Mededeelingen No. 9 van de Nederlandsche Vereeniging voor Koeltechniek. _______________
Koelinrichtingen in Groot-Britannië Mededeelingen eener Studiereis
DOOR
J.F.H. KOOPMAN w.i.
~~~~~~~~~~~~~~~~~~ (Met afbeeldingen en 2 platen). ~~~~~~~~~~~~~~~~~~
JUNI 1910.
GEDRUKT BIJ F. J. BELINFANTE VOORH. A.D. SCHINKEL TE ’S-GRAVENAGE.
1. (Overgedrukt uit het Weekblad ,,DE INGENIEUR”, Orgaan van het Kon. Inst. van Ingenieurs en van de Vereeniging van Delftsche Ingenieurs, van 21 en 28 Mei 1910, Nos. 21 en 22.)
Koelinrichtingen in Groot-Britannië. Mededeelingen eener Studiereis. DOOR
J.F.H. KOOPMAN w.i. (Met afbeeldingen en 2 platen.) _____________________________ n het begin van November 1909 werd door een twintigtal leden der Duitsche koeltechnische Vereeniging een studiereis in Engeland en Schotland gemaakt. Aan deze excursie nam ik deel en bezocht verschillende inrichtingen met uiteenloopende toepassingen der kunstmatige koude. Waar voor de koeltechniek ook in de ingenieurswereld zich een steeds toenemende belangstelling vertoont, daar kan het van nut zijn in dit tijdschrift van die koelinrichtingen ‘t een en ander mede te deelen: De eerste der bezochte inrichtingen waren de
1. Surrey Commercial Docks te Rotherhithe in Londen. Deze dokken bestaan uit een groot complex van loodsen en pakhuizen aan de 'I'hames en dienen bijna uitsluitend tot doorvoer en opslag van goederen uit Canada. Oorspronkelijk behoorden zij aan een particuliere maatschappij, maar zijn sedert April 1909 overgenomen door de stad Londen; de exploitatie geschiedt thans nog door ambtenaren van de Surrey Commercial Dock Company, onder toezicht van de ,,Port of London authority”. Voor koopwaren, aan bederf onderhevig, die voor geruimen tijd moeten opgeslagen worden, zijn twee koelpakhuizen, die
2.
onderscheiden worden in Canadian produces warehouse West en East. De inhoud van beiden is ongeveer even groot en bedraagt voor ieder ca 1.000.000 kub. voet (28.215 M3.). Om een denkbeeld van deze grootte te kunnen vormen, zij hierbij vermeld, dat het koelpakhuis van het Vriesseveem te Amsterdam een inhoud heeft van ongeveer 5.700 M3. Bij het West-koelhuis bevindt zich de steiger voor de stoomers der Thomson Line. Dit pakhuis is sedert 1905 in dienst en heeft drie verdiepingen, waarvan de middelste, gelijkvloers met den steiger, ruimten bevat, waarin de temperatuur op ca. 40 ºF. (4.4 ºC.) wordt gehouden, en in hoofdzaak dient tot berging van boter en spek. Hier beneden liggen ruimten met een temperatuur van ca. 15 ºF. (–9.4 ºC.), waar ook boter kan bewaard worden, maar die hoofdzakelijk bestemd zijn voor opslag van bevroren vleesch. In de bovenste verdieping is de temperatuur van 50 tot55 °F. (10 tot 12.8 ºC.) en wordt kaas opgeslagen. Het vloeroppervlak in dit koelhuis bedraagt totaal ongeveer 140.000 vierk. voet (ca. 13.000 M2.). In het koelpakhuis Vriesseveem is dit 2.250 M2. Met 5 hydraulische portaalkranen worden de goederen gelost en met hand wagens naar de eerstgenoemde verdieping gereden. Van hier gaan zij met 5 electrische liften met dubbele gebalanceerde kooien naar de boven- of de beneden verdieping. Onder het koelhuis is over de geheele lengte een straat, van waar de goederen met vrachtwagens naar de stad vervoerd worden. Door aansluiting aan een spoorlijn kan ook de afvoer per trein geschieden. Het hoofdproduct in dit pakhuis is Canadeesche kaas. Deze bestaat uit cylindrische stukken van gemiddeld 80 lbs. (36 K.G.), verpakt in spanen doezen met een onder- en bovendeksel van ca. 40 e.M.; zij zijn ongeveer 30 c.M. hoog, Voor het vervoer over de vloeren dienen speciale steekwagens (zie fig. 2), waarop 5 kazen, zonder gevaar voor afglijden, geplaatst kunnen worden. Om de enorm groote hoeveelheden kaas snel door en uit het pakhuis te vervoeren, dienen 6 speciaal voor dit doel vervaardigde electrische elevators. Deze bestaan uit een ijzeren geraamte, dat eenigszins schuin door het geheele gebouw heengaat en in de zoo even genoemde straat uitkomt. Aan twee ijzeren transportkettingen bevinden zich op afstanden van 1.50 M. draagvlakken, ieder voor één kaas. Op de verdieping, waarvan deze afgevoerd moeten worden, plaatst men achtereenvolgens kazen op den elevator en gaan deze naar beneden tot zij ter plaatse van den voerman in de Straat zijn. De beweging geschiedt nu verder automatisch door de zwaarte der kazen. Telkens wanneer de voerman een kaas afneemt, komt de bovenliggende kaas naar beneden onder zijn bereik en stopt om afgenomen te
3.
kunnen worden, enz. Heeft het afnemen door 2 man plaats, dan kunnen per minuut 15 kazen of 30 tot 40 ton kaas per uur en per elevator verwerkt worden. Deze zeer vernuftige inrichting is een vinding van den ingenieur der S.C.D. JAMES E. GASPELL; de transporteurs werden vervaardigd door de firma SPENCER & Co. te Melksham-Wilts. Dezelfde inrichting wordt ook gebruikt om de kazen en ook kleine kisten op te voeren; de beweging geschiedt dan geheel electrisch. Op de boven verdiepingen zijn voor opslag van verschillende goederen groote afgesloten vertrekken van ca. 10 M. in het vierkant. Afkoeling van alle ruimten heeft plaats met koude lucht, die op de gewone wijze door houten kanalen aan de plafonds aan- en afgevoerd wordt. De openingen daarvoor bevinden zich aan de onderzijde der aanvoer-, en aan de zijkanten der afvoerleidingen en worden met schuiven ervoor vergroot of verkleind. Voor de drie verschillende temperaturen zijn 3 z.g. ,,Berieselungs"koelers, waardoor de lucht door Blackman-schroefventilatoren geperst wordt. Ter vergrooting van het aanrakingsoppervlak van de lucht en de koude zoutoplossing zijn hier tusschen de verdamper-serpentijnen verticale gegolfde platen geplaatst. Voor het zoutbrein wordt chloorcalcium gebruikt. Dit zout is voor dit doel in Groot-Britannië algemeen in zwang. In de machinekamer, gelijkvloers met de straat, bevinden zich 4 ammoniak compressoren, van de Linde British Refrigerating Comp. te Londen. In den warmsten tijd zijn er 3 in werking en dient de 4de als reserve. Ook de NH3 condensors zijn van het ,,Berieselungs”-systeem en op het dak geplaatst. De compressoren worden met riemen electrisch gedreven. Drie der koelmachines hebben ieder een capaciteit van 80.000 cal., de 4de van 120.000 cal. per uur. Voor isolatie is in de muren en zolderingen gebruik gemaakt van opvullingen van slakkenwol tusschen isoleerpapier (,,Callendar’s bitumen sheeting” en het bekende ,,P. en B. giant”-papier). Naarmate de temperatuur in de koelruimten lager is, zijn de opvullingen dikker en loopen uiteen tusschen 4", 6" en 9" (ca. 10, 15.5 en 23 c.M.) Zeer terecht zijn luchtspouwen niet aangewend. De ijzeren bintstutten zijn in de benedenste verdieping geïsoleerd. De toegangen tot de koelkamers zijn met dikke geïsoleerde houten deuren afgesloten en voorzien van de zeer practische sluiting van TAYLOR & KENSETT te Tooting Junction, Londen S.W. Met het oog op brandgevaar zijn de, deuren, die den hoofdvloer met de losloods aan den steiger verbinden, van ijzer gemaakt. . . De verlichting geschiedt electrisch met gloeilampen. Voor ventilatie kan versche lucht door de koelers in de
4.
vertrekken gebracht worden, terwijl de koelhuislucht door het openzetten van deuren en kleine vensters verwijderd wordt. Ook kan door deze vensters op natuurlijke wijze geventileerd worden. Het Oost-koelpakhuis werd 3 jaar geleden ingericht in een gebouw, dat geheel tot berging van graan diende. Het heeft 7 verdiepingen, waarvan de 4de op gelijke hoogte ligt met den vloer van een losloods, gebouwd boven de hangars voor de transito-goederen. Van de laatste liggen de vloeren gelijk met den aanlegsteiger, uitsluitend bestemd voor schepen der Allan Line (fig. 1).
In de benedenste verdieping is de temp. 10 °F. (–12.2 ºC.), in de 2 verdiepingen daarboven 40 °F. en op de 5e, 6e en 7e verdieping wordt zij op 50 tot 55 °F. gehouden. Dezelfde goederen als in het Oost-koelhuis worden hier opgeslagen en ook is hier voor kaas de grootste ruimte beschikbaar. Met behulp van 3 hooge electrische portaalkranen worden de goederen voor het koelhuis uit het schip gelost. Voor kaas maakt men daarbij gebruik van vierkante planken met ijzeren randbeslag en 4 ringen aan de hoeken, waarop 36 kazen komen te liggen. Deze worden gelost op het platform voor de zooeven genoemde losloods. Met hand- of steekwagens worden zij in de loods gereden en gaan van hier stuksgewijze over 3 transportbanden door 3 verbindingsgangen naar de 4e verdieping van het koelhuis. De daken van deze loods en die der overloopen zijn geïsoleerd.
