'Van
opsluiten
naar
uitsluiten
naar
insluiten'
Dak‐
en
thuislozen
in
de
huidige
samenleving
De
dagbesteding
van
dak
en
thuislozen
is
overleven.
Ze
geven
overlast
en
roepen
morele
gevoelens
op.
De
aanpak
van
deze
problematiek
is
de
laatste
tientallen
jaren
veranderd.
Niet
meer
enkel
opvang,
maar
proberen
te
voorkomen
dat
mensen
dakloos
worden.
Hen
weer
begeleiden
naar
een
normaal
bestaan.
Niet
meer
de
dagelijkse
struggle
for
life,
maar
via
allerlei
vormen
van
begeleide
huisvesting
en
dagbesteding
zo
gewoon
mogelijk
wonen,
afleiding
en
sociaal
contact.
Eten,
drinken,
kleding
en
onderdak.
Dat
zijn
de
primaire
behoeften
van
de
mens.
Aldus
de
humanistisch
psycholoog
Maslow.
Wonen
is
een
voorwaarde
om
je
ergens
thuis
te
voelen.
Een
plaats
die
je
kunt
overzien,
waar
je
bescherming
vindt
en
je
kunt
afschermen
van
anderen.
Waar
je
je
leven
kunt
overzien.
Alleen
als
aan
de
basisbehoeften
voldaan
is,
komen
de
sociale
behoeften
tot
ontplooiing.
Alleen
dan
zijn
zelfontplooiing
en
actieve
deelname
aan
de
samenleving
mogelijk.
Dak‐
en
thuislozen
ontberen
zo'n
eigen
plek
van
overzicht,
van
veiligheid
en
rust
en
nadenken
en
herstel.
De
oorzaak
van
dakloosheid
ligt
in
het
sociaal‐psychologische
onvermogen
om
een
thuisbasis
te
verwerven
en
te
behouden,
om
duurzame
sociale
relaties
en
bindingen
aan
te
gaan,
om
zich
een
stabiel
leef‐
en
werkmilieu
te
verschaffen,
om
levensproblemen
adequaat
op
te
lossen,
om
de
zucht
naar
ontsnapping
in
de
hand
te
houden,
om
zichzelf
te
disciplineren.
De
habitat
van
dak‐
en
thuislozen
is
de
straat.
Hun
leefwijze
de
struggle
for
life.
Ze
zijn
bezig
te
overleven.
Dat
is
hun
dagbesteding.
Daklozen:
cijfers
en
andere
feiten
Er
zijn
30.000
daklozen
in
Nederland.
Er
zijn
9.000
opvangplaatsen
voor
daklozen.
Daarbij
gaat
het
om
internaten
(longstay),
sociale
pensions,
passantenverblijven,
meerzorgafdelingen.
Daklozen
zijn
zeer
verschillend.
De
individuele
oorzaak
van
de
dakloosheid
loopt
eveneens
uiteen.
Toch
zijn
er
gemeenschappelijke
kenmerken.
Het
profiel
van
de
gemiddelde
dakloze
ziet
er
als
volgt
uit:
alleenstaand,
man,
laag
opgeleid,
tussen
de
25
en
45
jaar,
verslaafd
aan
alcohol
en/of
drugs,
psychiatrisch
ziektebeeld,
zwakbegaafd
of
persoonlijkheidsstoornissen,
laag
of
geen
inkomen,
schulden,
problemen
met
justitie,
slechte
gezondheid.
Niet
elke
dakloze
heeft
al
deze
problemen,
en
niet
alle
daklozen
zijn
man,
maar
er
is
altijd
sprake
van
een
meervoudige
problematiek.
Wat
voor
daklozen
zijn
er
en
waar
verblijven
ze?
Singelenberg
geeft
in
zijn
studie
Wonen
aan
de
onderkant
(2005)
de
volgende
opsommingen.
Soorten
daklozen
•
Personen
met
een
psychiatrisch
probleem
of
een
verslavingsprobleem;
•
ex‐psychiatrische
patiënten
en
ex‐verslaafden;
•
ex‐gedetineerden;
•
mensen
met
een
maatschappelijk
probleem
als
gevolg
van
huisuitzetting
of
huiselijk
geweld;
•
cliënten
van
de
jeugdzorg
die
dakloos
zijn;
•
seizoensarbeiders;
•
illegalen;
•
niet
in
te
delen
'zwervers'.
