LESBRIEF ‘DIKKE KINDEREN – GEMAKZUCHTIGE OUDERS’
OKTOBER
2012
Door Henk Jongsma, hoofdauteur Op niveau tweede fase, eerste editie
Dikke kinderen – gemakzuchtige ouders Inleiding •
• •
•
•
‘Alle volwassen Nederlanders zijn samen 70 miljoen kilo te zwaar. Met ons gezamenlijke overgewicht kunnen we maar liefst 135 wedstrijdbaden vullen met vet, zo heeft het Nederlands Instituut voor Sport en Bewegen (NISB) berekend.’ Zo begint het Nationaal Gezondheidsplan uit 2010. Het NOS-journaal sprak op 4 februari 2011 zelfs over ‘een tsunami aan obesitas’ (nos.nl). Al in 2009 werd na vijf jaar inspanningen van het Convenant overgewicht in het eindrapport geconstateerd ‘dat het aantal volwassenen met overgewicht zich stabiliseert op 52% voor mannen en 41% voor vrouwen. Circa 11% van de mensen van 20 jaar of ouder heeft ‘ernstig overgewicht’. Bij 15% van de jongens en bij 18% van de meisjes is sprake van overgewicht. Eén op de zeven baby’s en peuters is te zwaar. Tien jaar geleden was dat één op de tien. En onlangs meldden de kranten dat er ondanks alle campagnes toch weer meer kinderen met overgewicht waren. ‘150 cm lang, 14 jaar jong en 81 kilo. Hoezo ziek?’ stond op 7 mei 2011 boven een artikel in NRC Handelsblad.
Nog niet overtuigd? Met het zoekwoord ‘overgewicht’ krijg je een stortvloed aan treffers. Zelfs onze huisdieren lijden eraan! Maar al die alarmerende berichten lijken geen effect te hebben. Ja, af en toe wordt er weer eens een campagne gelanceerd. Maar resultaten blijven uit. En dus wordt er weer iets nieuws bedacht: Alle kinderen vanaf 14 jaar krijgen vanaf komend jaar een ‘extra gezondheidscheck’ op school. Belangrijkste doel is voorkomen en bestrijden van overgewicht. Dat hebben minister Schippers (Volksgezondheid, VVD) en staatssecretaris Veldhuijzen van Zanten (CDA) vandaag aangekondigd. Tijdens het eenmalige ‘pubergesprek’ bij arts of verpleegkundige krijgen de kinderen informatie over gezond eten en een gezond gewicht, maar ook over veilig vrijen, alcohol en drugs. Het spreekuur biedt ook ruimte voor sociaal-emotionele vragen van pubers, over bijvoorbeeld pesten, verliefdheid, vriendschap en eenzaamheid. Indien nodig, aldus de bewindslieden, kan een vervolggesprek met een kind of een groepsgesprek met een klas volgen. Voor het pubergesprek op school is € 15 miljoen uitgetrokken, afkomstig uit de € 26 miljoen voor obesitasbestrijding die in het Lenteakkoord is afgesproken. De resterende € 11 miljoen gaat onder meer naar programma’s voor een gezond gewicht, lesmateriaal en aandacht voor gezonde traktaties en gezonde kantines. Ook gaat geld naar een programma voor verantwoord sporten en naar informatie over een gezonde leefstijl bij de Centra voor Jeugd en Gezin. Naar: NRC Handelsblad, 25 juni 2012.
Opzet van deze lesbrief A B C
Je leest de uitgangstekst en beantwoordt vragen over de inhoud (opdracht 1), over de opbouw (opdracht 2) en over de redeneringen (opdracht 3). Daarna bekijk je de redeneringen in die tekst heel kritisch (opdracht 4). Je leest een ingezonden reactie op deze tekst en vergelijkt die met de bedoelingen en redeneringen van de uitgangstekst (opdracht 5 en 6). Je bedenkt (en speelt) een eigen reactie naar aanleiding van een gegeven voorval (opdracht 7 en 8).
