Hoofdstuk 1
Love is everywhere!! ´Kijk, hier.´ Fabian liet Nienke de voorpagina van de krant zien. ´PIJNVOET IN GEVANGENIS NA LANG ONDERZOEK´, kopte het stuk. ´Rufus?’ praatte Nienke met haar mond vol brood. Ze zaten met z’n tweetjes aan de ontbijttafel. De rest hing boven, sliep nog of waren heel druk met de superuitgave van de schoolkrant bezig (Sofie, Mick en Robbie). Nienke moet nog steeds wennen aan het feit dat Mick en Sofie een setje waren. Ook Amber en Appie waren niet meer uit elkaar te slaan, hoewel zo ze (nog) niet ‘officieel verkering’ hadden. Danny was zo’n beetje de enige die als single rondliep in het Huis. ‘Mm. Ja, dat kan bijna niet anders,’ kauwde Fabian. Hij slikte door en praatte verder. ‘Misschien heeft hij zichzelf aangegeven nadat Zeno dood is gegaan. Zeno is toch dood?’ Nienke knikte. Zeno was inderdaad dood. Zeno Terpstra, de man die ze ooit had leren kennen als de creep uit het Zinnick-Bergman Museum in de stad, en die ze voor het laatst hadden ‘gezien’ op de videotape die zijn koerier (waarschijnlijk Rufus) hen had bezorgd. Zonder hem hadden ze niet geweten hoe ze de Vloek van Anchese-namon hadden moeten oplossen. ‘NIENKE!!!’ Appie kwam binnen. Nienke moest nog steeds aan hem wennen: hij was weer de oude Appie. Zijn oude Marokkaanse krulletjes waren weer terug, zijn langwerpige lijf was weer de oude en hij deed niets anders dan klooien met Amber. Appie gaf haar maai over haar hoofd als begroeting en Nienke gooide het krantje met het artikel over Rufus Pijnvoet/Malpied naar hem toe. ‘Wow… wat is dit?’ riep hij. ‘Goeiemorgen!’ riep Noa vrolijk. Ze kwam bijna binnenhuppelen van vrolijkheid en had weer één van haar vrolijke bloemenjurkjes aan. Jeroen kwam achter haar aanlopen. ‘Goedemorgen,’ zei Fabian beleefd terug. ‘Hey,’ zei Nienke. ‘Goedemorgen? Wat is er goed aan?’ mopperde Jeroen. Hij wreef over zijn gezicht en Nienke zag dat hij diepe wallen had. ‘Slecht geslapen?’ vroeg ze. ‘Nee, hoor,’ zei Jeroen sarcastisch. ‘Ik heb helemaal NIET geslapen.’ ‘Chagrijn,’ mopperde Noa. ‘Ik heb ook weinig geslapen, hoor. Maar mij hoor je niet. Kom op, Jeroen. Zon schijnt….’ ‘Ja - ja - ja. Zon schijnt, iedereen blij, behalve ik.’
Met een uitgestreken gezicht pakte hij een broodje. Noa pakte met haar handen zijn hoofd vast en zoende hem lang. Nienke keek glim-lachend een andere kant op. Fabian verscheen in haar blikveld. ‘Kom je mee? Naar buiten?’ vroeg Fabian. ‘Wat doen?’ vroeg Nienke verbaasd. ‘Verrassing - kom je?’ Toen Nienke de tuin van het Huis Anubis binnenkwam, geloofde ze haar eigen ogen niet. De hele tuin was versierd met gekleurde lam-pen, rozen, tulpen, eten etc. ‘Wat is dit?’ vroeg Nienke verbouwereerd. ‘Gewoon een… een…,’ begon Fabian verlegen, maar Nienke onder-brak hem. ‘Is dit voor mij?’ zei ze bijna hebberig. Ze sloeg meteen haar hand voor haar mond. ‘Sorry! Ik dacht dat het misschien…’ Nienke werd nog roder, en stopte met praten toen Fabian heel lief een hand op haar wang legde. Van schrik durfde ze niets meer uit te brengen. Even voelde ze zich weer het meisje dat niets tegen hem durfde te zeggen, net als toen na hun eerste kus op het eindbal, toen ze de graal net hadden gevonden. ‘Ja, dit voor jou,’ zei Fabian lief. ‘Maar waarom?’ ‘Omdat je…. Omdat ik je zo gemist heb in de tijd dat ik in de villa bij Jacob en Matthijs sliep. En omdat ik je gewoon zo lief vind.’ Fabian hakkelde een beetje van verlegen- en onzekerheid. Nienke was verbaasd. Dat Fabian zoiets voor haar had geregeld. ‘Maar dat hoeft toch helemaal niet?!’ zei ze bijna schamend omdat zij zoveel geld had gekost voor Fabian. ‘Vind je het niet mooi?’ Fabian schrok. ‘Jawel, juist wel! Maar zo geweldig ben nou weer niet, hoor…,’ zei Nienke, half lachend. ‘Jawel, en omdat je gewoon…. Ik kan niet geloven dat ik zo’n gewel-dige vriendin heb als jij,’ zei Fabian ontzettend lief. Nienke kreeg een brok in haar keel. Dit was ze niet van hem gewend, nou ja, hij was normaal wel heel lief, maar niet zo vreselijk gul. ‘Je bent toch nog mijn vriendin, toch?’ vroeg Fabian ineens onzeker. Nienke beet op haar lip om hem te plagen. ‘Nou ja…,’ begon ze. ‘Wat…’ Fabian schoot los, zodat Nienke bijna achterover viel. ‘Grapje…,’ zei Nienke en ze gaf hem een lange zoen. ‘Ik wil niets liever,’ zei ze daarna en ze zag nog dat Fabian breed glimlachte voordat ze in zijn omhelzing verdween.