5. Deze middelste verdieping wordt niet gekoeld en dient voor tijdelijken opslag. Van hier gaan de grootere goederen met een zestal electrische liften, ook met dubbele kooien, naar de andere verdiepingen. Voor de kleinere artikelen en kazen dienen afzonderlijke elevators. Deze worden uitsluitend electrisch gedreven en bestaan uit twee kettingen zonder eind, gaande door het geheele gebouwen uitkomende op de straat, die zich ook hier weer over de geheele lengte onder dit pakhuis uitstrekt. Tusschen die kettingen hangen, op afstanden van 1.50 M., als schommels draagvlakken, ruimte biedend voor één kaas of kleine kist (fig. 2). Deze vlakken
hebben de gedaante van een kam met tanden aan beide zijden. De last wordt bij de neerwaartsche beweging afgenomen door op de verdieping, waar dit moet gebeuren, twee kleppen neer te slaan. Deze hebben den vorm van een kam met tanden aan een kant, die zich tusschen de zooeven bedoelde tanden plaatsen en zoo als afnemers werken. Deze 6 elevators kunnen met twee snelheden bewogen worden. De electrische weerstanden er voor bevinden zich op den zolder in een brandvrij vertrek. Met de liften en elevators kunnen per uur 300 ton goederen verplaatst worden. Ook in dit pakhuis geschiedt de afkoeling geheel met koude lucht en is de koelinstallatie geheel overeenkomstig
6. die in het andere gebouw. Ook hier zijn 4 electrisch gedreven Linde-machines, waarvan twee met een vermogen van 80.000, de overige van 150.000 cal. per uur ieder. Iets bijzonders aan de compressoren is een verbinding tusschen de zuig- en de drukleiding, in den vorm eener omloopleiding met kraan, die geopend wordt bij het in gang zetten der machine, een gebruikelijke inrichting bij electrisch gedreven compressoren. . In het algemeen valt van deze koelhuizen nog te vermelden, dat zij een vrije verdiepinghoogte van ± 2.30 M. hebben. Van het oppervlak van ca. 140.000 vierk. voet (ongeveer 13.000 M2.) is in het Oost-koelhuis beschikbaar: 10 °F. 16.200 v.v. (1.500 M2.) met een temperatuur van 23.500 ,, (2.200 ,, ) ,, ,, ,, ,, 40 °,, 100.500 ,, (9.300 ,, ) ,, ,, ,, ,, 50-55 °,, Dat voor opslag van kaas een groote ruimte aanwezig moet zijn, is te begrijpen, waar als regel meer dan 100.000 kazen in beide pakhuizen opgeslagen zijn. In 1905 bedroeg de gemiddelde aanvoer per maand 116.000 stuks en waren er dooreen 128.000 in voorraad. Deze laatste hoeveelheid komt overeen met een gewicht van 4.5 millioen K.G. of een massieven kaaskubus van ongeveer 17 M. ribbe. In een kaasruimte was de temperatuur 53.5 °F. (12 °C.). Op den vochtigheidsgraad wordt minder gelet; men houdt de lucht zoo droog mogelijk, in tegenstelling met kaasbergplaatsen op het continent, waar men juist voor een vochtige atmosfeer zorgt, om ook de geringste uitdroging der kaas te voorkomen. Een droge en een natte thermometer vertoonden hier een verschil van 4.5 ºF., overeenkomende met een relatieven vochtigheidsgraad van 71.4 pCt. Deze Augustsche psychrometer wordt in Engeland zeer veel gebruikt; de meer practische Lambrechtsche polymeter heb ik er nergens aangetroffen. De noodige electriciteit wordt geleverd uit een eigen centrale, waarin 2 verticale triplex-gasmotoren direct gelijkstroom-dynamo’s drijven met 200 omw. p. min. De laatste zijn ieder van 125 K.W. en leveren stroom van 470 à 500 volt. Het gas wordt ontnomen aan een gewonen gashouder van ongeveer 7 M. bassinhoogte en 8 M. diam , die aangesloten is aan het stadsnet. Nog enkele cijfers, die de grootte van deze koelhuizen demonstreeren, zijn te vermelden. Voor isolatie werd verbruikt ± 500 ton slakkenwol. De geheele lengte der luchtleidingen is ongeveer 1.5 Eng. mijl of 2.4 K.M.; de inhoud ervan bedraagt 40.000 kub. voet of 1.120 M3. Aan ijzeren constructie-materiaal voor binten en kolommen
7. werd in het West-koelhuis verbruikt een lengte van 2¾ mijl of 4.4 K.M.
2. The London Central Markets Cold Stores te West-Smith field te Londen. Deze twee koelpakhuizen zijn in de nabijheid der centrale markt in dat gedeelte van Londen en hebben resp. een inhoud van 400.000 kub. voet (11.300 M3.) en 500.000 kub. voet (14.000 M3.). In een ander deel van Londen, te Poplar, heeft dezelfde maatschappij nog een 3e koelhuis met den halven inhoud van het eerstgenoemde. Beide gebouwen hebben 6 verdiepingen, 3 onder en 3 boven den grond. Er worden allerlei levensmiddelen in opgeslagen, verder wild, gevogelte en bevroren vleesch, waarvan 200.000 stuks schapen karkassen kunnen ondergebracht worden. Voor berging van dit vleesch zijn hier vrieskamers met een temperatuur van 18 °F. (–7.8 °C.), waarin de afkoeling plaats heeft met verdamperpijpen aan de zoldering. Dit systeem van z.g. directe koeling wordt in Groot-Britannië het meest toegepast. Het is in aanleg en bedrijf het billijkst, maar heeft het nadeel, dat bij lekken ammoniak in de koelruimten komt. Dit treft men in de Engelsche koelhuizen dikwijls aan, maar is niet zoo erg, omdat een kleine hoeveelheid ammoniak voor vele goederen onschadelijk is. Ook zijn de eischen, die men daar aan koelhuizen stelt, niet zoo hoog als in ons land en bij onze oostelijke naburen. Wat in die ,,cold stores” ook opvalt, is het gebrek of totaal gemis aan een behoorlijke ventilatie. Nu wordt voor conserveering van bevroren vleesch, het hoofdproduct in vele Engelsche koelhuizen, luchtverversching geheel onnoodig geacht. Ook trof mij, dat het verwijderen van de sneeuw op de koelpijpen in de vrieskamers van alle bezochte koelbuizen maar eens in de zes maanden plaats heeft. Practisch kan dit zijn, maar economisch zeker niet. Een verdere beschrijving dezer koelhuizen zal ik achterwege laten en slechts eenige bijzonderheden er van vermelden. In het eerstgenoemde gebouw heeft de afkoeling plaats met twee NH3 compressie-machines, systeem de la Vergne, van L. STERNE & Co., Crown Iron Works te Glasgow. Deze firma bouwt bij voorkeur volgens dit Amerikaansche systeem. Het onderscheidt zich van dat van LINDE vooral daardoor, dat de compressoren gewoonlijk duplex, twee direct naast elkaar, verticaal geplaatst zijn en door een horizontale stoommachine bewogen worden. Verder wordt onder en boven den zuiger, tot vulling der schadelijke ruimten, olie ingespoten, ten einde het volumetrisch nuttig effect der compressoren te verhoogen, wat evenwel in de practijk niet
8. blijkt op te gaan. De olie-afscheiding is veel ingewikkelder en de Lindemachines zijn ook in het algemeen eenvoudiger, terwijl zij, wat economie betreft, zeker niet bij de de la Vergne machines achterstaan, maar daarentegen in aanschaffing heel wat billijker zijn. In fig. 3 zijn de la Vergne-machines van STERNE afgebeeld. In dit koelhuis worden zij electrisch gedreven door riemen op de vliegwielen. De compressoren hebben 11" diam. en 20" slag (280 X 508 m.M.). Opmerkelijk is, dat de centrale, die den stroom levert en
aan een andere maatschappij behoort, zich voor een groot gedeelte naast en onder het terrein van dit koelhuis uitstrekt. Een zeer vreemden indruk maakt de schoorsteen van deze centrale, die in een binnenplaats van de ,,cold store” uit den grond oprijst en een eind boven dit gebouw uitsteekt. Bij de koelinrichting treft een verdeeling van de vloeibare ammoniak, waarbij in een horizontaal verdeelstuk aan één zijde de vloeistof binnentreedt en door twaalf regelafsluiters, op dit stuk geplaatst, naar de verschillende afdeelingen wordt gevoerd. Moeilijkheden hebben met deze distributie niet plaats, mits maar gezorgd wordt voor voldoende ammoniak in het geheele systeem.
9. In het andere koelhuis zijn Linde-machines, die oorspronkelijk met stoom gedreven werden door de verlengde zuigerstangen van een triplecompoundmachine met vier cylinders, (2 L.D.-cylinders), waarbij een oppervlak-condensor en Babcock-Wilcox-ketels behoorden. Deze compressoren worden nu electrisch bewogen ook door een riem op het vliegwiel; alle zuigerstangen en zuigers loopen mee, terwijl de stoomverdeelings-organen zijn weggenomen. Op het eerste gezicht maakt de werkwijze van deze machine een zeer vreemden indruk. Ongewoon is hierbij ook, dat de drukleiding, boven de compressoren naast de zuigleiding, eveneens geïsoleerd is. Dit zal gedaan zijn om te voorkomen, dat de warmte van de drukleiding bij drogen compressorgang zich zal mededeelen aan de damp in de zuigleiding, een m.i. twijfelachtig voordeel. De afkoeling heeft in dit koelhuis geheel met koude lucht plaats, en het was opmerkelijk daarbij in een ruimte, waar konijnen bewaard worden, een temperatuur van 2 °F. (–16.5 °C.) aan te treffen. Dit bevreemdt nog meer, wanneer men hoort vertellen, dat deze lucht door een ondergrondsch kanaal van koelers in een andere straat geplaatst over een afstand van ca. 100 M. wordt aangevoerd, en van die koelers een centrale koudeluchtdistributie naar kleine koelkamers in andere gebouwen in den omtrek plaats heeft. Een groot aantal muizenvallen in deze store doelt er op, dat ook hier een plaag heerscht, die in meerdere koelpakhuizen voorkomt, en waartegen een lage temperatuur geen remedie is. Naar de eischen des tijds vindt men hier voor snel vervoer een stoomautovrachtwagen met geïsoleerde wanden. Is voor dit koelhuis, het bevroren vleesch een voornaam artikel, voor de volgende inrichting is het ‘t eenige opslagproduct.
3. Nelson’s-Wharf. Deze bevindt zich te Londen en is één van de 3 koelhuizen van de Colonial Consignement and Distributing Comp, Lim. De twee andere zijn te Manchester. Door deze maatschappij wordt alleen bevroren vleesch en wel uit NieuwZeeland, Australië en Zuid-Amerika geïmporteerd en in ‘t groot verkocht. De inrichting van Nelson’s Wharf is reeds 18 jaar oud, maar mag desondanks tot een der beste van Engeland gerekend worden. Het gebouw ligt aan de Thames. Al het vleesch wordt in lichters aangevoerd, omdat er te weinig diepgang is voor
10. groote schepen. Het lossen geschiedt op twee plaatsen, aan de rivierzijde en in het gebouw, waar onder een loods in een inham een tweede ligplaats is. Met twee elevators – paternosterwerken – hydraulisch gedreven, wordt het vleesch naar de bovenste verdieping gebracht in een distributie ruimte, van waaruit het met een hydraulische lift naar de verschillende verdiepingen gaat en daar verder met handwagens vervoerd wordt. Het koelhuis heeft 5 etages, op ieder 6 groote kamers, totaal bevattende 1.200.000 kub. voet (33.600 M3.) vriesruimte, waarin 200.000 schaperompen, vertegenwoordigende een gewicht van ± 5 millioen K.G. of een vleeschkubus van 19¼ M. ribbe, opgeslagen kunnen worden. Bovendien zijn er nog 18 z.g. ,,defrosting room,” waarin het vleesch vóór het ‘t koelhuis verlaat ontdooid wordt. Dit is een noodzakelijke eisch om te voorkomen, dat op het vleesch buiten gebracht waterdamp neerslaat en het vleeschsap er ten deele uitloopt, waardoor de smakelijkheid en de voedingswaarde zouden verminderen. Dit ontdooien heeft hier plaats volgens de methode, die door Sir MONTAGUE NELSON, de directeur der C.C. & D.C. is uitgevonden en in Engeland algemeen in zwang is. In deze ontdooikamers (fig. 4) zijn ter weerszijden achter houten beschotten koelpijpen, waarin NH3 verdampt, en onder een houten rooster van den vloer is een stoomslang. De warme droge lucht van de stoompijpen komende strijkt langs het vleesch en ontdooit het, zonder dat waterdamp er op kan neerslaan, omdat men zorgt, dat de temperatuur van het vleesch blijft boven het dauwpunt van de lucht er omheen. Neerslag heeft plaats op de koude pijpen, waarvan de temperatuur beneden dat dauwpunt is. In een dezer kamers trof ik een temperatuur ter hoogte van het vleesch van 55 ºF. (12.8 ºC.) en wees de psychrometer een verschil aan van 10 ºF. Daaruit bleek de vochtigheidsdraad 41 pCt. te zijn en was het dauwpunt van de lucht –0.5 ºC. Kwarten rundvleesch blijven 4 dagen in deze kamers; de temperatuur wordt, door telkens wat meer stoom in de vloerpijpen toe te laten, langzaam tot die der buitenlucht opgevoerd. Bij schapen vleesch duurt het ontdooiingsproces 2 dagen. Het op deze wijze behandelde vleesch maakt een halve penny meer per pond. De koelinstallatie is ook hier van STERNE & Co. afkomstig en bestaat uit twee de la Vergne-machines, geheel gelijkend op die in fig. 3. De tandemcompound-machines hebben oppervlak-condensatie. De aggregaten zijn ieder van 200.000 cal. per uur en maken max. 40 omw. per minuut. De compressoren hebben 12" diam. en 24" slag (305 X 610 m.M.). De stoom wordt onder een druk van 120 lbs. (ong. 8.5 atm.)
