SZW
Arboconvenant Afbouw en Onderhoud inzake fysieke belasting, kwartsstof, afgeschermd buitenschilderwerk, en het bevorderen van vroegtijdige reïntegratie Ondergetekenden, De Staatssecretaris van Sociale Zaken en Werkgelegenheid, de heer M. Rutte, hierna te noemen: de overheid, enerzijds, en Koninklijke Vereniging Federatie van Ondernemers in het Schilders-, Afwerkings- en Glaszetbedrijf (FOSAG), rechtsgeldig vertegenwoordigd door de heer J. van Walsem, voorzitter, Nederlandse Ondernemersvereniging voor Afbouwbedrijven (NOA), rechtsgeldig vertegenwoordigd door de heer mr. J.J.F. van de Kant, voorzitter, FNV Bouw, rechtsgeldig vertegenwoordigd door de heer R. de Vries, voorzitter, Hout- en Bouwbond CNV, rechtsgeldig vertegenwoordigd door de heer G.K. Wildeman, vice-voorzitter, verder te noemen: partijen Overwegende dat, • goede arbeidsomstandigheden bijdragen aan de vermindering van gezondheidsschade, ziekteverzuim en de arbeidsongeschiktheid, alsmede aan een verbetering van de motivatie en productiviteit van werknemers; • de regelgeving met betrekking tot arbeidsomstandigheden werkgevers verplicht algemeen zorg te dragen voor de veiligheid, gezondheid en welzijn van werknemers; • sociale partners streven naar het opstuwen van de techniek om daarmee een stimulans te geven aan de economische ontwikkelingen, en daarmee, een gelijktijdige èn continue verbetering van de arbeidsomstandigheden te bewerkstelligen; • sociale partners zelfstandig en in CAO-afspraken al werken aan het terugdringen van arbeidsrisico’s en aan spoedige reïntegratie van zieke werknemers; • nochtans een verhoudingsgewijs groot aantal werknemers is blootgesteld aan de arbeidsrisico’s fysieke belasting in de schilders- en stukadoorssector, en kwartsstof in de stukadoorssector;
• het buitenschilderwerk achter afscherming sterk in ontwikkeling is en voorkomen moet worden dat deze ontwikkeling het risico introduceert van blootstelling van schilders aan oplosmiddelen; • verdere verbetering van de arbeidsomstandigheden, verzuimbegeleiding en vroegtijdige reïntegratie via maatwerk op bedrijfstakniveau en in individuele bedrijven tot stand moet komen; • maatregelen zo dicht mogelijk bij de bron het meest effectief zijn; • het toenmalige kabinet Kok II extra geld beschikbaar heeft gesteld voor convenanten die leiden tot: i) een reductie van het aantal werknemers dat is blootgesteld aan onder andere de arbeidsrisico’s fysieke belasting, kwartsstof en blootstelling aan vluchtige organische stoffen; ii) een brede toepassing van maatregelen die zo dicht mogelijk bij de bron worden aangewend; iii) reductie van het ziekteverzuim en de WAO-instroom; • de organisaties op 25 april 2001 met de toenmalige staatssecretaris van Sociale Zaken en Werkgelegenheid de intentieverklaring hebben ondertekend om te komen tot het afsluiten van het Arboconvenant Sector Afbouw en Onderhoud als bedoeld in de nota ‘Arboconvenanten nieuwe stijl: beleidsstrategie voor de komende vier jaar (1999-2002); Komen het volgende overeen: Definities Artikel 1 werkgever: een werkgever als bedoeld in artikel 1, eerste en tweede lid, van de Arbeidsomstandighedenwet 1998; werknemer: een werknemer als bedoeld in artikel 1, eerste en tweede lid, van de Arbeidsomstandighedenwet 1998; branchebegeleidingscommissie (BBC): een commissie, bestaande uit vertegenwoordigers van de ondertekenende partijen, ingesteld bij de vaststel-
Uit: Staatscourant 24 februari 2003, nr. 38 / pag. 14