Waar
verblijven
ze?
1
dakloos:
buitenslapers
en
terreinbewoners;
nachtopvang,
passantenverblijven;
2
thuisloos:
hostels,
opvanghuizen
(long
stay);
tijdelijke
huisvesting
zonder
huurcontract;
gevangenis,
psychiatrische
instelling;
3
onzeker
gehuisvest:
tweedekanswoningen,
waarbij
begeleiding
voorwaarde
is;
onvrijwillige
inwoning
bij
familie
of
vrienden;
onrechtmatige
bewoning,
illegale
onderhuur;
4
inadequaat
gehuisvest:
zomerhuisjes,
slooppanden,
caravans;
illegale
pensions
die
niet
aan
de
gemeentelijke
eisen
voldoen.
'Soorten'
daklozen
en
woonvormen
kunnen
niet
aan
elkaar
gekoppeld
worden.
Ze
lopen
door
elkaar
heen.
Alleen
intramurale
voorzieningen
zijn
doelgroepgebonden.
Zoals
in
de
verslavingszorg,
de
psychiatrie
of
langdurige
opvang.
Van
dwang
naar
zelfbeschikking
Dakloosheid
ontstaat
uit
een
combinatie
van
persoonlijkheidskenmerken
en
sociale
structuren.
De
samenleving
is
de
laatste
decennia
veranderd.
Ze
is
complexer
en
gedifferentieerder
geworden.
De
mensen
zijn
geïndividualiseerd.
Van
iedereen
wordt
verwacht
dat
hij
zelfstandig
en
zelfverantwoordelijk
zijn
eigen
leven
leidt.
Mensen
moeten
zo
veel
mogelijk
zonder
hulp
in
de
samenleving
functioneren
en
zich
niet
afhankelijk
stellen
van
de
alomvattende
zorg
van
een
instituut.
Zelf
beschikking
—
`zelfverantwoordelijke
zelfbepaling',
zoals
de
pedagoog
Langeveld
het
noemde
—
staat
centraal.
De
zorgtaken
zijn
in
alle
sectoren
afgenomen.
De
asielfunctie
van
psychiatrische
instellingen
is
sterk
verkleind.
Door
het
beleid
van
vermaatschappelijking
wonen
psychiatrische
patiënten
en
licht
verstandelijk
gehandicapten
zelfstandig.
Jongeren
worden
op
achttienjarige
leeftijd
uit
jeugdinternaten
ontslagen,
in
plaats
van
op
eenentwintigjarige
leeftijd.
De
reclassering
is
meer
gericht
op
taakstraffen
en
op
de
resocialisatie
van
kansrijk
geachte
gedetineerden
(langgestraften
en
jongeren)
dan
op
kortgestraften,
recidivisten
en
oudere
gedetineerden.
Woningcorporaties
hebben
de
functie
van
woonmaatschappelijk
werkster
afgeschaft.
Ze
zijn
een
strakker
uitzettingsbeleid
gaan
voeren
bij
achterstallige
huur.
Er
zijn
geen
sociale
steunsyste‐ men
in
de
plaats
van
de
dwingende
institutionele
zorg
gekomen.
Iedereen
is
sterk
geïndividualiseerd.
Slechts
een
enkeling
is
bereid
de
functie
van
de
instituten
over
te
nemen.
Het
not
in
my
backyard‐syndroom,
waarbij
bewoners
actie
voeren
om
de
zelf‐ kant
van
de
samenleving
uit
hun
wijk
te
weren,
is
daarvan
een
teken.
Dakloosheid
is
mede
gevolg
van
huisvestingsproblemen.
Mensen
belanden
op
straat
omdat
ze
hun
huis
kwijtraken
of
omdat
er
geen
adequate
huisvesting
voor
hen
is.
Er
is
een
leemte
tussen
de
beschikbare
woonruimte
en
de
straat
als
verblijfplaats.
De
laatste
decennia
—
zo
stelt
Van
Doorn
in
haar
studie
Leven
op
straat
(2005)—
is
goedkope
huisvesting
schaars
geworden.
'Kraakpanden,
logementen,
pensionnetjes
en
kamerverhuur
voor
volwassenen
zijn
vrijwel
verdwenen.'
