1
27 November 2010 Dag in het teken van de waardigheid van Dak – en thuislozen
1. Hospitaliteit en de geschiedenis van Huize Triest – Gemeenschapshuis Tabor door Broeder René Stockman, Generale overste en medestichter Huize Triest – Gemeenschapshuis Tabor, lid van de beleidsgroep Huize Triest – Gemeenschapshuis Tabor. 2. Dak- en thuislozen beleid van de stad Gent en de samenwerking met Huize Triest – Gemeenschapshuis Tabor door De Heer Reynebeau, schepen van Welzijn en Gezondheid. 3. Waardigheid, een kijk op armoede op nieuwe leest door De Heer Werner Van de Weghe, coördinator Huize Triest – Gemeenschapshuis Tabor, aangesloten lid Broeders van Liefde.
Gastvrijheid en Huize Triest Wanneer we in 1986 startten met Huize Triest, dan was vanaf het begin het thema gastvrijheid aan de orde. Of beter, het was de wens om meer gastvrij te zijn dat eigenlijk aan de oorsprong ligt van ons Huize Triest. Graag denk ik terug aan die periode, toen ik zelf hier directeur was in het Guislain en bijna dagelijks geconfronteerd werd met bedelaars. Het was de gewoonte de keuken te verwittigen en er werd een pakketje klaargemaakt: een aantal boterhamen met kaas en een appel. Op een morgen aan tafel vroeg Br. Godfried mij of we niet meer konden doen. Was dit pakketje voldoende. Mijn eerste reactie was: “We zijn een ziekenhuis en geen opvang voor bedelaars, wat kunnen we nog meer doen”. En dit was het beginpunt van een ganse reflectie, samen met de lokale broedergemeenschap, waarvan Br. Clariet de overste was, en daarna met het bestuur van de congregatie dat resulteerde in het voorstel om een huis te kopen en daar een opvang voor armen te voorzien. Huize Triest was geboren en Br. Godfried en Br. Clariet waren er de eerste bezielers van. Gastvrijheid was er vanaf de eerste dag het parool: neen, er zou niet zomaar wat eten worden gegeven, maar wel degelijk een klimaat worden geschapen waarin de gast zich echt thuis kon voelen. Het was en moest een huis worden, een open huis, waar naar mensen zou worden geluisterd. Misschien voelden we ons op dat ogenblik opnieuw ten volle hospitaalbroeders, de naam die we van onze stichter hadden gekregen bij de stichting in 1807, maar dat blijkbaar wat te lang en te moeilijk klonk voor de Gentenaars:
2
Hospitaalbroeders van de heilige Vincentius. En naar analogie met de door Triest gestichte Zusters van Liefde werden we dan maar de Broeders van Liefde genoemd, de naam die we achteraf ook officieel aannamen. En daardoor was wel de naam hospitaliteit wat op de achtergrond verdwenen, maar toch zeker niet de geest van gastvrijheid. Want overal waar we startten met een nieuw initiatief was het steeds rond opvangen van mensen die het moeilijk hadden in de maatschappij, daardoor op de dool waren of in niet aangepaste voorzieningen waren terechtgekomen. Het voorbeeld van de geesteszieken die gevangen zaten in het Gerard de Duivelsteen tot 1815 en dan door de Hospitaalbroeders uit hun kettingen werden bevrijd werd een verhaal van zoeken naar steeds nieuwe en betere opvangmogelijkheden, totdat in 1857 hier op deze campus een nieuwe hospitaal werd gebouwd, later genoemd naar de bezieler ervan: Dr. Joseph Guislain. Maar dat is allemaal geschiedenis. Vandaag viert Huize Triest het feest van de gastvrijheid, en de laatste jaren werden er geen inspanningen gespaard om de omgeving nog meer gastvrij te maken, dag en nacht. En als bijdrage op deze academische zitting, werd mij gevraagd om even te bezinnen over het begrip “gastvrijheid”, wat ik graag doe. Het beoefenen van gastvrijheid is reeds in de oude beschavingen gezien als een fundament van de humanisering en van de moraliteit. Gebrek