© THIEMEMEULENHOFF, 2012
1
LESBRIEF ‘DIKKE KINDEREN – GEMAKZUCHTIGE OUDERS’
A
OKTOBER
2012
Uitgangstekst
Laat het kind zelf weer lopen 1 Op het prikbord in mijn werkkamer hangt een prachtige foto die ik uit de Volkskrant heb geknipt. Uit een artikel over tuincentra en hun klanten. Je ziet een jonge moeder, cool gelaarsd, in kek leren jasje met een karretje. Daarin bevinden zich niet de gebruikelijke planten plus zakken aarde, maar boven in het karretje hangt een kleuter met stoere windbreker, brutaal grijnzend in de camera, en onderin lummelt een iets oudere versie in trainingspak. 2 Je ziet het overal. In de supermarkt staan kinderen op de uitgeklapte houder van het winkelwagentje. In het park laten ze zich vervoeren op de schouders van steunende en puffende ouders. Symbolisch voor het hedendaagse kindertransport is wat Martin Bril ooit de ‘baarmoederbakfiets’ noemde. Soms hangt een dikkig kind van elf jaar in zo’n bak, met achter hem een fragiel, petieterig moedertje dat zich lens trapt tegen een brug op. 3 Kinderen wordt het lopen en fietsen steeds meer ontnomen. Vreemd genoeg wordt dit verschijnsel in de discussie over obesitas vaak over het hoofd gezien. Terwijl het de basis voor een gezond bestaan vormt. In je dagelijkse leven moet je juist zo veel mogelijk lopen, ook trappen op en af. En fietsen, ook langere afstanden. In huis, op je werk en, om met de dichter Nijhoff te spreken, tijdens de sublieme momenten daartussen. 4 Intussen groeit het probleem van overgewicht. Eerder deze week maakten minister en staatssecretaris van Volksgezondheid bekend € 26 miljoen uit te trekken om pubers op de leeftijd van vijftien jaar te gaan screenen, onder meer om overgewicht te onderkennen en te bestrijden. 5 Op dit moment is een op de zes kinderen te zwaar, in 2015 waarschijnlijk een op de vijf. Uit de laatste studie van TNO naar de groei van kinderen blijkt dat inmiddels een half miljoen kinderen overgewicht hebben, en 75.000 lijden aan morbide obesitas. Een verdubbeling sinds 1995. 6 Volgens Jaap Seidell, hoogleraar voeding en overgewicht aan de Vrije Universiteit Amsterdam, groeit parallel hiermee ook het aantal kinderen met ouderdomsdiabetes snel. 7 Op allerlei terreinen bloeien activiteiten om de kleintjes verstandiger te laten eten. In 2005 werd het Convenant Gezond Gewicht gesloten, met de voedingsindustrie, overheden en maatschappelijke organisaties. De campagne van dit typische polderakkoord voor gezonder eten mislukte – natuurlijk – want met slagers kweek je moeilijk vegetariërs. 8 Maar de belangrijkste strategie om obesitas te voorkomen, is bewegen. De nationale scholenactie ‘Ga voor gezond!’ stimuleert bijvoorbeeld al vijf jaar behalve gezond eten ook bewegen. Zeventig scholen in Amsterdam doen bovendien mee aan het ‘Jump-in-project’, dat kinderen tot bewegen moet aanzetten. 9 Enigszins hilarisch steekt hierbij de poging af van de lobbyisten die de Olympische Spelen in 2028 naar Nederland willen halen. Zij proberen mee te liften in de slipstream van de strijd tegen obesitas. Het argument luidt dat ‘in de aanloop van de Spelen natuurlijk heel Nederland wil sporten’, en dus is het een geweldig wapen in de strijd tegen jongerenobesitas. 10 Dit beperkte denken over bewegen wijst op een blinde vlek voor de realiteit. De meest natuurlijke vorm van beweging voor ieder mens, vertellen artsen en andere deskundigen, is niet zwoegen op de sportschool, afzien in het fitnesshonk, zweten op de trimbaan of de tower of power. Evenmin het beoefenen van aardige sporten in groepsverband. Het is gewoon: veel lopen en fietsen. 