Landbouwverkenning De Liemers
Landbouwverkenning voor de agrarische sector in de Liemers Eindrapportage van een landbouwonderzoek in het werkgebied van LTO Noord afdeling de Liemers. De inhoud van deze rapportage is tot stand gekomen op basis van de informatie die door 92 agrarische ondernemers naar voren is gebracht.
Colofon: Landbouwverkenning de Liemers is tot stand gekomen door een samenwerking tussen: - Rabobank de Liemers - LTO Noord afdeling de Liemers - Projecten LTO Noord
© januari 2011
1
2
Inhoud Samenvatting ............................................................................................................................ 4 1.
Inleiding ....................................................................................................................... 6
2.
Gebied ......................................................................................................................... 7
2.1
Inleiding ....................................................................................................................... 7
2.2
Geografische ligging ...................................................................................................... 7
2.3
Landbouw in de Liemers ................................................................................................. 7
3.
Resultaten van de enquête............................................................................................. 10
3.1
Inleiding ..................................................................................................................... 10
3.2
Algemene gegevens van het bedrijf ................................................................................. 11
3.2.1
Reacties..................................................................................................................... 11
3.2.2
Ondernemers.............................................................................................................. 11
3.2.3
Hoofdtak bedrijf .......................................................................................................... 12
3.2.4
Neventakken bedrijf ..................................................................................................... 13
3.2.5
Hoofdinkomen en productieomvang ............................................................................... 15
3.2.6
Personeel en meewerkende gezinsleden ......................................................................... 15
3.2.7
Bedrijfsovernamevraagstuk .......................................................................................... 16
3.2.8
Samenwerkingsverbanden ............................................................................................ 16
3.3
Structuur van het bedrijf ................................................................................................ 17
3.3.1
Bedrijfsoppervlakte ...................................................................................................... 17
3.3.2
Verkaveling ................................................................................................................ 17
3.3.3
Waterhuishouding ........................................................................................................ 18
3.3.4
Grondmobiliteit ............................................................................................................ 19
3.4
Niet-agrarische activiteiten op het bedrijf ......................................................................... 20
3.5
Toekomstverwachtingen en plannen ............................................................................... 22
3.5.1
Economisch perspectief ............................................................................................... 22
3.5.2
Veranderingen gedurende de afgelopen vijf jaar ............................................................... 22
3.5.3
Veranderingen gedurende de komende tien jaar ............................................................... 23
3.5.4
Bedrijfsverplaatsing..................................................................................................... 24
3.5.5
Invloedsfactoren ......................................................................................................... 25
3.6
Onderwerpen van belang voor de toekomst ...................................................................... 26
Tot slot .................................................................................................................................. 28 3
Samenvatting Algemene gegevens • In opdracht van LTO Noord de Liemers zijn eind 2010 235 enquêtes verzonden aan agrarische ondernemers in de Liemers. Er zijn 101 enquêtes geretourneerd, waarvan 92 ingevuld. • Vooral ondernemers uit de gemeente Zevenaar hebben aan deze enquête meegewerkt. • 51% van de aan de enquête deelgenomen ondernemers is jonger dan 50 jaar. • De deelgenomen ondernemers hebben voornamelijk gangbare bedrijven. Er heeft één ondernemer met een biologisch bedrijf aan de enquête deelgenomen. • 72% van de ondernemers geeft aan agrarische activiteiten als hoofdberoep te hebben. • De hoofdtak van 37% van de bedrijven bestaat uit melkveehouderij. Overige veehouderij volgt hierop met 21%. • Op 58 van de 92 bedrijven zijn er (meerdere) neventakken. Het grootste aandeel hiervan (31%) bestaat uit ‘Verbrede activiteiten/Anders’. Akkerbouw neemt met 27% een tweede plaats in als neventak, gevolgd door overige veehouderij (23%). • De productieomvang van 78 bedrijven is bekend. • Uit de groep van 92 ondernemers geeft 65% aan een hoofdinkomen uit het bedrijf te kunnen halen. • 35 bedrijven hebben geen personeel in dienst of meewerkende gezinsleden. 35 bedrijven hebben personeel in vaste of deeltijd/seizoensdienst. Er zijn ruim 43 fte’s in vaste dienst en ruim 54 fte’s in deeltijd/seizoensdienst. Op 42 bedrijven werken gezinsleden mee. Er werken ruim 20 fte’s betaald mee en ruim 12 fte’s onbetaald mee. • Het overnamevraagstuk is bij 35% van de ondernemers nog onbekend. 24% van de bedrijven heeft geen opvolger. • 82% van de bedrijven kent geen samenwerkingsverbanden met familieleden, buren en andere bedrijven. Structuur van het bedrijf • De bedrijven hebben ruim 3600 hectare in gebruik. • De meeste grond is in eigendom (51%). • De verkaveling wordt door de meeste ondernemers als goed beoordeeld (52%). 27% van de ondernemers beoordeelt de verkaveling als slecht tot matig. • Van de veldkavels is 90% goed te bereiken. • De huiskavel wordt voornamelijk door greppels ontwaterd (60%). • 71% van de ondernemers voelt niets voor een verbetering van de verkaveling en verkavelingsstructuur. 29% van de ondernemers voelt wel voor verbetering, voornamelijk door kavelruil. • 78% van de ondernemers is tevreden over de waterhuishouding. 22% is niet tevreden en geeft hiervoor verschillende redenen aan. Van de bedrijven heeft 33% suggesties voor verbetering van de waterhuishouding. • 48% van de bedrijven geeft aan dat uitbreidingsmogelijkheden door grondaankoop een knelpunt voor het bedrijf zijn. Vooral de hoge prijs is een probleem, gevolgd door een beperkt aanbod. • 44% van de bedrijven ziet de voordelen van losse, ondersteunde of planmatige kavelruil.
