Kinderen spijbelen: ouders op cursus? Opvoedingsondersteuning voor ouders van hardnekkige spijbelaars Vernieuwing - tijdschrift voor onderwijs en opvoeding, 5: 22-24 Ingeborg Tönis en Anja Zonneveld Mirjam heeft al een hele geschiedenis achter de rug met Richard, haar zoon van 14, als uiteindelijk proces-verbaal wordt opgemaakt. Aan het eind van groep 8 van de basisschool is het spijbelen begonnen. ‘Waarom zou ik nog m’n best doen? Ik ga naar het VBO en die laatste maanden van het jaar doen we toch niks meer’, brengt hij als verklaring voor zijn gedrag naar voren. Echter, eenmaal op het VBO vallen de school en de vriendjes tegen. Richard spijbelt steeds vaker. Gesprekken met zijn mentor en uiteindelijk ook de leerplichtambtenaar hebben weinig effect. Mirjam krijgt zo langzamerhand het gevoel de greep op haar kind volledig te verliezen. Als blijkt dat ze in plaats van een boete voor het spijbelen van haar zoon een opvoedingsondersteunende training kan volgen, is de keuze snel gemaakt. Een beetje hulp bij de opvoeding kan ze nu best gebruiken! Anneke en Aad zijn de ouders van de 16-jarige Daniëlle. Ook Daniëlle is enkele jaren geleden begonnen met af en toe spijbelen. Dit wordt steeds erger. Het laatste jaar is Daniëlle vaker niet, dan wel op school geweest. In het begin maakten de ouders zich hier wel druk om. Maar nu hebben ze de moed zo’n beetje opgegeven. ‘Ze luistert toch al lang niet meer naar ons. Ze zoekt het nu zelf maar uit…’ verzucht Aad. En dan komt dat proces-verbaal. Een boete? Daar hebben Aad en Anneke, die van een minimuminkomen moeten rondkomen, nu echt het geld niet voor. Dus doe dan maar die cursus: even een paar ochtendjes naar een training en dan hebben ze dat ook weer gehad… Een leerstraf voor ouders als maatregel om ernstige vormen van spijbelen tegen te gaan, is het afgelopen jaar regelmatig als discussiepunt in de publiciteit geweest. Aanleiding hiertoe vormde ondermeer een ‘verplichte’ training voor ouders van hardnekkige spijbelaars: ‘Ouders: Present!’. Deze training is in opdracht van het Ministerie van Justitie ontwikkeld door het Platform Opleiding, Onderwijs en Organisatie (PLATO) van de Universiteit Leiden*. Grote twijfels over de effectiviteit van een geldboete aan ouders van spijbelaars vormden een belangrijke aanleiding voor de ontwikkeling van deze ‘leerstraf’. Er zijn twee soorten schoolverzuim te onderscheiden: luxe verzuim en signaalverzuim. Luxe verzuim houdt in, dat buiten de schoolvakanties op vakantie wordt gegaan. Signaalverzuim duidt op spijbelen als signaal van andere, onderliggende problemen. In geval van luxe verzuim kan een geldboete voor de ouders een passende straf zijn. Zo wordt een goedkope vakantie buiten het hoogseizoen immers heel wat onaantrekkelijker gemaakt. Bij signaalverzuim zal een boete echter veel minder effectief zijn. Er wordt dan namelijk niets gedaan aan de oorzaken van het spijbelen. De problemen die het spijbelen veroorzaken, blijven onopgemerkt en onopgelost. Vandaar dat vanuit het Ministerie van Justitie gezocht is naar alternatieve wijzen van 'bestraffen' van ouders. Het idee voor een min of meer verplicht opvoedingsondersteuningsaanbod voor ouders van spijbelaars was ontstaan. Daarbij speelt ook preventie van criminaliteit een rol. Het verband tussen spijbelen en delinquent gedrag is herhaaldelijk onderzocht en vastgesteld. Kinderen die spijbelen, lopen een grotere kans om in de (kleine of grote) criminaliteit terecht te komen dan leeftijdgenoten die wel trouw de school bezoeken. ‘Naar school gaan' is dus niet alleen belangrijk om een opleiding te volgen, maar ook vanuit het oogpunt van criminaliteitspreventie.