aan gastvrijheid werd beschouwd als een gebrek aan beschaving en het verschaffen van gastvrijheid aan de vreemde werd hoog in het vaandel gedragen. Het hebben van een huis, een thuis, is steeds veel meer dan het hebben van een plaats, een gebouw waarin men beschutting kan vinden. Het houdt steeds een affectief element in, de plaats waar men zichzelf kan zijn, waar men met zijn hart kan toeven. Meer nog, het hebben van een tehuis is één van de levensterreinen die iedereen nodig heeft om zich als mens te kunnen realiseren, naast het hebben van een aangepaste bezigheid en een zinvolle vrijetijdsbesteding. Ik luister graag naar Henri Nouwen die de volgende treffende definitie geeft van gastvrijheid: “De paradox van de gastvrijheid is het feit dat het een leegte wil creëren, geen leegte die vrees verwekt, maar een vriendelijke leegte waarin de vreemdeling kan treden en er zichzelf als vrij wezen kan ontdekken: vrij om er zijn eigen liederen te zingen, vrij om er zijn eigen taal te kunnen spreken, vrij om er zijn eigen dans te dansen, vrij om er te blijven of om opnieuw weg te gaan om zo zijn eigen roeping te volgen”. Het beeld van de “vriendelijke vrije ruimte” is mij hier in deze definitie zeer dierbaar, want daar gaat het toch om bij gastvrijheid of hospitaliteit: het is in deze ruimte waar de vreemde tot gast wordt, waar hij als andere wordt aanvaard zonder zichzelf te moeten aanpassen. Hij wordt er in zijn “vreemd-zijn” gerespecteerd en zelfs gewaardeerd: hij mag er zijn eigen taal spreken, zijn eigen lied zingen en zijn eigen dans dansen. Er wordt
3
dus een ruimte gecreëerd waar hij zich thuis kan voelen, er wordt een subcultuur gecreëerd waarin hij met zijn eigen cultuur aan bod kan komen. Dit betekent dat de beoefening van gastvrijheid geen gemakkelijke aangelegenheid is, omdat we in een ruimte die initieel voor ons alleen bestemd is en die we spontaan willen beschermen, een andere toelaten. Het probleem van de vreemdelingen en hun aanvaarding in een ander land steunt op dit gegeven: een zich willen afschermen en zich daardoor vijandig opstellen naar alles en allen die vreemd zijn. Ja, de xenofobie leidt een hardnekkig bestaan, we kennen allemaal de slogan “eigen volk eerst”. Spontaan trekken we als het ware cirkels rondom ons waarin we medemensen dichter of verder van ons willen plaatsen. In de verste cirkel plaatsen we hen met wie we het liefst geen contact hebben en die vreemden voor ons blijven. De vraag is hoeveel van deze cirkels we rondom ons hebben uitgetekend, en of sommige van deze cirkels geen muren geworden zijn, ijzeren gordijnen waar we de andere echt afweren. Ooit ging ik op bezoek naar Oost-Berlijn, ten tijde van de Berlijnse muur. Het was een hallucinant gebeuren: zware controle door gewapende wachten en getrainde honden, een bezoek van een paar uur onder strikte begeleiding en eenzelfde zware controle wanneer we terugkwamen, alsof men schrik had dat iemand zou zijn achtergebleven in deze andere wereld die er helemaal grijs en koud bijlag. Ik dacht dat die muur nooit zou verdwijnen, zo stevig zag hij er uit. Tot een paar jaar later hij letterlijk instortte. Het leerde me een belangrijk punt i.v.m. gastvrijheid: iedere grens of cirkel of muur is mensenwerk en is nooit definitief. Het is door de mens opgetrokken en het kan ook door de mens worden neergehaald. Het ligt dus in onze handen, in onze mogelijkheid. En dus gastvrijheid wordt geboren wanneer mensen besluiten hun zelf opgetrokken muren af te breken en de andere toe te laten in die nieuw gecreëerde vriendelijke vrije ruimte. En in die vriendelijke vrije ruimte moet er ontmoeting ontstaan, kwaliteitsvolle