4
Niet-agrarische activiteiten • Op 57% van de bedrijven vinden geen niet-agrarische activiteiten plaats. • Op 43% van de bedrijven vinden niet-agrarische activiteiten plaats. Het gaat dan vooral om agrarisch natuurbeheer en de verkoop van eigen producten via huisverkoop en verkoop aan derden. • Ten behoeve van deze activiteiten zijn investeringen gedaan, voornamelijk in gebouwen. • 68% van de ondernemers geeft aan geen interesse in (verdere) verbreding te hebben. • 32% heeft wel interesse. Voorkeur gaat uit naar duurzame energie, groenblauwe diensten en agrarisch natuurbeheer. • 37% van de bedrijven heeft hierbij behoefte aan ondersteuning, voornamelijk informatiebijeenkomsten (12x genoemd). Ondersteuning vanuit LTO Noord en individueel advies worden minder genoemd (respectievelijk 9x en 8x). Toekomst • Het economisch perspectief wordt door 31% van de ondernemers als goed gezien. 37% ziet het economisch perspectief als redelijk. 4% van de ondernemers geeft aan het toekomstperspectief als redelijk tot goed te zien. • De afgelopen vijf jaar heeft 65% van de bedrijven op de huidige vestigingsplaats een omvangsgroei gerealiseerd, vooral in de vorm van investeringen in gebouwen, machines en automatisering. Verder werden grond en productierechten aangekocht. 16% van de bedrijven heeft de afgelopen vijf jaar gefunctioneerd in de huidige omvang. 14% van de bedrijven heeft de afgelopen vijf jaar het bedrijf gedeeltelijk afgebouwd, terwijl 6% van de bedrijven beëindigd zijn. • De komende tien jaren is 63% van de bedrijven van plan de bedrijfsvoering op de huidige plek met omvangsgroei voort te zetten. Deze zal zich voornamelijk richten op investeringen in gebouwen en automatisering. Ook is men van plan meer grond te kopen of te huren. 21% van de bedrijven is van plan het bedrijf op de huidige plek en in de huidige omvang voort te zetten. 9% van de bedrijven zal binnen 10 jaar het bedrijf afbouwen. Van de bedrijven zal 8% het bedrijf binnen 10 jaar beëindigen. • Voor 47% van de bedrijven is bedrijfsverplaatsing geen optie. 22% van de bedrijven geeft aan hiervoor open te staan. Hun voorkeur gaat voornamelijk uit naar verplaatsing binnen het gebied. 30% van de bedrijven heeft niet over bedrijfsverplaatsing nagedacht. • De grootste invloedsfactoren op de toekomst zijn markt- en prijsontwikkelingen en het mest- en overig milieubeleid. Visie De belangrijkste onderwerpen voor agrarische ondernemers in de Liemers zijn: • Ontwikkelingsruimte op bouwblok en passende richting • Duurzame energieproductie • Vergroten van kennis en (innovatief) ondernemerschap in de landbouw • Op landbouw afgestemd waterpeil • Versterken van de agrarische structuur • Grondmobiliteit
5
1.
Inleiding
Voor agrarische bedrijven is bedrijfsontwikkeling van groot belang. Zo zijn er ondernemers die voor een verdere schaalvergroting kiezen, maar er zijn ook ondernemers die het zoeken in een verdere specialisatie of het aanbieden van ‘verbrede diensten’. De keuzes die op bedrijven worden gemaakt hebben onder andere te maken met de dynamiek van het bedrijf en het ondernemerschap zelf, maar ook met ontwikkelingen in de bedrijfsomgeving en marktontwikkelingen. Voor bedrijven is het belangrijk om zicht te hebben op hun bedrijfsomgeving omdat deze mede bepalend is voor het succes van bedrijfskeuzes en investeringen die gedaan worden. LTO Noord de Liemers wil een actueel inzicht verkrijgen in de wensen en ontwikkelingsmogelijkheden voor agrarische ondernemers in de Liemers. Hiermee wordt duidelijk welke investeringen noodzakelijk zijn om de ontwikkeling van de agrarische bedrijven ook in de toekomst optimaal te ondersteunen. Vragen die betrekking hebben op toekomstige ontwikkelingen, huidige knelpunten en investeringen zijn hierbij belangrijk. Het te ontwikkelen toekomstperspectief moet de kansen en bedreigingen voor het agrarisch ondernemers- en vestigingsklimaat inzichtelijk maken. Een logische volgende stap is de afstemming van deze beantwoorde vragen met de overige functies en beleidsontwikkelingen in het gebied. Door samen met de ondernemers in het gebied een landbouwverkenning uit te voeren, wil LTO Noord de Liemers vooral inzichtelijk krijgen wat nodig is voor een blijvende positie van de landbouw als economische drager en als beheerder van natuur en landschap. De landbouwverkenning zal daarom in een breed kader aangeven waar volgens de agrarische sector de kansen voor de landbouw liggen, welke investeringen dit met zich meebrengt, welke programma’s hiervoor nodig zijn of moeten worden ontwikkeld en welke stappen op de korte en lange termijn genomen dienen te worden.
6
2.