ling van de intentieverklaring Afbouw ten behoeve van de totstandkoming, aansturing en begeleiding van het convenant als bedoeld in artikel 9 van dit convenant; stand van de wetenschap: de thans of in de toekomst mogelijke maatregelen ter vermindering van gezondheidsrisico’s, ziekteverzuim en WAO-intrede die door vakdeskundigen in brede zin zijn aanvaard, ofwel aantoonbaar effectief en praktisch uitvoerbaar zijn. Hierbij dient rekening gehouden te worden met hetgeen gezondheidskundig wenselijk, bedrijfseconomisch haalbaar en praktisch uitvoerbaar is; nulmeting: meting waarbij de uitgangssituatie wordt vastgesteld met betrekking tot de afspraken uit het convenant over terugdringing van de risicopopulatie inzake fysieke belasting, kwartsstof en blootstelling aan oplosmiddelen bij afgeschermd buitenschilderwerk, over vermindering van het ziekteverzuim en de WAOinstroom en over te nemen maatregelen. Deze meting dient als referentiepunt voor het meten van de effecten die behaald worden met het uitvoeren van de afspraken uit onderhavig convenant; arboconvenant: tripartiete overeenkomst op bedrijfstakniveau tussen werkgeversvertegenwoordigers, werknemersvertegenwoordigers en de overheid over het verminderen van arbeidsrisico’s en het terugdringen van het ziekteverzuim en de WAOinstroom in de sector (Afbouw en Onderhoud); Plan van Aanpak: bijlage die onlosmakelijk deel uitmaakt van het convenant, met (minimaal) een begroting en afspraken over implementatie en monitoring van de voorgenomen maatregelen; vroegtijdige reïntegratie: het zo snel mogelijk teruggeleiden van arbeidsongeschikte werknemers naar werk bij de eigen werkgever of bij een andere werkgever.
1
Kwantitatieve doelstellingen Artikel 2 2.1 Doelstellingen met betrekking tot fysieke belasting 2.1.1. Bekendheid Risicopopulatie schilders en glaszetters; blokkenstellers, en wand- en plafondmonteurs Partijen streven ernaar om op het einde van de convenantperiode de volgende doelstellingen te hebben gerealiseerd: a) Alle werkgevers en werknemers zijn bekend met de gezondheidsrisico’s van fysieke belasting bij het werken met glas, tillen van ladders en steigerdelen en werken op ladders, werken met/verwerken van gipsplaten en gipsblokken. b) Alle werkgevers en werknemers zijn op de hoogte van de maatregelen die getroffen moeten en kunnen worden om de fysieke belasting terug te dringen. Het gaat hierbij met name om het gebruik van hulpmiddelen en om organisatorische maatregelen. 2.1.2. Beschikbaarheid van hulpmiddelen Risicopopulatie schilders en glaszetters Partijen streven ernaar om op het einde van de convenantperiode de volgende doelstelling te hebben gerealiseerd: In alle gevallen zijn adequate hulpmiddelen beschikbaar bij transport, tillen en plaatsen van glas, en voor het werken op ladders en tillen van ladders en steigerdelen. Risicopopulatie van blokkenstellers, wand- en plafondmonteurs Partijen streven ernaar om op het einde van de convenantperiode de volgende doelstelling te hebben gerealiseerd: Hulpmiddelen voor transport naar de werkplek en voor verwerking van gipsblokken en -platen zijn in alle gevallen beschikbaar. 2.1.3. Toepassing van maatregelen Risicopopulatie schilders en glaszetters Partijen streven ernaar om op het einde van de convenantperiode de volgende doelstelling te hebben gerealiseerd: In situaties van nieuwbouw wordt in
