Kwalitatief onderzoek Muziek in de Klas
Projectperiode 2010-2013 Den Haag, februari 2013 Nienke van Olphen, MA
© Allegro Arts 2013 Niets uit deze uitgave mag worden verveelvoudigd en/of worden openbaar gemaakt zonder voorafgaande schriftelijke toestemming van Allegro Arts.
2
Inhoudsopgave
Inleiding
5
Muziek educatie
6
Onderzoeksopzet
8
De interviews
10
Tiel
10
Zutphen
13
Winterswijk
15
Apeldoorn Harderwijk
18 20
Wijchen
24
Zevenaar
26
Overkoepelende analyse
29
Conclusie
35
Bronnen
38
3
4
Inleiding Muziek in de Klas (MIK) is een initiatief dat in 2010 is gestart door EDU-ART en het Gelders Kenniscentrum voor Kunst en Cultuur (KCG). EDU-ART en KCG streven met dit initiatief naar goede muziekeducatie voor ieder kind. Zij werken aan de realisatie van een betere infrastructuur binnen de sector, het creëren van draagvlak bij gemeenten en aan kennis en kunde van muziekdocenten en leerkrachten. MIK wordt mede gefinancierd door het Fonds voor Cultuurparticipatie. In opdracht van het subsidieverstrekkende fonds moet het project ter verantwoording gemonitord en geëvalueerd worden. De afdeling Onderzoek en Ontwikkeling (O&O) van EDU-ART is hiervoor verantwoordelijk. Gedurende de gehele projectperiode heeft de afdeling O&O het project jaarlijks kwantitatief gevolgd en inhoud geëvalueerd. In opdracht van het Fonds voor Cultuurparticipatie is het kwalitatieve gedeelte van het onderzoek uitbesteed aan een extern onderzoeker. Titia Lefers van O&O legde de opdracht neer bij Allegro Arts. Aan de hand van de kwantitatieve en kwalitatieve evaluaties kunnen EDU-ART, KCG en het Fonds voor Cultuurparticipatie beoordelen of de vooraf gestelde doelstellingen na afloop van het project in 2013 bereikt zijn en of het zinvol is het project te willen verankeren in het beleid van scholen en culturele instellingen. Om het, al dan niet, behalen van de projectdoelstellingen te kunnen beoordelen is het kwalitatieve onderzoek vormgegeven aan de hand van de volgende onderzoeksvraag: Wat zijn de bevindingen van de verschillende doelgroepen die in de projectperiode 20102013 deelnamen aan Muziek in de Klas op het gebied van behaalde resultaten, samenwerking en duurzaamheid van het project?
muziekeducatie voor ieder kind, een betere infrastructuur binnen de sector, draagvlak bij gemeenten en kennis en kunde bij muziekdocenten en leerkrachten. Deze inzichten zijn van maatschappelijke relevantie, omdat zij duidelijkheid geven over het welslagen van het project. Dit kan een belangrijke bijdrage vormen voor de toekomstige invulling van muziekonderwijs in Gelderland. De kennis geeft de projectorganisatie EDU-ART en KCG inzicht in de sterkte en zwakke punten van het project en mogelijke kansen en bedreigingen op het gebied van muziekonderwijs. Het geeft het Fonds voor Cultuurparticipatie inzicht in de mate waarin de projectorganisatie erin geslaagd in aan de hand van het project mensen te stimuleren tot cultuurparticipatie. Ten slotte verschaft het de sector en de gemeenten inzicht in de huidige vormgeving van het muziekonderwijs en de roep die er klinkt om dit op een duurzame wijze te verbeteren. In het eerste hoofdstuk van dit rapport wordt kort het kader geschetst waarbinnen het kwalitatieve onderzoek plaatsvindt. Het belang van muziekeducatie wordt aangestipt en het project MIK wordt toegelicht. In het tweede hoofdstuk volgt de onderzoeksopzet. Hierin worden de methodologie, de onderzoeksdata, de verantwoording en de concrete uitvoering van het onderzoek verder toegelicht. In hoofdstuk drie worden de resultaten gepresenteerd aan de hand van korte weergaves van zeven interviews die zijn afgenomen met verschillende betrokkenen. In hoofdstuk vier volgt de interpretatie van de resultaten in de vorm van een overkoepelende analyse. In dit hoofdstuk worden eveneens enkele aanbevelingen gedaan in de richting van de projectorganisatie. In het vijfde en laatste hoofdstuk volgt ten slotte de conclusie, waarin een antwoord wordt gegeven op de centrale vraagstelling.
Nienke van Olphen, MA namens Allegro Arts
Het is belangrijk kennis te nemen van de ervaringen van verschillende betrokkenen bij MIK. Zij zitten als deelnemers dichtbij het vuur en hebben daardoor goed zicht op de mate waarin het project daadwerkelijk bijdraagt aan duurzame resultaten op het gebied van
Den Haag, februari 2013
5
Muziek educatie
Het belang van muziek De grote kracht en waarde van muziek liggen in het vermogen van deze kunstvorm te inspireren, te verstillen, te ontroeren en te laten verzoenen. Het heeft niet alleen een uitwerking op het individu, ook op zijn omgeving. Muziek heeft een positieve invloed op het menselijke brein (Mieras, 2011). Het komt de intelligentie ten goede en heeft grote impact op het IQ van jonge kinderen. Muziek maakt slim en sociaal, brengt mensen samen en scherpt het verstand en de emotie (Muziek telt!, 2012). Muziekonderwijs zou de leerprestaties van kinderen verbeteren. Het verbetert het abstractievermogen en vermogen tot analytisch denken en het vergroot het concentratievermogen (Kinderen maken Muziek, 2012; Muziek telt!, 2012). Samen muziek maken versterkt het groepsgevoel en de discipline, evenals de sociale en emotionele vaardigheden (Kinderen maken Muziek, 2012). Kinderen vinden het over het algemeen leuk. De gezamenlijke prestatie laat hen genieten en geeft hen zelfvertrouwen. Muziekonderwijs bevordert sociaal gedrag bij kinderen en komt daarmee het schoolklimaat ten goede. Muziek kan fungeren als uitlaatklep; het helpt om emoties te vertalen en is inspannend en ontspannend tegelijkertijd. Het overstijgt culturen en overbrugt tegenstellingen, het draagt bij aan de economie en geeft vorm aan het sociale leven. Muziek levert een belangrijke bijdrage aan een betere samenleving (Muziek telt!, 2012).
Muziekonderwijs Zelf muziek maken heeft aanzienlijk meer impact op de ontwikkeling van de hersenen dan passief luisteren naar muziek (Mieras, 2011). Muzikale training is van invloed op het auditieve systeem en raakt bij kinderen aan primaire functies als luisteren, taalverwerving, leesvaardigheid en emotionele intelligentie. De effecten van muzikale training zijn laagdrempelig (Mieras, 2011). Ze treden al op bij extensieve muzikale activiteit. Wanneer de muzikale training echter een intensief karakter heeft zijn de effecten nog breder, onder andere door verbeterde concentratie en een verhoogde integratie van hersendelen. Muziekonderwijs is, door de positieve effecten, van belang voor ieder kind, ongeacht afkomst of talent. Ieder kind heeft het recht met
6
muziek in aanraking te komen en zijn of haar talenten te ontplooien. Dit belang wordt door verschillende overheidslagen en instituties onderstreept en de aandacht voor cultuureducatie stijgt. Desalniettemin laat de aandacht voor muziek op de meeste basisscholen in Nederland te wensen over; structureel en kwalitatief hoofwaardig muziekonderwijs zijn zeldzaam. De kunstzinnige vakken hebben de afgelopen jaren plaats moeten maken voor cognitieve vakken als rekenen en taal, de vakken waarop scholen worden afgerekend. Om muziekonderwijs voor ieder kind toegankelijk te maken is structurele inbedding van muziekonderwijs van groot belang. School is de uitgewezen locatie waar alle kinderen, zonder financiële drempel, bereikt kunnen worden (Muziek telt!, 2012). Om het muziekonderwijs in het primair onderwijs te stimuleren zijn er daarom de afgelopen jaren verschillende initiatieven van de grond gekomen.
om te achterhalen wat er leeft onder de verschillende doelgroepen en waarom. Dit is moeilijk te realiseren aan de hand van enkel kwantitatieve gegevens. Om de gewenste diepgang in de evaluatie aan te brengen is meer zicht gewenst op het gebied van drempels en knelpunten, en de attitudes, percepties, wensen en behoeften van de verschillende betrokkenen. In dit kwalitatieve onderzoek zal daarom een poging gedaan worden om het inzicht uit te breiden aan de hand van de onderzoeksvraag: Wat zijn de bevindingen van de verschillende doelgroepen die in de projectperiode 20102013 deelnamen aan Muziek in de Klas op het gebied van behaalde resultaten, samenwerking en duurzaamheid van het project? De wijze waarop het onderzoek is vormgegeven wordt toegelicht in het volgende hoofdstuk.
Muziek in de Klas Structureel en kwalitatief hoogwaardig muziekonderwijs is ook in Gelderland zeldzaam (EDU-ART & KCG, 2010a). Om het muziekonderwijs binnen het onderwijs een kwaliteitsimpuls te geven initieerden EDU-ART en het Gelders Kenniscentrum voor Kunst en Cultuur (KCG) daarom het project Muziek in de Klas (MIK). Met dit initiatief streven zij naar goede muziekeducatie voor ieder kind. Niet eenmalig, of af en toe, maar dertig weken per jaar, één jaar of langer, onder begeleiding van professionals die de leefwereld van de kinderen begrijpen. Daarnaast werken zij aan de realisatie van een betere infrastructuur binnen de sector, aan het creëren van draagvlak bij gemeenten en aan kennis en kunde van muziekdocenten en leerkrachten. De resultaten uit de kwantitatieve monitors die de afdeling Onderzoek en Ontwikkeling (O&O) van EDU-ART gedurende de gehele projectperiode jaarlijks heeft uitgevoerd geven inzicht in de mate waarin EDU-ART en KCG er met het project MIK in slagen goede muziekeducatie voor ieder kind te realiseren, evenals een betere infrastructuur binnen de sector, draagvlak bij gemeenten en kennis en kunde bij muziekdocenten en leerkrachten. Met het oog op duurzame resultaten is het echter minstens zo belangrijk
7
Onderzoeksopzet Het onderzoeksrapport vormt een schriftelijke weergave van een kwalitatief onderzoek naar de bevindingen van verschillende doelgroepen die betrokken zijn bij het project MIK in de periode 20102013. Het onderzoek had een inductief karakter. Om indicaties te verzamelen van wat er leeft onder de doelgroep en waarom, is er gebruik gemaakt van de enquête strategie en kwalitatieve dataanalyse. Individuele diepte-interviews bieden EDU-ART meer inzicht in drempels, knelpunten, attitudes, percepties, wensen en behoeften van verschillende bij het project betrokken doelgroepen. Het kwalitatieve onderzoek vormt een aanvulling op het reeds uitgevoerde kwantitatieve onderzoek.
Dataverzameling Onderzoekspopulatie De onderzoekspopulatie voor dit onderzoek bestond uit verschillende doelgroepen die in de projectperiode 20102013 hebben deelgenomen aan MIK. In de eerste plaats waren dit twee doelgroepen die vanuit de basisscholen verbonden waren aan het project, leerkrachten van de groepen 3 t/m 6 en intern cultuurcoördinatoren/directies van de deelnemende basisscholen1. In de tweede plaats ging het om twee doelgroepen die vanuit centra voor de kunsten verbonden waren aan het project, muziekdocenten en coördinatoren/directies van de deelnemende centra voor de kunsten2. De eveneens bij het project betrokken doelgroepen van deelnemende leerlingen, hun ouders/verzorgers en de amateurkunstsector zijn in samenspraak met EDU-ART, niet meegenomen als onderzoekspopulatie in dit kwalitatieve onderzoek. Er is door EDU-ART onderscheid gemaakt tussen twee tranches. De eerste tranche bevat de vier gemeenten die in het schooljaar 2010-2011 startten met het project: Tiel, Winterswijk, Wijchen en Zevenaar. De tweede tranche bevat de vier gemeenten die zich in het schooljaar 2011-2012 of 2012-2013 bij het project aansloten: Apeldoorn, Ede, Harderwijk en Zutphen.
Onderzoekselementen De onderzoekselementen binnen dit onderzoek waren in totaal zeven aan MIK deelnemende leerkrachten, directieleden van basisscholen,
1
Prins Maurits, De Regenboog, De Achtbaan, De Moespot, De Bataaf en Prins Willem Alexanderwest in Tiel. De Vlier en Prins Willem Alexander in Winterswijk. De Boskriek en Montessori De Trinoom in Wijchen. De Overlaat in Tolkamer. Het Kofschip in Zevenaar. De Sjofar en Montessori Passe Partout in Apeldoorn. Prins Constantijn, Godfried Bomans, Calluna Montessori en ‘t Palet in Ede. De Bron en De Rank in Wezep. Theo Thijssen in Zutphen. 2
8
De Plantage in Tiel, Boogie Woogie in Winterswijk, De Stroming in Wijchen, het Musiater in Zevenaar, De Muzehof in Zutphen, Markant in Apeldoorn, Cultura in Ede en Muziekschool Noordwest Veluwe in Harderwijk.
muziekdocenten en coördinatoren van centra voor de kunsten uit de gemeenten Tiel, Wijchen, Winterswijk, Zevenaar, Apeldoorn, Harderwijk en Zutphen. Uit zowel tranche 1 als tranche 2 zijn één leerkracht, één directeur van een basisschool en één muziekdocent van een centrum voor de kunsten geselecteerd. Daarnaast is uit tranche 1 één coördinator van een centrum voor de kunsten geselecteerd. Op deze manier kwamen uit beide tranches verschillende doelgroepen aan bod en kon er naast enkel de bevindingen van de verschillende doelgroepen, ook gekeken worden of deze mogelijk anders zijn naarmate het project langer heeft gelopen. De onderzoekselementen zijn steekproefsgewijs geselecteerd uit een lijst van deelnemers die voorafgaand aan het onderzoek beschikbaar is gesteld door EDU-ART, te weten: Claire van Bijleveld, coördinatrice Boogiewoogie, Winterswijk Paul Loermans, directeur De Boskriek, Wijchen Jan Lucas van Velzen, muziekdocent De Plantage, Tiel Willem Wienholts, leerkracht Het Kofschip, Zevenaar Ellen Lenderink, leerkracht Theo Thijssen, Zutphen Suze de Vries-Scholtens, directeur De Sjofar, Apeldoorn Henk van de Wetering, muziekdocent Muziekschool Noordwest Veluwe, Harderwijk Er is gekozen om de projectdeelnemers uit de gemeente Ede uit het onderzoek te houden. Het project was in deze gemeente ten tijde van het onderzoek vrij recent aangevangen, er werd derhalve weinig relevante input voor het kwalitatieve gedeelte van het onderzoek verwacht.
Onderzoeksstrategie en methode Het onderzoek is uitgevoerd aan de hand van de enquête strategie. Er zijn individuele diepteinterviews afgenomen. Deze vorm van kwalitatief onderzoek is uitermate geschikt om de persoonlijke mening van verschillende betrokkenen uit verschillende bij het project betrokken doelgroepen te achterhalen. In het diepte-interview kon de geïnterviewde zijn of haar individuele mening uiten, zonder hier direct op aangekeken te worden door de partijen waarmee hij of zij samenwerkt. Dit was belangrijk, omdat het onderdeel samenwerking een belangrijk onderwerp binnen het kwalitatieve onderzoek vormde. In totaal zijn er zeven individuele diepteinterviews afgenomen. De interviews vonden face-to-face plaats en hadden een semi gestructureerd karakter. In de interviews was naast een aantal vaste vragen over bevindingen van de betrokkenen op het gebied van behaalde resultaten, samenwerking en duurzaamheid van het project ruimte voor aanvullingen van de geïnterviewde.
Data-analyse Om de eerder gestelde onderzoeksvragen te kunnen beantwoorden is gebruik gemaakt van kwalitatieve data-analyse. Van de zeven individuele diepte-interviews is voor elk interview afzonderlijk een korte weerslag gegeven. Deze data is gestructureerd, door het te ordenen, te labelen en eventuele verbanden op te sporen. Met behulp van beschrijvende analyse is vervolgens een overstijgende conclusie gegeven over het behalen van de projectdoelstellingen aan de hand van bevindingen van de verschillende doelgroepen die in de projectperiode 2010-2013 hebben deelgenomen aan MIK. Op basis van deze data kunnen ten slotte met het oog op de procesevaluatie aanbevelingen worden gedaan aan het adres van de projectgroep. Het toont EDU-ART en KCG of zij er wat betreft de onderzoekspopulatie in geslaagd zijn met MIK het muziekonderwijs in het primair onderwijs een kwaliteitsimpuls te geven en muziekonderwijs toegankelijker te maken voor kinderen in Gelderland. Het geeft hen een indruk voor de mogelijkheid tot structurele inbedding van het muziekonderwijs in de toekomst.