ontmoeting. De filosoof Karl Barth heeft daaromtrent een heel eenvoudig model ontwikkeld over de kwaliteit van de ontmoeting. Hij ziet erin vier bewegingen die heel logisch lijken maar juist door hun eenvoud en logica ook zo goed toepasbaar zijn. In een eerste beweging moeten we de andere die we ontmoeten in de ogen durven kijken. Dat lijkt dus zeer logisch, maar dat is het niet altijd. Zo dikwijls kijken we van de andere weg, sluiten we letterlijk de ogen om een ander niet te zien. Hoe dikwijls gebeurt het niet dat we een ander aan de overkant van de straat zien aankomen, maar heel vlug in de andere richting kijken om de andere niet te moeten zien. “O, ik had u niet gezien”, vertellen we hem dan later verontschuldigend. Daarom kunnen we ook nooit een groep ontmoeten, maar wel individuele personen die we een voor een persoonlijk aankijken om te tonen dat we hem of haar herkennen en erkennen als medemens. Ten tweede moeten we de andere aanhoren, naar hem of haar luisteren. Er zijn mensen die alleen maar naar zichzelf kunnen luisteren en als het ware doof zijn oor het verhaal
4
van de andere. Gastvrijheid vraagt nu juist dat mijn zijn eigen verhaal stopzet en actief gaat luisteren, uitnodigend gaat luisteren naar het verhaal van de ander. Het zo dikwijls gebruikte “Hoe gaat het?”, moet gevolgd worden door een effectief luisteren wat die andere te zeggen heeft over zichzelf, het mag geen loutere retorische vraag zijn, een soort beleefdheidsformule. En dat vraagt tijd, aandacht, zich echt openstellen voor de realiteit van de andere. De derde stap van de gastvrijheid is de bereidheid om te helpen. Na de andere in de ogen te zien en naar hem te luisteren, zal men de bereidheid tonen om hem of haar ook te helpen. Hier herinnert de mens zich dat hij eerst en vooral medemens is, de hoeder van zijn broeder, verantwoordelijk en medeverantwoordelijk voor het welzijn van zijn medebroeder, voor het respect en het mogelijk herstel van zijn menswaardigheid. Immers, mijn eigen menswaardigheid verhoogt wanneer ik de andere kan helpen in het vervolledigen en herstellen van zijn menswaardigheid. Het is de graad van onze medemenselijkheid die onze eigen menselijkheid doet groeien. En tot slot moeten we dit allemaal doen met blijheid: de andere zien, beluisteren en helpen met blijheid. De blijheid die straalt in onze relatie met de andere zal de kwaliteit uitmaken van de gastvrijheid die we willen tonen naar de andere toe. Wanneer we geen enthousiasme kunnen tonen in onze relatie met de andere, zal er niet veel in huis komen van het creëren van die vrije ruimte waarin de andere echt tot zichzelf kan komen. De blijheid waarmee we de andere benaderen zal een ontspanning moeten veroorzaken, het letterlijk wegnemen van de spanningen die de andere kan ervaren bij het betreden van een vreemd gebied. Ik denk dat we allemaal dergelijke ervaringen hebben gehad, bvb bij een ziekenhuisopname, hoe de vriendelijkheid van een nachtverpleegster onze desolaatheid en zelfs onze pijn kon wegnemen. Vader Triest, de stichter van de Broeders van Liefde en ook de patroon zouden we kunnen zeggen van ons Huize Triest zei daaromtrent: “Tracht met uw vriendelijkheid en uw blijheid toe te voegen wat u alleen met uw verzorging niet kunt verwezenlijken”. Het klinkt hier als een gouden regel. Dus vanaf nu is onze slogan: zien, beluisteren en helpen met blijheid! Kan het simpeler maar tegelijk fundamenteler. Met deze vier woorden wordt de echte gastvrijheid geboren. U weet dat gastvrijheid een heel belangrijke plaats innam in de abdijen, bij de monniken, en dat tot op vandaag. In de regel van Benedictus, de grondregel voor het religieuze leven, is er een heel hoofdstuk gewijd aan de gastvrijheid, en de eerste zin van dit 53ste hoofdstuk zet onmiddellijk de toon: “Alle gasten die aankomen moeten worden ontvangen als Christus zelf, want Hij zal eens zeggen: ‘Ik kwam als gast en gij hebt Mij opgenomen’”. Wanneer we de gastvrijheid beleven vanuit christelijk perspectief, en dat doen we toch ook in Huize Triest, dan proberen we te treden in dat woord van Christus zelf die zegt:”Al
