INHOUD EN UITVOERING VAN HET REGEERAKKOORD OP SOCIAALRECHTELIJK VLAK
Onder het motto beter laat dan nooit, ligt er na 541 dagen onderhandelen eindelijk een regeerakkoord op tafel. Naast het feit dat het institutioneel luik een deel van de sociaalrechtelijke bevoegdheden overhevelt 1 naar de regio’s , bevat het luik sociaal-economische vraagstukken, een resem maatregelen die het leven van de werknemers behoorlijk zullen kunnen wijzigen in de komende jaren. In dit artikel belichten we enkele genomen sociale maatregelen. De wet van 28 december 2011 met betrekking tot diverse bepalingen heeft gedeeltelijk het regeerakkoord uitgevoerd. De Koninklijke Besluiten dewelke uitvoering geven aan bepaalde bepalingen werden inmiddels ook al gepubliceerd. Bepaalde bepalingen van het regeerakkoord moeten evenwel nog worden omgezet in concrete wetteksten en kunnen dus nog het voorwerp uitmaken van enige wijzigingen.
1. Brugpensioen → Werkloosheid met bedrijfstoeslag 2
De wet van 28 december 2011 evenals het KB van 28 december 2011 , dewelke in werking treden op 1 januari 2012 hebben bepaalde bepalingen met betrekking tot het brugpensioen gewijzigd. Eerst en vooral zal de benaming “brugpensioen” worden omgedoopt tot “werkloosheid met bedrijfstoeslag”. De brugpensioenmogelijkheid volgend uit de CAO n° 17 zal uiterlijk in 2014 geëvalueerd worden of de leeftijd tegen 2020 niet opgetrokken moet worden naar 62 jaar i.p.v. 60 jaar. De anciënniteitsvoorwaarde van 35 jaar voor de mannen en 28 jaar voor de vrouwen zal vanaf 2015 op 40 jaar worden gebracht. Voor de vrouwen zal de anciënniteitsvoorwaarde op 40 jaar gebracht 3 worden vanaf 2024 na een overgangsperiode. Voor de CAO’s afgesloten op sector- of ondernemingsniveau, dewelke een brugpensioen op 60 jaar organiseren, zal de anciënniteitsvoorwaarde van 40 jaar toepassing vinden voor alle CAO’s afgesloten vanaf 1 januari 2012. Voor de lopende en hernieuwbare CAO’s zal dit slechts gelden vanaf 1 januari 2015. Voor de vrouwen, zal de anciënniteitsvoorwaarde op 40 jaar worden gebracht vanaf 2024 na 4 een overgangsperiode.
1
In het kader van dit artikel wordt er niet ingegaan op het deel van de staatshervorming.
2
KB van 28 december 2011 tot wijziging van het KB van 3 mei 2007 tot regeling van het conventioneel brugpensioen in het kader van het generatiepact, met het oog op het verhogen van de werkgelegenheidsgraad van de oudere werknemers. 3
28 jaar vanaf 2012, 31 jaar vanaf 2015, 32 jaar vanaf 2016, 33 jaar vanaf 2017, 34 jaar vanaf 2018, 35 jaar vanaf 2018, 36 jaar vanaf 2020, 37 jaar vanaf 2021, 38 jaar vanaf 2022, 39 jaar vanaf 2023 en 40 jaar vanaf 2024. 4
Zie voetnoot 3.
2
5
Verder is de regeling voor het brugpensioen op 58 jaar met een lange loopbaan of wegens zwaar 6 beroep aangepast voor alle CAO’s afgesloten vanaf 1 januari 2012. Hiervoor zal de leeftijdsvoorwaarde onmiddellijk opgetrokken worden van 58 jaar tot 60 jaar en de anciënniteitsvoorwaarde tot 40 jaar vanaf 2012 voor de mannen en vanaf 2015 voor de vrouwen na 7 een overgangsperiode. Voor de lopende en hernieuwbare cao’s zal de leeftijdsvoorwaarde van 60 jaar gelden vanaf 2015 en de anciënniteitsvoorwaarde van 40 jaar vanaf 2015 voor de mannen en 8 vanaf 2017 voor de vrouwen .
Wat bij een collectief ontslag? De minimum afwijkende brugpensioenleeftijd voor bedrijven in moeilijkheden is vanaf 2012 opgetrokken van 50 naar 52 jaar, met een jaarlijkse optrek van de leeftijd met 6 maanden om zo in 2018, 55 jaar te bedragen. Voor bedrijven in herstructurering wordt de minimum afwijkende leeftijd in 2013 algemeen op 55 jaar gebracht, met uitzondering van die bedrijven waarbij een collectief ontslag wordt doorgevoerd van minstens 20% van de werknemers dat alle werknemers van een technische bedrijfseenheid of van een volledig activiteitensegment, waarvan het bestaan minimum twee jaar geattesteerd wordt, treft. In deze hypothese wordt de herstructurering gelijkgesteld met de situatie van een bedrijf in moeilijkheden.