In
de
volkshuisvesting
is
de
aanpak
van
overlast
gevende
huurders
veranderd.
Sinds
de
privatisering
van
de
woningcorporaties
is
'de
zorgfunctie
naar
de
achtergrond
verschoven
en
zijn
de
aloude
woonmaatschappelijk
werksters
schaarser
geworden'.
Een
meer
formele
opstelling
is
daarvoor
in
de
plaats
gekomen.
Wie
zijn
huur
niet
betaalt,
wordt
uitgezet.
De
veranderingen
in
de
benadering
van
mensen
met
afwijkend
gedrag
valt
te
kenschetsen
als
'van
opsluiten
naar
uitsluiten'.
De
officiële,
politieke
tendens
is
om
van
uitsluiten
naar
insluiten
te
gaan.
Daklozen
moeten
de
ondersteuning
en
opvang
krijgen
die
ze
nodig
hebben
(www.geefopvangderuimte.n1).
Altijd
met
het
oogmerk
dat
ze
gestimuleerd
worden
het
circuit
te
verlaten
door
te
proberen
hun
zelfredzaamheid
te
vergroten
door
begeleiding
en
dagbesteding
aan
te
bieden.
Veranderingen
in
de
maatschappelijke
opvang
Ook
de
speciaal
ten
behoeve
van
daklozen
opgerichte
voorzieningen
veranderen.
Doel
was
het
leveren
van
de
drie
B's:
bed,
bad,
brood.
Bescherming
stond
centraal
en
daarmee
min
of
meer
de
acceptatie
van
het
leven
van
daklozen.
Op
basis
van
het
veranderde
mensbeeld
en
de
veranderde
politiek‐maatschappelijke
context
worden
nieuwe
institutionele
systemen
ontwikkeld.
Daarbij
is
het
uitgangspunt
dat
individuele
verantwoordelijkheid
gecombineerd
wordt
met
een
steunsysteem,
gericht
op
het
aanspreken
van
de
potenties
van
daklozen.
Derhalve
is
er
een
vierde
B
bij
gekomen:
begeleiding,
gericht
op
zelfhandhaving,
op
zelfstandig
wonen
en
zinvolle
dagindeling.
Het
beleid
is
gewijzigd
van
bescherming
naar
activering.
Naar
re‐integratie
in
de
samenleving.
Nieuwe
institutionele
arrangementen
De
veranderde
opvatting
over
dak‐
en
thuislozen
en
hoe
hen
te
helpen,
maakt
nieuwe
oplossingsrichtingen
noodzakelijk.
Opsluiten
is
geen
optie
—
alleen
in
extreme
gevallen.
Bewoners
willen
de
daklozen
niet
in
de
nabijheid
van
hun
woning
of
rondhangend
in
luxe
winkelgebieden.
Vooral
verslaafde
daklozen
geven
overlast
door
hun
'strafrechtelijke
recidive'.
Vanuit
moreel
oogpunt
acht
de
samenleving
zich
verantwoordelijk
om
te
proberen
deze
mensen
uit
hun
uitzichtloze
situatie
te
halen.
Om
dat
voor
elkaar
te
krijgen
zijn
nieuwe
institutionele
arrangementen
nodig.
Om
zo
het
(verder)
afglijden
in
het
daklozencircuit
te
voorkomen.
Om
als
men
dakloos
is
geworden
doorstroom
naar
aangepaste
woonvormen
of
normale
woonvormen
te
bevorderen.
En
—
politiek
belangrijk
—
om
de
overlast
te
beperken.
Middelen
zijn:
preventie,
aangepaste
sociale
huisvesting,
begeleiding,
dagbesteding/activering,
samenwerking
/netwerkvorming.
We
lopen
ze
langs.
Preventie
Om
dakloosheid
te
voorkomen,
is
vroegtijdige
signalering
dat
er
dingen
misgaan
van
belang.
Concreet
betekent
dit
dat
een
woningcorporatie
dreigende
huisuitzetting
meldt
aan
het
maatschappelijk
werk.
Dat
helpt
de
problemen
op
te
lossen,
zodat
dakloosheid
voorkomen
wordt.
Ook
dreigende
afsluiting
van
gas
en
licht
is
een
signaal
dat
er
iets
misgaat
en
moet
gemeld
worden.