Gebied
2.1 Inleiding In hoofdstuk 2 worden via het CBS verkregen relevante gegevens weergegeven. Zij zijn gebaseerd op gegevens verkregen via de gecombineerde opgave 2009. 2.2 Geografische ligging De streek de Liemers ligt in de provincie Gelderland en wordt omgeven door de rivieren Rijn, IJssel en Oude IJssel, de heuvels van de Veluwe en die van het Montferland. De Liemers bestaat grotendeels uit rivierkleigebied. Direct ten zuidoosten rijst het stuwwalcomplex van Montferland zich op, een glaciale stuwwal die ontstaan is in de ijstijd. Tot de Liemers behoren de gemeenten Zevenaar, Westervoort, Duiven en Rijnwaarden. 2.3 Landbouw in de Liemers De landbouw speelt een voorname rol in de Liemers. Uit de gegevens van de landbouwtelling 2009 blijkt dat in de vier gemeenten in totaal 254 agrarische bedrijven aanwezig zijn. Het grootste gedeelte hiervan, 107 bedrijven, ligt in de gemeente Zevenaar. In de gemeente Rijnwaarden liggen 55 bedrijven, in de gemeente Duiven 82 bedrijven en in de gemeente Westervoort 10 bedrijven. Figuur 1 laat een overzicht zien van de aantallen landbouwbedrijven per bedrijfstype zoals die in deze gemeenten voorkomen. De graasdierhouderij (waaronder melkveehouderij) is de belangrijkste bedrijfstak in het gebied. Er komen enkele hokdierbedrijven en combinatiebedrijven voor. Daarnaast komen er in het hele gebied tuinbouwbedrijven voor, zowel glastuinbouw- als vollegrondstuinbouwbedrijven.
Figuur 1: Aantallen landbouwbedrijven (3 nge en groter) per bedrijfstype per gemeente (bron: CBS)
7
Uit tabel 1 blijkt dat de oppervlakte agrarische grond in de Liemers ruim 7400 hectare bedraagt op basis van de gegevens van de landbouwtelling 2009. Een gedeelte hiervan betreft cultuurgrond welke deel uitmaakt van het bedrijf en in hoofdzaak bestemd is voor akkerbouw, tuinbouw en veehouderij. Een klein gedeelte betreft nietcultuurgrond, waaronder gronden die niet in gebruik zijn als cultuurgrond, blijvend bos, snelgroeiend hout, bedrijfsgebouwen, erf, wegen, sloten en natuurterreinen vallen. Een bedrijf in de Liemers is gemiddeld ruim 29 hectare groot. In tabel 1 staat de gemiddelde bedrijfsgrootte per gemeente weergegeven. Grondgebruik totaal (are)
Cultuurgrond Niet-cultuurgrond (are) (are)
Aantal bedrijven
Gem. opp per bedrijf (ha)
Duiven
157761
149670
8091
82
19,2
Rijnwaarden
222321
216074
6247
55
40,4
Westervoort
13865
13379
486
10
13,9
Zevenaar 349627 339580 10047 107 21,7 Tabel 1: Grondgebruik, cultuurgrond, niet-cultuurgrond en gemiddelde bedrijfsgrootte per gemeente (bron: CBS) Naast een indeling in bedrijfstypen is het goed om te kijken naar de verdeling in economische grootte van de bedrijven. De Nederlandse Grootte Eenheid (nge) is een maat om bedrijven te classificeren. Daarbij staat 1 nge voor ongeveer € 1.400,00 aan bruto saldo. Tabel 2 geeft een overzicht van het aantal bedrijven per economische omvang (nge) klasse in de gemeenten Duiven, Rijnwaarden, Westervoort en Zevenaar in 2009. Per gemeente is het beeld zeer verschillend. In de gemeente Duiven heeft 29% van de bedrijven een economische omvang van 70 nge en groter. In de gemeenten Rijnwaarden en Zevenaar bedraagt deze 36% en 40%. Voor de gemeente Westervoort zijn geen gegevens bekend van bedrijven met een economische omvang van 70 nge en groter. Bedrijven groter dan 70 nge kunnen in de regel voorzien in een volwaardig gezinsinkomen. 3-20 nge 20-50 nge 50-70 nge 70-100 nge > 100 nge
Totaal
Duiven
28
18
12
8
16
82
Rijnwaarden
17
11
7
7
13
55
Westervoort
7
7
Zevenaar 35 19 10 9 Tabel 2: Aantal bedrijven naar omvangsklasse per gemeente (bron: CBS)
34
107
Op basis van gegevens van het CBS, gebaseerd op de landbouwtelling 2009, blijkt dat in de Liemers op 19% van de agrarische bedrijven verbredingsactiviteiten plaatsvinden. Het betreft activiteiten zoals agrotoerisme, verkoop aan huis, stalling van goederen of dieren, verwerking van landbouwproducten, zorglandbouw, aquacultuur, loonwerk voor derden, agrarisch natuur- en landschapsbeheer, kinderopvang en boerderijeducatie. De percentages per gemeente lopen zeer uiteen. In de gemeente Westervoort vindt op 10% van de bedrijven verbrede landbouwactiviteiten plaats; in de gemeente Rijnwaarden bedraagt deze 31%. In de gemeenten Duiven en Zevenaar liggen deze percentages op ruim 18% en 15%.
8
Tabel 3 geeft een beeld van het aantal bedrijfshoofden waarvoor binnen afzienbare tijd het overnamevraagstuk speelt. Verwacht mag worden dat de komende 10 tot 15 jaar meer dan een derde van de bedrijfshoofden keuzes moeten maken over de voortzetting van het bedrijf en in welke vorm. Dit houdt in dat ook de komende jaren behoorlijk wat dynamiek in de agrarische structuur verwacht mag worden. < 40 jaar
40 - 49 jaar
50 - 59 jaar
60 - 69 jaar >= 70 jaar
totaal
Duiven
7
26
20
15
9
77
Rijnwaarden
2
18
15
14
4
53
Westervoort
0
1
3
3
3
10
11
103
Zevenaar 9 40 21 22 Tabel 3: Aantal bedrijfshoofden per leeftijdscategorie per gemeente (bron: CBS)
9
3.