Uiteindelijk doel van de cursus is dat het spijbelen wordt teruggedrongen. Als ontwikkelaars van de cursus menen we overigens, dat de training alléén geen drastische vermindering van het aantal spijbelaars tot gevolg zal hebben. Daar is meer voor nodig. De leerling zelf en de sociale omgeving van de betreffende spijbelaar (zoals de school, het buurthuis en het nabijgelegen café) zullen, liefst tegelijkertijd, actief moeten meewerken aan een oplossing. De opvoedingsondersteuning aan ouders levert een bijdrage, door ouders beter te leren omgaan met het spijbelprobleem. Zonder inzet van de ouders zal het immers heel moeilijk zijn de kinderen weer terug te krijgen in de klas. Voor wie? De training is bedoeld voor ouders van hardnekkige spijbelaars, dat wil zeggen: kinderen die zich schuldig maken aan signaalverzuim. Allerlei factoren kunnen (vaak tegelijkertijd) een rol spelen bij het spijbelgedrag. Een paar voorbeelden: een kind ziet het nut er niet van in om naar school te gaan; vindt de leerstof veel te moeilijk of wordt daar juist te weinig door uitgedaagd; vindt te weinig aansluiting bij andere leerlingen; wordt gepest; wordt naar zijn/haar gevoel niet serieus genomen; ouders tonen weinig interesse of zitten er juist veel te veel bovenop; de wereld buiten school lokt, het café om de hoek is erg gezellig... In de training leren ouders omgaan met het spijbelprobleem. Gezien de geëscaleerde situatie is hun houding en hun manier van reageren mogelijk niet optimaal. De training richt zich daarom op het bevorderen van een adequate houding en adequaat gedrag van de ouders tegenover het spijbelen. De training is uitdrukkelijk níet bedoeld voor zogeheten zware probleemgevallen. Is er sprake van een geheel uit de hand gelopen situatie waarin bijvoorbeeld ook geweld of verslavende middelen een rol spelen, dan zijn ouders en kind meer gebaat bij een verdergaande hulpverlening. Alhoewel het Ministerie van Justitie heeft gekozen voor een Nederlandse versie, heeft het cursusmateriaal een brede herkenbaarheid voor diverse culturele groepen in onze samenleving. Dit uit zich onder andere in de keuze van voorbeelden en de ontwikkelde videofragmenten. Op basis van ervaring met een pilot van de cursus zal bekeken worden in hoeverre het wenselijk is om het materiaal verder toe te spitsen op diverse doelgroepen. Uitgangspunten van ‘Ouders: Present!’ In de uitgangspunten van de training worden diverse benaderingen met elkaar verenigd. Allereerst zien we ouderondersteuning als attitudeveranderingsproces. De training is gericht op het bevorderen van een adequate houding van ouders ten opzichte van het spijbelen van hun kind. Daarbij gaan we uit van een aanpak op drie fronten: ingaan op ervaringen/emoties, aanreiken van kennis, en oefenen van opvoedingsvaardigheden. Deze drie aspecten zijn in de training terug te vinden en wisselen elkaar af. Verder blijken in de praktijk van opvoedingsondersteuning aan ouders van jongeren, bijvoorbeeld in opvoedingscursussen en RIAGG-aanpak, met name leertheoretische en communicatieve benaderingen gevolgd te worden. De leertheoretische benadering stelt dat gedrag dat beloond wordt, zal versterken. Gedrag dat niet beloond wordt, zal afzwakken. Ouders kunnen dus gewenst gedrag van hun kind bevorderen door dit te belonen, bijvoorbeeld door een compliment te geven. Ongewenst gedrag kunnen ze afzwakken, bijvoorbeeld door er geen aandacht aan te schenken. Dit alles moet gepaard gaan met het stellen van duidelijke grenzen.