5
wat ge gedaan hebt voor de geringsten van mijn broeders, hebt ge aan Mij gedaan” (Mt. 25, 40). Hier identificeert Christus zich met iedere medemens die op onze weg passeert. We zouden kunnen zeggen dat we uitgenodigd worden om in iedere gast die we ontvangen Christus zelf te zien, te ontmoeten en lief te hebben. Ook dat klinkt eenvoudig, zelfs wat banaal. En het blijft banaal wanneer we dit louter als een theoretische bedenking behouden. Het proberen toepassen in onze dagelijkse ontmoeting met anderen, met gasten, maakt het echter moeilijker, tot zelfs zeer moeilijk. Maar het is opnieuw een gulden regel. Gelijk hoe de persoon zich voordoet, gelijk van waar hij komt, welke overtuiging hij heeft, hoe rijk of arm hij ook is, en wat hij in zijn leven heeft uitgespookt, proberen in eerlijkheid te zeggen: “Ik groet u als mens, als kind van God, en dus als mijn broer of zuster, meer nog, als Jezus Christus zelf en het is deze Jezus die ik in u wil groeten, ontmoeten, zien en vooral liefhebben”. Ik spreek ik natuurlijk als gelovige en probeer die opdracht van het evangelie over de identificatie van Christus met de medemens radicaal toe te passen. Maar eenmaal we dit kunnen waarmaken, zal het opnieuw een diepgang geven aan onze relatie met de andere, met de gast die we op een unieke wijze gaan tegemoet treden. Ook hier klinkt de raadgeving van Vader Triest heel duidelijk: “Probeer in iedere zieke, in ieder kind, de Heer Jezus zelf te zien. En wanneer het aanzicht van een zieke u afschrikt, probeer dan de natuur te overstijgen met de liefde. Want liefde geeft krachten die de natuur niet kan geven”.
Toen ik als 12-jarige van een kleine gemeenteschool op de grote school kwam waar we met een 100-tal eerstejaarsleerlingen waren, voelde ik mij verloren in die grote groep, en ’s avonds smeekte ik om niet naar school te moeten gaan. Natuurlijk moest ik ’s anderendaags opnieuw vertrekken, met heel veel lood in mijn schoenen. Tijdens de speeltijd de derde of vierde dag kwam de directeur op mij af, de broeder directeur, die zag hoe ik daar wat vereenzaamd stond te sufferen. Hij vroeg mij: “René, hoe gaat het?”. Op slag was heel mijn gemoed omgeslagen en voelde ik mij thuis op deze school, want de directeur kende mijn naam en vroeg me hoe het met mij was. En ’s avonds vertelde ik enthousiast aan mijn ouders hoe graag ik naar school ging. Ze wisten niet wat er gebeurd was. “René, hoe gaat het?”, vier woordjes die bepalend waren voor mij, omdat ze toonden dat ik een persoon was, een mens met een naam en dat er een directeur was die bekommerd was om mij en mij vroeg hoe het was. Hoe die directeur mijn naam kende tussen die grote massa leerlingen is mij tot op vandaag een raadsel gebleven. Dit verhaal is 45 jaar geleden, maar was voor mij de eerste maal om de gastvrijheid bij de Broeders van Liefde te mogen ervaren. Toen ik later zelf directeur was van dit psychiatrisch centrum, zei me ooit een zieke: “Broeder, gij zijt altijd bij ons en gij slaapt onder hetzelfde dak”. Inderdaad, onze kamers lagen op dezelfde verdieping als de slaapzaal waar deze patiënt verbleef. Dit gaf hem het gevoel van veiligheid, wellicht van een zekere geborgenheid.