Resultaten van de enquête
3.1 Inleiding In opdracht van LTO Noord de Liemers zijn in november 2010 235 enquêtes verzonden aan agrarisch ondernemers in de Liemers (gemeenten Zevenaar, Duiven, Westervoort en Rijnwaarden) op basis van adresgegevens van de Kamer van Koophandel en het ledenbestand van de afdeling. Op verzoek van de afdeling zijn dezelfde adressen eind december 2010 een tweede keer benaderd door middel van een herinneringsbrief met enquêteformulieren. In totaal zijn er 101 enquêtes geretourneerd. Hiervan zijn er 92 onderzocht. Niet alle vragen zijn volledig door de ondernemers beantwoord. Dit betrof vooral de vragen 7 en 22, waarbij een omvang en financiële omvang aangegeven moest worden. Negen enquêtes zijn afgevallen: • Vier enquêtes zijn blanco geretourneerd door agrarische ondernemers afkomstig van buiten de Liemers • Twee enquêtes zijn blanco geretourneerd door rustende LTO Noord-leden zonder bedrijf • Een bedrijf heeft de enquête de naar aanleiding van de herinneringsbrief een tweede keer blanco geretourneerd • Bij een geretourneerde enquête zijn alleen de vragen 1 en 2 ingevuld • Een enquête is blanco teruggestuurd. De toegestuurde vragenlijst bestond uit 32 vragen. Het betrof zowel open vragen als meerkeuzevragen. De hoofdindeling van de vragenlijst was als volgt: • • • • •
Algemene gegevens van het bedrijf Structuur van het bedrijf Niet-agrarische activiteiten op het bedrijf Toekomstverwachtingen en plannen Landbouwvisie
In de volgende paragrafen worden verschillende tabellen en grafieken gebruikt. Niet-beantwoordde vragen zijn niet meegenomen in de verwerking. Het totaal ligt in die gevallen lager dan de 92 bedrijven.
10
3.2 Algemene gegevens van het bedrijf 3.2.1 Reacties Het merendeel van de enquêtes is geretourneerd door inwoners van de gemeente Zevenaar (41%). De gemeente Duiven volgt hierop met 33% en de gemeente Rijnwaarden met 26%. Uit de gemeente Westervoort zijn geen reacties ontvangen. Figuur 2 geeft het percentage ontvangen reacties per gemeente weer.
Figuur 2: Reacties per gemeente (%) 3.2.2 Ondernemers Vooral ondernemers jonger dan 50 jaar hebben gereageerd (zie figuur 3). 26% van de ondernemers zijn ouder dan 50 jaar en hebben geen opvolger. De bedrijfsopvolgingssituatie is op 12% van de bedrijven nog onbekend. Er hebben vooral ondernemers met gangbare bedrijven gereageerd. Er heeft één biologisch bedrijf gereageerd.
Figuur 3: Leeftijdsopbouw ondernemers (%) 11
Van de bedrijven geeft het merendeel aan agrarische activiteiten als hoofdberoep te hebben (72%). 19% van de ondernemers geeft aan agrarische activiteiten als deeltijdbedrijf te hebben. Een klein gedeelte ziet de agrarische activiteiten als hobby. Figuur 4 geeft de indeling weer naar hoofdberoep, deeltijdbedrijf en hobby.
Figuur 4: Agrarische activiteit ondernemers (%) 3.2.3 Hoofdtak bedrijf In de enquête is gevraagd naar de hoofdtak van het bedrijf. Deelnemers konden slechts één antwoord opgeven. De mogelijke keuzes waren: • Melkveehouderij • Overige veehouderij • Akkerbouw • Paddenstoelenteelt • Vollegrondsgroenteteelt • Glastuinbouw sierteelt • Glastuinbouw groenteteelt • Glastuinbouw (sier- en groenteteelt) • Fruitteelt hard • Fruitteelt zacht • Anders. 37% van de bedrijven gaf aan een melkveehouderij te bezitten (zie figuur 5). Overige veehouderij werd door 21% van de bedrijven ingevuld. Dit zijn bedrijven met vleesvee, jongveeopfok, vleesvarkens, fokzeugen, schapen, pluimvee en een kuikenbroederij. 14% van de bedrijven heeft akkerbouw als hoofdtak. ‘Anders’ werd door 10% van de ondernemers ingevuld. Onder ‘Anders’ worden genoemd: • Eén zzp-er • Iemand die af en toe melkt op een melkveebedrijf • Twee hobbyboeren • Drie ondernemers op gebied van paardenhouderij en –stoeterij en caravanstalling. Paddenstoelenteelt is niet genoemd als hoofdtak.
12
Figuur 5: Verdeling van het type agrarisch bedrijf naar hoofdtak (%) 3.2.4
Neventakken bedrijf
In de enquête is gevraagd naar de (eventuele) neventak(ken) van het bedrijf. Deelnemers konden meerdere antwoorden opgeven. De mogelijke keuzes waren: • Melkveehouderij • Overige veehouderij • Akkerbouw • Paddenstoelenteelt • Vollegrondsgroenteteelt • Glastuinbouw (sierteelt) • Glastuinbouw (groenteteelt) • Fruitteelt hard • Fruitteelt zacht • Verbrede activiteiten • Anders. 27 bedrijven hebben deze vraag niet beantwoord of aangegeven geen neventakken te hebben. Op 57 van de 92 bedrijven zijn er (meerdere) neventakken (zie figuur 6). Het grootste aandeel (31%) wordt behaald door ‘Verbrede activiteiten/Anders’. Op het enquêteformulier zijn deze neventakken als twee aparte keuzes genoemd. Uit de antwoorden blijkt dat deze overlappen voor deze twee keuzemogelijkheden. De antwoorden op deze keuzemogelijkheden zijn samengevoegd. De neventak akkerbouw neemt met 27 % een belangrijke plaats in. Overige veehouderij volgt hierop met 23 %. Dit zijn bedrijven met als neventak het houden van paarden, vleesvee, vleesvarkens, fokzeugen, geiten, schapen, jongvee en pluimvee. Melkveehouderij en paddenstoelenteelt zijn niet als neventak genoemd.
