De route naar het persoonlijk ontwikkelplan (versie 2014-2015) 1. De visie van Laterna Magica Laterna Magica staat voor aandacht en onderwijs op maat voor alle kinderen, zowel op cognitief, creatief als op sociaal-emotioneel gebied. Onze slogan is: ieder kind valt op…en niemand valt uit. Ons kindcentrum is in beginsel geschikt voor alle leerlingen die in de buurt van het kindcentrum wonen en waarvan de ouders achter ons onderwijsconcept Natuurlijk Leren staan. We staan dus open voor álle leerlingen die worden aangemeld, ook voor leerlingen met fysieke of mentale special needs. En ook voor kinderen voor wie ‘gewoon’ basisonderwijs te gemakkelijk of te saai is. Wij willen passend onderwijs bieden voor álle kinderen. We werken daarmee aan inclusie. Wanneer er sprake is van een aanmelding van een leerling met special needs volgen wij de afspraken zoals vastgelegd in ons document ‘ambitie inclusief onderwijs’. Ieder kind biedt ons een uitdaging om onze missie waar te maken. Tijdens het werken ontwikkelen wij zelf en verbreden/ verdiepen wij onze kennis en vaardigheden. We blijven uitgaan van mogelijkheden en uitdagingen. De praktijk zal leren in hoeverre aanpassing mogelijk en nodig is voor een leerling. Op Laterna Magica kijken we niet naar de hoeveelheid beperkingen om daar dan ons beleid op te baseren. Wij kijken naar wíe het kind is en wat het nodig heeft om zich optimaal te ontwikkelen. Dat doen we aan de hand van onderstaande consequente denkrichting. Kan het voor het kind? → Wat heeft het kind nodig? Kan het in de groep/unit? → Wat is daarvoor nodig? Kan het voor het team? → Wat hebben zij nodig? Kan het voor de organisatie? → Wat moet er geregeld worden? Interorganisatorische afspraken en randvoorwaarden 2. Het onderwijs op Laterna Magica Individuele coach Ieder kind heeft een individuele coach. De coach stelt samen met het kind doelen voor drie maanden op die worden opgenomen in het persoonlijke ontwikkelplan (zie hieronder). Beide partijen hebben invloed op de inhoud en de vorm van de doelen. Ieder vanuit eigen expertise en verantwoordelijkheid. De leerkracht let erop dat doelen passen bij het huidige ontwikkelingsniveau van het kind, het ontwikkelingsperspectief en let erop of doelen concreet, haalbaar en inspirerend zijn. Na het stellen van de doelen bepalen kind, coach en (bij voorkeur) ouders samen de manier waarop aan realisering van de doelen gewerkt gaat worden. Hierbij wordt rekening gehouden met de intelligentie, leerstijl, werkhouding, motivatie, mogelijkheden en mate van zelfsturing van het kind. Hierin zijn grofweg twee uiterste wegen te onderkennen: de onderzoeksroute en de clubroute.
Onderzoek: Veel kinderen vinden het prettig om eigen keuzes te maken. Er zijn kinderen die kunnen en willen leren hoe ze verantwoord via hun eigen keuzes kunnen werken. Ze leren goed in staat te zijn deze keuzes verantwoord te nemen, daarbij leren ze om hun eigen ontwikkeling onder woorden te brengen en aan te geven wat nodig is om zich verder te ontwikkelen. Deze kinderen zijn leergierig, ondernemend en voeren graag hun eigen onderzoek uit. Bij de onderzoeksroute werkt het kind aan (zichzelf gestelde) betekenisvolle opdrachten waarin gewerkt en geoefend wordt aan de vastgestelde doelen. Het proces/de route ligt niet helemaal vast Clubs: Er zijn ook kinderen die het prettig vinden te werken volgens een vooraf afgesproken route. Voor deze kinderen zijn er clubs. De clubs houden in dat kinderen dagelijkse instructie (clubs) en oefenmomenten hebben volgens een vast lesprogramma. De clubroute kan gevolgd worden voor de basisvaardigheden spellen, lezen, schrijven en rekenen. Praktijk is dat een kind veelal volgens een combinatie van onderzoek en clubs werkt. Een kind volgt voor bijvoorbeeld het leren lezen de clubroute en voor schrijven de onderzoeksroute. Portfolio en persoonlijk ontwikkelplan We leren kinderen om verantwoordelijk te worden voor hun eigen ontwikkeling. Onderdeel hiervan is het werken met een portfolio. Het portfolio bevat de doelen per leeftijd en leer- en ontwikkelingslijnen welke de, door de overheid gestelde kerndoelen, dekken en het ontwikkelperspectief (zie hieronder). Kinderen verzamelen werk waarmee zij kunnen aantonen dat zij een bepaalde kennis/vaardigheid verworven hebben of gegroeid zijn in een persoonlijke kwaliteit (relevante bewijslast). Onderdeel van het portfolio is een persoonlijk ontwikkelplan. Ieder kind werkt volgens een persoonlijk ontwikkel- en leerplan. Het ontwikkelplan wordt voortdurend bijgesteld door coach en kind. Drie keer per jaar worden ouders uitgenodigd voor het portfoliogesprek. In dat gesprek worden zij geïnformeerd over de ontwikkeling van het kind en de plannen voor de komende periode. Dit zijn momenten waarop beslissingen worden genomen. Op dat moment worden de ontwikkelplannen ook opgeslagen op de server. Alle persoonlijke ontwikkel- en leerplannen worden vormgegeven vanuit onze visie: - opbouwen waar je goed in bent - uitbouwen van interesses - leren compenseren van minder sterke kanten Daarnaast wordt er ook gekeken naar de interesses en talenten van een kind en zijn persoonlijke leerstijl. Bij het opstellen en bijstellen van een plan vinden we het van belang dat onderwijs en begeleiding op maat zoveel mogelijk door de eigen basisgroep leerkracht c.q. coach georganiseerd wordt. Op deze manier blijft de betrokkenheid en verantwoordelijkheid van de leerkracht bij het kind optimaal, waardoor continuïteit in onderwijs op maat is gewaarborgd. Met ieder kind wordt minimaal eens per vier-zes weken een coachgesprek gevoerd over de voortgang van het persoonlijke ontwikkel- en leerplan. Hierbij staat de individuele ontwikkeling en voortgang centraal. Ook wordt er gekeken welke leerstijl het kind gebruikt en over welke intelligentie hij of zij beschikt. Samengevat komt het er op neer dat we kinderen middels reflectieve coachgesprekken leren verstand te