11. door 2 Lancashire-ketels met Vicar´s-automatische ,,stokers” geleverd. Het voedingwater wordt in een tubulairen heater voorgewarmd. Dit systeem van ketels (met twee binnenbuizen) vond ik in Groot-Britannië bijna algemeen toegepast. Waar plaatsgebrek de opstelling van zoo’n ketel verhinderde, trof ik waterpijpketels. Als rariteit zij nog vermeld, dat in de machinekamer van dit koelbuis te vinden is een zeer groote koude-lucht (lucht-expansie)-machine vereischende een vermogen van
± 300 P.K., die indertijd aangeschaft is voor meer dan ƒ 60.000 en zoo goed als nooit in gebruik is geweest. Ook hier vindt men de in Engeland algemeen gebruikelijke ,,Berieselungs”of drup-condensatoren. Het koelwater wordt uit de Thames ontnomen en doet daarna voor de stoomcondensors dienst. De afkoeling in de vrieskamers heeft ook hier door directe verdamping plaats. De temperatuur wordt op 24 à 18 °F. (–4.4 à –7.8 °C.) gehouden. De geheele pijplengte bedraagt in dit gebouw 14 mijl
12. (22.4 K.M.), waarvan ong. 10 mijl (16 K.M.) in de koelruimten. Eenig in deze store zijn de vleeschsnijmachines. Deze bevinden zich op de bovenste verdieping en worden ook door waterdruk bewogen. In de eerste machine worden van een schaperomp in één snee met een mes met een T vormige doorsnede de achterpooten afgesneden, in de tweede machine eerst een achterrugstuk en daarna de voorpooten. Deze bewerking geschiedt wanneer het vleesch nog bevroren is. In een ander koelhuis zagen wij voor dit doel van lintzagen gebruikmaken. Op deze verdieping worden de vleeschstukken ook ingepakt voor verzending naar het binnenland. Wat de isolatie betreft, valt te vermelden, dat alleen het plafond op de bovenste verdieping bekleed is, omdat op alle etages ongeveer dezelfde temperatuur heerscht. Die isolatie bestaat, evenals die der buitenmuren, uit een opvulling van zaagsel. Ook hieraan ziet men, dat de inrichting niet nieuwerwetsch is. Transport van het vleesch naar de stad heeft plaats met gewone vrachtwagens. Geïsoleerd behoeven deze niet te zijn, omdat toch bijna al het vleesch eerst ontdooid wordt. Het is zeker niet misplaatst hier de aandacht te wijden aan den zoo belangrijken invoer van bevroren vleesch in Engeland. Ofschoon de veeteelt in het Britsche Rijk niet onbelangrijk is, biedt zij voor een land met ong. 44 millioen inwoners, waarvan 33 millioen in Engeland en ong. 5 millioen alleen in Londen, geen voldoende hoeveelheid vleesch. Daar komt nog bij, dat van alle groote naties de Engelsche als carnivoor bovenaan staat. Het quantum vleesch, dat een Brit gemiddeld per jaar noodig heeft, bedroeg in 1903: 47 K.G. en is – n’en déplaise het vegetarisme! – in 1907 gestegen tot ruim 51 K.G. Voor den Duitscher is dit 46.5 K.G. en voor den Franschman juist 10 K.G. minder. Voor den N. Amerikaan bedraagt het 40 K.G. Dat dit tekort aan vleesch door import moet gevonden worden, is begrijpelijk en daarvoor zijn enorme hoeveelheden noodig. In 1908 bedroeg in Groot-Britannië en Ierland de invoer van vleesch als ,,dead meat” 983.485 ton. Eenig denkbeeld van deze reusachtige hoeveelheid, die een waarde van bijna £ 42.000.000 of ruim ƒ 500.000.000 vertegenwoordigt (1), kan men krijgen door zich een muur _______________ (1) De waarde van alle aan bederf onderhevige artikelen in 1907 in Groot-Britannië geïmporteerd, die min of meer een kunstmatige koeling ondergingen, kan volgens J.H. GEDDES (Zie Deel II. Verslagen Koude Congres te Parijs blz. 919) gesteld worden op ca. £ 115 millioen of 1.400 millioen gulden.
13. van dit vleesch gemaakt voor te stellen. Deze muur zal dan bij een dikte van 5 M. en een hoogte van 5 M. een lengte hebben van 59 K.M. of een afstand van Amsterdam tot Den Haag, of van Arnhem tot Zwolle! Verder bedroeg die import: aan levend rundvee . . . . . . . . . . . . . . 383.130 stuks ,, levende schapen . . . . . . . . . . . . . . 78.900 ,, en aan versch rundvleesch, niet onder ,,dead meat” opgenomen, 133.500 ton. Deze hoeveelheden samen hebben een gewicht van ca. 230.000 ton. De totale vleeschinvoer bedroeg dus in dat jaar ong. 1.213.500 ton. Per hoofd der Britsche bevolking bedraagt deze invoer ongeveer 27 K.G. Van al het vleesch, dat in het Britsche Rijk wordt geconsumeerd, is ongeveer 30 pCt. in bevroren of afgekoelden toestand ingevoerd. Een groot gedeelte daarvan is bevroren schapen vleesch. De eerste bezending hiervan arriveerde in 1880 uit Australië en wel in een hoeveelheid van 400 stuks. Successievelijk groeide die aanvoer per jaar aan tot: in 1883 ruim . . . . . . . . . . . . . 200.000 rompen ,, 1885 bijna . . . . . . . . . . . . . 2.000.000 ,, ,, 1895 ruim . . . . . . . . . . . . . 5.000.000 ,, ,, 1900 bijna . . . . . . . . . . . . . 6.500.000 ,, ,, 1907 ruim . . . . . . . . . . . . . 10.000.000 ,, In 1908 is dit aantal door bijzondere omstandigheden met ongeveer 400.000 verminderd. Terwijl de prijs voor dit vleesch in 1883 ongeveer 40 cent per Eng. pond bedroeg, is deze nu tot circa de helft teruggebracht. De laagste prijs werd in 1908 in Januari besteed voor bevroren Zuid-Amerikaansch rundvleesch, dat in die maand op de markt te Smithfield verkocht werd voor gemiddeld 13 cent per pond, terwijl de hoogste prijs daarvan in dat jaar nog geen 24 cent bedroeg. Ik vermeld deze cijfers alleen als iets bijzonders en om te laten zien, welk een grooten invloed de koeltechniek voor het Britsche volk gehad heeft, want met haar hulp was het alleen mogelijk dit volk goed en goedkoop vleesch te bezorgen. De vraag, die als van zelf opkomt: Zou zoo iets voor ons land ook mogelijk en wenschelijk zijn ? laat ik hier geheel onbesproken. Om op de Engelsche koelhuizen terug te komen, is het niet te verwonderen, dat bij een dergelijken import van bevroren vleesch in het Vereenigd Koninkrijk reusachtige vleeschkoelpakhuizen, vooral in de havensteden, noodig zijn. Het is dan ook op dit gebied, dat in het Britsche Rijk de grootste toepassing der koeltechniek gevonden wordt.
14. Een andere voor de hand liggende vraag, is deze: Hoe lang kan het bevroren vleesch in het koelhuis bewaard blijven? Het gebeurt meermalen, dat groote massa’s slechts voor enkele dagen opgeslagen worden, maar het komt ook voor, dat zij van 2 tot 5 maanden in de store blijven. Rekent men daarbij 1½ maand voor de reis, b.v. van Australië, en ongeveer een maand, dat dat vleesch daar blijft na het slachten; dan is het te begrijpen, dat het wel voorkomt, dat vleesch eerst een jaar na de slacht gegeten wordt, doch dit is uitzondering. Een conserveering van zes maanden laat het bevroren vleesch gewoonlijk toe. Daarna begint het merkbaar uit te drogen, verandert van kleur en gaat in verkoopwaarde sterk achteruit. Tegen de 7de en de 8ste maand ondergaat het een verandering, die veel op bederf lijkt, terwijl het eigenlijk bederf in de volgende maand intreedt. De grootste vijand van het bevroren vleesch is in de Engelsche koelhuizen een soort schimmel, die zich soms reeds in betrekkelijk korten tijd op het vleesch afzet. In een rede door Sir CHARLES PETRI, oud-president der Engelsche koeltechnische vereeniging, bij een diner in the University Club te Liverpool tot ons gericht, werd dan ook gezegd, dat het van het grootste belang voor de importeurs van ,,frozen meat” zou zijn, wanneer er een middel werd gevonden, om het ontstaan dier cryptogamen tegen te gaan. Het komt mij voor, dat dit middel te vinden is door in deze koelhuizen, wat sedert kort ook elders met succes gedaan wordt, ozon te brengen, waarover bij een volgende installatie wat medegedeeld zal worden. Na deze drie bezoeken had ik voorloopig genoeg van kazen en bevroren vleesch en behoefte aan wat anders, zoodat ik mij niet aansloot bij het gezelschap, dat the Imperial Cold Store te Londen ging bezoeken, maar verkoos een groote kwekerij met koelinrichting buiten die stad te gaan zien.
4. The Turnford Hall Nurseries van de heeren THOMAS ROCHFORD & SONS te Broxbourne. Deze kweekerijen behooren tot de grootste van Engeland, wat wel niet betwijfeld zal worden na de mededeeling, dat er 243 broeikassen zijn, ieder 290' (88 M.) lang en 25' (7.60 M.) breed. Deze alleen beslaan reeds een oppervlak van ruim 16 H.A.! Zij worden alle met warm water verwarmd en hebben telkens 9 kassen daarvoor een centrale inrichting bestaande uit 3 gewone cylindrische plaatijzeren ketels met gemetselde ondervuurhaarden onder een afdak op stijlen geplaatst.