13
Activiteiten die genoemd worden onder ‘Verbrede activiteiten/Anders’ zijn: • Groenvoorziening • Paardenstalling • Caravanstalling • Verhuur • Loonwerk • Verkoop stro-, hooi- en kuilvoerbalen • Zzp-er • Af en toe melken op melkveebedrijf • Kabelwerken • Onroerend goed • Huisverkoop • Verkoop openhaardhout • Gezondheidspreventie • Deeltijdbaan buitenshuis partner • Baan in gezondheidszorg • Camping • Kinderopvang • Agrarisch natuurbeheer • Kookstudio • Winkel.
Figuur 6: Verdeling naar neventak (%)
14
3.2.5 Hoofdinkomen en productieomvang Uit een groep van 92 ondernemers geeft 65% aan een hoofdinkomen uit het bedrijf te kunnen halen. 35% geeft aan geen hoofdinkomen uit het bedrijf te kunnen halen. Genoemde redenen zijn: • Afbouwen van het bedrijf • Te weinig inkomen • Te laag netto overschot • Bedrijf beëindigd wegens pensioen • Te lage prijs. Vier bedrijven hebben deze vraag niet beantwoord. Tabel 4 geeft de productieomvang weer voor 78 bedrijven. 14 bedrijven hebben geen productieomvang aangegeven.
Bedrijfstype
Aantal bedrijven
Productieomvang
Melkveehouderij 27 Akkerbouw 31 Glastuinbouw (sierteelt) 7 Glastuinbouw (groenteteelt) 2 Vollegrondsgroenteteelt 1 Fruitteelt (hard) 5 Fruitteelt (zacht) 2 Grasland 1 SAN 1 Snijheesters 1 Vleesvarkens 7 Fokzeugen 3 Pluimvee 5 Vleesvee 8 Schapen 4 Paarden 1 Geiten 1 Jongvee 4 Broederij 1 Loonwerk, grondverzet en groenvoorziening 1 Boomkwekerij 1 Tabel 4: Productieomvang voor een groep van 78 ondernemers. 3.2.6
20.934.000 1.362 8,85 0,7 0,5 18,5 1,5 16 3 2,5 8.242 1.080 373.500 684 495 2 1.200 195 10.000.000 3
Eenheid kg ha ha ha ha ha ha ha ha ha stuks stuks stuks stuks stuks stuks stuks stuks stuks ha
Personeel en meewerkende gezinsleden
Van de 92 bedrijven hebben 35 bedrijven geen personeel in dienst en meewerkende gezinsleden. Op 35 bedrijven is personeel in vaste of deeltijd/seizoendienst. Er zijn ruim 43 fte’s fulltime in dienst en 54 fte’s in deeltijd/seizoensarbeid. Op 42 bedrijven werken gezinsleden mee. Er werken op deze bedrijven ruim 20 fte’s betaald en ruim 12 fte’s onbetaald mee. Het aantal fte’s ligt in werkelijkheid hoger. Zes bedrijven hebben aangegeven personeel in dienst te hebben zonder het aantal fte’s te noemen. Er hebben 9 bedrijven aangegeven meewerkende gezinsleden te hebben zonder het aantal fte’s te noemen. Verder is aangegeven dat het aantal fte’s onbetaald meewerkende gezinsleden per seizoen wisselt.
15
3.2.7 Bedrijfsovernamevraagstuk Het bedrijfsovernamevraagstuk is bij 35% van de ondernemers op dit moment nog onbekend. Dit heeft onder andere te maken met de grote groep ondernemers jonger dan 50 jaar. Van de bedrijven geeft 24% aan geen opvolger te hebben. Verder speelt een klein gedeelte van de bedrijven een bedrijfsovername in de toekomst (zie figuur 7).
Figuur 7: Situatie bedrijfsovernamevraagstuk (%) 3.2.8 Samenwerkingsverbanden Het merendeel van de bedrijven (82%) heeft geen samenwerkingsverbanden. Vijf ondernemers (7%) denken hierover na. 11% van de bedrijven kent wel samenwerkingsverbanden. Dit betreft vaak samenwerkingsverbanden met buren, familie, een paardenfokkerij, broederijen, vermeerderingsbedrijven en opfokbedrijven. Eén bedrijf geeft aan een gedeeltelijke samenwerkingsovereenkomst te hebben m.b.t. machines. Twee ondernemers geven aan een samenwerkingsverband te hebben zonder verdere omschrijving.
16
3.3 Structuur van het bedrijf 3.3.1 Bedrijfsoppervlakte De vraag over bedrijfsoppervlakte en onderverdeling naar eigendom, vaste pacht en overige gebruiksvorm, is door 14 bedrijven niet of onvolledig beantwoord. Eén bedrijf geeft aan dat deze vraag niet van toepassing is omdat het een loonwerk en grondverzetbedrijf betreft. Een bedrijf geeft aan 28 hectare in gebruik te hebben zonder aan te geven of dit in eigendom, vaste pacht of overige gebruiksvorm is. Negen bedrijven geven aan grond in eigendom, vaste pacht of overige gebruiksvorm te hebben zonder hierbij oppervlakten aan te geven. Drie bedrijven hebben deze vraag niet beantwoord. 78 bedrijven hebben aangegeven ruim 3600 hectare land in gebruik te hebben. De oppervlakte in eigendom varieert van 0,3 hectare tot 224 hectare; 77 bedrijven hebben 1854 hectare in eigendom. Dit is 51% van de totale bedrijfsoppervlakte. De oppervlakte vaste pacht varieert van 0,6 hectare tot 90 hectare. 47 bedrijven hebben 1101 hectare vaste pacht in gebruik. Dit is 31% van de totale bedrijfsoppervlakte. De oppervlakte overige gebruiksvorm varieert van 0,8 hectare tot 100 hectare. 31 bedrijven hebben 650 hectare in gebruik als overige gebruiksvorm. Dit is 18% van de totale bedrijfsoppervlakte. Figuur 8 geeft de verhouding tussen eigendom, vaste pacht en overige gebruiksvorm weer.