Is een halftijds brugpensioen nog mogelijk? 9
Neen, het Koninklijk Besluit van 28 december 2011 heft dit op. Vanaf 2012 zullen er geen nieuwe meer worden toegelaten en zal het stelsel stilletjes aan uitdoven.
5
Vanaf 1/1/12 is een loopbaan van 38 jaar vereist voor mannen en van 35 jaar voor vrouwen.
6
Anciënniteitsvoorwaarde van 35 jaar die werden uitgeoefend in een zwaar beroep.
7
Voor de vrouwen zal een overgangsperiode voorzien worden :
Lange loopbaan : 35 jaar vanaf 2012, 38 jaar vanaf 2014 en 40 jaar vanaf 2015. Zwaar beroep : 35 jaar vanaf 2012, 37 jaar vanaf 2014 en 40 jaar vanaf 2015 8
Voor de anciënniteitsvoorwaarde van 40 jaar zal een overgangsregeling voorzien worden voor de vrouwen :
Lange loopbaan : 35 jaar vanaf 2012, 38 jaar vanaf 2014, 39 jaar vanaf 2016 en 40 jaar vanaf 2017 ; Zwaar beroep : 35 jaar vanaf 2012, 38 jaar vanaf 2015, 39 jaar vanaf 2016 en 40 jaar vanaf 2017. 9
KB van 28 december 2012 tot opheffing van het KB van 30 juli 1994 betreffende het halftijds brugpensioen.
3
2. Verstrenging van het tijdskrediet / loopbaanonderbreking
2.1. Het tijdskrediet De bepalingen van het regeerakkoord hebben het voorwerp uitgemaakt van een uitvoeringsbesluit, dat in werking treedt op 1 januari 2012 behalve 1) voor de eerste aanvragen of verlengingsaanvragen voor onderbrekingsuitkeringen die vóór 24 december 2011 ontvangen werden door de RVA, voor zover de werkgever vóór 28 december 2011 schriftelijk op de hoogte werd gebracht door de werknemer en 2) voor de werknemers van minstens 50 jaar die reeds onderbrekingsuitkeringen genoten in 2011, bij de eerste verlengingsaanvraag na 31 december 2011.
Het ongemotiveerd tijdskrediet (art. 3-5 van de CAO n° 77bis van 19 december 2001) De toegangsvoorwaarden tot het tijdskrediet worden strenger. Het recht op een gewoon ongemotiveerd tijdskrediet kan slechts voor één jaar voltijds of het deeltijds equivalent (twee jaar halftijds of vijf jaar in 1/5) genomen worden. Om te kunnen genieten van een dergelijk tijdskrediet zal de werknemer een anciënniteit moeten hebben van vijf jaar waarvan hij twee jaar verbonden is aan de werkgever waaraan hij tijdskrediet vraagt. Onder de oude regeling van de CAO n° 77bis kon deze termijn verlengd worden door een CAO tot maximum vijf jaar. Deze mogelijkheid werd afgeschaft.
Het 1/5 tijdskrediet hetwelk maximum gedurende vijf jaar kan worden uitgeoefend (art. 6-8 van de CAO n° 77bis van 19 december 2001) Dit regime is afgeschaft. Voortaan zal deze mogelijkheid integraal deel uitmaken van het stelsel van het ongemotiveerd tijdskrediet en beperkt worden tot een jaar.
Het tijdskrediet voor 50-plussers De leeftijd waarop men recht heeft op tijdskrediet voor oudere werknemers (momenteel 50 jaar), en de daaraan gekoppelde verhoogde onderbrekingsuitkeringen, wordt opgetrokken. Deze vorm van tijdskrediet zal pas toegekend worden vanaf 55 jaar. Bovendien zal de werknemer een anciënniteit 10 van 25 jaar moeten hebben (in plaats van de huidige 20 jaar).
10
Het KB voorziet in een uitzondering voor de werknemers dewelke een zwaar beroep dat tevens een knelpuntberoep is, uitoefenen.
4
Het gemotiveerd tijdskrediet De uitbreidingsmogelijkheden van het gemotiveerd tijdskrediet zullen worden beperkt tot een duur van:
Vier jaar : o om voor een gehandicapt kind te zorgen tot 21 jaar of o voor het verlenen van bijstand of verzorging aan zijn zwaar ziek kind dat deel uitmaakt van zijn gezin.