15. Deze kassen dienen hoofdzakelijk voor het teelen van bloemen en druiven. De koelinrichting is ondergebracht in een bestaande loods en men heeft aanvankelijk getracht te drijven met een koude-luchtmachine, waarschijnlijk tweede hands voor een ,,koopje” aangeschaft. Nu geschiedt het bedrijf met een daarnaast liggende Linde-machine van 25.000 cal., op de gewone wijze door een horizontale stoommachine gedreven. De daarbij behoorende NH3 drupcondensor is op den grond buiten tegen een der gevelmuren geplaatst. Met een soortgelijken koeler wordt de lucht afgekoeld en deze met een Blackman-ventilator in twee kamers gebracht. Deze schatte ik ieder op ongeveer 8 M. lang, 6 M. breed en 4.5 M. hoog. Zij liggen bovengronds; het binnendringen van daglicht wordt er in absoluut vermeden. Dit komt overeen met het resultaat der onderzoekingen van Prof. J. VERCIER, door hem bekend gemaakt in een voordracht op het tuinbouwkundig congres te Parijs in 1906, en waarbij gevonden werd, dat bij het conserveeren van bloemen de duisternis de werking der koude bevordert. Bij het schijnsel van een zeer weinig licht verspreidende lantaarn werden wij in de koelkamers geleid en had ik het gevoel meer in een spelonk dan in een modern koelhuis te zijn. Voor zoover het zwakke licht toeliet, moesten wij maar zien wat we weten wilden, want op al onze vragen kregen we van onzen gids, den machinedrijver, ten antwoord: ,,I don’t know” en als hij ‘t wel wist dan was ‘t: ,,trade secret”. Welke temperaturen in deze kamers heerschten, kan ik niet zeggen, maar ik vermoed in de eene iets boven, in de andere iets onder 0 °C. De vochtigheidsgraad kwam mij zeer hoog voor, wat ook overeenstemt met de onderzoekingen van VERCIER. De luchtin- en uitlaat hebben plaats door openingen boven in twee tegenovergestelde wanden. Voor zoover ik kon zien, waren in de kamers alleen plantenkiemen en wel van Convallaria majalis (lelietjes der dalen). Deze worden in houten bakken in droog zand bewaard; de bakken waren met een tusschenruimte van ca. 10 c.M. tot een hoogte van ongeveer 2.5 M. opgestapeld. Deze koelinrichting moet ook dienen voor het conserveeren van bloembollen en afgesneden bloemen. De lelietjes der dalen worden ongeveer een maand vóór men de bloemen ervan noodig heeft, uit het koelhuis genomen. Men brengt ze langzaam op een hoogere temperatuur, plant ze in potten en brengt ze daarna in een broeikas, waarin ze snel in bloei komen en wel in 4 weken, terwijl zij daar anders zes weken voor noodig hebben, wanneer men ze op den gewonen tijd en wijze laat uitkomen. Door deze koelinrichting zijn de heeren ROCHFORD in staat
16. van verschillende planten den bloeitijd te vervroegen of te verlaten, en onafhankelijk van jaargetijden allerlei bloemen te leveren op den tijd, dat men ze hebben wil. Zoo brengen deze heeren tegen Kerstmis groote hoeveelheden der genoemde Convallaria te Londen aan de markt. Den laatsten morgen van ons verblijf te Londen besteedden wij aan de bezichtiging eener inrichting, met weer een andere toepassing der kunstmatige koude, n.l. die bij de bierfabricage en gold ons bezoek:
5. de Albion Brewery, van de heeren MANN, CROSMAN en PAULIN, in den Whitechapel Road, een der grootste brouwerijen van Londen. Wij troffen daar enorme koelmachines, die wij hier niet verwacht hadden, omdat deze brouwerij, op de in Engeland algemeen gebruikelijke wijze, werkt met bovengisting. Bij deze manier van werken, die men nog in kleine brouwerijen in ons land, vooral in Brabant, aantreft, is juist het eigenaardige, dat de kunstmatige kou geen noodzakelijkheid is. Het gistingsproces heeft plaats bij een temperatuur van 14–20 °C. en is in de gistkuipen in 2 à 3 dagen afgeloopen. Bij de ondergisting daarentegen, die toegepast wordt in de groote brouwerijen in ons land (1) en Duitschland, is de temperatuur 5–8 °C. en is kunstmatige afkoeling van de lucht in de gistkelders en van den inhoud der gistkuipen tot die temperatuur een noodzakelijke eisch. Verder vereischt het bier in deze brouwerijen een nagisting van geruimen tijd, in ons land minstens 2 à 3 maanden, in Duitschland ongeveer de helft korter, en die in de vaten in de legkelders geschiedt bij een temperatuur van 1 tot 3 °C. Daarentegen kan het bovengistingsbier dadelijk uit de gistkuipen in de gewone biervaten worden afgetapt; hierin heeft een nagisting van slechts enkele dagen plaats en dan is het voor consumptie geschikt. In zoo’n brouwerij mist men dan ook de legkelders en de legvaten en gewoonlijk ook de kelderkoeling. In de ,,Albion”-brouwerij dient de koelinstallatie voor het eigenlijke brouwersbedrijf alleen voor de wortkoeling (snelle afkoeling van het brouwsel uit de kookketels vóór het in de gistkuipen komt) en in den zomer voor koeling van het bier in deze kuipen. Voor dit doel zijn aanwezig twee koolzuurmachines van _____________ (1) Een uitzondering daarop maakt een onzer grootste brouwerijen, n.l. ,,d’Oranjeboom” te Rotterdam, waarschijnlijk de eenige brouwerij ter wereld, waar de bovengisting wordt toegepast met gebruikmaking van een gist, waardoor dit proces ook bij lage temperatuur verloopt.
17. J. en E. HALL te Dartford, een van 500.000 cal. en de andere van 400.000 cal. per uur. Zij hebben ieder twee compressoren, gedreven door de verlengde zuigerstangen van horizontale stoommachines, beide van het triple-compoundsysteem met oppervlak-condensatie en twee krukken onder 90º. De eene compressor wordt bewogen door den tandem geplaatste H.D.- en M.D.-, de andere door den L.D.-cylinder. Fig. 5 stelt één zoo’n aggregaat voor. In de brouwerij geschiedt de beweging van de lucht- en circulatiepompen, die onder de machine geplaatst zijn, van uit de hoofdas, en niet zooals in de figuur is weergegeven door een balans van uit de L.D.-zuigerstang. Een denkbeeld van de grootte van deze brouwerij geeft het cijfer van 800.000 H.L. bier, dat per jaar gebrouwen wordt. Denkt men zich een kamer van 5 M. lang, 5 M. breed en 4 M. hoog, dan zouden 800 van deze kamers noodig zijn om al dit bier te bevatten. Een wandeling van ongeveer een uur zou noodig zijn om de lengte van deze kamers, tegen elkaar geplaatst, af te loopen. Voor de hoofdgisting van dit bier zijn in een lokaal in twee rijen met een gang er tusschen 24 rechthoekige kuipen geplaatst, ieder met een inhoud van ca. 650 H.L. en heeft men bovendien in een nieuw gebouw drie reusachtige ronde houten gistkuipen van elk 2.500 H.L. inhoud. Zij hebben ongeveer 6 M. middellijn en 9 M. hoogte. De gist voor deze laatste kuipen wordt geozoniseerd, wat iets ongewoons is. Ook bij deze bewerking komt de koeltechniek te pas. De inrichting daarvoor bevindt zich in een vertrek naast die gistkuipen. Zij bestaat uit een plaatijzeren kast, waardoor met een centrifugaal-ventilator de lucht, van buiten aangevoerd door een 8" leiding, gezogen wordt. Deze kast heeft twee afdeelingen; de eerste bevat een groot aantal glazen knikkers, waarover koud water stroomt. De lucht wordt hier gereinigd en afgekoeld. In den warmsten tijd van bet jaar brengt men daarmede de lucht nog tot 45 ºF. (7 ºC.). In de 2de afdeeling bevindt zich het ozoniseeringsapparaat; dit bevat 4 plaatvormige electroden van niet oxydeerbaar metaalgaas, waartusschen een niet geleidende stof is geplaatst. Hier ontstaan de z.g. stille of donkere ontladingen van een hoogspannigen wisselstroom, waarbij ozon gevormd wordt. De lucht strijkt hierlangs en wordt er mede bezwangerd. Dezen wisselstroom verkrijgt men van een transformator, waarin de primaire stroom komt van een wisselstroomdynamo, gedreven door een gelijkstroom-motor. De geozoniseerde lucht wordt door een leiding in de beneden gelegen gistkamer en voor een deel ook over de gist zelf gevoerd, terwijl deze in een grooten bak met harken wordt omgewoeld. Door dit ozoniseeren blijft de gist, ook in
18. den warmsten tijd van het jaar, rein en gezond en ondervindt men geen onregelmatigheid in het gistingsproces. Deze installatie is geleverd door de maatschappij ,,Ozonair” te Westminster London, S.W. 96, Victoria Street.
Met succes wordt ook sinds korten tijd ozon toegepast in het gemeenteabattoir te Keulen. Door wekelijks éénmaal in de verschillende ruimten van het koelhuis 10 M3. geozoniseerde lucht te blazen, worden deze voordeelen bereikt:
19. 1. In de vleeschkoelruimten riekt het niet. 2. De onaangename reuk in de ruimten, waarin ingewanden, koppen etc. bewaard worden, is verdwenen. 3. Schimmel eventueel op het vleesch gaat weg (wordt z.g. droog verbrand). 4. Men kan het vleesch langer bewaren. Deze inrichting werd geleverd door het Technisch Bureau CARL J. BUSCH & Co. te Hamburg. Om op de ,,Albion”-Brouwerij terug te komen, vindt men daar nog iets bijzonders, n.l. het fabriceeren van vloeibaar koolzuur uit het CO2, dat in de gistkuipen gevormd wordt. Daarvoor bevinden zich boven in die kuipen (zie fig. 6) groote trechters, die hooger en lager gesteld kunnen worden, om steeds uit te monden boven het schuim op het bier. Om het koolzuur op te vangen behoeven de vaten niet gesloten te zijn. Het koolzuurgas is hier ongeveer 1½ maal zoo zwaar als de lucht, en is de ruimte boven in de kuip eenmaal met CO2 gevuld, dan zal tijdens het gisten de lucht niet meer toetreden. Door deze trechters wordt het koolzuur afgezogen. Wanneer men hiermede Dinsdagavond begint, nadat Maandag het eerste brouwsel in de kuip gelaten is, dan kan men aannemen, dat geen lucht mede wordt afgevoerd. Dit afzuigen geschiedt met de eerste van een drietal verticale naast elkaar opgestelde, één geheel vormende, pompen. Deze pomp perst het gas onder een druk van 1.75 atm. door vier reinigers. Hierin wordt het gas achtereenvolgens gewasschen door water, gevoerd door verdund zwavelzuur en ten slotte door een zwakke kaliumpermaganaat oplossing geleid. De 2e pomp zuigt het gas hieruit op en perst het tot 14 atm. in een koeler om het de compressiewarmte te ontnemen. De 3e pomp comprimeert het daarna tot 70 atm., waarbij het in een condensator bij een temperatuur van 28 °C. vloeibaar wordt. Van hier wordt het in een vultoestel in de bekende stalen flesschen afgetapt. Van deze installaties zijn er twee, een groote, waarbij een stoommachine de pompen direct drijft, en een kleinere, waarbij dit door een gasmotor geschiedt. Zij produceeren ± 3.000 K.G. vloeibaar koolzuur per dag, dat voor deze brouwerij een belangrijk en zeker ook niet onvoordeelig bijproduct is. Deze inrichtingen zijn ook door de firma J. & E. HALL geleverd. Van de koelinstallaties valt er nog één te vermelden van 60.000 cal. bestaande uit twee Linde-machines, uitsluitend dienende om het bier, dat op flesschen afgetapt wordt, snel af te koelen. Daardoor worden de gist- en eiwitstoffen, die het bier troebel zouden maken, gecoaguleerd, en door de daarna plaatshebbende filtratie gemakkelijk verwijderd. Het resultaat hiervan is een helder bier (,,non-deposit beer”), dat langer goed blijft en beter bestand is tegen temperatuurs-invloeden.
20.
