KIJKEN IS ZIEN
3 juni 2010
KIJKEN IS ZIEN
Afstudeeronderzoek naar belangenbehartiging voor de doelgroep dak -en thuislozen Onderzoeksvraag:“Wat zijn effectieve methoden en praktijken om de belangen te behartigen van de doelgroep dak- en thuislozen in de gemeente ‟s-Hertogenbosch.”
Jessica van Berkel en Hester Pierik 3-6-2010
KIJKEN IS ZIEN
3 juni 2010
1|P a gin a
KIJKEN IS ZIEN
KIJKEN IS ZIEN OPDRACHTGEVER :
3 juni 2010
Afstudeeronderzoek naar belangenbehartiging voor de doelgroep dak -en thuislozen Onderzoeksvraag:“Wat zijn effectieve methoden en praktijken om de belangen te behartigen van de doelgroep dak- en thuislozen in de gemeente ’s-Hertogenbosch.”
Stichting „Door en Voor‟ Ger Jan Bömer (coördinator) Sint Teunislaan 3 5231 BS 's-Hertogenbosch 073 6401752
[email protected] www.doorenvoor.nl
BEDRIJFSBEGELEIDER :
Jaap Croonen
[email protected]
ONDERWIJSINSTELLING:
Avans Hogeschool Academie voor Sociale Studies Onderwijsboulevard 215 5223 DE 's-Hertogenbosch tel: 073 6295295
DOCENTBEGELEIDER :
Siwert Meijer
[email protected] tel: 06 22700376 tel: 073 6295313
AUTEURS:
Jessica van Berkel Studentnummer: 2014249 Deken Baekersstraat 2.17 5482 JH Schijndel Tel: 06 53856356
[email protected]
Hester Pierik Studentnummer: 2012277 Citadellaan 77 C 5212 VB ‟s-Hertogenbosch Tel: 06 51493486
[email protected]
2|P a gin a
KIJKEN IS ZIEN
3 juni 2010
VOORWOORD
Dit onderzoeksrapport is geschreven in het kader van ons afstudeerproject voor de studie Maatschappelijk werk en Dienstverlening aan Avans Hogeschool te ‟s-Hertogenbosch. Dit onderzoeksrapport is tot stand gekomen naar aanleiding van een praktijk en theorie onderzoek dat wij gedurende de periode februari 2010 tot juni 2010 hebben uitgevoerd. In deze periode hebben wij een “zwerftocht” doorlopen om antwoord te krijgen op onze onderzoeksvraag; “Wat zijn effectieve methoden en praktijken om de belangen te behartigen van de doelgroep dak- en thuislozen in de gemeente ‟s-Hertogenbosch.” Beiden hebben wij nog nooit met de doelgroep dak- en thuislozen gewerkt, dit maakte dat het onderzoek uitdagend en vernieuwend voor ons was. Wij hebben met veel energie en plezier gewerkt aan dit afstudeerproject. Het onderzoeksrapport wat voor u ligt is daar het resultaat van.
Inleiding auteurs Jessica van Berkel is 23 jaar en woonachtig in Schijndel. Ze is erg ambitieus en heeft een enorme daadkracht. Tijdens het afstudeerproject is Jessica de gedreven factor. Wanneer er iets geregeld moest worden was Jessica de eerste die belde en het ook daadwerkelijk voor elkaar kreeg. Ze kan enthousiasmeren en kan op elk niveau met mensen in contact gaan. Deze eigenschappen waren goede eigenschappen tijdens het afstudeerproject, maar zullen ook zeker in haar toekomstige werk van pas komen. Ook komen deze eigenschappen goed van pas in het uit laten komen van haar droom; een rondreis door Azië. Hester Pierik is 23 jaar en woonachtig in ‟s-Hertogenbosch. Ze is erg gedreven en beschikt over een groot analytisch vermogen. Tijdens het afstuderen is Hester de persoon geweest die ervoor zorgde dat er haalbare en reële doelen werden gesteld en gehaald. Gedurende de interviews bewaakte Hester het proces, continu het doel voor ogen. Hester is de denker. Door deze kwaliteit ontging haar niets. Hester heeft aansluiting gevonden bij elk individu. Deze eigenschappen zijn goede eigenschappen voor het afstuderen maar zal hier in de toekomst ook zeker profijt van hebben.
„s-Hertogenbosch 3 juni 2010 Jessica van Berkel, Hester Pierik
3|P a gin a
KIJKEN IS ZIEN
3 juni 2010
INHOUDSOPGAVE
VOORWOORD ................................................................................................................................................ 3 INHOUDSOPGAVE .......................................................................................................................................... 4 INLEIDING...................................................................................................................................................... 6 SAMENVATTING ............................................................................................................................................ 7 HOOFDSTUK 1; VOORONDERZOEK ................................................................................................................. 9 1.1 Onderzoeksvraag ................................................................................................................................. 9 1.1.2 Ontstaan onderzoeksvraag ................................................................................................................ 9 1.1.3 Instellingsinformatie ......................................................................................................................... 9 1.1.4 Operationalisering........................................................................................................................... 10 1.2.0 Visie op het probleem. .................................................................................................................... 13 1.2.1 Persoonlijk startpunt. ...................................................................................................................... 14 1.3.0 Verantwoording onderzoeksmethode. ............................................................................................ 14 1.3.1 Verantwoording werkwijze algemeen. ............................................................................................ 14 1.3.2. Verantwoording werkwijze onderzoeksmethodiek. ........................................................................ 15 1.3.3. Verantwoording literatuurstudie .................................................................................................... 16 1.3.4 Verantwoording praktijkstudie ........................................................................................................ 16 1.3.5 Verantwoording uitwerkingsfase ..................................................................................................... 16 2.0 HOOFDONDERZOEK ............................................................................................................................... 19 2.1 Uitkomsten literatuuronderzoek. ....................................................................................................... 19 2.1.1 deelvraag 1..................................................................................................................................... 21 2.1.1 deelvraag 2 ..................................................................................................................................... 22 2.1.1 deelvraag 3 ..................................................................................................................................... 24 2.2 Uitkomsten praktijkonderzoek ........................................................................................................... 25 2.2.1 deelvraag 1...................................................................................................................................... 25 2.2.2 deelvraag 2 ..................................................................................................................................... 28 2.2.3 deelvraag 3 ..................................................................................................................................... 30 2.3 Analyse van de uitkomsten................................................................................................................. 31 3.0 CONCLUSIE ............................................................................................................................................ 35 3.1 Belangenbehartiging .......................................................................................................................... 35 3.2 Beeldvorming ..................................................................................................................................... 35 4|P a gin a
KIJKEN IS ZIEN
3 juni 2010
3.3 Belangenbehartiging vs. Beeldvorming. .............................................................................................. 36 3.4 Organisatie van het aanbod................................................................................................................ 36 3.5 Antwoord op hoofdonderzoeksvraag ................................................................................................. 36 4.0 AANBEVELINGEN ................................................................................................................................... 37 4.1 Belangenbehartiging .......................................................................................................................... 37 4.2 Beeldvorming ..................................................................................................................................... 37 4.3 Belangenbehartiging vs. Beeldvorming. .............................................................................................. 38 4.4 Organisatie van het aanbod................................................................................................................ 38 4.5 De ideale belangenbehartiging ........................................................................................................... 39 5.0 VERANTWOORDING ............................................................................................................................... 40 Dankwoord .................................................................................................................................................. 41
Bijlage1;
Levensverhalen van de doelgroep.
Bijlage 2;
12 jaar en dakloos.
Bijlage 3;
Presentiemethodiek.
Bijlage 4;
Literatuurlijst
5|P a gin a
KIJKEN IS ZIEN
3 juni 2010
INLEIDING
Het onderzoek heeft plaatsgevonden in opdracht van stichting „Door en Voor‟. Deze stichting is onze opdrachtgever geweest gedurende het hele onderzoek. In samenspraak met de coördinator van stichting „Door en Voor‟ is de volgende onderzoeksvraag opgesteld: “Wat zijn effectieve methoden en praktijken om de belangen te behartigen van de doelgroep dak- en thuislozen in de gemeente ‟s-Hertogenbosch.” Deze onderzoeksvraag bestaat uit drie deelvragen;
Hoe is de belangenbehartiging van de doelgroep dak en thuislozen nu geregeld. Hoe zou de belangenbehartiging van de doelgroep dak en thuislozen geregeld moeten worden. Wat is er nodig om een effectieve methode te integreren voor belangenbehartiging in de gemeente ‟s-Hertogenbosch voor de doelgroep dak -en thuislozen.
Het doel van dit onderzoek is het schrijven van aanbevelingen op onze onderzoeksvraag. Het onderzoek is geen onderdeel van een groter project. In die zin is het onderzoek verkennend van aard. Het rapport is opgebouwd uit vijf hoofdstukken; vooronderzoek, hoofdonderzoek, conclusie, aanbevelingen en verantwoording. In het vooronderzoek beschrijven wij het startpunt van ons onderzoek. Hierbij komt het volgende aan bod; onderzoeksvraag, ontstaan onderzoeksvraag, instellingsinformatie, operationalisering, persoonlijk startpunt waarin wij onze eerste beeldvorming ten opzichte van de doelgroep beschrijven, visie op het probleem en verantwoording op onze onderzoeksmethode vanuit de literatuur. In het hoofdonderzoek gaan wij in op de uitkomsten van het literatuur en praktijk onderzoek. In paragraaf drie van dit hoofdstuk verbinden en analyseren wij de uitkomsten. In de conclusie schrijven wij een concrete weergave van ons onderzoek. Deze weergave is gebaseerd op de behaalde resultaten, uitkomsten en bevindingen die zijn beschreven in het hoofdonderzoek. De conclusie zal bestaan uit vier paragrafen; belangenbehartiging, beeldvorming, belangenbehartiging vs. beeldvorming en organisatie van het aanbod. De laatste paragraaf van dit hoofdstuk zal bestaan uit een antwoord op onze hoofdonderzoeksvraag. In het hoofdstuk aanbevelingen schrijven wij adviezen voor stichting „Door en Voor‟, de gemeente ‟sHertogenbosch en de zorginstellingen die werken met deze doelgroep. De aanbevelingen worden weergegeven in de paragrafen; belangenbehartiging, beeldvorming, belangenbehartiging vs. beeldvorming, organisatie van het aanbod en onze visie op ideale belangenbehartiging. In het hoofdstuk verantwoording schrijven wij over de uitvoering van ons project. We richten ons op de beheersmatige zaken als tijdsplanning, inzet en risicofactoren. In dit onderzoeksverslag zullen namen van respondenten en levensverhalen voorkomen. Wij hopen dat de lezer van dit verslag zorgvuldig met deze informatie omgaat.
6|P a gin a
KIJKEN IS ZIEN
3 juni 2010
SAMENVATTING Het onderzoek wat voor u ligt is gemaakt door twee vierdejaars studenten van Avans Hogeschool te ‟s- Hertogenbosch die de opleiding Maatschappelijk werk en Dienstverlening gevolgd hebben. De opdrachtgevende instantie voor het onderzoek is Stichting „Door en Voor‟. Het onderzoek richt zich op de belangenbehartiging voor de doelgroep Dak –en thuislozen in de gemeente ‟s-Hertogenbosch. Het schriftelijk onderzoek bevat de visie van de onderzoekers, methodeverantwoording, analyse, conclusies en aanbevelingen. Al deze aspecten zijn nader verklaard aan de hand van de volgende onderzoeksvraag; “Wat zijn effectieve methoden en praktijken om de belangen te behartigen van de doelgroep dak- en thuislozen in de gemeente ‟s-Hertogenbosch.” De uitkomsten van het literatuur onderzoek en het praktijk onderzoek hebben geleid tot concrete conclusies en aanbevelingen. De conclusie bestaat uit vier paragrafen; belangenbehartiging, beeldvorming, belangenbehartiging vs. beeldvorming en organisatie van het aanbod. Ons idee, over ideale belangenbehartiging, is een stichting die onafhankelijk is van zorginstellingen. Op een locatie dicht bij “het vuur”, dus in het centrum van de gemeente ‟s-Hertogenbosch. Deze stichting behartigt de maatschappelijke en individuele belangen van mensen. Met individuele belangen wordt bedoeld, de belangen die je niet bij de cliëntenraad kwijt kunt of bij je hulpverlener. Met maatschappelijke belangen wordt bedoeld; belangen, vragen en/of opmerkingen over het UWV, woningbouwcorporaties, justitie en/ of de gemeente. In het onderzoek naar belangenbehartiging is de beeldvorming een steeds terugkerend begrip. Wij kunnen concluderen dat belangenbehartiging en beeldvorming een directe wisselwerking hebben op elkaar. Wij stellen dat de belangen niet goed behartigd kunnen worden als de beeldvorming niet realistisch is ten opzichte van de werkelijkheid.
7|P a gin a
KIJKEN IS ZIEN
3 juni 2010
HOOFDSTUK 1 VOORONDERZOEK
8|P a gin a
KIJKEN IS ZIEN
3 juni 2010
HOOFDSTUK 1; VOORONDERZOEK In dit hoofdstuk beschrijven wij het startpunt van ons onderzoek. Hierbij komt het volgende aan bod; onderzoeksvraag, ontstaan onderzoeksvraag, instellingsinformatie, operationalisering, persoonlijk startpunt, visie op het probleem en verantwoording op onze onderzoeksmethode vanuit de literatuur.
1.1 Onderzoeksvraag Onze onderzoeksvraag is: “Wat zijn effectieve methoden en praktijken om de belangen te behartigen van de doelgroep dak- en thuislozen in de gemeente ‟s-Hertogenbosch.” Deze onderzoeksvraag bestaat uit drie deelvragen; Hoe is de belangenbehartiging van de doelgroep dak en thuislozen nu geregeld. Hoe zou de belangenbehartiging van de doelgroep dak en thuislozen geregeld moeten worden. Wat is er nodig om een effectieve methode te integreren voor belangenbehartiging in de gemeente ‟s-Hertogenbosch voor de doelgroep dak -en thuislozen.
1.1.2 Ontstaan onderzoeksvraag In het kader van de Wet Maatschappelijke Ondersteuning die 1 januari 2007 in werking is getreden, is het belangrijk dat de diverse doelgroepen een stem hebben in het te ontwikkelen beleid en de vormgeving van het beleid. Gemeente ‟s-Hertogenbosch en stichting „Door en Voor‟ vragen zich af wat de wensen van de groep dak -en thuislozen zijn. Echter bleek dat er voor dak -en thuislozen geen vastgesteld kanaal is om met hen in contact te komen en te communiceren. Deze groep laat zich niet zomaar inpassen in bedachte structuren zoals panels, e.d. Terwijl het juist belangrijk is dat deze groep te allen tijde een hoorbare stem krijgt zodat hun belang wordt behartigd. Zomer 2009 benaderde de gemeente ‟s-Hertogenbosch stichting „Door en Voor‟ met de vraag of zij meer inzicht konden krijgen in deze bijzondere doelgroep; de dak -en thuislozen en hun participatie in de gemeente. Ger Jan Bomer, coördinator van stichting „Door en Voor‟, heeft daarop geantwoord belangen te hebben in het onderzoek, maar gaf aan dat Stichting „Door en Voor‟ niet de juiste middelen heeft om dit onderzoek op te starten. Hierdoor heeft hij contact opgenomen met Trudy Wajon (afstudeercoördinator). Een van de redenen van stichting „Door en Voor‟ om te kiezen voor een afstudeerkoppel van hogeschool Avans, was dat zij onbevooroordeeld en onbevangen het project konden starten. Want een frisse blik zorgt voor nieuwe inzichten. Daarnaast kunnen wij 672 uur gericht met het onderzoek bezig zijn, zonder ons te moeten focussen op andere lopende projecten.
1.1.3 Instellingsinformatie Stichting „Door en Voor‟ voert cliëntgestuurde projecten uit in de regio Noord Oost Brabant. Denk hierbij aan; Cursus herstellen doe je zelf, Cursus oefenen eigen financiën, etc. Dit doen zij om de maatschappelijke mogelijkheden en kansen van (ex)cliënten uit de GGZ en de verslavingszorg te vergroten. Daarnaast behartigt stichting „Door en Voor‟ de belangen van dak -en thuislozen in de gemeente ‟s-Hertogenbosch. Stichting „Door en Voor‟ richt zich daarbij op: Het cliëntenperspectief: Dit betekent dat de cliënt steeds meer de positie van klant krijgt. Dit leidt er toe dat cliënten zelfstandiger worden, is de aanname. Emancipatie van de cliënten: Stichting „Door en Voor‟ ondersteunt cliënten en ex-cliënten bij het participeren in de maatschappij. Dit heeft een sterke emancipatie tot gevolg, is de aanname. Cliëntondersteuning: Stichting „Door en Voor‟ ondersteunt cliënten en ex-cliënten om de regie over eigen leven te houden en te verbeteren. Samenwerking: Stichting „Door en Voor‟ werkt nauw samen met WMO-loketten, MEE, collega cliëntenorganisaties, de hulpverlening, welzijnswerk en vele andere organisaties. De Stichting „Door en Voor‟ is in 2000 opgericht op initiatief van de cliëntenraden van GGZ Oost Brabant en GGZ 's-Hertogenbosch (nu Reinier van Arkel groep). Er werken momenteel 28 medewerkers voor gemiddeld drie dagdelen. De medewerkers werken voornamelijk op vrijwillige basis. Jaarlijks komen er gemiddeld 3000 cliënten bij stichting „Door en Voor‟ vanuit de gehele regio Noord-Oost-Brabant.
9|P a gin a
KIJKEN IS ZIEN
3 juni 2010
1.1.4 Operationalisering In deze paragraaf geven wij de definities weer van de verschillende begrippen die voorkomen in dit onderzoek. De definities van deze begrippen zijn nodig om het onderzoek te begrijpen en worden gegeven zodat het onderzoek theoretisch wordt afgebakend. “Hierbij zorgen wij ervoor dat dit begrip helder is gedurende het onderzoek”. (Verhoeven, 2007). De belangrijkste begrippen die met de vraagstelling en de opdracht in verband staan en die in dit onderzoek meerdere malen terugkomen zijn hieronder geformuleerd; Beeldvorming Het woordenboek Van Dale omschrijft beeldvorming als: 1.Het ontstaan van een opvatting over personen, zaken, feiten, ed. 2. Voorstelling. Beeldvorming verwijst zowel naar de tekstuele en visuele beelden die ons dagelijks omringen als naar gedachten, overtuigingen, associaties, gevoelens en ervaringen. Bovendien beïnvloeden deze beide vormen van beeldvorming elkaar wederzijds: plaatjes en teksten hebben invloed op denkbeelden, en andersom beïnvloeden deze denkbeelden de plaatjes en teksten die we vervolgens produceren. Belang Het woordenboek Van Dale omschrijft belang als: iets dat iemand raakt doordat zijn voordeel ermee gemoeid is of omdat het zijn gevoel van nieuwsgierigheid opwekt: hij heeft er bij voordeel iets in te stellen. Belangenbehartiging Onder belangenbehartiging verstaan wij het herkennen, erkennen en het mobiliseren van individuele of collectieve wensen of behoeften. Deze wensen en benodigdheden zien wij als een belang van een persoon of groep. Bijzondere doelgroepen Deze term wordt binnen de gemeente ‟s-Hertogenbosch gebruikt. De groep mensen die gerekend worden tot de „bijzondere groepen‟ is uiteenlopend en niet vastomlijnd. Het kan gaan om volwassenen, jongeren of ouderen. Afhankelijk van welke problematiek dominant is zijn ze al of niet in beeld bij verschillende hulpverleningsorganisaties. Mede daarom is het zeer moeilijk om de omvang van de groep in beeld te brengen. De omvang van de bijzondere groepen is plusminus 2600 binnen de regio ‟s-Hertogenbosch. De omvang van de groep dak -en thuislozen is 517 op jaarbasis (peiljaar 2006). Het aantal residentieel daklozen is 242, het aantal feitelijk daklozen bedraagt 275. ('s-Hertogenbosch, 2008) Cliëntenraad Iedere zorginstelling is volgens de Wet Medezeggenschap Cliënten Zorginstellingen (WMCZ) verplicht een cliëntenraad in te stellen. Deze behartigt algemene belangen zoals de voeding, de hygiëne en de klachtenregeling. Cliëntenraad wordt ook wel eens medezeggenschapsraad genoemd. Dak – en thuislozen De mensen die in dit onderzoek centraal staan, worden meestal aangeduid met de termen: daklozen, thuislozen of dak -en thuislozen. Vooralsnog is er geen overeenstemming over de precieze betekenis van deze begrippen: de termen worden vaak op verschillende manieren uitgelegd en door elkaar gebruikt waardoor begripsverwarring kan ontstaan. In het algemeen kunnen wij stellen dat de term dakloosheid verwijst naar de fysieke woon- of verblijfsituatie van de betrokkene. Daarbij kan een onderscheidt worden gemaakt tussen feitelijk en residentieel daklozen. Onder feitelijk daklozen verstaan wij mannen of vrouwen zonder reguliere huisvesting, die tijdelijk of (semi-) permanent onderdak hebben gevonden in woonvoorzieningen zoals internaten, sociale pensions of in instellingen voor begeleid wonen. De term thuisloosheid verwijst niet zo zeer naar de fysieke kant van woon- of verblijfssituatie, maar veeleer naar de psychologische kant ervan. Het refereert aan psychische kenmerken zoals “ zich nergens thuis voelen”, “onthecht zijn” of “ niet in staat zijn om duurzame bindingen met mensen aan te gaan.” Overigens wordt in de volksmond en in de media ook wel de term zwerver gebruikt om de doelgroep aan te duiden. (Doorn, 2005) Doelgroep In dit onderzoek gebruiken wij verschillende termen om onze onderzoeksdoelgroep te benoemen. De volgende termen worden door ons gebruikt; Dak -en thuisloos, zwerver en de doelgroep. Wij als onderzoekers proberen de term zwervers te vermijden vanwege de stigmatiserende bijklank die deze term heeft.