Wijkmeldpunten
van
overlast
en
zorg,
waar
buren
hun
zorgen
kunnen
melden,
dienen
beschikbaar
te
zijn.
Het
wijk
meldpunt
schakelt
dan
hulpverleners
in.
Deze
aanpak
vereist
bindende
samenwerkingsafspraken
tussen
woningcorporaties
en
de
instellingen
voor
dak‐
en
thuislozenzorg.
Aangepaste
sociale
huisvesting
Sommige
mensen
zijn
niet
in
staat
om
'gewoon',
'onopvallend'
te
leven.
Ze
zijn
niet
in
staat
in
een
gewoon
huis
te
wonen.
Ze
hebben
aangepaste
woonvormen
nodig.
De
woningcorporaties
creëren
goedkope
huisvesting
aan
de
onderkant
van
de
woning‐ markt.
En
experimenteren
met
sobere
woonvormen,
zoals
eenkamerwoningen,
vakantiehuizen,
stacaravans,
barakken,
wooncontainers,
`skaeve
huser'
voor
`skaeve
existenser'
(rare
huizen
voor
rare
mensen).
Begeleiding
De
uitstroom
uit
psychiatrische
instellingen
moet
goed
begeleid
worden.
Dat
men
ontslagen
is
uit
de
instelling
wil
niet
zeggen
dat
men
in
staat
is
op
eigen
kracht
zijn
leven
vorm
te
geven.
De
vermaatschappelijking
heeft
alleen
kans
van
slagen
als
men
begeleid
wordt
naar
`zelfverantwoordelijk
wonen',
dat
betekent
begeleiding
naar
zelfstandig
wonen
én
nazorg.
Ook
gedetineerden
die
ontslag
krijgen
en
niet
weten
waar
ze
naartoe
moeten,
dienen
opgevangen
te
worden.
Dagbesteding/activering
Dagbesteding/activering
is
van
belang
omdat
mensen
van
hun
probleem
worden
afgeleid,
zich
nuttig
voelen
en
meer
zelfwaardering
krijgen
en
hun
leven
bewuster
vormgeven.
En
mogelijk
uit
het
circuit
van
dak‐
en
thuisloosheid
geraken.
De
verschuiving
van
puur
opvang
(de
drie
B's)
naar
activering
heeft
in
de
laatste
decennia
een
nieuw
veld
van
werk‐
en
activeringsprojecten
voor
daklozen
en
verslaafden
doen
ontstaan.
Allerlei
projecten
van
dagactiviteiten
tot
gesubsidieerde
arbeid
zijn
opgezet.
Daarbij
gaat
het
om
veeg‐
en
schoonmaakprojecten,
het
maken
en
verkopen
van
straatkranten,
verkoop
van
tweedehands
spullen
in
kringloopwinkels,
fietsherstelwerkplaatsen,
verzorgen
van
mailings,
opknappen
en
verkoop
van
oude
meubels,
maken
van
kunst
(www.theburkman.nl).
De
dagbesteding
wordt
gecombineerd
met
begeleiding
op
psychisch,
medisch,
juridisch
en
financieel
terrein.
Samenwerking/netwerkvorming
Het
gaat
in
de
zorg
voor
daklozen
om
relatief
kleine
aantallen
mensen,
waar
veel
energie
in
gestoken
moet
worden.
Samenwerking
tussen
de
gemeente,
de
opvangvoorzieningen,
de
zorginstellingen,
de
reclassering,
de
jeugdzorg,
de
corporaties
schept
de
voorwaarde
dat
dakloosheid
kan
worden
voorkomen
en
dat
mensen
met
een
zwakke
wooncultuur
in
hun
woning
kunnen
blijven
wonen.
Het
gaat
om
de
integrale
aanpak
van
deze
problematiek.
Dus:
én
huisvesting,
én
dagbesteding,
én
medische,
psychische,
financiële
en
juridische
zorg,
én
begeleiding.
Een
projectmatige
(netwerk)aanpak
is
de
aangewezen
vorm.
Zoals
een
corporatiedirecteur
stelde:
'Zoek
een
netwerk
van
geestverwanten'.
Een
'sluitende
ketenaanpak
heet
dat
elders.
Geïntegreerde
aanpak
Laten
we
een
paar
voorbeelden
beschrijven
van
deze
aanpak
om
te
zien
hoe
men
het
doet.