21. Na dit bezoek was onze excursie te Londen afgeloopen en vertrokken wij met de ,,North-Western Railway” in een speciaal ter onze beschikking gestelde ,,dining saloon car” naar Liverpool. Deze afstand is 322 K.M. en werd afgelegd in 3 uur 55 minuten, gevende een gemiddelde snelheid van 83 K.M. per uur. Men maakte er ons attent op, dat op enkele gedeelten de snelheid ruim 100 K.M. bedroeg. Van deze enorme vaart merkten wij in den waggon weinig en kon ik behoorlijk een brief blijven schrijven, wat pleit voor de uitstekende constructie van weg en materieel. Als curiositeit zij nog vermeld, dat we precies 3 uur onafgebroken doorreden en dit bij die snelheid alleen mogelijk is, doordat de locomotief al rijdende water inneemt. De eerste installatie, die wij te Liverpool bezochten, was:
6. RUDDIN’S Central Cold Store, een koelpakhuis met een inhoud van 120.000 kub. voet (3.400 M3.), geheel dienende voor eigen gebruik van den eigenaar, een groothandelaar in wild, gevogelte en visch. Boven een sousterrain zijn 4 verdiepingen, waarin zich uitsluitend vrieskamers met een temperatuur van 16 °F. (–9 ºC.) bevinden; in één ruimte, dienende om verschillende goederen snel te bevriezen en lang te conserveeren, wordt de temperatuur op 6 °F. (–14.5 ºC.) gehouden. In dit vertrek heeft afkoeling plaats door directe verdamping, terwijl in de overige koude lucht wordt ingeblazen. De luchtkoeler daarvoor is op de bovenste verdieping en bestaat uit een groot aantal pijpen, waarin koud zoutbrein circuleert en waarover een weinig van deze vloeistof vloeit om de pijpen vrij van sneeuwaanslag te houden. De lucht wordt door den koeler met een Blackman-ventilator gedreven, die wordt bewogen met een riem van een gasmotor, maar dit kan ook door een electromotor geschieden. De verdamper-serpentijnen liggen in een bak, direct onder den koeler, waarin de zoutoplossing wordt afgekoeld. Met een pomp wordt zij daaruit ontnomen en door en over de koelerbuizen gevoerd en stroomt zij dan weer in den bak terug. Dit geheel bevindt zich in een geïsoleerd vertrek. In de machinekamer in het sousterrain zijn twee ammoniak compressoren, ieder van 75.000 cal., in bouwwijze en werking overeenkomende met die van LINDE. Zij worden gedreven door ,,Premier”zuiggas-motoren, maar kunnen ook in geval van nood bewogen worden door electromotoren met stroom van het stadsnet. De toestellen om het gas te bereiden zijn dubbel en opgesteld in een gebouw naast de machinekamer. Dit heeft een plat dak; hier zijn de Berieselungs-condensatoren opgesteld. De installatie werd in haar geheel geleverd door de Liver-
22. pool Refrigeration Comp. te Liverpool en is sedert 8 jaar in werking. Het anthracietverbruik bedraagt per E.P.K./uur ¾ lbs (0.34 K.G.). Het hoofdproduct in dit koelhuis zijn bevroren konijnen, waarin de heer RUDDIN een uitgebreiden handel drijft. Een zeer interessant bezoek volgde hierop aan één der twee grootste, schepen van de wereld, de:
7. ,,Lusitania” van de Cunard Line. Van dit schip in het algemeen zij alleen vermeld, dat het heeft: 8 dekken, 4 over de geheele lengte doorloopend; 32.500 ton inhoud en een max. waterverplaatsing van 45.000 ton; een totale lengte van 240 M., een breedte van 27 M., een diepgang van 11.5 M. max. een hoogte van den top der 4 schoorsteen en tot de kiel van 47 M. en van hier tot den top van de 2 masten van 66 M. Het schip wordt met een snelheid van 25 mijl (47 K.M.) per uur voortbewogen door 4 schroeven, gedreven door stoomturbines, systeem-PARSONS, met een totaal vermogen van ongeveer 60.000 E.P.K., waarvoor de stoom onder een druk van 195 lbs (13.5 atm.) geleverd wordt uit een installatie, omvattende 25 cylindrische ketels met totaal 192 vuren. Verder zij nog vermeld, dat er accommodatie is voor: 500 1e klasse passagiers 500 2e ,, ,, e 1300 3 ,, ,, en de equipage uiteenloopt tusschen 800 en 900 man. De koelinstallaties zijn naar verhouding en met dezelfde groote zorg, die bij den bouw van het geheele schip is in acht genomen, uitgevoerd. Zij zijn ook geleverd door de Liverpool Refrigeration Comp. en bestaan uit twee geheel van elkaar onafhankelijke inrichtingen, voorzien van koolzuurmachines. Deze zijn gekozen, omdat dit schip in oorlogstijd als hulpkruiser voor de Engelsche Marine moet gebruikt kunnen worden en men de meening is toegedaan, dat op oorlogsbodems het medium voor de compressie-machines alleen koolzuur mag zijn. De eene installatie dient voor het koelhouden der proviandruimen van 368 M3. inhoud. Deze bestaan uit aparte kamers, respectievelijk voor berging van: rundvleesch, schapenvleesch, gevogelte en wild, spek, melk, vruchten, groenten, ijs, wijn, bier en spiritualiën. Bovendien worden nog afgekoeld een provisiekamer en een aantal drankkasten in de 1e en 2e klasse bars. Dan bedient deze inrichting nog een
23. toestel voor koud drinkwater. Deze geheele installatie wordt gedreven door een duplex-machine met compound-stoomwerktuig in samenstelling overeenkomende met die in fig. 7 afgebeeld. De inrichting is zoo uitgevoerd, dat de machinehelften tezamen of ieder afzonderlijk kunnen werken. In het frame bevindt zich, door een schot gescheiden, voor iederen compressor een stel condensor-spiralen, waarop zij beide kunnen werken. Die spiralen zijn uitwendig gegalvaniseerd. Een verdamper, ook met 2 stelslangenbuizen, waarop beide compressors naar verkiezen kunnen worden aangesloten, levert de noodige
kou voor het zoutbrein. Twee duplex-stoomzuigerpompen voeren dit naar de pijpen in de koelkamers en terug, terwijl een kleine dergelijke pomp de pekel doet circuleeren door de provisieruimte en de koelkasten. De regeling van den breintoevoer in de verschillende proviandkamers geschiedt met de afsluiters op een centrale verdeelleiding, van waar voor iedere kamer een aparte leiding uitgaat. De andere installatie dient voor het conserveeren van aan bederf onderhevige lading. De 2 compressoren hiervoor zijn op grooten afstand daarvan opgesteld in een ruimte direct onder de z.g. luxe hutten. Daarvan wordt een complex, bestaande uit een zit-, een schrijf-, twee slaapkamers,
24. afzonderlijke W.C. en badkamer, voor één reis, die met dit schip naar Amerika of terug nog geen volle 5 dagen duurt (1), verhuurd voor het bagatel van £ 400, overeenkomende met ƒ 1.000 per dag, een huurprijs, die aan den wal nog niet voor een geheel paleis betaald wordt. Het is dan ook niet te verwonderen, dat als eisch gesteld was, dat deze compressoren absoluut geruischloos moesten werken. Hieraan hebben de constructeurs voldaan 1°. door zeer lichte kleppen te gebruiken, en 2°. door de machines zeer langzaam te laten loopen, norm. met 40 omw. per minuut, max. bij havenbedrijf met 110. Iedere compressor (fig. 8) heeft een vermogen van
40.000 cal. per uur norm. en wordt direct gedreven door een electromotor van 40 P.K. max. Het is onnoodig te zeggen, dat deze uiterst langzaam loopende motoren speciaal voor dit doel vervaardigd moesten worden, zeer groot zijn en zeer veel gekost hebben. __________________ (1) In het laatst van Augustus 1909 maakte de ,,Lusitania” de reis van Dauntsrocks aan de zuidkust van Ierland tot het lichtschip van het Ambrose-kanaal bij New-York in 4 dagen en 11¾ uur, wat overeenkomt met een gemiddelde snelheid van 25.85 mijl per uur, een record, dat dat van het zusterschip ,,Mauretania” aanmerkelijk overtrof.
25. Uit twee ronde condensors, zonder vloeistof-koelers, stroomt het vloeibaar koolzuur naar twee soortgelijke zoutwaterverdampers. Deze generatoren zijn niet bekleed, maar bevinden zich in een geïsoleerde ruimte. Twee electrisch gedreven bronzen centrifugaalpompen dienen om het brein naar de koelkamers heen en terug te voeren. Van deze kamers zijn er 6, waarvan enkele nog door schotten onderverdeeld zijn. Zij zijn alle voorzien van transportrails met loopkatten aan de plafonds, ten einde in alle vertrekken afgekoeld rundvleesch (chilled beef) te kunnen bergen. Maar even goed moeten zij allen of enkelen voor opslag van bevroren vleesch, gevogelte, kaas, spek, boter of vruchten dienst kunnen doen. Waar deze artikelen zeer uiteenloopende temperaturen vereischen, moest de circulatie van het zoutbrein op een bijzondere wijze worden uitgevoerd, ook door den verren afstand, waarop deze kamers van de compressorruimte verwijderd zijn. De temperaturen in de verschillende koelkamers worden geregeld van uit een distributieruimte, direct naast deze kamers. Daarin bevinden zich de aan- en afvoer verdeelstukken en daarop de pekelleidingen en afsluiters naar de verschillende compartimenten. In fig. 9) is de verdeeling van het zoutbrein schematisch aangegeven en ziet men, dat een van de zooeven genoemde pompen (I) het zout water door de verdampers A en B en verder door de koelleidingen 1,2,3 enz. en terug doet circuleeren. Dezelfde omloop, maar buiten de verdampers om, kan de pomp II bewerkstelligen; dan circuleert z.g. warm brein. Een leiding a b verbindt beide stroomloopen en bij b bevindt zich een mengschuif, waarmee het mogelijk is verschillende hoeveelheden warm en koud zoutbrein met elkaar te mengen, zoodat men door de leiding c warmer of kouder zoutwater naar de verdeelingskamer D kan brengen. Nu kan men op verschillende wijzen werken. Is in alle afdeelingen een zeer lage temperatuur noodig, b.v. bij opslag van bevroren vleesch, dan is II buiten werking en wordt met I alleen het brein door de kamers en i–A–B–I–d gevoerd. Is in het algemeen een minder lage temperatuur noodig, dan werkt men met de mengschuif en met beide pompen, terwijl de leiding d wordt afgesloten en door c brein met een minder lage temperatuur wordt afgevoerd naar D. Op deze wijze heeft men de z.g. generale regeling der temperatuur van uit de compressorenruimte binnen wijde grenzen in de hand, terwijl de partieele of plaatselijke regeling van uit D geschiedt. Een leiding e f maakt het mogelijk de geheele koeling met pomp II uit te voeren. Bovendien is er een leiding g h, waarin de brein tank C is aangesloten. Deze dient als concentrator en van hieruit wordt bij vermindering der zoutoplossing nieuw zoutwater bijgedaan. Met een stoomslang in deze tank is het mogelijk hier warm zoutwater te maken,
27. dat door de verschillende afdeelingen kan gepompt worden, voor het geval men de koelpijpen daarin snel wil ontdooien. Deze bak is open, overigens circuleert bij beide installaties het zoutwater in een gesloten systeem. Tot de koelinrichtingen van de ,,Lusitania” zijn ook te rekenen de ,,thermotanks” al behooren deze meer op het gebied der verwarming en ventilatie. Bij den ingewikkelden bouw van dit schip zijn meerdere ruimten verstoken van directe toetreding van versche lucht,
terwijl men in den winter in andere verblijven de buitenlucht niet dadelijk kan inlaten, omdat het er anders te koud zou worden zonder kunstmatige verwarming, Om de verschillende ruimten te kunnen ventileeren , en tegelijk zoo noodig te verwarmen of af te koelen, zijn zij aangesloten op kanalen, waardoor van uit de thermotanks naar verkiezen versche lucht in gewonen toestand, dan wel verwarmd of afgekoeld, en zoo noodig ook bevochtigd, ingebracht kan worden. Ook is het mogelijk met deze toestellen de lucht uit die ruimten af te zuigen.