9
De interviews
Tiel
Naam:
Jan Lucas van Velzen
Functie:
Coördinator MIK & docent gitaar bij De Plantage, Centrum voor de Kunsten, Tiel.
Het project MIK startte in Tiel in september 2010. Jan Lucas raakte al voor de zomer van 2010 betrokken bij het project en draait mee vanaf het begin. Jan Lucas werkt op alle zes de participerende basisscholen in Tiel De Achtbaan, De Bataaf, De Regenboog, Moespot, Prins Willem Alexanderschool-west en Prins Maurits.
Resultaten Leerlingen Jan Lucas geeft aan dat De Plantage heel tevreden is over Muziek in de Klas. Er zit vooruitgang in het project en de uitvoering ervan verloopt steeds makkelijker. Hoewel de resultaten op het gebied van het instrumentale onderwijs wisselend zijn, wordt op de meeste scholen inmiddels resultaat geboekt. Eén school vormt een uitzondering. Het centrum voor de kunsten voert op deze school een apart traject. Hoewel de vooruitgang op deze school met een andere snelheid verloopt, zien de docenten ook hier een goede ontwikkeling. Doelen wat betreft de haalbaarheid van de moeilijkheidsgraad die de docenten gewend zijn vanuit de instrumentale praktijk moeten vanuit het centrum voor de kunsten steeds naar beneden worden bijgesteld. In de lessen op school kunnen docenten veel minder bereiken. De groepsdynamiek werkt er anders dan binnen het centrum voor de kunsten. Het is wennen aan de schoolcultuur. De doelen die het centrum voor de kunsten en de docenten met MIK willen bereiken vormen zich gaandeweg. Belangrijker dan de muzikaal instrumentale ambitie is dat de kinderen met instrumenten in aanraking komen en het plezier van samen spelen ervaren. Een groot deel van de focus is er op gericht deze doelen niet uit het oog te verliezen met wat je
wil dat de kinderen op het instrument bereiken. Het lesmateriaal moet op verschillende manieren worden aangeboden. De docenten gebruiken verschillende spelvormen om de muziekles aantrekkelijk te maken. Het succes van MIK zit in het bevredigende resultaat. De kinderen vinden het leuk, luisteren naar elkaar, leren iets op een instrument spelen, gaan beter zingen, nemen beter waar en hebben een beter besef van wat zij doen en horen. De docenten zien een duidelijke ontwikkeling bij de leerlingen op het gebied van algemene muzikale vaardigheden. De klassen raken gewend om te gaan met muziek en samen te spelen. In groep 6 hebben de leerlingen geleerd rekening te houden met elkaar en te anticiperen op wat er gebeurt. In groep 4 ervaren de kinderen soms het probleem dat ze te klein zijn, hun motorische vaardigheden zijn nog niet voldoende ontwikkeld. Deze motorische vaardigheden verbeteren in de loop van groep 4. De vraag is echter of het een winst is om zo vroeg te beginnen, daar verschillen de meningen over. Vanuit het centrum van de kunsten kijken de docenten momenteel naar de meest zinvolle manier, het meest natuurlijke verloop om een instrument aan te bieden. De docenten van de Plantage denken er over om volgend cursusjaar het instrumentale onderwijs pas in groep 5 te starten.
Leerkrachten In het begin waren de leerkrachten wat onwennig, maar degenen die vanaf het begin meedraaien weten nu van de hoed en de rand en tonen een zekere bereidwilligheid en enthousiasme om actief mee te doen. De teams vullen hun rol in het meespelen heel wisselend in. In sommige teams helpt de leerkracht heel actief, in andere teams weten de leerkrachten niet zo goed wat zij kunnen doen. Soms is er meer behoefte aan een monitorende leerkracht, bijvoorbeeld voor kinderen die speciale aandacht nodig hebben. Er is meer mogelijk wanneer de leerkracht de mogelijkheid ziet om naast de lessen van de muziekdocent wat te doen met muziek. Het lesmateriaal dat De Plantage aanbiedt kunnen de leerkrachten altijd zelf op een ander moment herhalen. De muziekdocenten willen de leerkrachten graag een extra rol geven, als deze daar zelf voor open staan.
Jan Lucas denkt dat er nog een taak ligt de leerkrachten meer ondersteuning te bieden, buiten de eigen lessen om. De leerkrachten zijn het er namelijk unaniem over eens dat zij het leuk vinden om te zien wat er gebeurt in de klas, maar volle lesprogramma’s en gebrek aan vertrouwen in de eigen zangkwaliteit vormen een belemmering. De docenten van De Plantage ontwikkelen op het moment een pakket passend voor verschillende leerkrachten, ook voor hen met niet al te veel muzikale bagage.
Muziekdocenten Jan Lucas spreekt niet alleen voor zichzelf, maar ook voor zijn collega’s als hij zegt: “We zijn er betere muziekdocenten van geworden”. In klassikale vorm leert een muziekdocent beter inschatten waar een kind zit in zijn ontwikkeling. Het algemene beeld, over wat wel en niet te doen, groeit. Uitleg komt onmiddellijk terug, door de reactie van niet één, maar wel dertig kinderen. Die spiegel toont muziekdocenten ontzettend snel de eigen plus- en minpunten, een fantastische manier om te schaven aan het eigen vakmanschap. Basisschoolprojecten zijn Jan Lucas niet nieuw. De muziekdocent voert al vanaf 1998 kortstondige projecten uit, maar is tijdens het drie jaar durende project MIK met andere dynamieken in aanraking gekomen. Een langdurig project als MIK is veel grondiger. Bij de kortstondige projecten liep alles redelijk soepel. Er was weinig reden om de eigen werkwijze als instrumentaal docent aan te passen. MIK is een extra uitkristallisatie van dat project, het is nog laagdrempeliger. Er kunnen minder eisen aan de kinderen worden gesteld en het duurt langer voordat er resultaten worden geboekt. De leeftijd van de kinderen ligt lager en het project wordt uitgevoerd in hun eigen vertrouwde territorium. De muziekdocent moet meer doen voor hij er in slaagt om iets neer te zetten.
Ouderbetrokkenheid De Plantage is bekend met hulpouders, en zelfs hulpopa’s en –oma’s, tijdens de lessen in het kader van MIK. Om te snappen wat er van ouders verlangd wordt, zouden deze eigenlijk ook getraind moeten worden. Jan Lucas gelooft dat ouders het in veel gevallen leuk vinden wat hun kinderen doen, ook al duurt het soms wat langer voor dit bereikt wordt.
11
Doorstroming Meerdere kinderen hebben er naar aanleiding van het project MIK voor gekozen instrumentale lessen te volgen bij het centrum voor de kunsten. Zij hebben hierbij niet noodzakelijk gekozen voor het instrument dat zij binnen het project spelen. De aansluiting van de beleving van het project MIK binnen het schoolcurriculum en de reguliere muzieklessen binnen het centrum voor de kunsten is voor verbetering vatbaar. Er is sprake van een gat tussen het laagdrempelige karakter van MIK en de reguliere lessen. Eind van het cursusjaar wil De Plantage duidelijk hebben hoe zij hier invulling aan kunnen geven. Dit kan iets op de scholen zijn, een verdiepingsorkest, tweede contacturen met kinderen die verder willen of iets op de Plantage in groepsvorm voor kinderen met aangepaste lesvormen en tarieven. De docenten onderzoeken op het moment wat het beste is voor de kinderen. In de lessen differentiëren zij steeds sterker de niveauverschillen. Tot nu toe hanteren de docenten twee niveaus, een basisniveau, dat heel eenvoudig is en waar iedereen aan mee kan doen en een niveau daarboven. Gemiddeld zijn er één of twee leerlingen per groep die zich vervelen, leerlingen die meer kunnen en willen. Langzaam leren de muziekdocenten hier ook mee om te gaan.
Samenwerking Jan Lucas bekleed een dubbelrol binnen MIK, hij is zowel muziekdocent als coördinator. Hij is van mening dat hij door deze dubbele rol actiever of sneller naar de directeur gaat of contact legt met een contactpersoon en andersom leerkrachten ook sneller naar hem toe komen. De Plantage heeft het project zo opgezet dat ieder team over één contactpersoon beschikt. Er zijn drie teams, en met zijn drieën hebben de coördinatoren eens in de zes weken een overleg. Als coördinator is het niet te doen om alles bij te houden, zeker als je langere tijd niet op een school komt. Alles wat van een afstandje geregeld kan worden doet Jan Lucas tussendoor. De praktische, dagelijkse dingen die tijdens de uitvoering van de lessen aan de orde komen, daar moeten de docententeams zelf op inspringen.
12
Jan Lucas ervaart de samenwerking met de scholen als heel goed. De scholen die meedoen zijn er van doordrongen dat zij zelf voor MIK hebben gekozen. Zij hebben de ambitie een school te worden waarin muziek een vast onderdeel wordt. Dat was in ieder geval de afspraak voor de duur van het project, maar ook de scholen hopen het na de projectperiode van drie jaar door te kunnen zetten. De Plantage stuurt daar op aan, de plannen liggen er. De samenwerking moet groeien, de muziekdocenten en leerkrachten moeten aan elkaar wennen, maar het gaat goed. De onderlinge communicatie is prima. Voor volgend cursusjaar zijn er nog geen afspraken vastgelegd. Het jaarrooster, met daarin alle uitvoeringen, ligt wel al vast. De docenten van De Plantage zoeken naar aansluiting met bestaande activiteiten op de scholen. Naarmate scholen langer deelnemen aan het project gaan leerkrachten en directies ook meer mogelijkheden zien. Verschillende groepen kunnen nu samen spelen. Het project krijgt hierdoor meer ‘body’ en kan meer centraal komen te staan in het programma van de scholen. Jan Lucas geeft aan dat muziekdocenten wel eens ongenoegens hebben geuit over de leerkracht, en andersom. Zij hebben zich er actief voor ingezet dit af te stemmen. De docent en de leerkracht hebben elkaar hard nodig. Mocht er iets zijn binnen een klas, dan kom je gelijk bij de leerkracht uit. Als dat samen niet goed loopt, ben je verder van huis. Jan Lucas geeft aan dat de docenten het er unaniem over eens zijn dat zij goed contact hebben met alle leerkrachten.
Duurzaamheid Zowel De Plantage als de deelnemende scholen achten het wenselijk door te gaan met MIK. De gemeente Tiel heeft samen met de Plantage het beleidsplan voor de komende jaren zo opgesteld dat lessen aan het basisonderwijs veel belangrijker worden. Dit betekent dat MIK ook voor de gemeente heel belangrijk is. Jan Lucas geeft aan dat De Plantage sowieso door gaat, met hetzelfde volume. De komende periode tot aan juni gebruikt het centrum voor de kunsten om in samenspraak met de scholen na te denken over de inhoudelijke aankleding. Het staat vast dat het muziekeducatie project doorgang vindt.
Jan Lucas ziet op dit moment weinig beren op de weg. Het enige verbeterpunt is de gebrekkige werkruimtes waar de docenten op scholen op zijn aangewezen. Het gebeurt nog vaak dat de muziekdocent in een directiekamer met een enorm bureau wordt gezet. Met zijn allen moeten zij doorgroeien naar een serieuze werkplek. Dat is voor scholen niet altijd even eenvoudig.
Zutphen
Naam:
Ellen Lenderink
Functie:
Leerkracht groep 5 op basisschool Theo Thijssen, Zutphen.
MIK ging in Zutphen van start aan het einde van het schooljaar 2011/2012. Ellen Lenderink is vanaf dat moment betrokken bij het project. De leerkracht werkt in de muzieklessen op school samen met muziekdocenten van het Zutphense Centrum voor de Kunsten Muzehof.
Resultaten Leerlingen De looptijd van MIK in Zutphen is dusdanig kort, dat het voor leerkracht Ellen moeilijk is veel over de resultaten van het project te zeggen. Voor de zomervakantie hebben de leerlingen ongeveer vijf muzieklessen gehad, waarvan twee of drie met instrumenten. De leerkracht vindt het knap dat de kinderen in die lessen betrekkelijk snel geluid uit de instrumenten wisten te krijgen. De kinderen participeren actief tijdens de muzieklessen. De vaardigheden van de muziekdocenten zijn wisselend. De ene docent heeft meer overwicht dan de ander. Ook komt het bij de één wat meer uit zichzelf dan bij de
ander. Het spontane in een docent trekt kinderen meer aan dan gebrek aan overwicht, onzekerheid of stress. De leerlingen zelf vinden de lessen helemaal geweldig. Zij laten elkaar nu meer de ruimte tijdens het spelen, dan in het begin van het project. Ze luisteren meer naar elkaar en geven elkaar meer ruimte. Hier is gelegenheid toe, omdat er in kleine groepjes gewerkt wordt. De leerlingen krijgen de ruimte om te groeien. Met acht à tien kinderen in een groepje krijgen de kinderen ook individuele aandacht.
Leerkrachten Voor de introductie van MIK in Zutphen gaf Ellen zelf de muzieklessen in haar klas, ‘een beetje’ volgens de methode. De situatie in onderwijsland is volgens de leerkracht zo dat muziekles één van de eerste dingen is die bij tijdtekort ondergesneeuwd raakt. Op de PABO waar zij studeerde werd er veel aandacht besteed aan muziek, eigen vaardigheid was hierbinnen ook belangrijk. In haar eigen muzieklessen bleef zij echter toch vaak steken op zingen. Ellen geeft aan dat het haar niet ontbreekt aan de vaardigheden en het enthousiasme voor het geven van muzieklessen, maar dat het echt tijdgebrek is wat haar belet. Het invullen van muzieklessen kost redelijk veel voorbereiding en dat is de crux, leerkrachten kunnen nergens meer tijd vandaan halen. Ellen zingt veel met de leerlingen, maar weet dat er meer is dan zingen. Zij heeft niet het idee dat haar vaardigheden als leerkracht vooruit zijn gegaan door de samenwerking met de muziekdocenten of dat zij op een andere manier tegen de muzieklessen aan is gaan kijken. Wat zij ziet is bekend, maar het stimuleert haar in de gedachte zelf wat te moeten doen. Ellen denkt dat zij zelf, met meer tijd, ook in staat zou zijn de muzieklessen te geven, hoewel zij op het gebied van muzikale vaardigheden voor de muziekdocenten zou onderdoen. Wat de leerkracht zou kunnen leren van de muziekdocenten is de manier waarop deze de muzieklessen opbouwen. Zij werken met een vaste opbouw en zoeken naar aansluiting, waar Ellen zelf meer ‘hapsnap’ te werk gaat. Muziekdocenten Ellen beoordeelt alle muziekdocenten die op basisschool Theo Thijssen over de vloer komen
13
voldoende, maar niet heel hoog. Zij is zeer positief over de muzikale vaardigheden van de muziekdocenten. Het overwicht van de muziekdocenten en de manier waarop zij onderwijs aanbieden is bij een aantal echter voor verbetering vatbaar. Het ontbreekt hen aan didactische vaardigheden. De mate waarin verschilt per docent, er zijn ook hele goede bij. Ellen ziet tot op heden nog weinig ontwikkeling op dit gebied. De leerkracht geeft aan dat je met kinderen heel flexibel moet zijn. Niet alles verloopt volgens verwachting, daar moet je op in kunnen spelen. De muziekdocenten hechten binnen de lessen soms teveel waarde aan het muzikale aspect, terwijl dat binnen muzieklessen op school minder belangrijk is dan binnen lessen op de muziekschool.
Ouderbetrokkenheid Op basisschool Theo Thijssen is er sprake van weinig ouderbetrokkenheid bij MIK. Er is een voorstelling geweest voor ouders, verder niet. Ellen geeft aan dat zij tot nu toe nog geen enkele respons van ouders kreeg met betrekking tot het project. De intentie is dat de leerlingen de instrumenten mee naar huis krijgen, de leerkrachten zijn echter nog met de contracten voor de bruikleen bezig. De ouders van de kinderen hebben deze nog niet ondertekend. De leerlingen beschikken over voldoende enthousiasme om thuis te oefenen. Zij hebben één keer een trompet mee naar huis gehad, toen werd er wel geoefend.
Doorstroming Leerkracht Ellen acht het goed mogelijk dat er leerlingen in haar klas zitten die op basis van de muzieklessen doorstromen of willen doorstromen naar reguliere muzieklessen aan een centrum voor de kunsten of een muziekvereniging. Misschien willen de leerlingen dan wel een ander instrument spelen. De leerkracht hoort veel enthousiasme voor de instrumenten die anderen spelen.
