke wilde het horen in haar oren, en niet alleen op haar ogen rekenen. Ze vouwde haar handen in elkaar toen Jacob begon te praten. Ze vroeg zich af of Fabian het ook hoorde, of dat hij al de hoek om was verdwenen. ‘Haar toestand is nog steeds heel onstabiel. We weten niet wat we met haar aankunnen. Haar terugval is zo ontzettend onvoorspelbaar. We kunnen er niets mee. Zelfs ik niet. En daarnaast wil ik aan U doorgeven - ook aan uw vriendje Cornelissen - dat dit slecht kan aflopen. Zelfs al zou ze ontwaken uit haar coma, de kans op blijvende schade is zeer groot. De kans van het ontwaken is zelfs vreselijk klein.’
Hoofdstuk 4
Het nieuwe visioen ‘s Avonds aan tafel was het vreemd stil. Enkel Trudie, Sofie, Danny en Mick zaten er. Nienke en Fabian waren nog niet terug van het ziekenhuis, Jeroen was onderweg naar het ziekenhuis met de trein, Joyce en Patricia kwamen net aan op Schiphol en Appie en Amber waren ieder op hun eigen kamer. ‘Hap!’ plaagde Mick Sofie. Hij stak haar een volle lepel toe, maar trok hem net op het laatste moment terug. ‘Mick! Toe nou!’ lachte Sofie. ‘Gadver, zus! Dit meen je toch niet! Die kleffe sportman!’ klaagde Danny, waarna hij de opscheplepel van Trudie jatte en daarmee begon te eten omdat daar meer op paste. ‘Mick is niet klef! Trouwens, moet jij nodig zeggen, met je prinsesje,’ plaagde Sofie terug.
‘Ik ben niet verliefd op Amber!’ riep Danny uit. ‘Echt wel!’ ‘Echt niet!’ ‘Oh, schattekes, houd eens op! En ga wat eten!’ commandeerde Trudie Sofie en Danny. Toen ze weer in de keuken was, kon Danny het niet laten door te plagen. ‘Volgens mij houdt Mickie hier wel van dat soort mooie meisjes, in tegenstelling tot jou!’ ‘Helemaal niet. Mick zou nooit met zo’n verwend prinsesje nemen. Ze is veel te… verwend voor hem!’ riep Sofie terug. Mick slikte en stopte met in Sofies haren prutsen. Hij had wel een keer met Amber gehad, anderhalf jaar zelfs. ‘Zie hem kijken…. Jij hebt verkering met Amber gehad, nietwaar.’ ‘Ja,’ riep Appie die binnenkwam. ‘Anderhalf jaar.’ Micks smeekbeden achter Sofies rug om leken geen inwerking op Appie te hebben. Appie pakte een stokbrood en het pakje kruidenboter met een mes en verdween uit de kamer. ‘Anderhalf jaar…. Wat jammer dat je dat niet hebt verteld!’ pestte Danny door. ‘Hoeveel exen heb je eigenlijk in dit huis?’ ‘1,’ loog Mick snel. Tot zijn grote ergernis kwam Appie opnieuw binnen en gaf wéér antwoord voor hem, terwijl hij de hele kan melk oppakte en meenam. ‘3: Amber, Mara en Joyce.’ ‘Wat? Drie exen?’ Sofie schrok, en nog een keer toen Appie de deur dichtklapte. ‘En hoe kan het trouwens dat Appie is veranderd.’ ‘Appie was vervloekt.’ ‘Vervloekt? Waarom lieg je nou weer tegen me?’ ‘Omdat - ik lieg niet! Appie was echt vervloekt!’ ‘Zoiets kan toch alleen in sprookjes!?’ riep Sofie boos en ze sprong op. ‘Sofie? Waar gaat ge heen?’ riep Trudie haar verbouwereerd achterna. ‘Geen honger meer.’ Mick zakte terug in zijn stoel. ‘Leuke vriendin heb jij,’ pestte Danny door. ‘Nu ga je te ver!’ riep Mick woest. Hij sprong ook op en sleurde Danny uit zijn stoel. Hij hield hem vast aan zijn kraag met zijn vuist naar achteren, klaar om aan te vallen. ‘Ho, wacht, Mickie! Ik heb niets gedaan! Het was maar een grapje!’ ‘Ja, en toch!’ ‘HO!!!’ riep Trudie en ze stond ineens achter hen. Ze pakte hen beiden bij hun oren vast. ‘NIET VECHTEN!!’ riep ze streng. ‘FOEI!!!’ Mick gaf Danny nog een vuile blik en verdween toen naar zijn kamer. ‘Ap? Appie?’ Amber knipte het licht in Appie- en Jeroens kamer. Ze keek naar het bed van Appie, maar ze zag hem niet. ‘Ap?! Joehoe! Waar zit je?´ riep ze nog een keer. ‘Appie!!! Kom tevoorschijn!!´ ‘Ik ben hier,´ hoorde ze ineens. ‘Wat? Waar zit je dan?’ ‘Onder het bed.’ Amber plofte met opzet keihard neer op het bed. ‘AU! Waar was dat voor nodig!!?’ riep Appie van onder het bed verontwaardigd. ‘Gewoon, leuk,’ zei Amber en ze beet even op haar lip om het volgende eruit te persen. ‘Net als jij.’ Ze hoorde wat gestommel onder het bed en Appie kroop eronder vandaan. ‘Wat zei je?’ ‘Je hoorde me wel.’
Appie kroop behendig verder onder het bed vandaan en klom op het bed. ‘Vind je me leuk?’ vroeg Appie voorzichtig. ‘Ja, Ap. Tuurlijk. Wie niet.’ ‘Een heleboel mensen, geloof me. Neem nou Victor, die zou me het liefst meteen het huis uit schoppen! Of… of…’ Ineens gaf Amber hem een zoen op zijn wang. ‘Of…,’ piepte hij met abnormaal hoge stem. ‘Of je bent gewoon de allerliefste Ap op aarde,’ zei Amber lief. ‘Sorry dat ik net zo gemeen deed.’ ‘Geeft niet, geeft niet,’ zei Appie, met nog steeds een vreemd hoge stem en grote ogen van verbazing. ‘Jawel, het geeft wel. Het was heel stom van mij.’ ‘Aan jou is niets stom….,’ slijmde Appie. ‘Appie, alsjeblieft. Nu is je geslijm wel meer dan genoeg. Als je zo doet, ga ik weer gemeen doen, hoor!’ dreigde Amber in haar ouder Amber-rol. ‘Nee - nee - nee - nee!’ riep Appie bijna paniekerig. ‘Ik doe het al niet meer, Ambie-Bambie!’ ‘’t Is al goed. Als je maar niet weer begint, met dat vreemde gedrag van jou,’ smaalde Amber. ‘Tuurlijk niet!’ Amber gaf hem een kus op zijn neus en verdween de deur uit. Appie zakte onderuit op zijn bed. ‘Dit is niet te geloven, ik droom!’ praatte hij in zichzelf. Hij kneep keihard in zijn arm, maar hij leek niet ‘wakker’ te worden, alsof hij had geslapen. HET WAS HARTSTIKKE ECHT!!!!! ‘Mag ik even bij haar?’ vroeg Nienke. Jacob knikte en opende de deur. ‘Eventjes, en niet te veel herrie maken, maar daar zie ik je ook niet voor aan.’ Nienke knikte flauwtjes en keek achter zich. Geen Fabian. Hij was weg. Ze slikte en liep door, de Intensive Care binnen. Noa lag op een bed, een bed dat overspoelt leek te zijn met apparaten om zich heen die Noa elke fractie van een seconde in de gaten hielden. ‘Hoi Noa,’ piepte ze bij wijze van begroeting. Ze schuifelde verder de kamer in en Jacob sloot de deur achter haar. ‘Heel even,’ zei hij nog. Nienke reageerde niet, haar ogen nog steeds op Noa gefocust. Ze pakte de kruk die naast het bed stond en ging er - terwijl ze haar ogen nog niet van Noa had afgehaald - op zitten. ‘Sorry, Noa. Het spijt me heel erg. Van Jeroen, van dit. Misschien heb ik het toch niet helemaal goed gedaan. Misschien moest ik de Vloek tóch anders oplossen. Met Rosa gaat alles goed, maar met jou?! Sorry, Noa…’ Nienke pakte voorzichtig Noas hand en ineens zat ze niet meer op de I.C., maar was ze ergens anders. Ze wist niet waar, maar in elk geval niet in het ziekenhuis. Ze knipperde met haar ogen en wreef erin, maar het beeld ging niet weg. Ineens wist ze waar ze was, de kelder van de villa. Ze zag Matthijs. Hij stond voor het geopende schot waar Noa eerst achter lag, maar hij en de anderen versperden haar de weg van het zien. De anderen bestond uit…. Jacob, en Rosa zag ze ook. Het schot was maar half open, dus daarmee was het zien wel voor haar versperd. Alledrie, stonden ze onbeweeglijk stil. Alsof Nienke op het pauzeknopje had gedrukt, zó stil. Een paar minuten stond ze daar, te kijken naar het tafereel. Wilde ze wel weten wie daar lag?? Uiteindelijk won haar nieuwsgierigheid het van haar angst en schuifelde ze ernaar toe. Ze duwde Matthijs opzij. Hij bewoog soepel met haar mee, maar Nienke zag eerst dat zijn handen vredig over elkaar lagen, alsof ze wilden zeggen: ‘Het is goed zo. Ik leef ermee in vrede.’ En toen zag ze dat ook Jacob en Rosa zo stonden. Nienke keek naar het (soort van) bed. Het was Noa. ‘Het is over, Nienke,’ zei Jacob tegen haar, zonder enig spoor van een glimlach. ‘Voorbij.’ Nienke sloeg haar handen voor haar mond. Dit kon niet waar zijn!!
Ineens kreeg ze het onbehaaglijke déjà-vu gevoel in haar maag. Het visioen had ze - bijna hetzelfde - al een keer eerder gezien. Maar was het nu weer echt?! ‘Noa, nee, Noa!!’ riep ze en ze greep haar hand. Ineens viel haar stem weg. ‘NEE!! Noa, kom terug!!’ Nienke zakte neer naast Noa. Ineens begon er iemand te kuchen. Ze keek achterom en zag dat niemand anders dan Rosa begon te kuchen.
En toen was er een flits, alsof er een paar onbegrijpelijke dagen waren verstreken.
Tegenover Noa lag nu een soort monumentje van Rosa. Matthijs en Jacob stonden er allebei huilend bij. Een steek in Nienkes buik. Ook Rosa was weg… Jacob huilde, schreeuwde, maar Nienke hoorde het niet. Ze was helemaal overstuur, zo overstuur dat ze alleen van binnen haar eigen geschreeuw hoorde. Wat was dit? Was dit een werkelijke voorspelling? En Noa dan? En Rosa. Ineens kwam ze terug. Terug naar de Intensive Care, en ze zag dat ze Noas hand had losgelaten? Kwam het daardoor? Had ze Noas droom gelezen, of zo? Ze merkte zelf dat haar eigen gedachten supervaag klonken. Nienke sprong op en sprintte - zonder Noa nog één keer aan te kijken - de gang op. Huilend liep Nienke door de gangen van het ziekenhuis. Ze begreep er niets van. Wat was er net gebeurd?? Had ze het niet allemaal gewoon verzonnen door haar op hol geslagen gedachten? Maar stel nou dat het waar was? Dat het een écht visioen was, net als een paar maanden terug, met de zoektocht naar de Traan van Isis? Nienke kreeg buikpijn. Ze wist niet of het kwam door het vele nadenken over het “visioen“, of dat het kwam door het “visioen” zelf. Ze noemde het maar even het “visioen“, terwijl ze niet eens zeker wist of het wel echt een visioen was. Nienke knalde hard tegen een rennend iemand op. Omdat ze zo in gedachten was ver-zonken zag ze niet meteen wie het was. Maar toen ze beter oplette, zag ze dat het Jeroen was. ‘Waar ligt Noa?’ ‘Noa?’ vroeg Nienke stomdronken. ‘Ja, weet je wel! NOA VAN RIJN!!!!’ tierde hij. ‘Daar, op de I.C.’ ‘Verdomme, de Intensive Care….,’ bromde hij. Hij liep door en wilde de door Nienke aangewezen kamer binnenlopen, maar een andere arts hem tegen. ‘En jij bent?’ ‘Wat maakt dat nou uit? Ik moet nu naar Noa, NU!!!’ ‘Laat hem maar door, Tomas. Hij hoort bij mij,’ zei Jacob die langs kwam lopen. ‘Dank u wel!’ riep Jeroen sarcastisch. Hij duwde de verbouwereerde man opzij en liep door. Nienke draaide zich om. Ze ging naar huis. Wat moest ze hier nog?? Fabian was vast ook allang thuis. Nienke nam de eerste lift naar beneden en ging met de trein terug naar het Huis Anubis. ‘Sofie?’ Mick klopte op de oude deur van Joyce en Patricia, die nu van Sofie en Noa was. Alleen was Noa er niet, geen idee waar ze uithing, maar waarschijnlijk bij Jeroen. ‘Ik slaap!!’ riep Sofie flauw. ‘Toe nou, Sofie. Doe open!’ ‘Oké, als je maar snel weer weggaat!’ Sofie opende de deur en rende snel weer naar haar bed om daar vervolgens met de rug naar Mick toe op te gaan zitten. ‘Sorry dat ik loog,’ begon Mick. Hij pakte een stoel en ging erop zitten. ‘Het spijt me. Ik had je meteen moeten vertellen over dat ik al… 3 exen heb in dit huis/internaat, of wat dan ook. Het spijt me.’ ‘’t Is al goed,’ zei Sofie. Ze keek Mick aan, en hij zag dat ze had gehuild. Ze glimlachte verlegen. ‘Maar ja, ik vind jou de leukste van allemaal.’ ‘Vast.’
‘Nee, echt.’ ‘Als je dat zou had gevonden, waarom heb je dan ooit met ze genomen??’ zei Sofie weer boos. ‘Gewoon…’ ‘Dus jij neemt gewoon zomaar met andere meisjes?!’ ‘Nee, tuurlijk niet!’ ‘Zeg dat dan ook niet!’ ‘Dat zeg ik toch ook niet!’ ‘Nee, niet letterlijk, nee. Maar wel als je er goed bij nadenkt. Het spijt me voor je dat jij dat niet kan!’ flapte Sofie eruit. Ze keek geschrokken naar Mick. ‘Lekker ben jij! Ik ga, ik heb hier toch niets meer te doen!’ riep Mick met een boos gezicht. Hij stond op en klapte de deur achter zich dicht. Sofie begon meteen weer te huilen, uit haar eigen stommiteiten en omdat ze Mick zo boos had gekregen. Stom - stom - stom!!!! Joyce en Patricia openden voor het eerst na maanden weer de welbekende deur van Huize Anubis. Stilletjes liepen ze verder naar binnen. Ze giechelden stil, liepen stil en praatten niet. De schilderijen hingen er allemaal tot hun stomme verbazing nog. Meneer en mevrouw WinsbruggeHennegouwen, de ouderwetse staande klok, het tafeltje in de hal, de stoel naast de kelderdeur en de kelderdeur zelf. ‘Waar is Mick?’ fluisterde Joyce tegen Patricia. Patricia haalde haar schouders op. ‘Geen idee - waar is Robbie?’ ‘Die zal wel op zijn thuisplek zitten, toch?’ zei Joyce vaag. ‘Huh?’ ‘School, het redactielokaal!’ grapte Joyce. Patricia gaf haar beste vriendin lachend een speelse duw, zodat ze bijna haar evenwicht verloor over de vele bagage die ze mee had. ‘Haha, kijk uit, ja?!’ Ze liepen verder. Het was angstaanjagend en buitengewoon stil in het Huis. ‘Waar is iedereen? Het is hier toch nooit zo stil?’ vroeg Joyce verbaasd. Patricia schudde instemmend haar hoofd. ‘Nee, inderdaad.’ ‘Hé, ik ga Mick zoeken. Ga je… eh… iemand anders zoeken?’ vroeg Joyce ongemakkelijk na een tijdje in de hal hebben staan wachten op niets. ‘Oké, succes. Ik ga denk ik even naar Amber en Ap, of zo. Tot zo!!’ Joyce en Patricia gaven elkaar een snelle knuffel. Patricia verdween naar boven, en Joyce liep naar de kamer van Mick en… tja, Fabian. Voorzichtig opende ze de deur. Ze moest even de ravage die het was in de kamer wegdenken, voordat ze Mick pas zag zitten. Ze was zo stil dat Mick haar niet had ge-hoord. Ze sloot stilletjes naar voren, voordat ze vlak voor hem stond. ‘BOE!’ riep ze. ‘WAAH!!!!’ gilde Mick op een meisjesachtig toontje. ‘JOYCE!!!? Wat doe jij hier???’ ‘Ook hallo Mick! Ik ben ook blij om jou weer te zien!’ riep Joyce ironisch. ‘Joyce…,’ zei hij met open mond. Hij stond op. Ineens gaf Joyce hem een lange zoen. Uit pure verbazing duwde hij haar niet weg, of gaf haar een klap. Maar hij zoende terug. Terwijl hij wist dat hij vreselijk fout zat.
‘MICK!! Mick, ik….,’ gilde Sofie. Ze vloog in de deuropening en haar vlecht schoot over haar schouder. Ze viel stil toen ze het zoenende stel omarmd zag staan.