10 | P a g i n a
KIJKEN IS ZIEN
3 juni 2010
G4 De vier grootste steden van Nederland; Amsterdam, Rotterdam, Utrecht, Den Haag. Hostel Een hostel is een huis waarin een groep al dan niet verslaafde (voorheen)daklozen 24 uur per dag wordt opgevangen en waar ze zorg en begeleiding krijgen van professionele hulpverleners. De bewoners hebben vanwege hun jarenlange verslaving een slechte lichamelijke en geestelijke conditie. Met de 24-uursopvang kunnen hun levensomstandigheden sterk verbeteren. In het hostel hebben ze een eigen kamer. Tot op heden zijn er geen hostels geplaatst in de gemeente ‟s-Hertogenbosch. Respondenten Een persoon die zijn/haar medewerking verleent aan dit onderzoek. SMO Deze afkorting staat voor Stichting Maatschappelijke Opvang en Ondersteuning. De Stichting Maatschappelijke Opvang 's-Hertogenbosch e.o. (SMO) is een organisatie die voor 'sHertogenbosch en omstreken de opvang verzorgt van mensen die om een of andere reden tijdelijk een dak boven hun hoofd moeten missen. Te denken valt hierbij aan opvang in crisissituaties, opvang voor dak- en thuislozen (waaronder jongeren van 17 tot 25 jaar), vrouwenopvang en vreemdelingenzorg. De Maatschappelijke Opvang biedt de cliënten bed, bad, brood en tevens individuele begeleiding. (www.brabantzorg.net)
Straatadvocaat Waar nodig is helpt de straatadvocaat mensen die door omstandigheden moeilijk voor zichzelf kunnen opkomen. Dat zijn vaak dak -en thuislozen die bijvoorbeeld problemen hebben met hun uitkering of boetes. De straatadvocaat gaat mee naar rechtszaken of help hen bij het schrijven van klachtbrieven. Ook staat de straatadvocaat kansarmen bij die nog relatief lichte problemen hebben zoals huurschuld, maar die als ze niet oppassen in de negatieve spiraal dreigen te komen waardoor ze uit huis gezet dreigen te worden. In Nijmegen zijn wij in ons onderzoek bekend geraakt met de straatadvocaat Rutger Kips. Hij is drie keer per week op vaste plekken te vinden. Dinsdagavond staat de straatadvocaat bij het uitdeelpunt van Straatmensen voor Straatmensen, woensdag is hij bij de dagopvang Het Kasteel aan de Bijleveldsingel en vrijdag zit hij bij het Straatpastoraat. Op andere momenten komt Rutger Kips in kroegen en coffeeshops waar veel van zijn mogelijke klanten verblijven. (www.dekentering.info) Straatpastor "Voor de toevertrouwde gelovigen te zorgen in de geest van het Evangelie van Jezus Christus en uitvoering geven aan de Evangelische opdracht nabij te zijn aan de medemensen, die zich in de situatie van geestelijke en maatschappelijke nood bevinden." Dhr. Embregt - straatpastor in „s-Hertogenbosch. De straatpastor zwerft door de stad; veel in het centrum, maar ook tot ver daarbuiten. Hij bezoekt eveneens ook de inloophuizen, woonvoorzieningen en werkprojecten. Bovendien gaat hij van tijd tot tijd op bezoek in gevangenis, ziekenhuis of kliniek. Hij ontmoet op deze wijze veel mensen. Vanuit ontmoeting kan vertrouwen groeien. Pas dan ontstaat een basis voor werkelijk gesprek. Dat gaat dan soms om de materiële nood, die er uiteraard nog steeds is, ondanks de toegenomen hulp vanuit de overheid, maar het gaat veel meer om de 'grote vragen' die het leven oproept; "waarom?"; "Hoe nu verder?". Daarbij komt religie ter sprake. Dhr. Embregt heeft op vrijdagmiddag spreekuur in „de blokkendoos‟ en houdt op zondag een viering. Regio ‟s-Hertogenbosch Wanneer wij het woord “regio ‟s-Hertogenbosch” gebruiken bedoelen we daar de volgende omliggende gemeenten mee; Boxtel, Haaren, Maasdriel, Schijndel, ‟s-Hertogenbosch, Sint-Michielsgestel, Vught en Zaltbommel. WMO: De afkorting staat voor; Wet Maatschappelijke Ondersteuning. De Wet Maatschappelijke Ondersteuning (WMO) heeft tot doel er voor te zorgen dat iedereen kan meedoen aan de maatschappij en zelfstandig kan blijven wonen. Het gaat bijvoorbeeld om mensen met beperkingen door ouderdom of handicap, een chronisch psychisch probleem, maar ook om vrijwilligers en mantelzorgers. Als meedoen of zelfstandig wonen niet lukt zonder hulp, kan iemand de gemeente vragen om ondersteuning, zoals thuiszorg of een rolstoel. Gemeenten voeren de WMO uit en iedere gemeente legt andere accenten. (www.rijksoverheid.nl)
11 | P a g i n a
KIJKEN IS ZIEN
3 juni 2010
Instellingen: CVTB: Deze afkorting staat voor; Centrum Traject Begeleiding en Bemoeizorg. Het Centrum voor Trajecten en Bemoeizorg (CvTB) is een samenwerkingsverband tussen vier organisaties: de Stichting Maatschappelijke Opvang, Juvans , Novadic-Kentron en Reinier van Arkelgroep. Via dit centrum richten deze organisaties zich gezamenlijk op de bijzondere groepen. Deze groep heeft vaak complexe problemen. Het CvTB beoogt een blijvende verbetering op verschillende levensgebieden en stelt hiervoor een trajectplan op om integraal hulp te bieden aan deze mensen. Dagbesteding, kan een aanvullend onderdeel zijn van de hulp. (www.aandeslagindenbosch.nl) Inloopschip: Het inloopschip is een opvang voor dak -en thuislozen. Is een van de voorzieningen van de maatschappelijke en vrouwenopvang in ‟s-Hertogenbosch, oorspronkelijk ontstaan uit een aantal charitatieve instanties. Inmiddels is het inloopschip uitgegroeid tot een centrum dat uiteenlopende diensten biedt aan dak -en thuisloze mensen. Het inloopschip geeft informatie en advies, biedt dag- en nachtopvang en helpt de bezoekers met re-integratie in de samenleving. (www.hetinloopschip.nl) Novadic- Kentron: Novadic Kentron is een gespecialiseerde instelling voor verslavingszorg in Noord-Brabant. Zij bieden informatie, hulp en advies bij misbruik van of verslaving aan alcohol, drug, gokken, gamen of medicijnen. Ook partners, familieleden en vrienden kunnen bij Novadic Kentron terecht. NUNN: Deze afkorting staat voor; Nachtopvang uit noodzaak Nijmegen. Het is een nachtopvang voor daklozen die wordt gerund door de daklozen zelf. Van hieruit wordt vanaf dat moment gewerkt aan nieuwe onderdakvoorzieningen voor dak- en thuislozen en activiteiten ontwikkeld die bijdrage aan de resocialisatie van dak- en thuislozen. “Bij de NuNN kom je thuis bij lotgenoten die je uitdagen persoonlijke kwaliteiten in te zetten of te ontwikkelen ten gunste van een voorziening waarbinnen een ieder geacht wordt een positieve bijdrage te leveren.” (www.nunn.nl)
PUB: Deze afkorting staat voor Pastoraal Uitzend Bureau en is gevestigd in ‟s-Hertogenbosch. De stichting Pastoraal Uitzendbureau (PUB) is opgericht vanuit het straatpastoraat en heeft een pastor in dienst in de functie van coördinator. De stichting zet zich in om mensen die in de knel zijn gekomen te helpen. Door activiteiten aan te bieden zorgt de stichting ervoor dat mensen met elkaar in contact komen. Ontmoetingen tussen mensen zijn belangrijk. Deze persoonlijke insteek is kenmerkend voor het PUB. (www.aandeslagindenbosch)
Reinier van Arkel groep: De Reinier van Arkel groep is een gespecialiseerde gezondheidszorg instelling voor mensen met psychische, psychiatrische en/of psychosociale problematiek. Zij bieden diagnostiek, behandeling, begeleiding, preventie en voorlichting voor kinderen, volwassenen en ouderen. Stichting „Door en Voor‟: Zie paragraaf 1.1.3. Stichting goud: G.O.U.D. staat voor; Gebruikersorganisatie onafhankelijke Utrechtse (hard) drugsgebruikers. Stichting GOUD. streeft ernaar om het imago en de leefsituatie van de gebruiker te verbeteren, in dat licht moet Stichting GOUD. als een vakbond worden gezien, en zal zich ook zo opstellen. De Stichting heeft een kantoor in de binnenstad van Utrecht waar de harddruggebruikers op het spreekuur kunnen komen met vragen en problemen. (www.stichtinggoud.nl)
12 | P a g i n a
KIJKEN IS ZIEN
3 juni 2010
1.2.0 Visie op het probleem. In deze paragraaf geven wij onze visie weer ten opzichte van het probleem. Het probleem is gesteld door stichting „Door en Voor‟ en de Gemeente „s-Hertogenbosch. Wat is concreet het probleem: Het is op dit moment niet bekend of er effectieve methoden en praktijken zijn om de belangen te behartigen van de doelgroep dak -en thuislozen in de gemeente ‟s-Hertogenbosch. Onze visie tijdens het vooronderzoek op dit probleem: Onze visie was in eerste instantie gekleurd door ons beeld over de doelgroep, zie paragraaf 1.2.1. Mede door dit vertekende beeld hadden wij het idee dat initiatieven die genomen worden namens derden niet opgepakt zouden worden vanuit de doelgroep. Bijvoorbeeld; Wij dachten dat een cliëntenraad bestond uit hulpverleners. Wanneer deze hulpverleners een belang zouden behartigen namens de doelgroep, zou dit niet het intrinsieke belang dienen van de doelgroep. Er zouden naar ons idee grote stappen moeten worden ondernomen om het probleem op te lossen. Dat zou volgens ons een intensief onderzoek vergen waarbij wij ons afvroegen in hoeverre wij nou echt in contact met de doelgroep konden komen. De doelgroep leek ons onbereikbaar en op zichzelf. Wij vroegen ons af of onze kennis wel toereikend zou zijn voor het oplossen van het probleem. De doelgroep dak -en thuislozen leek ons een zeer complexe doelgroep. Waarbij ervaring en kennis op zijn minst vereist waren. Toch waren wij van mening dat onze neutrale en frisse kijk voor nieuwe inzichten kon zorgen. Daarnaast kwam de vraag vanuit ons of dit probleem daadwerkelijk wel een probleem was voor de Gemeente ‟s-Hertogenbosch. Wil de gemeente het antwoord weten vanuit de politieke agenda of vanuit echte nood? Wij waren vast besloten om een antwoord te vinden en ons in te zetten voor een consistent advies. Hierbij gingen wij uit van het verschil in belang tussen mannen, vrouwen en kinderen. Wij waren ervan overtuigd dat deze verschillende doelgroepen niet op dezelfde manier benaderd konden worden en ook niet dezelfde belangen zouden hebben. Wij hebben ons de vraag gesteld hoe het mogelijk was dat, ondanks de vele cliëntenraden die gemeente ‟s-Hertogenbosch kent, de belangen van de doelgroep dak -en thuislozen niet goed behartigd worden. Waarom is een cliëntenraad geen vast kanaal?
13 | P a g i n a
KIJKEN IS ZIEN
3 juni 2010
1.2.1 Persoonlijk startpunt. “Eerlijk, maar met gepaste schaamte schrijven wij dit persoonlijk startpunt”. Dit startpunt gaat over onze eigen beeldvorming ten opzichte van de doelgroep.
Geen eigen verantwoordelijkheid
Voornamelijk Mannen
Drank misbruik
Daklozen Moeite met communiceren
Onhygienisch
Allemaal Somber en teneergeslagen.
Eng/ onberekenbaar
“ In visies op dakloosheid, schemeren mens- en maatschappijbeelden door.”
(Doorn, 2005)
1.3.0 Verantwoording onderzoeksmethode. Voor een consistent onderzoeksrapport is het belangrijk dat wij een goede onderbouwing kunnen geven voor onze werkwijze. Wij maken daarbij gebruik van de volgende bronnen: Nel Verhoeven, Wat is onderzoek; 2007 Baarda en De Goede, Basisboek Methoden en Technieken; 2006
1.3.1 Verantwoording werkwijze algemeen. In dit onderzoek werken wij projectmatig, dat houdt in dat er gefaseerd gewerkt wordt. Een belangrijke interventie is dat we op gezette tijden reflecteren en dat wij anticiperen. Omdat wij werken met een bijzondere doelgroep die zich niet laat inpassen in bedachte structuren hebben wij ons flexibel opgesteld. Vanuit verschillende methodische en theoretische invalshoeken, denk hierbij aan outreachend werken, presentiebenadering en empowerment, hebben wij contacten gelegd met zowel de doelgroep als de hulpverleners. Hierdoor heeft het onderzoek meer draagkracht en draagvlak gekregen.
14 | P a g i n a
KIJKEN IS ZIEN
3 juni 2010
1.3.2. Verantwoording werkwijze onderzoeksmethodiek. Wij hebben bij dit afstudeerproject gebruik gemaakt van een onderzoeksmethode die een combinatie vormt tussen literatuuronderzoek en praktijkgericht onderzoek. Wij hebben literatuuronderzoek verricht waarin wij meer kennis hebben opgedaan van het sociale netwerk en de straatcultuur. Dit hebben wij gedaan om de communicatie met de doelgroep te laten slagen. Daarnaast speelt het literatuuronderzoek een belangrijk rol bij onze beeldvorming en referentiekader. Naast dit literatuuronderzoek hebben wij praktijkgericht onderzoek gedaan, waarbij wij door een dialoog aan te gaan met de doelgroep en hulpverleners op zoek zijn gegaan naar nieuwe relevante gegevens. Op deze manier wordt er een totaalbeeld gecreëerd van hoe en wat belangenbehartiging voor deze doelgroep betekend en inhoud. Wij hebben gekozen voor een interviewmethode omdat deze in onze ogen het beste kan weergeven wat wij in ons onderzoek willen bereiken. Namelijk de doelgroep een stem geven en een consistent antwoord geven op onze onderzoeksvraag. Tijdens het interviewen met de respondenten vonden wij het belangrijk om op dezelfde onderwerpen terug te komen. Hiermee werd de validiteit en betrouwbaarheid gewaarborgd. Het onderzoek is een kwalitatief onderzoek, met de volgende kenmerken; Kwalitatief onderzoek: (Verhoeven, 2007) Niet alleen op getallen gericht bij het literatuuronderzoek. De onderzoekers kunnen zich aanpassen aan de omstandigheden tijdens het onderzoek. De beleving van de onderzochte staat centraal. Onderzoek in het veld. Onderzoekseenheden in de omgeving worden als geheel onderzocht. (holisme) Een kwalitatief onderzoek is waarnemend. In ons onderzoek zijn wij ingegaan op de belevingen van zowel de doelgroep dak –en thuisloos als de hulpverleners die met deze doelgroep werken. Dit maakt dat het onderzoek open en verkennend van aard was. “ Statistische generalisatie is bij een kwalitatief onderzoek niet zo belangrijk, dus een kleine groep respondenten is een logische keuze.” (Verhoeven, 2007) Ook een belangrijk deel van ons onderzoek is dat wij gebruik maken van een behoefteanalyse en een aanbodanalyse. Wij achten de behoefte analyse noodzakelijk omdat wij met deze analyse een koppeling maken naar de belangen van de doelgroep. Onder behoefte wordt verstaan: Een waardering van gemis, tekort, nood of gebrek in de huidige situatie. Een wilsuiting of aandrang ten aanzien van de toekomst om het gemis van het belang ongedaan te maken. Bij de behoefteanalyse zal de huidige situatie en de verwachte ontwikkeling van belangenbehartiging geanalyseerd moeten worden, net als de behoeften van de doelgroep in deze. Bij de aanbodanalyse zal er gekeken worden welke vormen van belangenbehartiging er liggen, wie behoren tot de groep waar geen effectieve belangenbehartiging voor is, welke andere partijen spelen een rol in de belangenbehartiging van deze doelgroep. Op die manier hebben we geprobeerd om de kloof tussen “Wat is er”, en “Wat zou er moeten zijn” in kaart te brengen, want hier ligt ook het antwoord op de onderzoeksvraag in besloten. Tevens zorgde de open manier van vragen stellen dat we zo dicht mogelijk van de belevingswereld van de doelgroep dak -en thuislozen kwamen, waardoor we geprobeerd hebben de werkelijke behoefte naar voren te laten komen. Een kanttekening hierbij is dat er tijdens onze gesprekken een aantal keer een hulpverlener aanwezig was waardoor het mogelijk is dat de doelgroep het gevoel had geremd te zijn in de gegeven antwoorden. Dit gegeven kan van invloed zijn geweest op de validiteit en betrouwbaarheid van ons onderzoek. De behoefte- en aanbod analyse sluiten aan bij deelvragen één en twee. Hoe is de belangenbehartiging van de doelgroep dak en thuislozen nu geregeld. Hoe zou de belangenbehartiging van de doelgroep dak en thuislozen geregeld moeten worden. Wij hebben gemerkt dat het verzamelen van gegevens in en uit de praktijk de kern vormt van ons onderzoek. De literatuurstudie heeft op zichzelf geen volledig antwoord kunnen geven op onze onderzoeksvraag en deelvragen. Feit is dat de koppeling tussen praktijk en theorie de conclusie en aanbevelingen consistent maken.
15 | P a g i n a
KIJKEN IS ZIEN
3 juni 2010
1.3.3. Verantwoording literatuurstudie In dit onderzoek hebben wij literatuuronderzoek gedaan. Een deel van deze literatuur waren boeken die wij eerder in onze opleiding hebben bestudeerd, een deel van deze literatuur handelde over de doelgroep, een deel van deze literatuur ging over belangenbehartiging, maar het overgrote deel bestond uit (kranten)artikelen, beleidsnotities, actieplannen of notulen. In dit onderzoek hebben wij rond de 100 uur per persoon besteed aan het bestuderen van deze literatuur. Vanuit het bestuderen van deze literatuur hebben wij vragen, citaten, opmerkingen en notities gemaakt. De vragen hebben wij gesteld aan onze afstudeerbegeleiders en de opmerkingen hebben wij gebruikt in interviews. De citaten en notities hebben wij gebruikt in ons literatuuronderzoek (hoofdstuk 2.1). Vanuit dit literatuuronderzoek kwamen een aantal topics naar voren die wij vervolgens gebruikt hebben in ons praktijkonderzoek.