Samenwerking De communicatie tussen basisschool Theo Thijssen en het centrum voor de kunsten Muzehof verliep in Ellens ogen, vooral vorig jaar, zeer slecht. Gemaakte afspraken, niet gemaakte afspraken. De start van het project MIK was door miscommunicatie heel lastig. Dat
14
was vooral iets tussen de directeur van basisschool Theo Thijssen en het centrum voor de kunsten. Uiteindelijk is het allemaal geregeld, maar nog steeds is Ellen niet echt te spreken over de samenwerking. Zij wijt dit vooral aan gebrek aan communicatie. Ook de onderlinge communicatie tussen haar en de muziekdocenten is niet ideaal. Ellen werkt als leerkracht op basisschool Theo Thijssen met het ‘continurooster’. De muzieklessen vinden plaats op het moment dat er ook workshops plaatsvinden. Dit brengt haar in een lastige situatie. Ellen krijgt voor aanvang van de muziekles niet alleen muziekdocenten over de vloer, maar ook ouders die workshops komen geven. Zij moet tegelijkertijd ouders helpen, haar klas in de gaten houden en muziekdocenten van informatie voorzien. De echte voorbereidingstijd voor de muzieklessen is daardoor te kort. Tijdens de lessen is zij aanwezig, maar echte samenwerking met de muziekdocenten is moeilijk. De groep leerlingen gaat op verschillende plekken in de school uiteen, de leerkracht loopt continu rond tussen de verschillende klaslokalen waar de lessen worden gegeven.
Duurzaamheid Ellen vindt MIK een heel goed initiatief. Zij merkt dat kinderen nauwelijks meer in aanraking komen met muziek of instrumenten. De jeugd speelt bijna geen instrument meer. Een precieze oorzaak kan de leerkracht niet duiden. Het centrum voor de kunsten Muzehof is gevestigd in het centrum van Zutphen en is prima te bereiken voor de kinderen die deze school bezoeken. Ouders zijn tegenwoordig druk. Sport is dan prioriteit nummer één, merkt Ellen op. Zij vindt het geweldig dat leerlingen via MIK toch allemaal een instrument leren bespelen. Over voortzetting van MIK na de projectperiode en beleidsmatige verankering van het project binnen de school heeft Ellen nog niet gesproken. De leerkracht weet niet of de directeur daar misschien aan werkt, maar mocht dit zo zijn, dan gebeurt dit in ieder geval niet in samenwerking met de leerkracht. Zelf weet zij niet of het mogelijk is MIK voort te zetten. Het heeft heel veel moeite gekost om het project in het rooster in te passen. Op basisschool Theo Thijssen vonden de directie en leerkrachten het echter een dusdanige kans,
dat zij er alles aan hebben gedaan om dit voor elkaar te krijgen.
Resultaten
De huidige hoedanigheid van MIK is in Ellens ogen nog niet ideaal. De directie van Theo Thijssen moet de mogelijkheid vinden MIK in het rooster in te passen. De school verzorgt workshops waarin alle artistieke, kunstzinnige en creatieve uitingen worden ondervangen, muziek hoort daar ook bij. Het is lastig het project binnen de workshops in te passen. Er is in totaal anderhalf uur tijd beschikbaar en daar gaat nu elke week drie kwartier van af voor muziek. De wisseling is heel chaotisch en er gaat tijd verloren met opruimen, dat is zonde.
Om MIK voort te kunnen zetten op basisschool Theo Thijssen is het van belang de organisatie rondom het project te verbeteren. Dit is vooral een taak voor de directie van de school. Ellen geeft aan dat geld eveneens een grote rol speelt. In de ogen van de leerkracht zullen hevige bezuinigingen die op komst zijn binnen de stichting van belangrijke invloed zijn op de toekomstige financiering van MIK.
Winterswijk
Naam:
Claire van Bijleveld
Functie:
Coördinator & coach bij Centrum voor cultuureducatie Boogie Woogie, Winterswijk.
Centrum voor cultuureducatie Boogie Woogie is betrokken bij MIK vanaf het eerste moment, zo ook Claire van Bijleveld. In eerste instantie begeleidde zij als coach de muziekdocenten op de werkvloer, zowel organisatorisch als inhoudelijk. Een jaar geleden nam zij daarnaast ook de rol van coördinator van het project binnen Boogie Woogie op zich. Boogie Woogie werkt samen met twee scholen in Winterswijk, de Katholieke Daltonschool De Vlier en de christelijke Prins Willem Alexanderschool.
Leerlingen Vanuit het oogpunt van de muziekdocenten van Boogie Woogie is het resultaat op het gebied van muzikale vaardigheden van de leerlingen die deelnemen aan MIK nihil. Claire ervaart MIK in beginsel als een leuk project, maar merkt dat het studeren een knelpunt vormt. Het is fijn dat de lessen onder schooltijd gegeven worden. Het grootste probleem is echter dat de leerlingen geen typische muziekschoolleerlingen zijn. De leerlingen beschikken allemaal over een leeninstrument, maar studeren desondanks heel weinig thuis. Zij denkt dit veroorzaakt wordt door het gratis karakter van de lessen. Muziekles op de muziekschool is vaak een bewuste keuze van de ouders. Zij betalen voor de lessen en zijn daardoor veel meer geneigd hun kinderen te stimuleren te oefenen. In het eerste jaar vinden de kinderen de muzieklessen leuk. Zij leren rustig aan en treden één of twee keer per jaar op. Zij kunnen dan drie noten spelen, maar toch wordt het heel wat leuks. Volgens Claire is dat ook een verdienste van haar collega’s. Het is dit jaar voor het eerst dat ook groep 6 deelneemt aan MIK. De leerlingen van deze groep spelen nu voor het tweede achtereenvolgende jaar een instrument. Om enig resultaat te boeken geven de muziekdocenten twee à drie lessen apart en spelen de leerlingen pas de vierde les met zijn allen. De motivatie is minder. Er zijn behoorlijk wat leerlingen die, vooral in het tweede jaar, liever een ander instrument zouden spelen. Het blijkt dat zij minder geschikt zijn, of ze willen gewoon liever wat anders. Dit kan Boogie Woogie de kinderen binnen dit project niet bieden, de keus aan instrumenten is beperkt. De kinderen ontwikkelen bepaalde motorische vaardigheden en leren samen te spelen. De muziekdocenten verwerken in de instrumentale lessen veel AMV elementen, zoals het maken van ritmes op het instrument, in plaats van klappen. Ook besteden zij veel aandacht aan luisteren. De resultaten bij de basisschoolleerlingen zijn in vergelijking met de resultaten van kinderen die in groep 6 beginnen met gewone muziekles op de muziekschool minder. Op de basisschool hebben zij dan ook maar drie kwartier les, met zijn zessen. Claire is zich ervan bewust dat het binnen het project MIK niet enkel om het ontwikkelen van de muzikale vaardigheden gaat. Zij weet dat het er
15
ook om gaat dat de kinderen met en naar elkaar luisteren. Leerkrachten Claire geeft aan dat het voor de muziekdocenten moeilijk is om samen te werken met de leerkrachten. De muziekdocenten komen met vier man tegelijk naar de basisschool en geven hun lessen op verschillende locaties binnen de school. De leerkrachten werken prima mee, in die zin, dat zij zorgen dat alles klaar staat en wel eens komen luisteren. De leerkrachten participeren nagenoeg niet. Zij dragen zorg voor de randvoorwaarden, komen twee keer per jaar naar de muziekschool om iets te doen, verzorgen en verspreiden de briefing naar de ouders. Dat is allemaal hartstikke leuk, maar dat was niet de bedoeling, geeft Claire kritisch aan. De leerkrachten horen wel vooruitgang als de kinderen samenspelen of optreden en horen het ook van de kinderen, maar hebben daar zelf geen bijdrage aan geleverd. De stof die aan de orde komt in de lessen wordt door de leerkrachten weinig herhaald buiten de MIK lessen om. In groep 5 en 6 gebeurt dit sowieso niet. Bij de AMV in groep 4 zijn er wel leerkrachten die sporadisch een liedje zingen of de leerlingen hun muziekboek laten pakken om een oefeningetje te maken. De deskundigheid van de leerkrachten gaat niet vooruit. Het enthousiasme is niet het probleem bij de leerkrachten, zij voelen zich niet zeker genoeg. Claire geeft aan zich te storten op het in haar ogen noodzakelijke nieuwe project 3 Zangmakers .
De docenten ervoeren in het begin heel veel problemen. Claire is op dat moment als coach ingesprongen, om ervoor te zorgen dat de muziekdocenten het lesgeven leuk zouden gaan vinden en afhaken te voorkomen. De docenten waren op hun instrument zeer kundig, maar hadden nooit groepslessen gegeven. Bij drie collega’s is zij meteen beginnen te coachen. Haar duidelijke terugkoppeling was naar eigen zeggen echt nodig, ze kreeg zelfs klachten van de school. Zij heeft dit maar drie, vier keer hoeven doen, voordat de docenten het lesgeven goed oppakten. Bij de trainingen van KCG is er volgens Claire niet veel aandacht besteed aan het voor de klas staan. De docenten moesten veel aanleren. Zij waren gewend les te geven aan één, hooguit twee leerlingen tegelijk. Een les in het omgaan met grote groepen is dan veel belangrijker. Claire vindt de aandacht die besteed is aan orde in de klas en de stage veel te minimaal, één of twee keer kijken bij een collega is volgens haar geen stage. Stage lopen is zelf doen, zelf de fout in gaan en daar van leren. Claire heeft de rol van coach veel uitgebreider ingevuld dan het beperkte aantal uren dat er vanuit EDU-ART voor stond. Zij is een perfectionist en wilde vanaf het begin graag dat het goed ging. Zij merkt op dat als zij niet had ingegrepen er waarschijnlijk drie collega’s overspannen thuis waren geweest. Nu in het tweede jaar zeggen deze docenten allemaal dat zij veel beter in staat zijn les te geven dan vorig jaar.
Ouderbetrokkenheid Muziekdocenten Claire vertelt dat één van de muziekdocenten van Boogie Woogie het voor de klas staan meteen goed af ging. De anderen zijn voor de leeuwen gegooid. Die hebben de cursus van KCG gevolgd en hebben daar redelijk veel van opgestoken. De praktijk bleek echter anders.
3 Zangmakers is een methode die helpt volwassenen met gemak en plezier te zingen met kinderen, aan de hand van professionele coaching, tientallen originele liedjes en begeleidend lesmateriaal in een online database. Het programma is erop gericht zingen tot een goede gewoonte te maken in de klas, op de BSO of in het buurthuis en dus zeer geschikt voor leerkrachten In het basisonderwijs.
16
Boogie Woogie betrekt de ouders van de leerlingen veel bij het project, is Claire van mening. Allereerst ontvangen zij aan het begin van het jaar een brief en tijdens het tien minutengesprek bespreekt de leerkracht MIK. Boogie Woogie nodigt de kinderen uit op de muziekschool, zij mogen er optreden en alle ouders mogen komen kijken. De docenten proberen ook iets met de kinderen in te studeren, zodat zij tijdens de kerstuitvoering met de instrumenten spelen. Twee van de muziekdocenten wonen vlakbij en gaan daar wel even naar toe. Claire geeft aan dat haar collega’s veel meer doen dan echt moet. Zij denkt dat dit ook de reden is voor het welslagen. Het is wat haar betreft een voordeel
dat Boogie Woogie zich in een achterhoekgebied bevindt en er slechts twee scholen in Winterswijk deelnemen aan het project. Dit maakt het voor de leraren mogelijk deze extra inzet te tonen. Doorstroming Boogie Woogie merkt volgens Claire niets van doorstroming van leerlingen die deelnemen aan MIK. Logisch, volgens haar, waarom zouden ouders al naar de muziekschool gaan, als het kind op school muziekonderwijs krijgt? Als zij iets zou merken dan zou dat aan het einde van het jaar moeten zijn. Claire vraagt zich echter af of dit gaat gebeuren, aangezien één van de scholen waarop zij lesgeeft een achterstandsschool is. Het enige dat het centrum voor cultuureducatie momenteel merkt van het project is de tijd en energie die het in beslag neemt. De coördinatrice weet dat MIK een pilot is en dat er een leerproces gaande is, maar is er eerlijk in dat MIK voor haar niet de beste optie is om kinderen te bereiken. Zij heeft als coördinatrice bij Boogie Woogie duidelijke ideeën over een eventuele andere invulling van muziekeducatie.
Samenwerking De samenwerking tussen de basisscholen en Boogie Woogie is goed. Dit komt van twee kanten. Boogie Woogie lost problemen waar de scholen mee zitten op, en andersom. Dit komt voort uit goede contacten. Claire zorgt dat zij van tevoren goed kennis maakt. De boeken en de instrumenten liggen klaar en de docenten proberen de scholen zo min mogelijk tot last te zijn. De communicatie is sterk. Ook dat is volgens Claire, omdat zij al langer op die scholen komt, ze kennen haar daar. Claire geeft aan dat het moeilijk is om afspraken te maken met de scholen over het eventueel verankeren van de muzieklessen binnen de scholen, zij het in deze vorm, zij het in een andere vorm. De scholen hebben geen geld en hopen op toestemming van de provincie voor het nieuwe project, dat Claire eerder noemde. Aan enthousiasme ontbreekt het de scholen niet. Alle basisscholen in Winterswijk, met uitzondering van de vrije school, hebben het plan ondertekend.
Duurzaamheid Claire acht doorgang van het project wenselijk, maar niet in de huidige hoedanigheid, zoveel is duidelijk. Geld is een groot probleem en de manier waarop het nu gebruikt is levert volgens haar uiteindelijk niets op. In haar optiek hadden zij meer kunnen doen met het geld dat nu besteed is aan nieuwe instrumenten voor de huidige groep 5, voor slechts één jaar. Weggegooid geld, vindt Claire. Boogie Woogie zit nu aan het einde van het schooljaar met heel veel instrumenten. Boogie Woogie werkt aan een nieuwe projectaanvraag bij de provincie. Deze is naar Claire heeft begrepen redelijk goed ontvangen. In de projectaanvraag stelt zij haar manier voor om kinderen een betere muzikale ondergrond te bieden. Het is in haar ogen ideaal om kinderen op school kennis te laten maken met muziek door middel van AMV en degenen die op basis daarvan interesse tonen te laten doorstromen naar de muziekschool. De muziekeducatie moet niet enkel aan een instrument worden opgehangen. Zingen kan iedereen en is daarom veel belangrijker dan het spelen van een instrument. De coördinatrice pleit er voor om veel meer te zingen. Als de provincie instemt met de aanvraag wil zij inzetten op de introductie van het programma Zangmakers in groep 3. Zij is er heel blij mee dat KCG en EDU-ART dit opzetten. Deelname kost de scholen niet veel. Zij kunnen het betalen vanuit opleidings- of scholingsgeld. Op deze wijze is vanaf groep 3 in ieder geval iedereen aan het zingen. Nog beter lijkt het Claire om al met groep 1 te beginnen, maar dat acht zij financieel niet haalbaar. In haar ideaalbeeld volgen daarna de lessen AMV, gespreid over groep 4 en 5. Door deze lessen over twee jaar te spreiden kunnen de lessen met veel meer rust gegeven worden. De docenten doen nu veel en werken keihard. Claire zou het leren lezen van noten liever uitstellen en de leerlingen de instrumenten uitgebreider laten proberen. Zij kunnen zo op een later moment kiezen voor een instrument dat hen past. Aan het einde van groep 5 wil zij de kinderen ‘testen’, de ouders adviseren over de muzikaliteit van hun kinderen en de kinderen een gratis proefles aanbieden bij Boogie Woogie. Kinderen die echt muzikaal zijn haal je er volgens haar wel tussenuit, die moet je stimuleren een instrument te gaan spelen. In groep 6 kunnen de kinderen les krijgen op de muziekschool, tegen een goedkoop tarief. Elke
17
week drie kwartier, met zijn vieren, na school, net als voetbal of tennis. Daarnaast wil Boogie Woogie een schoolorkest c.q. schoolkoor introduceren, waaraan de leerlingen vanuit het project meteen aansluitend op school, vrijwillig kunnen deelnemen. Claire wil veel kinderen in aanraking laten komen met muziek, en een schoolorkest, of schoolkoor, is daar in haar ogen zeer geschikt voor. Zij vindt echter ook dat je dit niet moet verplichten.
Apeldoorn
Naam:
Suze de Vries-Scholtens
Functie:
Directrice bij PCBS De Sjofar, Apeldoorn.