krijgen van zichzelf. Na drie maanden vindt er met het kind en de ouders een evaluatiegesprek plaats waarbij de opbrengsten in kaart worden gebracht en het programma waar nodig wordt bijgesteld. We meten hierbij de ontwikkeling van kinderen dus niet vanuit het landelijke gemiddelde, maar kijken naar de groei van het individu. Ontwikkelperspectief Onderbouw stamgroepen 4-5-6-7 jarigen (groep 1 t/m 4) In deze leeftijdscategorie werken we op zo hoog mogelijk niveau aan de basisvaardigheden: vlot leren lezen, schrijven, rekenen tot 100 tot het moment dat de leerlingen naar de bovenbouw gaan. Voor de specifieke doelen zie doelen 4, 5,6,7 jarigen in de portfolio’s. Dit ontwikkelperspectief c.q. deze doelen hanteren we voor alle kinderen van de onderbouw! Alleen als kinderen beneden gemiddeld scoren (Cito D en E scores) en er een verklaring is voor deze scores in de vorm van een capaciteitenonderzoek of handicap kan dit ontwikkelingsperspectief naar beneden bijgesteld worden. Hiervan wordt een aantekening met onderbouwing gemaakt in het ontwikkelplan. Voor kinderen die bovengemiddeld scoren (Cito A-A+ scores) wordt het ontwikkelperspectief naar boven bijgesteld, zie doelen 8 jaar en ouder in het portfolio. Ook dit wordt met onderbouwing vermeldt in het ontwikkelplan. Na iedere CITO afname wordt gekeken of dit ontwikkelperspectief moet worden bijgesteld. Ontwikkelperspectief/uitstroomperspectief Bovenbouw stamgroepen 8-9-10-11 jarigen (groep 5 t/m 8) In deze leeftijdscategorie werken we op zo hoog mogelijk niveau aan de doelen zoals gesteld in de doelen 8,9,10 en 11 jarigen in de portfolio’s. Daarnaast stellen we een ontwikkelperspectief vast welke we opnemen in de leerkrachtversie van de persoonlijke ontwikkelplannen van de leerlingen. Vanaf 9/10 jaar stellen we voor ieder kind een uitstroomperspectief op. We richten ons hierbij op het verwachte uitstroomniveau Voortgezet Onderwijs. We kiezen voor een bandbreedte om perspectief te creëren en richten ons zoveel mogelijk op het hoogste niveau. Vanaf 10 jarige leeftijd nemen we het uitstroomperspectief ook op in het ontwikkelplan van de leerlingen. Ouders en kinderen ondertekenen het ontwikkelplan. Iedere drie maanden wordt er gekeken of het uitstroomperspectief bijgesteld moet worden. Wanneer kinderen beneden gemiddeld scoren (vanwege cognitieve problemen dan wel een handicap) en de verwachting is dat zij de einddoelen niet zullen gaan behalen, wordt de leerlijn aangepast (voor de betreffende vakgebieden) en een aangepast (en uitgebreid) ontwikkelperspectief opgenomen in het ontwikkelplan. In Parnassys wordt het verwachte leerrendement aangepast. Na iedere CITO afname wordt geëvalueerd of het ontwikkelperspectief moet worden aangepast. Wanneer kinderen bovengemiddeld scoren wordt de ontwikkelprognose in Parnassys naar boven toe bijgesteld. Hiervan wordt een aantekening met onderbouwing opgenomen in het ontwikkelplan. Wanneer alle doelen van de basisschool zijn behaald, kan er gewerkt worden met de kerndoelen vanuit het voortgezet onderwijs (www.slo.nl). Na iedere cito afname wordt er geëvalueerd in hoeverre de ontwikkelprognose moet worden bijgesteld.
Gebruikte bandbreedte bij uitstroomperspectief bovenbouwleerlingen VSO-praktijkonderwijs- (LWOO) VMBO B- VMBO K- VMBO-T VMBO-T- HAVO HAVO-VWO/ Gymnasium Leerrendement* Voortgezet IQ-eisen Onderwijs
DLE einddoel
VSO ZMLK Praktijkonderwijs
<55 55-75
<30 50%x60
DLE Leerrendement CITO verhoging per jaar LR <50% E < (IQ 55) 5,5-7,5 LR <50% E (IQ 60-80)
75-90
33-45 66,6%x60
7,5-9
LR 50-66%
D (IQ75-90)
7,5-9
LR 66-83%
C (IQ 91-100)
8 -9
LR 66-83%
D en C (IQ 81-94)
8- 9 9
LR 66-83% LR tussen 83100 LR 100% LR >117%
D en C (IQ 81-94) C (IQ 91-100)
Leerweg Ondersteunend Onderwijs VMBO-B Leerweg Ondersteunend Onderwijs VMBO-T VMBO-Beroeps VMBO-Kader VMBO Gemengd en Theoretisch HAVO VWO
30-45 91-120 (met sociaalemotionele special needs) >83-94 >88 >94-102 102-109 >109
66,6%x60 30-45
83%x60 48- 56 48-56 50-57
100%x60=60 10 117%x60 10 >60
B (IQ 101-110) A en (IQ>111)
* bron NSCCT (niet schoolse cognitieve capaciteiten test) Legenda dl= didactische leeftijd, start groep 3= 0, einde groep 3= 10 (maximum eind gr 8= dle 60) dle= didactisch equivalent = waar zit het kind in het leerproces, per vakgebied verschil tussen dl en dle geeft leerrendement aan leerrendemt = )op dat moment behaalde) dle: (de huidge)dl. Dus dle=30 en dl=15 geeft 30:15= LR 200% LWOO (IQ tussen 75-90, minimaal 2 basisvaardigheden met minimaal 1,5 jr achterstand, bij IQ hoger dan 90 moet er aanvullend sprake zijn van emotioneel sociale special need)
Tri-band verantwoorden in Laterna Magica Laterna Magica werkt aan de brede talentontwikkeling. Wij brengen kwantitatieve en kwalitatieve opbrengsten in de kaart. Gemeten op drie golflengten en op drie gebieden kwalificatie, socialisatie, subjectivicatie (Biesta, 2012)
Verslaglegging (altijd digitaal) Alle verslaglegging rondom de kinderen op Laterna Magica wordt vormgegeven vanuit drie “pijler mappen” en binnen het systeem van Parnassys. Deze pijler mappen zijn terug te vinden op de server en Parnassys is te vinden via de website www.parnassys.net. Pijler 1 (golflengte 1): de leerling volg jezelf map Pijler 2 (golflengte 2): de leerling volg map van de leerkracht Pijler 3 (golflengte 3): monitoring/toetsing map Pijler 1 Deze pijler gaat over de wijze waarop kinderen laten zien wat zij hebben geleerd en hoe zij dat hebben gedaan. ‘Wat kon ik eerst niet en nu wel?’ Wat weet ik nu wel en eerst niet’. Ieder kind heeft een eigen portfolio map. In deze map wordt relevante informatie vastgelegd per leer- en ontwikkelingslijn en de groei wordt aangegeven op de balk van beginner tot expert. In de portfolio map wordt per coachgesprek de ontwikkeling van de afgelopen periode op de besproken lijn in voor het kind begrijpelijke taal toegevoegd. Daarnaast zit in de map het persoonlijke ontwikkelplan wat iedere drie maanden in samenspraak met ouders en kind wordt bijgesteld. Alle ontwikkelplannen worden ook digitaal op de server in de pijler 1 map opgeslagen en moeten compleet zijn. Pijler 2 In de pijler 2 map worden alle formulieren en verslagen opgeslagen die zijn geschreven vanuit de visie van Laterna Magica. Het gaat hierbij om oudergesprekken, ronde tafelgesprekken etc. Alles wat in de pijler 2 map komt wordt digitaal opgeslagen op de server in de pijler 2 map e/of in het Parnassys systeem. Pijler 3 De hierboven beschreven pijler 1 en 2 zijn vormgegeven vanuit onze visie ‘natuurlijk leren’. Pijler 3 gaat om de ‘harde’ gegevens die nodig zijn voor instanties van buitenaf of die gemaakt worden door externe instanties. Het kan hierbij gaan om verslagen of formulieren die nodig zij voor het aanvragen van een ‘rugzak’ of om bijvoorbeeld een verslag van een psychologisch onderzoek dat bij een kind is uitgevoerd. Hieronder staat een overzicht van instanties waarvoor het nodig is dat we gegevens leveren dan wel krijgen die niet altijd in overeenstemming zijn met de visie van Laterna Magica. - de inspectie van het onderwijs (Jaarlijks Onderzoek, Periodiek Kwaliteit Onderzoek) - vervolgscholen waar onze leerlingen heen gaan na verhuizing en horizontale verwijzingen. Het Onderwijskundig rapport dat nodig is wanneer een kind naar een andere school gaat, bestaat uit twee delen. Eén deel passend bij ons onderwijsconcept (pijler 1 en 2) en een deel met ‘ harde gegevens’ waarbij het kind vergeleken wordt met het landelijk gemiddelde (pijler 3). - vervolgscholen van Voortgezet Onderwijs waar onze leerlingen naar toe stromen. - instanties waar we in verband met onze leerlingen met ‘special needs’ mee te maken krijgen, zoals Commissie voor Indicatie stelling (CVI) voor het aanvragen van rugzak financiering. Voor leerlingen met speciale behoeften kan het nodig zijn, voor onderzoek, analyse en advies, contact te onderhouden met andere instanties. We
gebruiken in deze overleggen bij voorkeur onze eigen formulieren die uitgaan van de mogelijkheden van het kind om te groeien. Het kan echter nodig zijn, als het gaat om het verkrijgen van extra geld en middelen en voor het analyseren van een probleem om tot een diagnose te komen, gebruik te maken van de formulieren van andere instanties. Alle pijler 3 gegevens worden bewaard in de digitale pijler 3 map op de server en/of binnen het Parnassys systeem. Alle formulieren die opgestuurd worden naar externe instanties slaan we hier op en wanneer we verslagen, rapporten e.d. van buitenaf krijgen, scannen we deze en slaan ze direct digitaal op. De papieren versies geven we mee aan de ouder(s) van het desbetreffende kind. 3. Toetsing en verantwoording Omdat we uitgaan van individuele mogelijkheden is het van belang de groei van individuen en de groei van individuen gerelateerd aan het landelijk gemiddelde uit elkaar te trekken. Immers een kind kan enorme progressie boeken, maar volgens genormeerde toetsen een E score blijven halen op een CITO toets. Andersom is het denkbaar dat een kind een A score behaalt op een genormeerde toets en weinig uitdaging en motivatie voelt om talenten te verbreden en te verdiepen. Het kind leert dan niet om moeite te doen en het maximale uit zichzelf te halen. Met ons systeem van toetsing en verantwoording willen we ieder individu ruimte en motivatie bieden om te groeien. Tegelijkertijd willen we ook monitoren hoe kinderen zich ontwikkelen ten opzichte van anderen en hoe wij als school scoren ten opzichte van andere scholen. Verantwoording ten opzichte van het persoonlijke ontwikkelplan/portfolio Er is sprake van een constante reflectie op verschillende niveaus. Tijdens de coachgesprekken helpt de coach het kind zichzelf sturende vragen te stellen: Wat heb ik de afgelopen periode gedaan?, Wat heb ik geleerd?, Hoe heb ik dat gedaan?, Op welke manier heb ik geleerd?, Wat ging goed?, Wat kan ik nu?, Wat wil ik gaan verbeteren?, Wat doe ik de volgende keer anders?, Wie of wat heb ik daarbij nodig?, Wat ga ik nu doen/leren? Naast het gesprek tonen kinderen ook aan hoe ze vooruit zijn gegaan. Dit kan op diverse manieren: Het maken van o.a. een spelling, lees, schrijf, rekentoets (methode gebonden of cito). Zo ook door het overhandigen van zelf geproduceerd werk als bewijslast voor het behalen van een doel zoals werkstukken, verslagen, reflecties, foto’s film, presentaties en diploma’s. Het proces wordt besproken, geëvalueerd en geanalyseerd. Een neerslag hiervan komt in het hierboven beschreven portfolio en leidt tot bijstelling van de onderwijsroute voor de volgende periode van drie maanden. Om inhoudelijk goed te kunnen (bij) sturen en begeleiden is vakkennis van groot belang. Bij het stellen van doelen samen met kinderen, het begeleiden en het maken van professionele aantekeningen op het gebied van opdoen van kennis en vaardigheden verwijzen we naar de website van de referentieniveaus taal en rekenen (www.taalenrekenen.nl of www.slo.nl). Citotoetsen Twee keer per jaar, in januari en juni, worden de CITO toetsen rekenen, spelling, begrijpend lezen en technisch lezen afgenomen. De oudste kleuters (5/6 jarigen) maken in januari de (M) toetsen Rekenen voor KLeuters en Taal voor Kleuters. Wanneer er een (lage) C, D of E score wordt behaald, worden de (E) toetsen in juni