1.3.4 Verantwoording praktijkstudie De interviews zijn gehouden met 21 respondenten. Waarvan 9 respondenten tot de doelgroep zelf behoren. Ons praktijkonderzoek bestond niet alleen uit het interviewen van respondenten. Om het leven van een dakloze, in de gemeente ‟s-Hertogenbosch, beter te kunnen begrijpen zijn wij van mening dat je naast deze doelgroep moet staan. Dit hebben wij gedaan door bardiensten te draaien in het inloopschip, mee te werken aan het kookproject (inloopschip)en een dag op straat te leven zonder enig geld op zak. Wij hebben naast het interviewen ook persoonlijk contact gehad met de doelgroep en met mensen die dicht naast deze doelgroep staan. Wij hebben gebruik gemaakt van halfgestructureerde interviews omdat, gezien de vraagstelling, dit uitkomst biedt tot de meest volledige informatie. “Bij dit type interview is er wel een vragenlijst of een lijst met onderwerpen (topics). Er is zeker alle ruimte voor de eigen inbreng van de respondent. De onderzoeker stelt zich flexibel op en speelt in op de situatie.” (Verhoeven, 2007)
1.3.5 Verantwoording uitwerkingsfase Voor een volledig onderzoek was het van belang om een diversiteit aan respondenten te spreken. Alleen op deze manier kom je gelijkenissen en tegenstrijdigheden tegen die je triggeren tot analyseren. Om ontvangen informatie, afkomstig van de interviews, goed te kunnen analyseren zijn alle interviews opgenomen, met een voice recorder, zodat ze later in verbatim konden worden uitgewerkt. De verkregen gegevens zijn geanalyseerd aan de hand van voorafgestelde topics. Er is voor deze manier van werken gekozen omdat op deze manier het onderzoek, de data en de analyse systematisch en overzichtelijk gebeurd. Hierdoor is de validiteit en betrouwbaarheid gewaarborgd. In ons onderzoek zijn we uitgegaan van het „symbolisch interactionisme‟ (Verhoeven, 2007). “Het is een interpretieve of ook wel open benadering van onderzoek. Dat wil zeggen dat de belevingswereld van je onderzoekseenheden centraal staat. In die zin ben je ook flexibel, en speel je in op de situatie zoals je die tegen komt.” Binnen het onderzoek werken wij met half gestructureerde interviews waar gevraagd wordt naar de visie van de respondenten, maar waar wel de rode draad behouden wordt, door te werken met vooropgestelde topics. De respondenten in dit onderzoek vroegen we naar hun visie en standpunten ten opzichte van onze onderzoeksvraag. Met de input van het praktijkonderzoek hebben wij de vooraf opgestelde topics hergeformuleerd. Deze her-geformuleerde topics zijn de richtlijn geweest voor het schrijven van de aanbevelingen en conclusie. Het onderzoek is bruikbaar voor de opdrachtgever „Door en Voor‟ omdat de aanbevelingen consistent zijn en het onderzoek een realistische weergave is van de huidige situatie rondom belangenbehartiging in de gemeente ‟s-Hertogenbosch.
16 | P a g i n a
KIJKEN IS ZIEN
3 juni 2010
17 | P a g i n a
KIJKEN IS ZIEN
3 juni 2010
HOOFDSTUK 2 HOOFDONDERZOEK
18 | P a g i n a
KIJKEN IS ZIEN
3 juni 2010
2.0 HOOFDONDERZOEK In dit hoofdonderzoek gaan wij in op de uitkomsten van het literatuur onderzoek en op de uitkomsten van het praktijk onderzoek. In paragraaf drie analyseren wij deze uitkomsten en verbinden wij deze met elkaar.
2.1 Uitkomsten literatuuronderzoek. In deze paragraaf worden de uitkomsten van de literatuur beschreven. Dit wordt gedaan aan de hand van de, vooraf gestelde deelvragen. Hoe is de belangenbehartiging van de doelgroep dak en thuislozen nu geregeld. Hoe zou de belangenbehartiging van de doelgroep dak en thuislozen geregeld moeten worden Wat is er nodig om een effectieve methode te integreren voor belangenbehartiging in de gemeente ‟s-Hertogenbosch voor de doelgroep dak -en thuislozen. Voordat wij op deze vragen antwoord geven, willen wij eerst in deze paragraaf een uitgebreider beeld weergeven van de doelgroep. Doelgroep Het ontstaan van de doelgroep dak -en thuislozen kan beschreven worden in verschillende fases. Potentieel daklozen, recent daklozen, langdurig daklozen en ex-daklozen. In de gemeente ‟sHertogenbosch zijn daklozen uit deze verschillende fases zichtbaar aanwezig. Je bent potentieel dakloos wanneer verlies van (marginaal) huisvesting optreed, wanneer je een institutie of instelling verlaat met een totaalarrangement (zoals psychiatrisch ziekenhuis, gevangenis, jeugdinternaat, etc), baanverlies, inkomensachteruitgang en/of schulden, verstoorde sociale relaties of vereenzaming of wanneer je aantrekkingskracht hebt tot de straat. Het laatste komt echter maar zelden voor. 1 Vijf hoofdoorzaken die leiden tot ruimteverlies: verlies van marginale huisvesting en huisuitzetting; verlaten van instituties met totaalarrangementen; baanverlies, inkomensachteruitgang en schulden; verstoorde sociale relatie en vereenzaming; aantrekkingskracht tot de straat.
16 22 114 18 1
Figuur 1; naar aanleiding van de 64 daklozen, die Lia van Doorn onderzocht heeft in haar boek; Leven op straat Wanneer je potentieel dakloos bent, hoeft dit niet te betekenen dat je echt dakloos of thuisloos wordt. Het kan voorkomen worden door; woningcorporaties, een goed sociaal netwerk en opvang, het snel weer vinden van een inkomstenbron en goede (schuld)hulpverlening. Recent dakloos is het moment dat je “de val maakt naar de straat”. Dit is voor veel mensen een plotselinge, onverwachte en doorgaans een zeer traumatische gebeurtenis. “Vooral de eerste dagen en nachten die ze op straat doorbrengen laten diepe sporen na. (Doorn, 2005, p. 53)”. Praktische gevolgen zijn dat ze hun werk, inkomen en/of uitkering kwijt raken, financiële reserves uitgeput worden, steeds meer persoonlijke bezittingen kwijt raken door diefstal of omdat zij hun bezittingen niet met zich mee kunnen dragen tijdens het zwerven. Mentale gevolgen zijn het proces van depersonificatie; ze worden naamloos en ze worden “historieloos”. Met de val naar de straat raken zij abrupt afgesneden van hun oude leven. Met het verlies van persoonlijke bezittingen raken zij ook hun zichtbare verleden kwijt. De meeste dak -en thuislozen ontkennen de eerste maanden tegenover zichzelf en anderen dat ze dak -en thuisloos zijn. Ze zijn er stellig van overtuigd dat er snel een einde komt aan de situatie. Langdurig daklozen worden vertrouwd met de straat, Streetwise. Ze weten waar ze kunnen overnachten, een maaltijd kunnen halen en wie ze wel of niet kunnen vertrouwen. De hulpverleningsinstanties en woningcorporaties krijgen in eerste instantie niet dit vertrouwen. Dit kan voortkomen uit de volgende aspecten; Afwegen van winst- en verliesposten. Gezichtsverlies. Controleverlies en verlies van zelfbeschikking. Vrees voor intensief contact. Vrees voor verlies van anonimiteit. 1
(Doorn, 2005, p. 49)
19 | P a g i n a
KIJKEN IS ZIEN
3 juni 2010
Er zijn vier typen gebeurtenissen die een omslag teweeg kunnen brengen: omgevingsinvloeden, sociale relaties, veranderende zelfbeelden, samenloop van omstandigheden. Het is vrijwel onmogelijk om te voorspellen welke daklozen uiteindelijk van de straat af komen en welke niet. “Bij de kans om van de straat af te komen spelen zowel intrinsieke als extrinsieke factoren een rol. Bij factoren die binnen de persoon gelegen zijn, blijken individuele mogelijkheden (competenties) en de motivatie om de zwervende levenswijze te beëindigen van cruciaal belang, evenals de mate van psychiatrische problematiek of verslaving (Doorn, 2005, p. 156)”. De motivatie om hun levenswijze te veranderen is doorgaans een autonoom proces waarop de hulpverlening slechts zijdelings invloed op heeft. Wanneer daklozen zich weer ergens vestigen kan dit gebeuren door middel van trajecten naar huisvesting, huisvesting via instanties of huisvesting door middel van vrienden/bekenden. De kans op terugval naar de straat is vooral de eerste etmalen en weken in de nieuwe woning zeer groot. Zo ontstaat er een vicieuze cirkel tussen de fases potentieel daklozen, recent daklozen, langdurig daklozen en ex-daklozen. Het doorbreken van deze cirkel is lastig omdat het zelfvertrouwen van de dakloze beschadigd raakt. In de gemeente ‟s-Hertogenbosch leven er 3100 mensen in een zeer kwetsbare situatie. Dit houdt in; sociaal isolement, verloedering of maatschappelijk uitgestoten zijn. Hiervan wordt geschat dat er 305 mensen zijn die dak- en/of thuisloos zijn. 2 Het getal van 305 dak- en/of thuislozen verschilt nogal per document dat door de Gemeente ‟s-Hertogenbosch is uitgegeven. In het Raadsvoorstel van 27 januari 2009 wordt namelijk geschreven over circa 700 personen die dakloos zijn of dreigen te worden. Dit kan komen omdat de doelgroep zich niet in vaste lijnen laat beschrijven en organiseren. De hulpverleningsinstanties die er voor deze doelgroep, binnen de gemeente ‟s-Hertogenbosch zijn, worden weergegeven in paragraaf 1.1.4. Naast deze instantie kun je ook nog denken aan het OGGZ, reclassering, algemeen maatschappelijk werk en medische zorg in ziekenhuizen.
2
Uitspraken zijn gedaan naar aanleiding van het stedelijk kompas Gemeente ‟s-Hertogenbosch Maart 2008
20 | P a g i n a
KIJKEN IS ZIEN
3 juni 2010
2.1.1 deelvraag 1; Hoe is de belangenbehartiging van de doelgroep dak en thuislozen nu geregeld. Uit de literatuur valt op te merken dat er doorgaans, in de opvang aan alle daklozen, een uniforme behandeling wordt gehanteerd. Deze behandeling bestaat uit Bed, Bad, Brood en Begeleiding en heeft een laagdrempelige karakter. Vanuit de instellingen is er geen expliciete aandacht voor belangenbehartiging. Dit merken wij op aan het feit dat in alle literatuur die wij bestudeerd hebben, enkel het woord belangenbehartiging voorkomt in de standaardelementen van het maatschappelijke steunsysteem. (Koen Hermans, 2007, p. 41) Het maatschappelijke steunsysteem kan omschreven worden als een geheel van behandelings-,ondersteunings – en rehabilitatiemogelijkheden die de doelgroep dak – en thuislozen nodig hebben om hun in plaats in de samenleving (terug) in te nemen. In het maatschappelijke steunsysteem is niet alleen de SMO betrokken, maar ook generieke diensten, bijvoorbeeld diensten voor huisvesting, arbeid, inkomen en opleiding. (Koen Hermans, 2007, p. 40). Dit institutionele aanbod blijkt, volgens Lia van Doorn in haar boek leven op straat, onoverzichtelijk te zijn voor daklozen. Waarom is er weinig te vinden over belangenbehartiging van en voor de doelgroep dak- en thuisloos? In eerste instantie wordt er aandacht besteed aan het bed, bad, brood en begeleiding. Omdat dit de eerste levensbehoeften zijn van een dak – en thuisloze. Er wordt dus impliciet wel aan belangenbehartiging gedaan, maar niet in de zin die wij bedoelen. Wij bedoelen met belangenbehartiging een plek waar de doelgroep hun stem/ wens of behoefte kan laten horen. Een stem die niet gevormd wordt door het beleid van de instelling. Waarom is deze plek er nog niet in de gemeente ‟s-Hertogenbosch? Er wordt door de gemeente en de zorginstellingen geschreven dat de doelgroep moeilijk in kaart te brengen is en dat hun belangen voornamelijk individuele klachten/opvattingen zijn over de gemeente, instellingen of woningbouw ('sHertogenbosch, 2008). Het hier bovenstaande kan beschouwd worden als een eenzijdige aanname. Het betreft een fraai voorbeeld van beeldvorming die wij als burgers ten opzichte van de doelgroep hebben en wat dus op dit moment de belangenbehartiging beïnvloed. “Identiteiten zijn definities met een waardeoordeel, die door sociale groepen aan elkaar worden toebedeeld. Dat gaat gepaard met belangenstrijd. De „welvarende‟ in de samenleving verkeren in een positie dat ze kunnen bepalen wie in hun ogen wel en geen sociale waarde heeft. Zij onthouden de minder fortuinlijken van erkenning en respect. Voor de laatste heeft dit ingrijpende gevolgen: ze internaliseren het inferieure beeld dat de buitenwereld van hen heeft en interpreteren hun lage maatschappelijke positie als een persoonlijk falen. Dit tast zelfrespect aan”. (Doorn, 2005, p. 140)
Wij staan hieronder stil bij de opvattingen en beelden die de doelgroep dak -en thuislozen – al dan niet terecht- hebben over de reguliere hulpverlening die ten grondslag kunnen liggen aan hun aarzeling of pertinente weigering om een beroep te doen op hulpverleningsinstanties. Deze opvattingen geven een duidelijker beeld waarom de doelgroep moeilijk in kaart te brengen is en waarom hun stem niet altijd gehoord of aangehoord wordt. Enkele dak- en thuislozen gaan de hulpverlening uit de weg omdat ze daarbij een of meerdere negatieve ervaringen hebben opgedaan. Deze ervaringen worden gegeneraliseerd en geprojecteerd op alle hulpverleners en instanties. (Doorn, 2005, p. 76). Zij beschouwen zichzelf bij deze typen hulpverleningsinstanties als mislukt. Daarnaast ontbreekt het de dak -en thuislozen aan actuele informatie over hulpverleningsinstanties, op basis waarvan ze hun oude opvattingen over de hulpverlening kunnen bijstellen. Overigens nemen reguliere hulpverleningsinstanties zelden pogingen om hun imago bij te stellen. Om in markttermen te spreken: ze doen nauwelijks aan public relations onder daklozen als potentiële klantengroep. (Doorn, 2005, p. 78) Naast deze aspecten zijn er nog vijf andere punten die genoemd moeten worden en een reden geven waarom de doelgroep geen contact zoekt met reguliere hulpverleningsinstanties of belangenbehartigers.
Afwegen van winst- en verliesposten. Gezichtsverlies. Controleverlies en verlies van zelfbeschikking. Vrees voor intensief contact. Vrees voor verlies van anonimiteit.
21 | P a g i n a
KIJKEN IS ZIEN
3 juni 2010
Kortom: Er is sprake van een botsende werkelijkheidsopvatting tussen cliënt en hulpverlener; frictie tussen het institutionele perspectief enerzijds en het perspectief van de dakloze anderzijds. Vanuit het perspectief van de hulpverlener voeren materiële problemen de boventoon en komen immateriële problemen op de tweede plaats. Dit wil echter niet zeggen dat belangenbehartiging niet noodzakelijk is voor deze doelgroep. Dit blijkt onder meer uit de hoeveelheid cliëntenraden die er zijn en waar wij vanuit de literatuur kennis mee hebben gemaakt;
Clientenraad Novadic Kentron. Clientenraad SMO. Clientenraad WMO. Clientenraad Vrouwenopvang. Zorgbelang Brabant.
Een kanttekening hierbij is dat instellingen simpelweg verplicht zijn om een cliëntenraad te hebben. De vraag is wat een effectieve cliëntenraad nodig heeft om echt een stem te krijgen en te houden.
2.1.1 deelvraag 2; Hoe zou de belangenbehartiging van de doelgroep dak en thuislozen geregeld moeten worden. Uit deelvraag 1, nemen wij mee dat de beeldvorming een belangrijke rol speelt in de manier en de frequentie van belangenbehartiging voor de doelgroep dak- en thuislozen. Het is dan ook vanzelfsprekend dat er op deze deelvraag onder andere het antwoord gegeven kan worden dat bij een juiste vorm van belangenbehartiging eerst de beeldvorming verbeterd zou moeten worden. Dit zou bijvoorbeeld kunnen door het doorbreken van de institutionele barrières. Het boek “bed, bad en brood”, beschrijft vier institutionele barrières: de categorialisering van het aanbod, de rationalisering van het aanbod, het gebrek aan continuïteit en de vermaatschappelijking van de zorg. Hieronder zullen wij deze barrières verder uitwerken. Categoriale organisatie van het aanbod. Voor elk deelprobleem is er een ander deel van de voorziening of zelf een heel andere voorziening verantwoordelijk. Personen melden zich met kluwen aan problemen, maar het zorgaanbod stelt één of enkele doelen centraal en probeert daar, op een specialistische wijze, mee aan de slag te gaan. Sommige groepen van zorgbehoevende komen hierdoor in het bestaande aanbod niet of onvoldoende aan hun trekken. Zij hebben een complexe en/of multipele problematiek die niet zomaar past binnen een bepaald progamma. Voorbeelden hiervan zijn: een dakloze met alcoholverslaving, plaats je die in het inloopschip of bij novadic-Kentron? Een verslaafde met psychiatrische problemen plaats je die bij Novadic- Kentron of bij het GGZ? Deze categorialisering leidt tot een zekere verkokering, waarbij als het ware schotten worden opgetrokken tussen verschillende voorzieningen (Koen Hermans, 2007, p. 28). Rationalisering van het aanbod. Hulpverleners ervaren een hoge case-load en voelen de nood aan het boeken van resultaten in hun begeleiding. Professionele hulp- en dienstverlening betekent niet langer, enkel dat hulpverleners dit vorm geven, maar vooral dat dit gepland, gecoördineerd en geëvalueerd wordt. De complexiteit van de hulpvraag die een dak –en thuisloze heeft past niet bij de rationalisering van het aanbod. (Koen Hermans, 2007, p. 29) Gebrek aan continuïteit. Uit de literatuur hebben wij kunnen concluderen dat er in geheel Nederland weinig aandacht wordt besteed aan het nazorg traject van de doelgroep dak- en thuislozen. Dit nazorg traject is zeer belangrijk om de “nieuwe” leefsituatie vast te houden. Wanneer de doelgroep hier niet genoeg steun in ervaart, bestaat de kans groot dat de dakloze een terugval krijgt naar de straat. Dit beschadigt het vertrouwen in de hulpverlening en in zichzelf, waardoor het lastiger wordt om een volgende kans aan te grijpen. Vermaatschappelijking en de-institutionalisering van de zorg. Deze barrière legt de nadruk op het zo gewoon mogelijk wonen en zoveel mogelijk op eigen benen staan. Deze vermaatschappelijking heeft naast voordelen op het vlak van autonomie en sociale inclusie, ook grote nadelen. Vermaatschappelijking kan namelijk alleen slagen als de ontvangende samenleving ook openstaat voor deze cliënten/ patiënten. (Koen Hermans, 2007, p. 31) Het onderstaande krantenartikel is hier een goed voorbeeld van.
22 | P a g i n a
KIJKEN IS ZIEN
3 juni 2010
Toekomstig 'junk-hostel' afgebrand door Rianneke Huibers en Linda van Gorkum. zaterdag 23 februari 2008
23 feb 2008, 12:17 - DEN BOSCH - De brandweer vermoedt dat er brand is gesticht in het toekomstige junk-hostel aan de Churchilllaan 77 in Den Bosch, maar dat vermoeden is nog niet bevestigd. Technisch onderzoek door de recherche moet dat uitwijzen. In het door anti-krakers bewoond kantoorpand is vannacht rond 12 uur grote brand uitgebroken. Vermoedelijk was er niemand in het pand aanwezig. Het gaat om het gebouw dat in de toekomst als opvang voor verslaafde thuis- en daklozen met een psychiatrische stoornis moest dienen. De brandweer rukte met groot materieel uit om de brand te bestrijden. Het blussen begon rond half 1 en duurde t ot half zeven. De ME-sectie die nog in de stad was vanwege de ontruiming van een kraakpand eerder vrijdagavond, had de omliggende straten afgezet. Bij het blussen is een brandweerman gewond geraakt aan zijn buik en overgebracht naar het groot Ziekengasthuis. Voor zover bekend zijn er verder geen gewonden gevallen. De Bossche burgemeester Ton Rombouts is ook even ter plaatse geweest.