6
Vandaag wordt veel over kwaliteit in de zorg gesproken, en dat is goed. Wel ik denk dat dit heel veel met gastvrijheid te maken heeft, en ik hoop dan ook dat plaatsen als Huize Triest centrales mogen zijn waar deze gastvrijheid geproduceerd worden, waar de gastvrijheid het eerste kenmerk blijft van de zorg die er voor medemensen worden verschaft, zij het via voedsel, kleren, een bed, een moment van ontspanning en nog veel meer. Allen die zich dagelijks inzetten omdat Huize Triest Huize Triest mag zijn en blijven, en ik spreek hier tot de vele vrijwilligers zonder wie het allemaal niet mogelijk zou zijn, is het mijn enige wens en tegelijk ook mijn dankbaarheid: proberen we de gastvrijheid te beoefenen, want zonder dat we het weten, om een tekst uit de brief aan de Hebreeën te parafraseren, hebben we wellicht engelen ontvangen en geherbergd.
Br. René Stockman
De strijd tegen de dak- en thuisloosheid in Gent
Speech van schepen Reynebeau bij de herstructurering Gemeenschapshuis Tabor op 27/11/2010
van Huize Triest –
Dak- en thuisloosheid is in beginsel een huisvestingsprobleem, maar ook een algemeen welzijnsprobleem. Het probleem van dak- en thuisloosheid manifesteert zich uiteraard in belangrijke mate in het niet vinden, niet hebben of niet kunnen houden van een aangepaste en geschikte woning. Een eigen huis hebben is niet zo evident gezien de hoge prijzen op de huisvestingsmarkt en de schaarste aan sociale woningen. Er bestaat een reguliere opvang voor daklozen (acute nachtopvang, nachtopvang plus, opvangcentra voor daklozen), maar daarnaast zoeken mensen vaak hun toevlucht in kraakpanden, caravans, overbezette of onbewoonbare panden, huizen van vrienden, … Bovendien zijn er vaak schrijnende welzijnsproblemen die als oorzaak of als gevolg (meestal de beide) van de problematische woonsituatie opduiken: slechte gezondheid en hygiëne, onaangepast gedrag, drugs- en alcoholverslaving, prostitutie, psychiatrische problemen, voedselproblemen, werkloosheid, schulden … enz.
7
Ambities van het Gentse Stadsbestuur
Ambities opnoemen is gevaarlijk. Mensen gaan ze verwarren met garanties, of resultaten op korte termijn. Ik doe het toch omdat ik het belangrijk vind om duidelijk te maken welke richting de stad wil inslaan in de strijd tegen de dak- en thuisloosheid in strikte zin. We willen er naar streven om ervoor te zorgen dat: niemand langer dan strikt noodzakelijk in een nachtopvangcentrum of in een daklozenopvangcentrum moet verblijven; dat iemand die een residentiële instelling verlaat (psychiatrie, ziekenhuis, gevangenis, bijzondere jeugdzorg) kan rekenen op directe huisvesting; en dat geen enkele jongere op weg naar een zelfstandig leven dak- of thuisloos wordt. De inspanningen zijn de laatste jaren dan ook gigantisch opgedreven. Het aantal beschikbare bedden voor nachtopvang is drastisch uitgebreid van 16 (indertijd aan het Rerum Novarumplein) naar momenteel 24 in de Gasmeterlaan en 15 aan de Vlaamse Kaai. En natuurlijk de 16 bedden van Huize Triest / Gemeenschapshuis Tabor. Daarnaast wordt er sinds de voorbije jaren een tijdelijke winteropvang ingericht met een 30-tal bedden. Ook zijn er een aantal sociale woningen voorbehouden aan een aantal daklozen, en zijn er projecten ter preventie van uithuiszettingen. De strijd tegen dak-en thuisloosheid laat de Stad en haar partners en het OCMW zeker niet koud. Naast die capaciteitsuitbreidingen en begeleidingstrajecten is het natuurlijk ook belangrijk om meer gegevens te verzamelen over de dak- en thuislozen die in Gent verblijven. Daarom zullen we in 2011 starten met een onderzoek naar het profiel van de gebruikers van de nachtopvang, om zo de grootte en de aard van elk van deze categorieën te kunnen objectiveren.