nogmaals afgenomen om te kijken of er vooruitgang is geboekt. De CITO eindtoets wordt door de oudste leerlingen (11/12 jarigen) in februari gemaakt. In principe maken alle kinderen de CITO toets die hoort bij hun leeftijdsgroep. Een zesjarige maakt in februari de M3 toets. Wanneer echter duidelijk is dat een kind aantoonbaar beperkte capaciteiten heeft (laag IQ) of een leerprobleem, maakt een kind de toets passende bij zijn niveau om frustratie te voorkomen en een rëeel beeld van zijn ontwikkeling te geven. De leerkrachten zorgen ervoor dat de toetsen op een zo ontspannen mogelijke manier worden afgenomen. Er wordt gezorgd voor een aangename sfeer en een rustige ruimte. Ter voorbereiding op het maken van de CITO toetsen krijgen kinderen in de periode voorafgaand aan de toetsweek de mogelijkheid om oefenopgaven te maken. Dit kan zowel schriftelijk als digitaal. Op deze manier kunnen kinderen wennen aan het systeem van CITO en de manier van vragen stellen. Daarnaast wordt met kinderen de strategie besproken hoe je het maken van meerkeuze vragen het beste aanpakt. De scores worden verwerkt in het Parnassys systeem en daar bewaard. De resultaten worden altijd op school-, unit-, en individueel niveau geanalyseerd. De toetsresultaten op school- en unitniveau kunnen aanleiding zijn tot bijstelling van didactiek en begeleiding in het onderwijsleerproces. Na de toetsperiode en het scoren van de toetsen zorgt het unit-team voor een overzicht van het niveau van de unit op het gebied van de basisvaardigheden. Kernvraag is: hoe doen de unitkinderen het per basisvaardigheid? Ook de stand van zaken m.b.t. natuurlijk leren zoals ondermeer: rijke en voorbereide leeromgeving en coaching leerlingen wordt in kaart gebracht. De resultaten van de unit analyses worden in het MT vergeleken met elkaar en de voorgaande periode. Hier worden gezamenlijk conclusies getrokken en actiepunten opgesteld. Waar nodig wordt beleid per unit of voor de hele school bijgesteld. De analyses en adviezen worden digitaal verwerkt en gedeeld met het hele team via de server. De resultaten op individueel niveau kunnen aanleiding zijn tot het analyseren van de gegevens wat kan leiden tot aanpassing van de individuele onderwijsroute. De groepsleerkracht (coach) is in eerste instantie verantwoordelijk voor de ontwikkeling van het kind en wordt hierbij ondersteund en geadviseerd door de andere leerkrachten, orthopedagoog en de directie. De groepsleerkracht informeert de ouders over de ontwikkeling van het kind en overlegt over de eventuele special needs. Waar nodig worden externe experts ingeschakeld.
Toetskalender Laterna Magica Toets Herfstsignalering leeslijn (we nemen die van
sep
okt
nov 3
dec
jan
feb
mrt
apr
mei
jun
leeslijn af: grafemen, fonemen, woorden lezen, tekst lezen)
Taal voor Kleuters
2
2*
2
2*
(cito)
Rekenen voor Kleuters (cito) AVI (cito) CITO DMT (cito) CITO Spelling cito Reken en Wiskunde
4-7* 4-7*
3-7 3-7 3-7 3-7
3-7* 3-7*
3-7 3-7 3-7 3-7
(cito)
Begrijpend Lezen (cito) Leerachterstanden toets (bij kinderen met lager
4-7
3-4
inc** 8
dan VMBO-T advies. Citotoetsen maar dan niveau groep 6,7 afhankelijk van de resultaten op eerder gemaakte toetsen én het advies)
Capaciteitentoets
inc**. 8
NIO wordt veelal centraal afgenomen bij de kinderen die op de leerachterstanden toets een achterstand groter dan 25% hebben op 2 vakgebieden.
Eindtoets (cito) Tempo test automatiseren van
inc** 5-8
8 5-8
Teije de Vos
SAQI
5-8
*Wordt alleen afgenomen bij kinderen die op de voorgaande toets een (lage) C, D of E score hebben behaald. ** incidenteel
5-8
4. Onderwijsbegeleiding en monitoring Algemene onderwijsbegeleiding: Onder algemene onderwijsbegeleiding verstaan wij de begeleiding die wordt gegeven aan alle kinderen bij ons school. De algemene begeleiding wordt vormgegeven door het volgen van de leerling door middel van observatie, individuele coaching, individuele leer- en ontwikkelplannen, het leerling volg je zelf systeem, toetsen (methode gebonden in de clubs en CITO) en met behulp van het protocol leesproblemen en dyslexie. Uitgangspunt is dat ieder kind recht heeft op onderwijs op maat. Binnen het concept van Natuurlijk Leren willen we zelfsturing van kinderen ontwikkelen en stimuleren. We gaan uit van interesses en talenten. We leren kinderen deze te benutten en op of uit te bouwen. Doel is dat ieder kind zich maximaal kan ontwikkelen. Dit doen we door: -persoonlijke coaching waarbij kinderen zichzelf op reflectieve wijze leren kennen. -het vormgeven van een persoonlijk onderwijsprogramma, doelen en onderwijsleerproces afgestemd op de mogelijkheden en leerstijl van een kind. LM heeft eigen aanpakkaarten ontworpen ter ondersteuning van de coaches. - aanpakkaart dyslexie - aanpakkaart impulscontrole - aanpakkaart (hoog)begaafdheid - instructiekaart rekenen - instructiekaart lezen - instructiekaart spellen - instructiekaart begrijpend lezen - stappenplan onderzoek (informatievaardigheden) - inspiratieplanspel - inspiratieplan woorden Deze aanpakkaarten, instructiekaarten, stappenplannen, inspiratieplannen en taalbeleidsplan zijn te vinden in de map Natuurlijk Leren op de server. Procedure zij-instroom kinderen van 5 jaar en ouder Op speciale informatieochtenden kunnen ouders een kijkje nemen in de verschillende stamgroepen en units om de sfeer te proeven. Ook wordt centraal uitleg gegeven over het onderwijsconcept. Ouders die hun kind willen aanmelden maken doen dit via de website. In bijzondere gevallen, wordt er een afspraak met de directie gemaakt. In dit gesprek wordt informatie uitgewisseld over de visie van de school, het onderwijs, de opbrengsten en verwachtingen van de samenwerking en de rol van ouders. Om een goede start mogelijk te maken, verzamelen wij op onderstaande wijze informatie over het kind: -bij overplaatsing binnen IJburg hebben wij afspraken met de directies op IJburg gemaakt. -er vindt een informatief telefonisch gesprek plaats tussen de orthopedagoog van Laterna Magica en de IB-er of leerkracht van de school van herkomst. Hierbij wordt ook het onderwijskundig rapport opgevraagd. -er vindt eventueel een meedraaimoment plaats in de stampgroep. -Laterna Magica plaatst geen kinderen waarvan bij aanmelding of na opvragen van informatie blijkt dat ze in een lopend indicatie- en of verwijzingstraject voor S(B)O zitten. Wij zijn van mening dat het in gang gezette traject dient te worden doorlopen en voltooid op de school van herkomst.