Jeroen zat bij Noa op de zolderkamer, waar Noa tegenwoordig weer sliep. Ze had van de dokter te horen gekregen dat ze veel moest rusten, voordat ze weer naar school ging. Het was nu kerstvakantie en na deze vakantie hoefden de meeste mensen uit het Huis Anubis (behalve Fabian, want die zat al in de zesde) nog maar (ander)half jaar naar school. Iedereen wilde wel in het internaat blijven, omdat ze zulke goede vrienden waren geworden. Maar de meeste gingen wel een vervolgopleiding doen, maar dan in de buurt. ‘Jeroen!’ riep Noa Jeroen uit gedachten. ‘Waar zit jij met je gedachten?’ lachte ze. ‘Ehm…. Waar zou Wo… Raven nu zijn? En Zeno?’ ‘Zeno Terpstra? Die was toch dood? Dat had Nienke verteld. En wat is er toch met hem? Want ik heb er nog nooit van gehoord,’ vroeg Noa aan één stuk door nieuwsgierig. ‘Ja, maar stel nou dat het een grap is? Een grap van de krant?’ ‘Dat geloof ik niet! Waarom zou de krant zoiets doen?’ ‘Misschien zijn ze omgekocht?’ Noa schoot in de lach. ‘Wat lach je? Zo grappig is het niet!’ ‘Ik lach om jou, gek! Je draait echt een beetje door nu, hoor. Misschien moet je eens even rustig ademhalen, dat zal al helpen,’ sneerde Noa. Ze vouwde een stapeltje kleren op. Jeroen beet op zijn onderlip toen Noa met haar rug naar hem toegedraaid stond. ‘Ik ehm… hij heeft me een tijdje bedreigd,’ zei Jeroen met een verbazingwekkend zware stem van de zenuwen. ‘Wat?’ vroeg Noa geschrokken. ‘Zeno?’ ‘Ja. Ik had hem beloofd dat ik de Graal zou vinden, en ik had 10.000 euro voorschot gekregen. Maar toen ik de Graal niet vond, bedreigde hij me. Hij zei dat hij me levend ging mummificeren.’ ‘Wow…’ zei Noa verbaasd. ‘Sorry voor mijn reactie!’ Ze liep naar hem toe en omhelsde hem. Toen ze hem losliet, draaide ineens de hele zolder om haar heen. ‘Wow…,’ zei ze opnieuw, ditmaal piepte haar stem van angst. ‘Ik… ik moet liggen, denk ik.’ Ze haalde diep adem en probeerde het bed te grijpen, maar ze greep compleet mis. Het volgende moment zakte ze door haar knieën en viel levenloos op de grond neer.