11 Dat het er juist steeds minder van komt, is mede omdat ouders zich te veel laten leiden door gemakzucht, zo stellen deskundigen. Al in 1955 wees de Deense antropoloog Flemming Quaade in zijn dissertatie op de cruciale rol die ouders van jonge kinderen spelen in het ontstaan van obesitas. Een kind dat klaagt over moeheid, houdt op als je het in de kar zet. Bovendien kan het zo niet weglopen. Je kunt kinderen uiteraard leren om in winkels niet te verdwijnen en niet overal aan te zitten, maar daarvoor moet je heel wat tijd en moeite investeren. Zijn de kleinen eenmaal aan het transport gewend, dan eisen ze voortaan dat ze niet hoeven te lopen. De jengelfactor, heet dat. Omdat ouders tegenwoordig meestal een onderhandelingsrelatie met hun kinderen onderhouden, zullen ze vaak aan die factor toegeven. Dat doen ze ook als het om snoep en fastfood gaat. 12 Kort door de bocht: moderne vormen van kindtransport zijn per definitie voor het ouderlijk gemak vervaardigd. Zo is de buggy speciaal voor het autovolk ontworpen. Veel ruimte hebben zuigelingen niet, terwijl ze eigenlijk lekker moeten kunnen spartelen, zoals dat in een ouderwetse kinderwagen nog wel kon. Dit uitvindsel bereidt de kinderen vervolgens automatisch voor op het ingesnoerde bestaan in een veiligheidsgordel. Voor de tijd dat ze
© THIEMEMEULENHOFF, 2012
2
LESBRIEF ‘DIKKE KINDEREN – GEMAKZUCHTIGE OUDERS’
OKTOBER
2012
leerplichtig zijn en hun bezorg(en)de ouders verkeersopstoppingen bij basisscholen gaan veroorzaken. De tijd dat ze naar winkels, zwembaden en andere sportieve locaties gereden worden. Het is niet alleen slecht voor de fysiek, maar ook de motoriek van deze peuters om rondgereden te worden in plaats van zelf te lopen, steppen of fietsen. 13 Conclusie? Getransporteerde kinderen lopen een hoog risico op obesitas. En kinderen die al op jonge leeftijd te dik zijn, blijken gedoemd dat hun leven lang te blijven. 14 Misschien moeten er daarom speciale cursussen komen voor jonge ouders. Niet hoe ze een pedofiele schoolmeester moeten herkennen, maar hoe ze hun kinderen kunnen trainen om in winkels niet weg te lopen. En wellicht assertiviteitstraining om in de onderhandelingen met de kleinen het gezonde dagelijkse bewegen op te dringen. 15 Wellicht kan de overheid hierin ook een actieve rol vervullen. Nu worden ouders slechts bereikt als een kind net geboren is, via het consultatiebureau. Als bekend, willen ouders niet dat de overheid zich met hun kinderen bemoeit. Deze houding echter moeten we negeren, zoals eerder het protest van tabaksfabrikanten tegen ‘betutteling’, wanneer wettelijk beperkingen van roken werd bepleit. 16 Kortom, wanneer jonge kinderen zo veel mogelijk lopen, steppen en fietsen, bouwen ze aan een conditie waarop het latere sporten en bewegen naadloos kan aansluiten. Het kost de ouders geen geld, maar inderdaad wel veel tijd en geduld. Wie heeft dat niet over voor de toekomst van zijn kind? Naar: August Hans den Boef, in: NRC Handelsblad 30 juni 2012.
Opdracht 1 Inhoud 1 2 3 4
5 6
7 8 9 10
11
12 13 14
... een prachtige foto ... (alinea 1). Gezien het hele artikel kan de schrijver het woord ‘prachtig’ hier om twee redenen gebruiken. Welke twee? Waarom zou hij de kleding en het uiterlijk van de mensen op de foto zo uitgebreid beschrijven? Je ziet het overal (alinea 2). Wat zie je overal? Gebruik maximaal vijf woorden voor je antwoord. De schrijver noemt de bakfiets symbolisch (alinea 2). a Wat bedoelt hij daarmee? b Welke kritiek kun je hebben op het voorbeeld dat hij geeft aan het eind van deze alinea? Terwijl het de basis voor een gezond bestaan vormt (alinea 3). Waarnaar verwijst dit het? ... om met de dichter Nijhoff te spreken ... (alinea 3). a Wat wordt daarmee bedoeld? b Wat zijn sublieme momenten? c Waar vallen die momenten tussen? Er is, blijkens alinea 5, verschil tussen overgewicht en morbide obesitas. Wat is het verschil? Wat is een convenant (alinea 7)? De schrijver noemt dit convenant een polderakkoord. Wat bedoelt hij daarmee? Den Boef vindt het logisch dat dit akkoord mislukte. Hij legt dat uit met een vergelijking. a Wie bedoelt hij met slagers? b Wie bedoelt hij met vegetariërs? c Wat bedoelt hij met kweekt? De lobbyisten (alinea 9) proberen mee te liften. a Wat is het werkelijke doel van deze lobbyisten? b Waarom spreekt de schrijver van meeliften? c Waarom noemt de schrijver dit hilarisch? Dat het er juist steeds minder van komt ... (alinea 11). Waarop slaat het? Wanneer spreek je van een cruciale rol (alinea 11)? Wat is een assertiviteitstraining (alinea 14)?