Naast het doorbreken van deze barrières geeft de literatuur nog een aantal andere punten aan, hoe de belangenbehartiging van deze doelgroep georganiseerd zou moeten worden. Onder anderen moeten wij er rekening mee houden dat sommige daklozen een explosief, trots of tegendraads karakter hebben of uiterst principieel en compromisloos zijn, waardoor ze steeds in botsing komen met anderen bij het leggen van sociale contacten en maatschappelijke structuren. (Doorn, 2005) Ook de afstand versus betrokkenheid van hulpverleners ten aanzien van hulpvragers is belangrijk bij belangenbehartiging. Daklozen verwachten dat hulpverleners gewoon menselijk contact met hen hebben. Doordat dit er nu niet altijd is trekken veel daklozen de conclusie dat de reguliere hulpverlening niet werkelijk in hen is geïnteresseerd, dat deze er primair op is gericht om zichzelf in stand te houden en niet om hen te helpen. Voor een goede belangenbehartiging is het dus van belang dat hulpverleners oprecht present zijn. Bijvoorbeeld: authenticiteit, aandachtigheid en oprechte betrokkenheid ook buiten kantooruren (09.00- 17.00 uur). Meerdere malen wordt in de literatuur weergegeven dat de presentietheorie van Baart (2001) goed op deze doelgroep aansluit. (Doorn, 2005) (Koen Hermans, 2007). Daarnaast moet de participatie voor belangenbehartiging laagdrempelig en toegankelijk zijn. Het is uitermate van belang dat de hulpverleningsinterventies en belangeninterventies op een subtiele wijze zijn afgestemd op de ontwikkelingen die de daklozen doormaken. Pas dan zullen zij een hoger rendement behalen. (Doorn, 2005, p. 173)
23 | P a g i n a
KIJKEN IS ZIEN
3 juni 2010
2.1.1 deelvraag 3; Wat is er nodig om een effectieve methode te integreren voor belangenbehartiging in de gemeente ‟s-Hertogenbosch voor de doelgroep dak -en thuislozen. “ Ik ga ervan uit dat de maatschappij gekarakteriseerd kan worden als een totaliteit van belangentegenstellingen. Deze belangentegenstellingen doen zich voor op economisch, politiek en ideologisch (cultureel) gebied en bepalen grotendeels de sociale context waarin mensen moeten functioneren evenals het functioneren zelf. Belangentegenstellingen bestaan omdat op de genoemde gebieden sprake is van ongelijke verdeling van schaarse goederen.” (Snellen, 2007, p. 294) De ongelijke verdeling waar Ad snellen over spreekt, in het hierboven schreven citaat ,blijft voor deze doelgroep bestaan. Hier zal dus rekening mee moeten worden gehouden bij het integreren van een goede effectieve methode of praktijk om belangen te behartigen. Daarnaast kunnen wij concluderen dat er een verandering moet worden ingezet in de beeldvorming van de doelgroep richting de hulpverlening/ maatschappij en van de hulpverlening/ maatschappij richting de doelgroep. Zo kunnen wij opmerken uit krantenartikels en beleidsnotities van de gemeente ‟sHertogenbosch, dat er onder de inwoners nogal het “ not in my backyard- syndroom” speelt. Dit houdt in dat de inwoners de doelgroep “prima” vindt zolang zij maar niet te vinden zijn in hun achtertuin of omgeving. Waarom? Daar zullen wij verder op ingaan in het praktijk onderzoek. Een effectieve methode kan pas geïntegreerd worden als men zich inleeft in de wereld en zienswijze van de dakloze zelf, als de belangenbehartiging laagdrempelig is, continuïteit biedt en geen verplichtingen stelt. Maar al met al vereist het voor een dakloze de nodige competenties- een behoorlijke tegenwoordigheid van geest, een vooruitziende blik en het nodige organisatievermogen- om te kunnen deelnemen in de belangenbehartiging. (Doorn, 2005, p. 56) Daarnaast kunnen wij stellen dat er weinig literatuur te vinden is over het concrete onderwerp belangenbehartiging. In veel gevallen wordt de hulpverlening al gezien als belangenbehartiging. Om een effectieve methode van belangenbehartiging te integreren zal er dus op theoretisch gebied ook meer aandacht moeten worden besteed aan wat belangenbehartiging voor en van deze doelgroep inhoud. Dit zal onder anderen gedaan kunnen worden op politiek, onderwijs, professie, inwoners niveau gedaan kunnen worden.
24 | P a g i n a
KIJKEN IS ZIEN
3 juni 2010
2.2 Uitkomsten praktijkonderzoek In deze paragraaf gaan wij in op de uitkomsten van de gehouden interviews. De interviews zijn gehouden met 21 respondenten. Waarvan 9 respondenten tot de doelgroep zelf behoren. De uitkomsten nemen wij letterlijk over van de respondent en proberen daar niet onze eigen invulling aan te geven. Ons praktijk onderzoek betreft niet alleen het interviewen van respondenten. Om echt te ervaren wat het leven van een dak -en/of thuisloze is, in de gemeente ‟s-Hertogenbosch, zijn wij van mening dat je ook naast deze doelgroep moet staan. Dit hebben wij gedaan door bardiensten te draaien in het inloopschip, meewerken aan het kookproject (inloopschip) en een dag op straat geleefd zonder enig geld op zak. Wij hebben naast het interviewen ook persoonlijk contact gehad met de doelgroep en met mensen die dicht naast deze doelgroep staan. Belangrijk te vermelden is dat wij in het begin sceptisch tegen over deze doelgroep stonden. (zie 1.2.1 Persoonlijk startpunt) Maar onze eerst geïnterviewde respondent kwam met het volgende voorbeeld; “Er is niemand die op zijn twaalfde denkt als ik veertig ben wil ik in de goot liggen. Iedereen die twaalf is heeft, of je nu Marokkaans of Nederlanders bent, een mannetje of vrouwtje, eigenlijk heb je allemaal een truttig toekomst beeld. Denk aan man, vrouw, hond, kind en een Opel Kadett, eigenlijk willen wij dat allemaal”. (Ruud Schouten) Enkel en alleen door dit kleine voorbeeld zijn wij dichter bij de doelgroep gekomen. Het startpunt in ons leven is hetzelfde, maar de kansen die wij krijgen en nemen, maar ook het vangnet in ons leven is verschillend.
2.2.1 deelvraag 1; Hoe is de belangenbehartiging van de doelgroep dak en thuislozen nu geregeld. Om antwoord te krijgen op deelvraag 1 gaan wij in op de momenteel aanwezige belangenbehartiging en hoe dit is vormgegeven volgens de respondenten. In deze paragraaf spreken we niet alleen over bevindingen in de gemeente ‟s-Hertogenbosch maar komen er ook andere steden aan bod. Een vergelijkend onderzoek naar andere steden komt voort uit de opmerking van Frank Pleijers; “Op Hoog Catharijne struikelde je haast over deze doelgroep en merken we in den Bosch wat van het straatbeeld?” Het is belangrijk om ook te kijken naar steden waar de nood van belangenbehartiging mogelijk anders ligt dan in de gemeente ‟s-Hertogenbosch. Hierdoor kun je preventief, curatief en actief naar de praktijken en/ of methoden voor belangenbehartiging kijken. De methoden, praktijken en instellingen van of voor belangenbehartiging waar wij mee hebben kennisgemaakt in ons praktijkonderzoek zijn; Centrum voor trajectbegeleiding en bemoeizorg, Het inloopschip, Straatpastoraat de Blokkendoos, “ Hier wordt de zelfkrant gedistribueerd de verkopers die je op straat ziet, die kopen hier hun kranten in. Twee dagen in de week heb ik hier activiteiten. Op vrijdagmiddag het spreekuur en op zondag middag een gebedsviering. (Dhr. Embregt ) Cliëntenraad SMO, Cliëntenraad Novadic Kentron, Ambulante woonbegeleiding, Gemeente ‟s-Hertogenbosch; “ Ik heb het afgelopen jaar de sokken uit mijn lijf gelopen om de beelden over de doelgroep op een goede manier weg te zetten”. (Hugo ter Stege) Pastoraal uitzendbureau, Stichting Goud Utrecht; “Belangen behartigen voor stichting Goud betekend mensen ondersteunen die binnen komen. Kijken waar sta je, Wat doe je , Waar moet je naar toe en hoe kan ik je daarmee gericht op een plek krijgen waar je hoort”. (Astrid van Belzen) Presentiemethodiek, Casemanager, Maatschappelijk werk Juvans, “We hebben samen gesprekken bij het maatschappelijk werk. We kunnen er goed mee praten.” (Sjef en Willemien) De Bel; “Die is om mensen die uit de opname komen, telefonisch te ondersteunen. Omdat nazorg destijds en nog steeds slecht geregeld is.” (Gerry Kohler). Addicts for addicts; “Dat is voor mensen met gewone praktische dingen te helpen, post openmaken, brieven maken, rekeningen, eten en drinken halen.” (Gerry Kohler). NUNN; Nachtopvang uit noodzaak in zelfbeheer. Elke instelling, methode of praktijk heeft zo zijn voor – en tegens met betrekking tot belangenbehartiging. Het inloopschip is een van de zorginstellingen die wij beschrijven; “Het belang is daar geïntegreerd, dat hoef je niet specifiek te noemen. De taak van het inloopschip is ook om de positie van die mensen te behartigen. Het vertegenwoordigen van het belang is dus ook in het breder kader stellen. Dat is een onderdeel van de begeleiding, een onderdeel van het bestaansrecht van dit soort organisaties.” (Frank Pleijers)
25 | P a g i n a
KIJKEN IS ZIEN
3 juni 2010
Het is dus een plek waar wel belangen worden behartigd maar waar geen belangen worden aangehoord. Op dit moment zijn daar in de gemeente ‟s-Hertogenbosch de cliëntenraden voor. Tijdens het interview stelde wij Frank Pleijers de vraag hoe hij dacht over de cliëntenraden die er in de gemeente `‟s-Hertogenbosch actief zijn. Opvallend was dat hij hier niet van op de hoogte was. “Deze doelgroep heeft geen cliëntenraad.” Als er wel raden zijn durf ik te stellen dat zij de belangen niet behartigen! Mensen van de doelgroep die in Cliëntenraden zitten zijn ook vaak sociaal vaardiger. Mensen die in een belangenvereniging zitten, daar is niet zo veel mee aan de hand. Als je echt voor dingen gaat moet je eens op de barricade gaan staan. Gerry Kohler is voorzitter van de cliëntenraad Novadic Kentron “ Wat wij doen is voortdurend dag- en nachtopvang bezoeken en kijken wat er aan de hand is. Je staat voor het verbeteren van hun welzijn. Individuele klachten daar zijn wij niet voor, daar mogen wij niets mee doen”.(Gerry Kohler) De belangen die Gerry Kohler voornamelijk behandeld spelen binnen de instelling zoals; Harde bedden of te beperkt koffie in de ochtend. De cliëntenraad SMO is in december 2009 aan de slag gegaan, met nieuwe voorzitter Maarten Lingsma. Hij was niet van plan om alles op zijn schouders te nemen en heeft de taken in zijn team verdeeld. “ Nu hebben wij onderling ook afgesproken; we gaan met instellingen in gesprek maar we gaan ook een na controle houden. Is er daadwerkelijk iets veranderd? Maar dat moet nog wel handen en voeten krijgen. Het viel mij op dat we achterover gingen zitten.” Maarten is nog regelmatig te vinden in het inloopschip, “Daar zitten wel wat dingen, groepswerkers moeten momenteel super veel op de computer inkloppen dus die zitten nu echt uren achter de computer. Men ziet het hele groepswerk nauwelijks. Er gebeuren dingen in de woonkamer waar ze dus geen zicht op hebben. Cliënten denken dan; we worden niet serieus genomen.” Op de vraag hoe er nog meer aan belangenbehartiging gedaan kan worden antwoord Maarten; “We hebben belangenverenigingen, cliëntenraden dus er zijn al de nodige initiatieven en belang groepen”. Volgens Maarten zijn er veel te veel belangengroepen in den Bosch. “ Er is teveel, ik kan redelijk analyseren, maar er zijn mensen die door de bomen het bos niet meer zien.” Vijf van de negen dak- en thuislozen die wij hebben geïnterviewd waren niet op de hoogte van de cliëntenraad. Drie cliënten zijn negatief te spreken over de cliëntenraad; “De cliëntenraad is meer een hype, ze doen er toch niks mee” (rudy). Een respondent was neutraal. Deze uitkomsten hoeven niets te zeggen omdat het op minimale schaal is onderzocht. Daarnaast geeft Maarten Lingsma als voorzitter van de cliëntenraad aan; “Ze klagen over de individuele belangen en dat is vaak ook een stukje onmacht. Ik heb af en toe het idee dat het klagen om het klagen is.” Opvallend is dat er binnen het inloopschip geen klachtenformulier is. Ook het pastoraal werk kan gezien worden als een vrijblijvende en niets verwachtende organisatie waar je je belangen neer kunt leggen. Je kunt alleen daar niet verwachten/ verplichten dat zij iets met je belang doen. Straatpastor Embregt , Blokkendoos; Voorgangers hadden niet veel oog voor het collectieve, ik probeer daar verandering in te brengen door een viering. Het is belangrijk dat mensen als ze bij elkaar zitten ervaringen kunnen delen. Het verhaal krijgt een stem, je wordt gehoord en daarmee krijg je zelf een stem. Mijn doelgroep, de mensen die ik ontmoet zijn in hoge mate stemloos. Ze worden niet gehoord. “Ik kon nergens terecht. Wel bij Embregt .” (Rudy) Wim de Bekker is werkzaam bij het pastoraal uitzendbureau in ‟s-Hertogenbosch. Hij gaat “Met zijn jongens” werken in de bossen bij de Drunense duinen en in de Kampina. “Zijn Jongens” verblijven bij verschillende instellingen in en rondom ‟s-Hertogenbosch. Wat hij merkt is dat “ Bepaalde instellingen niet goed reageren wat je ook smeekt ze komen niet.” ( Wim de Bekker). Wim de Bekker werkt vanuit de presentiemethode, ontwikkeld door Andries Baart. “ Het is zo geformuleerd dat je het in alle zorgdisciplines kunt toepassen. De meeste moeten daar toch mee oefenen.” Op de vraag; zien jullie de PUB als een belangenbehartiging vereniging antwoord Wim de Bekker; ”Nee, dat is het niet. De jongens zijn nergens toe gedwongen of nergens lid van.” Beeldvorming: Tijdens het praktijk onderzoek liepen wij steeds tegen de beeldvorming op. Allereerst de beeldvorming van onszelf, maar ook van de hulpverlening, van de doelgroep en van de omgeving. “Bij belangbehartiging speelt beeldvorming een grote rol. We zitten nu op gemeentelijk niveau met de Hostels te werken maar waarbij niet alleen beeldvorming een rol speelt maar ook verwachtingen en angsten van mensen.” Het zijn irreële angsten van ieder mens, maar het is wel normaal dat ieder mens dit heeft. De gemeente ‟sHertogenbosch heeft deze beeldvorming recht proberen te zetten door middel van radio, televisie en door een film te maken.
26 | P a g i n a
KIJKEN IS ZIEN
3 juni 2010
Samenwerking: In verschillende interviews kwam naar voren dat er; “Op dit moment bij het groepswerk en in de organisatie een soort van eilandjes gevoel ontstaat”. Signalen die je opvangt van de doelgroep worden alleen teruggekoppeld naar het team. Er bestaat geen samenwerking en een integrale aanpak voor het signaal. (Peter Bogaart, medewerker ambulante woonbegeleiding). Dit signaal kwam van zowel hulpverleners als cliënten; “Het duurt allemaal heel erg lang, helemaal als je zelf geen initiatief neemt. Ik heb zelf de eerste stap moeten zetten.” (Robert) Goede referentie: Uit heel ons praktijk onderzoek kunnen wij stellen dat Stichting Goud te Utrecht een goede referentie is voor ons onderzoek. Dit vinden wij omdat het een stichting is die zich specifiek op belangenbehartiging richt. Vanuit respondenten hebben wij veel succesverhalen gehoord over deze stichting. “Wij praten met de gemeente over hoe het is op straat en hoe het gaat met alle mensen op straat, en in de organisatie om te kijken of we tot een goede manier kunnen komen van opvang. Stichting Goud heeft een inloopspreekuur. Als het heel erg dringend is kunnen ze bellen. Daarnaast heeft deze doelgroep een case manager of trajectbegeleider.”(Astrid van Belzen) Op het moment dat Stichting Goud in gesprek gaat met de gemeente is dat iemand van de Stichting en niet een vertegenwoordig van de doelgroep, dit is een bewuste keuze. “Mensen die alcohol gebruiken of dak en thuisloos zijn hebben vaak een smallere visie, de visie op zich is goed maar vinden het vaak moeilijk om breed te kijken, ze kijken vaak vanuit zichzelf. Daarnaast zijn er veel dak en thuislozen en gebruikers die een wrok hebben naar de hulpverlening.”(Astrid van Belzen) “Stichting Goud behartigt de belangen van het individu maar als meer mensen het belang dragen halen we het collectieve eruit. De cliëntenraden zijn op het systeem van de instelling gericht en wij richten ons op het individu en de maatschappij.” Astrid van Belzen zegt stellig dat belangenbehartiging nooit van zijn leven voort kan komen uit een organisatie. De wijze waarop Stichting Goud vandaag de dag te werk gaat is deels ontstaan door de komst van de Hostels, Hostels richten zich op opvang, Stichting Goud richt zich niet op de hulpverlening want dat is er al voldoende, de stichting richt zich op belangen behartiging. “Stichting Goud heeft als aandeel rondom de Hostels het veranderen van de beeldvorming.” (Astrid van Belzen) Naast Stichting Goud heeft ook beheergroep Utrecht hierin een taak. “De beheergroep in Utrecht heeft als taak gehad de beeldvorming van de burger te veranderen ten opzichte van de doelgroep” Dit doormiddel van gesprekken. (Astrid van Belzen) Stichting Goud komt in ons onderzoek goed naar voren als belangenbehartiger. In ons praktijk onderzoek hebben wij tevens kennis gemaakt met een vooruitstrevende hulpverleningsorganisatie voor de doelgroep dak- en thuisloos. Genaamd; NUNN- nachtopvang uit noodzaak in zelfbeheer te Nijmegen. Wij hebben deze instelling bezocht en hier een rondleiding gehad. Daarnaast hebben wij een gesprek gehad met Matthijs, een van de “begeleiders” die de NUNN kent. Hij is gediplomeerd hulpverlener, maar stelt zichzelf volledig in dienst van de doelgroep. Deze manier van werken draagt bij aan de zelfstandigheid van de bewoners. De bewoners van de Nunn die wij gesproken hebben tijdens ons bezoek zijn zeer te spreken over deze opvangvoorziening. Wij kregen sterk de indruk dat ze tevreden zijn met de wijze waarop de Nunn te werk gaat. Doordat men uitgaat van de eigen verantwoordelijkheid van de doelgroep dragen de bewoners zorg uit voor het functioneren en het draaiend houden van de NUNN. Uitkomsten doelgroep. In het kort kunnen wij uit de interviews, met de doelgroep zelf, opmaken dat het merendeel tevreden is met de praktische zorg die het inloopschip aanreikt. Wat de doelgroep mist is het menselijk contact. Opvallend is dat het merendeel, van de doelgroep, moeite heeft met een aantal regels omdat regels niet consequent nageleefd worden. Om een beeld te geven van de respondenten, uit het inloopschip, die wij hebben geïnterviewd zijn er, in bijlage 1, een aantal profiel schetsen toegevoegd. Misschien dat deze profielschetsen uw beeldvorming doen veranderen?