8
Huidig beleid
De Stad staat niet alleen in de strijd tegen de dakloosheid. Onze collega’s van het OCMW en CAW zijn partners in het beleid met betrekking tot dakloosheid. Samen voeren we een beleid dat gezien mag worden. Sinds 3 jaar wordt het daklozenbeleid in Gent trouwens gecoördineerd door de cel Lokaal Sociaal Beleid. Die werd door de Stad en het OCMW opgericht om de aanpak van een aantal cruciale, sociale en maatschappelijke problemen met alle betrokken organisaties te bundelen. In de strijd tegen dakloosheid zijn in Gent ca 15 tot 20 organisaties rechtstreeks betrokken. Alle dragen ze hun steentje (ook soms steen – kasseisteen) bij. Het huidige beleid in het bestrijden van dak- en thuisloosheid is actief gedragen door een vijftal organisaties: OCMW – Straathoekwerk – CAW Artevelde – CAW Visserij – Huize TriestGemeenschapshuis Tabor.
geflankeerd door ondersteunende actoren op aanpalende terreinen en preventief ondersteund door de Dienst Wonen (Stad en OCMW), samenlevingsopbouw, sociale diensten huisvestingsmaatschappijen, centraal onthaal CAW’s, en niet in het minst de Sociale dienstverlening van het OCMW, ….
Als Stad hebben we dus zowel een eigen actieve, flankerende, als preventieve rol. Maar we stimuleren en ondersteunen ook tal van private organisaties in de strijd tegen dakloosheid en armoede, en dit op meerdere terreinen. Ik denk maar aan deze nachtopvang van Huize Triest – Gemeenschapshuis Tabor, de materiële hulpverlening door particuliere diensten, de sociale kruideniers, de mogelijkheden tot douchen enz. De voorbije drie jaar is er naast de specifieke werking van alle betrokken actoren, ook een gezamenlijk traject uitgezet en gerealiseerd in o.a.
Ontwikkelen van een gezamenlijke visie en beleidskader Gids voor daklozen Uitbreiding nachtopvang en creatie van winteropvang Ontwikkelen van een centraal reservatiesysteem voor nachtopvang Afstemming van het toelatingskader tussen de diverse nachtopvanglocaties
9
Aanbieden van lockers (er zullen er hier bij Huize Triest – Gemeenschapshuis Tabor 18 komen te staan) onderzoek naar het profiel van daklozen in 2011 en volgende jaren Verhogen van het aantal sociale woningen dat voorbehouden wordt voor daklozen enzovoort
Acute nachtopvang als essentieel onderdeel van de strijd tegen dakloosheid
Sta mij toe om bij de opening van de hernieuwde werking van Huize Triest dieper in te gaan op de acute nachtopvang.
Ook het aanmeldingssysteem is sinds vorig jaar veel verbeterd. Tot vorig jaar diende men zich ’s avonds aan te melden aan de deur van de opvang, zonder enige garantie dat er nog een bed vrij was. Nu kan er telefonisch een bed gereserveerd worden voor de komende nacht. Hierdoor is komaf gemaakt met de schrijnende situatie waarbij daklozen bij gebrek aan plaats, om 21 u de koude werden ingestuurd zonder uitzicht op een menswaardige nacht.
Dat systeem van vooraf telefonisch reserveren maakt het ook mogelijk om werk te maken van structurele oplossingen voor huisvestings- en aanverwante problemen. Eenmaal zeker van een bed, ligt de weg vrij naar de reguliere hulp- en dienstverlening. We moedigen daklozen dan ook aan om bij de reservatie van een bed regelmatig langs te gaan bij één van de vele welzijnsactoren in Gent. Ik ben dan ook zeer verheugd dat Huize Triest – Gemeenschapshuis Tabor mee is gestapt in dit systeem van centrale reservatie via het 0800-nummer.