Hoofdstuk 2
De vader van Matthijs ‘Kijk, voor jou!’ Mick showde Sofie een ring. Het was dezelfde ring als hij een paar maanden geleden voor Joyce had gekocht. Uit dezelfde winkel, hetzelfde montuur, dezelfde steentjes en dezelfde prijs. Maar Mick geneerde zich er helemaal niet voor. Nu was Sofie zijn vriendin en daar kon Joyce niet maar aan tippen. Hij had haar nog niet verteld dat hij met Sofie ging, maar waarom zou hij?! Joyce kwam toch pas over 10 maanden terug en hij wist zeker dat ze bijna een andere vriend zou hebben voordat ze terug zou komen. Bovendien was ze megakortaf in mails of aan de telefoon. Als hij haar belde, kreeg hij of voicemail, of ‘Hey, sorry Mick. Kan ik je straks even terugbellen?’ En dan stemde hij in en dan belde ze niet eens terug! Daarentegen was Sofie superlief, ook best knap en misschien dan wel niet zo populair als Joyce, maar dan nog. Sofie had véél meer goede eigenschappen dan Joyce, waaronder trouw aan je vriendje en beloftes niet breken! ‘Voor mij?’ vroeg Sofie. ‘Ja.’ ‘Waarom?’ ‘Omdat ik je zo lief vind. En omdat iedereen dan kan zien dat jij mijn meisje bent.’ Het flapte eruit voordat Mick er erg in had: dit gesprek verliep precies hetzelfde als toen met Joyce. ‘Wow…. Wat lief!’ riep ze uit. Mick lachte verlegen en Sofie omhelsde hem. ‘Ehm Mick?’ Sofie liet hem los en peuterde nerveus aan een loshangend randje van het doosje van de ring. ‘Ja?’ Mick slikte. Sofie ging toch niet ook weg? Dan zou hij haar (nee, niet ook!) zo missen!! Joyce miste hij trouwens niet meer. Hij merkte ineens dat hij in de oude kamer van Joyce en Patricia zat, op het bed van Joyce. Het hele tafereel leek eng veel op toen, toen hij nog echt van Joyce hield… ‘Ik….’ ‘Ga je weg?’ flapte hij eruit. ‘Weg?’ Sofie verschoot van kleur van… tja wat was het? Misschien woede, angst, verbazing? ‘Nee, waar zou ik heen moeten? Ik heb hier… een heel lief vriendje,’ hakkelde Sofie verlegen. ‘En ik een vriendin die meer dan lief is!’ zei Mick ook, deels opgelucht. ‘Maar ehm….’ Sofie trok haar knieën op en ging verzitten. ‘Ja?’ vroeg Mick. Zijn zenuwen kwamen op slag terug. ‘Ga je verhuizen?’ flapte hij er opnieuw uit. Hij kon zichzelf wel voor zijn kop slaan! Als ze niet wegging, dan ging ze toch ook niet verhuizen?! ‘Nee!’ riep Sofie, half verontwaardigd, half lachend. ‘Oké, sorry,’ zei Mick beschaamd. ‘Maar jij bent… ik bedoel dat…. Mick, jij bent mijn allereerste vriendje en ik vind je heel lief, maar ik weet niet zo goed wat… of hoe… of wat ik moet zeggen als ik bij jou ben… snap je?’ ‘Huh?’ mompelde Mick. ‘Hoe bedoel je?’ ‘Nou, ik ben gewoon een beetje onzeker en… misschien aardig onzeker - en ik weet gewoon niet hoe ik moet zorgen dat je het niet uitmaakt, want ik wil je niet kwijt…’ Sofie werd bij het laatste zinnetje zo rood als een tomaat. Mick bloosde voor zijn gevoel ook een beetje. Het was wel heel lief van Sofie…. Joyce zou zoiets nooit zeggen, dat wist hij voor 100% zeker!! ‘Noa?!’ riep Jeroen die trillend stil bleef staan aan de voeten van Noa. ‘NOA!’