28. Van deze thermotanks, die ook te vinden zijn op de ,,Rotterdam” van de Holland-Amerika lijn, zijn er op de ,,Lustiania”: 49 en wel 24 voor de verblijven 1e klasse 9 ,, ,, ,, 2e ,, 11 ,, ,, ,, 3e ,, 5 ,, ,, ,, van officieren en equipage. In fig. 10 is er één schematisch voorgesteld; en men moet zich deze op het dek geplaatst denken. Op een kastvormig voetstuk A bevindt zich een electromotor B, direct gekoppeld aan een centrifugaal-ventilator C, die versche lucht door den kap D opzuigt en brengt in den dom F. Hierin passeert de lucht de pijpen van een tubulair lichaam G, waarvan in de inwendige ruimte, wanneer de lucht verwarmd moet worden, stoom gelaten wordt, en koude pekel circuleert, zoo de lucht afgekoeld moet worden. Is bevochtiging noodig, dan geschiedt dit door stoom door de geperforeerde pijp L te blazen. Volgens de vol geteekende pijlen vervolgt de lucht dan den weg door de kanalen H in het schip. Is alleen ventilatie noodig zonder verwarming of afkoeling, dan sluit men klep 2 en opent klep 3 en stroomt dan de lucht volgens de–.–.–.– pijlen buiten F om. Wil men de lucht uit de ruimten afzuigen, zoo wordt klep 3 gesloten en klep 1 in den gestippelden stand gezet. De ventilator zuigt dan uit de kanalen H en volgt de lucht de – – – – pijlen. Uit F wordt de lucht afgevoerd onder uit den kap K, die daarvoor naar boven geschroefd is. De inrichting op de ,,Lusitania” is er op berekend om in den koudsten tijd van het jaar in alle verblijven de temperatuur op 65 ºF. (± 18 ºC.) te houden. In de luxe-hutten heeft verwarming met electrische radiatoren plaats. Hiermede is over de thermotanks voldoende medegedeeld om er het practisch nut van aan te toonen en de aandacht op deze toestellen te vestigen. Zij worden geleverd door de Thermotank Ventilating Comp. te Glasgow. Fig. 11 vertoont een thermotank van het ,,top suction” type, zooals in fig. 10 bedoeld is. Te Liverpool werden nog verschillende koelhuizen bezocht, waarvan ik maar niets zal mededeelen, ook om niet in herhaling te vervallen. Alleen verdient van het slachtkoelhuis bij de Woodside Lairage, te Birkenhead, vermelding, dat dit voorzien is van 3 zeer groote ammoniak-absorbtie machines, geleverd door RANSOMES & RAPIER te Londen S.W. 32 Victoria Street, ieder aggregaat van 150.000 cal. per uur. Deze inrichting dateert van 1907, wel een bewijs, dat deze koelmachines nog altijd gebouwd worden. Overal waar zij met afgewerkten stoom gedreven kunnen worden, en men over
29. voldoende koelwater te beschikken heeft, aan welke beide condities hier voldaan wordt, kunnen zij met goed gevolg aangewend worden. Van de gelegenheid maakte ik gebruik een bezoek te brengen aan de Universiteit te Liverpool, alwaar ook een afdeeling voor werktuigbouw en electrotechniek verbonden is en gelegenheid bestaat tot opleiding voor koel technisch-ingenieur. Onder de leermiddelen voor dit onderwijs bevindt
zich in het machine-laboratorium een kleine ijsmachine van STERNE, veel gelijkende op die, voorgesteld in fig. 12. Deze bestaat uit een enkelwerkende verticale NH3 compressor A, door een riem van een electromotor gedreven. B is een olieafscheider in de drukleiding. Een gewone ammoniakcondensor is in een gietijzeren kast onder den compressor geplaatst. Over den in de figuur afgebeelden ,,dubbele-pijp condensor” C wordt bij een volgende installatie wat mede-
30. gedeeld. Uit den vloeibare-ammoniak verzamelaar D stroomt het medium naar den vriesbak voor ijsvervaardiging. In den generator aan de Universiteit zijn in het zoutbrein een aantal gloeilampen geplaatst, waarmede het bij proefnemingen en onderzoekingen mogelijk is de koude ontwikkeling geheel of gedeeltelijk te vernietigen en tegelijk te meten. Van Liverpool vertrokken wij met hetzelfde salonrijtuig per ,,Great Western en Caledonian Railway” naar Glasgow. De eerste inrichting, die we daar bezochten, was
8. Merkland’s Wharf, een gemeente-slachthuis, dat door de afwijking in bouw van onze groote abattoirs wel een beschrijving waard is. De inrichting dateert van 1905 en dient uitsluitend voor geïmporteerd rundvee en schapen, die grootendeels uit Canada worden aangevoerd. Het aantal geslachte beesten bedroeg tot nu toe gemiddeld per jaar ca. 50.000. In ons land en elders bestaat een groot abattoir uit een complex van afzonderlijke gebouwen; hier is het slachthuis een aangesloten geheel, zooals uit den plattegrond, fig. 13, plaat I, te zien is. Het slachthuis ligt aan de Clyde, juist tegenover de bekende scheepswerf van JOHN ELDER, de ,,Fairfield Shipbuilding Comp.”, en wij zagen bij ons bezoek aan het abattoir de
31. ,,Oranje Nassau” en de ,,Mecklenburg” voor de Maatschappij Zeeland daar in aanbouw liggen. Groote zeestoomers lossen direct het vee aan de kade en dit wordt met 15 stuks tegelijk gewogen. Inmiddels heeft de keuring plaats. Zieke beesten worden onmiddelijk afgemaakt en in een vernietigingsoven verbrand. Deze wordt gestookt met een groot aantal Bunsensche branders. Voor den luchtaanvoer daarvoor dient een ventilator, door een kleine stoommachine bewogen. In zeer korten tijd wordt de totale massa van een koe van b.v. 670 lbs. vernietigd tot een verbrandingsrestant van 35 lbs. Dit toestel is maar eens gebruikt en wel bij de beproeving, wat een zeker bewijs is voor de strenge keuring, waaraan het vee voor den inscheep onderworpen wordt. Gewoonlijk worden de beesten niet dadelijk geslacht, maar moet dit binnen 10 dagen gebeuren. Zij worden dan gestald en wel het rundvee à raison van 6 stuivers per dag excl. voer. In bet geheel bestaat er stalgelegenheid voor 3000 beesten. Er zijn twee groote slachtplaatsen voor rundvee en aan de rivierzijde een kleinere voor schapen. Dit gedeelte van het gebouw kan bij het uitbreken van een besmettelijke ziekte van het overige geheel geïsoleerd worden. De kranke beesten worden hier afgemaakt en met den ,,destructor” vernietigd, zonder in aanraking te komen met den inhoud van het overige deel van bet abattoir. Hier is ook aanwezig een verkooplokaal, dat bij den eersten aanblik aan een klein circus doet denken. In dit abattoir mist men een voorkoelhuis. Hier is het systeem gevolgd, in de slachthallen een groot gedeelte vrij te laten, om daar de runderhelften, aan de transportbanen opgehangen, zonder kunstmatige middelen af te koelen (1). Een koelhuis met de gebruikelijke cellen er in vindt men hier ook niet, maar daarvoor in de plaats zes koelkamers, ieder ca. 5.50 M. breed, 10.60 M. lang en 5.00 M. hoog; in elke kamer kunnen ongeveer 150 runderhelften worden opgehangen. De koude lucht wordt ingelaten door 3 openingen in het plafond aan de eene zijde van de kamer en door evenveel dergelijke gaten aan de andere zijde afgevoerd. De temperatuur is hier 34 à 35 °F. (1 à 2 ºC.). Om een vergelijking te kunnen maken is de isolatie van 3 kamers met kurksteenen, voor de 3 andere met opvullingen ________________ (1) De slachthuisdirecteur HEISS te Straubing is van meening, dat de ervaring geleerd heeft, dat een koelinrichting in een voorkoelhuis overbodig is, mits deze ruimte maar goed geïsoleerd is. (Zie Verslagen Koude Congres te Parijs Deel II, blz. 927).
32. van bladeren-houtskool, de bekende ,,Cartvale charcoal” van W.D.A. BOST te Paisley bij Glasgow, uitgevoerd (1). De koelinstallatie wordt gedreven door twee de la Vergne-machines van STERNE. De een van 100.000 cal. p.u. werkt een electromotor, de andere van 50.000 cal. met een liggende één-cylinder-stoommachine met injectiecondensatie. De beide compressoren van iedere machine zijn van resp. 11" X 20" , (280 X 508 m.M.) en 8" X 16" (203 X 406 m.M.). Het Berieselungssysteem is ook hier toegepast voor de NH3-condensatoren en den luchtkoeler. Opmerkelijk is het, dat die condensatoren in een gesloten ruimte onder het dak zijn opgesteld. Ook iets ongewoons aan den luchtkoeler is de aanwezigheid van twee Blackman-ventilatoren, waarvan er één als reserve dient. Van het abattoir valt nog te vermelden, dat de aanlegsteiger een lengte heeft van 170 M. en het geheele gebouw een oppervlakte beslaat van ruim 3 H.A. De muren zijn van baksteen, terwijl die van de bergruimten voor huiden, afval en bloed van binnen van verglaasde tegels voorzien zijn. De daken zijn van ijzer en met leien gedekt. In de stallen is de vloer van granoliet, in de slachtplaatsen van gebakken vloersteen en 13 cM. dik, en in de gangen en koelkamers van asphalt. De totale kosten van dit slachthuis hebben £ 82.000 of ca. een millioen gulden bedragen. Weer een andere toepassing van de koelmachines troffen wij aan in:
9. The New Scottish Ice Rink te Glasgow, na die van het Berliner Eispalast de grootste kunstmatige ijsbaan van Europa. Zij is sedert 1 October 1907 in exploitatie. De baan is 42 M. lang en 30 M. breed. De ijslaag wordt gevormd om een net van 1½" -pijpen, die op afstanden h.o.h. van 5" (127 m.M.) evenwijdig aan elkaar liggen en waardoor koud zoutwater circuleert. Deze laag is bij het begin van het seizoen (medio October) ongeveer 10 c.M. dik en groeit aan, doordat er telkens water op gebracht ______________ (1) Waar mij meermalen gevraagd wordt, wat dit voor een stof is, zij er hier van medegedeeld, dat het vervaardigd wordt van houtafval. Daarvoor dient in de fabriek van den heer BOST de afval, die in groote hoeveelheden uit een garenspinnerij te Paisley bij het maken der klosjes verkregen wordt. Dit hout wordt dan droog gedistilleerd en levert de isolatie-stof. Sedert kort worden van deze stof door toepassing van een reukloos bindmiddel platen in verschillende dikten geperst, die zich nog beter dan de bladerige kool voor isolatie laten gebruiken. (,,Iris platen”).