Uitdagingen De uitdagingen voor de komende jaren zijn niet min. Ik noem er vier: 1. Daklozen en voeding. Het hebben van een bed voor de komende nacht is één zaak, weten waar en hoe je aan geschikte voeding geraakt is even belangrijk. Alleen wanneer de primaire zoektocht naar overleven wegvalt, komt er tijd vrij om aan de problemen ten gronde iets te veranderen. De restaurantfunctie en broodjeszaak van Huize Triest – Gemeenschapshuis Tabor is specifiek naar daklozen gericht en is dus een goed voorbeeld. Dit zullen we als stad verder stimuleren en ondersteunen.
10
2. Probleem van de migratie (vooral uit Oost-Slowakije, maar ook andere landen). Hoewel dit in essentie een probleem is dat federaal en Europees moet aangepakt worden, kunnen we hier in Gent de instroom van mensen uit Oost-Europa niet negeren. Dit vraagt echter veel inspanningen op verschillende niveaus. Dat gaat van het gericht ontraden in de thuislanden, het ontkrachten van valse verwachtingen, het bieden van humanitaire dienstverlening, en het aansporen tot integratie (onderwijs, opleiding, tewerkstelling, inburgering, …)
3. Preventie van uithuiszettingen. Dweilen met de kraan open is weinig zinvol. We moeten kost wat kost vermijden dat mensen omwille van financiële problemen of omwille van tijdelijke stress situaties (ik denk bijv. echtscheiding, verlies van job, …) gedwongen worden hun huis te verlaten. Begeleiding is een oplossing, zeker ook in geval van eerder gedragsmatige problemen. 4. Integrale trajectbegeleiding. Dakloosheid is geen probleem van huisvesting alleen. Andere problemen (ik heb ze in het begin van mijn speech opgesomd) zijn mede verantwoordelijk voor het ontstaan van dakloosheid, maar ook voor het langer verblijven in opvangcentra voor daklozen. Een individueel traject voor daklozen m.b.t. tot het geheel van problemen waarmee ze te maken hebben, zal niet voor iedereen per definitie succesvol zijn, maar biedt toch wel de beste kansen voor een geslaagde en definitieve stap uit de dakloosheid. En daar is het ons uiteindelijk toch om te doen.
Ik dank u voor uw aandacht.
Waardigheid, een kijk op armoede op nieuwe leest…
Beste vrienden en vrijwilligers van Huize Triest – Gemeenschapshuis Tabor, beste sponsors, beste medebroeders, beste broeder generaal René Stockman, beste Burgemeester en Schepenen van de stad Gent, beste genodigden. Het is mij een bijzondere eer het verhaal van ons project en dat van de dak- en thuislozen aan jullie te mogen brengen.
11
Dagelijks worden wij geconfronteerd met de gevolgen van een foutieve beeldvorming rond armoede vandaag in onze maatschappij. ‘Armoede zit hem in de geldbeugel. Alle Roma uit Gent komen uit één dorpje in Roemenië. Alle daklozen in Gent zijn Roma uit Oost–Europa. Het Roma probleem zou een Gents probleem zijn. Er zijn diverse oproepen om kleding te verzamelen voor de armen vandaag. De daklozen kunnen terecht in verschillende voedselpunten. Er worden nog steeds kilo’s chocolade, spaghetti, bloem, suiker en diepvriesproducten uitgedeeld, eveneens producten die niet meer verkoopbaar zijn; aan daklozen of mensen in armoede.’ Het is voldoende om mensen zonder papieren, vluchtelingen uit Europa of Belgische daklozen van onderdak en voeding te voorzien.
Wij willen een authentiek een eerlijk antwoord geven vanuit onze dagdagelijkse werking.