Hoofdstuk 5
Ruzies en stereos ‘Hai! Ik ben Joyce.’ Joyce stak haar hand uit naar Sofie. ‘Sofie Rodenmaar,’ zei Sofie met een onwijs strak gezicht. ‘Rodenmaar?’ riep Joyce ontzet. ‘Ben jij familie van Victor?’ ‘Ja. Victor is mijn oom.’ ‘Wow. Grappig!!’ zei Joyce luchtig. Ze leek de spanning die hing tussen Mick en Sofie niet te voelen. ‘Ja,’ antwoordde Sofie. Ze keek woedend en koel tegelijk naar Mick, die niet wist wie hij aan moest kijken. ‘Ben je nieuw hier?’ vroeg Sofie quasigeïnteresseerd. Ze keek Joyce niet eens áán! ‘Nee, nee. Ik heb hier allang gewoond, twee keer ongeveer een jaar, dus in totaal twee jaar...’ ‘Ik ben niet dom, hoor. Als je dat soms denkt.’ ‘Huh? Hoe bedoel je? Ik toch ook niet?’ ‘Nou, dat blijkt wel weer!’ snoof Sofie. Ze liep met omhoog gestoken neus weg. ‘Lekker typje!’ lachte Joyce. Ze keek om naar Mick. ‘Wat is er met jou?’ vroeg ze bezorgd toen ze zag dat Mick hartstikke bleek was met een uitgestreken gezicht. ‘Niets, laat maar,’ loog Mick. ‘Als er niets is dan hoef ik het dus ook niet te vergeten, toch!?’ merkte Joyce fijntjes op. ‘Laat maar, zeg ik toch!!’ riep Mick boos en duwde Joyce weg. ‘Sorry, hoor! Dan hoef je niet meteen zo boos te doen!’ ‘Sorry.’ Mick draaide zich om naar Joyce en gaf haar een zoen. Diep in zijn achterhoofd wist hij dat dit nooit lang goed kon gaan. Wat zou er nog meer gebeuren?? Sofie was nu woedend op hem, dat wist hij zeker. En toch ging hij door met Joyce zoenen? Waarom, in vredesnaam? ‘Weet je zeker dat er niets is? Heeft het met Sofie te maken?’ vroeg Joyce. Mick keek betrapt naar zijn schoenen. ‘Nee, niets met jou… of met Sofie. Niemand. Laat maar zitten, ‘t is oké.’ Mick gaf haar een kus op haar wang en zei nog: ‘Sorry, wil je weggaan? Ik moet even alleen zijn…’ ‘Oké,’ zei Joyce zacht. ‘Tot straks!’ Patricia had haar spullen net neer geplant op hun oude kamer, toen een vreemd meisje met ouderwetse kleren huilend binnen kwam lopen. ‘Wat doe jij hier?! Dit is mijn kamer, en daar komt niemand in!!!’ tierde het meisje. ‘Sorry, hoor, tuttebel!! Maar dit is mijn kamer! En eh… een tipje: misschien zou je eens wat nieuwe kleding kunnen kopen, dit kan ECHT niet meer!’ smaalde Patricia. Het meisje keek zielig naar haar schoenen. Even leek het alsof ze niks meer ging doen, maar toen gaf ze Patricia ineens een duw de kamer uit. ‘GA WEG!!!’ Het meisje deed de deur op slot, zodat Patricia woest werd. ‘HÉ!!! HALLO, DOE EENS OPEN!!!’ Na vijf minuten gaf ze het op en liep terug over het gangetje langs Victors kantoor. ‘VICTOR!!!’ gilde ze en ze rende naar hem toe met wijdopen gespreide armen. ‘Wat krijgen we nou…,’ murmelde Victor toen hij in Patricias omhelzing verdween.
‘Wow, ik heb u gemist, zeg!’ zei Patricia slijmerig. Voordat Victor antwoord kon geven, kwam Joyce aanlopen op de trap. Ze had haar hoofd gebogen en het leek niet echt leuk te zijn geweest met Mick. ‘Joyce! Wat is er gebeurd?!’ ‘Mick! Hij… hij…’ snikte ze. Patricia nam haar in een omhelzing. ‘Hé… sssj…’ suste ze haar. ‘Waar moeten wij trouwens slapen? Op onze oude kamer zit een irritant kind, met een domme vlecht en HELE ouderwetse kleren uit de Gouden Eeuw,’ overdreef Patricia. Joyce begon nog harder te huilen, en Patricia begreep niet goed waarom. ‘Op jullie eigen ouder kamer. Ik stuur Sofie wel naar zolder.’ Victor liep langs haar om Sofie (want zo heette het kind blijkbaar) haar nieuwe kamer te laten zien. ‘Dank je wel, Victor,’ zei Patricia gemeend. ‘Kom, Joyce, we gaan naar boven. Waar zijn je spullen, je bagage?’ Joyce wees vaag over de balustrade heen in de hal. ‘Daar…’ Ze pakten met z’n tweetjes Joyce’ spullen en gingen naar hun kamer. Er was van alles verbouwd, alle posters waren weg en de leuke dingen hadden plaatsgemaakt voor een (halflege) boekenkast. Sofie liep de eerste tien minuten telkens heen en weer op spullen te pakken en mee te nemen, waardoor Joyce en Patricia alleen maar spullen aan het uitpakken waren en geen woord met elkaar wisselden. Nadat de laatste boeken wegwaren, draaide ze zich nog één keer om en zei: ‘Denk maar niet dat jullie hiermee wegkomen!’ Ze sloeg de deur met een klap achter zich dicht. ‘Oh, ze is op haar teentjes getrapt…. Chagrijn,’ zei Patricia en ze legde een stapeltje T-shirts in de kast. ‘Maar vertel nou, wat was er met Mick aan de hand?’ ‘Ik weet het niet…. Hij deed zo koel.’ ‘Maar Mick doet toch altijd koeltjes?’ ‘Ja, maar niet zo… zo overdreven. Hij leek zo verrast, en niet blij om mij te zien. En ik snap het niet. Waarom zou hij boos zijn?’ ‘Nou, dat laatste kan ik zo verklaren… Ja, je hebt hem wel een beetje links laten liggen sinds we in Amerika waren. Ik weet dat het was voor je eigen bestwil, maar toch…. Ik snap best dat hij boos is.’ ‘Ja, oké. Maar toen kwam die Sofie binnen en hij deed zo vreemd. Sofie leek woedend, en ik begrijp niet waarom ze zo kwaad was!! Om mij te zien, of zo??’ ‘Maar ze heeft jou nog nooit eerder gezien, hoe kan ze dan kwaad op je zijn?’ ‘Ik weet het niet!’ ‘En die trut denkt echt dat ze ons een beetje bang kan maken!! Ik heb haar toch niks niets misdaan!!?? Waarom doet ze dan…’ ‘Ik weet het ook niet, nou goed!!!?’ riep Joyce boos. Ze plofte neer op haar oude bed met het saaie dekbed van Sofie. Haar eigen handen knepen elkaar fijn, en ze begon weer te huilen. ‘Pee? Ik denk niet dat het goed is dat we terug zijn gekomen…’ ‘Tuurlijk wel, gekkie!’ Patricia stond op, ging naast haar zitten en sloeg een arm om Joyce heen. ‘Wij gaan het hier ZO maken!! En met Mick komt alles goed, al moet ik die Sofie eigenhandig de deur uit schoppen!’ Joyce glimlachte opgelucht en omhelsde haar. Hopelijk kwam haar voorspelling ook echt uit, dat zou mooi zijn. Op dit moment spookte het echt door haar hoofd hoe ze het goed moest maken met Mick, want ze wist echt niet hoe in vredesnaam. Om acht uur ‘s avonds ging de bel. Omdat Amber langsliep, deed ze open. Voor de deur stond Nienke, totaal natgeregend. ‘Arme schat!! Waar kom jij vandaan!!?’ riep Amber ontzet. ‘TRUDIE!!!!’ ‘Ziekenhuis…,’ piepte Nienke. Haar stem werkte bijna niet meer. Trudie had gereageerd op Ambers uitroep en kwam aanrennen. ‘Maar wat is…. Nienke, wat heb je gedaan!!?’ brabbelde ze geschrokken.
‘Tru, kan je dekens halen?’ vroeg Amber op haar allerliefst. ‘Tuurlijk, tuurlijk.’ En Trudie liep - nee, rende - weg. ‘Kom, Nien. Naar de woonkamer. Ga maar even liggen op de bank,’ sprak Amber Nienke toe. Ondersteunend door Amber werd Nienke begeleidt naar de woonkamer, waar Amber de beste bank voor haar uitzocht en haar daar voorzichtig op neerlegde. Trudie kwam aanlopen met een stapel dekens in haar handen en legde die één voor één over Nienke heen. ‘Gaat het wel, schatteke?’ vroeg Trudie voorzichtig aan haar. Nienke knikte slapjes. ‘Oh! Mijn thermometer, helemaal vergeten!!’ riep Trudie ineens. Toen Trudie haar thermometer haalde, pakte Amber een stoel en ging naast ‘Nienkes bank’ zitten. ‘Wa… waar is Jeroen?’ vroeg Nienke slapjes. ‘Niet terug horen komen. En jij, Tru? Heb jij Jeroen al gezien?’ ‘Nee, na vanmiddag niet meer.’ Trudie kwam aanlopen en duwde de thermometer in Nienkes mond. ‘Maar waar is ie dan?’ ‘Geen idee, maar misschien is ie bij Noa, boven.’ Nienke slikte en kreeg meteen een pijnlijke keel van het slikken. Ze zag Noa weer liggen achter het schot en de handen van Matthijs, Jacob en Rosa…. ‘Trudie?’ begon Amber voorzichtig. ‘Noa ligt in het ziekenhuis.’ ‘Het ziekenhuis? Maar hoe…’ ‘Ze was de laatste tijd snel… hoofdpijnerig en zo…,’ legde Amber in gebrekkig Nederlands uit. ‘En toen kwam ze ineens niet meer bij.’ ‘Maar… maar mijn arme schatteke!’ riep Trudie. Het viel Nienke ineens ontzettend op hoe vaak Trudie het woord ‘schatteke’ wel niet gebruikte, maar echt tot haar doordringen deed het niet. ‘Het komt wel goed!’ riep Amber snel. ‘Maar het heeft even tijd nodig. Hoe gaat het nu eigenlijk tussen Ibrahim en jou?’ Amber veranderde snel van onderwerp, zodat Trudie niet door zou vragen. Gelukkig trapte ze erin. ‘Oh, dat gaat goed. Daarom kon ik ook terug komen. Ik wilde wel graag bij Ibrahimmeke blijven, maar ik miste mijn schattekes zo! Dus ik heb dat Ibrahim verteld, en ik mocht terug. Hij moest de laatste dingen nog doen om zijn dorp verder te redden, en daarna komt hij terug hierheen!’ vertelde Trudie enthousiast. Ondertussen viel Nienke langzaam terug in slaap. Ze voelde hoe haar oogleden langzaam aan zwaarder en zwaarder werden. Ze doezelde in, in een slaap vol dromen over het oude en het nieuwe visioen. Het nieuwe visioen werd steeds heftiger, en ook riep Noa vanuit haar bed op de I.C. tegen haar dat ze haar moest helpen, omdat ze anders dood zou gaan…. Nienke woelde en woelde, maar ze kon niet wegkomen uit de droom. Ineens schoot de wakker. Ze schoot half overeind en keek naar omhoog. Ze zag de welbekende scheur bovenin, op het plafond. Maar dat was toch niet in de woonkamer, dat was in haar eigen slaapkamer. Ze gooide haar benen over de rand van haar bed. Amber lag niet in haar eigen bed. Was dit een droom, of zo? Hoe kwam ze anders hier? Ze reikte met haar hand naar de deurkruk, toen de deur ineens met een luid kabaal werd opengesmeten. Nienke viel van schrik achterover in een stoel. Amber en Appie kwamen half dansend binnen. ‘Nienke!!!’ riep Appie vrolijk, wat hem een stomp in zijn maag opleverde van Amber. ‘Sst! Ze is ziek, dat zie je toch!’ snibde ze. ‘Oh ja…,’ piepte Appie. ‘Sorry….’ ‘Zucht!’ riep Amber zacht. ‘Nien, hoe gaat het? Voel je je alweer wat beter?’ Ze bukte bij Nienke en aaide alsof Nienke een lief katje was over haar wang. ‘Gaat wel. Ik ga liggen.’ Ze stond op en liet zich neervallen op haar bed. ‘We gaan al, kom Ap,’ zei Amber. ‘NEE!’ riep Nienke met haar hese, pijnlijke stem. ‘Niet weggaan. Kunnen jullie niet gewoon hier bij mijn bed blijven? Dat is zo gezellig.’
‘Oh… oké,’ stemde Amber in. Stilletjes pakten Appie en Amber beiden een stoel en gingen naast Nienke zitten. ‘Zo, Ap, vertel eens wat.’ ‘Zo, Amber, vertel eens wat.’ ‘Nee, jij. Want ik zei het eerder.’ ‘Nee, jij. Want ik zei het later.’ ‘Zo mogen jullie wel gaan, hoor,’ grapte. ‘Echt veel zin heb ik hier niet in. Weten jullie waar Fabian is?’ ‘Baviaan?’ ‘Nee, Fabian, Ap. Héél origineel.’ ‘Ja, Ap. Houd je mond! Nien, ik weet niet waar Fabian uithangt!’ ‘Zo laat nog? Hoe laat is het eigenlijk?’ vroeg Appie (voor de verandering) serieus. ‘Half tien.’ ‘Half tien? Waarom is hij er dan nog niet? En Jeroen?’ ‘Jeroen is net thuis gekomen. Hij is meteen naar zijn kamer gegaan. Hij is heel verdrietig volgens mij,’ antwoordde Appie. ‘Arme Jeroen….,’ zei Amber. Nienke knikte kalm. Moest ze het tweetal vertellen over haar visioen? ‘Jongens? Ik moet jullie wat…,’ begon Nienke, maar Amber onderbrak haar. ‘Ik ga hem bellen! Ap, jij gaat mee!’ ‘Wie ga je bellen?’ vroeg de verbouwereerde Appie. ‘Fabian natuurlijk, wie anders!? KOM MEE!!!’ Amber trok Appie mee de kamer uit. Nienke bleef alleen achter, met een hele hoop vragen. De eerste tien minuten zat Victor nog in zijn kantoor, zodat Appie en Amber onmogelijk naar Fabian konden bellen. Na tien minuten ging hij Corvuz halen in de kelder, dus konden ze eindelijk bellen. ‘Met Fabian Ruitenburg.’ ‘Hoi, Fabian. Met Amber. Waar ben je?’ ‘Ik eh… Ik zoek Nienke, ze is weg.’ ‘Wat? Hoe bedoel je?’ Fabian zuchtte aan de andere kant van de lijn. ‘Nou, ze was bij Noa geweest, maar toen ik terug kwam was ze weg!! Zo meteen gebeurd er wat met haar, en nu is ze weg!! Ze was hartstikke overstuur!’ ‘Nienke is hier,’ zei Amber kalm. ‘WAT??!’ ‘Ze is hier, ze is al thuis. Ze heeft koorts, 39 graden.’ ‘Maar…’ ‘Ja, Fabian! Jij was ook weg, hoor, dat zei Nienke! En nu naar huis komen, en meteen!’ commandeerde Amber Fabian en ze hing op. ‘Kom.’ Amber trok Appie mee uit het kantoor van Victor. Ze gingen weer terug naar Nienke. Maar Nienke sliep al, dus ze lieten haar met rust. ‘s Ochtends vroeg werd Nienke wakker van keiharde muziek. Ondanks haar zware hoofdpijn stond ze op en keek op haar wekker. Half 6. Ze liep naar de gang om te kijken waar het geluid vandaan kwam. Ze duwde haar handen op haar oren, maar ineens hield het op. Helaas voor de schuldige(n) had Victor het al gehoord. Hij stond in de meidengang en tierde erop los bij de deur van Sofie. ‘Stelletje wilde beesten!!!’ imiteerde hij meneer Van Swieten. ‘HET IS HALF ZES ‘S OCHTENDS!!!!’
De deur werd opengedaan en Nienke viel bijna om van verbazing. Niemand minder dan Joyce deed de deur open!! ‘JOYCE!!!’ Achter haar had Amber het ook opgemerkt en ze omhelsde Joyce spontaan. ‘Wat is dit?’ begon Victor meteen weer. ‘Sorry, het was mijn fout.’ Ook Patricia verscheen en voor Nienke werd het met de seconde gekker. Hetzelfde tafereel als met Joyce (en Amber dus) speelde zich af. ‘Wat doe jij dan ook zo vroeg?’ ‘Ik viel per ongeluk op de stereo en die ging toen aan….,’ legde Patricia uit. ‘Ja, ja, ja, smoesjes….’ ‘’t Is echt waar!!’ ‘Ik had het kunnen weten. Ik zal nadenken over een passende straf,’ vertelde Victor. ‘Straf? Maar het was per ongeluk!!’ protesteerde Patricia. ‘En we zijn hier weer net terug en we moeten nog weer een beetje wennen aan het Huis, onze oude kamer…’ Patricia leek Victor op een idee te brengen, want ineens lichtte zijn gezicht op. ‘Ah, goed idee. Patricia, jij slaapt voortaan op zolder, en Sofie komt bij Joyce op deze kamer!’ ‘Wat!!!?’ riep Joyce verontwaardigd. ‘Nee, Victor. Alsjeblieft!!! Dat kan niet!!!’ ‘Nee, Victor, toe nou!!!’ Maar Victor was - helaas voor Joyce, Patricia en ook Sofie leek er niet al te blij mee te zijn onverbiddelijk. Ondanks de smeekbeden van de drie meiden liet hij zich niet ompraten. ‘Hup! Naar bed, allemaal slapen! Het is pas half zes!’ Maar de enige die nog kon slapen, was Amber. Die sliep altijd, wanneer ze maar wilde. De rest kon en wilde ook niet meer slapen. Dus om kwart voor 6 op zondagochtend zat iedereen aan de ontbijttafel. De meeste van hen hadden een vreselijk ochtendhumeur, en Nienke had niet eens honger. Ze was doodop en na het ontbijt wilde ze zo snel mogelijk weer in bed liggen. Ze snapte zelf ook niet goed waarom ze dat niet meteen had gedaan, maar om de één of andere reden had ze geen zin om nu naar boven te lopen. ‘Ik wil SLAPEN!!!’ mopperde Patricia en ze zakte door haar verslapte arm. ‘Lekker op zolder!’ treiterde Appie Patricia haar. ‘Maar ja, ben je in elk geval niet alleen!’ ‘Hoezo?’ vroeg Joyce. ‘Tussen de spoken….,’ zei Appie macaber. ‘Appie! Houd je bek dicht!!’ snauwde Patricia. ‘Goh, gezellig hier!’ Mick kwam de kamer binnen. ‘Ja, dat komt door die twee sullen die het hele Huis hebben wakker gemaakt!’ snibde Sofie gemeen. ‘Oh ja, maar jij doet toch niets op zo’n dag, dus je hebt je energie toch niet nodig!!’ snauwde Joyce terug. ‘Rustig Joyce!’ riep Patricia daarop. ‘Maar dat irritante…’ ‘Nee, doe nou rustig, oké?!’ Het was een grappig gezicht. Meestal was het Joyce die Patricia tot bedaren bracht, maar nu was het precies andersom. ‘Ach ja, als je jezelf niet rustig kan houden, moet iemand anders dat toch wel lukken!?’ pestte Sofie. Dat was voor Joyce de druppel. Ze sprong op en rende de kamer uit. ‘Catfight!!’ riep Appie en hij gaf Jeroen een por. Maar Jeroen reageerde niet. Hij was vast doodop en had heel weinig geslapen. Nou ja, zoals hij eruit zag, helemaal NIET geslapen. Arme Jeroen. Nienke had zo’n medelijden met haar. Maar eerst moest ze slapen, want op dit moment werd ze zelfs van nadenken moe. ‘Nien!! NIEN!!’ riep Amber. Nienke wreef in haar ogen en werd weer een beetje wakker. Ze had een hele tijd geslapen, al voelde ze zich niet echt beter. ‘Fabian vroeg naar je!’
‘Oh,’ zei Nienke kalm en ze draaide zich om. ‘Hebben jullie ruzie?’ ‘Soort van. Maar ik wil hem denk ik niet meer spreken. Hij is heel lief en zo…. Maar te bezorgd. Ik weet niet of ik wel zo’n vriendje wil,’ flapte Nienke eruit. ‘WAT?!! Maar jullie zijn voor elkaar gemaakt!!’ ‘Ja, nou en? Dat denk ik niet. We… Ik denk gewoon niet dat ik nog verliefd op Fabian ben.’ ‘Dus het is uit?’ ‘Ja, zeg dat maar tegen hem,’ zei Nienke. ‘Het is hartstikke uit.’