Begeleiding bij de overgang naar het Voortgezet Onderwijs Om de overgang naar het Voortgezet Onderwijs zo soepel mogelijk te laten verlopen, begeleiden wij kinderen (en ouders) hierbij. Op 10 jarige leeftijd worden door Laterna Magica gemaakte portretten VO met de kinderen en ouders besproken om samen een inschatting te maken van het gewenste en haalbare VO niveau (uitstroomperspectief). Deze portretten komen in het portfolio van de leerling. In dit portfoliogesprek met ouders wordt het traject richting VO uitgelegd. Indien nodig zal er expliciet uitleg gegeven worden aan betreffende ouders over de eventuele leerachterstandentoets, de capaciteitentoets en het sociaal emotioneel onderzoek (voor een LWOO/praktijkonderwijs indicatie). In de eerste ronde portfoliogesprekken met ouders geven de leerkrachten van de bovenbouw stamgroepen aan de ouders van de schoolverlaters het advies voor het voortgezet onderwijs. In november krijgen ouders de schoolkeuze gids en daarbij een schriftelijke uitleg over de kernprocedure. De bovenbouw unit verzamelt centraal in de unit informatiemateriaal van diverse scholen. De aanmeldingsprocedure verloopt volgens de kernprocedure van de gemeente van Amsterdam. In februari (vanaf 2015 in april) maken de schoolverlaters de CITO toets. Het resultaat van deze toets, ons advies en de resultaten vanuit ons leerling-volg-jezelf systeem zijn bepalend voor de toelating van een kind op de VO school naar keuze. Wanneer het kind eenmaal het voortgezet onderwijs bezoekt, vindt er nog overleg plaats tussen de bovenbouwleerkracht en de mentor indien het voortgezet onderwijs aangeeft zich zorgen te maken over een leerling en/of tijdens een warme overdracht. Laterna Magica ontvangt terugrapportages vanuit het VO over de voortgang van de ontwikkeling van de leerlingen welke worden opgeslagen op de server.
De route naar persoonlijke ontwikkelplannen & overlegvormen binnen Laterna Magica wanneer/hoe vaak vindt het plaats?
voor alle kinderen of incidenteel?
wat wordt er besproken?
wie zitten er bij?
welk formulier wordt gebruikt als leidraad gesprek?
coachgesprek
eens per 4-6 weken
alle kinderen
Ontwikkeling kind
Coach, kind
Portfolio en persoonlijk ontwikkelplan
portfoliogesprek
drie keer per jaar
alle kinderen
Ontwikkeling kind
Ouders, kind, coach
Portfolio en persoonlijk ontwikkelplan Opslaan op server in de pijler 1 map.
stamgroepbespreking
kindbespreking
twee keer per jaar na afloop van de cito periode
op eigen initiatief van de leerkrachten
alle kinderen waarbij verwacht wordt dat er iets aanvullends nodig is.
Tijdens de stamgroep bespreking wordt gescreend welke acties er voor bepaalde kinderen moeten worden ingezet. Hierbij kan gedacht worden aan kindbespreking, een bespreking in ondersteuningso verleg, externe expertise nodig etc.
Alle leerkracht, directie en orthopedagoog
Incidenteel
individuele kinderen worden uitgebreid besproken en expertise wordt uitgewisseld.
Alle leerkrachten van een unit, ouders en eventueel het kind zelf
Formulier kindbespreking
Kinderen waarbij meer behoefte is aan specifieke onderwijsbegelei ding of waarbij expertise van buitenaf nodig is.
Alle leerkrachten van een unit, directie en/of orthopedagoog, ouders, eventueel kind zelf en op verzoek een expert van buitenaf.
Formulier kindbespreking
Of besluit n.a.v. een stamgroepbes preking kindbespreking +
Incidenteel Initiatief van de coach of ouders
Of besluit n.a.v stamgroep bespreking
Stamgroepformulier (notities in Parnassys) Opslaan in Parnassys twee weken voorafgaand aan de stamgroepbespreking
Opslaan op de server in de pijler 2 map
Opslaan op de server in de pijler 2 map
ondersteuningsoverleg (zorgbreedteoverleg)
gemiddeld vijf/zes keer per jaar. Wordt ingepland op de jaarkalender
Incidenteel Initiatief van de coach of ouders
Of besluit n.a.v stamgroepbespreking
Kinderen waarbij socialefinanciele(emotionele)zor gen zijn over de thuis- en de schoolsituatie en waarbij een "wrap around" aanpak wenselijk is
Directie, orthopedagoog, desbetreffende leerkracht, schoolarts/schoolv erpleegkun-dige, smv, ouders en op afroep eventuele andere betrokkenen of experts.
Het formulier van het ondersteuningsoverleg wordt opgeslagen in het mapje “ZBO” van de orthopedagoog.
Stamgroepbespreking eens per zes maanden (leerkrachten UNIT, leerlingexpert en directie) Twee keer per jaar, na afloop van de cito afnamen, vindt er een stamgroepbespreking plaats. Hierbij zit de stamgroepleerkracht samen met de directie en de orthopedagoog. Gedurende het jaar vult de coach relevante informatie in op het stamgroep formulier in Parnassys. Tijdens de stamgroepbespreking kunnen de formulieren worden aangepast. Het stamgroep formulier kan als leidraad dienen voor het schrijven van de ontwikkelplannen en leidt tot actiepunten. Daarnaast geeft het een kort overzicht van de ontwikkeling van een kind en de onderwijsbehoeften. Een van de actiepunten die uit de stamgroepbespreking kan voortvloeien is het bijstellen van de individuele onderwijsroute. De onderwijsroute zal door de leerkracht zelf worden opgesteld, eventueel met hulp van de orthopedagoog of expertise van buitenaf. Daarnaast kan uit een stamgroep bespreking ook naar voren komen dat het nodig is om een kind uitgebreider te bespreken met orthopedagoog erbij of met een expert van buitenaf. Kindbespreking en kindbespreking + Binnen de unit wordt, wanneer noodzakelijk, een kindbespreking georganiseerd. Dit overleg gebeurt aan de hand van het formulier ‘kindbespreking’ (zie bijlage). Bij deze bespreking wordt er dieper nagedacht over structurele vragen die zich rondom een kind bevinden. Bij dit overleg wordt het formulier ‘kindbespreking’ gebruikt en hiervan wordt een verslag gemaakt. Wanneer de leerkrachten het kind met de orthopedagoog, directie en eventueel een expert van buitenaf erbij willen bespreken is dit mogelijk in de Kindbespreking +. Hiervoor wordt hetzelfde formulier gebruikt. Ondersteuningsoverleg (zorgbreedteoverleg) Binnen Amsterdam is er de afspraak dat iedere school een zorgbreedteoverleg vormgeeft. Centrale vraag in de besprekingen in het zorgbreedteoverleg is: welke interventies zijn er nodig om dit kind zo goed mogelijk te ondersteunen in zijn functioneren op school, in het gezin en (eventueel) in de buurt? Behalve vertegenwoordigers van de school (directeur en orthopedagoog) en bij voorkeur de ouder(s) participeren ook functionarissen van externe partners, zodat de zorg voor leerlingen een gedeelde verantwoordelijkheid wordt van de partners in de sluitende aanpak zorg.