Figuur 8: Verhouding tussen eigendom, vaste pacht en overige gebruiksvorm (%) 3.3.2 Verkaveling De verkaveling wordt door meer dan de helft van de bedrijven als goed beoordeeld (52%). Van de bedrijven beoordeelt 27% de verkaveling als slecht tot matig. Redelijk wordt door 20% van de bedrijven aangegeven. Figuur 9 geeft de beoordeling weer.
Figuur 9: Beoordeling verkavelingssituatie (%) 17
Van de veldkavels is 90% goed te bereiken. 10% is matig tot slecht te bereiken. Van de bedrijven geven 60 ondernemers (71%) aan niets te voelen voor een verbetering van de verkaveling en verkavelingsstructuur. 25 (29%) ondernemers geven aan wel te voelen voor een verbetering. Zij hebben vooral aangegeven kavels te willen ruilen (14 keer genoemd), de ontwatering te willen verbeteren (10 keer genoemd) en kavels samen te willen voegen (6 keer genoemd). Daarnaast werden genoemd; verbetering dammen en bruggen (3 keer genoemd), verbetering vorm percelen (2 keer genoemd) en aanleg kavelpaden (5x genoemd). 3.3.3 Waterhuishouding Op 60% van de bedrijven wordt de huiskavel ontwaterd door greppels. ‘Anders’ volgt hierop met 16%. Op 8% van de bedrijven wordt de huiskavel ontwaterd door onderbemaling. Onder ‘anders’ worden genoemd: • N.v.t. • Loopt een watergang door bedrijf • Vlak, goed doorlaatbaar • Geen ontwatering • Goed doorlatende grond • Natuurlijke glooiing uiterwaarden • Recycling • Wetering • Aflopend profiel. Van de ondernemers is 78% tevreden met de waterhuishouding. 22% is niet tevreden met de waterhuishouding. Redenen die door hen genoemd worden zijn: • Slechte kwaliteit kwelwater • Kwelwateroverlast • Aanvoer slecht gebiedsvreemd water • Ver van gemaal • Slecht maairegime gemaal • Er is te weinig water beschikbaar in de zomer • Matige afvoercapaciteit/slechte afvoer • Te hoog winterpeil/peil laten zakken/peil te hoog • Betere ontwatering nodig bij extremen • Riooloverstort • Enkele percelen met natte plekken • De invloed van de peilverhoging in de Rijnstrangen geeft problemen/peilverhoging geeft zorg • Wat gaat er gebeuren met de waterhuishouding in de Rijnstrangen? • Waterschap heeft één winterstand, waardoor het in het voorjaar lang nat blijft.
18
Van de bedrijven heeft 33% suggesties voor verbeteringen van de waterhuishouding: • Opwaardering watergangen • Water terug pompen • Het peilbeheer in het Duivense Broek laat soms te wensen over. Computers moeten gecontroleerd worden • Peil niet te hoog laten worden in natte perioden • Winterpeil laten zakken/peil laten zakken/terug naar oude peil/peil afstemmen op landbouw • Geen winterstandverhoging, maar verlaging • Gemaal afstemmen op landbouw • Onderbemaling • Op tijd sloten maaien/beter onderhoud van de waterwegen/schoonhouden watergangen (bomen verwijderen) • Verbeteren van de watergangen • Drainage • Water wordt tegenwoordig teveel opgehouden • Het waterschap moet meer inspelen op de actuele situatie • Plannen van het waterschap en provincie niet door laten gaan • Gemaal afstemmen op landbouw • Wat gaat er gebeuren met waterhuishouding in Rijnstrangen? 3.3.4 Grondmobiliteit Gevraagd is of de uitbreidingsmogelijkheden voor wat betreft de aankoop van gronden een knelpunt voor de bedrijven oplevert. 48% van de bedrijven geeft aan dit voor hen inderdaad een knelpunt is. De meest voorkomende verklaring hiervoor is de hoge prijs (33x genoemd). Daarnaast geven 19 bedrijven aan dat er te weinig aanbod is. Ook wordt aangegeven dat het een probleem is dat Staatsbosbeheer geen grond wil verkopen. Van de bedrijven ziet 44% de voordelen van losse, ondersteunde of planmatige kavelruil. 55% ziet geen voordelen. 19 bedrijven hebben deze vraag niet beantwoord.