27 | P a g i n a
KIJKEN IS ZIEN
3 juni 2010
2.2.2 deelvraag 2; Hoe zou de belangenbehartiging van de doelgroep dak en thuislozen geregeld moeten worden. Om antwoord te krijgen op deelvraag twee maken wij gebruik van topics. Met topics bedoelen wij de belangrijkste begrippen die veelvuldig terug komen in de interviews. Doormiddel van het uitwerken van deze topics komt naar voren wat volgens de respondenten het antwoord is op deelvraag 2. De volgende topics zullen wij behandelen: Beeldvorming, publiciteit, continuïteit, methodiek en hulpverlening, communicatie, collectief vs. Individueel, persoonskenmerken doelgroep en persoonskenmerken belangenbehartiger. Beeldvorming. Uit de antwoorden van de respondenten komt frequent naar voren dat de beeldvorming een belangrijke rol speelt bij de belangenbehartiging voor de doelgroep dak- en thuislozen. Het is dan ook vanzelfsprekend dat er op deze deelvraag onder andere het antwoord gegeven kan worden dat bij een juiste vorm van belangenbehartiging de beeldvorming verbeterd zou moeten worden. In ons onderzoek is de beeldvorming haast niet los te zien van belangenbehartiging. Peter Bogaards; “Op het moment dat de beeldvorming niet goed is kun je ook niet het belang behartigen. “ Hugo ter Steege; “Om een goed beeld van elkaar te krijgen is het van belang om te proberen om met elkaar in gesprek te komen en te blijven.” Met elkaar in open dialoog. Daarnaast kan er volgens Hugo ter Steege op jonge leeftijd (basisschool) al meer aandacht worden besteed aan kwetsbare doelgroepen. Publiciteit. In de gehouden interviews komt het woord publiciteit vaak voor. Met name waarneer men ergens aandacht voor wil vragen kan gebruikt worden gemaakt van publiciteit. In de interviews hing publiciteit nauw samen met beeldvorming. De respondenten geven aan dat publiciteit zowel positief als negatief werkt wanneer ze opkomen voor de belangen van de doelgroep. Het is belangrijk om zorgvuldig om te gaan met publiciteit. De aandacht die daarmee gepaard gaat kan van grote invloed zijn. Frank Pleijers; “Wanneer je belang wil behartigen moet je overal bij betrokken zijn, laat je stem horen, zoek de pers op, blijf actief de media opzoeken en zorg dat je een site heb.” Gerry Kohler sluit zich aan bij dit citaat. Wanneer Gerry aandacht wil vragen voor de doelgroep maakt ze vaak gebruik van de krant. Het belang kan pas behartigd worden als het negatieve beeld wat het volk heeft over de doelgroep verdwijnt. “Om mensen te bereiken is het belangrijk om zoveel mogelijk positieve berichten in de krant te zetten. Wanneer je iets leest in de krant kun je er niet onderuit.” Astrid van Belzen zoekt de media op voor positieve doeleinden maar bij problemen kiest ze ervoor om direct met de desbetreffende persoon in gesprek te gaan. Het is volgens haar belangrijk dat je face to face met elkaar in gesprek gaat. Wanneer je de media er bij betrekt heb je kans dat je in de toekomst niet meer met elkaar om tafel kunt. Praat en het samen uit en blijf met elkaar in gesprek. Bij het straatpastoraat wordt gebruik gemaakt van mond op mond reclame; “Het gros weet niet eens dat er posters zijn, maar ze vertellen het tegen elkaar. Ook bij stichting Goud telt mond op mond reclame. Daarbij zegt Astrid; “ We zitten ook heel dicht bij het vuur dus in de binnenstad en dat is heel belangrijk.” Continuïteit. Uit de interviews kunnen wij concluderen dat er weinig aandacht wordt besteed aan het nazorg traject van de doelgroep dak- en thuislozen. Dit nazorg traject is zeer belangrijk om de “nieuwe” leefsituatie vast te houden. “Ik heb nazorg nodig, zonder het CVTB was ik weer mijn woning kwijt geraakt.” Daarnaast wordt met continuïteit bedoeld het beginnen van een nieuwe start. Vanuit het inloopschip is het lastig om een baan vast te houden. “ Als je werkt moeten ze toch tot half 9 buiten blijven omdat ze niet naar binnen kunnen. Dan moet je buiten blijven terwijl je de hele dag gewerkt hebt! Dat is echt heel zwaar.” (erna) Wanneer je geen inkomen hebt kun je ook geen huisvesting zoeken, dus alles heeft een wederzijdse invloed op elkaar. Continuïteit is belangrijk voor belangenbehartiging; er kan pas aan belangenbehartiging gedaan worden als er genoeg hulpverlening voor de cliënt is. Methodiek en hulpverlening; Om een goede continuïteit in de hulpverlening moet er dus een goede methodiek zijn. Ruud Schouten; Ik ben een grote voorstander van de presentie theorie; Een situatie creëren waar de drempel om stappen te zetten voor de cliënt het laagst is. Wim de Bekker; Voorstander van de presentie theorie, je moet dat heel serieus bekijken om dat voor jezelf te ontleden en toe te passen. Peter bogaard; Presentiebenadering, dat is eigenlijk een manier om vertrouwen te winnen voor langere termijn. Kees: Meer menselijk contact. Robert: Meer controle (zicht op hoe het met iemand gaat) ook meer begeleiding dat zou beter zijn.
28 | P a g i n a
KIJKEN IS ZIEN
3 juni 2010
Zoals hierboven beschreven vinden meerdere hulpverleners en mensen uit de doelgroep het belangrijk dat er een menselijke oprechte benadering komt. Pas dan kan er echt geluisterd worden door hulpverleners of belangenbehartigers. Straatpastor Embregt ; “Wanneer we spreken over hulpverleners en Cliënten dan heb je al heel snel een wij en een zij. De andere kant is dat ik heel veel hulpverleners zie in kantoortjes achter de pc of wat dan ook. Een ontzettende valkuil. Ga naast de mensen staan.” “ Ooit was er eens een stagiaire die zei; Goh, Kees hoe ben je eigenlijk dakloos geworden. Ik zei; is alles goed met jou?ik kom hier dan op zaterdag middag koffie drinken en jij bent de eerste in vijf jaar die dat vraagt”. (Kees) Communicatie: Een goede beeldvorming, hulpverlening en/of continuïteit heeft ook te maken met communicatie. Communicatie naar de doelgroep toe en vanuit de doelgroep. Vanuit de professionals wordt er veelal gezegd dat de doelgroep zeker hun stem mogen laten horen, maar dat de meeste kracht toch bijgezet wordt vanuit een hulpverlener. Wim de Bekker; “Het is goed als de doelgroep ook aan het woord komt maar het gaat er in de eerste plaats om dat jullie het duidelijk maken.” Frank Pleijers; Je moet mensen aan het woord laten zoals Astrid van Belzen. Dwars door wanden heengaan. Niet zoveel affiniteit met autoriteiten hebben. Hugo ter Steege; “Het zou het mooiste zijn als het vanuit de doelgroep zelf komt maar dat gaat waarschijnlijk niet lukken” hoewel er ook mensen zijn die nu genezen zijn en die dat uitstekend kunnen.” De doelgroep is tegenstrijdig op het gebied van wie de communicatie voor hen moet voeren met betrekking tot belangenbehartiging. Een deel van de doelgroep vind dat zij het prima zelf kunnen; zij begrijpen zichzelf het beste. Een ander deel vind dat daar zeker een professional voor nodig is. Robert; “ Ik wil graag geholpen worden door een professional, iemand met ervaring.” Collectief vs individueel belang; Wat wij opmerken tijdens het interviewen is dat er collectieve belangen zijn en individuele belangen. Collectieve belangen zijn; wensen die door een grote groep gedragen worden. Een voorbeeld van een collectief belang is dat er te weinig economische eetcafés zijn in de gemeente ‟s-Hertogenbosch. Individuele belangen zijn belangen die door één persoon gedragen wordt. Voorbeelden van een individueel belang is; “Ik kan niet goed opschieten met mijn casemanager”. Astrid van Belzen van ons referentie project stichting Goud “Behartigt de belangen van het individu maar als meer mensen het belang dragen halen we het collectieve eruit. De cliëntenraden zijn op het systeem van de instelling gericht en wij richten ons op het individu en de maatschappij.” Persoonskenmerken doelgroep De doelgroep gaf aan dat ook zij eigenschappen nodig hadden om mee te kunnen werken aan belangenbehartiging. “Je kan wel grienen of tranen in je ogen maar je moet positief blijven, je moet de goede richting opkijken. Altijd vooruit kijken en niet terug, denk positief.” (Bert) Daarnaast moet je goed om kunnen gaan met weinig privacy, wetten, regels en met tijd. De doelgroep geeft aan dat het nemen van eigen verantwoordelijkheid niet verwacht wordt als je in het inloopschip verblijft. Terwijl een aantal respondenten, van de doelgroep, aangeven dat het nemen van eigen verantwoordelijkheid nodig is om door te groeien. “Ze hebben hier weinig verantwoordelijkheden, denk aan rekeningen en huur betalen enzo. Je hoeft je huis niet schoon te houden, en voor 5 euro per overnachting daar kun je niks anders voor huren. Het is denk ik gemakzucht. Het zou beter zijn als je dan langzaam aan kijkt om stappen te zetten om verder te komen. Zo hospitaliseren ze ook niet.” (Maikel) Persoonskenmerken belangenbehartiger; Een persoon die de belangen kan behartigen voor de doelgroep dak -en thuisloos moet stevig in zijn of haar schoenen staan. “Ik blijf als een pitbull aanhangen tot het probleem is opgelost”. (Astrid van Belzen) Frank Pleijers beschrijft zijn manier van benaderen als: “Direct, een combinatie van serieus nemen maar ook prikkelen. Ik heb een vrij confronterende stijl. Zo veel mogelijk mezelf zijn, maar wel professioneel.” Wim de Bekker beschrijft: “Je moet niet gaan modderen aan de kant ofzo. Je moet echt in die maatschappij de diepte ingaan en gaan kijken wat er nu eigenlijk aan de hand is.” Deze citaten zijn afkomstig van drie personen die werken bij een instelling waarvan wij veel positieve berichten horen van zowel de doelgroep, als andere hulpverleners.
29 | P a g i n a
KIJKEN IS ZIEN
3 juni 2010
2.2.3 deelvraag 3; Wat is er nodig om een effectieve methode te integreren voor belangenbehartiging in de gemeente ‟s-Hertogenbosch voor de doelgroep dak -en thuislozen. Er zijn in de voorgaande hoofdstukken al een aantal punten genoemd die belangrijk zijn voor een effectieve methode van belangenbehartiging. Hieronder zullen een aantal punten worden genoemd die belangrijk zijn om de methode te integreren in de gemeente ‟s-Hertogenbosch. Deze punten zijn genoemd door de respondenten. In de gemeente ‟s-Hertogenbosch is het meestal niet aan het straatbeeld af te lezen dat er een groot aantal dak- en thuislozen zijn. Volgens Frank Pleijers is dit “Een enorm opgaand probleem, omdat het niet gegrift is op het netvlies van mensen”. Je krijgt weinig commitment omdat mensen de noodzaak van hulp aan deze doelgroep niet inzien. Door deze nood groter te maken, in de gemeente ‟s-Hertogenbosch, zal er meer flexibiliteit zijn onder de burgers en is het makkelijker om een effectieve methode te integreren voor belangenbehartiging. “Daarnaast is het vanuit de doelgroep belangrijk om zichzelf veel nadrukkelijker te presenteren in een maatschappelijk debat en dat ze laten zien dat ze betrokken zijn bij de gemeente.” (frank Pleijers) De medewerking van burgers is nodig om een methode te integreren. Deze medewerking is dus enerzijds lastig te krijgen doordat mensen zich niet bewust zijn van de nood en anderzijds omdat er geen goede beeldvorming is ten opzichte van deze doelgroep. Hugo ter Steege van de gemeente ‟s-Hertogenbosch pleit daarom, om vanaf de basisschool al te beginnen met het veranderen van de beeldvorming ten opzichte van bijzondere doelgroepen. Naar aanleiding van deze opmerking zijn wij een nevenonderzoek gestart naar de beeldvorming van basisschool leerlingen uit groep acht. Dit hebben wij gedaan op een school in ‟s-Hertogenbosch en twee scholen in Boxtel. Tegenover de beeldvorming van deze basisschool leerlingen hebben wij de beeldvorming van de doelgroep zelf gezet. Deze beeldvorming is tot stand gekomen door de antwoorden die de doelgroep gaf op; Als je als 12 jarig meisje/jongen aan een dak- of thuislozen dacht, wat dacht je toen? U kunt de uitkomsten van dit nevenonderzoek lezen in bijlage 2. Naast de maatschappelijke kant van belangenbehartiging is het volgens Astrid van Belzen juist erg belangrijk dat een instelling die belangen behartigt onafhankelijk is. “Dat is mijn kracht; ik sta voor de doelgroep maar ik ben onafhankelijk van allerlei instellingen en organisaties.” In andere woorden omschrijft de straatpastor dit als; “Wat doe ik nu met die stemloosheid?Je kunt als pastor, wat letterlijk herder betekend, je kunt achter die kudde gaan lopen, je moet misschien een andere keer voor de kudde gaan staan of er een cirkeltje omheen blijven lopen als een soort waakhondje. Maar je kunt er ook voor gaan lopen om een weg voor ze te banen of ze ergens voor te beschermen.” (dhr. Embregt) Persoonskenmerken die nodig zijn om een methode te integreren zijn: “ Trekkers, duwers, communicatief vaardig en persoonlijk betrokken bij de doelgroep.”(Hugo ter Steege)
30 | P a g i n a
KIJKEN IS ZIEN
3 juni 2010
2.3 Analyse van de uitkomsten In deze paragraaf maken wij een analyse van de uitkomsten uit het literatuuronderzoek en het praktijkonderzoek. Dit houdt in dat wij overeenkomsten en verschillend tussen literatuur en praktijk aan het licht brengen. Daarnaast proberen wij verbanden te trekken die ons helpen om een consistente conclusie te trekken (hoofdstuk 3). Om de analyse inzichtelijk te maken voor u als lezer en voor ons als onderzoekers zal deze per deelvraag worden geschreven. Deelvraag 1: Hoe is de belangenbehartiging van de doelgroep dak en thuislozen nu geregeld. Waar in de literatuur gesproken wordt over een uniforme behandeling in alle instellingen die bestaat uit Bed, bad, brood en begeleiding en waar geen expliciete aandacht is voor belangenbehartiging, spreken de respondenten over het feit dat het belang geïntegreerd is in zorginstellingen. In beide gevallen betekent dit dat het belang erkend wordt door het maatschappelijke steunsysteem, maar dat er niet nadrukkelijk de aandacht voor is. Concreet betekent dit, dat er niet betrokken geluisterd wordt naar het belang van een individu of groep dak – en thuislozen, maar dat het impliciet bij de taak van een hulpverlener hoort. Bij dit maatschappelijke steunsysteem horen ook de cliëntenraden. De Wet Medezeggenschap Cliënten Zorginstellingen (WMCZ) verplicht dat iedere zorginstelling/keten een cliëntenraad heeft. Sommige hulpverleners en mensen van de doelgroep erkennen het belang van de cliëntenraad. Anderen zien de cliëntenraad meer als plicht of hype. Daarnaast is in zowel de literatuur geschreven als door veel respondenten gezegd dat er veel geklaagd wordt door de doelgroep. Deze klachten zijn voornamelijk gericht op gemeenten, instellingen of woningbouw. De literatuur als de verschillende respondenten vragen zich dan ook af hoe zij kunnen omgaan met deze opvattingen van de doelgroep. Echter kan er gesteld worden dat deze opvattingen van de doelgroep ogenschijnlijk voortkomt door beeldvorming. Enkele negatieve ervaringen met de hulpverlening of instanties worden gegeneraliseerd en geprojecteerd op alle hulverleners of instanties. In het praktijkonderzoek is deze eigenschap bij enkele personen uit de doelgroep ook aanwezig. Ook vanuit de hulpverleners/ instanties naar de doelgroep toe was deze negatieve en generaliserende projectie te zien. Uit zowel literatuur als praktijkonderzoek kunnen wij opmerken dat belangenbehartiging voor deze doelgroep noodzakelijk is. Goed georganiseerde cliëntenraden zijn belangrijk voor het succesvol functioneren van een zorginstelling. Niet alleen vanuit het oogpunt van legitimiteit of draagvlak, maar ook vanuit het perspectief van de kwaliteit van zorg- en dienstverlening. Cliëntenraden dragen ertoe bij dat zorg wordt geboden die aansluit bij de wensen en behoeften van de doelgroep dak –en thuislozen. In het praktijk en literatuuronderzoek hebben wij veelvuldig kennis gemaakt met de cliëntenraden die er voor deze doelgroep zijn. Deelvraag 2: Hoe zou de belangenbehartiging van de doelgroep dak en thuislozen geregeld moeten worden. Zowel in het praktijkonderzoek als in het literatuuronderzoek zien wij dezelfde topics naar voren komen bij de deelvraag; Hoe zou de belangenbehartiging van de doelgroep dak en thuislozen geregeld moeten worden. Allereerst de topic beeldvorming. De beeldvorming van en naar de doelgroep moet verbeterd worden wil je aan belangenbehartiging kunnen doen. Vanuit de literatuur wordt gesproken dat deze beeldvorming veranderd kan worden door het doorbreken van institutionele barrières. Vanuit de praktijk wordt gesproken dat beeldvorming veranderd kan worden door met elkaar in gesprek te gaan en te blijven. Op het oog lijken dit verschillende aanpakken, maar zij hebben beiden gemeen dat als je iets wil veranderen je moet beginnen bij de instellingen en met de mensen die met deze doelgroep werken. De praktijk spreekt veelvuldig over het gebruik van media om de beeldvorming te veranderen, terwijl de literatuur hier niet over spreekt. Vanuit de praktijk als bij de literatuur wordt de presentietheorie van Baart (2001) weergegeven als een bruikbare methode om deze doelgroep te benaderen en te begeleiden. De vraag kan gesteld worden of dit komt door de bekendheid van deze theorie of omdat deze theorie echt zo werkbaar is. Deze twijfel komt omdat wij in de praktijk zien dat er nog veel over het “wij” en “zij” wordt gesproken en dat er nauwelijks naast de mens wordt gestaan, behalve door het pastoraat van het PUB. Het staan naast de mens is voorwaarde voor de presentietheorie. Dit wil niet zeggen dat de gehele presentietheorie gebruikt moet worden voor optimale belangenbehartiging.
31 | P a g i n a
KIJKEN IS ZIEN
3 juni 2010
De belangenbehartiging zal volgens de literatuur laagdrempelig en toegankelijk moeten zijn en op een subtiele wijze moeten worden afgestemd op de ontwikkelingen van de daklozen. De praktijk geeft de aanvulling hierop dat een belangenbehartiger zich moet richten op het individu en de maatschappij. Vanuit deze gegevens kan opgemaakt worden dat een kijk, van de belangenbehartiger, op het persoon en maatschappij niveau van belang is voor een goede belangenbehartiging. De kijk op het omgevingsniveau wordt veelal behartigd door de cliëntenraden. Deelvraag 3: Wat is er nodig om een effectieve methode te integreren voor belangenbehartiging in de gemeente ’s-Hertogenbosch voor de doelgroep dak- en thuislozen. Het integreren van belangenbehartiging in de gemeente „s-Hertogenbosch wordt pas mogelijk wanneer er ingeleefd wordt in de doelgroep. Deze uitspraak komt voort uit zowel de praktijk als de theorie. Inleven in de doelgroep maakt dat de eigen beeldvorming verandert ten opzichte van de doelgroep. De praktijk en theorie laten zien dat dit nodig is binnen de gemeente ‟s-Hertogenbosch. Echter wordt de noodzaak hiervan in de gemeente ‟s-Hertogenbosch door de hulpverleners, burgers als door de doelgroep zelf niet als hoog genoeg gezien. Terwijl in de beleidsnotities van de gemeente de nood als erg hoog wordt omschreven. 3 Waarom ligt hier een discrepantie? Als wij kijken naar de praktijk denken wij dat dit komt door het straatbeeld wat er in den Bosch bestaat. Er zijn namelijk erg veel daklozen in de gemeente ‟s-Hertogenbosch, maar op het moment dat wij op straat naar deze mensen op zoek gingen konden wij niemand vinden. De daklozen in de gemeente ‟sHertogenbosch zien er naar onze maatstaven verzorgd uit en dat komt bij veel mensen niet overeen met het beeld dat zij van deze doelgroep hebben. Bekijk hiernaast de foto van Ronny; behoort hij tot de doelgroep dak- en thuisloos? Naast dit maatschappelijke oogpunt geeft de praktijk heel duidelijk weer dat het van belang is om een onafhankelijke belangenorganisatie op te zetten. De literatuur vult dit aan met een laagdrempelige, continuïteit biedende en geen verplichtingstellende organisatie. Kortom dit vraagt een “trekker”; een communicatief vaardig en persoonlijk betrokken belangenbehartiger.
3
Ploegmakers, M; Sok, K.(2005) De grenzen en mogelijkheden van cliëntenparticipatie in de maatschappelijke opvang. NIZW Gelderland.
32 | P a g i n a
KIJKEN IS ZIEN
3 juni 2010
33 | P a g i n a
KIJKEN IS ZIEN
3 juni 2010
HOOFDSTUK 3; CONCLUSIE HOOFDSTUK 4; AANBEVELINGEN HOOFDSTUK 5; VERANTWOORDING
34 | P a g i n a
KIJKEN IS ZIEN
3 juni 2010
3.0 CONCLUSIE In dit hoofdstuk geven wij een concrete en beknopte weergave van ons onderzoek. Deze weergave is gebaseerd op de behaalde resultaten, uitkomsten en bevindingen die zijn beschreven in het hoofdonderzoek. De conclusie zal bestaan uit vier paragrafen; belangenbehartiging, beeldvorming, belangenbehartiging vs. beeldvorming en organisatie van het aanbod. De laatste paragraaf van dit hoofdstuk zal bestaan uit een antwoord op onze hoofdonderzoeksvraag; “Wat zijn effectieve methoden en praktijken om de belangen te behartigen van de doelgroep dak- en thuislozen in de gemeente ‟sHertogenbosch.”
3.1 Belangenbehartiging Binnen de gemeente ‟s-Hertogenbosch is momenteel de belangenbehartiging voor de doelgroep dak -en thuislozen geïntegreerd in de zorginstellingen. De WMCZ verplicht dat iedere zorginstelling of keten een cliëntenraad heeft. Wanneer men spreekt over belangenbehartiging wordt dit door medewerkers direct gekoppeld aan cliëntenraden. Opmerkelijk is dat wanneer deze vraag gesteld wordt aan de doelgroep het merendeel niet bekend is met de cliëntenraad. Het gros van de respondenten weet niet waar de cliëntenraad nou daadwerkelijk voor staat en wat het begrip belangenbehartiging exact inhoud. Wij concluderen dat er weinig literatuur beschikbaar is over wat belangenbehartiging inhoudt. Hierdoor kunnen zowel medewerkers als de doelgroep niet weten wat zij van belangenbehartiging kunnen verwachten. Vanuit gesprekken hebben wij vernomen dat de cliëntenraad belangen behartigt op instellingsniveau en individuele of maatschappelijke belangen vermijdt. Voor maatschappelijk belangen of individuele belangen, van de doelgroep, die niet te maken hebben met het zorgaanbod is er op dit moment geen vast aangewezen kanaal.