Suze de Vries-Scholtens werkt mee aan MIK vanaf het moment dat het project in Apeldoorn van start ging, januari vorig jaar (2012). PCBS De Sjofar werkt samen met Markant, centrum voor kunsteducatie in Apeldoorn.
Resultaten Leerlingen De vaardigheden van de leerlingen van De Sjofar die deelnemen aan MIK zijn in de loop van het project op bepaalde gebieden toegenomen, denkt directrice Suze de VriesScholtens. De leerlingen krijgen nu elke week muziekonderwijs, terwijl dit de laatste tijd, net als op de meeste basisscholen, een nogal ondergeschoven kindje was. Scholen leggen, net als de overheid, de meeste nadruk op de cognitieve vakken taal en rekenen. De Sjofar is een christelijke school. De docenten zingen er veel met de kinderen. Desondanks kwam muziekonderwijs er voor aanvang van MIK slechts sporadisch aan bod. De resultaten van de investering in de kinderen zijn wat Suze
18
betreft duidelijk waar te nemen, zij ziet dat de kinderen meer weten. De directrice geeft aan dat zij dit natuurlijk niet meet, de kinderen worden niet getoetst. De directrice kan haar vermoedens niet staven op concrete voorbeelden, maar baseert deze op het muziekonderwijs en haar eigen observaties.
Leerkrachten De leerkrachten van De Sjofar die deelnemen aan MIK vinden het een heel fijn project, het stimuleert hen. In de kleutergroepen geeft de muziekdocent van Markant nu twee lessen en de eigen leerkracht één, gecoacht door de muziekdocent. Eén keer in de drie weken spreken zij samen de lessen door. In groep 3 geven de muziekdocent en de leerkracht de lessen om en om of samen. De kennis van de leerkrachten breidt uit, zij doen ideeën op en vinden dit fijn. De directrice merkt dat daar behoefte aan was. Vanuit De Sjofar is de laatste jaren niet veel scholing ingezet op het gebied van muziekeducatie. Op de PABO krijgen de leerkrachten niet heel veel kennis op het gebied van muziek mee. Nu krijgen zij input van iemand die er meer vanaf weet. Suze heeft dan ook het idee dat de leerkrachten na verloop van tijd in staat zouden zijn de muzieklessen zelf in te vullen.
Muziekdocenten De directrice is tevreden over de kwaliteit van de muziekdocenten die vanuit Markant bij De Sjofar over de vloer komen. De muziekdocente voor de AMV in groep 1 t/m 3 is in haar ogen een goede docente. Zij heeft een klik met de kinderen. De docenten die de instrumentale lessen geven kennen hun vak, maar moeten op pedagogisch gebied nog bij leren. Zij zijn niet gewend om met grotere groepen te werken. De muziekdocenten vinden het vooral lastig om te gaan met kinderen die niet, of niet makkelijk, meedoen of clownesk gedrag vertonen en schakelen de eigen leerkracht in om dit op te lossen. De opleiding die zij binnen het project krijgen, loopt gelijk met het traject. De muziekdocenten maken in Suzes ogen wel vorderingen op het gebied van hun pedagogische vaardigheden. Voor Suze is dit de enige aanmerking op de muziekdocenten. Zij verstaan hun vak en doen leuke dingen met de kinderen, die de basisschoolleerkrachten niet in huis hebben. Suze geeft aan dat hun
vaardigheden op dit gebied echt van een ander niveau zijn. Het is wat haar betreft een aanwinst om de muziekdocenten voor de klas te hebben staan.
Ouderbetrokkenheid De Sjofar houdt de ouders van de leerlingen die deelnemen aan MIK op de hoogte van het project. Vorig jaar gaven de leerlingen na het eerste half jaar een presentatie voor de ouders. Ook nu zij de instrumenten enige tijd bespelen hebben zij weer een presentatie gegeven. Volgens Suze is dit een goede manier om de ouders te betrekken. In groep 5 mogen de leerlingen de instrumenten nu mee naar huis nemen. Voor de ouders volgt er een ouderavond waarbij zij uitleg krijgen over het gebruik en het onderhoud van deze instrumenten. Daarnaast verschijnt er af en toe eens een stukje over MIK in de nieuwsbrief die de school verstuurt. Doorstroming Ouders zijn enthousiast. Zij zien het als een aanwinst dat hun kind binnen schooltijd een instrument leert spelen en meer van muziek opsteekt. Sommige van hen maken, op basis van het enthousiasme van hun kind, de stap naar de muziekschool. Suze merkt dat voor anderen de muziekschool gewoon te duur is. Zij geven aan blij te zijn dat hun kind via MIK op school wat van muziek meekrijgt, aangezien zij het zelf niet kunnen betalen.
Overige effecten Suze merkt dat MIK vooral speelt in de groepen waar de muzieklessen gegeven worden. In de andere groepen is er weinig interesse voor het project. Dit gebrek aan aandacht heeft zij op de agenda staan voor het teamoverleg. In de week van het interview waren er op De Sjofar presentaties door de leerlingen van de deelnemende klassen voor hun ouders. Het is haar opgevallen dat de leerkrachten van niet deelnemende groepen niet eens even kwamen kijken. Suze geeft aan dat dit gebrek aan interesse een ontwikkeling is die zij op alle fronten terug ziet. Leerkrachten vinden dat zij het druk hebben en daarom, als zij zelf niet bij het project betrokken zijn, niet hoeven komen kijken. Komt MIK in hun klas, of komen zij voor een groep 4 of 5 te staan, dan is het project hen nieuw.
Samenwerking Leerkracht en muziekdocent De samenwerking tussen de leerkrachten en muziekdocenten heeft Suze van bovenaf moeten aansturen. De samenwerking is nu goed, maar het is niet vanzelf gegaan. Voor de ene docent is het vanzelfsprekender dan voor de ander. Zij heeft aangegeven dat zij graag een coachende rol binnen het project ziet voor de muziekdocent. Als het project afloopt gaat De Sjofar misschien verder met instrumentale lessen door externe docenten, maar het algemene stukje in groep 1, 2 en 3 moeten de leerkrachten zelf doen. Zij moeten gebruik maken van de mogelijkheid zich te laten coachen. Vanaf de zomervakantie verbeterde dit. Suze blijft de samenwerking af en toe een beetje sturen. Leerkrachten hebben wel eens de neiging gebruik te maken van het feit dat er iemand van buitenaf hun klas in komt. Zij gaan achterover zitten of even weg om koffie te halen, een praatje te maken en komen terug tegen het einde van de les. Na de evaluatie met Markant heeft Suze haar leerkrachten verteld dat zij bij de lessen aanwezig moeten zijn. Als de groep in drieën wordt verdeeld, moeten zij ieder kwartier bij een andere groep gaan zitten om te kijken wat er daar gebeurt. De leerkrachten kunnen de muziekdocenten pedagogische tips geven. Zij geven zelf niet aan dat ze hier behoefte aan hebben, dat moet Suze af en toe achteraf terugkoppelen.
Directie basisschool en directie centrum voor de kunsten De communicatie tussen De Sjofar en Markant is goed, meent Suze. Zij geeft aan dat bij projecten als MIK communicatie heel erg belangrijk is. Van tevoren wordt er echter het minst nagedacht over de manier waarop en door wie de communicatie opgepakt zal worden. Suze vindt het niet erg om tijd te besteden aan de communicatie, maar nu moet zij de communicatie zoeken en aangeven dat zij wil overleggen of vindt dat er iets moet gebeuren. Periodiek overleg tussen de verschillende betrokkenen is niet in het project opgenomen. Suze zou dit graag meer geregeld zien, ook vanuit de projectorganisatie. Nu gebeurt het telefonisch, per mail of wanneer zij of Markant het zelf oppakken en mensen bij elkaar roepen.
19
Er vindt ook wel eens overleg plaats met zowel Markant als het Passe Partout, de andere basisschool in Apeldoorn die deelneemt aan het project. Suze pleit voor een vastere omschrijving voor het inrichten van een communicatiestructuur. De muziekdocenten hebben moeite tijd te vinden om te overleggen. Dat is begrijpelijk, maar zonder communicatie valt het project automatisch gauw uit elkaar, zaken die niet goed lopen ontkrachten het project. Het contact met Markant vindt alleen plaats omtrent MIK, van verder contact komt het eigenlijk niet. Over een eventuele voortgang van het project is door De Sjofar en Markant nog niet gesproken. Suze geeft aan dat zij wel nadenkt over de mogelijkheid om door te gaan met muzieklessen in samenwerking met Markant, maar er staat nog niets vast.
Duurzaamheid Suze zou het heel mooi vinden om door te gaan met MIK. Het project valt of staat in haar ogen met geld. MIK past zeker in de visie van de school, zij acht muziekeducatie van belang. De subsidie is echter de reden dat de school is ingestapt. Het blijkt een heel mooi project en nu kijken zij of het geschikt is om voort te zetten en zo ja, in wat voor een vorm. Inhoudelijk ziet Suze niet direct verbeterpunten. Het vormt wat haar betreft wel een kleine belemmering dat niet alle kinderen over een instrument beschikken. De Sjofar beschikt in totaal over voldoende instrumenten voor één groep: twaalf violen, twaalf trompetten en twaalf dwarsfluiten. Eerst kan één groep drie kwartier aan het werk met de instrumenten, dan de volgende. Aan het begin is door de projectorganisatie aangegeven dat de kinderen zelf instrumenten in bruikleen zouden krijgen om mee naar huis te nemen en te kunnen oefenen. Het eerste half jaar is er helemaal niet geoefend. Enige tijd geleden heeft De Sjofar overleg gehad met EDU-ART, omdat de school de instrumenten niet kreeg. EDU-ART deed voor alsof de school te groot is en teveel vraagt. Zij hadden niet met zoveel leerlingen rekening gehouden, terwijl Suze dergelijke scenario’s al zag opdoemen voordat zij het project in stapte en hier vanaf het begin aandacht voor heeft gevraagd. Haar is beloofd dat als de school deel zou nemen aan MIK, de instrumenten voor
20
zowel de groepen 4 als 5 geregeld zouden worden. Dit blijkt nu dus niet zo te zijn. Na een gesprek met EDU-ART is er een aantal extra instrumenten losgekomen. In de praktijk lost de school het nu zo op dat de kinderen de instrumenten afwisselend mee naar huis krijgen, de ene week de ene groep 5, de andere week de andere groep 5. Groep 4 krijgt de instrumenten nog niet mee. Dit is niet volgens het oorspronkelijke plan en het werkt belemmerend. Suze vraagt zich af hoe zij het project moeten aanpakken als zij het doorzetten na de pilotperiode. Het aanpassen van de werkwijze, maakt dat zij hun ambities naar beneden moeten bijstellen. De directrice van de school vraagt zich af van wie de instrumenten zijn. Tijdens het opstellen van de bruikleenovereenkomst werd gezegd dat de instrumenten van Markant zijn. De directeur van Passe Partout en zij zelf dachten dat de instrumenten de basisscholen toebehoorden. Als zij aan het eind van het jaar de instrumenten moeten inleveren, kunnen de basisscholen al helemaal niet meer verder. Het eigendom van de instrumenten is van doorslaggevend belang voor het, al dan niet, voortzetten van de instrumentale lessen na afloop van het project. Mogen de scholen de instrumenten houden, dan hoeven zij alleen de muziekdocenten in te huren voor de groepen 4 en 5 en is doorzetten een stuk haalbaarder.
Harderwijk
Naam:
Henk van de Wetering
Functie:
Directeur, coördinator & muziekdocent trompet en trombone bij Muziekschool Noordwest Veluwe, Harderwijk.
Muziekschool Noordwest Veluwe startte met de uitvoering van MIK in januari 2012. Daarvoor werkte Henk van de Wetering al enige tijd aan de voorbereidingen voor het project.
Muziekschool Noordwest Veluwe werkt samen met twee basisscholen in Wezep, Christelijke basisschool De Bron en Christelijke basisschool De Rank.
Resultaten Leerlingen Henk van de Wetering wil graag iets zeggen over de resultaten van muziekeducatie binnen het onderwijs op de vaardigheden van de leerlingen. Hij probeert zich daarbij zoveel mogelijk te beperken tot MIK, Muziekschool Noordwest Veluwe doet echter veel meer op scholen dan alleen dit project. Henk ziet kortgezegd twee dingen. In de eerste plaats ziet hij dat verreweg het grootste aantal van de kinderen de lessen in het kader van MIK met enthousiasme ontvangt en dat zij van de muzieklessen genieten. Hier gaat de bekende muziekschoolpraktijk op, de kinderen die genieten gaan er mee bezig en ontwikkelen zich, soms zelfs is een rap tempo. Daarnaast zijn er de kinderen die er niet van genieten. Zij zijn er niet mee bezig en ontwikkelen zich niet of nauwelijks. De kloof wordt steeds groter en de pedagogisch didactische spanningsboog van de docent wordt steeds meer op de proef gesteld. Deze weerbarstigheid zit hem eigenlijk alleen in de instrumentale lessen. In de AMV lessen komt hij het wel tegen, maar daar staat het ene kind het andere niet in de weg. Tijdens de instrumentale lessen worden afhakende kinderen eerder een stoorzender. Henk is inmiddels een jaar bezig met de AMV lessen en bemerkt hierin duidelijk groei. Dat is groei in al zijn nuance. Van moeder natuur heeft niet iedereen dezelfde bagage meegekregen als het om muzikale vaardigheden en interesse gaat, dit is terug te zien in de klassen. Het is leuk om in elke groep een paar trekkers te hebben, zodat degenen die getrokken moeten worden inderdaad ook dat zullen ervaren. Henk gaat er vanuit dat in de klas bij lezen, rekenen en taal hetzelfde gebeurt. De één is slimmer en gaat sneller dan de ander, dat gaat op het gebied van muziek ook zo. Het is een natuurlijk proces, daar leren kinderen mee omgaan. In de AMV lessen conflicteert dit niet. De twee scholen waarmee Muziekschool Noordwest Veluwe samenwerkt in het kader van MIK zijn forse scholen, die vorig jaar beide combinatieklassen hadden. Henk gaf daarom
als muziekdocent meerdere lessen AMV. De lessen waren leuk en boeiend en zijn heel succesvol verlopen. Henk was van tevoren vooral heel benieuwd hoe de instrumentale lessen in groep 5 zouden verlopen. Muziekschool Noordwest Veluwe heeft de afgelopen jaren, bewust, al heel wat ervaring opgedaan met het geven van instrumentale lessen in de basisschool. De muziekschool sprak in opdracht van de basisschool met de directeur instrumentale lessen onder schooltijd af. Op deze manier confronteerden zij een klas met een instrument. Deze lessen werden in eerste instantie heel positief door de leerlingen ontvangen. Henk heeft echter zien gebeuren dat, zeker als de periode waarin de lessen werden gegeven langer duurde, bij sommige leerlingen de motivatie af nam en er vervolgens een beetje apathie, en soms zelfs antipathie, ontstond. Zijn gedachte was dat de motivatie voor de instrumentale lessen in het kader van MIK wellicht vele malen beter zou uitpakken, door de mogelijkheid van eigen instrumentkeuze. De docenten van Muziekschool Noordwest Veluwe hebben inmiddels vier maanden ervaring met het geven van de MIK gelieerde instrumentale lessen aan groep 5. Henk heeft nog niet uitvoerig met collega’s geëvalueerd, maar merkt dat het heel lastig is om de hele groep blijvend te motiveren. De muziekdocenten hebben zich goed voorbereid middels de projectgroep bijeenkomsten en hebben zich gerealiseerd dat zij niet alleen maar enthousiastelingen tegen zouden komen, maar nu Henk die weerbarstigheid, in ieder geval in zijn eigen groepen, nadrukkelijk tegenkomt, valt dat niet mee. Het vormt geen direct probleem. Echter, de kinderen die in groep 5 zijn gestart krijgen het komende schooljaar in groep 6 in principe nog een jaar les op hetzelfde instrument. Henk denkt dat als de antipathie die hij hier en daar al proeft zich door ontwikkelt, zij deze lessen niet door moeten zetten. De vraag is hoe de antipathie weer wat om te buigen in sympathie en wie weet zelfs een stukje enthousiasme. Hij wil daar graag met de scholen over communiceren, en via hen ook met de ouders. Henk sluit niet uit dat ze rond de zomervakantie tot de conclusie komen dat ze voor diegenen die echt geen plezier hebben in de instrumentale lessen, die zelfs een beetje aversie hebben ontwikkeld in dat eerste schooljaar, wat anders bedenken. Wat weet
21
Henk nog niet, en daar wil hij eigenlijk ook nog niet over nadenken. Leerkrachten Door de vele contacten die Henk vanuit zijn directeursrol in het verleden heeft wist hij dat de affiniteit met muziek in de basisscholen uitermate beperkt is. Gebrek aan affiniteit en vaardigheden vormen voor scholen de belangrijkste drive om mensen van de muziekschool binnen te halen. Dit is in zijn ogen meer een maatschappelijke opvatting. De educatie van de leerkrachten had anders georganiseerd moeten worden. Hij vindt het een drama als een leerkracht op de PABO niets heeft hoeven doen op het gebied van muziek. Hij kan zich er iets bij voorstellen, maar het zou wat hem betreft zo moeten zijn dat in ieder geval een aantal mensen in elk team over vaardigheden en affiniteit met muziek beschikt. Het staat keurig op het rooster, maar je hoeft geen docent met een dubbele bodem te zijn om serieus aan te kunnen tonen er geen tijd voor te hebben. Digitaal kun je vandaag de dag lessen programmeren en met een druk op de knop afdraaien. Ten opzichte van niets is dat een bruikbaar alternatief, maar als muzikant zegt Henk dat dit nooit iets gaat worden. Het leeft niet. Het prikkelt mensen niet in hun lijf. In het begin was er onder de leerkrachten meer betrokkenheid bij de lessen dan nu. Zij hebben het in eerste instantie even afgetast en de pedagogische kwaliteiten van de desbetreffende docent beoordeeld, maar het moment dat zij merkten dat de muziekdocent met die klas kon lezen en schrijven, waren zij er van overtuigd dat ze ook wel muziek zouden kunnen maken en zelf hun tijd ‘nuttiger’ konden besteden. De docenten die iets hebben met muziek die zijn er wel bij, die vinden het veel te leuk. Maar de docenten die er in dertig jaar al niets mee hadden, zien de muziekeducatie vooral als heel waardevol en daar blijft het bij. Zij gaan zelf wat anders doen. Henk geeft aan dat je aan een dood paard niet moet willen trekken. Hij gaat er praktisch mee om, hij snapt het wel. Hij heeft zelf diverse jaren les gegeven en zijn vrouw werkt in het onderwijs, dus hij weet wat er speelt. Leerkrachten worden overladen met van alles en nog wat en dat wordt eerder meer dan minder. Het feit dat er muziekdocenten komen die goede muzieklessen afleveren is voor hen de legitimatie om dat zelf niet te hoeven doen.