Hoofdstuk 6
De onmogelijke liefdes ‘FABIAN!!!!’ Amber kwam binnenstormen. Ze ging helemaal over de rooien. ‘Wat heb jij gedaan!!? Ben je gestoord geworden of zo? Wil je mensen pijn doen? Is dit met opzet? Waarom? Heeft ze dit verdiend?’ ‘Amber, Amber…. Wat is er? Ik snap er niets van. Over wie heb jij het!?’ ‘Over JOU natuurlijk!?’ ‘Ja, ik bedoel: wie heeft dit verdiend? Waarom ben je zo boos?’ ‘Omdat…,’ begon Amber en ze haalde diep adem. ‘Omdat jij Nienke boos hebt gemaakt. Ik moest doorgeven dat het uit is.’ ‘Wat?’ stamelde Fabian. Zijn benen begonnen te zwabberen en hij liet zich onwillekeurig neerploffen op het bed. ‘Ma… maar waarom? Wat heb ik verkeerd gedaan?’ vroeg hij stilletjes. Amber bekeek stompzinnig naar Fabians boekenplank met velen moeilijke boeken. ‘AMBER!!!!’ riep hij. ‘Wat heb ik verkeerd gedaan?’ Amber kreeg bijna medelijden met Fabian, ze had hem nog nooit zo gezien. Hij had Amber aan de kraag van haar dure jasje vastgegrepen en trok haar naar zich toe. Ze kreeg bijna geen lucht meer. ‘Ik krijg geen lucht meer!’ piepte ze in paniek. Fabian liet haar los. ‘Sorry….,’ zei hij. ‘Ik… ehm… liet me even gaan.’ ‘Ja, dat merkte ik,’ zei Amber geïrriteerd en ze ging voor de spiegel staan. Ze trok haar jasje weer goed recht. ‘Nienke zei dat jullie ruzie hadden.’ ‘Ja! Nou, niet heel erg of zo…. Ze was gewoon heel gespannen en ik ook. Alleen probeerde ik haar te troosten, maar ze duwde me weg. Toen reageerde ik ook geprikkeld. Zo erg was het toch niet?? We waren zo… close,’ vertelde Fabian. Hij leek nog steeds verbaasd en ontzet van de gebeurtenis. ‘Huh? En dat was het? Een soort meningsverschilletje?’ vroeg Amber verbaasd. Ineens herinnerde ze zich wat Nienke haar had verteld, en ze hield haar mond. ‘Ja, zoiets. Is er iets, trouwens? Je lijkt zo nerveus ineens,’ vroeg Fabian. ‘Nou…,’ begon Amber en ze ging bij Fabian op bed zitten. Wat was dit moeilijk!!! ‘Nou, Nienke heeft mij gezegd dat ze denkt dat ze niet meer verliefd op je is. Het spijt me.’ Fabian werd bleek van schrik, alsof Nienke het voor de tweede keer deze avond had uitgemaakt, terwijl het daartussen niet eens aan was geweest. ‘Fabian? Gaat het? Wil je haar spreken? Ze is nog wakker.’ ‘Nee. Ik spreek haar morgen wel. Zou je me nou alsjeblieft alleen willen laten?’ ‘Maar ik….’
‘Alsjeblieft, ga weg,’ beval Fabian. Hij wees ironisch naar de deur. Amber stond op en liep beduusd de deur uit, de gang op, richting de trap naar de meidengang. Het was al avond, al was het nog best licht buiten. Mick was nog niet in zijn kamer geweest, en Amber had zich niet eens afgevraagd waarom niet. Het was al na tienen. Nienke had het zeker geweten, hoe Amber ook had geprobeerd. Het moest uit, en wel nu. Dus ging Amber (na het gesprek met Nienke om ongeveer tien uur) om half elf ‘s avonds - inclusief betrapt-worden-door-Victor-risico - naar Fabians kamer. Ze was helemaal overstuur geweest omdat ze altijd al had geweten dat Fabian en Nienke voor elkaar voorbestemd waren. En zij? Voor wie was zij voorbestemd? Ze had momenteel verkering met Appie, maar eigenlijk wist ze dat nog lang niet zo zeker allemaal. Appie was heel grappig en zo en ze waren al heel lang vrienden, maar toch. Appie was zo… Appie. Op zich was dat heel positief, maar ze wilde hem eigenlijk niet als vriendje. Wilde. Nu wel. Toch?! OH!!! Amber werd soms echt gek van zichzelf. Soms wilde ze dat ze een soort klein apparaatje in haar zak had wat ze kon gebruiken wanneer ze het gebruiken wilde, dat haar altijd ALLES vertelde over keuzes maken. ‘Welterusten Pee!’ fluisterde Joyce tegen Patricia op de meidengang. ‘Welterusten!’ fluisterde Patricia terug. ‘Succes op de zolder!! Kijk uit voor de spoken!’ ‘Jij hebt ook een soort spook op je kamer. Jij succes daarmee!’ ‘Je bedoelt Sofie?’ ‘Yep! Succes. Ik denk eigenlijk eerder dat jij deze nacht niet overleeft, dan dat ik dood zou gaan!’ grapte Patricia. Ze gaf Joyce nog een knuffel en zwaaide nog even naar haar, voordat ze verdween in de deuropening naar zolder. Joyce liep ook naar haar kamer. Op dit moment wist ze echt niet aan wie ze meer een hekel had, aan Victor of aan Sofie. Het was een vreselijk lange dag geweest, van half zes ‘s ochtends tot en met elf uur ‘s avonds. Joyce was dan ook doodop. Ze sloot de deur achter zich en gaapte hartgrondig. ‘Zeg, nooit gehoord van ‘hand voor je mond’!!?’ hoorde ze vanuit de hoek komen. Sofie! ‘Zeg, nooit gehoord van ‘mond en oogjes dicht, snaveltje toe’!!?’ snibde Joyce terug. ‘Dat is helemaal geen uitdrukking!’ ‘So what? ‘Hand voor je mond’ wel dan, hè?’ ‘Jawel. Zojuist door mij benoemd tot een uitdrukking!’ ‘Ik vat écht niet meer waar dit gesprek over gaat.’ ‘Zoiets noem je ook niet een gesprek. Zoiets noem je een ruzie, dombo.’ ‘Ik ben niet dom, en ik heet ook al geen dombo, dus.’ ‘Jawel, want dat zeg je alleen tegen domme en dikke mensen.’ ‘Nou ja, zeg!! Dat moet jij nodig zeggen, niet?’ riep Joyce, die steeds bozer werd. Het werd even stil. ‘Waarom heb jij eigenlijk met mijn vriendje gekust?’ viel Sofie met de deur in huis. ‘Jou vriendje!!? Ha! Geloof het zelf, betweter. Met zo’n lelijk hoofd als het jouwe zou je NOOIT een vriendje krijgen!’ ‘En toch is het waar.’ ‘Ik ga slapen. Wel…. Nee, wacht: nietterusten.’ ‘Dat slaat echt nergens op!’ ‘Nee, net als jouw hoofd! Tot morgen. Ga maar lekker dromen over je zogenaamde vriendje Mick. In het echt zal hij namelijk NOOIT je vriendje worden, Sofie. Hoor je me? Waarom zou Mick namelijk in vredesnaam met het nichtje van Sofie willen hebben?!’ Na tien minuten sliep Joyce al, en ze had niet door dat Sofie stilletjes in haar deken begon te huilen.
De wekker liep bij iedereen al af om zeven uur ‘s ochtends. Vandaag was weer hun eerste schooldag na de vakantie. Toen het ontbijt was afgelopen om half 8, ging Amber terug naar Nienke. Ze had haar tanden al gepoetst, dus ze was in principe bij klaar. Het enige wat ze nog moest doen was praten met Nienke, over gisteravond. Toen Amber namelijk aankwam in hun slaapkamer, was het licht uit en sliep Nienke al. Omdat ze ziek was, had Amber maar besloten haar te laten slapen. ‘Goedemorgen, zonneschijn! Alles goed?’ ‘Mwaa,’ antwoordde Nienke. Haar stem was niet veel beter geworden van een nachtje slapen. ‘Vertel me nu eens: waarom ben je niet meer verliefd op de liefste, leukste, geweldigste, knapste en vooral slimste jongen van heel de wereld?’ ‘Dat is niet zo, Brad Pitt is knapper.’ ‘Oeh, Nien. Laat Fabian dat niet horen!!’ ‘Hij mag het horen. Ik vertel het hem zo, als ik zou willen. Het is toch uit.’ ‘Ja, dat wilde ik dus van je weten. Een maand geleden, nee, wat zeg ik? - een dag geleden vond je Fabian nog de leukste jongen van de wereld, en nu? Nu ineens is het uit. En ik kan je zeggen: Fabian is er kapot van. Hij zat aan tafel net met wallen onder zijn ogen, van zijn ogen tot aan zijn knieën, geloof me.’ ‘Ja. Het spijt me voor hem. Maar het is gewoon uit.’ ‘Waarom? Is er wat ergs gebeurd?’ Nienke werd rood, maar schudde resoluut haar hoofd. ‘Maar…’ Ineens klopte er iemand op de deur. ‘Hallo?’ Ambers mond viel open. ‘Dat is Fabian,’ fluisterde ze geluidloos in Nienkes oor. Ze keek haar met grote ogen aan. ‘Stuur hem weg,’ zei Nienke tegen Amber, maar Amber luisterde niet. ‘Hoi Faab, Nienke wilde ook al met je praten, tot straks,’ brabbelde Amber in rap tempo. Ze knipoogde naar Nienke, maar Nienke vond het wat minder leuk. Fabian kwam binnen en sloot sloompjes de deur. Nienke keek weg toen hij op haar bed kwam zitten. ‘Ben je boos op me?’ vroeg hij aan haar. Nienke gaf geen antwoord. ‘Is er iets wat ik verkeerd heb gedaan?’ Nienke gaf weer geen antwoord. ‘Nienke, praat alsjeblieft tegen me!!’ Nienke reageerde nog steeds en bleef stoïcijns naar de kaptafel van Amber staren. Ineens duwde Fabian zijn lippen op de hare. Nienke duwde haar lippen niet terug, maar liet het wel over zich heen komen. Ze opende haar ogen. Fabian zag meteen dat ze huilde. ‘Sorry!! Heb ik je pijn gedaan?! Het spijt me heel erg!’ riep hij verontschuldigend. ‘Fabian, het spijt mij ook. Maar het is uit. Nu, morgen, altijd. Ik kan je geen reden geven. Het spijt me, maar het is beter als we elkaar gewoon de eerste maanden niet spreken. Sorry.’ ‘Mick!!!’ Joyce zag dat Mick aan kwam lopen en omhelsde hem meteen. Ze gaf hem een korte zoen. ‘Hoe gaat het? Wat heb je zo voor les?’ ‘Bio,’ gaf hij als antwoord. Het klonk vreselijk afkapperig en kortaf. ‘Oké, ik ook. Dus zullen we samen? Naast elkaar zitten en zo?’ ‘Ik zit al naast Sofie, sorry.’ ‘Huh, wat, waarom?’ vroeg Joyce verbaasd. Ze liet Mick geschrokken los, zodat hij ook zijn overige boeken in zijn locker kon leggen. ‘Dat hebben we afgesproken, sorry Joyce.’ ‘Mick, vind je me nog wel leuk?’ Op dat moment ging de bel. ‘Sorry, ik moet naar mijn les.’ ‘Ik toch ook? Naar hetzelfde lokaal. Dat is een gang verder, dus vertel op. Vind je me nog leuk of wat?’
‘Tuurlijk,’ zei Mick ineens toen Sofie uit het zicht was. Hij sloeg een arm om Joyce’ schouders. ‘Wie vind jou nou niet leuk?’ ‘Ben je nog verliefd op me?’ vroeg Joyce door. ‘Hé, Jeroen!!!’ leidde Mick Joyce af. Hij liet Joyce los en liep op Jeroen af, die hem compleet negeerde. Joyce schoot ondertussen de gangen door, op zoek naar het lokaal. Maar niet het biologie-lokaal, maar het redactielokaal. Ze opende haar mond om wat te zeggen, maar toen zag ze Kleine Robbie en Patricia elkaar uitgebreid aflebberen. Ze dacht even na, maar sloot haar mond toen. Ze glimlachte even, maar liep toen weg. Dit hoefde ze niet mee te maken. Ze rende door de gang. ‘Mevrouw Van Bodegraven, waar gaan wij heen?’ hoorde ze de stem van meneer Van Swieten achter zich. ‘Als ik me niet vergis, heb je op dit moment les van mij in DIT lokaal!!’ Hij wees met een strenge, trillende vinger naar binnen in het lokaal. Mick stond (want in het Biologie-lokaal kon je niet zitten, want daar was alleen practicum) helemaal niet naast Sofie, maar naast Fabian. Mick leek heel vrolijk, niets aan de hand, en Fabian leek down. Ook Sofie en Nienke leken niet vrolijk. ‘Joyce, ga maar naast Sofie staan!!’ commandeerde Van Swieten haar. ‘Ja, maar die plek naast Amber is toch ook nog vrij? Waarom mag ik daar niet staan?’ ‘Omdat ik dat zeg! Én omdat ik nu al weet dat het één grote keet wordt als ik dat toelaat! Naar je plek!’ Joyce ging beduusd naast Sofie staan. Ze moest zich groot houden om niet keihard te gaan huilen. ‘Gaat het?’ vroeg Sofie na een tijdje. Joyce keek verbaasd op. ‘Ja, sorry van gisteren. Ik was niet echt aardig tegen je en het spijt me heel erg,’ verontschuldigde Sofie zich. ‘Sorry.’ Ze glimlachte voorzichtig. ‘Ik ook sorry. Ik was ook niet aardig en ik meende het helemaal niet. Ik… ik werd gewoon een beetje boel boos toen je tegen me loog over dat je met Mick hebt.’ ‘Sorry, maar dat was niet gelogen. Mick was echt mijn vriendje, kijk.’ Sofie liet haar de ring om haar vinger zien. Verbijsterd viel Joyce bijna naar achteren. Het was dezelfde ring als die van
haar!!!
‘Heeft Mick jou die ook gegeven?’ vroeg Joyce met wijdopen gesperde ogen. ‘Ja.’ ‘Kijk, ik heb dezelfde.’ Sofie bekeek de ring en legde die van haar naast die van Joyce. ‘Het is gewoon precies dezelfde!!’ riep Sofie uit. ‘Sofie en Joyce: Opletten!! Weet één van jullie toevallig waar Patricia Soeters uithangt?’ ‘Ja, die was misselijk,’ loog Joyce met het beeld van de zoenende Robbie en Patricia op haar netvliezen gebrand. ‘Ze is naar huis gegaan. Ze zei dat ze even moest gaan liggen, maar misschien komt ze straks wel weer.’ ‘Waarom heb ik dan geen geldige absentie?’ vroeg Van Swieten verbijsterd. ‘Ze was echt heel misselijk. Ze gaf bijna over, dus ze is meteen naar huis gerend.’ ‘Gerend? Voor iemand die kotsmisselijk is?’ Van Swieten was verschrikkelijk argwanend. Achter hem maakte Appie neppe kotsgeluiden. ‘MENEER TAYIBI!!!’ riep meneer Van Swieten woedend. ‘Hallo, meneer. Excuses voor het versturen van de les, maar u riep mij al?!’ Joyce kon haar ogen niet geloven, maar in de deuropening stond Ibrahim. Ibrahim!!! ‘Oom Ibrahim!!’ riep Appie blij en hij spreidde zijn armen open om hem te omhelzen. Joyce dacht na over Ibrahims uitspraak. Natuurlijk heette hij ook Tayibi van zijn achternaam, want hij was Appies oom, van dezelfde familie. Dan had je natuurlijk dezelfde achternaam. Wat dom van haar.
‘Meneer, zou u misschien mijn les willen verlaten, alstublieft?’ vroeg meneer Van Swieten. Schuim stond hem bijna op de lippen. Joyce schoot in de lach, maar hield meteen op toen ze een woeste blik van Van Swieten kreeg. ‘Wie is dat?’ vroeg Sofie verbaasd. Joyce kreeg het door: Sofie had oom Ibrahim natuurlijk nog nooit gezien, want hij was meteen na de bruiloft van Trudie en Ibrahim weggegaan, en toen was Sofie nog niet in Huize Anubis. ‘Dat is oom Ibrahim, Appies oom. Hij is met Trudie getrouwd en hij is een soort sjamaan of zo. Hij heeft een helderziende geit, genaamd Delphi.’ Sofie schoot in de lach. ‘Delphi? Wat een bespottelijke naam, vooral voor een geit!! En die tovenarij en zo…. Daar geloof ik ook al niet in, hoor!’ ‘Nee, dat dachten wij ook. Maar hij wist wel dat Appie de echte Appie was. Hij zei dat zijn geit hem dat al verteld had, en hij kon het ook niet weten.’ ‘Wie is hij nou? De geit, of Ibrahim zelf?’ ‘De geit, nou goed!’ lachte Joyce. Sofie lachte en ineens voelde Joyce in haar buik een soort klik tussen haar en Sofie. Sofie was eigenlijk hartstikke aardig, slim en ook best knap. Ze had mooie ogen, vond Joyce. En ze had niet gelogen tegen haar, alleen onaardig gedaan. Maar dat was terecht, want Joyce had (min of meer per ongeluk) Sofie haar vriendje afgepakt. En dat had Joyce zelf vast ook nooit zo leuk gevonden als het haar was overkomen. Jeroen sloeg zijn locker met een klap dicht. Hij was woedend op zichzelf. Hij had al zijn geld de afgelopen tijd verpatst aan DVD’s, waardoor hij nu geen geld meer overhad voor een treinkaartje naar het ziekenhuis in Amsterdam. En om nou te gaan fietsen?? Nee, dat was hij morgen nog onderweg. Het was namelijk minimaal 50 à 60 kilometer naar Amsterdam vanaf hier, het was al bijna 3 uur ‘s middags + hij moest morgen weer naar school. En dat moest hij écht. Want door het gedoe rond de Traan van Isis en zijn reisje naar Egypte was hij totaal achtergeraakt, en Van Swieten dreigde hem naar een niveau een stuk lager te sturen, omdat zijn prestaties de laatste tijd zo slecht waren. ‘Hé, Jeronimus!!’ Appie kwam langslopen en wreef Jeroen hard door zijn haar. ‘Ook goedemiddag, Ap.’ ‘Nou, nou, nou, Jeroentje toch!!!’ ‘Ap, houd je bek dicht, oké!?’ snauwde Jeroen. ‘Er is er één chagrijnig, hoera, hoera, en daarom zing… eh… ik blij!!’ zong Appie vals. ‘Niet grappig, oké?’ snibde Jeroen. ‘Niet grappig, oké??’ bouwde Appie hem na. ‘Is goed, hoor, meneer. Ik zal je niets meer aandoen, goed??’ ‘Ja, ‘t is al goed, prutser.’ Jeroen gaf Appie met een uitgestreken gezicht een schouderklopje en liep om hem heen. Jammer genoeg voor hem kreeg Appie argwaan. ‘Ben je niet blij dat Ibrahim er weer is?’ raadde Appie maar wat. ‘Ja, Ap. Réuzeblij,’ zei Jeroen sarcastisch. ‘Is er niet iets dan?’ vroeg Appie door. ‘Hoe zou jij je voelen als je vriendin doodziek in coma in het ziekenhuis zou liggen en je geen geld hebt voor een kaartje?’ ‘En gisteren dan? Had je toen wel geld?’ ‘Nee, maar zoiets heet zwartrijden, Ap.’ ‘Ja, weet ik. Maar dat is illegaal. Toch?’ ‘Ja, eigenlijk wel. Maar Noa is wel iets belangrijker dan de wet.’ ‘En waarom doe je het nu niet nog een keertje dan, als je het toch zo onbelangrijk vindt?’ zei Appie logisch. ‘Omdat ik gisteren een boete heb gekregen.’