Met name bij pubers is het van belang, dat ouders met hun kind communiceren over het stellen en handhaven van grenzen. Hiermee komen we bij de communicatieve benadering terecht. Het bevorderen van communicatieve vaardigheden staat daarin centraal. Ouders moeten actief luisteren naar hun kind. Kinderen, met name pubers, kunnen namelijk heel ondoorzichtige boodschappen uitzenden. Ze zeggen het één, maar bedoelen iets anders. Door actief te luisteren (zie kader) kunnen ouders proberen achter de werkelijke boodschap van hun kind te komen. En is er een probleem of zijn er conflicterende belangen, dan is het van belang om gezamenlijk naar een oplossing te zoeken. Voorbeeld van actief luisteren Rosa: 'Ik ga niet meer naar gym.' Moeder: 'Oh, nee?' Rosa: 'Nee, ik vind er niets meer aan.' Moeder: 'Je vindt gym niet meer leuk?' Rosa: 'Nee, die meiden moeten mij altijd hebben, vandaag zaten ze me weer te jennen.' Moeder: 'Je bent bang voor die meiden en zou ze liever uit de weg gaan?' Rosa: 'Ja, misschien kan ik het wel tegen de leraar zeggen.' Moeder: 'Ja, dat lijkt me een goed idee.'
Op basis van bovenstaande uitgangspunten, zijn de algemene doelen van de training als volgt geformuleerd: 1. de ervaringen en emoties die de spijbelproblematiek bij ouders oproept uitwisselen en bespreekbaar maken; 2. ouders informeren over opvoeding en school; 3. ouders laten kennisnemen van een aantal specifieke opvoedingsvaardigheden en het trainen van een aantal van deze vaardigheden. De verwachting is, dat ouders hierdoor adequater leren omgaan met het spijbelprobleem. Inhoud en opzet van de training Bij de training is gekozen voor een drieledige opzet. De hierboven genoemde doelen komen aan de orde in ervaringsgerichte modulen, modulen met informatie over opvoeden en school, en modulen gericht op coaching/advisering. Sommige modulen zijn voor alle ouders verplicht, andere worden afhankelijk van de specifieke problematiek en beginsituatie van de ouders wél of niet verplicht gesteld. Daarom start de 'leerstraf' voor iedere ouder met een individueel intakegesprek, waarin wordt vastgesteld welke modulen de ouder gaat volgen. De ervaringsgerichte modulen en informatiemodulen worden samen met andere ouders gevolgd. Zo kunnen ervaringen worden uitgewisseld, kunnen ouders elkaar adviseren, en kan hen het gevoel worden gegeven dat zij niet de enigen zijn met dit probleem. De modulen gericht op coaching/advisering hebben een individueel karakter. Dit geldt ook voor doorverwijzing naar een eventueel vervolgtraject. De training is immers beperkt van omvang. Voor sommige ouders zal specifieke aanvullende training gewenst zijn. De gehele training wordt begeleid door een ervaren trainer. Deze verzorgt de bijeenkomsten aan de hand van een trainershandleiding.
Voorbeeld van een ‘ervaringsgerichte module’: Videobijeenkomst In deze bijeenkomst worden een aantal videofragmenten over spijbelen getoond. Achterliggend idee is, dat ouders hiermee over een drempel getrokken kunnen worden om hun ervaringen met het spijbelgedrag van hun kind naar voren te brengen. Er zijn vier verschillende fragmenten ontwikkeld. Hieronder is een samenvatting van een fragment opgenomen: Het is kwart over acht. Ahmed, 15 jaar, ligt nog in bed terwijl hij om half negen op school moet zijn. Zijn moeder roept onderaan de trap: "Ahmed, het is nu echt tijd." Even later staat ze in de deuropening van zijn kamer, loopt naar zijn bed en schudt aan zijn schouder. Ahmed reageert nors. Moeder probeert haar zoon met woorden te bewegen uit bed te komen, trekt dan zacht aan zijn arm. Ahmed wordt boos, zelfs een beetje agressief: "Blijf van me af!". Moeder wordt nu ook boos: "Wat ben je toch een slappeling", en loopt de kamer uit. Ahmed draait de deur van zijn kamer op slot. Voorbeeld van een ‘informatiemodule’: Naar school voor je toekomst In elke