22
Muziekdocenten Henk neemt de AMV lessen voor zijn rekening. De instrumentale lessen worden door meerdere docenten gegeven. Voor een groep staan in de basisschool gaat de muziekdocenten goed af. De deelnemende docenten zijn de docenten van Muziekschool Noordwest Veluwe die het meest bij het basisschool gebeuren betrokken zijn, zij hebben zichzelf aangemeld. Zij zijn gemotiveerd, hebben de juiste bagage meegekregen en weten waar zij mee bezig zijn. Zij hebben, in voorbereiding op MIK, in combinatie met ArtEZ een algemene cursus gevolgd. Dit voorjaar volgde de gerichte MIK scholing. De docenten zijn hier op het moment van het interview mee bezig. Henk denkt dat voor zowel hemzelf als zijn collega’s geldt, dat de methode in ontwikkeling is. Praktisch zijn zij met de instrumentale lessen begonnen op 1 oktober. De methode hebben zij nog weinig afgestemd.
Ouderbetrokkenheid Vorig jaar zijn de AMV lessen via de nieuwsbrieven van de scholen aan de ouders meegedeeld. De daadwerkelijke ouderbetrokkenheid kreeg pas gestalte met een feestje dat de leerlingen vierden, als afsluiting van de AMV lessen voor de zomervakantie. Nadat de ouders het gezien, gehoord, gevoeld en geproefd hadden kwam het enthousiasme. Hij is er van overtuigd dat deze wijze van betrokkenheid de ouders raakt. De ouderbetrokkenheid op de betreffende scholen is op het moment nog niet echt groot. In de gemeente Wezep neemt slechts een zeer beperkt aantal kinderen van nature een instrument mee naar huis. Dit heeft te maken met de sociale achtergrond van de samenleving aldaar, Wezep is een stratenmakers dorp. Volgens Henk is de sociale werkelijkheid in Nederland dat in de beter betaalde milieus thuis een andere cultuur heerst en muziek een prominentere plaats heeft dan in de lager betaalde milieus.. Bij Muziekschool Noordwest Veluwe wisten zij dit, maar er werd nooit rekening mee gehouden. Ze wilden het niet weten. De uitkomsten zouden niet gunstig zijn. Het zou betekenen dat de politiek geld besteedde aan mensen die het eigenlijk best zelf konden betalen.
Doorstroming Henk geeft aan dat er naar aanleiding van MIK zeker leerlingen zullen doorstromen naar de muziekschool. Vorig jaar gaf Muziekschool Noordwest Veluwe op dezelfde scholen al trompet- en slagwerklessen. Van die leerlingen zij er inmiddels een paar doorgestroomd. Er zijn zowel kinderen die kozen voor les op het instrument dat zij speelden op school, als kinderen die kozen voor les op een ander instrument. Plaatselijke muziekvereniging De Eendracht is bewust nauw betrokken. De dirigent van De Eendracht is in Henks ogen een prima docent, die heel goed met kinderen kan omgaan. Hij heeft deze dan ook ingeschakeld voor MIK. Het bestuurlijke brugje was vervolgens makkelijk te bouwen.
Overige effecten Voor de muziekschool is het grote winstpunt van MIK de werkgelegenheid die het project met zich mee brengt. Het project is daarmee niet alleen vanuit sociaal oogpunt, maar ook op het gebied van expositie aantrekkelijk. Het belangrijkste vindt Henk echter de inhoudelijke winst. Muziekscholen merken meer en meer dat het niet meer vanzelfsprekend is dat kinderen naar de muziekschool komen en dat er in de thuissituatie nagedacht en gesproken wordt of het spelen van een instrument iets voor het kind is. Dit moet aangewakkerd worden bij kinderen en hun ouders door met muziek aan de slag te gaan. Henk is ervan overtuigd dat MIK nieuwe klanten oplevert, is het niet in directe zin dan wel via via.
Samenwerking
muziekdocenten gebruiken namelijk zoveel mogelijk de liedjes uit de methode ‘Moet je doen’, met liedbundel met cd. Henk werkt hier zelf weinig mee. Hij probeert bewust muziek te maken en datgene te doen, waarvan hij het vermoeden heeft dat de leerkracht het in ieder geval niet doet, basale dingen als ritmes klappen en liedjes zingen.
Coördinator muziekschool en directies scholen Het contact tussen Henk, als coördinator vanuit de muziekschool, en de directies van de basisscholen is vrij summier. De docenten van Muziekschool Noordwest Veluwe krijgen alle gewenste medewerking. De scholen zijn bereidwillig, maar weinig initiatiefrijk. Communicatie over andere zaken dan het project is er weinig. Henk geeft aan dat hij hier misschien zelf te weinig op inzet, want het is ook een kwestie van plannen. Het wordt extra, de lessen vinden plaats onder schooltijd. Overleg kan niet onder schooltijd en na schooltijd is lastig. Henk vraagt zich af wat de meerwaarde ervan zou zijn. MIK wordt sterk gewaardeerd, omdat de muziekschool, in positieve zin, voor kant en klare brokken zorgt. Tijd wordt optimaal benut. Henk proeft bij de scholen absoluut interesse voor en bereidheid om het project te verankeren in het beleid. De remmende factor is geld, of concreter, de onzekerheid dat de financiële middelen de komende tien jaar beschikbaar blijven. Scholen willen absoluut verder met MIK, maar niet koste wat kost en zeker niet als zij het zelf moeten financieren. Voor een paar duizend euro willen zij wel door, maar niet als zij voor de volle kosten moeten opdraaien, die financiële middelen hebben zij gewoon niet.
Leerkracht en muziekdocent Henk merkt dat, hoewel de daadwerkelijke betrokkenheid van de leerkrachten bij de muzieklessen gering is, MIK leeft en men er in het team van de basisschool over praat. De communicatie vindt echter vooral plaats op het spontane niveau. De leerkrachten en muziekdocenten maken weinig gebruik van elkaars vaardigheden. Henk komt zeker bereidwillige en meedenkende mensen tegen, maar geen leerkrachten met veel affiniteit met muziek. Soms herhalen de leerkrachten stof uit de muzieklessen, maar zij zouden er makkelijk vaker op terug kunnen pakken. De
Duurzaamheid Vanuit Muziekschool Noordwest Veluwe is doorgaan met MIK meer dan wenselijk, zelfs noodzakelijk. De kerntaak van de muziekschool is om kinderen op een positieve manier met muziek in aanraking te brengen. Er is geen betere plek denkbaar dan de basisschool om dit voor alle kinderen te laten plaatsvinden. Henk vindt, en denkt dat hij hiermee namens de muziekschool spreekt, dat als zij er geen subsidie van elders voor krijgt de muziekschool eigen middelen moet inzetten. Als de
23
muziekschool zelf niet op dit idee komt, dan helpen de gemeentebesturen, die meer en meer aangeven dat een deel van de subsidie die zij verstrekken aan het basisonderwijs besteed moet worden. Hetgeen dat wat Henk betreft in ieder geval door moet gaan zijn de AMV lessen. In zijn maatschappelijke rol zou hij Den Haag willen gebieden deze onderdeel te maken van het vaste curriculum in de basisschool. Muziekonderwijs hoort daar wat hem betreft thuis, zeker als de praktijk in Nederland weerbarstiger is, is het dé plek om kinderen te bereiken. Kennismaken met instrumenten kan wat hem betreft basaal. Het echte instrumentale onderwijs hoeft niet per se binnen schooltijd, maar kan goed plaatsvinden in het buitenschoolse circuit, op de tussen schoolse, voorschoolse, naschoolse opvang of de brede school, dan wel het private circuit, op muziekscholen of bij plaatselijke verenigingen. Langduriger instrumentaal onderwijs basisschool breed is volgens Henk niet haalbaar. Het enthousiasme, de motivatie en de affiniteit met muziek zijn daarvoor niet breed genoeg. In het geval dat scholen geïnteresseerde, talentvolle leerlingen wel instrumentale lessen willen aanbieden, dan is dat basisschoolbeleid.
Wijchen
Naam:
Paul Loermans
Functie:
Directeur bij Samenwerkingsschool De Boskriek, Wijchen.
Paul Loermans is namens Samenwerkingsschool De Boskriek betrokken bij MIK vanaf het begin van het project, september 2010. De Boskriek werkt samen met Kunstencentrum de Stroming in Wijchen.
24
Resultaten Leerlingen Als directeur Paul Loermans gevraagd wordt naar zijn bevindingen op het gebied van de resultaten die de afgelopen jaren met MIK op De Boskriek behaald zijn, geeft deze aan dat hij een ontwikkeling ziet in de muzikale vaardigheden van de leerlingen. De ontwikkeling wordt weliswaar niet gemeten, maar de kinderen spelen op instrumenten en boeken vooruitgang. Zij startten met niets, kregen AMV lessen, maakten kennis met instrumenten, kozen een eigen instrument en spelen daar nu op. Dat is het resultaat. Paul ziet, gelieerd aan het project, niet direct vorderingen op het gebied van andere vaardigheden dan de muzikale. Op basisschool De Boskriek loopt MIK op het moment in de groepen 4, 5 en 6. Paul neemt onderscheid waar tussen deze groepen. Organisatorisch wordt de realisatie ervan steeds moeilijker. In groep 5 is er sprake van differentiatie in de instrumenten en vervolgens gaat het niveau van de leerlingen verschillen. Er zijn kinderen die thuis oefenen en het spelen van hun instrument goed oppikken, maar er zijn er ook die liever gaan voetballen. De laatsten zitten in de les omdat ze er moeten zitten en kiezen voor, in hun ogen het eenvoudigste instrument, het keyboard. Dat schetst voor Paul gelijk de sfeer die er kan ontstaan. Leerkrachten Voor aanvang van MIK gaven de leerkrachten op De Boskriek zelf de muziekles. Het is echter niet voor niets dat De Boskriek aan het project besloot deel te nemen. MIK had een boost kunnen geven tot het verbeteren van het muziekonderwijs binnen de school, dat teveel incidenteel en te veel gebaseerd is op de individuele belangstelling van een leerkracht. Het enthousiasme van de leerkrachten van De Boskriek voor deelname aan MIK is wisselend. Paul vindt dat zijn mensen zich weinig proactief hebben getoond en zich teveel afzijdig hebben gehouden. Zij beschouwen het als een project van Kunstencentrum de Stroming en zien het enkel als hun taak om te zorgen dat er geen ruzies uit breken in de klas en dat alle leerlingen op hun plek zitten. MIK is op De Boskriek een losstaand project gebleven. De vertaalslag is er nog niet. Er is weinig interactie tussen de leerkracht en de
muziekdocent. Het was de hoop dat deze interactie zou ontstaan door de aanwezigheid van de leerkracht bij de AMV lessen. Het was de hoop dat de leerkracht vaardigheden van de muziekdocent zou overnemen. Paul ziet hier weinig van, het lijkt niet echt te lukken.
Muziekdocenten De directeur heeft geen zicht op de kwaliteiten en vaardigheden van de muziekdocenten die op basisschool De Boskriek over de vloer komen in het kader van MIK, noch op de eventuele ontwikkeling die zij binnen dit project maken. Hij is niet bij de lessen aanwezig.
Ouderbetrokkenheid De ouders van de leerlingen zijn volgens Paul betrokken bij het project. Zij zijn bij een aantal uitvoeringen in het sociaal cultureel centrum geweest en krijgen van tijd tot tijd informatie. Daar blijft het bij, want op wat projectjes na, is het volgens de directeur echt een ‘schooltijd ding’. In het begin kreeg Paul wel eens wat teruggekoppeld van ouders. Vooral in het tweede jaar, toen aan het begin van het jaar de instrumenten de school binnen kwamen. Dit werd heel erg gewaardeerd. Iedereen was er enthousiast over, vooral omdat het nieuw was. Nu hoort hij er niets meer over. Volgens Paul is dit mede omdat De Boskriek inmiddels in het derde jaar van het project zit en de ouders van de leerlingen niet beter weten dan dat de muzieklessen erbij horen. Paul is ervan overtuigd dat het lastig wordt als MIK er straks, zomaar opeens, niet meer is.
Doorstroming Paul heeft er als directeur van De Boskriek geen zicht op of leerlingen van zijn basisschool naar aanleiding van het project MIK doorstromen naar Kunstencentrum de Stroming of een muziekvereniging.
Samenwerking Leerkracht en muziekdocent De samenwerking tussen de leerkrachten en de muziekdocenten in het kader van MIK is in Pauls optiek vooral organisatorisch van aard. De muziekdocenten ondervinden tijdens de lessen veel moeite bij het omgaan met grote
groepen. Leerkrachten zijn meer aanwezig om de orde te bewaken. Hier zit volgens directeur dan ook de zwakte van het project. De huidige samenwerking behelst weinig inhoudelijke interactie. Paul is wel degelijk enthousiast, een project als MIK zou wat hem betreft kunnen helpen om het niveau van het muziekonderwijs in Nederland omhoog te krijgen. Op zijn basisschool is muziek toch een beetje een ondergeschoven kindje en hij denkt dat dit op heel veel scholen het geval is.
Directie basisschool en directie kunstencentrum In zijn functie van directeur ervaart Paul de samenwerking met Kunstencentrum de Stroming als goed. De samenwerking tussen beide instellingen is enigszins anders geregeld dan bij andere deelnemers aan het project. Het kunstencentrum heeft MIK neergelegd bij één van de combinatiefunctionarissen. Zij hebben een cultuurknooppunt, waarin ook mensen van het schoolbestuur zitten. De lijnen voor communicatie zijn daarmee heel kort, dat werkt goed. De contacten met de Stroming bestonden al voor aanvang van dit project, de onderlinge communicatie gaat dan ook verder dan enkel MIK.