‘Oeh, dat is rot. Maar geen nood!!! Appie heeft nog 50 euro achterliggen.’ Appie trok uit zijn zak een briefje van ¬ 50. ‘Dank je, Ap!!’ zei Jeroen blij. Hij omhelsde Appie en zei hem gedag. Hij verdween meteen naar de fietsen om waarschijnlijk naar het station te gaan. Appie bleef achter bij de lockers en keek hem na. Hij was een beetje vreemd, maar ook wel zielig. Hij vond het natuurlijk heel erg voor hem van Noa, maar toch deed hij raar. Zelfs ‘raar’ op z’n Jeroens. Om half vier waren de laatste Anubis-bewoners eindelijk klaar met hun lessen. Amber rende meteen naar Nienke toe om haar gedag te zeggen en te vertellen wat er was gebeurd. Ook al was ze nog wel een beetje bozig op haar in verband met haar uitmaken met ‘het leukste vriendje van de wereld’. ‘Hé Nien!!’ zei Amber breed lachend. ‘Hoe gaat ie?’ ‘Gaat wel. Ik ga morgen denk ik weer naar school.’ ‘Weet je dat wel zeker? Je ziet nog heel bleekjes, hoor.’ ‘Ja, dat kan best. Maar het is wel het examenjaar en ik wil echt niet meer te veel missen.’ ‘Dat is wel waar.’ Amber zette het dienblad met twee kopjes thee en een schaaltje koekjes naast Nienkes bed neer en pakte het kopje thee. Ze blies er even overheen om het af te koelen. ‘Is er nog wat gebeurd?’ vroeg Nienke. ‘Ja!! Ibrahim is hier weer!! Oom Ibrahim, weet je wel. En Appie heeft Jeroen 50 euro gegeven voor een treinkaartje naar Noa,´ vertelde Amber. ´Ibrahim had ik inderdaad al gezien. En gehoord. Wat lief van Appie!! Hij is een schat.´ ´Ja, echt heel lief. Maar Nien, ik wil je wat vragen. Want ik geloof er geen bal van dat je Fabian niet meer leuk vindt. Want ik zie in je ogen dat je smoorverliefd op hem bent.´ ´Toch is het niet zo. Echt niet.´ ´Nienke!! Ik zie het!! In je ogen, waarom lieg je nou tegen mij?!! Je aller- allerbeste vriendinnetje Amber,’ zei Amber. ‘Ik lieg niet, Amber.’ ‘Nee, vast,’ zei Amber ineens chagrijnig. Ze stond op. ‘Waar ga je heen?’ vroeg Nienke. ‘Een leukere gesprekspartner zoeken. Iemand die in elk geval NIET liegt,’ snibde Amber en de klapte de deur achter haar dicht.
Hoofdstuk 7
Sibuna! ‘Joyce, doe de deur eens open!!’ riep Patricia door de W.C.-deur van school heen. ‘NEE!!!’ riep Joyce fel terug. ‘Ga weg!!!!!’ Patricia schrok een beetje. Zo kende ze Joyce helemaal niet!! Joyce was normaal altijd zo begaan, rustig en probeerde overal een goed ding van te maken. Maar nu? Ze zat duidelijk niet goed in haar vel de laatste paar dagen. Met Patricia zelf ging het prima. Ze had dan wel een hoop gemist door hun avontuur in Amerika, maar met haar en Robbie ging het prima. En op de zolder spookte het ook niet, dus dat viel ook weer mee. En eigenlijk was het er best leuk, een kamer op jezelf. Best leuk om een beetje tot rust te komen en na te denken. En met Robbie zou het er nog wel eens
superromantisch kunnen worden, zeker als Robbie zijn geweldige romantische charmes in de strijd gooide. Ze was zo verliefd op hem!! Anderen vonden hen misschien een vreemde combi, maar ze waren allebei hartstikke verliefd, en het ging heel goed nu tussen hen. Ze hadden amper nog ruzie. Ineens opende Joyce de deur en kwam ze naar buiten. Ze dook meteen huilend in Patricias armen. ‘Hé, lieverd…,’ suste Patricia haar geschrokken. ‘Oh, het is zo stom!!!’ snikte Joyce in haar armen. Patricia moeite doen haarzelf en Joyce overeind te houden, maar het lukte net. ‘Wat is stom, jij? Sofie?’ ‘Nee, niet ik, ook niet Sofie. Jawel ik, en niet Sofie. Mick, Pee!’ ‘Wat “Mick, Pee”, ik snap het niet, wat is er gebeurd??’ ‘Hij… Sofie…. Hij was echt een setje met Sofie!’ ‘Wat? Met Sofie? Die betweterige lellebel?’ ‘Ja… en ze is geen lellebel, ze is best aardig.’ ‘Zeg, heb je koorts of zo?’ ‘Nee, ze is écht aardig. Ze stond met bio naast me. En Mick naast Fabian, terwijl ik het aan hem had gevraagd. En toen liet Sofie het me zien.’ ‘Wat is het?’ ‘Dit!!!’ Joyce duwde haar ringvinger met de ring onder Patricias neus. ‘Wat?! Had Sofie dezelfde ring als jij van Mick had gekregen!!?’ ‘Ja! Ook van Mick, zei ze. En ik? Ik geloofde hem dat hij nog verliefd op me was, stomme tuttebol die ik ben!!! En net, deed ie onwijs koeltjes tegen me, alsof ik lucht was waar hij tegen praatte! Oh, Peet, ik heb me zo voor gek gezet!’ ‘Niet waar! Je was gewoon superverliefd, op die megaplayer, en sportfreak. Vergeet hem gewoon!! Zoiets mag ie niet tegenover z’n vriendin flikken! Zeg het tegen hem, confronteer hem ermee en zeg keihard tegen hem dat je het uitmaakt!’ ‘Nee!!!’ Joyce trok de ring van haar vinger en smeet hem hard in de toiletpot achter haar. Ze dook huilend weer terug in de armen van Patricia. ‘Sorry, Pee. Ik maak je leuke shirt helemaal vies.’ ‘Oh, dat maakt niet uit, hoor. Je hebt je reden toch?!’ zei Patricia lief. ‘Dank je, Patries. Je bent echt een schat.’ De wind blies over het schoolplein en Mick, Sofie, Joyce, Patricia en Robbie moesten keihard trappen om levend bij het Huis Anubis aan te komen. Robbie ging Mick helpen met een artikel over vreemde eetgewoonten (zoals levende wormen, sprinkhanen en allemaal andere insecten). Sofie en Joyce fietsten samen en Mick en Patricia ieder apart. Patricia had er flink de pest in dat het fietspad te klein was om ook naast Joyce te komen fietsen, want toen de weg wat breder werd, kwamen ze al bij Anubis aan. ‘Lekkere vriendin ben jij!’ snibde Patricia tegen Joyce onder het fietsenschuurtje. ‘Hoe bedoel je?’ vroeg Joyce, half verbaasd, half lachend. ‘Lekker nieuwe betweterige vriendjes maken en je allerbeste vriendin vergeten?’ ‘Jij bent…’ ‘Ja wat ben ik? Een jaloerse trut, of zo?’ riep Patricia op haar teentjes getrapt. ‘Nee!! Jij bent toch mijn allerbeste vriendin!?’ ‘Ja, vast! Volgens mij vind je die betweterige lellebel veel leuker dan mij!!’ Boos stampte Patricia naar de voordeur. ‘Pee, wacht nou….,’ smeekte Joyce bijna. Ze wilde haar achterna lopen, maar Sofie hield haar tegen. ‘Laat haar maar. Ze moet even afkoelen, denk ik. Kom mee, dan gaan we naar Trudie toe.’
‘Oké. Maar hoezo naar Trudie?’ ‘Voor een schaal chips. Ik heb al zo lang geen schaal met chips meer leeggegeten. Van mijn moeder mocht dat nooit.’ ‘Wat een saaie moeder.’ ‘Soms wel, ja. Maar ze is ook wel goed voor ons, hoor. Ze…’ ‘Ons?? Heb je een broertje of zusje?’ ‘Een broer, een grote. Dat is Danny.’ ‘IS DANNY JOUW BROER?!!!’ riep Joyce verbijsterd. Sofie knikte. ‘Ja, soms is hij heel vervelend, maar ik kan wel tegen hem op.’ ‘Vechtend?’ ‘Misschien, maar niet altijd. Zo erg is hij nou ook weer niet.’ ‘Wel een beetje?’ ‘Wel een beetje - kom, we gaan cola en chips halen!’ Sofie trok de lachende Joyce mee aan haar arm naar binnen. Na een halfuur huiswerk te hebben gemaakt en met chips te hebben gegooid, waren Sofie en Joyce hartstikke melig. ‘Ik moet echt naar de W.C., ik ga even!’ zei Joyce lacherig. Doordat ze lachtranen in haar ogen had staan, zag ze niet waar ze liep en duwde zo met haar voeten de schaal met chips die op de grond stond op zijn kop. Sofie lag nu helemaal in een deuk en Joyce wees vaagjes naar de deur. Ze liep de gang op en sloot de deur. Tot haar grote ergernis kwam Mick net uit de toiletten lopen. Hij leek zich dood te schrikken toen hij haar zag. ‘Oh, sorry. Ik schrik me dood. Ik zag je niet aankomen.’ ‘Nee, gebeurt wel vaker tegenwoordig, hè?’ zei Joyce koel. ‘Hoe bedoel je?’ ‘Zoals ik het zeg. Hé, ik moet plassen, dus….’ Ze legde haar hand op de kruk, maar Mick zag haar lege ringvinger al. ‘Waarom heb je je ring niet om?’ ‘Die… eh… ligt in de riolering.’ ‘Wat?! Waarom?’ ‘Omdat ik blijkbaar niet de enige was met zo’n exemplaar.’ Mick schrok en keek schuldig naar zijn blote voeten. ‘Ja, doe maar alsof het je spijt. Nou, ik weet genoeg. Player.’ ‘Joyce, alsjeblieft.’ Hij gaf haar een korte zoen. Joyce twijfelde even, maar nam nu toch een besluit. ‘Ik zal wel even kijken, misschien dat die ring hier is aangespoeld,’ sneerde ze. ‘Hoe…’ ‘Laat maar, jij snapt ook niets. Heb je met sporten, daar sterven je hersencellen vanaf. Maar ja, aangezien sommige onder ons die hersencellen niet hebben….’ ‘Joyce, ik weet…’ ‘Sorry, ik moet echt supernodig. Dag Mick.’ Nienke zat op haar bed en dacht na. Ze wilde Amber zo graag alles vertellen, van het visioen over Noa, over Rosa en over… over Fabian. Want toen ze de eerste nacht na het visioen van Noa en Rosa ging slapen, had ze een nachtmerrie over Fabian. Een nacht die als volgt verliep: de dokter had haar verteld dat Fabian was overleden, precies net als de keer een halfjaar terug. ‘Ik heb helaas heel slecht nieuws. Het spijt me heel erg, maar een uur geleden is Fabian overleden,’ had hij gezegd. Vervolgens hadden ze de begrafenis, zoals die ook in het echt was
verlopen. Alleen daarna verliep alles anders. Ze vonden de Traan van Isis niet, en Nienke kreeg het dode lichaam van Fabian te zien, en toen hoorde ze de onbekende stem zeggen: ‘Wacht maar! Ditmaal zijn jullie ontsnapt, maar een tweede keer laat ik dat absoluut niet gebeuren!! Noa en Fabian zullen ziek worden en overlijden….’ En daarna had Nienke hetzelfde visioen gehad als toen met Noa bij de I.C. Maar toen was Rosa niet hoestend op de grond neergevallen, maar Fabian, die er ineens ook bij stond. En Matthijs en Jacob stonden met een treurig gezicht bij de bank tegenover Noa, maar nu lag er geen Rosa, maar een lijkbleke Fabian…. Wat nou als ze dat Fabian had verteld? Dan had hij haar hoogstwaarschijnlijk voor gek verklaard, en dat wilde ze niet. Maar wat moest ze er nu mee? Ze snapte haar eigen reacties op bijvoorbeeld Ambers vraag niet. Ze had zichzelf alleen nog maar meer in het nauw gedreven, en nu had ze helemaal geen kans meer om met iemand te praten, nu ze het met Fabian uit had gemaakt, en met Amber ruzie had. Nou ja, soort van ruzie. Amber was in elk geval best wel boos op haar, had ze het idee. Nienke zakte onderuit en sloot haar ogen. Haar gedachten schoten kriskras over elkaar heen, zodat ze geen bal meer van zichzelf snapte. Ze wilde dat ze wist wat er aan de hand was. Net als toen ze de Graal terug naar Egypte hadden gebracht, bleef Sarah haar vertellen dat het niet over was. Zo’n gevoel had Nienke ook gehad, ook al gaf ze dat niet graag toe. Ze wilde wel gewoon dat alles klaar was. Net als toen had ze dat gevoel nu ook. Maar op dit moment kon ze helemaal niet zeggen waar het vandaan zou komen. Al wilde ze dat maar al te graag weten. Nienke stond op. Ze wilde even een stukje lopen. Misschien in het bos of zo, als ze maar even weg was van het Huis waar het allemaal was begonnen. Ze trok een paar simpele kleren aan, een tuinbroek met een bloemetjesshirt eronder. Niet dat ze er een modeshow mee kon lopen, maar dat maakte haar niet uit. Ze keek rond in de gang, maar er was niemand. Ook van beneden hoorde ze weinig tot geen geluid. Ze liep stilletjes de trap af, wiebelend en wel. Ze voelde zich nog steeds niet geweldig, maar ook dat boeide haar op dit moment weinig. Ze strompelde naar beneden, naar de voordeur, trok haar jas van de kapstok in de torenkamer en sloot de voordeur achter zich. Niemand had gemerkt dat Nienke weg was gegaan, bijna niemand had haar überhaupt die dag gezien. ‘ALLEMAAL NAAR BENEDEN!!!!! ETEN IS KLAAR!!!!’ gilde Trudie vanaf de gang bij Fabian en Micks kamer. Fabian zuchtte en stond op. Hij voelde zich lusteloos. Hij had de hele dag nog bijna niets gedaan en zelfs op school kon hij zijn aandacht er amper bijhouden. Hij wilde naar buiten lopen, maar toen ging zijn mobiel ineens af. ‘Anoniem gesprek’ verscheen er op het schermpje. Hij keek snel of er iemand in de gang liep, en toen dat niet zo was, nam hij op. ‘Hallo?’ ‘Met wie spreek ik?’ vroeg de onbekende stem aan de andere kant van de lijn. ‘Met Fabian Ruitenburg,’ gaf hij hakkelend als antwoord. Wie was dit?! ‘Ah, die zocht ik.’ ‘Wie bent u?’ ‘Doet er niet toe!!’ snauwde de (mannelijke) stem. ‘Zoek je niet toevallig iemand?’ ‘Ik weet niet waar u het over heeft.’ ‘Je ex-vriendin, Nienke Martens, weet je wel?’ Fabian schrok zich dood en hield zich vast aan de rand van zijn bed om zichzelf staande te houden. ‘Wat? Hoe bedoelt u?’ hakkelde hij. ‘Je kent haar, toch? Ze heeft het gisteren met je uitgemaakt, weet je wel? Die ex-vriendin.’
‘Ik weet niet over wie u het heeft. Waarom zou ik dat moeten weten?’ vroeg Fabian zo koeltjes mogelijk. ‘Wil je niet weten waar ze is? Wil je niet weten… of ze überhaupt nog leeft?’ ‘Doet u Nienke alstublieft niets aan…’ flapte hij er piepend uit. ‘Oh, dus je kent haar wel?!’ zei de man lachend. Fabian kon zichzelf wel voor zijn kop slaan. ‘Let op, jongeman. Dit is geen spelletje!! Als je wil dat je Nienke ooit nog in leven terugziet, zou ik maar opschieten met Noa aan mij overleveren.’ ‘Maar…’ ‘Je weet wat de consequenties zijn, Fabian!!’ De scherpe piep in zijn oren die volgde, maakte hem doodsbang. Hij liet zijn mobiel uit zijn handen vallen en hij klapte op de grond kapot, in drie delen, maar hij merkte hij amper. Tien minuten verstreken en hij had geen vin verroerd. Zijn angst was werkelijk geworden; iemand bedreigde Nienke en had haar ontvoerd (of deed alsof). Hij wist niet wat hij moest doen. Na de tien minuten klapte hij de deur open. Hij rende naar de woonkamer. Iedereen keek hem verbaasd aan toen hij hijgend en angstig kijkend bij het rustig etende groepje aan tafel aan kwam. ‘Wat heb jij nou?’ vroeg Patricia lachend. Iedereen om de tafel schoot in de lach, behalve Fabian. Hij was onrustig bezig met zijn ogen om te zoeken naar Appie en Amber. ‘Waar zijn Appie en Amber?’ vroeg hij. ‘Volle maan, zitten vast verliefd in de tuin,’ plaagde Joyce. ‘Gadverdamme,’ sneerde Jeroen. ‘Als die twee ooit nog wat met elkaar krijgen, ben ik gek!’ De deur klapte open en Amber en Appie kwamen binnen. ‘Waar komen jullie vandaan?’ vroeg Victor onaardig. ‘We waren huiswerk aan het maken.’ ‘Jullie tweeën? Jullie hebben toch zo’n hekel aan elkaar?’ vroeg Danny verbaasd. ‘Nee, hoor,’ zei Amber. Joyce zag dat ze elkaars handen vast hielden en ze fluisterde het onopvallend door. Na tien seconden wist de hele groep aan tafel het. ‘JEROEN, DIE IS GEK!!!!’ juichte Joyce. ‘JEROEN, DIE IS GEK!!!! JEROEN - JEROEN JEROEN, DIE IS GEK!!!!’ Terwijl de hele groep scandeerde, wenkte Fabian Amber en Appie. Ze keken eerst verbaasd, maar kwamen daarna meteen. Ze liepen met z’n drieën de gang op. ‘Wat is er?’ vroeg Amber zacht. ‘Sst, niet hier. Ergens anders.’ ‘Waar dan?’ vroeg Appie die er nu naast kwam staan. ‘Op onze kamer, boven,’ zei Amber meteen. ‘Maar Nienke ligt daar toch?’ vroeg Appie. ‘En ze is ziek.’ ‘Nienke is daar niet,’ zei Fabian meteen. ‘Huh?’ Ook Amber snapte er niets van. ‘Kom nou gewoon,’ zei Fabian nerveus. ‘Dit moet. Anders….’ Hij durfde zijn zin niet eens meer af te maken. ‘Kom,’ zei hij zacht. Amber en Appie schrokken een beetje van Fabian die ineens zo zacht praatte. Het was nog steeds niet duidelijk waarom hij zo deed. Maar het leek ernstig, anders deed Fabian écht niet zo. ‘Hé, heb jij mijn NRC gezien?’ vroeg Sofie aan Joyce. ‘Je wat?’ vroeg Joyce. Er werd op de deur geklopt. ‘Joyce? Ben je daar?’ ‘Ja, kom maar binnen,’ antwoordde Joyce. ‘Sorry, wat zei je nou?’ ‘Mijn NRC Handelsblad, weet je wel. Die krant.’ ‘Oh, dat. Lees jij dat?!’ vroeg Joyce verbaasd. ‘Hoi!’ zei ze daarna tegen Patricia die binnenkwam.