Theorie tekstopbouw De meeste teksten bestaan uit drie delen: inleiding, middenstuk en slot.
© THIEMEMEULENHOFF, 2012
3
LESBRIEF ‘DIKKE KINDEREN – GEMAKZUCHTIGE OUDERS’
OKTOBER
2012
Inleiding De inleiding van een tekst kan zes functies hebben: 1 de belangstelling wekken, 2 het onderwerp introduceren, 3 de hoofdgedachte noemen, 4 de opbouw van de tekst aankondigen, 5 de aanleiding voor het schrijven van de tekst noemen, 6 de lezer welwillend stemmen. Middenstuk In het middenstuk komen meestal een paar deelonderwerpen aan de orde. Elk deelonderwerp bestaat dan uit een of meer alinea’s. In deze uitgangstekst kun je de zes volgende deelonderwerpen onderscheiden. Ze staan niet in chronologische volgorde. 1 feiten over overgewicht, 2 bewegen is het belangrijkst, 3 activiteiten, 4 aanbevelingen, 5 de basis, 6 lopen en fietsen, 7 gemakzucht. Slot Het slot is bedoeld om de tekst af te ronden. Dat kan op vijf manieren, die ook gecombineerd kunnen worden: 1 de schrijver geeft een samenvatting, 2 de schrijver trekt een conclusie, 3 de schrijver doet een aanbeveling, 4 de schrijver doet een oproep, 5 de schrijver maakt een afweging. Opdracht 2 Opbouw 1 2 3 4 5
Waar eindigt in deze tekst de inleiding en begint het middenstuk? a Welke twee functies heeft deze inleiding? b Welke middelen heeft de schrijver gebruikt om die beide functies zichtbaar te maken? Noteer bij elk deelonderwerp in het middenstuk de alinea(’s) waarin het/ze aan de orde komt/komen. Bij welke alinea begint het slotdeel van deze tekst? Welke twee functies heeft dit slotdeel?
Theorie redeneringen De uitgangstekst staat vol beweringen, stellingen en meningen. Om die aanvaardbaar voor de lezer te maken, heeft de schrijver argumenten nodig. Zo ontstaan redeneringen: stellingen met bijbehorende argumenten. Meestal worden de volgende soorten argumenten onderscheiden: • voorbeeld, • feit, • ervaring (empirisch argument), • autoriteit (gezagsargument), • nut, • vergelijking, • overtuiging (moreel argument), • gevoel (emotioneel argument).
© THIEMEMEULENHOFF, 2012
4
LESBRIEF ‘DIKKE KINDEREN – GEMAKZUCHTIGE OUDERS’
OKTOBER
2012
Opdracht 3 Redeneringen 1
2
3
4
5
6 7
8 9
Alinea a b c d
2: Wat is de stelling (bewering)? Welke argumenten geeft de schrijver? Wat voor soort argumenten zijn dat? Is de stelling daarmee aanvaardbaar voor de lezer; zal die het met de schrijver eens zijn? Alinea 3 bevat drie stellingen: 1) Kinderen wordt het lopen en fietsen steeds meer ontnomen. 2) Dit verschijnsel wordt in de discussie vaak over het hoofd gezien. 3) Het is de basis voor een gezond bestaan. a Welk(e) argument(en) hoort/horen bij de eerste stelling? b Vind je in deze alinea argumenten bij de tweede stelling? c Vind je in de rest van het artikel argumenten bij deze stelling? d Vind je in deze alinea argumenten voor de derde stelling? e Vind je in de rest van het artikel argumenten voor deze stelling? Waar? f Hoe aanvaardbaar voor de lezer zijn de standpunten in alinea 3 gemaakt? a Wat is de stelling van alinea 4? b Welke argumenten ondersteunen deze stelling? c Wat voor soort argumenten zijn dit? d Hoe aanvaardbaar is deze stelling voor de lezer? a Welk standpunt huldigt de schrijver met betrekking tot het Convenant Gezond gewicht (alinea 7)? b Met welk argument ondersteunt hij dit standpunt? c Wat voor soort argument is dit? d Is dit argument voldoende overtuigend voor de lezer? a Welke stelling poneert de schrijver in alinea 8? b Welke argumenten gebruikt hij om deze stelling kracht bij te zetten? c Wat voor soort argumenten zijn dit? d Zijn die argumenten voor de lezer voldoende overtuigend? a Wat is de belangrijkste bewering van Den Boef in alinea 10? b Wat voor soort argument gebruikt hij hierbij? c Vind je dit argument voldoende overtuigend? Licht je antwoord toe. a Wat is de belangrijkste bewering van de schrijver in alinea 11? b Wat voor soort argument gebruikt hij hierbij in het eerste deel van de alinea? c Vind je dit argument voldoende overtuigend? Licht je antwoord toe. a Wat voor soort argumenten gebruikt de schrijver in alinea 12? b Vind je deze argumenten voldoende overtuigend? Licht je antwoord toe. a In alinea 13 trekt de schrijver twee conclusies. Welke? b Waar vind je de argumenten waaruit de eerste conclusie getrokken kan worden? c Waar vind je de argumenten voor de tweede conclusie?