Nieuwe
Energie
in
Leiden
In
Leiden
zijn
zo'n
vijfhonderd
mensen
zonder
vaste
woon‐
of
verblijfplaats.
Op
straat
leven
er
tachtig.
Een
'flink
aantal'
is
dakloos
geworden
via
huisuitzetting.
Leiden
heeft
met
119.000
inwoners
een
relatief
hoog
aantal
dak‐
en
thuislozen
in
vergelijking
met
andere
gemeenten.
Hoe
pakt
men
de
problematiek
aan?
Als
een
dakloze
onderdak
wil,
kan
hij
een
woning
krijgen
onder
voorwaarde
van
begeleiding.
Men
sluit
`driehoekscontracten'.
Probleem
dat
men
signaleert
is
dat
kleine
en
goedkope
huurwoningen
worden
verkocht
of
afgebroken.
Woningcorporatie
Portaal
Leiden
heeft
in
de
binnenstad
van
Leiden
oude
panden
staan,
die
gebruikt
worden
als
woningen
voor
voormalige
daklozen.
Het
project
Nieuwe
Energie
biedt
een
integrale
aanpak.
Het
project
zit
in
de
voorbereidingsfase.
Het
betreft
het
terrein
van
Nuon
waar
een
loods
staat.
Portaal
gaat
er
zijn
kantoor
bouwen,
om
aan
te
geven
dat
men
bereid
is
de
mogelijke
overlast
mee
te
dragen.
Om
het
nimby‐effect
te
neutraliseren.
Ook
wil
men
een
deel
van
het
gebouw
voor
diverse
publieksfuncties
inzetten.
Om
zo
de
integratie
te
bevorderen.
Het
gaat
de
volgende
functies
omvatten:
•
slaaphuis
met
veertig
bedden
(deze
worden
gerealiseerd
als
40
sociale
huurwoningen,
vanwege
de
mogelijkheid
van
een
onrendabele
top);
•
huiskamer
(te
gebruiken
voor
de
daklozen
als
postadres,
waar
ze
hun
uitkering
kunnen
krijgen);
•
alcoholgebruikersruimte;
•
dagbesteding
`De
Zaak'
(fietsenreparatie,
schilderen);
•
dokterspost,
kledingomruil.
't
Groene
Sticht
in
Utrecht
Nog
een
voorbeeld.
Dit
functioneert
al
enkele
jaren.
't
Groene
Sticht
(www.groenesticht.nl)
is
een
woon‐werkgemeenschap
voor
daklozen.
In
Leidsche
Rijn,
Vinex‐locatie
in
het
voormalig
weidegebied
ten
westen
van
Utrecht,
ligt
een
voormalige
boerderij
met
bijgebouwen.
Het
is
een
ruim
woonerf,
met
de
boerderij
als
centraal
punt
en
als
inspiratie
voor
het
ontwerp
van
de
omliggende
gebouwen.
Behalve
de
oude
boerderij
en
de
bestaande
bomen
op
het
erf,
heeft
ook
de
voormalige
mestsilo
een
plek
gekregen
in
het
ontwerp
van
't
Groene
Sticht.
De
buurt
is
een
mengeling
van
oud
en
nieuw,
met
veel
groen
en
water.
Tussen
de
gebouwen
vormt
de
'marktplaats'
een
centrale
ontmoetingsplek
voor
buurt‐
en
wijkgenoten.
De
daklozen
worden
op
hun
eigen
kracht
aangesproken,
met
woontraining,
betaald
werk
en
een
sociale
omgeving.
Het
idee
voor
't
Groene
Sticht
komt
uit
de
koker
van
Werkgroep
de
Rafelrand,
een
samenwerkingsverband
van
daklozenorganisaties
en
kerkelijke
armoedebestrijders.
Aanleiding
was
het
chronische
tekort
aan
opvangplaatsen
in
de
stad
Utrecht.
Emmaus
Haarzuilens
(tweedehands
goederen)
werkt
al
jaren
als
woonwerkgemeenschap,
en
vestigde
zich
op
het
terrein.
De
NachtOpvang
in
Zelfbeheer,
het
passantenverblijf
in
Utrecht,
is
een
time
out‐voorziening
gestart
voor
gasten
uit
de
nachtopvang
die
werk
hebben
gevonden
als
vaste
straatkrantverkoper
of
uitzendkracht
en
toe
zijn
aan
een
zekerder
slaapplaats.