Duurzaamheid Basisschool De Boskriek en Kunstencentrum de Stroming spreken over de toekomst en eventuele voortzetting van MIK. Het zijn korte gesprekken, gebrek aan geld is waar het stokt. Paul ziet veel kinderziektes in het project, maar is enthousiast genoeg om ermee door te willen. Hij denkt dat voor de muziekscholen de toekomst zit in samenwerking met scholen, in het enthousiasmeren van kinderen voor muziekonderwijs en het leggen van een muzikale basis onder schooltijd. Drie jaar is misschien wat lang. Als je naar het project kijkt, dan zou dit voor De Boskriek inhouden dat zij een leerkracht vrij moeten spelen. Dit is niet direct te realiseren, daarvoor moet eerst een heleboel veranderen. Er is niets verankerd in het beleid van beiden, behalve dat zij MIK opnieuw proberen te initiëren. Dit neigt naar een toekomst à la MIK en dan waarschijnlijk nog soberder. Het project geeft een basis om verder te denken over het muziekonderwijs, maar Paul heeft toch het idee dat het twee bedelaars zijn die elkaar
25
om geld vragen. Het is vanuit financieel oogpunt misschien de verkeerde periode om een dergelijk project te starten. Tegelijkertijd is dit voor kunstencentrum de Stroming ongetwijfeld de reden geweest om mee te doen aan MIK. De basisscholen bieden hen een plek om nieuw publiek te zoeken. Mocht MIK op welke wijze dan ook doorgang vinden na de pilotperiode dan is volgens Paul de interactie tussen leerkrachten en muziekdocenten het belangrijkste verbeterpunt. De muzieklessen moeten leiden tot kwaliteitsverbetering van het muziekonderwijs in alle groepen van de basisschool. Het zou minder groots moeten. De grootsheid levert organisatorische problemen op in de praktische zin. Het is een te grote belasting dat alle muziekdocenten tegelijkertijd naar de basisschool komen. De school heeft geen vier lokalen leeg staan of de ruimte om zestig instrumenten op te bergen. Een tweede verbeterpunt is in Paul zijn ogen de overdracht. Er moet meer tijd beschikbaar komen voor het afstemmen van praktische zaken tussen leerkrachten en muziekdocenten. Dit gebeurt nu op het moment zelf, niet van tevoren. Het zou ideaal zijn om als basisschool te beschikken over een cultuurdocent.
Resultaten Willem Wienholts van Openbare Basisschool Het Kofschip staat nu al drieëndertig jaar voor de klas, maar de lessen in het kader van het project MIK zijn wat hem betreft de leukste muzieklessen die er zijn. Hij vindt het een verrijking. Als de muziekdocent met die kinderen aan de slag kan, dan maakt dit hele fijne lessen en biedt dat de kinderen ontzettend veel plezier. Willem is heel tevreden over het project, maar er zitten in zijn optiek wel haken en ogen aan. Sfeer en resultaat werken hand in hand, dus de muziekdocent moet zorgen voor een beetje orde, vaste regels en een vaste structuur, daar hebben kinderen veel baat bij. De leerlingen gaan met heel veel plezier naar de muzieklessen toe en Willem denkt dat het gat flink groot is als straks na een periode van drie jaar de muzieklessen stoppen en de kinderen hun instrumenten weer in moeten leveren. Leerlingen
Zevenaar
De kinderen zijn volgens Willem zeer enthousiast over het werken met muziekinstrumenten. Zij komen, met uitzondering van een enkeling, normaalgesproken niet veel met instrumenten in aanraking. De leerkracht ziet vooruitgang in de muzikale vaardigheden van de kinderen. De grootste vooruitgang maakten zij in het begin, zij gingen van niets naar iets.
Naam:
Willem Wienholts
Willem heeft niet direct het idee dat, naar aanleiding van het muziekonderwijs in het kader van MIK, de vaardigheden van de kinderen zijn toegenomen op andere gebieden dan de muzikale. Hij geeft aan dat de kinderen, afhankelijk van de docent die voor de groep stond, zeker geleerd hebben naar elkaar te luisteren in de loop van het project.
Functie:
Leerkracht groep 5 & 6 op Openbare Basisschool Het Kofschip, Zevenaar.
Leerkrachten
Openbare Basisschool Het Kofschip is betrokken bij MIK vanaf de start van het project in september 2010. Willem Wienholts is als leerkracht van vorig jaar groep 5 en dit jaar groep 6 betrokken vanaf het begin van het schooljaar 2011/2012. Het Kofschip werkt in het kader van MIK samen met Het Musiater, culturele ontmoetingsplek in Zevenaar.
In het verleden beschikte Het Kofschip over een vaste muziekleerkracht die op hun school de muzieklessen verzorgde. De klasse leerkrachten gaven zelf al heel lang geen muzieklessen meer. MIK is een welkome aanvulling, aangezien de muziekleerkracht het afgelopen jaar is weg bezuinigd. Het project vormt in Willem zijn optiek een heel mooi alternatief. Als de leerkracht naar zijn eigen rol binnen de muzieklessen kijkt geeft hij aan dat
26
hij vorig schooljaar tijdens de drie kwartier durende muzieklessen bij elk van de drie groepen, die allemaal in aparte lokalen oefenden, langs ging. Met een aanwezigheid van tien minuten tot een kwartier per groepje was hij niets anders dan toehoorder, de leerkracht die kwam kijken of de muziekdocent met de kinderen overweg kon. Hij heeft niet het idee dat hij hiermee vaardigheden heeft opgedaan om de muzieklessen in de toekomst over te kunnen nemen. De organisatie en de structuur van het project lieten dat niet toe. Dit schooljaar is Het Kofschip nog verder teruggezakt. Willem staat momenteel op het moment dan zijn groep 6 MIK heeft zelf les te geven aan groep 8. Hij ziet nu dus helemaal niets meer van de muzieklessen. Willem heeft muziekles geven altijd leuk gevonden, vooral het zingen. Hij heeft zelf nooit een instrument bespeeld en denkt ook niet dat hij dit op zijn leeftijd nog gaat doen. Hij zou het niet zien zitten om na afloop van MIK zelf muziekles te moeten geven. Dat vereist meer inzet, dan moet hij als leerkracht tijdens de muziekles net als een leerling erbij staan en mee oefenen. Muziekdocenten Dit schooljaar ziet Willem in tegenstelling tot vorig jaar, de muziekdocenten niet zelf aan het werk. Zijn indrukken zijn gebaseerd op vorig schooljaar. Willem zag veel goede dingen. De muziekdocenten die echt wat hebben met sommige leerlingen die haalt hij er zo uit, die brengen de kinderen ook de liefde voor het instrument bij. Vorig jaar stopte er een docent, deze stelde vrij hoge eisen. Na twee derde van het jaar gaf hij aan het anders te willen, acht à negen kinderen vond hij teveel voor muzieklessen op de dwarsfluit. De muziekdocent was te lang bezig de groep stil en aan het luisteren te krijgen. Hij wilde gewoon gericht oefenen, de groep in tweeën delen en twee keer een half uur lesgeven. Dit laat zien dat hij heel betrokken was. Toch heeft hij uiteindelijk besloten om niet door te gaan. Willem vond dit jammer, het was iemand die hij qua muziekles heel hoog had staan, de kinderen hebben veel van hem geleerd.
groepsproces. Doelen moeten worden aangepast. Willem kan zich het besluit om te stoppen van de betreffende docent goed voorstellen, maar zag wel dat de kinderen bij de betreffende docent sterk groeiden. De ontwikkeling die de muziekdocenten doormaken binnen het project MIK is in Willems optiek persoonsgebonden. Niet alle docenten slagen er even goed in met een groep kinderen te werken. Het is niet zozeer een waardeoordeel, maar docenten verschillen in kwaliteit, net zo goed als leerkrachten dat doen. Ouderbetrokkenheid Op basisschool Het Kofschip worden de ouders van de deelnemende leerlingen niet specifiek betrokken om mee te helpen aan MIK. Op de informatieavond voor ouders is het project wel speciaal genoemd en is de ouders gevraagd zoveel mogelijk met de kinderen thuis te oefenen. De leerlingen mogen de instrumenten mee naar huis nemen om te oefenen, er zijn er echter maar weinig die het instrument daadwerkelijk meenemen. Van huis uit stimuleren niet veel ouders het bespelen van het instrument. Vorig jaar trad een aantal van de leerlingen van Het Kofschip op in Het Musiater, tijdens een open podium. Aan het einde van vorig schooljaar gaven de leerlingen op school een optreden voor de afscheid nemende groep 8. Ouders zijn niet zozeer betrokken bij de lessen zelf, maar komen wel kijken bij dergelijke optredens. Doorstroming Er is geen sprake van doorstroming van leerlingen van basisschool Het Kofschip naar de muziekschool. De coördinator van Het Musiater heeft geopperd dat hij een soort speeltuin wilde organiseren, waarbij kinderen die deelnemen aan MIK op vrijdagmiddag mee zouden kunnen spelen met liefhebbers die in het Liemers jeugdorkest spelen. Voor de kinderen zou dit samenspel een manier zijn om iets meer te proeven. Dit is nog niet van de grond gekomen. De bewuste persoon komt vaker met bepaalde opmerkingen of ideeën waar je achteraan moet zitten, geeft Willem aan.
Veel muziekdocenten geven normaalgesproken individuele lessen, dan kun je met een half uur oefenen veel bereiken. Met grotere groepen ben je veel meer bezig met het
27
Samenwerking
Duurzaamheid
Er is sprake van weinig communicatie tussen de individuele leerkrachten en muziekdocenten. De communicatie verloopt meer via de coördinator, hoofdzakelijk via de mail of even in het voorbijgaan na schooltijd. Er zijn wel afspraken. Minstens twee keer per jaar vindt er een gezamenlijk overleg plaats met iemand van EDU-ART die MIK coördineert, de coördinator van Het Musiater en alle leerkrachten van basisschool Het Kofschip die aan het project deelnemen. Zij praten over wensen, mogelijke uitvoeringen, doelen om naartoe te werken en de realisatie hiervan. Zeker vorig jaar liepen de afspraken niet allemaal even soepel. Willem heeft daarom de taak op zich genomen om met activiteiten in het vooruitzicht in ieder geval de afspraken naar alle betrokkenen te communiceren via de mail. Nu de grote lijnen worden gecommuniceerd gaat het in de ogen van de leerkracht beter.
Als de financiën geen struikelblok zouden vormen, dan zou Het Kofschip zeker door zou gaan met het project MIK, daar is Willem van overtuigd. Ook zou het zeker mogelijk zijn om de muzieklessen een vaste plek in het schoolcurriculum te geven. Het is een lijn, die heel mooi in het schoolprogramma ingezet kan worden.
Willem denkt dat de onderlinge communicatie tussen de leerkrachten en muziekdocenten, vooral op inhoudelijk gebied, beter kan, dit gebeurt nu niet of nauwelijks. De muziekdocenten varen enigszins op wat de tussenpersoon van Het Musiater aangeeft. De ex-muziekdocent van Het Kofschip heeft ook een plekje in MIK gekregen. De leerkrachten van de basisschool zijn erg blij dat deze ook af en toe aan de touwtjes. Deze docent kent het functioneren van de school en is gewend om met grote groepen te werken. De muziekdocent heeft zeker goede invloed, maar Willem geeft aan dat zij als leerkrachten en muziekdocenten nog veel meer van elkaar kunnen leren. Het Kofschip denkt na over een toekomst voor het muziekonderwijs, maar heeft er nog niet met Het Musiater over gesproken. MIK is in Willems ogen een verrijking voor de school en de kinderen. Ruiken en proeven aan instrumenten is super voor kinderen die muziek willen maken. Het is al winst als zij aan de muzieklessen maar twee of drie kinderen over houden die echt naar de muziekschool gaan. De toekomst is echter afhankelijk van financiële consequenties. Het Kofschip heeft te maken met een gigantische bezuinigingsoperatie en de leerkracht verwacht niet dat er veel extra geld vrijgemaakt kan worden voor muziekdocenten.
28
In het kader van randvoorwaarden noemt de leerkracht evaluatie met alle leerkrachten en muziekdocenten één van de belangrijkste punten van aandacht. Het is heel moeilijk om vaste waarden in te bouwen, je bent afhankelijk van de muziekdocent van dat jaar, die je logischerwijs niet zelf uit kunt kiezen. Op organisatorisch gebied is het passen en meten, maar dat is het met alles in het onderwijs. Leerkrachten willen veel, maar er is beperkte tijd en ruimte. Door de bezuinigingen, moet Het Kofschip in januari inleveren. Dit brengt organisatorisch lastige zaken mee in het kader van MIK. De klassen moeten worden opgedeeld en er moet opnieuw gekeken worden naar beschikbare ruimtes.
Overkoepelende analyse Met het project MIK richten EDU-ART en KCG zich op het behalen van duurzame resultaten op het gebied van muziekeducatie voor ieder kind, door bij te dragen aan inbedding van muziekeducatie in het primaire onderwijs. Het project is daarom niet alleen gericht op het ontwikkelen van de vaardigheden van deelnemende leerlingen, maar ook op het ontwikkelen van de vaardigheden van leerkrachten en muziekdocenten. Samenwerken is daarbij onontbeerlijk. Het is tijd om te kijken welke resultaten MIK in de projectperiode 2010-2013 bij de verschillende doelgroepen heeft geboekt, of de centra voor de kunsten en de basisscholen positief gestemd zijn en een toekomst zien voor het project en welke adviezen op basis hiervan aan de projectorganisatie gegeven kunnen worden.
Resultaten Toegenomen vaardigheden leerlingen De resultaten die MIK oplevert bij de leerlingen manifesteren zich volgens de geïnterviewde directies, coördinatoren, leerkrachten en muziekdocenten vooral op het gebied van de muzikale vaardigheden. Zij zien naar aanleiding van de lessen AMV een duidelijke ontwikkeling. Voorbeelden die worden gegeven zijn dat de kinderen beter zingen, beter horen en gewoonweg meer weten. Eén van de muziekdocenten merkt daarbij terecht op dat deze groei plaatsvindt in al zijn nuance, de één heeft nu eenmaal van huis uit meer bagage meegekregen dan de ander en ontwikkelt zich daardoor, net als op andere gebieden binnen het onderwijs, sneller. De resultaten op het gebied van het instrumentale onderwijs schijnen daarentegen nogal wisselend. De belangrijkste reden die muziekdocenten hiervoor aanvoeren is het gebrek aan enthousiasme van leerlingen om thuis op het instrument te studeren. De kinderen die genieten van de instrumentale lessen gaan thuis aan de slag en ontwikkelen zich beduidend sneller dan de kinderen die niet van de lessen genieten en het instrument thuis niet meer aanraken. Logischerwijs resulteert dit in een niveauverschil dat vanaf het moment dat de instrumenten hun intrede doen in de klas steeds duidelijker merkbaar wordt en ook de sfeer in de groep kan beïnvloeden. Desalniettemin boeken alle leerlingen over het algemeen wel enig resultaat. De grootste ontwikkeling vindt plaats in het begin. Kinderen weten in eerste instantie vrij snel geluid uit de instrumenten te krijgen en kunnen, al is het misschien niet veel, toch iets op een instrument spelen, terwijl de meesten dit voor aanvang van de muzieklessen niet konden. De doelen die muziekdocenten gewend zijn vanuit de instrumentale praktijk moeten naar beneden worden bijgesteld. Op de basisschool is sprake van een totaal andere groepsdynamiek, die maakt dat de muzikaal instrumentale ambitie van de docenten niet te groot kan zijn. Kinderen die deelnemen aan muzieklessen binnen de basisschool boeken in vergelijking met kinderen die op dezelfde leeftijd beginnen met reguliere muzieklessen op de muziekschool minder snel resultaat. De meeste deelnemers aan de interviews geven aan dat zij niet direct vorderingen zien op andere gebieden dan dat van de muzikale
29
vaardigheden. Wel delen zij de observatie dat de kinderen de muzieklessen leuk vinden en deze over het algemeen, vooral in het eerste jaar, enthousiast ontvangen. Bij de instrumentale lessen neemt in het tweede jaar de motivatie hier en daar wat af en ervaren de leerkrachten en muziekdocenten meer moeite om de hele groep blijvend te motiveren. In de verschillende interviews klinkt door dat de leerlingen het plezier van samen muziek maken ervaren en erin slagen om in de loop van het project steeds beter naar elkaar te luisteren, rekening met elkaar te houden, te anticiperen op wat er gebeurt en hierdoor daadwerkelijk samen te spelen. Hieruit kan worden geconcludeerd dat leerlingen aan de hand van MIK niet enkel hun vaardigheden op het gebied van muziek, maar ook hun sociale en cognitieve vaardigheden ontwikkelen. Deze resultaten lijken aan te sluiten bij de theorie die voorschrijft dat muziekonderwijs binnen het primair onderwijs van positieve invloed kan zijn op de leerprestaties van leerlingen en het heersende schoolklimaat en onderstrepen daarmee het belang van muziekonderwijs.
