Lestip 'Superhelp!' Over het boek Immo komt uit een geslacht van superhelden. Zijn ouders trekken er avond na avond op uit om de stad te behoeden voor grote rampen. Op zijn vierde redde Immo een man die bijna door een vrachtwagen geplet werd. Nu weet hij niet meer of hij wel een superheld wil zijn. Hij is verlegen en bang en heeft vaak buikpijn. Het liefst wil hij gewoon zijn. Zijn ouders balen er van dat hun zoon zo achter blijft bij andere superkinderen. Er verandert veel als Immo een nieuw en heel nieuwsgierig meisje op school leert kennen. Als er ook nog een nieuwe juf komt, en er gevaarlijke dingen gebeuren, ontdekt Immo wat zijn bijzondere superkracht is. Een boek over helden waarin alles net even anders is. Auteur(s) Benny Lindelauf, Wouter Tulp (illustrator) Uitgeverij Querido / 2011 Aantal pagina's 156 p. ISBN 9789045112329 Genre Fictie Doelgroep Makkelijk lezen Trefwoorden Auteur lestip Ariane Moreels, Joke Gevaert
Aanzet Superhelp is bij uitstek een voorleesboek. Laat de kinderen mee beslissen wanneer je een voorleesmoment inlast. Breng een digitale wekker mee naar de klas en laat de kinderen een paar bijzondere tijdstippen verzinnen (bijvoorbeeld : 10 :10 uur, 13 :13 uur, 11 :55 uur ‘vijf voor twaalf ’ …). Je stelt de wekker in op de afgesproken tijdstippen. En dan uitkijken maar tot het voorleesalarm gaat!
Verwerkingsactiviteiten Dit boek heeft korte, vlot voorleesbare hoofdstukken. Het voorlezen af en toe onderbreken met een aantal korte opdrachten of vragen kan de betrokkenheid van de kinderen verhogen. Hieronder volgen een aantal suggesties voor ‘voorleesstops’.
–Voorleesstop 1 (p. 18) Onderbreek het voorlezen na “Juf Nachtgraf is precies het omgekeerde van wat je bij een juf met zo’n naam zou verwachten” : ––Waar denk je aan als je de naam ‘Nachtgraf ’ hoort? ––Wat verwacht jij van je juf of meester? ––Welke naam zou jij bij je juf of meester vinden passen?
–Voorleesstop 2 (p. 23) Onderbreek het voorlezen na “Het gerucht gaat dat Gustav Peentjes doodsbang is van kinderen”. Wijs de kinderen erop dat het wel gek is dat Gustav Peentjes bang is van kinderen terwijl hij schooldirecteur is en dus dag in dag uit met kinderen in contact komt. Laat de kinderen gelijkaardige absurditeiten bedenken, bijvoorbeeld : een dierenarts met kattenallergie, een vegetarische slager …
–Voorleesstop 3 (p. 31) Onderbreek het voorlezen na “Met een dreun gooit hij de deur dicht”. In dit voorleesfragment blijkt dat Immo erg goeie smoezen kan verzinnen. Verzinnen zij ook wel eens smoezen, bijvoorbeeld wanneer ze hun schoolwerk niet hebben gemaakt of wanneer ze gevoetbald hebben in oma’s bloemenperkjes?
–Voorleesstop 4 (p. 47) De gewone mens is stinkend jaloers op de – schijnbaar – onkwetsbare superhelden. Maar ook die hebben een zwakke plek. Ze mogen geen suiker eten, helaas! Verklap dat nog niet aan de kinderen, maar onderbreek het voorlezen na “Bizar genoeg gaat het om een substantie waar de gewone mens verzot op is en die hij in grote hoeveelheden gebruikt” en laat hen een gokje wagen naar de verboden substantie. Kinderen noteren hun antwoord op een briefje en geven het af aan jou. De eigenaar van het eerste briefje (met een correct antwoord) dat je trekt, krijgt een zoethoudertje van jou.