De
exploitatie
van
het
restaurant
is
in
handen
van
de
instelling
voor
verstandelijk
gehandicapten
Reinaerde.
Naast
deze
voorzieningen
zijn
er
ook
huur‐
en
koopwoningen,
zodat
er
een
gemengde
bewonersgroep
is
ontstaan.
De
woningen
zijn
gebouwd
door
Portaal
Utrecht.
't
Groene
Sticht
beoogt
kwetsbare
groepen
een
plek
te
geven
in
een
woonbuurt
met
actieve
en
betrokken
bewoners.
Met
een
sociale
mix
aan
leeftijdsgroepen,
inkomensgroepen
en
mate
van
maatschappelijke
draagkracht.
Het
is
een
combinatieproject
met
allerlei
soorten
voorzieningen,
waar
rekening
is
gehouden
met
de
directe
omgeving
en
waar
door
een
slimme
combinatie
'ruimte'
is
ontstaan
voor
(ex‐ )dak‐
en
thuislozen
om
te
wonen
en
te
werken.
't
Groene
Sticht
biedt
niet
alleen
de
drie
B's.
Door
betaalde
activiteiten
kunnen
bewoners
voorzien
in
hun
eigen
inkomen.
Doelgroepen
zijn
ex‐daklozen
die
weinig
begeleiding
nodig
hebben
en
maximaal
kunnen
participeren
in
de
buurt,
en
ex‐daklozen
en
ex‐psychiatrische
patiënten
die
in
de
woonwerkgemeenschap
kunnen
meedraaien.
Voor
de
huurwoningen
zijn
huurders
gezocht
die
maximaal
zelfredzaam
en
inzetbaar
zijn.
Er
zijn
veel
financieringsbronnen
aangeboord.
De
gemeente
heeft
een
subsidie
en
een
laagrentende
lening
ter
beschikking
gesteld.
De
grond
kon
voor
een
kwart
van
de
gangbare
prijs
worden
gekocht.
De
boerderij
is
'om
niet'
verkregen.
Kerkelijke
en
maatschappelijke
instellingen
hebben
geld
gegeven.
De
koopwoningen
op
het
terrein
zijn
tegen
marktprijzen
verkocht.
De
exploitatie
is
in
de
startfase
gefinancierd
door
Emmaus
Haarzuilens.
Flexibel
Wonen
in
Rotterdam
Nog
een
derde
project.
Flexibel
Wonen
is,
aldus
het
Contourenplan
Flexibel
Wonen
van
P.W.
Voogt
uit
2003,
een
samenwerkingsverband
van
drie
Rotterdamse
woningcorporaties:
de
Combinatie,
de
Nieuwe
Unie,
Woningstichting
PWS.
Het
is
een
meer
op
ondersteund
wonen
gericht
project.
De
Woningcorporaties
hebben
een
organisatie
opgericht
waarin
de
huisvesting
van
bijzondere
doelgroepen
is
ondergebracht.
Men
constateerde
dat
het
huisvesten
van
deze
groepen
op
adhocbasis
plaatsvindt
en
men
voortdurend
achter
de
ontwikkelingen
aan
loopt
en
dat
planning
ontbreekt.
Iedere
zorginstelling
kiest
zijn
eigen
weg
als
die
cliënten
wil
plaatsen
in
gewone
huurwoningen.
Iedere
instelling
bouwt
zijn
eigen
relaties
op
niet
verhuurders
en
maakt
afspraken
over
verhuurcondities
(en
vindt
daarbij
telkens
opnieuw
het
wiel
uit).
De
woningtekorten
bij
de
ene
zorginstelling
worden
niet
gecompenseerd
door
eventuele
overschotten
bij
andere
instellingen.
Corporaties
zijn
aarzelend
in
het
beschikbaar
stellen
van
woningen
vanwege
mogelijk
overlastgevende
bewoning,
onbekendheid
met
en
onvoldoende
vertrouwen
in
de
zorginstelling
en/of
de
complexe
verhuurrelatie
die
moet
worden
aangegaan.
Flexibel
Wonen
voorziet
in
kamerverhuur,
inrichting
en
inventaris
(maatwerk),
woontoezicht
(maatwerk),
op
bewoner
en
betrokken
zorginstelling
afgestemd
verhuurcontract,
snelle
toewijzing
(buiten
het
aanbodmodel).