19
3.4 Niet-agrarische activiteiten op het bedrijf 13 bedrijven hebben de vraag over niet-agrarische activiteiten op het bedrijf niet beantwoord. De meeste ondernemers hebben geen omvang of financiële omvang aangegeven en alleen een activiteit benoemd. Enkele bedrijven hebben alleen een omvang in hectare, kg/ton, stuks weergegeven en een gering aantal heeft een financiële omvang weergegeven. Vanwege de zeer geringe weergave van de omvang zijn deze resultaten niet verwerkt. Op 57% van de bedrijven vinden geen niet-agrarische activiteiten plaats. Op 43% van de bedrijven vinden niet-agrarische activiteiten plaats. Het merendeel van de bedrijven heeft agrarisch natuurbeheer als niet-agrarische activiteit (16x genoemd). Een tweede belangrijke niet-agrarische activiteit is de verkoop van eigen producten via huisverkoop en verkoop aan derden (12 keer genoemd). De categorie 'overig' volgt hierop (12x genoemd). Het betreft activiteiten zoals caravanstalling, paardenpension, kabelwerken, werkzaamheden als zzp-er, gezondheidspreventie, verkoop openhaardhout, rondleidingen, verhuur en verhuur gebouwen. Andere niet-agrarische activiteiten worden minder genoemd. Figuur 10 geeft een overzicht weer van de door de ondernemers genoemde niet-agrarische activiteiten. Ten behoeve van niet-agrarische activiteiten zijn door 19 ondernemers investeringen gedaan, voornamelijk in gebouwen (8x). Drie ondernemers hebben geïnvesteerd in apparatuur zoals machines, een eierautomaat en verwarming. Een ondernemer heeft geïnvesteerd in een winkel. Negen ondernemers hebben geïnvesteerd in ‘overig’. Hiertoe behoren de aanschaf van een bedrijfswagen, minigraver, aanhangers, afrastering, jaarlijks onderhoud, opleiding en scholing, aanpassing gebouwen, aanschaf kindermeubels en inrichting van percelen in het kader van agrarisch natuurbeheer.
Figuur 10: Overzicht van niet-agrarische activiteiten (aantal keren genoemd) Van de ondernemers geeft 68% aan geen interesse te hebben in (verdere) verbreding. Het betreft voornamelijk bedrijven die op dit moment geen niet-agrarische activiteiten uitvoeren. Deze vraag is door 30 bedrijven niet beantwoord.
20
Het merendeel van de bedrijven (68%) heeft geen interesse in niet-agrarische activiteiten of uitbreiding hiervan. 32% van de ondernemers is geïnteresseerd in een uitbreiding van niet-agrarische activiteiten. Figuur 11 geeft de interesse weer per activiteit. Het merendeel van de geïnteresseerde ondernemers heeft een voorkeur voor duurzame energie als niet-agrarische neventak, gevolgd door groenblauwe diensten en agrarisch natuurbeheer. Er wordt 1 keer ‘overig’ aangegeven. Deze ondernemer is zich aan het oriënteren en heeft nog geen duidelijke plannen.
Figuur 11: Interesse per niet-agrarische activiteit (aantal keren genoemd) De behoefte aan ondersteuning bij het ontplooien van niet-agrarische activiteiten is gering. Het betreft 37% van de bedrijven. De voorkeur gaat hierbij uit naar informatiebijeenkomsten (12x genoemd), ondersteuning vanuit LTO Noord (9x genoemd), individueel advies (8x genoemd).
21
3.5 Toekomstverwachtingen en plannen 3.5.1 Economisch perspectief Het economisch perspectief wordt door 31% van de ondernemers als goed gezien. 37% ziet het economisch perspectief als redelijk. 4% van de ondernemers geeft aan het toekomstperspectief als redelijk tot goed te zien. Figuur 12 laat het economisch perspectief van 79 ondernemers zien. 13 ondernemers hebben deze vraag niet beantwoord.
Figuur 12: Economisch perspectief (%) 3.5.2
Veranderingen gedurende de afgelopen vijf jaar
De afgelopen vijf jaar heeft 65% van de bedrijven op de huidige vestigingsplek een omvangsgroei gerealiseerd. Dit is voornamelijk gebeurd in de vorm van investeringen in gebouwen, gevolgd door investeringen op gebied van machinepark en automatisering. Verder werden grond en productierechten aangekocht (zie figuur 13). 16% van de bedrijven heeft de afgelopen vijf jaar met de huidige omvang gefunctioneerd. 14% van de bedrijven heeft het bedrijf (gedeeltelijk) afgebouwd, terwijl 6% van de bedrijven beëindigd is. Dit gebeurde voornamelijk door de verkoop van productierechten, veestapel en grond. Vier bedrijven hebben deze vraag niet beantwoord.
Figuur 13: Veranderingen gedurende de afgelopen vijf jaar (%) 22
Figuur 14 laat zien in welke activiteiten geïnvesteerd is door bedrijven die de afgelopen jaar hun bedrijf voortgezet hebben op de huidige plek met groei van omvang. Bij ‘Anders’ worden genoemd: • Kookworkshops • Aflossen • Zzp-er 40 uur/week • Bedrijfswoning opgeknapt • Investeren in mensen • Grondruil.
Figuur 14: Activiteiten m.b.t. omvangsgroei gedurende de afgelopen vijf jaar (%) 3.5.3 Veranderingen gedurende de komende tien jaar De komende tien jaar is 63% van de bedrijven voornemens het bedrijf op de huidige plek voort te zetten en een omvangsgroei te realiseren (zie figuur 15). 21 % van de bedrijven is van plan het bedrijf op de huidige plek met de huidige omvang voort te zetten. 9% van de bedrijven zal het bedrijf binnen tien jaar afbouwen, voornamelijk door verkoop van grond. 8% van de bedrijven zal het bedrijf binnen toen jaar beëindigen.
23
Figuur 15: Toekomstplannen gedurende de komende tien jaar (%) De omvangsgroei zal zich grotendeels richten op investeren in gebouwen en automatisering (zie figuur 16). Daarnaast is men voornemens extra grond te kopen of te huren. Bij ‘Anders’ worden genoemd: • Uitbreiding productierechten • Uitbreiden melkveetak • Overschakelen batterij naar scharrelhuisvesting.