33. wordt om een glad oppervlak te houden, tot een dikte van ongeveer 20 c.M. bij het einde van het seizoen (medio Mei). Het ijs wordt gedragen door een vloer van beton. Om de ijsbaan voor ontdooien te vrijwaren dient één van twee evengroote NH3 compressie-machines, ieder van 125.000 cal. Zij zijn van het Linde systeem en gebouwd door de Haslam Foundry & Engineering Comp. te Derby. Zij worden door een transmissie gedreven, die haar beweging ontleent aan twee ,,National” zuiggasmotoren. De gasontwikkelingstoestellen, in een kleine ruimte direct naast de machinekamer opgesteld, vertoonen niets bijzonders. In de machinekamer zijn ook geplaatst twee ronde verdampers, de breinkoelers. Twee door riemen gedreven horizontale pekelpompen bezorgen de circulatie van de pekel in twee kringloopen, één door de pijpen van de ijsbaan en één door twee vriesbakken voor blokijs-vervaardiging in een vertrek, aan de andere zijde aan de machinekamer grenzende. Aan deze ruimte grenst aan den anderen kant de ijsbaan. Op het dak van de machinekamer bevinden zich de NH3 drupcondensatoren. Van de blokijs-bereiding zij wat meer medegedeeld, omdat deze in ons land en ook in Duitschland niet wordt toegepast en minder bekend is. De naam van blokijs is hier gekozen, omdat dit ijs in groote blokken van 200 tot 300 K.G. vervaardigd wordt, in tegenstelling met dat, hetwelk in ons land gewoonlijk gefabriceerd wordt in den vorm van staven met een gewicht van circa 25 K.G. Dit soort ijs noemt men in Engeland ,,can ice”, het eerste ,,cell ice”. Een vriesbak voor blokijs, veel overeenkomende met dien bij de Skating Rink, vertoont fig. 14. Duidelijker zichtbaar is de constructie en werking in fig. 15, plaat II. De vriesbak, waarvan de wanden gewoonlijk van hout zijn, is voor het grootste gedeelte gevuld met een aantal gietijzeren holle elementen A, die tegen elkaar aansluitende de prismatische holten B doen ontstaan, waarin het ijs gevormd wordt. Tegen de elementen sluit aan de onderzijde een houten bodem T, waarin voor iedere cel een opening H gemaakt is. Ieder element is door twee spruiten C en D verbonden aan de zoutbrein-aanvoerleiding F en de afvoerleiding G. De verbindingen tusschen de aftakkingen dezer leidingen en de spruiten hebben plaats door middel van gummislangen E. De vriesbak is overigens tot ongeveer, 5/6 van de hoogte gevuld met zoet water en dit staat dus ook in de vormen B. Verder zijn in den bak een aantal cylinders K geplaatst. Hierin gaan zuigers L op en neer, waardoor ook een geringe op- en neerwaartsche beweging aan het water in de vormen wordt medegedeeld. Daardoor wordt het invriezen der lucht-
34. bellen in het water voorkomen en krijgt men het z.g. kristalijs. De beweging der zuigers geschiedt vanuit een stang M, waaraan de drijfstangen voor de zuigers, L zijn opgehangen. De stang wordt bewogen door den tuimelaar N, die zijn beweging weer ontleent door een drijfstang O aan een kruk op de as P, die van een transmissie gedreven wordt. Het mecanisme tot beweging van M is dubbel en bevindt zich aan de voor- en aan de achterzijde van den vriesbak. Deze constructie trof ik aan bij een blokijs-generator in een andere inrichting. In de Skating Rink geschiedt die beweging op de wijze, zooals in fig. 14 is te zien. Ook zijn daar, in plaats van cylinders en zuigers, in twee vakken naast de elementen daarin passende planken, die, op- en neergaande, het water in de vormen in beweging houden.
In de laatste worden oogbouten R of soortgelijke touwen ingevroren, om de ijsblokken later te kunnen lichten. Alle vormen laat men tegelijk bevriezen. Tegen dat alleen de kern nog moet bevroren worden, staakt men de beweging der agitators. Is het ijs geheel gevormd en heeft men bet noodig, dan worden de deksels S geopend en pompt men het zoutbrein uit de elementen in een aparten bak, waarin het gewoonlijk met stoom verwarmd wordt. Hier geschiedt de verwarming met het gebruikte koelwater van de gas-
35. motoren. Met het warme zoutwater pompt men de elementen door, waardoor de zijkanten van het ijs ontdooien; de blokken worden daarna met een electrische loopkraan een voor een ,,getrokken”. Om het gemakkelijk losnemen der blokken te bevorderen worden de wiggen, waarmee het geheel van elementen opgesloten zit, tegen den voor- en achterwand van den bak losgenomen, en met een steekijzer de elementen iets van elkaar geduwd. De gummislangen laten de daarvoor noodige zijdelingsche verplaatsing toe. Is al het ijs gelicht, dan worden de elementen weer vast tegen elkaar aangezet en de bak met zoetwater gevuld. De circulatie van koude pekel wordt weer aangezet, de bak gesloten en het vriezen begint opnieuw. De blokken zijn hier 1.30 M. lang, 82 c.M. hoog en 31 c.M. dik en wegen ongeveer 600 lbs. (275 K.G.). De breintemperatuur wordt op minstens –8 °C. gehouden; het bevriezen duurt 2 à 3 dagen. Om dus dagelijks ijs te kunnen ,,trekken” zijn minstens twee vriesbakken noodig. De groote stukken zijn onhandig en worden daarom dadelijk met een handzaag iets ingezaagd en met een steekijzer in kleinere stukken verdeeld . Het groote voordeel van deze vriesmethode is, dat men uit gewoon leidingwater direct kristalijs kan maken, dat veel helderder is dan het ijs met dit water en roeren in de vriesbussen verkregen. De inrichting is evenwel veel ingewikkelder, ook wat het bedrijf betreft. Op een vergelijking van beide methoden zal ik hier niet verder ingaan. De laatste inrichting te Glasgow, waar van nog iets van valt te zeggen, is een zeer groot algemeen koelhuis:
10. Milne’s Cold Store. Het bevat 1.000.000 kub. voet (28,315 M3.) koelruimte en een bergruimte voor 2000 ton ijs; hiervan kan 50 ton per dag geproduceerd worden. Ook hier zijn weer twee de la Vergne-machines van STERNE met duplexcompressoren, ieder aggregaat van 250.000 cal. gedreven door horizontale tandem-compound-machines, waarvoor de stoom ontleend wordt aan 2 Lancashire-ketels met ,,underfeed stokers” en een Green’s economiser. De hoofdafmetingen der compressoren zijn: 13½" diam, en 24" slag (343 X 610 m.M.). Het koelhuis beeft 4 verdiepingen en bevat ongeveer 50 vertrekken, die hoofdzakelijk dienen voor berging van bevroren vleesch. De temperatuur wordt gehouden op 17 °F. (ongeveer –8 °C.) en verkregen op 2 verdiepingen door directe verdamping, op de andere met koude lucht.
36. Voor het opslaan wordt betaald sh. 12/6 of ca. ƒ 7.50 per ton en per maand. Ook hier zijn de zoutwater-generatoren in een geïsoleerde ruimte en wel naast de machinekamer opgesteld. De luchtkoelers en NH3 condensors zijn ook hier van het Berieselungs systeem. De ijsbergruimte wordt met koude lucht op een lage temperatuur gehouden. Het ijs wordt hier eveneens in twee vriesbakken in den vorm van blokken vervaardigd en wel in stukken van 1.70 X 0.51 X 0.31 M., elk wegende ongeveer 500 lbs. (225 K.G.). Aan de store wordt het ijs verkocht voor ƒ 6.–, aan huis bezorgd voor ƒ 9.– per ton. Voor het snel vervoer daarvan, alsmede van gekoelde artikelen, dienen 4 auto-vrachtwagens, 3 van 35 P.K. en 7 ton, de 4e van 25 P.K. en 3 ton draagvermogen. Zij zijn niet geïsoleerd. Bevatten de tot nog toe behandelde inrichtingen alle min of meer algemeen bekende toepassingen der kunstmatige koude, van de laatste installatie, die we bezochten, kan dit zeker niet gezegd worden. Deze vertoonde een koelinrichting ten dienste eener ijzersmelterij. Ons bezoek gold daarvoor de
11. Dowlais Iron Works van de heeren GUEST, KEEN & NETTLEFOLD te Glamorgan, een groote ijzer- en staalfabriek dicht bij Cardiff. Hier worden uitsluitend ertsen uit Spanje verwerkt; daarvoor dienen 4 hoogovens, elk van 85' (26 M.) hoogte, waarvan er bij ons bezoek twee in werking waren. Het ruwijzer hieruit wordt voor een gedeelte direct verkocht en het overige in 4 gewone Martin-Siemens-ovens en in een draaibaren wanoven, systeem TALBOT, de laatste met een inhoud van 160 ton, tot vloei-ijzer verwerkt. Dit ijzer wordt verder tot allerlei soorten plaat- en profielijzer gewalst. Voor de twee hoogovens dient de koelinstallatie en wel om de lucht, die onder in de ovens wordt geblazen, zoo droog mogelijk te maken. In een land als Engeland, waar de atmosfeer meestal zeer vochtig is, is het de moeite waard, deze lucht zooveel mogelijk te ontdoen van de vochtdeelen, omdat dit het hoogovenproces zeer bevoordeelt. Het eerst is dit in practijk gebracht door den Amerikaanschen ingenieur GAYLEY en wel bij één der hoogovens van de bekende Carnegie Steel Comp. te Pittsburg in Pennsylvanië. Ook hier is het systeem van GAYLEY toegepast en krijgt hij daarvoor per ton ijzer, die de ovens leveren, één shilling. Waar deze productie ongeveer 700 ton per dag bedraagt, verzekert dit den uitvinder een respectabel inkomen. Deze koelinstallatie is ook door de firma STERNE te Glasgow geleverd, en omvat twee aggregaten, ieder bestaande uit twee compressoren, elk achter de cylinders eener gewone liggende compound-machine geplaatst (fig. 16). Deze
37. stoommachines zijn in Amerika gebouwd en voorzien van oppervlakcondensatie; zij hebben ieder een vermogen van 500 LP.K. De stoom er voor wordt ontnomen aan een groote ketelbatterij, die ook voor andere doeleinden dient en uit 24 Lancashire-ketels bestaat. De V.S.-druk is 93 lbs. (6.5 atm.). Ieder aggregaat heeft een vermogen van 1.500.000 cal. per uur, de compressoren hebben 22" diam. en 36" slag (560 X 915 m.M.). Het aantal omwentelingen is normaal 55 per minuut. Zij komen veel met die van LINDE overeen. Iets bijzonders er bij is, dat de 4 stellen kleppen aan de onderzijde zijn ingebouwd en de compressoren voorzien zijn van een koelmantel in den vorm van een open bak om de cylinders. Hier wordt n.l. op Amerikaansche wijze met sterke
oververhitting gewerkt. Overigens trof ik op deze reis overal aan, dat gewerkt werd met min of meer handwarme drukleidingen, terwijl deze alleen bij de machines van de Ice Rink bepaald koud waren. De droge compressor-gang met een vloeibare ammoniakpomp, werkende op een afscheider in de zuigleiding, of wel een der inrichtingen als die van DÖDERLEIN of SCHMITZ heb ik in GrootBritannië nergens aangetroffen. Bij ons bezoek was één der aggregaten in bedrijf; beide werken alleen in de zomer. De ammoniak wordt vloeibaar gemaakt in condensors, op een zolder boven de machinekamer, die op het oog veel gelijken op die van het bevloeiingssysteem, Zij zijn evenwel