Dit
systeem
is
bedoeld
voor
bijzondere
doelgroepen:
(ex‐)psychiatrische
patiënten,
re‐integrerende
verslaafden,
re‐integrerende
ex‐delinquenten,
re‐integrerende
daklozen,
thuisloze
jongeren,
verstandelijk
gehandicapten,
slachtoffers
van
huiselijk
geweld,
laatstekansbewoners,
asielzoekers.
Bij
de
meeste
van
deze
doelgroepen
is
begeleiding
vanuit
een
zorginstelling
aanwezig.
Woontoezicht
houdt
in
dat
er
toezicht
plaatsvindt
op
het
naleven
van
brandvoorschriften
en
hygiëne.
En
dat
de
staat
van
onderhoud
bewaakt
wordt.
Dat
overlast
voor
omwonenden
voorkomen
wordt.
Er
wordt
praktische
ondersteuning
gegeven
bij
het
wonen
(omgang
met
apparatuur,
huisvuil,
gebruik
gemeenschappelijke
ruimten).
Problemen
worden
gesignaleerd
en
naar
betrokken
zorginstellingen
doorgesluisd,
hulpverlening
wordt
zo
nodig
ingeroepen.
En
ook
wordt
door
de
woningcorporaties
gecontroleerd
of
de
zorginstellingen
de
afspraken
nakomen.
Het
woontoezicht
wordt
bekostigd
uit
een
opslag
op
de
huur
(servicekosten).
Intensievere
ondersteuning
door
een
zorginstelling
wordt
gefinancierd
via
de
Algemene
wet
bijzondere
ziektekosten
(AWBZ).
Wat
er
gebeurt
De
zorg
voor
daklozen
staat
sinds
enkele
jaren
sterk
in
de
aandacht.
Dat
komt
door
een
andere
kijk
op
deze
mensen,
maar
ook
doordat
de
samenleving
minder
tolerant
is
en
meer
actie
vereist
om
de
overlast
te
beperken.
Rondhangen,
vervuiling,
openbaar
alcohol‐
en
drugsgebruik,
overlast
in
een
buurt,
kleine
criminaliteit
worden
niet
meer
geaccepteerd.
En
tegelijkertijd
is
het
ideële
doel
deze
mensen
weer
in
de
normale
samenleving
een
plekje
te
geven.
De
opvanginstellingen
zijn
eveneens
veranderd.
Ze
kwamen
voort
uit
veelal
kerkelijk
vrijwilligerswerk,
maar
zijn
bezig
met
een
professionaliseringsslag.
Hun
aanpak
is
meer
zakelijk.
Men
kijkt
naar
de
AWBZ
en
of
de
financiering
op
basis
daarvan
mogelijkheden
biedt.
Men
werkt
samen
met
woning‐ corporaties
die
men
begeleidingscontracten
voor
lastige
huurders
aanbiedt.
Allerlei
nieuwe
vormen
van
wonen
zijn
en
worden
bedacht,
waardoor
een
meer
bij
iemands
specifieke
kenmerken
passende
huisvesting
kan
worden
geboden.
Altijd
met
een
—
soms
minimaal
—
begeleidingscontract.
Er
zijn
allerlei
projecten
ontwikkeld
waarin
dak‐
en
thuislozen
geactiveerd
worden.
Met
als
doel
een
normale
dagstructuur,
iets
nuttigs
produceren,
afleiden
van
de
focus
op
de
verslaving;
re‐integratie.
De
op‐ vangvoorzieningen
richten
zich
behalve
op
de
asielfunctie
met
bed,
bad
en
brood
op
een
geïntegreerde
aanpak:
én
een
woning
én
begeleiding
én
controle
én
dagbesteding.
Dak‐
en
thuislozen
zullen
er
altijd
zijn.
Daar
hoeven
we
ons
geen
illusies
over
te
maken.
Er
is
geen
definitieve
oplossing.
En
dat
betekent
dat
steeds
nieuwe
creatieve,
innovatieve,
slimme
vormen
van
huisvesting,
begeleiding
en
activering
nodig
zijn.
En
bewogen
mensen
die
zich
inzetten
voor
deze
sociale
onderklasse.