3.2 Beeldvorming Beeldvorming is een fictieve projectie in het bewustzijn van een mens gebaseerd op aannames, ervaring en feiten. In de gemeente ‟s-Hertogenbosch zijn er, onder de burgers, verkeerde aannames ten opzichte van de doelgroep. Dit kunnen wij opmaken uit de gebeurtenissen rondom het hostelproject, die in de media breed zijn uitgemeten. Burgers, media en buurtbewoners hebben hierop gereageerd vanuit angst voor het onbekende. Het is van groot belang dat de opvang van dak -en thuislozen gedragen wordt door de directe aangrenzende community. De locatie van het gebouw wil nog weleens voor opschudding zorgen in de buurt. In een dergelijk scenario zijn er twee tegenstrijdige belangen te destilleren. Ten eerste wil de samenleving helpen om de dak -en thuislozen terug te laten keren en op te nemen in hun maatschappij. Het andere belang is, is dat de omringende bewoners (die ook deel uitmaken van de maatschappij) angstvallig zijn voor de confrontatie met de in- en uitloop van de dak –en thuislozen. Met als gevolg dat het plan wordt geweerd. Het eerste belang is dus in strijd met de tweede. Beeldvorming speelt in deze situatie weer een cruciale rol. Uit voorbeelden is gebleken dat een opvang wel gedragen kan worden door omwonenden. Het is hier van groot belang dat de beeldvorming van de omwonenden , maar ook van de dak en thuislozen op elkaar worden afgestemd. Voorlichting van de omwonenden in de “ bijzondere doelgroepen thematiek” leidt tot begrip. Tijdens ons nevenonderzoek hebben wij opgemerkt dat er al bij de basisschoolleerlingen van groep acht een verkeerd beeld is over deze doelgroep. “Een dakloze is meestal een man met lelijke vieze kleren, hij stinkt, heeft geen huis en haalt eten uit de vuilnisbak”. (basisschool leerling groep 8, Boxtel) Wanneer de beeldvorming ten opzichte van bijzondere doelgroep al niet goed is aan het begin van de ontwikkeling van de mens, ontwikkel je een angst voor het onbekende. Wanneer de mens dus meer in aanraking komt met het deze doelgroep en van jongs af aan de juiste kennis en beelden tot zich neemt, zal de angst voor het onbekende wegnemen. Omdat de angst voor bijzondere doelgroepen een irreële angst is. Aan het straatbeeld van de gemeente ‟s-Hertogenbosch is meestal niet af te lezen dat er een groot aantal dak- en thuislozen zijn. Dit kan problematisch zijn omdat daardoor mogelijk gedacht wordt dat de nood niet hoog genoeg is om tot hulpverlening of belangenbehartiging te komen. Echter is dit ook problematisch omdat de zelfs de volwassenen van deze maatschappij een vertekend beeld hebben. Veel van hen hebben ook het irreële beeld van een “Franse straatzwerver (Clochard)”.
35 | P a g i n a
KIJKEN IS ZIEN
3 juni 2010
Naast het beeld dat de maatschappij heeft ten opzichte van de doelgroep, heeft de doelgroep ook een beeld naar de hulpverlening. Enkele negatieve ervaringen met de hulpverlening of instanties worden gegeneraliseerd en geprojecteerd op alle hulpverleners en instanties. Daarbij dragen individuen deze ervaringen over naar de groep. In de contacten tussen daklozen onderling worden ervaringen over hulpverleningsinstellingen frequent uitgewisseld. Zo ontstaan er op straat, collectieve (mis)opvattingen die de beeldvorming beïnvloeden.
3.3 Belangenbehartiging vs. Beeldvorming. In het onderzoek naar belangenbehartiging is de beeldvorming een steeds terugkerend begrip. Wij kunnen concluderen dat belangenbehartiging en beeldvorming een directe inwerking hebben op elkaar.
Belang
Beeldvorming
Dit kunnen wij stellen omdat wanneer de beeldvorming niet „juist‟ is ten opzichte van de doelgroep er geen juiste belangenbehartiging kan plaatsvinden. De belangenbehartiging wordt dan vormgeven vanuit een verkeerd perspectief. Andersom is dit ook het geval. Wanneer er geen goede methode is voor belangenbehartiging krijgt de doelgroep het gevoel dat er niet naar hen geluisterd word, dat ze niet serieus genomen worden of dat hun stem niet belangrijk is.
3.4 Organisatie van het aanbod. Hulpverleningsinstanties in „s-Hertogenbosch leggen regels op, met als doel de problematiek van de cliënt aan te pakken. Echter zijn die regels zo dwingend dat er niet gesproken kan worden van een constructieve aanpak. Daarnaast worden de regels door hulpverlening en doelgroep niet consequent nageleefd. De beleidsvoering is vaak gericht op het wegnemen van het probleem, zoals verslaving van alcohol, drugs, financiële problemen, geweldproblemen, gezinsproblemen. Er wordt echter te weinig aandacht besteed aan de oorzaak van het probleem. Uit het praktijkonderzoek kunnen wij dan ook concluderen dat de doelgroep het menselijke contact mist. Uit ons onderzoek kunnen wij opmerken dat samenwerking van de verschillende hulpverleningsinstanties en belangenverenigingen in de gemeente ‟s-Hertogenbosch niet altijd soepel verlopen. Hierdoor bestaat de kans dat de doelgroep langer in organisaties verblijven dan nodig is. Dit maakt dat de ontwikkeling stagneert, de doelgroep hospitaliseert en dat de kans op terugval groter is.
3.5 Antwoord op hoofdonderzoeksvraag “Wat zijn effectieve methoden en praktijken om de belangen te behartigen van de doelgroep dak- en thuislozen in de gemeente ‟s-Hertogenbosch.” Het antwoord op onze onderzoeksvraag zal vorm gegeven worden in aanbevelingen. Deze aanbevelingen zijn te lezen in hoofdstuk 4. Wij willen toevoegen dat wij niet één specifieke methode of praktijk kunnen aanbevelen, maar dat er meerdere methodieken en praktijken nodig zijn om tot een goede belangenbehartiging te komen voor de doelgroep dak -en thuislozen in de gemeente ‟s-Hertogenbosch.
36 | P a g i n a
KIJKEN IS ZIEN
3 juni 2010
4.0 AANBEVELINGEN In dit hoofdstuk schrijven wij aanbevelingen voor stichting „Door en Voor‟, de gemeente ‟s-Hertogenbosch en de zorginstellingen die werken met deze doelgroep. De aanbevelingen worden weergegeven in de paragrafen; belangenbehartiging, beeldvorming, beeldvorming vs. Beeldvorming, organisatie van het aanbod en onze visie op ideale belangenbehartiging.
4.1 Belangenbehartiging
Cliëntenraden integreren in het zorgaanbod. De cliëntenraden zullen geïntegreerd moeten worden in het zorgaanbod. Naast het bieden van Bed, Bad, Brood en Begeleiding is er voor de doelgroep ook een plek nodig waar zij hun belangen neer kunnen legen, met betrekking tot de instelling. Dus 5b‟s in plaats van 4b‟s. (bed, bad, brood, begeleiding en belangen) Meer kennis verspreiden over cliëntenraden. Er kan meer kennis verspreid worden over de cliëntenraden. Dit kan gedaan worden door een folder bij binnenkomst te geven aan elke nieuwe dak- en/of thuisloze die zich aanmeldt. Eén keer per jaar een presentatie geven in de instellingen en daar het jaarplan en de visie van de cliëntenraad presenteren. Maandelijks een terugkoppeling naar de doelgroep en instelling over de stand van zaken rondom afspraken en de resultaten van het overleg, op deze manier blijft iedereen op de hoogte en zal iedereen die te maken heeft met de cliëntenraad de efficiëntie waarnemen. De taak van cliëntenraadslid moet serieus genomen worden door zowel de instelling als door de cliëntenraad zelf. Een plek waar alle cliëntenraden bij elkaar komen. Een overlegvorm creëren waar alle cliëntenraden, van de bijzondere doelgroepen, bij elkaar komen. In Utrecht hebben heet de locatie waar alle cliëntenraden zich bevinden; De Binnenplaats. Deze cliëntenraden werken allen voor hun eigen instelling, maar hebben een maal per maand een gezamenlijk overleg, waarin overkoepelend naar de instellingen wordt gekeken. Kennis verspreiden over; “Wat is belangenbehartiging.” Binnen de hulpverlening, opleidingen, wijktafels, WMO loket of gemeentes kan er meer kennis worden verspreid over de inhoud en noodzaak van belangenbehartiging. Dit kan gedaan worden door meer literatuur te schrijven over belangenbehartiging, presentaties te geven en meer aandacht te vestigen op dit onderwerp. Een specifieke organisatie opzetten die de maatschappelijke en individuele belangen behartigd. Deze specifieke organisatie is onafhankelijk van instellingen. De belangenbehartiger is communicatief vaardig, een strijder en heeft hart voor de doelgroep. De stichting gaat consequent om met de regels die aan de doelgroep worden gesteld, maar is ook menselijk. De doelgroep kan belangen neerleggen op het gebied van zorg, inkomen, werk en huisvestiging. De belangenbehartiger kijkt samen met de doelgroep of er wat gedaan kan worden aan hun belang, vraag of opmerking. Daarbij spreekt de belangenbehartiger namens de doelgroep. Bij het spreken houdt hij/zij goed het perspectief van de doelgroep voor ogen.
4.2 Beeldvorming
Les geven over bijzondere doelgroep op scholen. Wanneer je vroeg in de opvoeding al begint met kennis verspreiden over de bijzondere doelgroepen, ontstaat er bekendheid met deze doelgroep. Deze bekendheid zorgt ervoor dat er minder angst is voor het onbekende, en draagt bij aan het creëren van een meer reële beeldvorming die dicht bij de werkelijkheid ligt. Kennis zal over gedragen moeten worden op basisscholen, middelbare scholen en sociale studies op hoger- en wetenschappelijk onderwijs. Toepassen van andere methodieken. Het wij (de hulpverleners) en het zij (de doelgroep), moet minder nadrukkelijk aanwezig zijn in het zorgaanbod. Een wij/zij mentaliteit geeft de doelgroep het gevoel dat zij minder waard zijn. De hulpverleners kunnen naast de cliënt gaan staan, in plaats van daarboven. Er mag meer menselijk contact plaatsvinden en meer luisterend oor geboden worden. De presentiemethodiek van Andries Baart sluit hier goed op aan. (zie bijlage 3).
37 | P a g i n a
KIJKEN IS ZIEN
3 juni 2010
Positieve Media aandacht over en voor de doelgroep. In de media kan gelet worden op “ Hoe zet je een dak- en thuisloze neer”. Schets je de doelgroep vanuit het “franse zwerver” perspectief of schets je de doelgroep vanuit de menselijke kant. Een tip kan zijn om de daklozenkrant weer een krant van de gemeente ‟s-Hertogenbosch laten zijn in plaats van een regionale krant. Zo leren de mensen in de omgeving hun eigen doelgroep beter kennen en ontstaat er meer begrip en een juistere beeldvorming.
Bij nieuwe plannen, bijvoorbeeld het hostelproject, vanaf het begin in gesprek gaan met de mensen/ buurtbewoners. Om een schikreactie te voorkomen is het goed om mensen/ buurtbewoners stapsgewijs te betrekken in een nieuw plan. De angst voor het onbekende is dan minder sterk aanwezig en de buurtbewoners hebben tijd om hun beeldvorming, ten opzichte van de doelgroep, bij te stellen. Om deze participaties van burgers in gang te zetten, kan gebruik worden gemaakt van de participatieladder. Deze lader is speciaal ontwikkeld vóór en dóór gemeenten, en loopt van oplossingen bedenken voor burgers tot oplossingen bedenken met burgers en doelgroep. Dan spreek je pas echt over een open dialoog.
4.3 Belangenbehartiging vs. Beeldvorming.
Wisselwerking tussen beiden aspecten in kaart brengen. Het is belangrijk dat mensen bewust worden dat wanneer de belangenbehartiging niet werkzaam is, er een mogelijkheid is dat de beeldvorming niet goed is. Dit kan zijn; De beeldvorming van de doelgroep naar de hulpverlening/cliëntenraad of de beeldvorming van de hulpverlening/cliëntenraad naar de doelgroep. Daarnaast is het ook goed om bewust te blijven dat wanneer je de belangen van de doelgroep niet goed behartigt, de beeldvorming over de belangenbehartigers verslechterd. Wees hiervan bewust en grijp tijdig in. Wisselwerking tussen beiden aspecten bekend maken. Het onder de aandacht brengen van deze wisselwerking kan gedaan worden door de coördinator van de cliëntenraad. Door de afdelingshoofd in instellingen en door mond op mond reclame. Daarnaast besteden wij als onderzoekers hier ook aandacht aan in onze eindpresentatie en in dit eindverslag.
4.4 Organisatie van het aanbod.
Consequent omgaan met de regels in het inloopschip Deze aanbeveling geld voor zowel de medewerkers als de doelgroep. De doelgroep vind het fijn dat deze regels nageleefd worden omdat dit hen structuur geeft. Daarnaast hopen zij dat de regels meer rust en hygiëne biedt. Meer aandacht richten op de oorzaak van het probleem bij de doelgroep. In gesprekken met de doelgroep kan vaker gekeken worden naar; Waarom drinkt iemand, Waarom gebruikt iemand, en niet alleen naar; Hoe gaan wij dit oplossen? Meer menselijk contact binnen de hulpverlening en belangenbehartiging. De wens van de doelgroep is dat er naast hen gestaan wordt, dat er ingeleefd wordt en dat het contact menselijk en oprecht is. Dit moet gedaan worden door de hulpverlening en door de belangenbehartigers. Meer duidelijkheid waar elke instelling voor staat. Elke instelling heeft een andere visie, behandeld/begeleid een ander “soort” doelgroep. Dit kan praktischer worden weergegeven. Bijvoorbeeld; heb je een verslaving dan ga je naar instelling oranje, ben je vrouw en zit je in het nauw dan ga je naar instelling groen. Nu heeft elke instelling een naam en deze naam zegt voor een aantal mensen niets. De website van SMO ‟sHertogenbosch (www.modenbosch.nl) is daarin wel erg duidelijk, maar wie beschikt er over internet als hij/zij dakloos is? Meer samenwerken door de verschillende instellingen. Er moet door de verschillende organisaties van het SMO beter samen worden gewerkt. Dit kan de doorstroom en de begeleiding aan de doelgroep bevorderen. Samenwerking kan bestaan uit gezamenlijke overleggen, echt luisteren en elkaar tips en adviezen geven.
38 | P a g i n a
KIJKEN IS ZIEN
3 juni 2010
De gemeente ‟s-Hertogenbosch een onderzoek laten uitvoeren naar het verloop van de communicatie tussen en door de instellingen. Dit communicatie onderzoek kan aangeven waarin de communicatie stagneert, wat er mis gaat en wat er juist goed gaat. Met de uitslag van dit onderzoek kan gewerkt worden aan een betere samenwerking.
Meer doorstroom mogelijkheden creëren voor deze doelgroep. Op dit moment zitten dak -en thuislozen soms jaren bij het inloopschip. Dit maakt dat de doelgroep hospitaliseert, terugvalt of vergeet om verder te ontwikkelen. Er zal een duidelijke lijn moeten komen van de doorstroming. Categorie 1: Potentieel dakloos UWV, woningbouwcoöperaties, WMO-loket. Categorie 2: Recent dakloos Inloopschip, vrouwenopvang, watertoren. Categorie 3: langdurig dakloos CVTB, ambulante woonbegeleiding Categorie 4: Ex-dakloos Langdurig nazorgtraject, stichting voor Belangenbehartiging. Het zou goed zijn dat elke categorie bekend is bij de doelgroep en bij de hulpverlening. Daarnaast is het goed dat er ook wordt gestreefd om een passend aanbod te vinden naargelang iemand dakloos is. Daarbij kan bijvoorbeeld de hulpverlening uit categorie 1, doorverwijzen naar categorie 2. Ook zal er hierdoor preventie gekeken kunnen worden naar de behoeften van de doelgroep.
4.5 De ideale belangenbehartiging Ons idee, over ideale belangenbehartiging, is een organisatie die onafhankelijk is van zorginstellingen. Op een locatie dicht bij “het vuur”, dus in het centrum van de gemeente ‟s-Hertogenbosch. Deze organisatie behartigt de maatschappelijke en individuele belangen van mensen. Met individuele belangen wordt bedoeld, de belangen die je niet bij de cliëntenraad kwijt kunt of bij je hulpverlener. Met maatschappelijke belangen wordt bedoeld; belangen, vragen en/of opmerkingen over het UWV, woningbouwcorporaties, justitie en/ of de gemeente. Deze stichting houdt drie keer per week spreekuur en heeft daarbij echt oor en oog voor jou als dak -of thuisloze. Je mag jouw verhaal doen bij een professional die als een pitbull voor jou aan de slag gaat, die maling heeft aan alle autoriteiten en daar dwars doorheen gaat. Deze professional blijft investeren in de eigen verantwoordelijkheid van jou als cliënt, maar helpt jou ook om te groeien in het nemen van deze verantwoordelijkheid en beslissingen. Praktisch: Als gemeente ‟s-Hertogenbosch echt een serieuze zaak wil maken van dit onderzoek, zal deze organisatie gefinancierd kunnen worden vanuit de WMO. Een voorbeeld van een organisatie is stichting G.O.U.D. te Utrecht (ons referentieproject). Binnen de ideale belangenbehartiging stichting wordt de presentie methodiek gehanteerd en heeft de hulpverlener hart voor de doelgroep maar ook professionaliteit en inlevingsvermogen. Het zou wenselijk zijn dat de hulpverlener getraind en geschoold wordt in het werken met de presentiemethodiek. Op het oog is stichting „Door en Voor‟ voor de handliggend om deze taak op zich te nemen. Echter vragen wij ons af of stichting „Door en Voor‟ hier de tijd en mogelijkheden voor heeft.
39 | P a g i n a
KIJKEN IS ZIEN
3 juni 2010
5.0 VERANTWOORDING Dit rapport is ontstaan naar veel voorbereiding en onderzoek. De voorbereiding hebben wij gedaan met behulp van ons projectvoorstel en ons plan van aanpak. Ons plan van aanpak is een goede leidraad geweest in dit onderzoek. Wij hebben de tijdsplanning en de risicofactoren goed in ogenschouw gehouden. Mede onze flexibele inzet heeft er voor gezorgd dat wij mensen op verschillende tijden konden interviewen en dat wij de tijd voor al onze respondenten konden nemen. Deze flexibele inzet heeft er ook voor gezorgd dat wij op geen enkel moment in ons onderzoek de tijdsdruk hebben ervaren. Wij konden blijven genieten van de zoektocht naar antwoorden op onze onderzoeksvraag. Doordat wij objectief in het onderzoek stonden kregen wij naar ons idee de meeste input. We hebben naast de mensen gestaan en ons oprecht geïnteresseerd in de doelgroep en in de professionals. Achteraf is het dan ook erg leuk om terug te lezen dat dit de eigenschappen zijn voor een goede belangenbehartiger. Reflectie op het plan van aanpak. In ons plan van aanpak schreven wij dat wij uitgingen van het verschil in belang tussen mannen, vrouwen en kinderen. Wij waren ervan overtuigd dat deze verschillende doelgroepen niet op dezelfde manier benaderd konden worden en ook niet dezelfde belangen hadden. Achteraf kwamen wij tot de conclusie dat deze verschillende benaderingen geen rol speelde in belangenbehartiging. Dit merkten wij omdat er door de respondenten van de doelgroep niet gesproken werd in verschil tussen mannen, vrouwen en jongeren. Wij hebben deze aanname dus niet verder meegenomen in ons onderzoek. Wij hebben naast deze verandering, verder geen wijzigingen gemaakt in ons plan van aanpak. Wij hebben zowel de projectgrenzen als de projectactiviteiten in de gaten gehouden en uitgevoerd. Daarbij is, niet zoals beschreven in ons plan van aanpak, veel thuis en in de praktijk gewerkt.
40 | P a g i n a
KIJKEN IS ZIEN
3 juni 2010
Dankwoord
Zonder; Erna, Robert, Rudy, Jan, Kees, Sjef, Willemien, Maikel, Bert, Astrid, Frank, Gerry, Helma, Wim, Embregt , Maarten, Peter, Ruud, Rutger, Carla, Ton, Jos, Tjerk , Matthijs, Ilona, Gijs, Rogier, Marjan en Annika was het tot stand komen van dit onderzoek niet mogelijk geweest. Daarom willen wij hen op deze manier hartelijk bedanken voor hun tijd en het delen van hun visie en kennis. Onze speciale dank gaat uit naar Ger Jan Bomer, Jaap Croonen, Siwert Meijer en Hugo ter Steege. Zij hebben ons uitstekend begeleid en ondersteund in deze leuke en zeer leerzame tijd.