–Voorleesstop 5 (p. 59) Onderbreek het voorlezen na “Wat staat daar nou? Ben je soms blind?” Sta even stil bij de drie bordjes die aan de directeursdeur hangen, namelijk ‘Niet storen’, ‘Buiten blijven’ en ‘Wat staat daar nou? Ben je soms blind!’ Dat laatste is een overdreven reactie. Mensen overdrijven om hun gevoel extra kracht bij te zetten, omdat ze bang zijn dat ze anders niet gehoord worden, als middel om iemand te overtuigen … Iemand die overdrijft is bijvoorbeeld niet gewoon ‘bang’, maar wel ‘zo bang dat hij uit zijn kleren bibbert.’ Kunnen ze zelf gelijkaardige overdrijvingen bedenken?
–Voorleesstop 6 (p. 72) Immo vindt van zichzelf dat hij helemaal niks is. De moed zakt diep in zijn schoenen. Hoe wordt hij ooit een superheld? Onderbreek het voorlezen na “Hij is helemaal niks!” Rond dit hoofdstuk af met enkele vragen : ––Als je Immo’s vriend was, wat zou je hem dan vertellen? ––Heb jij ook een ‘denkplek’, een plek waar je rustig kan nadenken? ––Hou je je gedachten het liefst voor jezelf of deel je ze graag met iemand? ––Kan jij met je verhalen bij iemand terecht?
–Voorleesstop 7 (p. 98) Onderbreek het voorlezen na “Van jou, van je ouders. Hoor je dat, kokosmakroon? Alles!” ‘Kokosmakroon’ is één van de bijnamen die Tink aan Immo geeft. Weten ze dat de naam verwijst naar een gebakje? Laat ze een kokosmakroon proeven. Als extraatje kan je een recept voor kokosmakronen opzoeken en in de klas bakken. Ga dieper in op het principe van bijnamen. Kunnen ze andere bijnamen verzinnen? Bijvoorbeeld: ‘tompoes’, ‘carré confituurke’, ‘boule de berlin’ (als ze in de wereld van koekjes en gebak blijven). Sta ook stil bij het (soms) kwetsende aspect van bijnamen geven. Bijnamen verzinnen voor iemand anders kan leuk zijn, maar er één krijgen is soms minder.
–Voorleesstop 8 (p. 100) Onderbreek het voorlezen na “En met dezelfde griezelige zekerheid weet hij dat Honey Suikerstof er alles mee te maken heeft.” De titel van dit hoofdstuk is ‘Een akelig voorgevoel’. Sta stil bij het begrip ‘voorgevoel’ : ––Heb je ooit al eens een voorgevoel gehad? ––Was het een voorgevoel over iets fijns dat te gebeuren stond ? Of net over iets akeligs? ––Heb je voorgevoelens enkel bij akelige dingen? ––Is het voorgevoel van Immo juist, denk je? ––Hoe zou het verhaal verder aflopen ? Waar zouden Immo’s ouders zijn, denk je ?