informatiemodule staat een onderwerp met betrekking tot opvoeden of school centraal. De informatie wordt behandeld in uiteenlopende, activerende werkvormen. Bij elke informatiemodule is een beknopte brochure voor ouders samengesteld, met daarin de kern van de bijeenkomst. Vaak wordt in de brochure ook een gerichte opdracht voor thuis beschreven. In de module 'Naar school voor je toekomst' gaat het over de rol van het onderwijs voor de toekomst van kinderen. Welke schooltypen zijn er? Wat zijn de doorstroommogelijkheden? En op welke manier kunnen ouders actief betrokken zijn bij de school van hun kind? In de brochure wordt daarbij de volgende opdracht gegeven: 'Ga na hoe de situatie bij u thuis is: 1. Wanneer maakt uw kind huiswerk en hoe lang? 2. Waar maakt uw kind huiswerk? Hoe ziet die plaats eruit (andere mensen aanwezig; achtergrondlawaai; afleidende spullen op tafel)? 3. Praat u wel eens met uw kind over school? Waarover (huiswerk; overhoren; problemen op school; de toekomst; spijbelen)?' En zal het echt werken? Nu de training is ontwikkeld, is het tijd dat ermee geëxperimenteerd gaat worden. Hoe zal de training in de praktijk verlopen, kunnen trainers met het materiaal uit de voeten, hoe reageren ouders erop, wat zijn de effecten op ouders en spijbelaars? Allemaal vragen waarop we graag de antwoorden willen weten. En die hopen we ook te krijgen. Er staan namelijk een aantal pilots met de training op stapel. De komende drie jaar zal in Breda en Rotterdam tien maal worden proefgedraaid. Om de training te laten aanslaan, is naar ons idee om te beginnen een goede intake met de ouders van belang. Er moet een duidelijk beeld van de situatie van de betrokkenen zijn, om een passend aanbod uit de beschikbare modulen te doen. Hierbij moet met de ouders besproken worden wat ze wel en niet van de training kunnen verwachten. Verder zien wij het als belangrijke taak van de trainer het groepsproces op gang te brengen en te houden, en de ouders 'bij de les' te houden. Wat ook duidelijk is, is dat er zo min mogelijk praktische barrières moeten zijn om aan de training deel te nemen. Afstand, tijdstip, kinderopvang… allerlei zaken die van invloed kunnen
zijn op het wel of niet met succes volgen van de training. Last but not least hangt het slagen van het ondersteuningsaanbod af van de juridische mogelijkheden. De training is 'min of meer verplicht', maar als een deelnemer het laat afweten, welke sancties staan daar dan tegenover? En worden deze ook nageleefd? Tot slot benadrukken we nogmaals, dat de oudertraining naar ons idee een integraal onderdeel hoort te zijn van een totale aanpak van het spijbelprobleem. Spijbelen is immers geen zaak van alléén de ouders. Ook de spijbelaars zelf, de school en eventuele andere betrokkenen kunnen worden aangesproken op hun verantwoordelijkheden. Enige achtergrondliteratuur Agerbeek, M. (1997). Chronische spijbelaars - De grenzen van de leerplicht. De Bezige Bij. Bakker, I., & Janssen, H. / Blokland, G., Jong, J. de, & Bakker, I. (eindred.) (1993). Respectievelijk 'Trainershandleiding' en 'Draaiboek' Oudercursus Opvoeden: Zó. Utrecht, Den Haag: Landelijk Centrum GVO, Het Nederlands Instituut voor Zorg en Welzijn (NIZW) en RIAGG Zuidhage. e
Gordon, T. (1992). Luisteren naar kinderen: de nieuwe methode voor overleg in het gezin, 15 druk. Baarn: Tirion. Junger-Tas, J. (1997). Naar een effectief preventiebeleid - Jeugd en Gezin II. Den Haag, Ministerie van Justitie, Directoraat-Generaal Preventie, Jeugd en Sancties.
LPS (1996). Een effectieve zorgstructuur in het voortgezet onderwijs - De visie van het Landelijk Platform Spijbelopvangprojecten. Zevenbergen: Landelijk Platform voor Scholing en opvang eerste fase. RIAGG Enschede (1996). Cursus 'Omgaan met pubers'. Enschede: RIAGG. Sterk, P. (1995). Cursus voor ouders van pubers. Zaandam: RIAGG Zaanstreek/Waterland.