Toegenomen vaardigheden leerkrachten De deelnemers aan het interview zijn het er over eens dat het project MIK een boost had kunnen geven tot het verbeteren van het muziekonderwijs binnen de basisscholen. Het muziekonderwijs blijkt hier veelal een ondergeschoven kindje, dat teveel incidenteel plaatsvindt en teveel gebaseerd is op de individuele belangstelling van de leerkracht. Volle lesprogramma’s en gebrek aan vertrouwen in de eigen kwaliteiten liggen voor veel leerkrachten ten grondslag aan het verwaarlozen van de muzieklessen. Het ontbreekt hen naar eigen zeggen over het algemeen niet aan vaardigheden of enthousiasme. De introductie van MIK werd in eerste instantie door de meeste leerkrachten dan ook ontvangen met een zekere bereidwilligheid en een zeker enthousiasme om te participeren. Hun rol binnen het project vullen zij echter heel wisselend in. De coördinatoren en muziekdocenten koppelen dit vooral aan enthousiasme voor en affiniteit met muziek. Met name de leerkrachten met geringe affiniteit met muziek tonen zich weinig proactief en houden zich teveel afzijdig. Het feit dat er een bekwame muziekdocent over de vloer komt vormt voor
30
hen een legitimatie om zich niet meer met de lessen te bemoeien. De leerkrachten die deelnamen aan de interviews geven aan dat MIK hun enthousiasme voor het verzorgen van muzieklessen gestimuleerd heeft, maar dat zij niet direct het idee hebben dat hun eigen deskundigheid op het gebied van muziekonderwijs verbeterd is. Mogelijke oorzaken hiervoor zijn de logistieke organisatie en het gebrek aan interactie tussen leerkrachten en muziekdocenten. Op de scholen waar de samenwerking tussen beide van bovenaf extra is gestimuleerd, heerst wel het idee dat er sprake is van kennisuitbreiding onder de leerkrachten. Het oordeel over de bekwaamheid van de leerkrachten om na afloop van de projectperiode zelf de muzieklessen te verzorgen varieert. In de meeste scholen verzorgden de leerkrachten voor MIK zelf de muzieklessen in hun groep, zij het dat de inhoud hiervan beperkt was en vooral gestuwd op zingen. Het geven van lessen AMV zou de meeste leerkrachten waarschijnlijk prima af gaan. De in dit onderzoek geïnterviewde leerkrachten geven aan dat zij zelf geen instrumenten kunnen bespelen en daarmee een grote achterstand hebben op de muziekdocenten die nu voor de klas staan. Uit de verschillende interviews kan geconcludeerd worden dat leerkrachten in het basisonderwijs meer ondersteuning nodig hebben, willen zij hun deskundigheid op het gebied van muziekonderwijs bevorderen. De interactie tussen de leerkrachten en muziekdocenten is van belang gebleken om dit te bewerkstelligen, maar ontstond in weinig gevallen vanzelf. Daar waar samenwerking plaatsvond, vanzelf of van bovenaf gestimuleerd, lijken de vaardigheden van de leerkrachten sterker toegenomen dan daar waar de samenwerking te wensen overliet. Het is te betreuren dat veel scholen deze kans tot kennisoverdracht niet gretiger hebben aangepakt, want hoe intensiever de muzikale training die de kinderen krijgen, des te breder de effecten. In de toekomst zal er daarom meer moeten worden ingezet op samenwerking en kennisoverdracht tussen leerkrachten en muziekdocenten.
Toegenomen vaardigheden muziekdocenten De leerkrachten zijn over het algemeen positief over de kwaliteit van de muziekdocenten die in hun klas over de vloer komen voor MIK. Zij verstaan hun vak en zijn zeer bekwaam op hun instrument. Het zijn de pedagogische en didactische vaardigheden die voor verbetering vatbaar zijn. De muziekdocenten hebben weliswaar voorafgaand en in de loop van het project cursussen gevolgd om deze vaardigheden te ontwikkelen of verder uit te breiden, maar toch lopen velen van hen in het begin in de praktijk tegen problemen aan. Een groot aantal van de docenten gaf voorheen nooit les aan grote groepen kinderen, maar was gewend voor een orkest te staan, of individuele lessen te geven. Het overgrote deel van de deelnemers aan de interviews geeft aan dat de muziekdocenten hun pedagogische en didactische vaardigheden in de loop van het project hebben ontwikkeld en dat zij inmiddels beter in staat zijn les te geven in klassikaal verband. Deze ontwikkeling is het resultaat van de cursussen en trainingen die de docenten gevolgd hebben en meer nog van de daadwerkelijke praktijkervaring. De mate waarin de muziekdocenten zich ontwikkelen is persoonsgebonden. Zij verschillen in kwaliteit, de een heeft van huis uit meer aanleg om voor de klas te staan dan de ander. Een aantal van de muziekdocenten geeft aan een betere docent te zijn geworden door de deelname aan MIK. Een klas vol kinderen koppelt het eigen functioneren van de docent direct terug en vormt daardoor een perfecte spiegel die de eigen plus- en minpunten toont en een uitgangspunt biedt om de eigen vaardigheden verder te ontwikkelen. Op een aantal scholen is er gerichte extra coaching ingezet vanuit het centrum voor de kunsten om dit te realiseren. In meerdere interviews kwam naar voren dat muziekdocenten binnen de lessen in het kader van MIK soms teveel waarde hechten aan het muzikaal inhoudelijke aspect. Op de basisschool is dit van minder groot belang dan op de muziekschool, het groepsproces is hier minstens net zo belangrijk. MIK is een laagdrempelig project, doelen moeten worden bijgesteld. Er kunnen minder hoge eisen aan de kinderen worden gesteld dan binnen instrumentale lessen op de muziekschool. De muziekdocent moet veel meer in het werk stellen voor hij erin slaagt resultaat te boeken op muzikaal gebied. Muziekdocenten moeten beter worden voorbereid op het verzorgen van
klassikale muzieklessen. Om hen optimaal toe te rusten moeten zij hun didactische en pedagogische vaardigheden uitbreiden. Het zou ideaal zijn als dit al op het conservatorium gebeurt, maar het kan ook door hen meer praktijkervaring te laten opdoen en kennisoverdracht door leerkrachten te stimuleren.
Ouderbetrokkenheid In verschillende interviews klinkt door dat de mate van ouderbetrokkenheid binnen MIK nog zeer gering is. Een muziekdocent van één van de muziekscholen geeft aan dat zij gebruik maken van hulpouders, en zelfs hulpopa’s en – oma’s, tijdens de muzieklessen. Praktisch dragen deze weinig bij, omdat zij eigenlijk eerst zelf getraind zouden moeten worden, maar de betrokkenheid wordt als zeer positief ervaren. Verder blijft de ouderbetrokkenheid volgens de meeste deelnemers aan de interviews beperkt tot informatievoorziening, via nieuwsbrieven en tijdens de oudergesprekken met leerkrachten en het bijwonen van de uitvoeringen die de leerlingen verzorgen op school of op een podium daarbuiten. Vooral de uitvoeringen blijken volgens de deelnemers aan de interviews een geschikt middel om enthousiasme voor de muzieklessen bij ouders aan te wakkeren. Zij moeten het resultaat zelf zien, horen, voelen en proeven. Onder de deelnemende leerlingen bevindt zich slechts een beperkt aantal dat van huis uit met een instrument in aanraking wordt gebracht. Dit is veelal te wijten aan de sociale achtergrond. Kinderen worden thuis weinig gestimuleerd te oefenen op hun instrument. Of zij, al dan niet, thuis oefenen is grotendeels afhankelijk van het eigen enthousiasme van de leerlingen. Betrokken ouders blijken van aanzienlijk belang voor het behalen van de gewenste duurzame resultaten. Er lijkt binnen MIK veel te weinig ingezet op het daadwerkelijk betrekken van ouders, anders dan via nieuwsbrieven, oudergesprekken en uitvoeringen. Er valt veel terrein te winnen met het stimuleren van de ouderbetrokkenheid. Een thuissituatie waarin ouders enthousiasme tonen voor muziek, maakt het voor kinderen veel vanzelfsprekender een instrument mee naar huis te nemen en erop te oefenen.
31
Doorstroming In de interviews kwamen verschillende geluiden naar voren met betrekking tot de doorstroming van leerlingen naar de muziekschool of een muziekvereniging. Het varieert per school of en hoeveel leerlingen naar aanleiding van het project MIK daadwerkelijk doorstromen naar reguliere instrumentale lessen. Er zijn kinderen die verder gaan met lessen op het instrument dat zij binnen MIK spelen, maar ook kinderen die kiezen voor een heel ander instrument. Redenen die voor het gebrek aan doorstroming worden gegeven zijn simpelweg gebrek aan enthousiasme, maar ook het feit dat het project nog loopt en ouders daarom geen reden zien om naar de muziekschool te stappen voor instrumentale lessen of het feit dat het project nog maar net begonnen is en de leerlingen zich nog in een kennismakingsfase bevinden. Met name de betrokkenen vanuit de muziekscholen geven aan dat de aansluiting van het project MIK op de reguliere muzieklessen voor verbetering vatbaar is. Nu is het gat tussen beide vormen van muziekles te groot. MIK heeft een veel laagdrempeliger karakter dan de reguliere lessen binnen de muziekschool. MIK is een goed middel om het enthousiasme voor muziek, dat in vele gezinnen niet als vanzelfsprekend aanwezig is, aan te wakkeren bij kinderen. Het is aan te raden om een tussentraject aan te bieden waarin kinderen die deelnemen aan het project kennis kunnen maken met de muziekschool, zonder direct over te gaan tot het volgen van een jaar lang reguliere lessen. EDU-ART kan in samenspraak met centra voor de kunsten en basisscholen de mogelijkheid onderzoeken om dergelijke tussentrajecten te realiseren.
Samenwerking Leerkracht en muziekdocent Uit de interviews blijkt dat de communicatie tussen de leerkrachten en muziekdocenten niet ideaal is en al zeker niet als vanzelfsprekend plaatsvindt. Leerkrachten en muziekdocenten weten nauwelijks tijd te vinden om de muzieklessen vooraf samen voor te bereiden. De leerkracht staat voor de klas of heeft lunchpauze en is niet in staat de muziekdocenten van informatie te voorzien, of zichzelf te verdiepen in de les die er gegeven gaat worden. De voorbereiding is, vooral op het
32
gebied van de inhoud, sterk voor verbetering vatbaar. Ook de samenwerking tussen leerkrachten en muziekdocenten binnen de lessen is voor verbetering vatbaar. Leerkrachten en muziekdocenten werken weinig samen. De leerkrachten zijn aanwezig tijdens de lessen en zijn bereid om mee te werken, maar geven vooral invulling op het gebied van organisatorische aspecten. Daarbij is echte samenwerking vooral in de groepen waar instrumentale lessen worden gegeven moeilijk te realiseren. Leerlingen gaan in verschillende groepen uiteen, op verschillende locaties in de school. De leerkracht wil zijn aandacht over de verschillende groepen verdelen. Dit resulteert erin dat deze voornamelijk rondloopt om overal een kijkje te kunnen nemen en ervoor te zorgen dat de orde bewaakt blijft. Twee deelnemers aan het interview geven aan dat zij inmiddels tevreden zijn over de goede samenwerking, maar dat deze niet vanzelf is ontstaan. De directrice van één van de basisscholen heeft de samenwerking van bovenaf heeft moeten stimuleren en aansturen. Samenwerken is niet voor iedereen vanzelfsprekend. Tijdens de interviews is veel gehoord dat de leerkrachten en muziekdocenten minimaal gebruik maken van elkaars vaardigheden, terwijl zij zoveel van elkaar zouden kunnen leren. Leerkrachten hebben de neiging achterover te gaan zitten, in plaats van actief te participeren in de lessen, terwijl het project hen een goede kans biedt meer op te steken van muziekeducatie en zelfs de mogelijkheid zich te laten coachen door een muziekdocent. Tegelijkertijd kunnen zij ook een belangrijke bijdrage leveren aan de vaardigheden van de muziekdocenten door hun kennis op het gebied van pedagogische en didactische vaardigheden te delen. Een muziekdocent die al langer deelneemt aan MIK geeft aan dat hij heeft ervaren dat samenwerking moet groeien. Muziekdocenten en leerkrachten moeten aan elkaar en elkaars manier van werken wennen. Na verloop van tijd verbetert de onderlinge communicatie. Ontevredenheden over elkaars functioneren moeten worden geuit en afgestemd. Zij hebben elkaar hard nodig om de lessen te laten slagen. Interactie tussen leerkrachten en muziekdocenten is van belang om de duurzame resultaten te boeken waar dit project op gestoeld is. Het is raadzaam indien interactie niet vanzelf plaatsvindt, deze van
bovenaf te stimuleren. Het invoeren van vaste momenten voor evaluatie en/of kennisuitwisseling kan hiertoe een goede bijdrage leveren.
Directies onderwijs en directies muziekscholen In verschillende interviews kwam naar voren dat de wijze waarop het contact tussen de directies van de basisscholen en de directies van de muziekscholen geregeld is varieert, maar dat het contact over het algemeen als goed ervaren wordt. Naarmate het contact langer bestaat, ontstaan er meer mogelijkheden. Scholen beginnen meer opties te zien om met muziekscholen samen te werken en de bereidheid om elkaar te helpen neemt toe. In de interviews klinkt door dat dit vooral het geval is bij de contacten die al voor aanvang van het project MIK bestonden. De mate waarin tussen de onderwijsdirecties en de directies van de muziekschool wordt gecommuniceerd verschilt nogal. In een aantal gevallen geeft een geïnterviewde aan dat het contact gebrekkig is of summier, anderen geven aan dat de communicatie goed is, maar dat het tijd heeft gekost om deze daadwerkelijk op gang te brengen. Volgens een directrice van één van de basisscholen lijkt er van tevoren weinig nagedacht te zijn over de communicatie en de juiste manier om deze in te vullen. Zij heeft specifiek moeten zoeken naar mogelijkheden om te communiceren met de muziekschool en de muziekdocenten. Het is in haar optiek wenselijk dat de projectorganisatie hiertoe van tevoren afspraken maakt. Zij pleit voor een vastere omschrijving voor het inrichten van de communicatiestructuur. Of de twee partijen ook communiceren over andere zaken dan MIK lijkt samen te hangen met het, al dan niet, bestaan van het contact voor aanvang van het project. Deelnemers aan het interview die aangaven dat de onderlinge contacten al bestonden voor MIK spreken met meer tevredenheid over de communicatie dan de anderen en geven aan onderling ook over andere zaken dan MIK te spreken.