alle gevallen gebruik gemaakt van de beschikbare hulpmiddelen en organisatorische maatregelen voor transport, tillen en plaatsen van glas, en voor het werken op ladders en tillen van ladders en steigerdelen. Risicopopulatie van blokkenstellers, wand- en plafondmonteurs Partijen streven ernaar om op het einde van de convenantperiode de volgende doelstellingen te hebben gerealiseerd: a) Gipsblokken zijn in alle gevallen geplaatst op een optimale werkhoogte (plm. 30 cm. van de werkvloer) op de werkplek. b) Voor blokkenstellers en voor wand- en plafondmonteurs geldt dat bij horizontaal en verticaal transport van gipsblokken en -platen naar de werkplek in alle gevallen (nieuwbouw, renovatie en onderhoud) gebruik wordt gemaakt van mechanische transportmiddelen. 2.1.4. Bronaanpak in de bouwprocesketen Gedurende de convenantperiode worden 5 praktijkvoorbeelden gerealiseerd, waarin voorafgaand aan de uitvoering van een bouwobject overleg is geweest tussen werkgevers in de afbouwsector en de in het Plan van Aanpak genoemde delen van de bouwprocesketen, resulterend in een aantoonbare vermindering van fysieke belasting, zonder dat dit leidt tot kostenverhoging. 2.2 Doelstellingen met betrekking tot kwartsstof Risicopopulatie van blokkenstellers, terrazzowerkers, wand- en plafondmonteurs, en vloerenleggers 2.2.1. Bekendheid met het gezondheidsrisico van kwartsstof Partijen streven ernaar om op het einde van de convenantperiode de volgende doelstelling te hebben gerealiseerd: Minimaal 90% van de werkgevers én van de werknemers moet bekend zijn met de gezondheidsrisico’s van blootstelling aan kwartsstof. 2.2.2. Bekendheid, beschikbaarheid en de toepassing van stofbeperkende apparatuur en maatregelen Partijen streven ernaar om op het einde van de convenantperiode de
Uit: Staatscourant 24 februari 2003, nr. 38 / pag. 14
volgende doelstellingen te hebben gerealiseerd: a) Minimaal 80% van de werkgevers en van de werknemers moet bekend zijn met (de werking van en verkrijgen van) stofbeperkende apparatuur en dito maatregelen. b) In minimaal 80% van de gevallen moet stofbeperkende apparatuur en maatregelen beschikbaar zijn. c) In alle gevallen wordt de beschikbare apparatuur, c.q. worden de beschikbare maatregelen ook toegepast. 2.2.3. Bronaanpak in de bouwprocesketen Gedurende de convenantperiode worden 5 praktijkvoorbeelden gerealiseerd, waarin voorafgaand aan de uitvoering van een bouwobject overleg is geweest tussen werkgevers in de afbouwsector en de in het Plan van Aanpak genoemde delen van de bouwprocesketen, resulterend in een aantoonbare vermindering van uitstoot van kwartsstof, c.q. van het aantal bewerkingen waarbij kwartsstof vrijkomt, zonder dat dit leidt tot kostenverhoging. 2.3 Doelstelling met betrekking tot vroegtijdige reïntegratie Voor het terugdringen van ziekteverzuim en instroom in de WAO is het arbopakket Afbouw en Onderhoud ontwikkeld. Onderdelen van dit pakket zijn verzuimbeleid, verzuimregistratie, preventie van WAO-instroom, alsmede aandachtspunten voor contracten met arbodiensten en met reïntegratiebedrijven. Het arbopakket Afbouw en Onderhoud is als bijlage bij het Plan van Aanpak Vroegtijdige Reïntegratie opgenomen. Partijen streven ernaar om gedurende de convenantperiode de volgende doelstellingen te realiseren: a) Op het einde van het eerste convenantjaar is 100% van de werkgevers en van de werknemersvertegenwoordigingen in bedrijven bekend met de inhoud van het arbopakket Afbouw en Onderhoud. b) Op het einde van het tweede convenantjaar hebben alle werkgevers en alle werknemersvertegenwoordigingen hun eigen arbopakket getoetst aan het arbopakket Afbouw en Onderhoud. c) Op het einde van de convenantperiode maakt 75% van de bedrijven gebruik van het arbopakket Afbouw en Onderhoud.