Ben
Ipenburg,
directeur
van
StichtingZorgcentrum
De
Aanleg
in
Harderwijk
en
senioradviseur
wonen
en
zorg
Usus
bv
te
Wezep
Reactie
op
artikel
Ben
lpenburg
Samen
werken
en
samen
leven
geldt
in
Twente
ook
voor
jongeren
Anticiperend
op
het
huidige
regeerakkoord
is
er
dankzij
het
project
'Geef
opvang
de
ruimte'
gewerkt
aan
'kamers
met
kansen'
in
Enschede.
Dit
initiatief
van
meerdere
organisaties
heeft
geresulteerd
in
een
sluitende
keten
van
zorg
en
ondersteuning
voor
jonge
dak‐
en
thuislozen.
Het
project
'Geef
opvang
de
ruimte'
is
een
initiatief
van
de
Federatie
Opvang
(koepelorganisatie
van
de
maatschappelijke
opvanginstellingen)
en
Acdes
(koepelorganisatie
van
woningbouwcorporaties).
Het
doel
van
dit
project
is
de
doorstroom
in
de
maat‐schappelijke
opvang
te
bevorderen.
De
Twentse
opvangvoorzicning
voor
zwerfjongeren
(TOV),
in
Enschede,
een
voorziening
van
Humanitas
Onder
Dak
Twente,
kan
dankzij
dit
project
jongeren
sneller
laten
uitstromen.
Voor
de
samenwerkende
partners
in
de
jongeren‐hulpverlening
binnen
TOV
zijn
de
volgende
zaken
gerealiseerd.
•
De
dienst
maatschappelijke
ondersteuning
(DMO)
van
de
gemeente
Enschede
draagt
zorg
voor
een
scholingtraject
en/of
toeleiding
naar
de
arbeidsmarkt.
Voor
een
uitkering
kan
de
jongere
samen
met
een
begeleider
rechtstreeks
naar
de
afdeling
Wet
werk
en
bijstand
(WWB)
locatie
Oost.
Binnen
twee
weken
vindt
een
afspraak
plaats
bij
Stadsbank
Oost
Nederland
waar
een
Budget
Be‐heer‐rekening
wordt
geopend
en
&schulden
van
de
jongere
in
kaart
worden
gebracht.
Woningbouwcorporatie
Dom
ijn
verhuurt
zes
woningen
waari
1
jongeren
voor
15o
curo
inclusief
kunnen
wonen,
waardoor
schuldsancring
op
gang
kan
worden
gebracht.
(Andere
woning‐ bouwcorporaties
overwegen
of
zij
goedkope
woningen
aanbieden
na
uitstroom
van
de
150‐
eurowon
ngen).
•
Human
kas
Vrijwillig
Ondersteunend
Contact
Tandem
biedt
in
de
vorm
van
'een
maatje'
on‐dersteuning
aan
het
opbouwen
van
het
sociale
netwerk.
Samen
trachten
zij
binnen
de
'periode
van
ongeveer
een
jaar
het
sociale
isolement
te
doorbreken
en
een
nieuw
sociaal
netwerk
op
te
bouwen.
Met
deze
vrijwillige
ondersteuning
krijgt
de
jongere
een
duwtje
in
de
rug
om
weer
actief
aan
de
samenleving
te
gaan
deelnemen.
•
Jarabee
ondersteunt
jongeren
bij
het
opgroeien.
Met
name
het
thuislozenteam
(T‐ team)
kan
jon‐geren
sneller
plaatsen,
doordat
doorstroming
beter
is.
Jongeren
kunnen
deelnemen
aan
DUG‐OUT,
het
activeringstraject.
Het
T‐team
onder‐steunt
bij
het
vinden
van
passende
huisvesting,
werk
of
een
school,
het
regelen
van
geldzaken
en
andere
problemen.
•
De
politie
geeft
preventief
advies
en
ondersteunt
bij
calamiteiten.
Een
en
ander
is
vastgelegd
in
het
boekje
Afspraken
Kamers
met
Kansen
Enschede.
Het
proces
is
reeds
in
gang
gezet
en
kan
binnen
andere
gemeenten
worden
uitgerold.
De
jongeren
juichen
dit
initiatief
toe.
Marie‐José
Luttikholt,
kwaliteitsmedewerker
van
Stichting
Humanitas
Onder
Dak
Twente
Bulletin
Werk
en
Dagbesteding
4