Duurzaamheid De verschillende deelnemers aan het interview zijn het erover eens dat het zeer wenselijk is om
na afloop van de projectperiode 2010-2013 door te gaan met het project MIK. Zij zijn enthousiast over het initiatief om kinderen die buitenschools niet of nauwelijks met muziek in aanraking komen binnen de schoolbanken op een positieve manier kennis te laten maken met muziek. Niet iedereen is even tevreden over de huidige vorm waarin het wordt muziekonderwijs aangeboden. Enkele deelnemers zijn van mening dat MIK nog teveel kinderziektes bevat en bovendien te grootschalig is opgezet. Wel biedt het project een goede basis om verder te denken over de invulling van het muziekonderwijs in het primair onderwijs. De basisscholen en centra voor de kunsten zijn nog nagenoeg niet overgegaan tot verankering van het project MIK in het beleid van de eigen instelling. De meeste instellingen spreken onderling over de gewenste voortzetting van het project, zij het in de huidige vorm, zij het in een andere, zelf voorgestelde vorm, maar geven aan dat zij beperkt worden in hun mogelijkheden door het gebrek aan voldoende financiële middelen. Er zijn nog nauwelijks afspraken voor volgend schooljaar vastgelegd. Geld blijkt een onzekere factor in het initiëren van een passend vervolg op MIK. Scholen willen graag verder met MIK, maar niet koste wat kost. De centra voor de kunsten lijken zich minder te laten leiden door deze financiële onzekerheid dan de basisscholen. Eén van de coördinatoren geeft aan dat zijn centrum voor de kunsten hoe dan ook doorgaat met de muzieklessen, dat er alleen nog in samenspraak met de scholen nagedacht moet worden over de precieze invulling hiervan. Een ander stelt dat indien de muziekschool geen subsidie van elders krijgt, hij van mening is dat zij eigen middelen in zullen moeten zetten om door te kunnen gaan met muziekonderwijs op basisscholen. Weer een ander geeft aan dat het centrum voor de kunsten al een nieuwe projectaanvraag heeft gedaan bij de provincie, met daarin een eigen voorstel om kinderen binnenschools een betere muzikale ondergrond te bieden. Het zijn vooral de leerkrachten en directies van de basisscholen die weinig vertrouwen hebben in de financiële haalbaarheid van een vervolg op MIK. De deelnemers aan het interview geven verschillende punten aan binnen MIK die wat hen betreft voor verbetering vatbaar zijn, zoals de gebrekkige werkruimtes waarop zij nu soms zijn aangewezen, de interactie tussen de leerkrachten en muziekdocenten in het kader
33
van kwaliteitsverbetering, de organisatie die nu problemen oplevert door de grootse aanpak van het project, de tijd voor overdracht om praktische zaken voorafgaand aan de lessen af te stemmen en evaluatiemogelijkheden, om met alle leerkrachten en muziekdocenten van een school met elkaar vaste waarden in te bouwen en meer betrokkenheid en interactie te realiseren. Twee van hen, beiden coördinator bij een centrum voor de kunsten, hebben al uitgebreid gedachte gegeven aan de manier om muziekeducatie binnen het onderwijs zijn ideale vorm te geven. Hun ideaalbeeld is om kinderen op de basisschool kennis te laten maken met muziek door middel van zingen en lessen AMV, die onderdeel vormen van het vaste curriculum. Instrumenten mogen basaal aan de orde komen in deze lessen, maar het binnenschoolse muziekonderwijs moet niet enkel aan een instrument worden opgehangen. Langduriger instrumentaal onderwijs basisschoolbreed is volgens beiden niet haalbaar. De leerlingen die op basis van de lessen AMV interesse tonen voor verder muziekonderwijs kunnen doorstromen naar de muziekschool. Instrumentaal onderwijs is zeer geschikt om plaats te vinden in het buitenschoolse c.q. private circuit. De literatuur duidt er echter op dat zelf muziek maken aanzienlijke impact heeft op de ontwikkeling van de hersenen en bij kinderen raakt aan primaire functies als luisteren, taalverwerving, leesvaardigheid en emotionele intelligentie. De effecten van muzikale training zijn laagdrempelig en treden al op bij extensieve muzikale activiteit, maar zijn breder wanneer de training een intensiever karakter heeft. Het is dus wenselijk om ook langduriger instrumentaal onderwijs binnen het primaire onderwijs als optie te blijven beschouwen. Prioriteit moet echter liggen op de inbedding van structurele en kwalitatief hoogwaardige lessen AMV in het reguliere curriculum. Als dit gerealiseerd is, is het tijd voor een volgende stap. Het zou ideaal zijn wanneer de overheid niet alleen het belang van muziekonderwijs voor ieder kind erkent, maar ook voldoende financiële middelen ter beschikking stelt om dit in te bedden in het reguliere schoolcurriculum. Tot het zover is, is het van belang om muziekonderwijs binnen het primair onderwijs blijvend te stimuleren. Een project als MIK is daar zeer geschikt voor, ook in een uitgeklede versie die alleen AMV lessen omvat. De sector moet aandacht blijven besteden aan het verzorgen van muziekeducatie aan leerlingen in
34
het primair onderwijs, hoe moeilijk dit in het huidige economische klimaat ook mag lijken. Het lijkt naast wenselijk, ook noodzakelijk voor het eigen voortbestaan. EDU-ART kan hier een belangrijke sturende of adviserende rol in vervullen.
Conclusie In het kwalitatieve onderzoek zijn de bevindingen van verschillende doelgroepen die in de projectperiode 2010-2013 deelnamen aan het project Muziek in de Klas onderzocht op het gebied van behaalde resultaten, samenwerking en duurzaamheid. EDU-ART kan met de combinatie van de resultaten van dit onderzoek en de eigen kwantitatieve gegevens beoordelen of zij erin geslaagd is om met MIK de vooraf gestelde doelstellingen te bereiken. In dit laatste hoofdstuk aandacht voor het antwoord op de centrale vraagstelling, de gebruikte theorie en methode, de beperkingen van het onderzoek en eventuele mogelijkheden voor vervolgonderzoek in de toekomst.
De verschillende doelgroepen die in de projectperiode 2010-2013 deelnamen aan Muziek in de Klas en voor dit kwalitatieve onderzoek zijn geïnterviewd geven aan dat de resultaten van MIK op de vaardigheden van de leerlingen zich vooral manifesteren op het gebied van muzikale vaardigheden. Hoewel de mate waarin verschilt, laten de kinderen over het algemeen een duidelijke ontwikkeling in hun algemene muzikale vaardigheden zien. De resultaten op het gebied van het instrumentale onderwijs zijn nogal wisselend en gelieerd aan het enthousiasme van de kinderen om thuis op hun instrument te oefenen. Belangrijk is dat de doelen die muziekdocenten gewend zijn vanuit de instrumentale praktijk naar beneden worden bijgesteld en dat de muziekdocenten aandacht besteden aan de groepsdynamiek binnen de klas om alle kinderen blijvend te motiveren voor de muzieklessen om de positieve effecten van muzikale training optimaal te benutten. Uit de interviews blijkt dat MIK met name bij de leerkrachten met enige affiniteit met muziek het enthousiasme voor het geven van muzieklessen heeft gestimuleerd, maar desondanks nauwelijks heeft bijgedragen aan deskundigheidsbevordering onder leerkrachten. Leerkrachten hebben meer ondersteuning nodig om hun competenties op het gebied van muziekonderwijs uit te breiden. Er is binnen MIK te weinig ingezet op kennisoverdracht door interactie tussen de leerkrachten en muziekdocenten. Om structureel en kwalitatief hoogwaardig muziekonderwijs te realiseren is ook de kennis en kunde van de leerkracht van belang. Het is belangrijk om meer in te zetten op samenwerken en het onderling uitwisselen van kennis. De resultaten op het gebied van de vaardigheden van de muziekdocenten zijn redelijk goed. De muziekdocenten verstaan hun vak en zijn kundig op hun instrument. Waar velen bij aanvang van het project in de praktijk tegen problemen opliepen, door gebrek aan voldoende pedagogische en didactische vaardigheden, hebben zij deze vaardigheden, aan de hand van cursussen, trainingen, extra coaching en vooral de daadwerkelijke praktijkervaring, langzaam uitgebreid en verder ontwikkeld en zijn zij steeds beter in staat gebleken les te geven in klassikaal verband. Inzetten op het uitbreiden van de pedagogische en didactische vaardigheden van muziekdocenten is noodzakelijk. Het draagt bij aan het succes van de muzieklessen binnen een schoolse omgeving.
35
Er valt nog veel terrein te winnen op het gebied van ouderbetrokkenheid. Om de positieve effecten van muziekonderwijs te optimaliseren is intensieve muzikale training wenselijk. Thuis oefenen hoort daar bij. Ouders kunnen de vanzelfsprekendheid om thuis muziek te maken vergroten door betrokkenheid te tonen en hun kinderen te enthousiasmeren. Dit is van belang wanneer duurzame resultaten op het gebied van muziekeducatie worden beoogd. De resultaten die MIK volgens de verschillende geïnterviewde deelnemers heeft op het gebied van doorstroming van leerlingen naar de muziekschool of muziekvereniging zijn niet eenduidig. De aansluiting van het laagdrempelige project MIK op het reguliere instrumentale onderwijs is voor verbetering vatbaar. Het gat is te groot. Om bij te dragen aan een betere infrastructuur binnen de sector kan EDU-ART een rol spelen in het meedenken over of ontwikkelen van tussentrajecten om leerlingen naar aanleiding van MIK, of een andere vorm van binnenschools muziekonderwijs, kennis te laten maken met de muziekschool zonder direct over te hoeven gaan tot het volgen van reguliere lessen.
De communicatie tussen leerkrachten en muziekdocenten is volgens de verschillende doelgroepen niet ideaal en vindt zeker niet als vanzelfsprekend plaats. De inhoudelijke voorbereiding van de lessen en de samenwerking tijdens de lessen laten te wensen over. Het is belangrijk dat de leerkrachten en muziekdocenten hun deskundigheid vergroten door gebruik te maken van elkaars vaardigheden en actief te participeren. De ervaring is dat de samenwerking groeit met de tijd én door deze van bovenaf te sturen. De leerkrachten en muziekdocenten hebben er baat bij wanneer vaste momenten voor evaluatie of kennisuitwisseling in het project zijn opgenomen en zij deze niet zelf hoeven te initiëren. De intensiteit van het contact tussen de directies van basisscholen en de directies van muziekscholen lijkt te variëren, maar wordt over het algemeen als goed ervaren. Hoe langer de contacten bestaan, hoe meer opties er worden gevonden om samen te werken en elkaar te helpen. Het duurt soms even om een werkzame communicatiestructuur te vinden. Een vastere omschrijving voor het inrichten van
36
deze communicatiestructuur draagt bij aan een betere infrastructuur binnen de sector en zorgt er tegelijkertijd voor dat niet iedere school opnieuw het wiel hoeft uit te vinden.
De verschillende geïnterviewde doelgroepen zijn het er over eens dat het zeer wenselijk is door te gaan met MIK, om zo kinderen die buiten school niet of nauwelijks met muziek in aanraking komen binnen school op een positieve manier kennis te laten maken met muziek. Niet iedereen is echter even tevreden over de huidige vorm van het project. Desalniettemin biedt het project een goede basis om verder te denken over de invulling van muziekonderwijs binnen het primair onderwijs. Geld blijkt een onzekere factor in het initiëren van een passend vervolg op MIK, vooral voor de basisscholen. De centra voor de kunsten en basisscholen zijn nagenoeg niet overgegaan tot verankering van het project in het eigen beleid. Wel worden er door centra van de kunsten nieuwe projectvoorstellen geïnitieerd. Op basis van de interviews lijkt het raadzaam draagvlak te creëren bij gemeenten om voldoende financiële middelen te verzamelen om in ieder geval op alle scholen inbedding van structurele en kwalitatief hoogwaardige lessen AMV binnen het reguliere schoolcurriculum te realiseren. Instrumentaal onderwijs voor ieder kind mag vanwege de positieve effecten van intensieve muzikale training ideaal lijken, dit blijkt momenteel voor de meeste scholen nog een brug te ver, zowel vanuit financieel als organisatorisch oogpunt. Instrumentaal onderwijs is meer geschikt voor het buitenschoolse en private circuit. Binnen dit onderzoek is uitgegaan van de theorie dat de inbedding van structureel en kwalitatief hoogwaardige muziekeducatie binnen het primair onderwijs van groot belang is, omdat muziekonderwijs toegankelijk moet zijn voor ieder kind. Deze overtuiging vindt zijn oorsprong in de theorieën die voorschrijven dat muziek van positieve invloed is op het menselijke brein, omdat het de intelligentie ten goede komt, grote impact heeft op het IQ van jonge kinderen en de leerprestaties van kinderen verbetert, en dat samen muziek maken de sociale en emotionele vaardigheden versterkt en daarmee sociaal gedrag bij kinderen stimuleert en het schoolklimaat bevordert. Deze theorie bleek bruikbaar, omdat het de kern van Muziek in de Klas raakt. EDU-
ART en KCG initieerden het project om het muziekonderwijs binnen het onderwijs een kwaliteitsimpuls te geven en te streven naar goede muziekeducatie voor ieder kind, evenals de realisatie van een betere infrastructuur binnen de sector, het creëren van draagvlak bij gemeenten en kennis en kunde van muziekdocenten en leerkrachten.
Voor de uitvoering van het onderzoek is gebruik gemaakt van de enquête strategie. Er zijn zeven individuele diepte-interviews afgenomen, face-to-face, semi gestructureerd. Op deze interviews is kwalitatieve data-analyse toegepast. Deze onderzoeksmethode is geschikt gebleken om inzicht te krijgen in de bevindingen van de verschillende betrokken doelgroepen. Het resultaat is een indruk van een persoonlijke mening met betrekking tot Muziek in de Klas door zeven verschillende deelnemers, die hun drempels, knelpunten, attitudes, percepties, wensen en behoeften ten aanzien van het project hebben gedeeld. Met behulp van beschrijvende analyse is structuur aangebracht en zijn enkele patronen vastgesteld. Deze patronen bieden EDU-ART en KCG inzicht in de perceptie van de deelnemers en stellen hen, in combinatie met het eigen kwantitatieve onderzoek, in staat te concluderen of de vooraf gestelde doelstellingen in de vorm van duurzame resultaten op het gebied van muziekonderwijs voor ieder kind, een betere infrastructuur binnen de sector, draagvlak bij gemeenten en kennis en kunde bij muziekdocenten en leerkrachten, bereikt zijn en of het, al dan niet, zinvol is het project te willen verankeren in het beleid van de scholen en culturele instellingen.
persoonlijke mening van de deelnemers aan het interview uit deze tranche uitspraken te doen over eventuele duurzame resultaten. De looptijd van het project is hiervoor in deze gemeenten te kort. Verder onderzoek is naar aanleiding van dit kwalitatieve onderzoek niet direct gewenst. Het onderzoek biedt een eerste verdieping op het reeds door EDU-ART uitgevoerde kwantitatieve onderzoek. Samen is dit voldoende om het project te verantwoorden aan het Fonds voor Cultuurparticipatie. Mocht er na afloop van de projectperiode besloten worden Muziek in de Klas voort te zetten, in welke vorm dan ook, dan zal dit te zijner tijd vanzelf om nieuw onderzoek vragen.
De beperkingen van het onderzoek zijn de kleinschaligheid en de korte looptijd van MIK in de tweede tranche. De steekproef die voor het onderzoek is gehanteerd is dermate klein, dat het moeilijk is om op basis van de resultaten generaliserende uitspraken te doen. De conclusies die uit dit onderzoek zijn getrokken vormen slechts indicties van wat er leeft onder de gehele onderzoekspopulatie en kunnen niet als algemeen geldend worden aangenomen. De tweede tranche van MIK behelst gemeenten die niet direct in 2010, maar pas in een later stadium van de projectperiode zijn gestart met het project. Het is moeilijk om op basis van de
37
Lefers, T. (2011a). Evaluatie Nulmeting Muziek in
Bronnen
de Klas. April 2011. Arnhem: EDU-ART.! Lefers, T. (2011b). Muziek in de Klas. Evaluatie en monitoring - ronde 2. April 2011. Arnhem: EDU-ART.
Boogie Woogie. (2013). Boogie Woogie. Instituut voor kunst en cultuur.
Lefers, T. (2012). Muziek in de Klas. Evaluatie en
http://www.boogiewoogie.nl Laatst
monitoring – ronde 3. Voorjaar 2012.
geraadpleegd op 23 januari 2013.
Arnhem: EDU-ART.
De Boskriek. (2013). De Boskriek.
Lefers, T. (2012). Muziek in de Klas. Evaluatie en
http://www.deboskriek.nl Laatst
monitoring – ronde 4. Najaar 2012.
geraadpleegd op 23 januari 2013.
Arnhem: EDU-ART.
De Plantage. (2013). De Plantage. Centrum voor
Muziek in de Klas. (2013). Muziek in de Klas.
de Kunsten.
http://www.mik-gelderland.nl Laatst
http://www.plantage.info/2011/index.php
geraadpleegd op 23 januari 2013.
Laatst geraadpleegd op 23 januari 2013.
Muziekschool Noordwest Veluwe. (2013).
De Sjofar. (2013). De Sjofar. Duidelijk de school voor je leven.
http://www.muziekschool-nwv.nl Laatst
http://www.sjofar.pcboapeldoorn.nl/nieuw
geraadpleegd op 23 januari 2013.
/ Laatst geraadpleegd op 23 januari 2013. EDU-ART. (2013). EDU-ART. Specialisten in onderwijs. http://www.edu-art.eu Laatst geraadpleegd op 18 februari 2013. EDU-ART & KCG. (2010a). Muziek in de Klas. Projectplan. Arnhem: EDU-ART en KCG. EDU-ART & KCG. (2010b). Muziek in de Klas. Plan monitoring en evaluatie. Arnhem: EDU-ART en KCG. Het Kofschip. (2013). Het Kofschip. Platanenlaan. http://www.hetkofschip.nl/platanenlaan/index.html Laatst geraadpleegd op 23 januari 2013. Kinderen maken Muziek. (2012). Kinderen maken Muziek. www.kinderenmakenmuziek.nl laatst geraadpleegd op 13 juni 2012.
38
Muziekschool Noordwest Veluwe.
Muziek telt! (2012). Muziek telt! www.muziektelt.nl Laatst geraadpleegd op 6 juni 2012. Theo Thijssen. (2013). Educatief centrum Theo Thijssen. Leren door te doen. http://www.theothijssen-zutphen.nl Laatst geraadpleegd op 23 januari 2013. Van Olphen, N. (2012). Muziekeducatie in het primair onderwijs. Een explorerend onderzoek naar muziekeducatie in het primair onderwijs in Nederland: Ieder Kind Een Instrument, het Leerorkest en Muziek in de Klas. Den Haag: Allegro Arts. Zangmakers. (2013). Zangmakers. www.zangmakers.nl Laatst geraadpleegd op 13 januari 2013.
39