Drie jaar : o om te zorgen voor een kind tot de leeftijd van acht jaar o voor het verlenen van palliatieve verzorging o voor het verlenen van verzorging aan een zwaar ziek gezins-of familielid o voor het volgen van een opleiding.
Bij afwijking van het ongemotiveerd tijdskrediet, moet de werknemer geen loopbaan van minimum vijf jaar bewijzen.
2.2. Loopbaanonderbreking De bepalingen van het regeerakkoord met betrekking tot de loopbaanonderbreking hebben het 11 voorwerp uitgemaakt van een uitvoeringsbesluit , dat in werking is getreden op 1 januari 2012. De voltijdse loopbaanonderbreking was reeds beperkt tot maximum 60 maanden over de gehele loopbaan. Voortaan zal de vermindering van de arbeidsprestaties met 1/5, 1/4, 1/3 of 1/2 eveneens beperkt worden tot maximum 60 maanden.
2.3. Het ouderschapsverlof De Europese richtlijn ouderschapsverlof zal worden omgezet. Hierdoor zal de duur van het ouderschapsverlof vermoedelijk verhoogd worden van drie naar vier maanden.
3. Hervorming van de pensioenen De wet van 28 december 2011 geeft uitvoering aan het regeerakkoord met betrekking tot het wettelijk pensioen in de privésector (en in de publieke sector)
11
KB van 28 december 2011 tot wijziging van het stelsel van loopbaanonderbreking.
5
Het vervroegd pensioen De minimumleeftijd van 60 jaar voor het vervroegd pensioen zal vanaf 2013 met zes maanden worden verhoogd, zodat tegen 2016 de leeftijd op 62 jaar staat. De minimale loopbaanvoorwaarde zal eveneens worden opgetrokken, om tegen 2016 op 40 jaar te komen. Bij lange loopbanen kan men 12 toch nog op een jongere leeftijd dan 62 jaar met vervroegd pensioen.
Jaar
Minimumleeftijd
Minimumloopbaan
Lange loopbaan
2012
60 jaar
35 jaar
2013
60,5 jaar
38 jaar
60 jaar indien een loopbaan van 40 jaar
2014
61 jaar
39 jaar
60 jaar indien een loopbaan van 40 jaar
2015
61,5 jaar
40 jaar
60 jaar indien een loopbaan van 41 jaar
2016
62 jaar
40 jaar
60 jaar indien een loopbaan van 42 jaar en 61 jaar indien een loopbaan van 41 jaar
Werken na 65 jaar vanaf 2013 Personen die er in 2013 een loopbaan van 42 jaar hebben op zitten, kunnen onbeperkt bijverdienen. In 2014 zal deze loopbaanvoorwaarde mogelijk verhoogd worden. Het blijft onmogelijk om bijkomende pensioenrechten op te bouwen voor wie al een pensioen krijgt.
Pensioenberekening Vanaf 2012 zal men bij de pensioenberekening “werken” zwaarder laten doorwegen dan “niet werken”. Zo zullen de perioden van loopbaanonderbreking voor maximum één jaar in aanmerking genomen worden in de pensioenberekening. Deze maatregel zal nog het voorwerp moeten uitmaken van een koninklijk besluit.
Maatregelen m.b.t. de 2
de
de
en 3
pijler
Hiervoor verwijzen wij naar het artikel i.v.m. het fiscale luik van het regeerakkoord.
12
De wet van 28 december 2011 voorziet dat de Koning overgangsbepalingen zal voorzien voor de werknemers waarvan de opzegtermijn een aanvang neemt vóór 1 januari 2012 en eindigt na 31 december 2012 en voor de werknemers die, buiten het kader van een conventioneel brugpensioen, met hun werkgever vóór 18 december 2011 een overeenkomst tot vervroegd pensioen hebben afgesloten, voor zover dat de werknemers op dat moment aan carrière hebben van minstens 35 jaar.