‘Stoor ik?’ vroeg Patricia zacht. ‘Nee, hoor,’ antwoordde Sofie. ‘Maar je hebt hem dus niet gezien?’ Joyce schudde oprecht haar hoofd. ‘Nee, echt niet.’ ‘Oké, bedankt. Ik ga wel even, zodat jullie even alleen kunnen zijn. Tot zo,’ zei Sofie en ze liep uit hun slaapkamer. Patricia beet op haar onderlip en ging op Joyce’ bed zitten. ‘Sorry van daarnet,’ zei ze voorzichtig. ‘Dank je.’ ‘Ik was gewoon een beetje bang dat je echt vriendinnen wilde worden met die vreemde betweter, en ik…. Ik wil je gewoon niet kwijt.’ ‘Ze is geen vreemde betweter. En je zal me heus niet kwijtraken, hoor.’ ‘Je maakt een grapje, hè? Hallo, goedemorgen Joyce!! Ze heeft je vriend afgepakt, hoor. En dat mag ze best weten ook,’ zei Patricia gemeen. ‘Hé!! Dat heeft ze niet gedaan!! En ze is superaardig, hoor.’ ‘Zal best. En een verschrikkelijke betweterige heks. Je moet echt oppassen voor dat soort types. Zo meteen verlies je nog je beste vriendin.’ ‘Ja, Peet. Moet je vooral zo doorgaan! Dan verlies je haar zeker!!’ zei Joyce boos. ‘Hoe bedoel je? Ik snap jou niet, hè. Eerst heb je een hekel aan dat vreemde kind en daarna ben je ineens beste vrienden met haar.’ ‘ZE IS GEEN VREEMD KIND, PEET!!!! Houd nou eens op met je jaloerse gedrag, jij!! Je kan echt niets beters meer de laatste tijd, hè!??’ snauwde Joyce. ‘Joyce, doe even normaal…’ ‘Moet ik..? Weet je wat? Dit is mijn kamer, donder maar op,’ zei Joyce koeltjes. Ze keek met een boze blik naar Patricia en maakte een knikje naar de deur. ‘Meen je dit?’ vroeg Patricia verbijsterd. Joyce gaf geen antwoord. Patricia spreidde haar armen uit en mompelde nog: ‘Zwijgen is toestemmen!’ voordat ze de gang op verdween. Joyce beet haar op haar onderlip en merkte dat haar ademhaling onregelmatiger werd. Ze stond op en zette een langzaam, treurig muziekje op en stopte de oortjes in haar oren. De muziek dreunde door haar hersens en ze wist dat ze haar gehoor hiermee beschadigde, maar even deerde het haar helemaal niet. Ze draaide zich om en schreeuwde heel hard in haar kussen, waarna ze huilend op het bed neerviel. Zachtjes werd de deur weer geopend. ‘GA WEG!!!!’ riep Joyce meteen zonder te kijken wie er stond. ‘Oh, sorry. Ik zal je wel even alleen laten.’ Joyce registreerde de stem. ‘Nee!! Kom terug!!’ Ze keek op en zag dat inderdaad Sofie in de deuropening stond. ‘Ik dacht dat je Patricia was,’ zei Joyce. ‘Gaat het wel goed tussen jullie?’ Sofie liep stilletjes op haar af en ging ook op Joyce’ bed zitten. ‘Ja, nou…,’ loog Joyce. ‘Nee, helemaal niet! We hebben constant ruzie en we kunnen elkaar niet meer uitstaan sinds….’ Joyce viel stil. ‘Sinds wat?’ vroeg Sofie. ‘Sinds ik gisteren voor het eerst met jou om ben gegaan.’ Sofie keek naar haar schoenen. ‘Dus het komt door mij?’ Joyce gaf geen antwoord. ‘Zal ik anders een tijdje niet met je omgaan? Misschien is dat beter.’ Joyce dacht na. Wat zou ze zeggen? ‘Nee, dat doe je niet. Het is allemaal niet jouw schuld. Als iemand er niets aan kan doen, ben jij het wel.’ ‘Maar je zei net….’ ‘Nee, heel erg bedankt voor het aanbod. Maar ik kan het niet aannemen.’
‘Oké. Is er verder nog iets? Ik wil je graag helpen,’ zei Sofie lief. Joyce keek haar aan en glimlachte kort. ‘Weet je, het is allemaal zo’n puinhoop. Sinds we uit Amerika zijn teruggekomen…’ ‘Amerika? Waren Patricia en jij daar?’ ‘Ja, maar we kwamen terug omdat ik Mick zo miste. En Patricia miste Robbie. Daarom zijn we teruggekomen. En nu? Nu heb ik én geen Mick én geen Patricia én geen droom als Amerika. Wat moet ik nou? Alles is weg, Soof. Alles is weg!’ Sofie nam de huilende Joyce in haar armen en troostte haar. ‘Het komt goed, echt.’ ‘Ja, maar hoe dan? Want ik weet het echt niet meer op dit moment!’ ‘Ik help je wel,’ zei Sofie. ‘Dank je,’ zei Joyce. ‘Ehm… Zullen we… ik bedoel: wil jij misschien mijn vriendin zijn?’ Sofie glimlachte. ‘Natuurlijk wil ik dat. Ik wil niets liever.’ En ze omhelsden elkaar opnieuw. ‘En Mick dan?’ vroeg Joyce. ‘Mick is Mick. Maar hij trekt vanzelf wel bij. En als hij jou leuker vindt, heb ik daar vrede mee. En als hij mee leuker vindt, dan neem ik met hem. Want ik ben nog steeds verliefd. Maar ik laat ook jou mee beslissen in mijn beslissing.’ ‘Oh nee!! Oh nee!!!’ riep Amber. Fabian had net Amber en Appie het hele verhaal verteld. ‘Wat?’ vroeg Fabian. ‘Wat is er?’ ‘Wat er IS???!!!!’ riep Amber woest. ‘NIENKE IS WEG!!!!! ZE IS ONTVOERD!!!!!! EN DAN VRAAG JIJ WAT ER IS!!!!??’ Amber begon te hyperventileren, maar Appie kalmeerde haar een beetje. ‘Rustig maar.’ ‘Wat doen we nu?’ vroeg Amber na een tijdje. Ze huilde een beetje. ‘Weet ik niet,’ gaf Appie (een nogal onzinnig) antwoord. ‘Ik wel. We gaan haar zoeken!’ zei Fabian vastberaden. ‘Ja, maar waar? Waar moeten we beginnen?’ vroeg Amber paniekerig. ‘Ergens, maar we gaan haar vinden. Dat beloof ik.’ Ook in Fabians ogen stonden tranen. ‘Ja?’ vroeg Amber verbaasd. ‘Tuurlijk.’ ‘Maar hoe dan? We hebben niets!’ ‘Mis, we hebben Nienkes mobiele nummer.’ ‘En dan? Wat dan nog?’ vroeg Amber dommig. ‘We gaan haar bellen. En hopen dat ze opneemt.’ ‘Maar wie zegt dat ze dat doet?’ ‘Ik vertrouw het. We hebben tot nu toe alles opgelost. Waarom zou dat ons nu niet lukken??’ ‘Nou, ik dacht…’ ‘Nee, we gaan Nienke vinden. We hebben geen tijd voor twijfels.’ Fabian haalde zijn hand naar zijn oog. ‘Sibuna!’ ‘Sibuna!!’ zei Appie enthousiast. ‘Sibuna,’ zei Amber ook, met een behoorlijke brok in haar keel. Ze durfde er niet aan te denken wat er zou gebeuren als dit de eerste keer was dat de Geheime Club Van De Oude Wilg niet zou slagen.
Hoofdstuk 8 Nienkes verdwijning
De Geheime Club van de Oude Wilg zat bij de telefoon in Victors kantoor. Appie mocht de wacht houden voor de deur, en Fabian en Amber gingen Nienke bellen. Fabian draaide met trillende handen Nienkes nummer op de ouderwetse telefoon. ‘Heb je het?’ vroeg Amber nerveus. ‘Ja,’ zei Fabian en hij trok de hoorn naar zijn oor. De piepjes in zijn oor waren luid hoorbaar en leken eeuwen te duren. ‘Hallo?’ hoorde hij ineens Nienkes stem. ‘Nienke!’ riep hij. En meteen werd de verbinding verbroken. ‘Wat? Wat is er?’ vroeg Amber toen Fabian de hoorn oplegde. ‘Opgehangen.’ ‘Wat!!??’ ‘Ja,’ zei hij. ‘Waarom?! Waarom, waarom? Wat zei ze?’ jengelde Amber in zijn oor. ‘Niets, alleen “Hallo”. Meer niet.’ ‘En toen?’ ‘Toen riep ik “Nienke!” en toen hing ze op. Oh, stom!! Ze wil natuurlijk niet met me praten! We hebben ruzie, weet je nog!?’ ‘Ja, maar waarom bel je dan niet nog een keer?’ vroeg Amber. Fabian wist daar eigenlijk geen antwoord op en hij draaide het nummer opnieuw. Alleen was er nu voicemail. ‘Voicemail,’ zei hij zacht. ‘Nee…. Dat meen je niet!!’ riep Amber gefrustreerd. Het volgende moment hoorde ze iemand als een gek op het raam bonzen. Het was Appie; Victor kwam eraan! Fabian en Amber wisten niet hoe snel ze uit Victors kantoor moesten komen en deden net alsof ze het een beetje aan het kletsen waren bij de balustrade. Appie stond er een beetje lullig bij met twee stressballetje in zijn handen. Jonglerend, maar hij bakte er zelfs met twee balletjes nog niets van. ‘Kom, we gaan,’ zei Amber toen Victor binnen in zijn kantoor was. ‘Waarheen?’ vroeg Appie dommig. ‘Naar de… naar onze kamer.’ Ze trok Appie aan zijn capuchon mee naar de meidengang. Appie struikelde bijna omdat hij achterstevoren over een trappetje moest lopen. Amber sloeg de deur open. ‘Nienke!’ riep ze, maar Nienke was er niet. Amber zocht wanhopig in alle hoekjes (zelfs in al haar schoenendozen, en dat waren er behoorlijk wat) naar Nienke. ‘Ja, daar zul je haar vinden!’ zei Appie sarcastisch toen Amber haar zesde schoenendoos opende. Amber keek hem vernietigend aan. ‘Ja, maar wat moet ik dan?!’ huilde Amber ineens. ‘Mijn beste vriendinnetje is weg!!! Ze is waarschijnlijk ontvoerd door zo’n soort Rufus-creep. Wat moet ik dan?!’ Amber keek met een sip gezicht naar Fabian, alsof ze hem smeekte om haar een juist antwoord te geven. ‘Ik weet het ook niet,’ zei hij moedeloos. Hij zakte naast Amber op het bed. ‘Ja, maar gast, jij weet altijd alles!’ zei Appie. Hij ging op zijn knieën zitten voor de andere twee Club-leden. ‘Nu niet, Ap. Nu weet ik even helemaal niets. Haar mobiel was onze laatste hoop op antwoorden. Onze laatste hoop!’ ‘En dan zeg je altijd dat ik een dramaqueen ben!’ grapte Amber. ‘Luister, Amber. Fabian is geen dramaqueen maar een dramaking. Hij is immers een jongen,’ smaalde Appie. ‘Haha, Ap! Niet grappig!’ snauwde Amber. ‘Was Nienke nou maar hier…. Ik mis haar, nu al.’ ‘Ik ook,’ zei Fabian zacht. ‘Ik ook,’ herhaalde hij daarna zuchtend.
‘Oh, ik ben misselijk van alle spaghetti, joh!’ kermde Joyce. ‘Ik niet. Ik had niet zo’n honger.’ ‘Lust je geen spaghetti of zo?’ ‘Nee. Veel te vet.’ ‘Heb jij een soort anorexia of zo? Geen chips, geen spaghetti!’ suggereerde Joyce. ‘Natuurlijk niet!’ zei Sofie bozig. ‘Sorry. Ik ben gewoon moe,’ zei ze meteen daarna. ‘Geeft niet. Ik ben al best blij dat we nu vriendinnen zijn!’ zei Joyce lief. ‘Joyce??’ riep ineens iemand door de deur. ‘Joyce, heb je even?’ ‘Volgens mij is dat Patricia,’ zei Sofie zacht. Joyce knikte snel en liep naar de deur. Voor de deur stond Patricia, ineengedoken en als een zielig hoopje in elkaar gedrukt. ‘Hé, Pee. Gaat het?’ vroeg Joyce eigenaardig kalm. ‘Geweldig,’ antwoordde Patricia sarcastisch. ‘Is er wat dan?’ vroeg Joyce, misschien iets té rustig. ‘Nou, aangezien ik mijn beste vriendin boos heb gemaakt….’ ‘Mij niet, hoor. Ik wist gewoon niet waarom je dat allemaal zei. Sofie is écht best aardig en tegenwoordig staat ze altijd voor me klaar.’ ‘Echt?’ vroeg Patricia verbaasd. ‘Ja. En daar moet jij nog maar een puntje aan zuigen,’ zei Joyce plagerig. Ze gaf een prikje in Patricias zij. ‘Sorry…. Wil je het me alsjeblieft vergeven?!’ vroeg Patricia smekend. ‘Tuurlijk,’ zei Joyce en ze omhelsde Patricia. ‘Kom je nog even binnen?’ Joyce opende de deur voor Patricia. ‘Ja, is goed…. Wat doe jij hier?’ vroeg ze vervolgens onaardig aan Sofie, die ze toen zag zitten. Sofie voelde zich duidelijk ongemakkelijk en wilde wat zeggen, maar er kwam niets over haar lippen. ‘Ik dacht dat….’ ‘Je dacht wat, Pee? Hé, beginnen we nu weer helemaal opnieuw!?’ zei Joyce ineens weer boos. ‘Nee, sorry. Maar ehm…. Kunnen we niet EVEN met zijn tweeën zijn??’ zei Patricia en ze keek kattig naar Sofie, die niet wist waar ze moest kijken. ‘Ik ga wel,’ zei Sofie voorzichtig en ze probeerde op te staan. ‘Nee, dat hoeft niet. Sofie kan hier best blijven,’ zei Joyce tegen Patricia terwijl ze Sofie ervan weerhield om op te staan. ‘Maar waarom? Mogen beste vriendinnen niet eens even met z’n tweetjes zijn, hè?’ snauwde Patricia. Joyce leek te zijn overgehaald. ‘Ja, natuurlijk kan dat!!’ zei ze, maar haar stem paste totaal niet bij het strakke hoofd erboven. ‘Maar aangezien ik HELEMÁÁL niet meer zo zeker weet of jij nog wel mijn beste vriendin bent…. Dag Patricia!’ Joyce duwde Patricia door de deur en klapte hem achter haar dicht terwijl ze schijnheilig naar haar glimlachte. Daarna viel ze tegen de dichte deur aan en zakte in elkaar. Ze begon alweer te huilen, terwijl Sofie stilletjes probeerde haar te troosten. Nog steeds voelde ze zich zichtbaar ongemakkelijk. ‘Kijk mij nou!!!’ riep Joyce ineens. ‘Ik lijk wel een jankpot, nee wacht, ik ben een jankpot!!!’ ‘Hé, je hebt je reden, toch?’ zei Sofie troostend. ‘Sorry nog, van zonet.’ ‘Eh… wat bedoel je precies?’ vroeg Joyce een tikkeltje dommig. Ze draaide haar hoofd naar Sofie, die nog ongemakkelijker werd, en Joyce steunde met haar hoofd op haar arm, die weer op haar knie stond. ‘Je weet wel. Met Patricia…’ verklaarde Sofie nerveus. ‘Wat dan?’ vroeg Joyce door. ‘Nou, dat ik in de weg zat, zeg maar,’ zei Sofie voorzichtig.