2
d) Op het einde van de convenantperiode is het ziekteverzuim in de sector met 25% verminderd ten opzichte van de datum van ondertekening van dit arboconvenant. Hierbij wordt de in de sector geldende definitie voor ziekteverzuim gehanteerd. Overige doelstellingen Artikel 3 1. Partijen stellen zich ten doel om de doelstelling, zoals verwoord in artikel 2 van onderhavig convenant, uiterlijk op 31 december 2006 te hebben gerealiseerd. 2. Partijen streven naar het opstuwen van de stand van de techniek in de sector Afbouw en Onderhoud. Dit betekent dat tijdens de looptijd van het convenant kennis en ervaring over innovatieve technieken en organisatievormen worden opgespoord en doorvertaald naar de bedrijven in de sector Afbouw en Onderhoud. Speciale aandacht heeft transport en toegankelijkheid van de bouwplaats en werkplek, tillen en plaatsen van glas, transport en tillen van gipsblokken en gipsplaten. 3. Partijen stellen zich ten doel om uiterlijk op 31 december 2006 minimaal te voldoen aan het beschermingsniveau van de Beleidsregel 5.3 Tillen op bouwplaatsen. Met het oog op deze doelstelling zullen zonodig voorstellen worden gedaan om te komen tot een eigen normering voor activiteiten/werkzaamheden in de sector Afbouw en Onderhoud. Die normering kan worden vastgelegd in een eigen beleidsregel door de sector Afbouw en Onderhoud. Doelgerichte maatregelen Artikel 4 1. Om de doelstellingen m.b.t. fysieke belasting te kunnen realiseren dient de bruikbaarheid van hulpmiddelen en effectiviteit van organisatorische maatregelen zo spoedig mogelijk te worden verbeterd. 2. Allereerst wordt nader onderzocht welke factoren belemmerend werken op het gebruik van hulpmiddelen en hoe deze belemmeringen weg te werken zijn. Daarnaast wordt onderzocht hoe de toegang tot het gebruik van hulpmiddelen kan worden vergroot (bijvoorbeeld door middel van leaseen huurconstructies).
3. In het eerste convenantjaar wordt gestart met activiteiten, c.q. worden maatregelen geïnitieerd om de bruikbaarheid van hulpmiddelen voor transport van gipsblokken en -platen te verbeteren. 4. Om de doelstelling van bronaanpak in de bouwprocesketen te kunnen realiseren is een grotere bewustwording bij architecten, hoofdaannemers en vergunningverstrekkers inzake de arbeidsomstandigheden van werknemers in de bouw noodzakelijk. De BBC onderzoekt hoe hieraan het beste vorm en inhoud kan worden gegeven. 5. Voor het realiseren van de doelstellingen met betrekking tot kwartsstof treedt de sector in overleg met (organisaties van) fabrikanten, ontwerpers, leveranciers en vergunningverstrekkers over de gezondheidsrisico’s van (blootstelling aan) kwartsstof. 6. Voor het realiseren van de doelstellingen over verzuim worden activiteiten in gang gezet gericht op het terugdringen van het middellang verzuim. Deze activiteiten hebben betrekking op het middellange verzuim, dat: (1) aan het werk gerelateerd is, en (2) wordt veroorzaakt door fysieke belasting. 7. In het eerste convenantjaar wordt de definitie van verzuim verder uitgewerkt en worden aandachtspunten en activiteiten voor verzuimbeleid nader omschreven, waarbij rekening wordt gehouden met de specifieke eigenschappen van de te onderscheiden subsectoren. 8. Partijen zullen alles in het werk stellen om afname van het voor de sector ontwikkelde arbopakket Afbouw en Onderhoud te bevorderen, daarbij rekening houdend met de eigen verantwoordelijkheid van werkgevers bij de aanpak van verzuim en met de keuzevrijheid ten aanzien van contracten met arbodiensten. Maatregelen Artikel 5 1. Om de in artikel 2 en 3 genoemde doelstellingen te realiseren, verplichten partijen zich uitvoering te geven aan de activiteiten genoemd in de Plannen van Aanpak, die een onlosmakelijke deel uitmaken van het onderhavig convenant. De Plannen van Aanpak behorende bij dit convenant zijn: – Plan van Aanpak Fysieke belasting