Zijn ademhaling versnelde en hij knielde neer bij Noa. ‘Noa - Noa, zeg eens wat!’ zei hij paniekerig tegen haar. Langzaam - heel langzaam opende Noa haar ogen. Ze trilde minstens even erg als Jeroen toen ze bijkwam. Jeroen legde haar heel voorzichtig op het bed. Noa kon amper op haar benen staan en ineens was ze weer grotendeels verlamd. ‘Ik bel een dokter, dit kan niet goed!’ riep Jeroen in paniek. Hij gaf Noa een snelle kus op haar voorhoofd en rende toen naar de deur. ‘Jeroen….,’ piepte Noa. Jeroen kwam terug. ‘Blijf bij me….’ piepte ze. Ze stak haar hand meelijwekkend naar hem uit. ‘Ja, tuurlijk,’ zei hij lief en hij pakte zijn mobiel. ‘Bel Jacob,’ zei Noa met een stem die steeds zwakker werd. Hij had het gevoel dat het haar steeds meer moeite kostte om te praten. ‘Wat? Nee, Noa. Die prutser heeft jou bijna vergiftigd! Nee, hij heeft je vergiftigd, alleen was Nienke zo slim om de Vloek op te heffen! En….’ Jeroen brabbelde wat door, maar het ging allemaal bijna compleet langs Noa heen. Ze probeerde haar handen op te heffen voor een smeekgebaar, maar haar handen leken niet meer de hare. ‘Hij weet alles over het gif… alsjeblieft, Jeroen…,’ smeekte ze en met haar allerlaatste kracht kreeg ze haar hand zover om die op die van Jeroen te leggen. ‘Alsjeblieft,’ herhaalde ze nog éénmaal met smekende ogen. ‘Nienke?’ vroeg Fabian. Hij drukte met één hand op de knop alle verlichting aan. ‘Ja?’ zei Nienke met vlinders in haar buik. ‘Ik… ik ben echt heel erg verliefd op je,’ zei Fabian verlegen. ‘Ik ook op jou, toch?’ zei ze weifelend. Fabian legde zijn trillende handen van nerveusheid op Nienkes heupen, en Nienke legde haar handen om Fabians nek, op zijn schouders. ‘Je bent geweldig…,’ fluisterde hij. ‘Jij ook,’ aapte Nienke hem opnieuw na. Hun hoofden gingen langzaam dichter naar elkaar toe. Zijn lippen raakten de hare bíjna…. En toen ging ineens Nienkes beltoon af. Ze liet Fabian los en bekeek het SMS’je. ‘Noa is weer verlamd. Kom a. u. b. naar zolder, meteen. Neem je studienerd mee. Jeroen. ’ Nienke vond het gemeen van Jeroen dat hij Fabian zo noemde, maar…. Noa was weer verlamd?? Dat was waar Nienke zo voor gevreesd had, dat Noa alsnog door dat gif verlamd zou raken en uiteindelijk… ‘Wat was er?’ vroeg Fabian toen hij haar witte gezicht zag. ‘Noa is weer verlamd - we moeten naar zolder, nu!’ riep Nienke. Ze trok Fabian mee en samen renden ze zo snel ze konden naar zolder. Daar aangekomen stond Jeroen al voor de deur op hen te wachten. ‘Waar waren jullie?’ siste hij boos. ‘Noa is doodziek!’ ‘We zijn zo snel we konden gekomen,’ verdedigde Nienke zich. ‘We moeten een dokter bellen, maar Noa wil dat Jacob komt.’ ‘Ja, dat is goed,’ stemde Fabian in. ‘Jacob weet er alles vanaf!’ ‘Ja én hij heeft haar vergiftigd!!’ spotte Jeroen op een sarcastisch toontje. ‘En jij, wat denk jij?’ Hij keek naar Nienke. ‘Ik denk dat Jacob…,’ begon Nienke, maar Jeroen onderbrak haar. ‘Goh, origineel!! Jacob? Goh, wie heeft er nou net ook zoiets gezegd? Misschien je vriendje Berend hier?’ Jeroen duwde Fabian hardhandig naar voren. Nienke spreidde haar handen naar de zijkanten uit van verbazing. ‘Je weet nog niet eens wat ik ga zeggen!?’ riep ze verontwaardigd. ‘Oh, nee, da’s waar. Nou, vertel. Ik kan niet wachten!’ riep Jeroen spottend. Nienke zuchtte en liet hem even gewoon.