‘In de weg!!?’ riep Joyce uit en ze begon te lachen. ‘Hé, Peet kan gewoon echt soms een stomme tuttebol zijn, voor de rest niets. Dat is jouw schuld toch niet!? Niet zo onzeker, Soof.’ ‘Maar ik…. Weet je, je hebt gelijk. Ik ben een onzekere, suffe, slimme, studiebol. Niet meer, niet minder.’ ‘Jawel, wel meer. Je bent een supergoede, lieve vriendin. MIJN lieve vriendin. En op dit moment - geloof me maar - heb ik véél meer aan jou dan aan Pee,’ zei Joyce. Ze wreef goedbedoeld over Sofies arm. Sofie glimlachte voorzichtig. ‘Maar Patricia is toch je allerbeste vriendin?’ vroeg Sofie. Joyce knikte. ‘Ja…. Nou, nee. Ja…. Ik weet het niet. Ze doet zó jaloers sinds ik met jou omga. En dat jaloerse gedrag kan ik niet van haar hebben. Er was ook een keer dat Victor de kamers om had gewisseld, en ik met Noa op één kamer kwam te liggen. Toen was Pee ook superjaloers, en dat… ik weet het niet met haar, Soof. Ik weet het écht niet.’ Sofie glimlachte verontschuldigend. ‘Sorry. Ik ben echt heel slecht met vrienden. Je… ehm…. Je moet weten dat ik… dat jij mijn eerste vriendin bent.’ ‘WAT?!’ riep Joyce uit. ‘Echt? Maar waarom dan? Zo verschrikkelijk ben je toch niet?!’ vroeg Joyce verbaasd. ‘Blijkbaar wel,’ zei Sofie. Ze glimlachte niet, net als Joyce. Ineens begon Sofie te ook te huilen. ‘Oh, sorry!! Maar ik vind je echt heel lief, echt en… ik weet niet waarom mensen jou niet eerder hebben zien staan. Je bent echt een geweldige vriendin, geloof me maar.’ ‘Echt?’ vroeg Sofie, bijna verbaasd. Ze veegde met haar blauwe mouw onder haar ogen. ‘Nee, echt niet. Alleen misschien je kledingstijl is wel een beetje saai….,’ probeerde Joyce voorzichtig. ‘Echt waar?’ Geschrokken sprong Sofie op en keek in de lange spiegel. Ze draaide bijna een rondje, zodat zichzelf kon blijven zien en keek ook naar haar figuur. Daarna zakte ze in elkaar. ‘Waarom moet ik dan weer zo lelijk zijn?’ zei ze verdrietig. ‘Lelijk? Meen je dat nou serieus?’ vroeg Joyce. Ze steunde met haar hoofd op Sofies schouder. ‘Ja. En ik heb een stomme kledingstijl, zoals je zei.’ ‘Nee, niet stom! Maar misschien gewoon een beetje oubollig. Misschien, hoor. Maar we kunnen wel gaan shoppen morgen,’ stelde Joyce voorzichtig voor. ‘Maar…..’ ‘Nee, niets “maar”. Dat zal je goeddoen, geloof me maar.’ ‘Oké. Klinkt niet slecht,’ zei Sofie. Ze glimlachte en leek weer een beetje opgebeurd. Amber rende de trap af, terwijl Fabian haar achterna zat. ‘Amber, wacht nou! AMBER!!!’ riep hij. Maar Amber stopte niet met rennen, integendeel, ze rende alleen nog maar harder weg. ‘Amber, wat wil je nou?’ Hij greep haar stevig bij haar arm onderaan de trap. ‘Ik wil Nienke. Snap dat dan, sukkel!’ riep ze woest. Ze trok haar arm in één keer weg bij hem vandaan. ‘Ik weet het niet meer, Fabian. Ze neemt haar mobiel helemaal niet meer op, snap je dat niet dan?! Mijn aller-, aller-, allerbeste vriendin is zomaar verdwenen! Dan kan toch niet gewoon rustig op de bank gaan zitten!?’ ‘Nee, Amber. Je hebt gelijk. Maar we moeten wel iets meer doen aan de verdwijning, maar eerst…’ ‘Zeg, volgens mij is het allang tien uur geweest!’ Victor stond ineens achter Amber en Fabian. Ze schrokken zich dood. Hoeveel had hij gehoord? ‘Naar je kamers! Nu meteen!’
Fabian probeerde nog langs Victor naar boven te glippen, maar zijn plannetje mislukte. Even overwoog Amber Victor alles te vertellen over wat er gebeurd was en wat er aan de hand was met Nienke. Dat ze weg was. Victor wist immers bijna alles, en die bijna maakte haar keuze erg makkelijk. Als Victor wist over Noa helemaal nog niet beter was, en dat ze hem hadden voorgelogen, dan zou hij vast boos worden. Ook al was hij een heel stuk aardiger geworden dan voorheen. Dus Amber sjokte als een zielig hoopje naar boven. ‘Amber?’ vroeg Victor haar nog achterna. Amber draaide zich midden op de trap om. ‘Wat?!’ vroeg ze brutaal. ‘Waar is Nienke?’ ‘Nienke… zou vannacht bij haar oma slapen. Dus die komt pas morgen weer terug,’ verzon Amber snel. ‘Oh,’ zei Victor. Amber draaide zich zo snel als ze kon om en sprintte naar boven, voordat Victor haar nog meer vragen zou stellen. Toen ze op haar kamer stond, pufte ze even uit en viel daarna neer op bed. Ze pakte haar mobiel van haar nachtkastje en draaide Nienkes mobiele nummer, al voor de vierde keer deze dag. ‘Hoi! Met Nienke! Ik ben er even niet, dus als het belangrijk is, kun je altijd wat inspreken na de piep! Groetjes en tot snel!’ hoorde ze de vrolijke - ietwat verouderde - stem van Nienke. Ze gooide haar mobiel van bed en deed haar roze klamboe eens goed om haar heen. Voor de verandering sprak ze weer eens een bandje in voor haar vader. ‘Hoi pap! Hoe gaat het met jou?! Met mij gaat het… eigenlijk niet zo goed. Nienke is weg, verdwenen en volgens mij is ze ontvoerd. Weet je, normaal weet ik ALTIJD wat ik moet doen, maar nu niet. Nu weet ik echt even niet meer wat ik moet doen….’ Amber viel stil en gooide vervolgens ook de DAT-recorder ver weg naast haar mobiel. Ze draaide zich om en zakte langzaam weg in een diepe, droomloze slaap. Een paar uur later schrok ze ineens wakker van een stem naast haar bed. Ze moest even goed nadenken om haar hersenen de stem te laten registreren. Het was Fabian. ‘Amber! Amber! Amber, word wakker!’ zei hij zacht. Amber schoot overeind. ‘Wat? Wat? Is Nienke alweer terug?’ ‘Nee, nog niet. Maar ik heb iets ontdekt! Een nieuw raadsel!’ riep Fabian enthousiast. ‘Wat? Hoe bedoel je?’ riep Amber bozig. ‘Gewoon, zoals ik het zeg.’ ‘Fabian! Word wakker, Nienke is weg! En dan ga jij op zoek naar nieuwe raadsels!’ riep Amber verstoord. ‘Nee, ik ontdekte het toevallig. In de torenkamer, weet je nog dat ik daar toen dat manuscript over Toetanchamon en Amneris heb gevonden? Daarachter, daar lag een andere uitleg. Een soort nieuw boek.’ ‘Geweldig, Fabian. Echt, ik hoop dat je ooit nog wat nuttigs gaat doen in je leven!’ snauwde Amber. ‘Nou, hup, mijn kamer uit! Als je je zo verveelt, ga dan iets nuttigs doen, zoals je verdwenen vriendin zoeken, hè?!’ Fabian stond op. ‘Oké, dan. Ik haal Patricia en Appie wel. Dag Amber,’ zei hij sarcastisch en hij sloot de deur. Vervolgens ging hij naar boven, naar de zolder waar de Patricia tegenwoordig sliep. Hij klopte zachtjes op de tweede deur bovenaan de trap. Toen hij niets hoorde, klopte hij nogmaals, nu wat harder. ‘Wie is daar?’ hoorde hij nu Patricia zeggen. ‘Patries, ik ben het! Fabian!’ Hij hoorde wat gerommel, alsof iemand opstond en wat wegschoof. Daarna werd de deur geopend. ‘Is er wat?’ vroeg Patricia onaardig. ‘Ik heb eigenlijk niet zo’n zin in nachtelijk gespook.’
‘Ik heb je hulp nodig.’ ‘Waarvoor, als ik vragen mag?’ ‘Ik heb een nieuw raadsel ontdekt. In de torenkamer. Daarom wil ik nu gaan uitvinden wat we ermee moeten.’ ‘Oh…. Oké, ik help wel.’ Patricia glimlachte naar hem en liep met hem mee naar beneden. Onderweg vonden ze Appie. Fabian en Patricia vertelden hem snel dat Fabian iets gevonden had en dat ze nu terug naar de kelder gingen om dat uit te vogelen. Fabian trok zijn sleutel van de kelder uit zijn zak en duwde hem in de deur. Hij draaide het slot om en liep voorop de keldertrap af. Patricia en Appie volgden hem op de voet. Zelfs Patricia trilde van angst, of van de kou, want ze had enkel een kort broekje en een shirtje aan. In de kelder was Appie door van alles afgeleid. Eerst deed hij of een lege ton van een halve meter hoog en in doorsnede hem wilde aanvallen, vervolgens wilde hij een levenselixer drinken, en daarna had hij ineens wel bijzonder veel interesse voor Corvuz, die blijkbaar ook in de kelder stond. ‘Ap, toe nou!’ gebood Fabian voor de zoveelste keer. Ze trokken Appie door naar de geheime kamer van meneer Winsbrugge-Hennegouwen. Ineens schrok Patricia zich dood. ‘Ik heb geen Oog!!’ ‘Nee, beiden zitten er nog in!’ grapte Appie. ‘Het Oog van Horus…,’ sneerde Patricia. ‘Ik ook niet!’ viel Appie haar daarna bij. ‘Jongens, dit menen jullie toch niet?! Dit is toch niet te geloven!’ riep Fabian uit. ‘Ja, hallo! Wie komt hier midden in de nacht vertellen dat ik mee moet naar de kelder!?” snibde Patricia meteen. ‘Oké, er zit niets anders op, ik ga alleen,’ besloot Fabian. ‘Oké!!!’ riep Appie meteen en hij wist niet hoe snel hij de geheime kamer moest verlaten. ‘Watje…,’ siste Patricia, maar ondertussen verliet zijzelf ook snel de kamer. Alleen Fabian bleef achter. Hij voelde aan het Oog om zijn hals en liet toen verder, naar het gat die verder ging naar de geheime gang. Het licht flitste niet meer!!! kwam hij achter toen hij binnen in de tunnel was. ‘Appie! Patricia! Kom, het is veilig! Het licht is buiten werking!!’ ‘Echt!?’ hoorde hij Patricias enthousiaste stem. Het volgende moment dook Patricia min of meer door het gat, en een paar seconden later verscheen ook Appie. ‘Wauw, wat gaaf!!’ zei Patricia blij. ‘SSST!’ berispte Fabian haar meteen. ‘Kom, we moeten zoeken naar wat er zo speciaal hieraan is. Wat er verder is veranderd sinds we de Traan gevonden hebben!’ Terwijl Appie en Patricia vochten om één zaklamp, scheen Fabian de ruimte rond. Hij keek naar het 3D-schilderij van meneer Winsbrugge-Hennegouwen. Alles was hetzelfde, tot en met de spinnenraggen en de stoffige grond. Ineens viel zijn oog op de muur links van waar het gat zat. Het was het begin van de tunnel, maar nu leken er gaten in de muur te zitten…. Fabian kwam wat dichterbij om het beter te kunnen bekijken. Hij zag dat… ‘Jongens, kom eens kijken!’ Het tweetal stopte abrupt met vechten en liepen naar Fabian toe. ‘Wauw! Wat zijn dat?’ vroeg Patricia, alsof hij het kon weten. ‘Geen flauw idee,’ antwoordde Fabian. ‘Dat zijn papieren rollen, Patries,’ plaagde Appie haar. ‘Inderdaad, Ap!’ zei Fabian ironisch. ‘Heel goed gezien! Weet je toevallig ook wat erop staat?!’ ‘Nee, maar dat lijkt me niet zo moeilijk! Pak er gewoon één!!’ zei Appie, iets té overenthousiast, en hij klauwde naar de rollen. Hij trok zomaar een rol uit de muur en ineens begon de grond onder hun voeten hevig te trillen. Hun zaklampen gingen plotseling uit, en er
kwamen kleine steentjes naar beneden rollen. Toen klonk er een stem: ‘Wie de Traan van Isis aan Anchesenamon geeft, is voor eeuwig vervloekt!!!!’
Hoofdstuk 9 De Rol van Sanper Ta Chemon Ineens stopte het trillen, maar hun zaklampen bleven uit. Het was pikkedonker in de gang. ‘APPIE!!!! WAT DOE JE NOU!???’ schreeuwde Patricia. Ze gaf Appie een klap, of tenminste, dat dacht ze. In plaats daarvan kreeg Fabian een klap tegen zijn achterhoofd met Appies kapotte zaklamp. ‘Au! Patries, dat was ik!’ zei Fabian beledigd. ‘Appie, waar zit je?!’ hoorde Fabian vervolgens Patricia boos zitten. Maar Appie gaf zijn plekje natuurlijk niet vrij, waarom zou hij ook. Patricia ging hem toch alleen maar slaan als hij zei waar hij zat. ‘Jongens, kap eens!’ riep Fabian. ‘Hier schieten we niets mee op! Eerst: wat zei die stem nou net?!’ ‘Wie de Traan van Isis aan Anchesenamon geeft, is voor eeuwig vervloekt!!!!’ deed Appie met zijn griezelig goede imitatie van Victor. ‘Ja! Dat bedoel ik! Dan is Nienke vervloekt!!’ riep Fabian. ‘WAT!!?? Heeft Nienke met haar domme kop de Traan aan Anchesenamon gegeven!?’ snibde Patricia kwaad. ‘JA! En weet je nog wat, Patries? Nienke heeft de Vloek van Anchesenamon opgeheven, door middel van de Traan aan Anchesenamon geven! Zij kon toch ook niet weten dat ze daardoor vervloekt werd?’ nam Fabian het voor Nienke op. ‘Heeft Nienke echt de vloek opgeheven?’ vroeg Patricia zacht. Fabian knikte eerst, maar realiseerde zich toen dat niemand dat kon zien, dus hij zei maar gewoon ‘Ja.’ ‘Arme Nienke,’ vervolgde Fabian. ‘Ap? Wat staat er nou op die rol?’ vroeg Patricia aan Appie. ‘Ehm, Patries? Ik weet niet of het je is opgevallen, maar het licht is uitgevallen,’ antwoordde Appie bijdehand maar toch heel logisch. ‘Ja, bijdehandje!’ riep Patricia meteen. ‘Dat was mij ook opgevallen, en door wie kwam dat ook alweer??’ ‘Jongens, kom. We gaan naar bed. Morgen bekijken we de rol. Appie, mag ik hem meenemen? Ik bewaar hem wel,’ besliste Fabian. Appie overhandigde Fabian de rol die Fabian een tijdje later in zijn kamer verstopte. Om een uur of één ‘s nachts ging de rest van de Geheime Club van de Oude Wilg eindelijk slapen. De volgende ochtend was Amber de enige die het eerste uur les had, en al was ze wel eerder uit dan iedereen, daar was ze niet zo blij mee. Ze keek chagrijnig voor zich uit aan de voor de rest nog lege ontbijttafel. Na vijf minuten kwamen ook Trudie en Oom Ibrahim aanschuiven. Alleen geweldige gesprekspartners waren die niet. Ze praatten met z’n tweetjes de hele tijd over spiritualiteit e.d. en Amber werd er helemaal gek van. Ook al wist ze dat er misschien nog wel iets van waar was, ze wilde het eigenlijk niet eens weten.
Na tien minuten te hebben ontbeten, stond ze op. Dromend bracht ze haar bord naar de keuken waar ze hem gewoonweg in de gootsteen smeet. Vervolgens liep ze naar de gang, waar de bel ging. Wie zou er nou zo vroeg bellen?! Amber opende de deur en bekeek de persoon voor zich. Haar mond viel open van verbazing. Ongeveer een uur later gingen ook Patricia, Appie en Fabian daar de deur uit. Fabian praatte honderduit over de rol die ze gisteravond hadden gevonden. Fabian was vanochtend nog even snel bezig geweest met het bekijken van de rol. Het leek een soort grote opdracht, met veel hiërogliefen. Maar Fabian was er nog lang niet uit wat al die hiërogliefen moesten betekenen. ‘Vanmiddag, na het zevende uur in het natuurkundelokaal, oké?’ zei hij toen ze de fietsenstallingen van school naderden. Appie en Patricia knikten, en plaatsten hun fietsen in de rekken. Snel renden ze naar school, omdat Van Swieten al met een fluitje op het plein stond om mensen die te laat zijn op te schrijven. Dat deed ie eigenlijk bij alleen het eerste en tweede uur, dus als je de eerste twee uur vrij had, was er niets aan de hand. Maar zij hadden alleen het eerste uur vrij vandaag, dus. Fabian stopte zijn overige boeken in zijn locker en bekeek het bovenste plankje. Hij kleurde ineens rood. Er lag een rode neproos op het plankje…. Stiekem keek hem om zich heen, maar hij zag geen meisjes stiekem naar hem staren. Hij draaide zich weer terug en pakte de roos voorzichtig op. ‘Voor jou.’ Ineens stond Nienke achter hem en gaf hem een zoen op zijn wang. Fabian viel zowat om van verbazing toen hij haar ineens achter hem zag staan. Nienke zoende hem ineens lang op zijn mond. ‘Maar….’ vroeg hij, maar Nienke gaf hem nog een kus zodat hij niet verder kon praten. ‘Vind je ‘m mooi?’ vroeg Nienke verlegen. ‘Ja, heel erg….,’ zei Fabian en hij kleurde opnieuw. De bel ging en Nienke en Fabian liepen hand in hand naar het theorielokaal waar ze biologie van Van Swieten hadden. De les biologie was best saai, maar wat Nienke opviel was dat Sofie en Joyce de grootste lol leken te hebben. Vooral Joyce leek helemaal in haar element met Sofie aan haar zijde. Ook Sofie zelf, maar die probeerde ook nog (of deed eigenlijk telkens wanhopige pogingen tot) op te letten. Patricia zat telkens jaloers naar het tweetal te kijken, maar Joyce schonk geen enkele aandacht aan haar. Zouden ze ruzie hebben? schoot door Nienkes hoofd. Dat moest haast wel. Anders deed Patricia nooit zo kil tegen Joyce, of andersom. De les ging over de bloedsomloop en hoewel Nienke dat normaal best interessant vond, lette ze nu niet op. Ze zaten mooi achterin de klas, dus meneer Van Swieten had weinig gezag op haar en Fabian. Ze zaten de hele tijd in Fabians schrift te krabbelen, eerst Fabian een berichtje naar haar, dan zij aan hem, dan hij weer en zo door. ‘Waar kwam je vandaan? ’ begon Fabian. ‘Vertel ik later. Als Van Swieten het schrift onderschept, zijn we de pineut. ’ ‘Is goed. Maar vind je me nog wel leuk? ’ ‘Nee, ik vind je SUPERLEUK!!!’ Fabian glimlachte naar haar en gaf haar een zoen. ‘Zie je Jeroen jaloers naar ons kijken? ’ schreef Nienke. ‘Ja, arme Jeroen. Hij denkt vast en zeker aan Noa. Of dat hij ook net als wij - als een stelletje - in de klas had kunnen zitten, samen met Noa. ’ ‘Dus je wil me nog? Want ik weet dat ik gemeen ben geweest door het uit te maken en zo…’ Nienke wilde eigenlijk verder schrijven maar toen pakte Fabian haar rechterhand, wat het schrijven onmogelijk maakte, aangezien Nienke rechts was. ‘Het is oké, Nien. Als je belooft het maar niet zomaar weer uit te maken.’ ‘Beloofd,’ zei Nienke en ze gaf Fabian een lange zoen.