Uit: Staatscourant 24 februari 2003, nr. 38 / pag. 14
– Plan van Aanpak Kwartsstof – Plan van Aanpak Vroegtijdige reïntegratie. Onlosmakelijk verbonden met het Plan van Aanpak Vroegtijdige reïntegratie is het arbopakket Afbouw en Onderhoud. 2. Met betrekking tot het onderwerp Monitoring zijn de volgende activiteiten in de Plannen van Aanpak opgenomen: Conform artikel 11 van het onderhavige convenant worden de tijdstippen en wijze van monitoring vastgesteld. Als uitgangspunt voor de monitoring geldt de definiëring van de nulmeting, conform art. 1. 3. Afspraken over nieuw te nemen maatregelen en implementatie van maatregelen houden rekening met relevante Europese Richtlijnen. Overige maatregelen Artikel 6 1. In het eerste kalenderjaar van het convenant worden afspraken gemaakt over doelstellingen om de risico’s van blootstelling aan organische oplosmiddelen bij het afgeschermd buitenschilderwerk vast te stellen en zonodig terug te dringen. Basis voor het formuleren en vaststellen van de doelstellingen is de nulmeting Afgeschermd buitenschilderwerk. 2. De partijen verplichten zich om op basis van de nulmeting Afgeschermd buiten-schilderwerk, binnen 2 maanden na het vaststellen van de doelstelling voor maatregelen, een Plan van Aanpak Afgeschermd buitenschilderwerk op te stellen en te autoriseren. Communicatie Artikel 7 1. Om de in artikel 2 genoemde doelstellingen te realiseren, verplichten partijen zich het convenant met gerichte communicatie te ondersteunen. Daartoe behoort bij de Plannen van Aanpak het Communicatieplan van de sector Afbouw en Onderhoud. 2. De volgende activiteiten maken deel uit van het communicatieplan: a) het regelmatig informeren van werkgevers en werknemers over het convenant en over de voortgang van de implementatie van de convenantafspraken door middel van publicaties in hun periodieken (procescommunicatie); b) het gericht geven van voorlichting
3
ter bevordering van de bewustwording van werkgevers en werknemers over het gevaar van arbeidsrisico’s en over het belang van goede arbeidsomstandigheden en van een effectief verzuimbeleid (bewustwording); c) het gericht geven van voorlichting aan werkgevers en werknemers over de mogelijkheden om de hier bedoelde risico’s te beperken en te voorkomen en over de mogelijkheden voor een effectiever verzuim- en reïntegratiebeleid (instructie en instrumentele voorlichting); d) het monitoren van afspraken over voorlichting in de nul-, tussen- en eindmeting van het Arboconvenant, zoals bedoeld in artikel 10.
januari 2003. In artikel 4 van de beleidsregel is aan de afbouwsector een tijdelijke uitzonderingspositie toegekend inzake de tilnorm uit deze beleidsregel. Die uitzonderingspositie zal tot uiterlijk 31 december 2006 duren. 3. Het in lid 1 en 2 bepaalde laat onverlet dat de Arbeidsinspectie in alle gevallen en volgens het daarvoor geldende handhavingsbeleid zal handhaven op de bestaande wettelijke normen en zal reageren op meldingen van klachten of ongevallen. Tevens zal de Arbeidsinspectie te allen tijde optreden bij constatering van misstanden. Bekendmaking
Uitvoering en communicatie Artikel 8 1. Om de in artikel 2 en 3 genoemde doelstellingen te realiseren en de in artikel 4, 5 en 6 genoemde activiteiten te implementeren verplichten partijen zich om zo goed mogelijk gebruik te maken van de bestaande organisaties in de sector Afbouw en Onderhoud. 2. Partijen benoemen een coördinator om de activiteiten genoemd in de Plannen van Aanpak te initiëren en te coördineren. De coördinator legt verantwoording af aan de Branchebegeleidingscommissie.