‘Ik denk dat Jacob ons best wil helpen. Hij heeft ons zelf een bloemetje opgestuurd, toen ik de Vloek heb opgeheven!’ vertelde Nienke. ‘Mag ik je eraan herinneren dat ik je mee heb geholpen met het opheffen? Zonder mij had jij er veel minder van gebakken!’ riep Jeroen. Hij was woest, en Nienke begreep niet goed waarom hij dat op hen afreageerde. ‘Maar Nienke heeft uiteindelijk wel het besluit genomen,’ verdedigde Fabian haar. Toen Jeroen en Fabian verder gingen ruziën, liep Nienke op het bed van Noa af. Ze pakte Noas hand en praatte haar moed in. ‘We gaan een dokter bellen,’ zei ze na een tijdje. Noa glimlachte, maar Jeroen hoorde het en wurmde zich tussen haar en Noa. Hij gaf haar een flinke duw naar achteren. ‘Au!’ riep ze, maar Jeroen negeerde het. ‘Jullie…,’ - hij wees naar haar en Fabian. ‘… doen helemaal niets! Ik bepaal wat er met Noa gebeurd, gesnopen!?’ ‘Waarom zou jij dat bepalen? Noa kan heel goed zelf bepalen, en bovendien blijven wij hier als Jacob hier komt. We bekijken elke fractie seconde dat hij hier aan haar bed staat en geven haar niet zomaar een medicijn voordat we het hebben gecheckt, nou goed?’ zei Nienke voor haar gevoel overdreven, maar blijkbaar moest het tegenover Jeroen. ‘Maar…’ ‘Nee, Jeroen!’ hielp Fabian Nienke. ‘Noa heeft hulp nodig. En als iemand hier ontzettend veel vanaf weet, is het Jacob. Bovendien is hij een professioneel opgeleide arts, en hij alles behalve dom.’ ‘Daarom juist, we kunnen die gast niet vertrouwen!’ riep Jeroen verontwaardigd. ‘Jawel, en ik ga hem nu bellen,’ besloot Nienke ineens dapperder dan ze zich voelde. Ze greep haar mobiel uit haar zak en zocht het nummer op. Achter haar hield Fabian Jeroen wanhopig tegen om Nienke aan te vliegen. Ook doken Appie en Amber op, en ze liepen verder naar binnen. Amber gilde kort toen ze Noa zag liggen en ging meteen naar haar toe om haar verder te verzorgen. Appie hielp Fabian om Jeroen tegen te houden. ‘Lekkere vriend ben jij!’ riep Jeroen boos tegen Appie. ‘Prutser!!’ ‘Jongens! Houd eens op, Noa heeft hartstikke hoofdpijn en met jullie gegil wordt dat er echt geen seconde beter op!!!’ snibde Amber boos. Jeroen hield meteen op en probeerde sissend nog wat tegen Fabian te fluisteren, maar hij wist al dat hij had verloren. Achter hen had er inmiddels iemand opgenomen in de villa. ‘Goedenmiddag. Met Rosa vanden Bergh.’ Het beleefde toontje waarop Rosa - Matthijs’ moeder opnam, werkte haar op de zenuwen. ‘Hallo, Rosa. Met Nienke Martens. Is Jacob toevallig aanwezig?’ Ze glimlachte om haar eigen beleefde accent. ‘Oh Nienke! Matthijs vroeg vandaag nog naar je! Zal ik hem…’ ‘Nee, dank u wel. Ik moet Jacob spreken, alstublieft. Het is heel belangrijk!’ ‘Oh, ja, natuurlijk, meisje,’ hakkelde ze, ietwat verbaasd en verstrooid. Ze hoorde wat gerommel, alsof er een hoorn werd neergelegd. Een halve minuut later werd deze weer opgepakt. Ze hoorde de stem van Jacob. ‘Met de heer Vanden Bergh, goedemiddag.’ Nienke schrok een beetje. Dat had ze elke keer als ze zijn stem hoorde. Maar hij staat nu aan onze kant, stelde ze zichzelf gerust. ‘Hallo, meneer. Met Nienke.’ ‘Ah, Nienke! Onze heldin! Wat kan ik voor je betekenen?’ ‘Ik heb een probleem. Noa heeft namelijk een terugval gekregen. Ze voelt weer bijna niets.’ ‘Ach, wat erg!! En nu wilde jij natuurlijk dat ik haar op kwam zoeken?’ ‘Als… als u dat kan…’ hakkelde Nienke plots nerveus. Op een één of andere manier klonk zijn stem ineens weer als de oude, boze stem. ‘Natuurlijk kan dat! Ik kom er zo snel ik kan aan, in jullie eigen huis, neem ik aan?’