‘DE HEER RUITENBURG EN MEJUFFROUW MARTENS!!!! Kunnen jullie je intieme zaken bewaren voor buiten mijn les??!’ bulderde Van Swieten. ‘Natuurlijk, meneer,’ zei Fabian snel en hij keek ineens heel geïnteresseerd naar het krijtbord achter Van Swieten. ‘Na het zevende uur natuurkundelokaal. Ik moet jou en de anderen wat laten zien. X’ schreef Fabian als allerlaatste. Nienke las het en dacht na. Wat moest hij hen dan laten zien? Had hij iets gevonden? Was het mysterie van het Huis Anubis nog steeds niet afgelopen? Of was het gewoon een geschiedenis-project of zo? Nienke had werkelijk geen flauw idee. Nienke zwierf door de gangen. Het was best stil en rommelig in de gangen van school. Als Van Swieten dat zou zien, zou hij waarschijnlijk de schoonmaaksters eigenhandig ontslaan. ‘Hé, Jeroen!’ riep Nienke toen ze Jeroen tegen het lijf liep bij de lockers. ‘Ook goedemiddag, Nienke,’ zei Jeroen behoorlijk chagrijnig. ‘Gaat alles wel goed?’ vroeg Nienke zich af. ‘Ja, hoor. School gaat prima, vandaag alleen maar diepe onvoldoendes binnen gehaald, Noa ligt doodziek in het ziekenhuis, mijn vader heeft geen tijd meer voor me. Nee, geweldig!’ antwoordde Jeroen sarcastisch. ‘Ga je naar Noa?’ vroeg Nienke toen Jeroen vijftig euro uit zijn kluis smokkelde. ‘Ja, en?’ vroeg hij bijna agressief. ‘Nee, niks, hoor. Gewoon. Veel plezier!’ zei ze snel. Nienke liep snel weg. ‘Ja, zal wel lukken!’ riep hij haar boos achterna. Nienke kon zichzelf inderdaad voor haar kop slaan, wat een domme opmerking! “Veel plezier!” tegen iemand waarvan zijn vriendin in het ziekenhuis lag. ‘NIEN!!!’ riep Amber toen ze aankwam bij het natuurkundelokaal. ‘Kom snel binnen! Je bent de laatste.’ De rest van het groepje zat al om een tafel heen met krukken en al. Fabian was (met zijn boeken) het middelpunt van de belangstelling. Nienke pakte er ook een kruk bij en vroeg of Patricia ook een beetje ruimte voor haar kon vrijmaken. ‘Wat is dat?’ vroeg Nienke. Fabian had een soort papier in zijn handen dat leek op één van de papyrussen van een paar maanden terug, bij het zuiveren van de Traan van Isis. ‘Dit is een rol, die hebben gevonden uit een muur in de geheime gang,’ antwoordde Fabian. ‘Een rol? En wat voor rol?’ ‘Een rol uit de muur, dat zegt hij toch?!’ antwoordde Appie bijdehand. ‘Ja, dat weet ik dus ook niet,’ zei Fabian, terwijl hij Appie negeerde. ‘Maar er staat hier… de Rol van… Patries, sla dat boek eens open op… pagina 84 volgens mij,’ gebood Fabian Patricia. Patricia sloeg het boek dat voor haar lag snel open en zocht de gevraagde pagina op. Nienke bedacht zich dat Fabian die boeken al zo vaak had gebruikt dat hij zelfs sommige paginanummers uit zijn hoofd kende, zoals deze. ‘Wow…. Hier staat iets over Sanper Ta… Chemon,’ las Patricia voor. ‘Ja, precies. Sanper Ta Chemon. Hij was de broer van Toetanchamon en dus uiteindelijk ook een oom van Amneris, en Noa. Alleen is Noa van een heleboel generaties verder.’ ‘Ik snap er helemaal niks van! Sanperus dinges….,’ begon Amber, maar Fabian corrigeerde haar. ‘Sanper Ta Chemon.’ ‘Ja, die bedoel ik. Die was dus een vage oom van Toetanchamon en daarom is ie de broer van Noa?!’ riep Amber verward. ‘Maar dat kan toch helemaal niet, want is toch veel later geboren, of heeft zij het eeuwige leven, soms? Oh nee! Maar dan gaat ze dus niet dood in het ziekenhuis! Dat is heel goed nieuws, toch?!’ ‘AMBER!!!’ riep Fabian voor de derde keer. Amber keek naar hem op. ‘Je draaft hartstikke door. Toetanchamon was de broer van Sanper Ta Chemon.’
‘De vader van de dochter van Amneris is Toetanchamon….,’ vulde Patricia Fabian aan. ‘En dus is de oom van die dochter - en eigenlijk ook de zoon - Sanper Ta Chemon….,’ ging Appie door. ‘En Noa is de afstammeling van dat dochtertje, dus is Sanper Ta Chemon een over-, over-, overgroot-oom van Noa!!’ zei Nienke triomfantelijk. ‘Oh, ik snap ‘m! Wat goed!’ riep Amber blij. ‘Maar wat heeft dat met de Rol te maken?’ vroeg Patricia ineens. ‘Ja, ik ben het verband even kwijt, hoor.’ ‘Die Rol heeft een soort opdracht, dat had ik al verteld. En als we die opdracht uitvoeren, dan gebeurd er iets juist wel, of juist niet.’ ‘Ja, dat is logisch, maar wat dan?’ ‘Weet ik nog niet. Maar wat ik wel weet, is dat het iets met de sleutelbewaarster te maken heeft.’ Iedereen keek naar Nienke. ‘Hoe weet je dat zo zeker?’ vroeg Nienke om de aandacht van haar af te halen. Het werkte, de rest keek weer naar Fabian, en zijzelf trouwens ook. ‘Dat staat hier. Eh, wacht even. Duurt nog heel even, dan ben ik praktisch klaar met ontcijferen.’ Fabian pakte één van zijn Egyptische hiërogliefenboeken, en sloeg hem ergens aan het einde open. Terwijl Fabian met de hiërogliefen bezig was, maakte Nienke wat wiskunde-huiswerk. Ze kon zich niet goed concentreren, en ook al snapte ze het best goed, ze bakte er niet veel van vandaag. Na een halfuurtje te hebben geploeterd, riep Fabian lachend: ‘EUREKA!!!’ ‘Ben je klaar?’ vroeg Amber overbodig. Fabian knikte. ‘Luister…,’ zei hij. ‘Er staat: Degene die macht heeft over de sleutel en de belangrijkste
bloedverwant van de Traan van Isis, heeft de macht om ook het treurigste voorwerp op aarde te beschermen van het kwaad.’
‘Nog een keer?’ beval Amber bijna. ‘Ik snap het niet!’ ‘Waar slaat dit op?’ vroeg Patricia ook verbaasd. ‘Ik denk dat de sleutelbewaarster, jij dus, Nien, de Traan van Isis moet beschermen,’ legde Fabian uit. ‘Ja, en hoe weet je dat zo zeker?’ vroeg Patricia snauwerig. ‘Niet zeker, maar kijk: degene die macht heeft over de sleutel en de belangrijkste bloedverwant van de Traan van Isis: dat is de sleutelbewaarster, want die heeft macht over de Noa, de bloedverwant en over de sleutel. En die persoon heeft ook de macht over het treurigste voorwerp op aarde. Dat is de Traan, want die huilt, zeg maar, en dat is treurig, toch?’ ‘Oké, wijsneus! Ik wil niet veel zeggen, maar echt logisch klinkt het niet!’ snibde Patricia. ‘Weet ik, weet ik. Maar ik ga ook meer bewijs vinden en hoe Nienke de Traan kan beschermen. Want hiermee kunnen we niet echt veel. Maar nu gaan we naar huis, want we zijn allemaal moe en hier kunnen we niet veel meer doen, wel?’ Nienke schudde haar hoofd en begon haar boeken bij elkaar te vegen. Fabian had gelijk; Nienke was lekker doodop. ‘ETEN!!!!’ gilde Trudie door het hele huis. Jeroen kwam als eerste binnen. ‘Jeroentje, gaat alles goed?’ vroeg Trudie goedbedoeld. ‘Noa is ziek, weet je nog? Ik heb nog niets gehoord van haar. Misschien is dat geen goed nieuws,’ antwoordde Jeroen. ‘Maar misschien ook wel!’ zei Trudie veelbelovend. ‘Hoe weet…,’ begon Jeroen, maar hij viel stil toen Noa achter Jeroen opdook. ‘NOA!!!’ riep hij en hij omhelsde en zoende haar. ‘Jeroen…,’ zei Noa zacht.
‘Hoe gaat het met je? Hebben ze je pijn gedaan?’ vroeg Jeroen bezorgd. ‘Nee, het gaat goed. Ik heb een hele tijd in coma gelegen, tot een paar dagen geleden. Ik mocht weer naar huis, als ik elke dag terug kom voor controle en nooit ergens alleen heenga. Want dan heb ik geen hulp als het misgaat,’ antwoordde Noa vrolijk. ‘NOA!!!’ Ook Amber, Nienke, Patricia, Fabian, Appie, Sofie, Joyce en Mick waren zichtbaar heel blij om Noa te zien. Noa had na de tijd vast lamme armen, want ze moest iedereen omhelzen. Vervolgens aten ze boerenkool met stamppot. Noa at nog niet zoveel, maar dat kon ook bijna niet anders. Ze was wel een stukje magerder geworden, zag Nienke. ‘Pfff… ik zit vol!’ steunde Noa na een half bord. ‘Toe nou, Noa. Je moet wel iets eten!’ drong Jeroen aan. ‘Nee, joh, schatteke!’ kwam Trudie ertussen. ‘Noa heeft al dagen niets gegeten, als ze nu van alles eet, komt het er vanavond weer uit!’ ‘Gaat het nu wel weer beter?’ vroeg Nienke nieuwsgierig. ‘Ja, veel beter. Mijn pupilreflexen waren weer goed, zei de arts. Dus ik hoop dat het zo blijft.’ ‘Ik ook,’ zei Nienke zacht en ze glimlachte naar Noa. Victor kwam de kamer binnen en iedereen staarde hem aan. ‘Is er wat?’ vroeg hij nors. ‘Nee, hoor!’ antwoordde Amber. ‘Dat was een retorische vraag, Amber,’ zei Fabian tegen Amber. ‘Een wat?’ vroeg Amber meteen. ‘Een… Re… . Laat maar.’ Fabian wuifde het weg. ‘Ah, Noa. Welkom terug,’ zei Victor tegen Noa toen hij haar zag zitten. ‘Hoi!’ antwoordde Noa. ‘Hé, Victor! Waar gaat Noa eigenlijk slapen?’ vroeg Patricia. ‘Bij jou.’ ‘WAT?!! Maar dat kan niet, kan Sofie niet met haar wisselen, ik slaap veel liever met Joyce op….,’ ging Patricia verder. Ze keek Joyce aan, maar Joyce keek woedend terug. ‘NEE, dat kan niet. Ik ben dat gedoe met die radio van jullie heus nog niet vergeten!’ riep Victor. ‘Danny, voor jou heb ik ook een nieuwe slaapplek. Ik heb namelijk de torenkamer leefbaar gemaakt en er twee bedden neergezet.’ ‘Twee bedden? Oh, wacht, Danny is natuurlijk zo breed….,’ plaagde Appie Danny. Danny stak domweg zijn tong uit naar Appie. ‘Wacht jij maar….’ zei Danny dreigend tegen Appie. ‘Nee, er komt een nieuweling.’ Ineens ging de bel en Noa sprong op. Jeroen hield haar half tegen. ‘Noa, je mag nergens alleen heengaan!’ waarschuwde hij haar. ‘Ik mag heus nog wel naar de voordeur lopen, hoor!’ besliste Noa koppig. Ze liep bijna huppelend naar de voordeur en opende hem. Vervolgens vielen haar ogen bijna uit haar kassen.
Hoofdstuk 10
Love is everywhere!! (deel 2) ‘Wie…. Wie ben jij?’ stamelde Noa verbaasd. Voor haar stond de knapste jongen die ze ooit had gezien. Ze deed weifelend een stapje naar achteren. Straks vond hij haar stom, en verlegen, en dat wilde ze niet!! Zenuwachtig frunnikte ze aan haar haren. Maar de jongen deed helemaal niet of hij haar stom vond, integendeel. Hij kwam vrolijk op haar af en stak zijn hand uit. ‘Hallo!!’ zei hij en hij schudde Noas hand. ‘Ik ben Jonathan, ik kom hier wonen.’ ‘Wat? Oh, jij bent vast die nieuweling, toch?’ vroeg Noa schuchter. Jonathan knikte. ‘Ik heb het met ene meneer Roodenmaar besproken, dus. Ik hoopte dat je wel iets had gehoord.’ ‘Nee, dit is vast weer één van Victors spontane acties,’ zei Noa losjes en ze sloot de deur achter Jonathan. ‘Wacht hier maar even, ik ben zo terug.’ Noa rende snel naar de eettafel. Ze sloop naar Joyce en Sofie en ging op het puntje van Joyce’ stoel zitten. ‘Die nieuwe is er, hij heet Jonathan, en hij is KNAP!!!’ zei Noa blij. Joyce en Sofie leken helemaal mee te gaan in haar enthousiasme en ze begon te giechelen. ‘Echt? Hij ziet ie eruit?!’ vroeg Joyce. ‘Ja! Wat voor kleur ogen heeft hij?’ ‘Wie?’ vroeg Jeroen nieuwsgierig, toen hij een paar woorden van het gesprek van de meiden had opgevangen. ‘Jonathan! Die nieuwe, weet je wel? Daar had Victor het net over, hij is echt heel knap!’ zei Noa enthousiast. ‘Oh, shit. Ik heb hem daar laten staan. Kom Soof en Joyce, we gaan hem bekijken!’ Noa en de andere twee gingen naar de hal, waar Jonathan nog steeds stond te wachten. De anderen volgden - al was het een stuk trager. Allemaal staken ze hun hand uit naar Jonathan en stelden zich voor. Na een paar minuten, toen iedereen klaar was, stonden zo’n beetje alle meiden met hun haren te draaien, of ze nu bezet waren of niet. Jonathan werd er zichtbaar een beetje ongemakkelijk van. Alleen Nienke stond er gewoontjes bij, en voelde zich eigenlijk aan één kant ook wel saai. Maar aan de andere kant had zij het liefste vriendje van de wereld, helemaal voor zichzelf. Stiekem pakte ze Fabians hand en hield hem stevig vast. ‘Goedendag, meneer,’ zei Jonathan tegen Victor toen Victor langsliep. De meiden voor Nienke (Noa, Sofie, Joyce én Amber) begonnen te giechelen omdat ze dachten dat Jonathan een grapje maakte. Maar na een tijdje kregen ook zij door dat Jonathan gewoon bloedserieus was met zijn beleefde gedrag. ‘Ja, ook hallo. Jonathan de Boer, was het niet?’ vroeg Victor, die snel de aandacht weer op Jonathan richtte in plaats van op zichzelf. ‘Klopt, meneer,’ antwoordde Jonathan - weer - overdreven beleefd. ‘Ja, ehm… noem je mij maar gewoon Victor, dan noem ik jou ook gewoon Jonathan, ja?’ zei Victor misschien wat onaardig voor iemand die het helemaal niet onaardig bedoelde. Het groepje begon te lachen, en vooral Amber had het niet meer. Jonathan leek de grap niet te snappen, maar toen hij naar het groepje giebelende meiden knipoogde, was het viertal weer helemaal in de wolken.
Nienke en Fabian zaten ‘s avonds op de kamer van Nienke en Amber. Ze waren aan het kijken naar de hiërogliefen, maar Fabian moest haar helaas meedelen dat hij nog geen tijd had gehad om ze te ontcijferen. Dus ze praatten maar gewoon wat. ‘Wat vind jij van die nieuwe, die Jonathan?’ vroeg Fabian aan Nienke. ‘Hij is héél knap….,’ plaagde ze Fabian. Fabian gaf haar een por, zodat Nienke giechelend achterover op haar bed neerviel. Fabian begon haar verder te kietelen, zodat Nienke het helemaal niet meer had. Haar benen lagen half op het bed, half eraf. Ze probeerde Fabian met een slappe poging van haar af te duwen, maar het mislukte. ‘Faab!!’ gilde ze lachend. Ze slaakte wat meisjesachtige gilletjes. ‘Dat zal je leren!!’ riep Fabian, ook lachend. Ineens stopte en Nienke keek hem recht in de ogen. Hij was ineens superdichtbij…. Ineens trok Fabian haar overeind en zoende haar. Nienke genoot ervan, ook al was het heel kort. ‘Fabian?’ vroeg ze voorzichtig. Fabian keek op. Hij keek haar aan met die lieve blauwe ogen die ze zo gemist had. ‘Ja?’ ‘Doe je…. Doe je dat omdat je van me houdt?’ vroeg Nienke. Ze pulkte voorzichtig aan het onderste knoopje van haar blouse. Fabian pakte haar hand. ‘Wat? Dit?’ Hij gaf haar nog een kus. ‘Ja, dat,’ antwoordde Nienke glimlachend. Hij keek haar nog een keer aan. ‘Ja, Nien. Ik doe dat omdat ik van je houdt. Ik… ik weet niet wat ik zonder jou zou moeten.’ Nienke glimlachte en omhelsde hem. ‘Faab? Toen de dokter zei dat je dood was, toen was ik echt heel bang dat ik nooit meer normaal mezelf zou kunnen zijn.’ Fabian glimlachte voorzichtig. ‘Hoezo?’ ‘Omdat…. Omdat ik denk dat ik alleen mezelf kan zijn als jij bij me in de buurt kan zijn. Ik weet dat het heel stom klinkt en zo, maar ik….,’ hakkelde Nienke voorzichtig. ‘Stop maar! Het klinkt helemaal niet stom, want ik kan me dat heel goed voorstellen. Ik heb het gelukkig nooit meegemaakt dat iemand waarvan ik zoveel houdt - zoals mijn moeder of vader of zo - overlijdt, maar toch. Ik kan het me wel voorstellen.’ ‘Echt?’ ‘Echt,’ antwoordde Fabian. Hij zoende haar lang, terwijl ze elkaars handen met elkaar verstrengelden. Plotseling ging de deur open. Amber kwam binnen, en Fabian en Nienke schoten snel uit elkaar. ‘Oh, sorry. Waren jullie met de hiërogliefen bezig?’ vroeg ze. ‘Ja, heel druk,’ loog Nienke met een stalen gezicht. Ze keek Fabian aan en ze schoten tegelijk in de lach. ‘Oké, stelletjes grapjassen….,’ riep Amber die er geen bal van begreep. ‘Excuseer, maar mogen Ap en ik even alleen zijn?’ Amber keek verontschuldigend naar het tweetal. ‘Ja, tuurlijk.’ Fabian sprong op en trok Nienke met zich mee. Ze sloten de deur achter zich toen Appie binnen was. ‘Hebben die twee nou wat met elkaar?’ vroeg Fabian. Nienke knikte giechelend. ‘Ja, volgens mij wel.’ ‘Raar stel.’ ‘Echt wel,’ lachte Nienke. Fabian sloeg een arm om haar schouder en Nienke legde haar hoofd op zijn schouder terwijl ze de meidengang uit liepen. ‘Ga je mee naar de tuin?’ ‘Maar het is toch al avond?’ ‘Daarom juist!’ zei Fabian. In zijn ogen glinsterde iets, wat bijna gevaarlijk leek… Mick gooide neurotisch zijn rugbybal telkens tegen de muur.