41 | P a g i n a
KIJKEN IS ZIEN
3 juni 2010
BIJLAGEN
42 | P a g i n a
KIJKEN IS ZIEN
3 juni 2010
43 | P a g i n a
KIJKEN IS ZIEN
3 juni 2010
Bijlage 1; Levensverhalen van de doelgroep Bert; Ik had een woonadres, ik woonde daar 7 jaar, daar was nog alles goed maar toen zag ik de mogelijkheid om te emigreren. En dat heb ik een jaar gedaan. Het reizen trekt mij. Vanaf jongs af aan al gehad. Ik ben nu 51 jaar, ben ook al ooit in Amerika geweest. Ik heb geen kinderen. Ik had wel een vrouw die had kinderen van haar vorige vriend. Maar die is met haar bromfiets in Thailand over een hek geslagen. Toen heeft ze haar nek gebroken. Ze was meteen dood, dat was mijn vrouw. Ze dacht dat ze over de greppel heen vloog, maar vloog erin, precies met haar nek over de bromfiets heen, dat was het dan. Ik heb dat gezien. Dat is heftig. Ik heb vroeger ook een paar jaar bij mijn ouders gewoond tot dat mijn vader overleed. Hij is nu dood en mijn moeder kwam in een rolstoel terecht. Dat was moeilijk. Mijn moeder is op 17 oktober 2006 overleden. Mijn vader overleed in 73 op 16 augustus in de avond om 20.00u toen keken we Baantjer en ik was tegen hem aan het praten en toen was het gebeurd. Hij had een hart aanval. Dat was eng. Ik heb in Thailand gezworven en gewoond. Ook in Laos en Birma. Ik heb daar veel gezien en meegemaakt, dat probeer ik zelf te verwerken. Dat is er nog niet uit, ik heb in mijn jonge jaren tot aan nu heel erg veel meegemaakt wat eigenlijk niet hoort. Teveel meegemaakt. Teveel verschil van heel rijk en van heel arm. Ik zit bij een psychiater, bij dokter Peters in Den Bosch en hij zegt dat kan nog wel jaren gaan duren voordat alles eruit is. Het heeft tijd nodig dus ik mag niet aan het werk. Erna; Door financiële problemen en een relatie die kapot ging ben uit Australië terug gekomen. Ik heb als daklozen in Amsterdam rond gezworven en ben in Schijndel terug gekomen. Ben na Amsterdam bij mijn ouders ingetrokken en ben een nieuwe partner tegengekomen. Samen hebben we een nieuwe plek gezocht. Met haar heb in een caravan gewoond. Het was een andere relatie dan normaal. Ik heb namelijk een vriendin. Wij zijn samen op de camping gaan wonen. Die relatie ging ook niet zoals het hoorde. Financieel was het ook moeilijk, we konden het niet opbrengen. Ze ging terug naar haar zoon want ze kon het niet opbrengen en ik was dakloos want ik kon het alleen niet opbrengen. Ben in de ziektewet terechtgekomen en zover terug uitgegaan op financieel vlak dat ik zelfs geen kamer meer kon opbrengen omdat ik nu in de ziektewet zit krijg je er automatisch andere problemen bij. Het is nu echt moeilijker. Dit speelde zich af in een jaar. Ik zit nu een halfjaar in het inloopschip. Ik wil zo snel mogelijk mijn eigen stekje. Ik wil graag in den Bosch blijven wonen. Kees; mijn vader is gestorven toen ik negentien was. Ik ben altijd thuis gebleven als oudste zoon, ik verdiende genoeg dus het was verder ook geen enkel probleem om te zorgen dat thuis alles op orde was. Maar mijn jongere broer die was op zichzelf gaan wonen, was tot de ontdekking gekomen dat hij homo was, eindelijk.! Wij zagen dat op zijn veertiende al aankomen. Die ging vervolgens hele foute 06 lijnen bellen, in no-time had hij voor een ton aan schulden. Door de problemen zag hij het niet meer zitten en zocht een spoorlijn op. Toevallig dat een vriendin van mijn moeder, die twee deuren van ons af woonde die zag hem daar, dus die heeft hem mee naar huis genomen. Dus ik komt thuis om rond 20.00u en werd mij gezegd; Je kan je biezen pakken en mag vertrekken. Omdat mijn broer psychisch is de knoop zat en we klaarblijkelijk niet samen door een deur konden werd ik door mijn eigen moeder en mijn broer uit huis gezet. Ik belde een kameraad op en vertelde; zo wat ik nu toch mee maak, gvd. Toen was ik 37 jaar. Deze kameraad zij ik heb hier een hele bovenverdieping leeg staan. Doe wat je moet doen en het komt wel goed. Toen kreeg ik ook nog te horen, omdat ik altijd gewerkt had en alles geregeld had, wat langer dan 48 uur nog in dat huis zou staan, dat was van haar. Driekwart wat in dat huis staat dat was van mij. In ieder geval door mij betaalt! Ik heb in 48 uur zoveel mogelijk eruit gehaald. En bij die kameraad neergezet. Hij zij je ploft er een bed neer en crash maar. Ja, dat was niet helemaal de planning. Toen een paar maanden later, krijgt die jongen een baan aangeboden ergens in het noorden. Bij zijn vriendin en ook waar de moeder van zijn kinderen wonen. Er was voor mij dus niets en ik kwam dus daadwerkelijk op straat. Ik wist helemaal nergens van. Ik klopte aan bij de brug. Ik het adres van de brug opgezocht in de gouden gids. Maikel; ik ben dakloos sinds 2006, ik ben hier 4,5 maand verbleven en nu heb ik alweer 3,5 jaar een eigen woning. In heb toen in een gekke bui dingen niet betaald. Ook omdat ik werkloos was. En dan duurt
44 | P a g i n a
KIJKEN IS ZIEN
3 juni 2010
het even voordat je een uitkering krijgt maar daar gaat de huisbaas niet mee akkoord. Dus die stampte me gewoon op straat. Zonder pardon, en dat was het. Ik ben sowieso iemand van de straat weetje, opgegroeid in de Hambaken. Vroeger thuis liep het ook al niet lekker tussen mijn ouders en mij. Ik was meer op straat dan thuis. Ik ben toen ook bij de watertoren geweest. Ik heb in totaal 2,5 jaar bij de watertoren gezeten. Sjef en Willemien; (Sjef) Ik heb altijd 27 jaar vast werk gehad en toen kreeg ik een reorganisatie en ben ik naar Oss gestuurd met andere collega‟s, daar heb ik ook 2.5 jaar gewerkt. Toen was dat op afgelopen en ben ik ben een uitzendbureau terecht gekomen. Vanaf dat moment ging ik al 500 euro met mijn salaris achteruit in de maand. En toen heb ik een jaar contract gekregen, toen werd het verlengd met nog een jaar daarbij dus twee jaar. En afgelopen 1 december werd dat beëindigd. In die tussentijd heb ik ook een herseninfarct gehad. Dus ik kon helemaal niets meer. We gingen toen steeds verder de put in met mijn geld. Dus ik leef alleen maar van het ziektegeld. En zodoende zijn wij in de financiële problemen terecht gekomen. En uiteindelijk dakloos geraakt. Toen zijn wij nog een paar dagen bij een kennis geweest, dat was ook in Schijndel. Maar toen gewoon op vrijdagavond zeiden ze, je kunt ophoepelen. Toen was het al bij half twaalf. Onze dochter is opgevangen bij andere vrienden. We zijn daar erg blij mee. We konden daar helaas niet terecht om dat ze geen plaats hadden. We hebben toen op internet het nummer van het inloopschip gevonden en meteen gebeld. Jan; Ik ben altijd kraker geweest. Het inloopschip was voor mij altijd een douche en een wasmachine. Dus zo heb ik heel lang gebruikt gemaakt van het inloopschip. Een tijdje anti-kraak gezeten. Dat hield op. Dus toen zat ik zonder een woning en ben ik in het schip terecht gekomen. Ik ken de straat al vanaf mijn 15de. Ik ken een ander soort leven. Ik heb , zeg maar , een opvoeding genoten van een persoon die ongeveer twintig jaar ouder is als mij. Ik heb een oude heer die van de oude stempel was. 15 pakte is als richtlijn, omdat ik toen ik als eerste uit huis ging toen was het 24 augustus 1988 om precies te zijn. Toen was ik net 16. Robert; Ik heb geen woon adres. Ik heb ontslag genomen omdat mijn moeder ziek werd. Ik heb daar een jaar voor gezorgd. En heb 18 jaar in de bouw gezeten en toen stortte dat wereldje daarna in. Ik ben dus zonder werk komen te zitten en dan van het een komt het ander. Thuis hebben ze wel geaccepteerd dat ik voor haar gezorgd heb maar uiteindelijk had ik geen geld en geen werk en omdat ik zelf ontslag heb genomen had ik nergens recht op. Ik kwam dus uiteindelijk zonder verblijf adres. Ik werd niet uithuis gezet maar omdat ze me uitgeschreven hadden kreeg dit op deze manier zijn beloop. En zo gaat dat. En zo hoort het eigenlijk niet te gaan. Ik ben nu hier sinds 10 februari 2010. Ik heb hier te eten en te drinken maar het enige wat ik hier gekregen heb is 50 euro voorschot. Daar moet ik alles van doen. Dat is eenmalig geweest in 12 weken. Ik ben blokkenlijmer van beroep. Rudy; Ik ben vetrokken naar Indonesië, alles opgegeven en verkocht met het idee dat ik in principe niet meer terug zou komen. Maar omdat ik daar een ongeluk heb gehad moest ik noodgedwongen terug komen. Omdat je in principe weg moet heb je geen keuze, ik ben goed opgevangen op de ambassade, maar als ze je daar zeggen dat je moet gaan heb je geen keuze. Ik wou geen problemen daar hebben want je kunt beter grote problemen hebben in je vaderland dan daar. Want daar zijn ze niet zacht zinnig. Ik ben ongeveer 10 jaar geleden vetrokken. Ik had eerst een koophuis. Dat heb ik verkocht, toen ben ik 5 jaar in Indonesië geweest en toen ben ik terug gedaan. De eerste keer ben ik terug gegaan omdat het geld op was. Met het geld wat ik overhad van mijn huis ben ik naar Indonesië gegaan maar dat raakte op. Als het op is moet je terug. Toen ik terug kwam kreeg ik echt een cultuurschok dan merk je de verschillen! Heel individualistisch, en ik deed daar eerst zelf ook aan mee. Heel erg. Na anderhalf jaar kon ik mijn draai echt niet vinden, toen ben ik uitgezonden door de gemeente in de bijstand, dat was een unicum, als eerste Nederlander werd ik uitgezonden, ze zagen aan mij wel dat er niets meer te redden viel, ik werd weggestuurd naar Indonesië. Ik ging daar heen zonder geld maar mijn ticket en al de daarbij komende kosten waren voor hun rekening en werden betaald. Ik kreeg geen zakgeld maar goed, ik had hier zelf voor gekozen. Je gaat en toen kreeg ik na 10 maanden dat ongeluk. Toen moest ik naar huis.
45 | P a g i n a
KIJKEN IS ZIEN
3 juni 2010
Bijlage 2; 12 jaar en dakloos? Tijdens het interviewen van respondenten uit de doelgroep hebben wij hen de volgende vraag gesteld; Als je als 12 jarige aan een dak of thuislozen dacht waar dacht je toen aan? Hieronder volgen de antwoorden van de respondenten uit de doelgroep: Bert; Ik dacht dat ik er nooit in zou komen, maar het is gebeurd en je moet accepteren zoals het is en vooral positief blijven. Erna; Ik dacht dat mensen die dakloos waren dat zelf hadden gekozen en dat dacht eigen schuld dikke bult. Nu denken mensen dat bij mij ook… ik denk nu dat het iedereen kan overkomen. Zeker nu met de financiële toestand! Als je nu gaat scheiden en je hebt samen een huis gekocht dan is altijd iemand de pineut. Maikel; Gewoon dat het ook kan bij normale mensen. Maar veel vroeger had ik toch dat beeld van die vieze vuile zwerver. Het zijn ook vaak mensen van 18 of 25 die ook al op straat stonden. Het heeft ook met mijn achtergrond te maken, ik ben er aan gewend dus de angst is minder. Robert; In ieder geval niet wat ik hier zie! Iemand met een oude jas die langs de kant van een weg zat, die zat te schooien om een beetje geld. Die een instelling had van zo wil ik leven. Ik hou van de buiten wereld. Nu merk ik dat het anders is. hier kom je van alles tegen. Van minderbedeelde tot goedgesteld. En zo komen beide hier terecht. Door samenloop van omstandigheden. Rudy; Het beeld was niet goed. Ik dacht aan mensen die bewust niet wilde werken en hun hand ophielden. Ik dacht ga maar werken want dat moet ik ook. Nu denk ik daar anders over en vind dat iedereen een tweede kans moet krijgen. Je moet naar de oorsprong kijken. Kees; Ik dacht dat zwervers onder een brug in Frankrijk sliepen. Dat was alles wat ik er van af wist Deze mensen hadden een heel ander leven. Swiebertje kwam er nog het dichtste bij. Maar dat bleek toch even heel anders. Sjef en Willemien; Als ik deze mensen zag vonden wij ze altijd heel erg zielig. Vooral als je ze zag slenteren met de krantjes. (Sjef) Ik vroeg me vaak af; Hoe komen mensen toch hier in terecht. Ik begreep het niet en nu zitten wij hier zelf. Deze uitkomsten geven aan dat ook de respondenten van de doelgroep een beeldvorming hadden over “zwervers” op een leeftijd van 12 jaar. Om te beoordelen wat de huidige 12 jarige basisschool leerlingen voor een beeldvorming hebben over de doelgroep dak –en thuislozen stelden wij hen drie vragen. De leerlingen zijn afkomstig van één basisschool uit ‟s-Hertogenbosch en één basisscholen uit Boxtel. We hebben dit gedaan om te kijken of er een verschil is, in de beeldvorming, tussen de kinderen die uit een stad of uit een dorp komen. Hier bleek geen verschil in te zijn, zodoende zijn de gegevens van alle jeugdigen bij elkaar gevoegd. Wij kunnen geen valide conclusie trekken uit deze gegevens, maar wij hopen dat het een beschrijving geeft van de beeldvorming die jeugdigen momenteel hebben over de doelgroep dak –en thuislozen. Daarnaast is het wenselijk, dat met deze gegevens in het achterhoofd, het onderwijs meer aandacht zal schenken aan bijzondere doelgroepen, omdat angst voor het onbekende mogelijk kan zorgen voor een irreëel beeld ten opzichte van de werkelijkheid. In totaal kwamen wij uit op 83 respondenten. Op de volgende pagina‟s volgen de vragen die wij aan de jeugdigen hebben gesteld.
46 | P a g i n a
KIJKEN IS ZIEN
3 juni 2010
Vraag 1: Leg uit wat je eerste ingeving is als je aan een dakloze denkt.
Ze hebben versleten kleren aan, ongeschoren gezicht en geen schoenen meer alleen nog sokken. Dan zijn mensen die niet goed met alles zijn omgegaan en hebben meestal vieze kleren aan. Meestal mannen met een vieze jas, muts, broek. Ze zijn smerig en toch een beetje zielig. Weinig geld, geen huis, ze bedelen. Geen goede kleren daarom hebben ze het koud. Je ziet ze vaak in grote steden. Gestoord, vaak dronken. Soms gevaarlijk, niet altijd. Gebruiken drugs. Soms is het hun eigen schuld door teveel schulden van drugs of drank. Ik denk aan vieze mensen die alleen maar alcohol drinken en drugs nemen. Ze zitten op bankjes in het park en doen raar. Ze zijn vies, het komt vaak door de drugs. Ik vind het zielig maar soms kiezen ze er zelf voor. Ze hebben oude kleren aan en een droevig gezicht. Ze zijn mager en hebben honger. Ze moeten buiten overnachten en kunnen makkelijk ziek worden van zieke dieren. Zielig maar eigen schuld. Ik vind zo`n vent erg eng, ze kunnen bijvoorbeeld een mes of revolver bij hebben. Ik blijf van ze uit de buurt. Ik denk aan mensen die huilen omdat ze geen geld en geen huis hebben. Ze hebben kapotte vieze kleren aan. De mannen hebben een lange baart. Ik vind daklozen best eng, soms komen ze je achterna of bedelen ze om geld. De mensen met de kraantjes vind ik niet zo eng. Ze hebben oude kleren aan met gaten, ik vind ze eng. Alleen op straat onder een lamp. Hebben niet veel eten en bedelen om geld. Ze zijn vaak niet schoon, een beetje raar en bedelen om geld. Ik vraag me af hoe ze zo zijn beland. Ik vind het best zielig voor die mensen. Toch ligt het meeste aan hen zelf. Bijvoorbeeld door drank problemen of omdat ze niet willen leren. Zielig, maar misschien ligt het wel aan hun zelf. Door verslaving. (drank, drugs, gokken) Ze zijn vies omdat ze op straat slapen. Ze drinken bier. Oude man met kapotte kleding en bedelend om geld. Iemand zonder huis, bedelend met een winkelwagen vol kleding en papier. Ik denk aan een enge man die een dikke berenjas aanheeft. Ik denk dat ze me gaan aanvallen, maar ik ken er wel een paar die best aardig zijn.. Soms is het zielig dan zitten ze in de regen maar ze zijn zelf weggegaan van huis. Toch wil ik wel weten hoe het voelt want ze hebben bijna geen familie die ze zien. Soms doen ze het zelf, dan drinken ze teveel en gebruiken drugs. Ze gaan scheiden en dan kiezen ze er zelf voor. Dus het is niet heel erg want ze kiezen er zelf voor. Man of vrouw in oude kleding. Lange grijzen haren en een baard. Ze stinken en slapen onder een lantaarn. Ik denk aan een man in een doos met veel haar. Ze lopen rond met van alles en nemen Albert Heijn karretjes mee. Geen geld, onverzorgd, behaard, stinken en ze bedelen. Dragen versleten kleren, wonen op straat, ze zijn eng, stinken en zijn lelijk. Ze zien er niet uit, stinken, wonen in dozen of vuilnisbakken en vragen om heel veel geld. Ik zie ruwe en slonzige mannen en vrouwen. Ondanks dat ze uit vuilnisbakken eten zijn ze van binnen heel aardig. Dat zijn mensen die geen geld hebben of mensen die er voor kiezen om zwerver te worden. Een vieze man met hele vieze kleren aan en heeft allemaal beesten om hem heen. Hij heeft ook een vieze baard en een klein potje met geld. Vies en leeft op straat, hij zoekt onderdag, heeft niet veel spullen en is bezweet. Leven in een doos en leven op afval. Ze zijn niet schoon omdat ze zichzelf niet kunnen onderhouden. Doordat ze hun werk hebben verloren hebben ze schulden gekregen en hun huis verloren.
47 | P a g i n a
KIJKEN IS ZIEN
3 juni 2010
Vraag 2: Het geslacht van een dakloze is meestal….