Artikel 11 1. De werkgevers- en werknemersorganisaties informeren hun leden zo spoedig mogelijk na de ondertekening van onderhavig convenant door middel van publicaties in hun periodieken over het convenant in het algemeen en over de afspraken van het convenant, zoals bedoeld in artikel 4, in het bijzonder. 2. De tekst van onderhavig convenant wordt zo spoedig mogelijk na ondertekening in de Staatscourant gepubliceerd. Branchebegeleidingscommissie (Bbc)
Betrokkenheid werknemersvertegenwoordiging Artikel 9 1. Om de in artikel 2 en 3 genoemde doelstellingen te realiseren, verplichten partijen zich werknemersvertegenwoordigingen in bedrijven actief bij de implementatie van de Plannen van Aanpak te betrekken. Rol van de arbeidsinspectie Artikel 10 1. De stand van de wetenschap, zoals beschreven in de bij dit convenant behorende Plannen van Aanpak, wordt door de Arbeidsinspectie als zodanig erkend en vormt daarmee het kader voor haar handhavingsbeleid in deze sector met betrekking tot de arbeidsrisico’s van dit arboconvenant. 2. Onverminderd het in lid 1 bepaalde, zijn specifieke normen en maatregelen vastgelegd in de beleidsregel Tillen op bouwplaatsen. Deze beleidsregel is van kracht geworden op 1
Artikel 12 1. De BBC bestaat uit vertegenwoordigers van werkgeversorganisaties, werknemersorganisaties en de overheid. 2. De BBC komt uiterlijk binnen twee maanden na ondertekening van onderhavig convenant bij elkaar. Bij deze bijeenkomst wordt bepaald of de BBC in de tot dan toe gebruikelijke samenstelling wordt voortgezet, dan wel dat voor een nieuwe samenstelling wordt gekozen. Indien de BBC in een nieuwe samenstelling verder gaat, dienen in elk geval alle ondertekenende partijen vertegenwoordigd te zijn. 3. De BBC kan, indien nodig en gewenst, uit haar midden werkgroepen instellen voor de behandeling van afzonderlijke onderwerpen. 4. Gedurende de looptijd van het convenant vergadert de BBC ten minste tweemaal per jaar, en verder zo vaak als nodig wordt geacht. 5. De BBC bepaalt de wijze waarop
Uit: Staatscourant 24 februari 2003, nr. 38 / pag. 14
de evaluatie, bedoeld in artikel 15 van dit convenant, wordt uitgevoerd. 6. De BBC wijst conform art. 7 van de Subsidieregeling convenanten arbeidsomstandigheden (Stcrt. 1999, 187) een rechtspersoon aan, die optreedt als opdrachtgever van de in art. 4 omschreven activiteiten. 7. De BBC beslist bij welke van haar taken en bevoegdheden de inzet van externe deskundigen of een extern projectbureau noodzakelijk is om de activiteiten van de Plannen van Aanpak te coördineren. Monitoring Artikel 13 1. Gedurende de looptijd van het convenant bepalen partijen op vastgestelde momenten aan de hand van de resultaten van monitoronderzoek de feitelijke voortgang en toetsen die aan de doelstelling, bedoeld in artikel 2 en 3. Als referentie voor de voortgang geldt de in artikel 4, lid 2 genoemde nulmeting. De onderzoeken zullen worden gedaan aan de hand van standaard vragenlijsten, die overeenkomen met de lijsten die gebruikt zijn voor de nulmeting. Tevens worden de analyses van de gegevens op telkens eenduidige wijze uitgevoerd. Op deze wijze wordt daadwerkelijke vergelijking van de resultaten op de verschillende momenten mogelijk, waardoor conclusies getrokken kunnen worden over de voortgang. 2. De resultaten van het monitoronderzoek worden vastgelegd in een onderzoeksrapport, dat wordt gepubliceerd in de zogenaamde SZW Arboconvenantenreeks van uitgever Reed Elsevier (Reed Business Information BV). De gegevens van zowel de nulmetingen als de vervolgmetingen worden beschikbaar gesteld aan het bureau dat de uiteindelijke evaluatie van de doeltreffendheid van de convenantenaanpak als geheel zal gaan uitvoeren. 3. Indien partijen vaststellen dat de voortgang aanmerkelijk achterblijft bij de doelstelling, beraadt de BBC zich over welke maatregelen noodzakelijk worden geacht om de voortgang in lijn te brengen met de doelstelling, en bevordert de BBC dat deze maatregelen worden uitgevoerd.