Tot de vaste deelnemers aan het zorgbreedteoverleg behoren ten minste: directeur van de basisschool (voorzitter) orthopedagoog de desbetreffende coach (leerkracht) ouders schoolarts of schoolverpleegkundige schoolmaatschappelijk werk leerplichtambtenaar Uit de stamgroep bespreking kan naar voren komen dat wij het zinvol achten om een kind binnen een zorgbreedte overleg te bespreken. De coach van het kind moet de ouders hiervan op de hoogte stellen en bij voorkeur ook uitnodigen. Deelnemers van het zorgbreedte overleg komen vijf a zes keer per jaar bij elkaar, mits er aanmeldingen zijn. De orthopedagoog maakt de agenda voor het zorgbreedte overleg en notuleert de afspraken. De afspraken worden opgeslagen op de server in de map van de orthopedagoog. De directeur zit het overleg voor. Schoolmaatschappelijk Werk (SMW) Het schoolmaatschappelijk werk is een vorm van jeugdhulp die Altra biedt aan scholen. Schoolmaatschappelijk werk ondersteunt scholen in de begeleiding van zorgleerlingen. Het gaat om leerlingen die op school opvallen door hun gedrag en/of prestaties en bij wie men vermoedt dat er thuis problemen zijn die het gedrag/of de prestaties van de leerling op school negatief beïnvloeden. De school kan dan besluiten via Schoolmaatschappelijk Werk hulp voor deze leerling in te zetten. De Schoolmaatschappelijk werker legt contact met de ouders met als doel via hulp aan de ouders het functioneren van de leerling te verbeteren. Schoolmaatschappelijk werk kan ook ingezet worden om dreigende problemen te voorkomen. Op afroep is de schoolmaatschappelijk werkster voor onze school beschikbaar. Special Attention, Special Needs en specifieke onderwijsbegeleiding “Specifieke behoeften” kunnen zich bevinden binnen de volgende gebieden: - cognitief, bijvoorbeeld (zeer) moeilijk lerend, dyslexie, hoogbegaafd of een rekenprobleem - gedrag, bijvoorbeeld: Autisme, ADHD, internaliserende problematiek - lichamelijk, bijvoorbeeld spastisch, beperkt gehoor of zicht In sommige gevallen zijn de behoeften al bekend voordat een kind op Laterna Magica komt. Lichamelijke beperkingen zijn veelal al in een vroeg stadium van de ontwikkeling van kinderen bekend. In dit geval kan er voorafgaand aan de komst op Laterna Magica gekeken worden naar wat een kind nodig heeft (aan de hand van bovenstaande vragen) en hoe dit gerealiseerd gaat worden. Dit wordt opgenomen in het ontwikkelplan. Gedurende de periode op Laterna Magica kan dit plan aangepast worden naar gelang de onderwijsbehoefte van het desbetreffende kind. Het kan echter ook zijn dat een special need ontdekt wordt tijdens de periode op Laterna Magica. Wanneer blijkt dat de gegeven speciale onderwijs begeleiding door de leerkracht voor kind(eren) niet voldoende effect heeft en het team (orthopedagoog, unit-leider, directie en leerkracht) tot de conclusie komen dat specifiek onderzoek en/of specifieke begeleiding nodig is spreken we van “special needs” of “specifieke behoeften”. Van belang is dat onderzocht wordt van wat voor special need er sprake is en wat de specifieke onderwijs behoefte van een kind is. In overleg met ouders wordt er een psychologisch onderzoek georganiseerd waarvan
de resultaten samen met de ouders, leerkracht en orthopedagoog besproken worden. Wanneer het gaat om special need leerlingen kan er extra begeleiding/ondersteuning worden ingezet. Sociaal-constructivisme is hierbij leidraad. Zowel kinderen als teamleden leren van elkaar in “de echte situatie”. Belangrijk hierbij is dat er gewerkt wordt vanuit een inclusieve setting. Dit betekent dat kinderen zo veel mogelijk extra ondersteuning in groepjes krijgen binnen de UNIT. De specifieke begeleiding sluit aan bij dat wat kinderen al kunnen en speelt in op de specifieke interesses van kinderen. Op deze manier blijft een kind mede-eigenaar van zijn leerproces i.p.v. dat hij “hulp van bovenaf” opgelegd krijgt. Het team van Laterna Magica heeft afgelopen jaren ervaring opgedaan over hetgeen wel/niet werkt rond de inzet van externe expertise. Van die kennis maken we nu gebruik bij het inzetten van de beschikbare middelen. Wij zetten de beschikbare financiële middelen voor ‘leerlingzorg’ als volgt in: 1. bij ontbrekende kennis: – het contracteren van een externe expert (specialist) die een stoomcursus geeft aan het héle unitteam- aansluitend coaching on the job (samen voorbereiden- uitvoeren- nabespreken) 2. bij ontbrekende tijd om kinderen specifieke begeleiding te bieden: - (tijdelijk) uitbreiding contract van een medewerker binnen de unit om extra met kinderen te kunnen werken Leerlinggebonden financiering: met de ‘rugzak’ naar school Laterna Magica denkt inclusief en dat betekent dat wij in principe niet verwijzen naar speciaal (basis) onderwijs. Ouders hebben uiteraard altijd zelf de keuze om te kiezen voor speciaal (basis) onderwijs. Het kan echter wel zo zijn dat er meer middelen nodig zijn om kinderen datgene te bieden waar zij behoefte aan hebben. De rijksoverheid wil de integratie en emancipatie van mensen met een handicap bevorderen. In de ‘Regeling leerlinggebonden financiering’ heeft dit beleid vorm gekregen. Deze regeling, beter bekend als het ‘rugzakje’, is per 1 augustus 2003 in gegaan. Deze regeling is bedoeld om ouders meer keuzevrijheid te geven tussen regulier en speciaal onderwijs voor hun kind. Kinderen die aantoonbaar zonder extra begeleiding geen reguliere school kunnen bezoeken komen in aanmerking voor de rugzak. De gehele procedure rondom de aanvraag van de rugzak financiering wordt georganiseerd door de orthopedagoog. Wanneer de aanvraag is goedgekeurd, maakt de orthopedagoog in overleg met de leerkracht een investering waar het kind en leerkracht behoefte aan hebben. Met behulp van de rugzak middelen kan er bijvoorbeeld externe expertise/begeleiding worden ingezet, zoals hierboven beschreven. Hierbij is van groot belang dat deze aansluit bij de visie van Laterna Magica. De orthopedagoog coördineert de hele gang van zaken rondom de rugzak, extra begeleiding en expertise van buitenaf en zorgt voor een duidelijke verantwoording wat er met de rugzak gelden gebeurt. In de periode van van september 2010 tot januari 2014 heeft Laterna Magica gewerkt met een vaste ambulant begeleider voor alle kinderen met LGF financiering. Van januari t/ augustus 2014 zijn de middelen volledig overgedragen naar Laterna Magica. De extra begeleiding wordt momenteel geboden door iemand binnen de UNIT die extra taakuitbreiding heeft gekregen zoals hierboven beschreven. Per augustus 2014 zal de wetgeving veranderen en zullen de middelen naar alle