‘Klopt,’ zei Nienke opgelucht. ‘Is goed. Ik kom er meteen aan. Tot zo meteen, dan.’ ‘Tot zo.’ Met een opgelucht hart hing Nienke op. ‘Hij komt zo snel hij kan,’ zei ze tegen de rest. En zelfs Noa glimlachte weer een beetje hoopvol. ‘Ik jou ook niet,’ zei Mick tegen Sofie. ‘Hé, Mick. Ik vroeg me af - want jij had toch eerst een vriendin die Joyce heette? - en die was toch weggegaan? Is het nu uit tussen jullie?’ veranderde Sofie ineens van onderwerp. ‘Ja,’ loog Mick. Tenminste, loog hij…. Ze hadden het nooit officieel uitgemaakt, maakt het leek daar meer op, dan dat ze nog verkering hadden. Bovendien had hij zijn lieve Sofie, en die wilde hij helemaal niet kwijt!! ‘Ik heb jou nu toch? En jij bent veel liever… en leuker, knapper,’ slijmde hij en hij gaf haar een zoen. ‘Dank je,’ zei Sofie verlegen. ‘Jij bent ook heel leuk. En heel knap. En lief, en sportief. En je bent Mick, en dat is denk ik het grootste pluspunt.’ Mick glimlachte. ‘Maar eh…. Doe hem om, doe hem om!’ spoorde hij haar aan. Sofie glimlachte en deed wat haar werd opgedragen. Toen ze hem om had, zoende ze Mick zo lang ze maar volhield, en dat was behoorlijk lang. ‘Robert?’ Robbie zat in zijn eentje in het redactielokaal een interview uit te schrijven. Zijn vader - de conrector meneer van Swieten - kwam binnen en gaf hem een envelop aan, ten grootte van een A4’tje. Er zat iets in, waarschijnlijk van Patricia. Die stuurde hem minstens twee keer per week een pakketje op met een cadeautje. Zo had hij al een keer een honkbal-outfit, een doos vol met popcorn, een doos vol met Amerikaanse hamburgers en frites (die behoorlijk bedorven waren) en ga zo maar door. Het was met de dag gekker, leek wel. ‘Alsjeblieft. En oh ja, over twee dagen moet de nieuwe krant af zijn.’ ‘Twee dagen?’ riep Robbie verbaasd. ‘Kan het niet wat langer?’ ‘Nee, sorry, jongen. Jullie hebben al twee weken gehad.’ ‘Jullie? Ja, sinds de voorlaatste schoolkrant is uitgekomen, zijn Mick en Sofie alleen nog maar met z’n tweetjes aan het zoenen en, en… weet ik veel!! Ze doen niets meer voor de schoolkrant!’ ‘Dat lijkt me sterk. Ze zijn beiden hele goede redacteuren en kan jij ze niet op het goede spoor zetten? Want je bent zo’n slimme jongen.’ Zijn vader trok zijn jasje recht en gaf hem een soort van knipoog. Vervolgens liep hij het lokaal uit. Robbie zakte in zijn stoel terug. Hij had geen zin meer in het interview. Was Patricia hier nou maar, ze had hem vast uit de brand geholpen. Maar ja, ze zat in Amerika. En Amerika was behoorlijk ver weg. Binnen tien minuten stond Jacob al op de stoep. Het leek wel of er drie eeuwen tussen zaten, omdat Nienke zo bang was dat het niet goed ging aflopen. Of dat Jeroen hem niet binnen liet. Of dat…. STOP!!! vermaande ze zichzelf. Nu ging ze te ver, het sloeg nergens meer op. En later bleek Nienke ook ongelijk te hebben over Jeroen in elk geval. Hij bleef namelijk vreemd rustig met Jacob in de buurt, al siste hij haar nog wel in: ‘Houd je Noa in de gaten?!’ Al klonk het meer als een bevel dan een vraag. Jacob onderzocht Noa van alle kanten en Jeroen riep er de hele tijd nerveus omheen. ‘Zeg, ik word hier wel behoorlijk bekeken, nietwaar?’ zei Jacob na een tijdje een beetje geïrriteerd. Nienke kon hem geen ongelijk geven. Ze stonden met z’n vijven om het bed van Noa heen en staarde naar het tafereel.
‘Ja, maar Jeroen denkt dat u Noa wilt vergiftigen,’ flapte Amber eruit. Jeroen sloeg ongemerkt zijn hand tegen zijn voorhoofd en siste geluidloos (en achter Jacobs rug langs) ‘sukkel!’ naar haar. Amber zag het vanuit haar ooghoeken, maar reageerde verder niet op hem. ‘Vergiftigen? Waarom zou ik dat doen?’ ‘Omdat u een maand geleden Noa dood wilde?’ viel Appie Amber bij. Amber begon stompzinnig te knikken. ‘Dat is waar, maar ik wilde enkel mijn vrouw terug,’ zei hij tegen hen. Hij begon zijn spullen op te ruimen. ‘Gaat u weg?’ vroeg Nienke verbaasd. Ze hadden geen medicatie van hem gekregen, of kwam dat nog? ‘Ja, en ik ben bang dat mevrouw Van Rijn met mij mee zal moeten komen, naar mijn huis.’ Achter haar slikte Jeroen hoorbaar.