38. van een nieuwe constructie, die alleen nog maar door STERNE wordt uitgevoerd, en wel van het reeds bovengenoemde ,,double pipe system” (zie fig. 12). Iedere condensor-pijp is daarbij, waar ze horizontaal loopt, omgeven door een de 2 pijp van 2". Door de binnenste van 1¼" stroomt het koelwater, in tegenstroom met de ammoniak, die door de ringvormige ruimte tusschen de pijpen circuleert. Bij dezen condensor heeft men dus het voordeel, dat de NH3 inwendig door het water en uitwendig door de lucht gekoeld wordt. Hiertegenover staat als nadeel: het groot aantal dichtingen voor de ammoniak. Nu zijn deze alle goed toegankelijk te maken en gemakkelijk dicht te houden. De vloeibare NH3 wordt in op den vloer liggende cylinders verzameld en stroomt van daar door de reguleerventielen naar 4 ronde zoutwater-verdampers van circa 3 M. diam. en 5 M. hoogte. De zoutbrein-temperaturen waren bij ons bezoek: inlaat 19.5 °F. (–7 °C.) uitlaat 10 °F. (–12.2 ºC.) Met twee 3 cylindrische plungerpompen, electrisch gedreven, wordt het zoutwater gevoerd door de pijpleidingen van 12 koelkamers, die ieder 32' hoog, 20' lang en 12' breed (9.75 X 6.10 X 3.65 M.) zijn. In iedere kamer bevindt zich een stel buizen van 2" van 80 boven en 10 naast elkaar, hebbende een lengte van circa 4 K.M., zoodat de totale pijplengte in deze kamers overeenkomt met een afstand van Rotterdam tot Utrecht! Door deze kamers wordt de lucht van beneden naar boven geblazen door één van twee centrifugaal-ventilatoren, ieder met normaal 700 omw. per minuut, direct gedreven door een electromotor van 67 P.K. en een debiet van 60.000 kub. voet (1700 M3.) max. per minuut. De waterdamp uit deze lucht slaat op de koude pijpen neer en bevriest. De op deze wijze gedroogde lucht wordt boven in de koelkamers door een trechter opgevangen en door een gemeenschappelijke leiding naar de blaasmachines, verticale luchtcompressoren, gevoerd. Deze persen de lucht op ongeveer 1 atm.; de lucht gaat dan door de wind verhittingsapparaten (Cowper stoofs), waar zij door de afgewerkte ovengassen tot een hooge temperatuur verhit wordt, naar de blaaspijpen onder in de hoogovens. De buitenlucht-temperatuur was 52 °F. (11 °C.). Bij verzadigden toestand bevat deze lucht per M3. 10 Gr. waterdamp. In werkelijkheid was deze hoeveelheid 8.93 Gr. (3.46 grain per kub. voet). De vochtigheidsgraad was dus 89.3 pCt. Uit de koelkamers stroomt de lucht met een temperatuur van 21 °F. (–6 °C.) en met een hoeveelheid waterdamp van
39. 3 Gr. per M3. (1.31 grain per kub. voet). Per M3. lucht nemen de koelpijpen dus op: 5.93 of rond 6 Gr. waterdamp. Bij normaal bedrijf wordt door de kamers per minuut 55.000 kub. voet (1.556 3 M .) lucht geblazen. Deze hoeveelheid is gelijk aan den inhoud van een kubus met een ribbe van ongeveer 11½ M. Hieruit wordt opgenomen ongeveer 9 K.G. water. In 24 uur bedraagt deze laatste hoeveelheid circa 12.960 K.G. of 13 M3. Uit bovenstaande gegevens laat zich berekenen, dat door de in werking zijnde koelmachine een hoeveelheid koude werd ontwikkeld van rond 850.000 cal per uur. Het zal mogelijk bevreemding opwekken, dat zoo’n groote capaciteit noodig is, om 540 K.G. waterdamp uit de lucht te verwijderen. Daarvoor zij opgemerkt, dat de koude moet dienen: a. Voor afkoeling van een zeer groote hoeveelheid lucht van 11 °C. tot –6 °C. b. Voor het condenseeren van de waterdamp uit die lucht. c. Voor bevriezing van het gevormde water en afkoeling van het ijs Is de genoemde hoeveelheid reeds zeer groot, in de warme zomermaanden moet zij aanzienlijk meer zijn: 1º. is dan de luchttemperatuur veel hooger; 2º. bevat dan de lucht tot 20 en meer Gr. waterdamp per M3. en moet dan op die hoeveelheid minstens 17 Gr. water gecondenseerd en bevroren worden, d.i. bijna driemaal zooveel als het geval was, toen wij de installatie bezichtigden. Het is te begrijpen, dat dan het geheele vermogen van 3.000.000 cal. p.u. noodig wordt. Door de ijsvorming op de pijpen wordt de warmteoverdracht benadeeld en moet ontdooiing van het ijs op geregelde tijden plaats hebben. Dit geschiedt door eens in de 6 dagen ieder der kamers buiten werking te stellen en gedurende enkele uren de pijpen met bronwater te bespuiten. De kosten van deze geheele installatie hebben ca. ƒ 480.000 bedragen. Ondanks de aanzienlijke som voor afschrijving van dit bedrag, de ,,royalty” voor den uitvinder en de bedrijfskosten van deze installatie, biedt deze werkwijze een belangrijk voordeel op. Men krijgt er n.l. door: ong. 10 pCt. meer en beter ijzer, ,, 15 pCt. brandstof (cokes-)besparing en een geringere slijtage der hoogovens. In het voordeel moet ook gesteld worden, dat de blaasmachines, die anders in den zomer lucht van hooge temperatuur, dus van een groot volume per gewichtseenheid, aangevoerd krijgen, nu altijd lucht ontvangen met een lage temperatuur. Stelt men de eerste temperatuur op 26 °C. en in het tweede geval op –5 °C. dan is het te comprimeeren volume lucht in het laatste geval ong. 10 pCt. kleiner en de compressie-arbeid evenveel minder.
40. Tot nog toe is dit de eenige installatie in Europa, waar de koeltechniek in de metallurgie wordt toegepast. Een tweede soortgelijke inrichting zal binnenkort in werking gesteld worden op het ,,Hüttenwerk Deutscher Kaiser” te Brückhausen a/Rb. Deze installatie wordt geleverd door de ,,Gesellschaft für Linde’s Eismaschinen” te Wiesbaden in samenwerking met de firma THYSSEN te Mühlheim a/R. Hierbij zal voor een hoogoven met een productie van 500 ton ijzer daags één aggregaat met twee compressoren, samen van 2.000.000 cal., worden toegepast. Deze dubbel-compressor, de grootste, die tot nu toe gebouwd is, zal voorloopig gedreven worden door een electromotor van 700 P.K., later door een gasmachine van dezelfde capaciteit. De bedoeling is hier ook de door afkoeling gedroogde lucht aan te wenden bij het inblazen in de convertors, werkende volgens het 'I'homas-Bessemer-proces, en, wanneer dit voordeelig blijkt, er nog een tweede installatie bij te plaatsen. Hiermede ben ik gekomen aan het eind der beschrijving van de door mij op deze studiereis bezochte koelinrichtingen. Voor een beter overzicht der installaties is hierbij gevoegd een tabel, waarin alle inrichtingen voorkomen, ook die door andere leden van ons gezelschap bezichtigd, en zijn daarbij eenige der hoofdafmetingen en andere gegevens, voor zoo ver ik deze heb kunnen krijgen, vermeld. Hoewel de beschreven inrichtingen maar een zeer klein deel vormen van alle koelinstallaties in Groot Britannië, zoo blijkt er toch uit, welk een belangrijke plaats de koeltechniek in bet Britsche Rijk inneemt. Sir MONTAGUE NELSON getuigde dan ook op het Eerste Koude-Congres in 1908 te Parijs: ,,Speaking on behalf not only of Great Britain but also of the British Empire, I may safely say that no people appreciate more the value of refrigeration. It has added prosperity to the United Kingdom and to the British Colonies.”
________________
KOELINRICHTING IN GROOT-BRITANNIË No .
Soort van inrichting
Naam.
Plaats.
Doel.
Inhoud der koelruimten in M3
1.
Koelpakhuis
Surrey Commercial docks (2 stores)
Londen
Opslag van kaas, spek en boter, en bevroren vleesch
56.630
2.
,,
London Centraal 1 Markets Cold Stores
,,
opslag van diverse goederen
14.000
verschillend voor bevroren vleesch – 7,5
,,
Idem 2
,,
idem
11.300
verschillend
System de la Vergne (NH3 compressie)
opslag van bevroren vleesch
33.000
– 4,5 á – 7,5
id. Luchtexpansien. ( niet in gebruik)
Temperatuur In de koelruimten in ºC. + 10 á 12,5 + 4,5 – 9,5
Soort der koelmachines.
Linde-Machines (NH3 compressie)
3.
,,
Nelson’s Wharf
,,
4.
,,
Imperial Cold Store
,,
opslag van diverse goederen en ijsfabricage
28.300
Verschillend
Linde-machines
5.
,,
,,
Liverpool
opslag van dierlijke producten
–
– 2
id.
Ruddin’s Cold Store
,,
opslag van wild gevogelte en visch
3.400
–9 (– 14.5)
Linde-machines
Trent Cold Storage and Ice Comp.
,,
opslag van bevroren vleesch
23 vrieskamer op 9 verdiepingen
– 7 á – 10
Koolzuurmachine
Milne’s Cold Store
Glasgow
opslag van diverse goederen, vooral bevroren vleesch
28.300
Verschillend -7,5 voor bevroren vleesch
Systeem de la Vergne
,,
,,
ijsfabricage
–
–
–
6.
7.
8.
,,
,,
,,
9.
Koelhuis bij Kweekerij
Turnford Nureseries.
Broxhourne
conserveeren van bloemen, bollen en platenkiemen
430?
+ 1 á – 1?
Linde-machines Luchtexpansiemachine niet in gebr.
10.
Koelkamers aan boord
S.S. ,,Lusitania”
LiverpoolNew-York
koeling van proviand, dranken en ijswaterbereiding koeling van lading
308
Verschillend
Koolzuurmachine
–
,,
,,
11.
Abottoir
Woodside Lairage
Liverpool
koeling van versch vleesch
–
–
NH3 absorptie
12.
,,
Merkland’s Wharf
Glasgow
,,
1.750
+1á2
Systeem de la Vergne
13.
Bierbrouwerij
Albion Brewery
Londen
– –
– –
Koolzuurmachines
14.
Kunstmatige IJsbaan
New Scottisch Ice Rink
Glasgow
Bier- en waterkoeling koeling van fleschen bier Koeling van ijsbaan ijsfabricage
1.200 M
–
Linde-systeem ,,
15.
MachineLaboratorium
University
Liverpool
Proefneming en onderzoekingen
–
–
NH3 compressie
16.
IJzer-enstaal werk
The Dowlais Iron works
Glamorgan Bij Cardiff
Droging van de lucht voor de hoogovens
–
–
,,
2
Lindemachines
1.
2.
Per machine
Totaal.
–
Compressoren
Gedreven door:
Diam. in m.M.
Slag in m.M.
Aantal omw. p. min.
–
–
–
65
electriciteit
Aantal
Vermogen in cal. p. uur bij – 10 ºC. verd. Temp.
Aantal
No.
Leverancier
Linde Britisch Refri-
5
80.000
1
120.000
–
–
–
–
–
,,
Gerating Comp. te
2
150.000
670.00
8
–
–
–
,,
Londen
3
–
–
–
,,
id.
2
–
–
L. Sterne & Co te Glasgow
2
100.000
200.000
4
280
508
–
,,
3.
2
200.000
400.000
4
305
610
40
stoom
4.
1
–
2
–
–
–
–
5.
1
–
150.000
2
–
–
–
electriciteit
6.
2
150.000
2
–
–
–
Zuiggas of elektriciteit
7.
1
2
–
–
–
stoom
8.
1
250.000
250.000
2
343
610
–
,,
1
250.000
250.000
2
343
610
–
,,
9.
1
25.000
25.000
1
–
–
–
,,
Linde Brit. Refr. Cy.
10.
1
–
–
2
–
–
–
,,
Liverp. Refr. Comp.
2
40.000
80.000
2
–
–
40 (110)
elektriciteit
11.
3
150.000
450.000
1
–
–
–
stoom
12.
1
100.000
150.000
2
280
508
–
elektriciteit
1
50.000
2
203
406
–
stoom
1
500.000
–
2
–
–
–
,,
1
400.000
–
2
146
533
54
,,
2
30.000
960.000
2
–
–
–
,,
1
125.000
125.000
1
–
–
–
Zuiggasmotor
1
125.000
125.000
1
–
–
–
,,
15.
1
7.500
7.500
1
–
–
–
elektriciteit
16.
2
1.500.000
3.000.000
4
560
915
55
stoom
13.
14.
75.000
–
–
–
id.
Linde Brit. Refr. Cy.
id.
Liverpool RefrigeRation Comp. te Liverpool J. & E. Hall te Dartford. L. Sterne & Co.
id.
id.
Ransomes & Rapier te Londen L. Sterne & Co. id.
J. & E. Hall id. Linde Brit. Refr. Cy.
,,Haslam” Foundry and Eng.Cy. te Derby
L. Sterne & Co.
id.