EINDTERMEN ● ● ● ●
Lager - Nederlands - Taalbeschouwing (overkoepelende attitudes) 6.1 Lager - Nederlands - Taalbeschouwing (strategieën) 6.6 Lager - Nederlands - Spreken 2.9 Lager - Muzische vorming - Drama 3.1
En verder –Ik mag er zijn ! Na het voorlezen van het boek kan je rond ‘een positief zelfbeeld’ werken en stilstaan bij ‘geloven in jezelf ’,
‘krachtig zijn’, ‘een kracht vinden’. Grijp eerst terug naar het verhaal. Immo’s innerlijke kracht is ‘onzichtbaar worden’. ––Wat betekent het om onzichtbaar te zijn of ‘niet gezien te worden’? ––Wanneer zou je het handig vinden om onzichtbaar te zijn? ––Wanneer heb je de indruk dat je ‘onzichtbaar bent’, dat niemand je opmerkt? Daarna ga je met de kinderen op zoek naar hun positieve karaktertrek of naar hun unieke talent. Je verwijst daarvoor naar het hoofdstuk ‘Weten wie je bent’ (p. 64) waarin professor Quadvalerius samen met Immo op zoek gaat naar diens kracht. Vraag hen om in een kring te gaan zitten en de ogen te sluiten. Wie zich daarbij onwennig voelt, mag de ogen ook gewoon naar beneden richten. Wacht geduldig af tot het rustig wordt en begin dan met de inleefoefening : ––Adem rustig in en uit. Voel het stil om je heen worden. Als je dat onwennig vindt, dan is dat oké. Probeer gewoon om rustig in- en uit te blijven ademen. ––We gaan op zoek naar de dingen die jij goed kan, waarin jij goed bent of waarop je trots bent. Misschien heb je een heleboel dingen waaraan je denkt, maar het kan net zo goed één ding zijn. Misschien heb je nog even tijd nodig om erover na te denken … ––De dingen waarin je goed bent, die noemen we ‘talenten’. Iedereen heeft een talent. Ook jij hebt een talent! Misschien kan je heel goed voetballen, dansen, sporten of zwemmen? Misschien ben jij een tekentalent of ben je goed met computers? Misschien heb jij een neus voor mode en kan je leuke outfits bedenken? Misschien ben jij een keukenprins of -prinses ? Misschien ben je een kei in het onthouden van moppen en kan je ze leuk navertellen ? Misschien kan je wel zingen als een nachtegaal? Of misschien heb jij het snel door wanneer iemand thuis of op school hulp kan gebruiken? ––Probeer om één ding uit te pikken waarin je goed bent. Kan je jezelf voorstellen terwijl je je talent aan het uitoefenen bent ? Welk gevoel roept dat bij jou op ? ––Er zijn een heleboel dingen waarin jij goed bent, en daarvoor wil ik je graag iets geven. Hou je handen open, ik zal er iets inleggen. Hou het rustig tot ik je vraag om je ogen opnieuw te openen. Ga de kring rond en leg in de handpalm van elk kind een pluimpje, meteen ook een spreekwoordelijke pluim voor alle dingen die ze goed kunnen. Daarna vraag je de kinderen om de ogen weer te openen.
EINDTERMEN ● ● ● ● ● ●
Lager - Sociale vaardigheden - domein gespreksconventies 2 Lager - Nederlands - Strategieën 5.1 Lager - Nederlands - Strategieën 5.2 Lager - Nederlands - Strategieën 5.3 Lager - Nederlands - Taalbeschouwing (overkoepelende attitudes) 6.1 Lager - Nederlands - (Inter)culturele gerichtheid 7
–Creatieve kracht Nadat iedereen zijn of haar talent ontdekt heeft, kan je hen creatief met hun talent aan de slag laten gaan. Zo kan je hen bijvoorbeeld een T-shirt laten ontwerpen waarop ze hun kracht, hun talent weergeven. Dat talent hoeft niet onmiddellijk herkenbaar te zijn – ze mogen dus ook een abstracte tekening maken of de eerste letter van hun talent mooi bewerken en die op het T-shirt aanbrengen. Je kan hen ook elk een klein spiegeltje laten meebrengen waarop ze met een sierstiftje ‘Ik mag er zijn !’ schrijven. Of je kiest voor een klasspiegel waarop jij ‘Ik mag er zijn !’ schrijft. Elk kind krijgt een post-it waarop hij of zij zijn of haar talent noteert, of verwerkt in een tekening … Alle post-its kleef je daarna op de spiegel.
EINDTERMEN ● ● ● ●
Lager - Wereldoriëntatie - Mens (ik en mezelf) 3.1 Lager - Wereldoriëntatie - Mens (ik en mezelf) 3.2 Lager - Wereldoriëntatie - Mens (ik en mezelf) 3.3 Lager - Sociale vaardigheden - domein relatiewijzen 1.7