4
Financiering Artikel 14 1. De Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid stelt voor de uitvoering en evaluatie van dit convenant een bedrag van maximaal € 1.134.456,- (incl. BTW) ter beschikking. De sociale partners stellen voor de uitvoering en evaluatie van dit convenant een bedrag van maximaal € 1.134.456,- (incl. BTW) ter beschikking. 2. Voor de uitvoering van de activiteiten, genoemd in artikel 3 van de Subsidieregeling convenanten arbeidsomstandigheden (Stcrt. 1999, 187) draagt de Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid bij aan de kosten, met inachtneming van de in deze subsidieregeling vastgelegde voorwaarden en criteria, met inachtneming van het onder lid 1 vermelde subsidieplafond. 3. Voor de totale kosten van de in het Plannen van Aanpak opgenomen activiteiten kan binnen het kader van de Subsidieregeling convenanten arbeidsomstandigheden tot een maximum van 50 procent subsidie worden verstrekt. De totale subsidie voor activiteiten in de convenantsfase is begrensd tot 50% van de totale in het Plan van Aanpak geraamde kosten, echter, tot het maximale subsidiebedrag zoals genoemd onder lid 1. 4. Voor de toepassing van het vorige lid worden slechts die activiteiten in aanmerking genomen die tot subsidiëring kunnen leiden. Bestaande projecten en individuele bedrijfsinvesteringen worden niet in aanmerking genomen. 5. De financiering van de afzonderlijke activiteiten is vastgelegd in de Plannen van Aanpak onlosmakelijk onderdeel uitmakende begroting. De begroting volgt de indeling van de Plannen van Aanpak en is op jaarbasis opgesteld. 6. De partijen dragen er zorg voor dat conform het bepaalde in artikel 7 van de Subsidieregeling convenanten arbeidsomstandigheden als subsidieaanvrager zal optreden de Stichting Werk en Inkomen Afbouw en Onderhoud, gevestigd te Rijswijk. 7. De subsidieaanvraag in het kader van de Subsidieregeling convenanten arbeidsomstandigheden wordt ingediend, uiterlijk twee maanden na aanvang van de activiteiten waarvoor subsidie wordt aangevraagd. De subsidieaanvraag wordt ingediend met
behulp van het Aanvraagformulier Subsidieregeling convenanten arbeidsomstandigheden, vergezeld van een door de BBC goedgekeurde subsidieplanning. 8. Uiterlijk drie maanden nadat het convenant tot stand is gekomen wordt door de BBC een activiteitenplanning opgesteld ter nadere invulling van het Plannen van Aanpak en de daarin opgenomen begroting. De subsidieaanvragen worden ingediend op basis van deze activiteitenplanning en conform het daarvoor door SZW verstrekte draaiboek Subsidies Arboconvenanten.
Evaluatie en vervolg Artikel 17 1. De partijen evalueren na beëindiging van het convenant en in elk geval voor 1 augustus 2006 de uitvoering en de resultaten van onderhavig convenant. De resultaten van deze evaluatie worden neergelegd in een rapport en gepubliceerd in de zogenaamde SZW Arboconvenantenreeks van uitgever Reed Elsevier (Elsevier Business Information BV). 2. De bij dit convenant betrokken partijen treden uiterlijk 1 januari 2006 in overleg over een mogelijk vervolg op dit convenant.
Inwerkingtreding en looptijd Artikel 15 Dit convenant treedt in werking onmiddellijk na ondertekening door alle convenantpartijen en eindigt op 31 december 2006. Wijziging of voortijdige beëindiging Artikel 16 1. De BBC treedt in overleg over de noodzaak van wijziging van dit convenant indien: a) de verplichtingen uit dit convenant niet worden nagekomen; b) er zich onvoorziene omstandigheden voordoen (waaronder in elk geval begrepen wijzigingen in wet- en regelgeving) die van dien aard zijn dat het convenant redelijkerwijs niet kan worden voortgezet; c) door anderen dan de convenantpartijen de wens te kennen wordt gegeven om tot dit convenant toe te treden. 2. De BBC treedt in overleg over uitbreiding van dit convenant wanneer door één van de convenantpartijen een aanvullend onderwerp wordt voorgedragen voor opname in het convenant. 3. De BBC komt in vergadering bijeen voor overleg als bedoeld in lid 1 binnen zes weken nadat een partij de wens daartoe schriftelijk heeft kenbaar gemaakt. Indien het overleg niet binnen een termijn van vier weken tot overeenstemming heeft geleid, is elke partij gerechtigd het convenant schriftelijk op te zeggen. 4. De BBC kan unaniem besluiten de termijn van vier weken, bedoeld in lid 3, te verlengen, tot een maximum van twaalf weken.
Uit: Staatscourant 24 februari 2003, nr. 38 / pag. 14
Rijswijk, 18 februari 2003. De Staatssecretaris van Sociale Zaken en Werkgelegenheid, M . Rutte, namens deze, de directeur-generaal Arbeidsomstandigheden en Sociale Verzekeringen, R.IJ.M. Kuipers. Koninklijke Vereniging Federatie van Ondernemers in het Schilders-, Afwerkings- en Glaszetbedrijf (FOSAG), J. van Walsem. Nederlandse Ondernemersvereniging voor Afbouwbedrijven (NOA), J.J.F. van de Kant. FNV Bouw, R. de Vries. Hout- en Bouwbond CNV, G.K. Wildeman.
5