6
4. De hervorming van het werkloosheidsstelsel
Verstrenging van de voorwaarden tot toegang tot de wachtuitkeringen 13
De maatregelen hebben het voorwerp uitgemaakt van een uitvoeringsbesluit , in werking getreden op 1 januari 2012. De terminologie is gewijzigd: “wachttijd” wordt “beroepsinschakelingstijd” en “wachtuitkering” wordt “inschakelingsuitkering”. Sinds 1 januari 2012 is de beroepsinschakelingstijd gelijkgesteld aan 310 dagen of 12 maanden. Deze beroepsinschakelingstijd zal niet automatisch het recht openen op inschakelingsuitkeringen, maar daarvoor zal de werkzoekende moeten aantonen dat hij actief op zoek gaat naar een passende dienstbetrekking (vanaf 2012 zal de minimale afstand om een baan te vinden gebracht worden op 60km i.p.v. 25km). De werkzoekende zal hierover om de vier maanden geëvalueerd worden en kan bij een negatieve evaluatie gedurende zes maanden geschorst worden van de inschakelingsuitkering, dewelke hem slechts opnieuw zal worden toegekend na een positieve evaluatie. Daarnaast kan de werkzoekende die een passende dienstbetrekking geweigerd heeft, zijn recht op werkloosheidsuitkering verliezen. De evaluaties hebben tevens een gevolg voor de werkloosheidsuitkeringen na de beroepsinschakelingstijd. Immers enkel de werkzoekende met drie positieve evaluaties zal er recht op hebben. De inschakelingsuitkeringen zijn in de meeste situaties beperkt tot drie jaar.
Degressiviteit van de werkloosheidsuitkeringen De werkloosheidsuitkeringen worden ingedeeld in drie perioden : 1. Het eerste jaar van werkloosheid is ingedeeld in twee perioden : de werkloze ontvangt de eerste 14 drie maanden 65% van zijn laatste verdiende geplafoneerd loon en de volgende negen maanden 15 60% van zijn laatste verdiende geplafoneerd loon . 2. Tijdens de tweede periode, dewelke minimum 2 maanden (verlengbaar met 2 maanden per gewerkt jaar) en maximum 3 jaar zal bedragen, zal de werkloosheidsuitkering berekend worden op basis van 16 60 % van het geplafoneerd loon . Daarnaast wordt, vanaf het derde werkloosheidsjaar een bijkomend degressiviteitsmechanisme ingebouwd, waarbij de werkloosheidsuitkeringen om de drie maanden volgens nader te bepalen regels verminderd zullen worden.
13
KB van 28 december 2011 tot wijziging van de artikels 27, 36, 36ter, 36quater, 36sexies, 40, 59quinquies, 59sexies, 63, 79, 92, 93, 94, 97, 124 en 131septies van het KB van 25 november 1991. 14
Plafond van 2.324 € bruto.
15
Deze negen maanden worden opgesplitst in drie maanden met een plafond van 2.324 € bruto en zes maanden met een plafond van 2.166 € bruto. 16
Plafond van 2.166 € bruto.
7
3. Tijdens de derde werkloosheidsperiode valt normaalgezien iedereen terug op een forfait : 1.069,38 € voor samenwonenden met gezinslast, 898,30 € voor alleenstaanden en 474,50 € voor 17 samenwonenden zonder gezinslast. Deze maatregel zal nog het voorwerp moeten uitmaken van een koninklijk besluit.
De anciënniteitstoeslag Vanaf 1 juli 2012 zal de leeftijd om recht te hebben op de anciënniteitstoeslag opgetrokken worden van 50 tot 55 jaar. Deze maatregel zal nog het voorwerp moeten uitmaken van een koninklijk besluit.
Beschikbaarheid voor de arbeidsmarkt In tegenstelling tot de huidige grens van 58 jaar, zullen de 60-plussers vanaf 2013 niet meer beschikbaar moeten zijn voor de arbeidsmarkt (en in tewerkstellingsgebieden met een lage werkloosheidsgraad kan dit zelfs op 65 jaar gebracht worden). Noteer evenwel dat zodra de bevoegdheidsoverdracht een feit is, de Gewesten volledig bevoegd zullen zijn om de leeftijd waarop de beschikbaarheid gecontroleerd wordt, te verhogen. Deze maatregel zal nog het voorwerp moeten uitmaken van een koninklijk besluit.
5. Betaald educatief verlof In afwachting van de regionalisering van deze bevoegdheid, zal het aantal toegelaten opleidingsuren verhoogd worden.
6. Modernisering van het arbeidsrecht De harmonisering tussen het bedienden- en het arbeidersstatuut moet afgerond zijn tegen 8 juli 2013; Een harmonisering en vereenvoudiging van de paritaire comités; Verbetering van de kwaliteit en de tewerkstellingsmogelijkheden in de interimsector; Aanmoedigen en vergemakkelijken van thuiswerk, enz.; Vergemakkelijken en moderniseren van de regelgeving m.b.t. tijdelijke tewerkstelling, deeltijdse arbeid en overuren; Versoepeling van de 38-uren week
*
* *
17
Hierop zijn wel een aantal uitzonderingen voorzien voor onder meer werklozen met een loopbaan van minstens 20 jaar, samenwonende werklozen met gezinslast en alleenstaanden van minstens 55 jaar.