waarschijnlijkheid anders verdeeld worden. Het is nog onbekend hoe dit er voor Laterna Magica uit gaat zien. In uiterste gevallen als de veiligheid van het kind, de leerkracht of de andere kinderen in het gevaar is, zal Laterna Magica ‘het contract’ met ouders opzeggen. Vanzelfsprekend zullen wij ouders dan vervolgens ondersteunen bij het vinden van een passende school. We handelen hierbij volgens vastgesteld beleid binnen het bestuur, samenwerkingsverband en Amsterdams beleid. 5. Achtergrondinformatie en routing Hieronder is de route naar het persoonlijke ontwikkelplan of te wel “excellentie op alle niveau” schematisch weergegeven:
Bijlagen Aanmeldformulier kindbespreking Aanmelding van een kind bij een kindbespreking gaat via een aantal kernvragen. Dit om de slagboomdiagnostiek te vermijden, waarbij de hoeveelheid beperkingen de hoeveelheid beschikbare middelen aangeeft. De kernvragen vertegenwoordigen tevens nieuwe taal die nodig is om met de experts van buiten te kunnen communiceren. Wie is het kind? Leefsysteem, biografie, hobby’s, vrienden; Dynamiek, leerstijlen, intelligenties, onderwijsbehoeften, Talenten, motivatie, houdt van, heeft hekel aan; Een treffende anekdote; De beperkingen waar het kind tegenaan loopt; En de aanpassingen die goed lijken te werken. Wat heeft dit kind en zijn leefsysteem nodig? Voor een gezonde doorlopende ontwikkeling En voor binnen zijn volle mogelijkheden leren? Wat weet je, en wat weet je (nog) niet om deze vraag te beantwoorden? Hoe zou je daar achter kunnen komen. Wat hebben de leerlingen rondom dit kind (en hun ouders) nodig om de plaatsing en de deelname in de groep goed te laten verlopen? Goepsindeling en dagritme Voorlichting en gesprek met kinderen of ouders Verantwoordelijkheid en interactie met het kind Wat en/of wie hebben de leerkrachten nodig om de dingen die voortkomen uit bovenstaande te kunnen bieden of ontwikkelen? Timing, ondersteuning Afstemming in de unit en afspraken Hulp van experts of ondersteuners Te verwerven of bij anderen te halen competenties Hulpmiddelen en randvoorwaarden Wat moet je in de organisatie aanpassen om dit mogelijk te maken? Waar kunnen derden een bijdrage leveren? En waar kunnen de ouders ook een bijdrage leveren? Door planning, dagindeling, afspraken over brengen en halen Door inzet van rugzakje of sbo-zorgbudget Door pgb-inzet of een andere vorm van middelen uit andere bronnen Door therapie, oefeningen of dagbesteding thuis, Door afspraken met ambulante begeleiding, therapeuten en experts Door afstemming over opvoeding en ontwikkeling met ouders. Tot welke afspraken zou dit intern moeten leiden? En welke afspraken met ‘externen’ zijn nodig om de plaatsing, de deelname in de
groep en de gezonde doorlopende ontwikkeling mogelijk te maken? Wat moet je met de ouders afspreken? Interne afspraken: Afspraak met ouders: Afspraken met derden: Wat weerhoudt of motiveert ons (nog)? Met welke bezieling willen we dit doen? Hoe borgen we positieve opbrengsten in de school? Datum Invuller Ondertekening door
Taakomschrijvingen Taken leerkracht / coach De leerkracht is verantwoordelijk voor het begeleiden van de pedagogischdidactische en sociaal-emotionele ontwikkeling van de eigen coach leerlingen De leerkracht geeft onderwijs op maat De leerkracht is bekend met het interne zorgsysteem van de school De leerkracht neemt de toetsen af, kijkt ze na en analyseert. De leerkracht maakt een stamgroepsanalyse De leerkracht noteert de toetsgegevens in het digitale cito-lovs De leerkracht signaleert, observeert en interpreteert de toetsgegevens en stelt individuele ontwikkelplannen op. Hierbij kan hulp worden gevraagd aan leerkrachten van de unit, de orthopedagoog. De leerkracht meldt special (educational) needleerlingen aan bij de leerling-expert voor nader overleg aan de hand van een hulpvraag en volgt vervolgens de stappen in het specialneedtraject De leerkracht informeert ouders over de ontwikkeling van hun kind De leerkracht informeert ouders over de opgestelde individuele onderwijsroute en het verloop daarvan. De leerkracht werkt met het individuele onderwijsplan, evalueert dit en stelt het plan indien nodig bij in overleg met ouders. De leerkracht bereidt de leerlingbespreking voor De leerkracht maakt van alle gesprekken met ouders en externen een kort verslag (buiten de reguliere portfoliogesprekken met ouders). Verslagen van oudergesprekken over specialneedleerlingen gaan in kopie naar de leerling-expert
Orthopedagoog Laterna Magica
Laterna Magica Interne expertise
EXTERNE ORGANISATIES externe experts orthopedagoog