Theorie drogredenen De hoofdstelling van de schrijver is: Jonge kinderen moeten zo veel mogelijk lopen, fietsen en steppen. Alle redeneringen zijn erop gericht de lezer van dat standpunt te overtuigen. Maar in opdracht 3 zag je al dat niet alle argumenten overtuigend zijn. Soms maken schrijvers gebruik van drogredenen, dat wil zeggen foute argumentaties. Veelvoorkomende drogredenen zijn: • overhaaste generalisatie, • onterecht beroep op autoriteit, • valse vergelijking,
© THIEMEMEULENHOFF, 2012
5
LESBRIEF ‘DIKKE KINDEREN – GEMAKZUCHTIGE OUDERS’
• • • • • • • •
OKTOBER
2012
onjuiste oorzaak-gevolgrelatie, cirkelredenering, ontduiken van de bewijslast, vertekenen van een standpunt van de tegenstander, persoonlijke aanval (op de man spelen), dreigement (stok achter de deur), beroep op de traditie, de redenering van het hellend vlak.
Opdracht 4 Kritisch lezen Bekijk alle redeneringen die je in opdracht 3 analyseerde nog eens goed. Zie je drogredenen? Waar? Welke? Geef steeds een korte toelichting.
B
Reactie op de uitgangstekst
Een week later plaatste de krant een reactie van een moeder op het betoog van August Hans den Boef. Ze was het niet met hem eens.
Overgewicht kinderen ligt niet aan de ouders 1 August Hans den Boef betoogt dat ouders gemakzuchtig zijn in de strijd tegen overgewicht van hun kinderen (Opinie&Debat, 30 juni). 2 Het is onterecht dat Den Boef ouders hiermee in de hoek zet. Overgewicht van kinderen heeft niets te maken met toegeeflijkheid van ouders. Kinderen hebben van nature behoefte aan beweging. Het heeft geen nut om beweging op te dringen aan kinderen of om via de overheid ouders allerlei betuttelende maatregelen op te leggen. 3 Het probleem is dat kinderen willen bewegen en spelen, maar hier nergens de ruimte voor hebben. Op straat kunnen ze niet veilig spelen. Op de fiets naar school worden ze van de sokken gereden door verhitte automobilisten. Het is logisch dat ouders liever de bakfiets of de achterbank van hun auto gebruiken om kinderen te vervoeren. 4 Den Boef vindt dat ouders door de onderhandelingsrelatie met hun kinderen te snel toegeven aan snoep en fastfood. Onderhandelen is iets anders dan toegeven. Ouders hechten belang aan gezond voedsel, maar een blik in een supermarkt maakt duidelijk dat zoetigheid overal op de loer ligt. Het valt voor ouders niet mee om een gezonde maaltijd samen te stellen voor hun kinderen. 5 Als de samenleving bereid is te investeren in het verdubbelen van het aantal fietspaden en speelplekken, en voedselfabrikanten verplicht worden om vetten en suikers te halveren, voelen ouders zich pas echt gesteund in hun strijd. Marre Taal-Klever, in: NRC Handelsblad 7 juli 2012.