Een dakloze is: 0% 5%
A Een man B Een vrouw C Beide 78%
Vraag 3: De leeftijd van een dakloze is…
Een dakloze is: 1%
17% A Max. 15 jaar oud B Min. 45 jaar oud C Leeftijd maakt niet uit 65%
48 | P a g i n a
KIJKEN IS ZIEN
3 juni 2010
Bijlage 3; Presentiemethodiek
THE PRESENCE APPROACH, AN INTRODUCTORY SKETCH OF A PRACTICE
THE PRESENCE APPROACH: an introductory SKETCH OF A PRACTICE BRON: A.J. Baart (2002), Actioma / Catholic Theological University in Utrecht, the Netherlands Prof. Dr. Andries J. Baart, 2002 Global view of the presence practice Professional social workers stick to a characteristic way of handling social problems. Usually they try to reformulate the stagnations in a client‟s life, opening them up for theory-driven diagnosis. In so doing, they change the client‟s acting – often chaotic and failing – into a rather orderly, well defined problem that can be situated in a systematic, construed configuration of understandings of causes, effects and remedies. As a rule, solutions are a compromise between what the client wishes to achieve and what methodically can be done, controlled or reasonably predicted. In order to induce the solution, the social worker adds, according to the previously determined plan and only temporarily, some expertise to the client system, which guarantees an efficient, effective and competent procedure. Having thus “intervened”, he or she withdraws as soon as the job is done or time and money are spent; in the worse case, the intervention may be unsuccessful and the case may appear hopeless. Though more detailed distinctions and precision are possible, it will not be difficult to recognize in this picture the average care provider and social worker, and, more generally, the methodology of their care giving. This is approximately how the physician works, as does the welfare worker, health visitor, district nurse, youth helper, urban renovator, community organizer, community center worker, educator, rehabilitation officer, et cetera. Even the pastor adopts this course of action. Most have been trained in this tradition and are paid to employ it. This approach enjoys a sufficient rate of success and therefore has significant social value. Nevertheless, there is a very different way of handling social problems. In this paper it will be presented as a preferable methodology, offering advantages that have been neglected of late. To start with, we will give a general impression of this approach, which we call the “presence approach”. The differences with the earlier-mentioned “intervention approach” are striking. Next, we describe in detail how this alternative approach is carried out – its methods, attitudes, themes, professional roles, goals, values, results and effects – developing step by step our argument in favour of the “presence approach.” This article rests heavily on our research (1993-2000) in the field of urban mission, carried out in several poor and disadvantaged neighbourhoods and districts in the Netherlands. A comprehensive disquisition of our findings and the theoretical framing of the research can be found in Andries Baart, Een theorie van de presentie (Utrecht 2001). The neighborhood pastoral ministers we have investigated work in an entirely different manner. Characteristic of them is that they are there for others without focusing directly on problem solving. Problem solving can indeed emerge from their efforts, but that is not their overt intention. The most important thing these pastoral ministers bring is the faithful offering of themselves: being there, making themselves available, coming along to visit and listen, drinking coffee together or sharing a meal, completing a small household project, running errands, accompanying another on a doctor visit, going for a walk together, visiting a grave site, sending a birthday card, playing together on the street, being there when a child takes its final swimming test. Countless examples could apply. THE PRESENCE APPROACH, AN INTRODUCTORY SKETCH OF A PRACTICE Many of these forms of pastoral outreach are less rosy than those just described. At times the neighborhood pastoral ministers are present to severe domestic violence, problems stemming from addictions, and structural problems that threaten communities as a whole. Probably one is little inclined to qualify this conduct as “professional,” let alone would one put it on a par with social interventions mentioned earlier. But it is important to keep in mind that the presence approach does not orient itself to solving identified problems as such. Instead the focus goes to the cultivation of caring relationships, and the approach is deemed successful even when there is no evidence of concrete problems being solved. This alternative to more “professional” or instrumental forms of outreach, which we call the „presence approach” has been the subject of a seven year- long qualitative, practical-theological research. The research has studied the work of professional pastoral workers who, in line with the presence approach, work and live in resource-poor neighborhoods. In very specific terms, we have described the practice (identifying methods and patterns) of these pastoral ministers. We have attended closely to variants within
49 | P a g i n a
KIJKEN IS ZIEN
3 juni 2010
their approach and have studied preconditions and effects, taking into account the reactions of neighborhood residents as well. On the basis of these explorations and descriptions, we have published a far-reaching “theory of presence” (Andries Baart, Een theorie van de presentie, Utrecht 2001). In the present sketch we will not go into the underlying theology, but will offer instead a sketch of the practice of presence, as a means of introduction. The Work of the Presence Practitioners In the following description of the work of neighborhood pastoral ministers, who employ the presence approach, we concentrate on their relationship with neighborhood residents, though the pastoral ministers do have (sometimes intensive) contact with social workers, educators, community officials and church leaders. General set-up and design Characteristic of the neighborhood pastorate we have investigated is that it by design operates without a predetermined pastoral identity, agenda or focus of attention. It gains form and content from more or less incidental encounters, which over time grow into longstanding contacts and trusting relationships. In the context of maintaining and deepening such relationships, the pastoral ministers normally come into contact with integral social systems of the neighborhood (whole families, whole streets, etc.). The pastoral ministers, as much as possible, enter into the lives, journeys and histories of the neighborhood residents in ways that are not predetermined. In the course of this slowly developing association emerges an articulation of hopes, pain, shortcomings, satisfactions and needs. Insofar as one can speak of objectives for the pastoral ministry of presence, they come directly out of this process of articulation. The actual design for the ministerial work, then, comes as the result of long-lasting, openended processes and not as the product of plans developed ahead of time. Methods and instigation Methodologically speaking, this sort of neighborhood pastoral outreach is only possible through long-term non-interventionist exposure to life in the neighborhood, the acquisition and maintenance of an exposure oriented disposition and, thereupon, the gradually developed professional strategy of presence. Belonging to this overall methodology we find the following catchwords: patience, unconditional attentiveness and receptivity. The neighborhood pastorate makes free use of rather loose and mixed contact forms that attach themselves closely to the ordinary patterns of daily life in the neighborhood, adhering to local rhythms, familiar structures and prevailing languages. Over time exposure leads to intense forms of engagement and the assumption of (overseeable, roleappropriate)responsibilities. This overall methodology is designated as we have said, as the presence approach. On the level of individual methods, special emphasis goes to the winning of trust, the maintenance of personal contact and participation (support / coaching) in the handling of existential questions and critical moments of decision. Typically, the professional interventions in such circumstances are either purely instrumental or are gratuitous. By “instrumental,” we mean: helping with a concrete task or solving a practical problem. By “gratuitous,” we mean: being there “for its own sake” if there is something to celebrate, grieve, live through or discuss. But in the execution of such instrumental and gratuitous handlings, the pastoral minister seeks opportunities to bring to articulation underlying histories, feelings, uncertainties and to systematically thematize the same. In this way often other, more involved problems and experiences come to the surface. This all happens in an open structure, on the go, and not according to a strict schedule or in the confidence of a quiet office. Such forms of contact usually start with one member of the social system (family, club, street), but we often see that the presence ministers strive for involvement with the whole system. And that is also necessary to be able to understand something of the daily social context in which the problems or happy events present themselves. In light of that, we see methods that are directed to the opening up of communication channels, the enlargement of handling repertoires and social base, the formation of networks around people, and the development of community and social empowerment. Of course, several skills, techniques and strategies are part of the methods that the pastoral ministers use to position themselves in the network of the Church and regular social welfare system. The main issuefor the last example is especially focused on cooperation, in which the neighborhood ministry needs to find the right balance between affiliation and distance and between the development of its own identity regarding loyalty to its own mission (which is not always the same as the social welfare work) and the functional attunement for that work.
50 | P a g i n a
KIJKEN IS ZIEN
3 juni 2010
Themes and roles Often the neighborhood residents do not lay out clear questions or problems for the pastoral ministers. In many cases, life is just being shared. At crucial moments, but also in less tense moments, often this results in an appeal to the pastoral minister and sometimes this results in specific requests for help, or the pastoral minister himself / herself draws attention to points of stagnation in life. The first and most dominant theme in the pastoral contact are ordinary life stories and the actual conduct of life of the neighborhood residents, who are often marginalized and socially deprived.But if we look at the more specific requests for help, then there are three basic themes: (1) themes on the surface (or: domain sector); (2) roles and expectations; (3) in-depth themes. 1. On the surface, one is struck by an enormous breadth of themes. Contacts bring attention to far ranging matters, which include: health and hygiene (including addiction problems), housing, work, personal financial issues (including welfare payments, pensions, debts, insurance, taxes), parenting and family issues, sexuality, social problems (including violence, loneliness, difficulties with neighbors), access to social welfare resources, and confrontations with bureaucratic institutions. The presence practitioners, in other words, do not operate in relation to a specific domain. They cross domains, as the requests do. 2. On the level of expectations, roles and practices, we see that the presence practitioners above all (literally) live with others, make room for their stories and, where necessary, help these stories to greater fluidity. Sometimes that happens, as in cases where children are involved, in more practical than “narrative” ways. In almost all cases the pastoral ministers are recognized as such, and on occasion explicit questions are put to them concerning the Church, religious beliefs, or life‟s meaning. They also fulfill simple ritual roles. But that is not the priority of their work. They do not seek to evangelize others. The pastoral ministers appear to function often as confidants and as identification figures, as possibilities for attachment and as orientation point, and as bearers of social- cultural capital. Such trustworthy and safe figures are a rarity in the designated neighborhoods and often come to be exceptionally valued. These roles become fulfilled through a mixture of (especially) empathic and (less frequently) confrontational engagements. In a metaphorical sense, the pastoral ministers have the role of acquaintance, friend, brother or sister, good neighbor or parent. Neighborhood residents use such terms to describe the presence practitioners, often because of the affective dimension of their mutual involvement. Against this background, it is possible to help people make progress amid their daily challenges and bring them into contact with existing social (institutional) resources (such as health care providers, government programs, educational opportunities, Church programs, etc.). Besides this, we see that in many cases neighborhood residents are helped to sustain and endure, even when their circumstances have (inescapably) remained substantially unchanged. And sometimes nothing else can be done beyond signalling risks and problems and transferring those signals to the appropriate agencies (medical confidant, case worker, etc.), or, when possible, mediating contacts. 3. Thematically speaking, the neighborhood pastorateis most deeply concerned with identity, coping and orientation questions: neighborhood residents have lost their way, are ready to give up, have lost faith in themselves or the system. They spoil each other‟s lives, they muddle through, or, most commonly, they are of no account, unseen: neither appreciated nor esteemed nor heard. The point of entry for contact with such persons and the problems they face is not by way of the problems themselves but by way of unplanned forms of incidental contact made possible by the pastoral ministers ongoing presence in the neighborhood. Objectives and values. The objectives and values – in and of themselves worthy of thoroughgoing theological reflection – which lie behind this practice, center on the recovery and maintenance of the dignity of the most marginalized neighborhood residents and the offering and mobilization of helpful means to that end. An important source of such help is the pastoral minister himself: whose baggage and personality stand in interchange with possibilities of the neighborhood residents themselves. Special emphasis goes to uncovering, celebrating and holding on to the good that easily becomes oppressed; in the same vein, the pastoral ministers strive – in contrast to what is usual in the regular welfare work – to create ample room for the processes of articulation, deliberation and decision making concerning (tragic and painful) dilemmas and to find meaningful, sense-making references for the stagnating life. So, they also try to break the evil. Evil in its manifold shapes, like injustice, the transgenerational destiny of poverty, dominant feelings of fear, powerlessness and worthlessness, conditions of violence, never-ending antagonisms and the long lasting experience of being socially redundant. The presence practitioners strive in such environments to affirm the fundamental dignity of the persons they come into contact with, disregarding the question of whether the lives are successful or not. At the same time they activate possibilities for individual development (“becoming the one you are”). They
51 | P a g i n a
KIJKEN IS ZIEN
3 juni 2010
keep their eyes open for processes that easily lead to social (self)exclusion, deviance and the lack of respectability, while seeking to nurture possibilities for participation in social networks that offer personal validation. At this point the practice becomes political. As a rule, the practitioners make use of organic social structures that are already near at hand: they do not attempt to create new structures, projects or groups. Although the pastoral ministers invest energy in bringing others to social resources that can be of help to them, again, the focus is not on the quick elimination of problems. Neighborhood residents understand and appreciate this.
Results and effects The presence approach is not a wonder drug and makes little of the existing apparatus of social intervention- help provision superfluous. Presence practitioners have time and take time, and they work to ensure that the time available remains “free” (i.e., not filled with secret plans and professional intentions). Out of this standpoint they get to know people and their environment more deeply and find themselves better prepared to assess what is at hand in social situations. They are also in a strong position to share history and build trust with the neighborhood residents. They know and are known by the people of the neighborhood and thus are able to understand local dynamics on multiple levels and contribute to those dynamics in rich ways. It appears that, for people who are “socially redundant,” it is a blessing that, besides being served by professional care givers and resource providers, they also have the opportunity to share their experience with others who are more consistently and fully present to that experience. Because presence practitioners also share the daily, non problematic and even joyful moments in the lives of neighborhood residents, they make room for the other to shine as a successful and proud person – as joke teller, loving partner, queen of the kitchen, devoted parent. This is not only a great good in itself, but it “helps” too. The integralism of the presence approach is one of its strong advantages. In contrast with domain-specific forms of social outreach, the presence approach crosses domains and disciplines and immerses itself in the depth of personal history and the breadth of multiple social networks. This contrasts sharply with more specialized types of intervention, which involve processes of “screening and intake” and which apply select remedies to specific problems with specific populations – often such parcelling out and fragmentation are necessary, but it is not the way life is lived, let alone traumatized and chaotic lives. Contained within the values and functioning of the presence approach is a sharp critique of the bureaucratic violence that “the poor” undergo, whereby their story, their dignity and their “problem” (they only thing they possess that bestows them an identity) are all too often too quickly and easily dispensed with. However reasonable, fair and efficient a bureaucracy strives to be, the weakest members of society rarely experience it that way, and that is a serious problem. That there are, as in the presence approach, people who are available without preconditions for access, who will not judge you by your language use, who are free to share lesser and greater moments with you, is a rare good and deserves imitation. Often, the problems that the presence practitioners encounter are – regardless of whether we believe it or not – simply insoluble and some people turn out to be incorrigible. Other problems need nearly endless time. Other problems relate to the tragedy and the contingency that are parts of life itself. Still others are so firmly attached that they seem likely to pass only with the generation itself. For such problems, the monomaniacal determination to hastily eliminate problems (through the power of subsidies, programs, new techniques) has the potential to be counterproductive and even destructive. In that context, a trusted and familiar figure who knows how to listen attentively is worth more than an expert tattler. Without giving in to passivity and defeatism, it must be acknowledged that some problems offer no hope for resolution, and it can be of great help to be able to acknowledge as much without the professional needing to withdraw. The presence theory – our primary interest – starts where these descriptions and analyses of practice end, and tries in social-scientific, philosophical and theological terms to specify why the presence approach works and is of value and which understanding of common humanity it implies.
52 | P a g i n a
KIJKEN IS ZIEN
3 juni 2010
Further readings If one wants to know more about the research, practice and theory of the presence approach, see Andries Baart, Een theorie van de presentie, Lemma, Utrecht 2001 (2nd edition). On specific aspects of the presence approach and on specific fields of application, Andries Baart wrote recently: De eigen waarde van betrokkenheid”, Markant 1999/1, pp. 33-66; “De oogst van de dag”, in: Verslagboek Studiedag “Samen in de buurt / Op weg naar 2000, Amsterdam 1999, pp. 12-20; also in Markant, 1999/2, pp. 44-49; “Verder dan het lege hart en de hoge borst”, Tijdschrift voor de Sociale Sector, 53(1999)10, oktober 1999, pp. 4-11; Raken aan het geleefde leven, ‟s-Hertogenbosch 2000 (freely to order at +31 (0)73 6134134); “Zich afstemmen op de onafgestemden. Hoe professionals marginalen kunnen bereiken”, Sociale Interventie 9(2000)1, pp. 4-21; “Ruimte om bij het vreemde te blijven”, Markant 2000/3, pp. 11-30; new, slightly rewritten version in Sociale Interventie 2002/2, pp. 15-27; “Interpreteren van presentiepraktijken”, in A.J.Baart and F. Vosman (red.), theologie in de wijk: Studiedag, Utrecht/Den Bosch 2000, pp.8-12; “Verpletterend gewoon”, Kontaktblad Federatie VPW Nederland, 2001/1, pp 8-10; “Hoe kom je erbij? Over mogelijke taken van vrijwilligers”, in: Katholieke betrokkenheid op de samenleving, daar staan we voor. 25 jaar KCWO, Hengelo 2001, 9-18; “De kunst van het aansluiten”, MO-Samenlevingsopbouw, September 2001, # 182, pp. 40-46; “Angst voor het alledaagse en de betekenis van presentie”, Rotterdam: DPC 2001 “Het verlangen erbij te zijn”, in: Studiedag Pastoraat Oude Wijken Rotterdam, het verslag,Rotterdam: Dekenaat Rijnmond 2001, pp. 10- 21 “Importbeperkingen. Presentiebeoefening en de verruiming van cliëntverhalen in het humanistisch raadswerk”, Tijdschrift voor Humanistiek 2002/2 (in press) “Meer gelijk dan eigen: vermaatschappelijking en presentiebeoefening”, in: Doortje Kal (ed.) (2002): Teksten over kwartiermaken, Den Bosch: Actioma (Series: Actioma-berichten 2002/2), pp. 25-51. Aanzetten tot een theorie van de Derde Partij met behulp van de presentietheorie, actioma, Den Bosch and LCO, Den Haag 2002 (60 pp.) Qualität des Lebens am Rande des sozialen Daseins, Diakonische Verband Deutschland 2002 (approx. 20 pp; in press). Special attention to the presence approach is given by Dr. Doortje Kal, mostly in the context of initiatives aiming at the social integration of people with a history of psychiatric problems, see: Doortje Kal, Kwartiermaken. Werken aan ruimte voor mensen met een psychiatrische achtergrond, Boom, Amsterdam 2001 (dissertation); “De waarde van nabijheid. Over de betekenis van de presentiebenadering,” Passage, 10(2001)3, pp. 154-161; “Men zoekt een mens en krijgt een functionaris,” PSY, 2001/4; “Erbij blijven,” Sociale Psychiatrie, 20(2001) 61, pp. 17-20; together with Dr. Majone Steketee she has interviewed Andries Baart: “De kern is aandacht,” Deviant June 2001, nr. 29, pp. 26-29; with Annemiek Onstenk she wrote: “Kwetsbaar en zorgzaam burgerschap. Ruimte voor mensen met een psychiatrische achtergrond,” in: R.P. Hortulanus, J.E.M. Machielse (eds..), Modern burgerschap. Elsevier, ‟s-Gravenhage 2002, pp. 55-67; she is the editor of: Teksten over kwartiermaken, Den Bosch: Actioma (Series: Actiomaberichten 2002/2); she is also the editor of: Radiacle aansluiting. Over de presentiebenadering en de geestelijke gezondheidszorg, Den Bosch: Actioma 2002 (collected lectures and articles). See if desired also: www.actioma.nl See also www.presentie.nl
53 | P a g i n a
KIJKEN IS ZIEN
3 juni 2010
Bijlage 4; Literatuurlijst Boekwerken: Doorn, L. v. (2005). Leven op straat. Bussum: Coutinho. Koen Hermans, I. d. (2007). Bed Bad Brood; Laagdrempelige opvang van thuislozen. AntwerpenApeldoorn: Garant . Snellen, A. (2007). Basismodel voor methodisch hulpverlenen in het maatschappelijk werk. Bussum: uitgeverij coutinho. Verhoeven, N. (2007). Wat is onderzoek . Middelburg: Boom onderwijs. Baarda en de Goede . (2006) basisboek methoden en technieken. Noordhoff Uitgevers B.V.
Documenten: 's-Hertogenbosch, G. (2008). Stedelijk kompas maart 2008. 's-Hertogenbosch . Afdeling O&S, afdeling Welzijn gemeente ‟s-Hertogenbosch. (2010). Wmo monitor 2009, tussenevaluatie Wmo. Gemeente ‟s-Hertogenbosch. Steege,H. (2009) Raadsvoorstel. Gemeente ‟s-Hertogenbosch Deth, Van, A.; Bergen, Van, A. (2009)De strijd tegen dakloosheid, De Stedelijke Kompassen van de G39 vergeleken. Movisie Utrecht. Ploegmakers, M; Sok, K.(2005) De grenzen en mogelijkheden van cliëntenparticipatie in de maatschappelijke opvang. NIZW Gelderland. Jongejan,A. ;Jeu, de, J. (2009)Handreiking “moeilijk bereikbaar?” Vereniging Landelijk platform GGZ Bieshaar, M. ; e.a. (2009) Straatadvocaat. Vereniging landelijk platform GGZ A.J. Baart. (2002) The presence approach: an introductory sketch of a practice. Actioma /Catholic Theological University in Utrecht, the Netherlands Rochette, J. (2008) Inzicht van de straat. Zorgbelang Gelderland. Heuvel, Van de, T. (2008) De wensen en behoeften van cliënten tegenover de toekomstvisie van de SMO. De cliëntenraad maatschappelijke opvang ‟s-Hertogenbosch. Romeijn, M; e.a. (2008) Stedelijk Kompas “ en nu de vertaalslag naar de praktijk!”. Vereniging van Nederlands Gemeenten. Croonen, J.(2010). Samenvatting Dakloos Nijmegen. Diverse artikelen en internetsites. Schevikhoven, van, E; e.a. (2010) (diverse uitgaven) Zelfkrant, ‟s-Hertogenbosch.
54 | P a g i n a
KIJKEN IS ZIEN
3 juni 2010
Websites
Stichting door en voor: www.doorenvoor.nl Zorgbelang brabant: www.zorgbelang-brabant.nl Encyclopedie: www.encyclo.nl Stichting Goud te Utrecht: www.stichtinggoud.nl Straatpatoraat ’s-Hertogenbosch: http://sites.google.com/site/pastoraatopstraat Maatschappelijke ondersteuning ’s-Hertogenbosch: www.modenbosch.nl
Clientenraad maatschappelijke ondersteuning: www. clientenraadmo.nl
Gemeente ’s-Hertogenbosch: www.s-hertogenbosch.nl Nachtopvang uit Noodzaak te Nijmegen: www.nunn.nl Patoraal uitzendbureau ’s-Hertogenbosch: www.aandeslagindenbosch.nl
55 | P a g i n a