De orthopedagoog is de brug tussen de leerkrachten van de Laterna Magica en de professionals van buitenaf wanneer het gaat om special needs en draag er zorg voor dat er altijd gewerkt/gedacht wordt vanuit de inclusieve visie van Laterna Magica. Uitgangspunt 1:Voor inclusie is het nodig dat visie, inzet van middelen en opbouw en inzet van deskundigheid een sterke onderlinge samenhang vertonen Uitgangspunt 2: regie bij de driehoek van ouders/kind, leerkracht en orthopedagoog. Dit uit zich in de volgende taken: 1) Ondersteuning in de route naar special attention 2) Bij special needs expertise van buitenaf zoeken die aansluit bij de visie van de school, de financiering hiervoor regelen evenals de expertise en leiding geven aan dit proces 3) Aanvraag/ herindicatie rugzak en aanboren nieuwe financieringsvormen 4) Bouwt aan een netwerk van inclusief denkende experts rond de school Kernopgaven bij de vormgeving van inclusie Onze opgave is om er zo precies mogelijk achter te komen wat de onderwijs- en ondersteuningsbehoeften van een specifiek ‘special needs’ kind zijn, en daarop onze interactie, onze setting, ons onderwijsaanbod en de hulp aan te passen. Samen doordenken van totale ondersteuningsstructuur De visie op inclusief onderwijs heeft daarom consequenties voor: Kijken naar kinderen - de diagnostiek (niet alleen handelingsgericht maar onderwijsontwerpgericht), - de manier waarop de indicatiestelling en de middelentoewijzing gebeurt, - de omgang met ouders en het kind zelf (zij zijn en blijven eigenaar van het leerproces), Kijken naar teamleden en experts - de professionele verantwoordelijkheid (men moet het zelf oplossen), het leervermogen van de groep en de uitwisseling tussen experts, - de inzet van experts in de school (dat wat zij werkelijk doen), - de manier waarop experts hun kennis uitwisselen en samenwerken,
Kijken naar de school - het toelatingsbeleid van de school in relatie tot dat van andere scholen binnen het bestuur, gebied en samenwerkingsverband, - de wijze waarop oplossingen worden ingevoerd (programma, setting, planning, groepering, toetsing, alles kan aanpassingen vragen want het systeem volgt het kind ipv andersom), - de aard en inzet van nieuwe beleidsinitiatieven zoals opleiden in de school, actieonderzoek, academische basisschool (opleiding, onderzoek en reflectie richten op inclusie), - de manier waarop het leiderschap van de school wordt ingevuld (o.a. meer accenten op onderwijskundig leiderschap en op contextmanagement). - de manier waarop de school als organisatie samenwerking en partnerschap met andere organisaties vormgeeft. Kijken naar bestuurlijke structuren en afspraken - de manier waarop scholen mogen verschillen bij het hanteren van regels. - de manier waarop de formele middelentoewijzing en de (vrijheid van) inzet in de school samenhangen of van elkaar (mogen) afwijken. - de manier waarop het proces van indicatiestelling en leerlingplaatsing wordt ingericht. - de manier waarop conflicten van de school met ouders of teamleden door het bestuur of anderen (mede) worden beslecht. - de manier waarop interorganisatorische samenwerking wordt gereguleerd (of niet). - de manier waarop interorganisatorisch leren wordt georganiseerd en gestimuleerd. Samenwerken gericht op leren Er is als het ware een heel ander soort ‘zorgstructuur’ nodig (het woord dekt de lading eigenlijk niet) met als kenmerken: - samen ontwerpen, met ouders, betrokken experts en instanties; - voortdurend overbruggen van ‘conceptuele verwarring’ tussen partners buiten en binnen de school, - inbouwen van momenten van reflectie en herontwerp, - samen oefenen en experimenteren, daarvan leren, - kritisch kijken naar de nodige randvoorwaarden en daarbij geen systeem- of structuurkenmerk als onveranderlijk gegeven beschouwen, - over het gehele proces naar buiten verantwoorden en kennis overdragen. Dit stelt ons voor een aantal belangrijke onderzoeksvragen: - hoe brengen we de speciale onderwijs- en ondersteuningsbehoeften zó in kaart, dat we er meteen ons aanbod op kunnen ontwerpen (oplossingsgericht werken)? - hoe werken we samen met de experts van buiten de school wiens hulp we inroepen voor een kind of voor onze eigen ondersteuningsvraag? - hoe organiseren we de hulpbronnen die het kind nodig heeft (kennis, middelen, therapie etc.) - hoe kunnen we bestaande werkwijzen, procedures, financieringsregels en afspraken zó interpreteren en toepassen dat we daarbinnen inclusief kunnen werken? - hoe voorkomen we daarbij dat kinderen ‘gelabeld’ worden naar hun handicaps of achterstanden of dat onze betrokkenen ‘in de war’ raken vanwege de inhoudelijke spanning tussen onze uitgangspunten (ieder kind is speciaal en we gaan uit van
diens mogelijkheden) en deze werkwijzen? - bij welke werkwijzen, procedures, financieringsregels en afspraken hebben we aanpassingen of experimenteerruimte nodig opdat ze dienstbaar zijn aan onze inclusieve doelstelling (zonder de belangen van andere ‘afnemers’ van deze procedures te schaden) - zo ja welke wijzigingen moeten we voorstellen en wat moeten we doen om hierover beslissingen te stimuleren? Taken interne opleider (staffunctie) De interne opleider coacht leerkrachten volgens de didactische en pedagogische uitgangspunten zoals verwoord in de werk- en gedragscodelijst personeel LM: 1. Cultuur van samenwerking 2. Taakgerichte werksfeer 3. Duidelijke uitleg/ effectieve instructies 4. Strategieën voor denken en leren 5. Systematisch volgen van ontwikkeling 6. Afstemming instructie en verwerking 7. Leerlingen zijn actief betrokken 8. Verantwoordelijkheid leerlingen voor organisatie en proces 9. Natuurlijk Leren - de opleider coacht leerkrachten in het denken vanuit mogelijkheden i.p.v. beperkingen. - de opleider observeert in unitsituaties en doet aanbevelingen aan de groepsleerkracht - de opleider coacht, motiveert en stimuleert leerkrachten in het geven van onderwijs op maat - de opleider coacht leerkrachten binnen de aspecten van het onderwijsconcept Natuurlijk leren - de opleider coacht leerkrachten in de visie van LM ‘opbouwen van interesses, opbouwen van interesses en leren compenseren van minder sterke kanten’.