Opdracht 5 Nauwkeurig vergelijken Mevrouw Taal-Klever gaat in tegen een aantal beweringen van Den Boef. Heeft ze het betoog van Den Boef goed gelezen? Omcirkel ja of nee in het volgende schema.
1 2
Bewering Taal-Klever Ouders zijn gemakzuchtig in de strijd tegen overgewicht van hun kinderen. Den Boef zet ouders in de hoek.
© THIEMEMEULENHOFF, 2012
Stelt Den Boef dat? ja / nee ja / nee
6
LESBRIEF ‘DIKKE KINDEREN – GEMAKZUCHTIGE OUDERS’
3 4 5 6
Overgewicht heeft niets te maken met toegeeflijkheid van ouders. Het heeft geen nut om beweging op te dringen aan kinderen of om via de overheid ouders allerlei betuttelende maatregelen op te leggen. Ouders geven te snel toe aan snoep en fastfood. Ouders onderhandelen met hun kinderen.
OKTOBER
2012
ja / nee ja / nee ja / nee ja / nee
Opdracht 6 Redeneringen (2) 1
Ook mevrouw Taal-Klever probeert haar standpunt met redeneringen aanvaardbaar te maken. Analyseer deze redeneringen door het volgende schema in te vullen.
Stelling Eerste hoofdargument Ondersteunende argumenten Conclusie Tweede hoofdargument Ondersteunend argument Conclusie 2
Volgens de schrijfster ligt de schuld niet bij de ouders, maar bij de samenleving. Heeft ze dit standpunt in haar redenering voor de lezer voldoende aanvaardbaar gemaakt? Geef een toelichting bij je antwoord.
C
Bij de bakker
Op een zaterdagmorgen vroeg stond ik bij de bakker te wachten tot ik aan de beurt was. Er kwam een vrouw binnen van een jaar of dertig, vijfendertig, met twee kinderen: een jongetje en een meisje van een jaar of vijf, zes. Ze liepen tot voor de vitrine met de luxe broodjes, en de vrouw zei: ‘Kies allebei maar een lekker broodje uit.’ Het meisje had haar keus snel gemaakt, een soort puddingbroodje, maar het jongetje zei: ’Nee, ik hoef niks.’ ‘Toe maar,’ zei de vrouw, ‘je vindt het immers wel lekker?!’ Het jongetje zuchtte, en keek nog eens in de vitrine. Opdracht 7 Vragen stellen 1
a
b c 2
a
b c
Stel dat jij daar in die bakkerswinkel stond en dat je het volledig eens was met de opvattingen van August Hans den Boef. Welke twee vragen zou je die mevrouw dan willen stellen? En met welk doel? Leg de twee vragen die je bedacht hebt voor aan een paar medeleerlingen (zonder dat zij het doel van je vraag kennen). Noteer hun antwoorden. Bekijk je vragen nu kritisch. Had je ze duidelijk genoeg geformuleerd om de antwoorden te krijgen die je wilde hebben? Stel dat je in de bakkerswinkel stond en dat je het volledig eens was met de opvattingen van mevrouw Taal-Klever. Welke twee vragen zou je dan aan die mevrouw willen stellen? En met welk doel? Leg de twee vragen die je bedacht hebt voor aan een paar medeleerlingen (zonder dat zij het doel van je vraag kennen). Noteer hun antwoorden. Bekijk je vragen nu kritisch. Had je ze duidelijk genoeg geformuleerd om de antwoorden te krijgen die je wilde hebben?
© THIEMEMEULENHOFF, 2012
7
LESBRIEF ‘DIKKE KINDEREN – GEMAKZUCHTIGE OUDERS’
OKTOBER
2012
Opdracht 8 Rollenspel Vorm • • • •
een groepje van vier personen. Nummer een speelt de mevrouw die met twee kinderen de winkel in komt. Nummer twee speelt de verkoper/verkoopster. Nummer drie speelt een klant die het volledig eens is met de opvattingen van August Hans den Boef. Nummer vier speelt een klant die het volledig eens is met de opvattingen van mevrouw Taal-Klever.
Voer een gesprek dat begint met een kritische opmerking die nummer drie maakt tegen nummer een. Probeer in dit gesprek goede en duidelijke argumenten te gebruiken. Je kunt het gesprek eventueel ook opschrijven, als een soort toneelstuk.
© THIEMEMEULENHOFF, 2012
8