‘Hé, sukkel, kan dat wat zachter?’ Danny kwam boos binnen. Mick gaf geen antwoord, totdat Danny zijn bal onderschepte. ‘Geef terug, sukkel!!’ riep Mick boos. ‘Waarom geef je het niet gewoon terug?!’ ‘Heb je liefdesverdriet?’ plaagde Danny hem. ‘Nee, donder op!!!’ ‘Waarom ben je dan bijna aan het janken, jankpot?’ ‘Ik jank toch niet, of wat?!’ ‘Nee, nee, nee, sorry! Maar heeft mijn zussie het uitgemaakt met je soms? Kan ik wel begrijpen, hoor.’ ‘Ach, houd je kop toch!’ ‘Nee, waarom zou ik?! Dit is grappig! Weet je zeker dat ze het niet met je heeft uitgemaakt? Echt vrolijk zie je er niet uit! Moet ik het er anders even gaan vragen?!’ Danny maakte aanstalten om terug naar de deur te lopen. ‘NEE!!! Niet doen. Oké, het is uit. En wat dan nog?!’ ‘Nou, dat mijn zus jou niet goed genoeg vond. En alweer begrijp ik haar.’ ‘Ach, donder toch op met je praatjes!!!’ riep Mick, nu boos. ‘Waarom zou….’ Danny boog zich voorover bij Mick, maar Mick was behendig en greep de bal in één handeling terug. ‘GEEF!!!’ beval Danny. ‘Waarom zou ik!? Het is toch mijn bal!?’ riep Mick. Danny keek hem even vuil aan en hij rende de kamer uit. Mick piekerde nog een aantal minuten. Hij wist niet voor wie hij moest kiezen. Hij was verliefd op twee meisjes tegelijk, en de ene keer meer op de één, de andere keer meer op de ander. Ineens stond hij op en liep de deur uit. Hij liet de ander vallen, en ging gewoon voor haar. Hij wist ineens waarom het zo’n goede keuze was, en als hij dacht aan verkering met de ander, werd hij alleen maar chagrijnig. Hij wilde dat hij juist weer wat vrolijker werd. Dus hij rende de trap op en klopte aan op de deur van Sofie en Joyce. ‘Wauw…. Kijk die daar!!’ Nienke wees dromerig een ster aan bovenin de donkerblauwe hemel. ‘Ja, die is mooi…. En die ook!’ Ook Fabian wees een ster aan, ditmaal een ander. ‘Net als jij…,’ mompelde Nienke. Fabian keek haar verbaasd aan. ‘Wat, vind je mij mooi?’ vroeg hij half lachend, half serieus. ‘Ja!! En lief, en leuk, en knap, en slim. Maar dat laatste weet iedereen al denk ik,’ grapte Nienke. Ze stak haar hand op en woelde voorzichtig door Fabians krullen. Fabian sloot zijn ogen even. Toen zoende Nienke hem, voor de zoveelste keer deze dag. Ze zoenden lang, Nienke kon zich niet een meer herinneren hóe lang. ‘Weet je?’ begon Nienke te vertellen. ‘Amber… ehm… Amber heeft mij ooit verteld hoe je moet tongzoenen.’ Bij het woord tongzoenen trok ze een vies gezicht. ‘Ik weet niet meer precies wat ze zei, maar het klonk heel dom en zo….. Weet jij hoe dat moet?’ Met het lef waar ze waarschijnlijk haar hele leven op had gespaard, stelde Nienke die laatste vraag. ‘Nee,’ antwoordde Fabian eerlijk. ‘Gelukkig,’ zei Nienke opgelucht. ‘Ik weet dat ik klef doe en zo, maar ik eh… ik vind je gewoon zo leuk en zo… ik ben… ik houd gewoon écht van je, Fabian.’ Het viel haar opeens op hoe vaak ze zelf en zo zei. ‘Ik ook van jou,’ zei hij en Nienke zag in zijn ogen dat ze het meende. ‘En ik vind het helemaal niet erg dat we klef doen, niemand heeft er toch last van? En ik vind het alleen maar leuk… eh… ik bedoel: lief… ehm…’ Nienke schoot in de lach van zijn gestamel. ‘Ja, ik snap je! Stop maar,’ lachte ze. ‘En misschien kan je me - ook al kan je het niet - toch PROBEREN om te leren tongzoenen?’
‘Ik kan het wellicht proberen!’ antwoordde Fabian en hij kwam langzaam dichterbij Nienke. Amber gaf Appie een zoen op zijn wang toen hij op haar bed kwam zitten. Appie wilde haar vol op de mond zoenen, maar Amber draaide haar hoofd weg. ‘Wat?’ vroeg hij zielig. ‘Ap, word alsjeblieft niet boos!’ smeekte Amber hem. ‘Plies?’ ‘Ja, maar wat is er dan?’ ‘Ik… ehm…. Ik heb hier lang over na moeten denken, maar ik denk dat het beter is als we gewoon vrienden blijven. Ik weet dat je het niet leuk zal vinden, maar je moet weten dat ik me heb vergist, wat betreft verliefd op jou zijn. Ik vind je heus hartstikke leuk en lief, maar ik ben niet verliefd op je. Sorry,’ legde Amber uit. Appies mond hing wagenwijd open en hij bewoog zijn oogleden nog amper. ‘Ap?’ Amber zwaaide met haar hand voor zijn ogen langs. ‘Dus het is uit?’ vroeg Appie teleurgesteld. ‘Ja,’ zei Amber zacht. Appie stond op. ‘Waar ga je heen?’ vroeg Amber. ‘Naar mijn kamer. Ik heb hier niets meer te zoeken, of wel soms?’ vroeg Appie. Zijn stem klonk bozig. ‘Nee… jawel, Ap. Ap, alsjeblieft. Ik vind je écht wel leuk, maar niet op die manier!!!’ ‘Oké,’ zei Appie onaangedaan. ‘Dag Amber!!’ Hij liet de deur met een klap in het slot vallen, de klap die in Ambers hoofd oneindig leek door te echoën. ‘Het lukt niet!’ riep Nienke na een tijdje lachend. ‘Nee,’ stemde Fabian in. ‘Inderdaad!’ Nienke gaf hem glimlachend een gewone kus op zijn neus. ‘Fabian?’ vroeg ze. ‘Ja? Ga je vertellen dat je doodgaat morgen?’ grapte Fabian. ‘Ja….,’ grapte Nienke. ‘WAT!!!?’ Fabian sprong overeind, terwijl Nienke in de lach schoot. ‘Oh, jij neemt me in de maling, hè?’ ‘Ja, maar er is wel iets anders.’ Nienke keek weer serieus en vertelde Fabian over het visioen en de droom over Fabian. Fabian schrok behoorlijk, dat zag ze aan hem, al deed hij heel nuchter. ‘Ach, het is toch maar een droom!’ ‘Ja, maar wat nou als die uitkomt? Wat nou als jij straks daar echt in de kelder van de villa ligt, dood? Ik wil je niet nog een keertje kwijt, Faab! Echt niet!’ riep Nienke paniekend. Fabian pakte haar stevig (maar niet pijnlijk) bij haar polsen vast. ‘Rustig, Nien. Rustig! Dat gaat niet gebeuren, ik blijf bij je. Dat beloof ik.’ Fabian pakte haar vast en omhelsde haar. Nienke voelde dat Fabians spieren aanspanden en dat zijn hart vrij hard klopte. ‘Het is toch niet zomaar iets? De vorige keer dachten we toch ook dat het nep was? En het was uiteindelijk echt, of in elk geval bijna. Met Noa gingen er niet leuke dingen gebeuren, dat snap je nu toch?!’ riep Nienke bijna verontwaardigd. ‘Ja, je hebt gelijk. Maar ik denk dat die Rol - de Rol van Sanper Ta Chemon….,’ begon Fabian, maar hij stopte toen Nienke begon te lachen. ‘Wat? Waarom lach je?!’ ‘Het is toch grappig! Amber die lukt het nooit om zoiets uit te spreken, en jij leest het één keer, en je weet het goed uit te spreken.’ Fabian glimlachte. ‘Maar goed. Ik denk dat we mij, Noa en Rosa kunnen redden als we die opdracht van de Rol uitvoeren. Zo meteen, spoedvergadering?’ vroeg Fabian. Nienke kwam overeind en knikte. ‘Ik haal Appie en Amber, haal jij Patries, oké? Tot zo!’ legde Nienke Fabian voor. Fabian knikte en ze liepen beiden terug naar Huize Anubis.
‘Sofie, kun je even komen?’ Micks benen rilden van angst. Sofie stond op, vertrok geen spier en liep naar de gang waar Mick nog stond. Ze zette een onverschillige, bozige en arrogante houding op. ‘Sofie, het spijt me van Joyce, en zo. Maar ik dat ik jou leuker vind…’ ‘Denk je dat of weet je dat?’ merkte Sofie fijntjes op. ‘Geen van beide. Ik VOEL het.’ Hij boog zich langzaam voorover en probeerde haar te zoenen. Maar in plaats van terug te zoenen, gaf Sofie hem een klap op zijn wang. ‘Zo!’ zei ze bijna triomfantelijk. ‘Dat voel je tenminste écht!’ Met die keiharde woorden liep Sofie terug de kamer in en klapte de deur met een harde klap voor hem dicht. Mick sloeg keihard tegen de muur aan, hij had zijn vingers kunnen breken, zó hard. Hij was boos, en vooral op zichzelf. Hij had eerst twee vriendinnen, en nu geen eentje meer. En hij woest op zichzelf, WOEST!! ‘Joyce, kun je even komen?’ Mick klopte opnieuw op de deur. Zijn benen trilden nog meer dan voorheen. Joyce kwam naar buiten. ‘Wat moet je? Nog meer verrassingen, Mick?’ riep Joyce boos. ‘Nee, nee, nee. Ik wil je gewoon zeggen dat… dat het me spijt. Sorry. Ik weet dat je nu een hekel aan me hebt en zo…. Maar ik wil gewoon sorry zeggen. Het spijt me.’ Joyce stond even met haar mond vol tanden. ‘Meen je dit?’ vroeg ze zacht. ‘Ja,’ zei Mick en hij knikte, probeerde te glimlachen. ‘Oh… ehm…. Je hebt gelijk. Het spijt mij ook. Ik weet waarom je met Sofie hebt genomen. Omdat ik afstand van je nam in Amerika, omdat ik je zo miste en Pee zei dat ik gewoon maar afstand van je moest nemen, omdat ik anders gek werd van verdriet. Ik wilde je zien, snap je? Je zoenen, je omhelzen en bij je zijn. Maar omdat dat niet samen ging met mijn droom, liet ik je los.’ Micks mond hing open. ‘Joyce…. Je moet weten dat ik je nog steeds superleuk vindt. En ook dat ik nog steeds verliefd ben op Sofie, maar ook op jou. Sorry.’ ‘’t Is oké. Maar het beter als het uit blijft,’ besloot Joyce. ‘Vrienden?’ ‘Nou ja, ik….,’ stotterde Mick en hij keek Joyce aan. ‘Oké. Vrienden.’ Ze omhelsden elkaar en Mick hield haar stevig vast. Hij wilde haar niet kwijt, maar het moest. Nu was het zijn beurt om afstand van Joyce te nemen. ‘Waarom zijn we hier?’ vroeg Patricia die de amper verlichte kamer van Nienke en Amber betrad. Ze werd gevolgd door Nienke, en de anderen zaten al op de grond. Toen iedereen zat, deden ze hun groet (Sibuna) en begon Nienke te vertellen. Alles wat ze net aan Fabian had verteld, over de droom en het visioen. ‘Oh, dus daarom maakte je het uit met Fabian!’ riep Amber. Nienke knikte verontschuldigd ze gaf Fabian een kus op zijn wang. Ze was superblij dat het weer helemaal aan was tussen hen en legde haar hoofd - een beetje onhandig - op zijn schouder. ‘En jullie?’ vroeg Patricia ineens. Ze wees met een los vingertje naar Appie en Amber, die ineens heel boos en gehumeurd leken. ‘Het is uit,’ antwoordde Amber na een tijdje. Patricia begon te lachen op een spottend toontje. ‘Is het wel ooit aan geweest?!’ ‘JA!!!!’ riep Amber boos. ‘Maar nu dus niet meer.’ ‘Nee, dat begreep ik ook nog wel, blondie!’ ging Patricia door. ‘Ik zeg het alleen maar, hoor, rooie!’ Amber stak haar tong uit naar Patricia, en Patricia stak de hare terug. ‘Jongens, kap eens!’ riep Fabian na een tijdje. ‘Waarom zou ik?’ vroeg Amber uitdagend.
‘Omdat we moeten beginnen! Kom op, jongens, even serieus,’ nam Nienke het van Fabian over. ‘We moeten taken verdelen. Ik denk dat we niet veel verder komen als we de hiërogliefen nog niet ontcijferd hebben. Dus die moeten eerst worden ontcijferd. Het lijkt me het beste als Appie en Fabian die taak nemen, dan gaan Amber, Patricia en ik wat informatie zoeken op internet over de sleutelbewaarster en de Traan. Hopelijk vinden we wat nuttigs!’ ‘Is goed,’ stemde Fabian in. ‘Ap, wij beginnen morgen. Na het zevende uur in de kantine?’ ‘Doen we!’ ‘Amber? Patries? Ik ben na het zesde al klaar, jullie?’ ‘Ik ook!’ ‘Ja, en ik ook!’ ‘Oké, computerlokaal dan? Het zevende uur?’ vroeg Nienke. De rest knikte. ‘Sibuna?’ ‘SIBUNA!!!!’ riepen ze in koor. Fabian trok zijn schoenen net uit, toen Mick binnen kwam. Hij schopte boos tegen een plint aan. ‘Wat is er?’ vroeg Fabian nieuwsgierig. ‘Is het uit tussen jou en Sofie?’ ‘Ja, allang, sukkel! Ze wil niet eens met me praten. Ik wilde haar zoenen, maar toen gaf ze me een klap in mijn gezicht!’ vertelde Mick. ‘Arme jij!’ ‘Ja. Arme ik. En tussen mij en Joyce? We zijn nu gewoon vrienden, echt geweldig!’ riep Mick sarcastisch. ‘Ik snap het wel. Ik zou jou ook niet meer willen zien als ik haar was. Ik bedoel: je hebt met Sofie gezoend, en met haar gehad!’ ‘Ja, ik weet het…. Ik ben gewoon een sukkel!’ Mick viel achterover op zijn rug op bed en deed net of hij dood was. Nienke lag op haar rug achterover te denken. Ze dacht na over alles wat er was gebeurd. Ze was eigenlijk superblij met de situatie zoals deze nu was. Ze had weer met Fabian, Noa was weer gezond en Amber was ook niet echt meer boos op haar….. Amber!!! Nienke keek opzij en zag dat Amber haar ogen gesloten had. Ze zuchtte. Ze wilde dat Amber wakker was, ze wilde met haar praten. Maar als ze sliep, dan vond ze het niet de moeite waard haar wakker te maken. ‘Nien?’ hoorde ze ineens van opzij komen. ‘Amber! Je bent wakker! Wat is er?’ Nienke ging op het randje van haar bed liggen, zodat Amber niet zo hard hoefde te praten totdat ze haar verstond. ‘Ik wilde nog sorry zeggen tegen je. Ik moest niet zo tegen je tekeer gaan.’ ‘Geeft toch niet! Het is allang goed. Ik was ook niet echt eerlijk, wel? Dus dan staan we sowieso quitte. Ik ook sorry, nog.’ ‘Geeft niet. Zijn we weer vriendinnen?’ ‘Tuurlijk!’ zei Nienke blij. Ze glimlachte naar Amber en deed het nachtlampje aan. ‘Ik vind het echt zielig voor Noa,’ begon Amber. ‘Ik ook. Zo meteen gaat ze alsnog…. Nee, sorry. Stomme gedachte!’ ‘Ja, maar dat denk ik ook de hele tijd! Misschien moeten we het haar zeggen. De vorige keer zei ze ook dat we het haar hadden moeten vertellen, dus.’ ‘Ik weet het niet, Amber. Misschien is het wel beter zo.’ ‘Nee! We moeten het haar echt zeggen, hoor. Anders doe ik het,’ zei Amber stellig. ‘Je laat het! Misschien komt het allemaal goed en was het niet eens een echt visioen.’ ‘Dat dachten we de vorige keer toch ook? Maar toen was het wel waar!’ riep Amber. ‘Wil jij dan dat Noa boos wordt?’
Nienke schudde haar hoofd en viel stil. Ze wist dondersgoed dat Noa ervan moest weten, maar op een één of andere manier voelde ze zich schuldig. Schuldig als ze het wel had verteld, en ook als ze het niet had verteld. ‘Wat zit je nou te denken, suffie?’ vroeg Amber. ‘Gewoon, aan wat ik zal zeggen.’ ‘En? Weet je het al?’ ‘Nee. Ik moet er nog over nadenken, oké? Morgen praten we verder.’ ‘Is goed. Als je maar niet teveel nadenkt, want dan word je gek, oké? Welterusten!’ zei Amber lief. ‘Zal ik doen. Jij ook welterusten.’ Nienkes hand reikte naar het snoertje van de lamp en ze knipte hem uit. De uurtjes die daarop volgden, waren doodstil en pikkedonker, en bijna iedereen lag in zijn of haar (nieuwe) bed te piekeren over die dag. ‘Mag ik de kaas?’ vroeg Noa. ‘Daar word je dik van, hoor!’ snauwde Sofie. Zo’n beetje iedereen had die ochtend een ochtendhumeur, behalve Noa en Jonathan. Jonathan was een vrolijke, energieke jongen vol levenslust, was gebleken. ‘Noa wordt toch niet dik! Je ziet er goed uit, hoor!’ complimenteerde Jonathan. ‘Ik hoop het niet!’ zei Noa. Joyce boog zich ondertussen naar Sofie toe en fluisterde in haar oor: ‘Wat heb jij? Je bent superchagrijnig!’ ‘Niets!’ snibde Sofie en ze blikte nog een keer vuil naar Mick, voordat ze zonder nog te zeggen opstond en de gang op rende. Joyce keek ook naar Mick en glimlachte lief naar hem. Ineens wist Mick het weer: het waren haar ogen, haar mooie bruine ogen, waar ze voor gevallen was. Die bruine, lieve ogen waar hij in was verzonken…. ‘Gaat het wel, Mick?’ vroeg Jonathan ineens. ‘Je kijkt een beetje dromerig….’ De rest schoot in de lach. Joyce glimlachte lief (en niet spottend zoals de rest zo‘n beetje) naar hem en gaf hem een knipoog. Daaropvolgend stond Mick op en liep naar de gang. In de deuropening wenkte hij Fabian. Fabian stond verbaasd op en liep ook naar de gang. Wat ze beiden niet hadden gemerkt, was dat Joyce achter de gesloten deur stond te luisteren naar wat er werd gezegd…..