Figuur 16: Toekomstige mogelijkheden m.b.t. omvangsgroei (%) 3.5.4 Bedrijfsverplaatsing Voor 47 % van de bedrijven is bedrijfsverplaatsing geen optie. 22% van de bedrijven geeft aan hiervoor open te staan. Hun voorkeur gaat voornamelijk uit naar bedrijfsverplaatsing binnen het gebied. 30% van de bedrijven heeft nog niet nagedacht over bedrijfsverplaatsing. 24
3.5.5 Invloedsfactoren Figuur 17 geeft de grootste invloedsfactoren voor de toekomst weer.
Figuur 17: Invloedsfactoren voor de toekomst (%) De grootste invloedsfactoren op de toekomst van het bedrijf zijn vooral markt- en prijsontwikkelingen (39%). Mest- en overig milieubeleid zijn van grote invloed (24%). Genoemd worden: • Beperkingen m.b.t. gebruik bestrijdingsmiddelen • Lozingenbesluit • Ammoniakemissie • Stankcirkel • Mestproductierechten • (nieuwe) mestwetgeving • Spuitzone Het ruimtelijk ordeningsbeleid wordt in 17% van als invloedsfactor genoemd. Het gaat dan over: • Bouwblokgrootte • Woningbouwproblemen • Bestemmingsplannen • Moeilijkheden bij gemeente m.b.t. verkrijgen vergunningen voor bouw en energie/biogasinstallaties Onder ‘Overig’ (2%) worden genoemd: • Moeilijkheden voor het verkrijgen van een kleine horecavergunning bij de gemeente • De subsidieregeling ‘Duurzame energie’ • Energie. De aanleg van Natura 2000 en EHS worden door 9% van de bedrijven als invloedsfactor gezien. Het doortrekken van de A 15, A 12 en aanleg van industrieterreinen worden door 9% van de bedrijven als invloedsfactor gezien.
25
3.6 Onderwerpen van belang voor de toekomst Ondernemers konden in de enquête aangeven welke vijf onderwerpen voor hen van belang waren. Daarnaast konden zij aan geven welke vijf onderwerpen er volgens hen van belang zijn voor de landbouw in de Liemers. De ondernemers konden een keuze maken uit de volgende onderwerpen: • Ontwikkelingsruimte op bouwblok en passende inrichting • Duurzame energie productie • Goede wegen infrastructuur • Vergroten kennis en (innovatief) ondernemerschap in de landbouw • Grondmobiliteit • Verbetering verkaveling en verkavelingsstructuur • Versterking agrarische structuur • Bedrijfsverplaatsingen • Op landbouw afgestemd waterpeil • Waterhuishouding algemeen • Natuur en groene/blauwe diensten als bedrijfstak • Verbreding op maat • Verbeteren positie landbouw op landgoederen • Regionale concepten • Overig, te weten ________________ De vijf belangrijkste onderwerpen voor bedrijven zijn (zie figuur 18): • Ontwikkelingsruimte op bouwblok en passende richting • Duurzame energieproductie • Vergroten van kennis en (innovatief) ondernemerschap in de landbouw • Op landbouw afgestemd waterpeil • Versterken van de agrarische structuur. In figuur 19 staat het onderwerp ‘Anders’ vermeld. Hieronder worden genoemd: • Functieverandering • Meer ruimte vwb bestemmingsplan • Andere bestemming overtollige bedrijfsgebouwen • Ammoniakproblematiek en Natura 2000 • Natura 2000 • Betere prijzen. De vijf belangrijkste onderwerpen die volgens de ondernemers van belang zijn voor de landbouw in de Liemers zijn (zie figuur 19): • Ontwikkelingsruimte op bouwblok en passende richting • Versterken van de agrarische structuur • Duurzame energieproductie • Op landbouw afgestemd waterpeil • Grondmobiliteit In figuur 20 staat het onderwerp ‘Anders’ vermeld. Hieronder worden genoemd: • Bedrijven te dicht op elkaar • Natura 2000 • Betere prijzen • Meedenken en meewerken gemeente.
26
Figuur 18: Overzicht van onderwerpen die van belang zijn voor de ontwikkeling van eigen bedrijf (%)
Figuur 19: Onderwerpen van belang voor de landbouw in de Liemers (%) 27
Tot slot Enkele ondernemers hebben gebruik gemaakt van de mogelijkheid een opmerking of aanvulling op hun antwoorden te geven: • • • • • • • • • • • •
Ik woon in dorp en ben werkzaam in de agribusiness. N.a.v. vragen 31 en 32: Er is in het Duivense Broek te weinig grondmobiliteit en te veel bedrijven willen uitbreiden met grond en dat is er niet. Pas op met de term ‘nevenfunctie’. Aanvulling hoofdfunctie is vaak beter naar de ambtelijke molen. Dit is namelijk agrarisch makkelijk door te voeren. Gewenst agrarisch waterpeil is belangrijk/energieontwikkelingen/bouwblokgrootte 2 - 2,5 ha. Waterpeil in Rijnstrangengebied niet verhogen. Ganzenschade uitwerpselen op glasdek soms heel erg. Ik ben drie jaar geleden gestopt met fokzeugen en koop en verkoop hooi-, stro- en kuilvoerbalen. Verder verhuur ik me als zzp-er bij o.a. waterschap. Daarnaast heb ik mijn 15 ha akkerbouw (zomer en wintertarwe + suikerbieten) en koop gras en huur grond voor hooibalen. Er is praktisch geen grond te pachten in de Liemers. Structuurverbetering van de landbouw d.m.v. kavelruil is geprobeerd in 2007. In de praktijk is er echter maar 12 ha geruild, terwijl er veel potentie is. De wil moet er ook zijn! Geen activiteiten: steunend lid. Eigenlijk niet van toepassing (loonwerk en grondverzet), wel ons werkgebied. Het waterschap past sinds enkele jaren een winterstand in de wetering toe. Ze verhogen de waterstand met 40 tot 50 cm, waardoor de normaal gelegen percelen al natter worden, maar vooral de lager gelegen percelen zeer nat tot moerassig toe worden. Dit duurt tot mei. Stichting Thus is een zorgboerderij voor mensen met een beperking.
28