‘Armoede zit hem veelal niet in de geldbeugel. Er zijn maar enkele families Roemeense Roma in Gent, 80 procent van de Roma komt uit Slowakije en zijn totaal andere mensen. De start van een oplossing voor de Roma-zaak ligt duidelijk in de landen waar zij geboren zijn. Naast een nieuwe groep binnen de daklozen (nieuwe Europeanen, grote gezinnen die dakloos zijn) hebben we in Gent een grote groep jonge Belgen, tussen de 18 en 40 jaar, die geen vaste verblijfplaats hebben. Kleding is maar een heel klein deeltje van hun nood. Nochtans verdrinken de armoedediensten en kringloopwinkels erin. In de realiteit vinden de daklozen in Gent geen aangepaste voeding in de voedselpunten. Ze kunnen er onvoldoende terecht. Mensen in armoede en ook daklozen hebben nood aan gezonde voeding, daklozen hebben nood aan hapklare, bereide voeding. Opvang van daklozen en vluchtelingen moet steeds projectmatig gebeuren, vanuit een duidelijke structuur, gekoppeld aan begeleiding met het oog op integratie en menswaardige participatie.’
Het is een dringende zaak geworden om de beeldvorming rond armoede bij te stellen. Dak- en thuislozen hebben niets aan een traditioneel voedselpakket, ze hebben immers geen keuken in hun rugzak. Mensen in armoede hebben 1000 dingen niet, ze hebben allen één ding wel. Het recht op mens zijn, het recht op waardigheid. Een verkeerde beeldvorming treft mensen in armoede in hun waardigheid. De vraag: ‘Wat zijn de noden van de armen vandaag?’ krijgt best een genuanceerd en correct antwoord. Anders nemen wij hen het enige af dat ze hebben: ‘Hun waardigheid’
12
Beste mensen: “Wie zijn de armen van vandaag?” • • • • •
• • •
Verslaafden, vaak na mislukte of ontgoochelende behandeling. Gescheiden families, eenzaamheid en verdriet, een gebroken vrouw of man. Ex-psychiatrische patiënten of ex-gevangenen, vaak na ontslag thuisloos. Mensen die arm geboren zijn en ook arm zullen sterven, de generatiearmen. Nieuwe armen, mensen die het goed gehad hebben, maar door levensomstandigheden nu gebroken zijn, misschien geen dak meer boven het hoofd hebben. Daklozen, die enkele nachten op straat rondzwierven. Thuislozen, eenzame mensen, één kamer van 3 op 2, geen comfort, ingesloten. Mensen die letterlijk op de vlucht zijn, gezinnen zonder een huis en een thuis.
We zien op het terrein een duidelijke verschuiving van eenzaam naar dakloos. We zien op het terrein een vertienvoudiging van het aantal mensen die elke week op ons beroep doen. Op vijf jaar tijd van 60 personen naar 600 personen die wekelijks op Huize Triest – Gemeenschapshuis Tabor beroep doen. Aan de grote groep daklozen kan je uiterlijk niet zien dat ze dakloos zijn. We spreken over verborgen armoede, maar nu ook over verborgen dakloosheid. We zien de laatste maanden een grote toename van het aantal vluchtelingen uit Oost -Europa, vooral uit Oost - Slowakije.
Wij zijn genoodzaakt om ons ook de vraag te stellen: “Wie zijn die daklozen, vandaag in onze stad”? 1. Jonge Belgische mannen en vrouwen tussen de 18 en 40 jaar die in geen enkel project op langere termijn binnen geraken om welke reden ook. Hun dakloos zijn is verborgen, je ziet het niet uiterlijk. 2. Gezinnen met heel veel kinderen, vooral uit Oost - Europa. 3. Mensen zonder papieren. 4. Belgische mannen en vrouwen die langdurig dakloos zijn. Zij kunnen hun dakloos zijn niet meer verbergen. Je ziet het uiterlijk. De eerste en de tweede groep zijn de laatste vijf jaar in aantal toegenomen. Het is onmogelijk om ‘de’ daklozen te typeren. Het gaat om een zeer gedifferentieerde groep mensen die om zeer uiteenlopende redenen dakloos geworden is. Het zijn enkel de twee laatste groepen die gekend zijn, deze groepen komen op regelmatige basis aan bod binnen pers en media, de eerste groep niet zichtbare daklozen wordt volgens ons totaal vergeten.
13
Graag pleiten wij dan in alle bescheidenheid maar wel in alle duidelijkheid voor een “Armoedebestrijding op nieuwe leest”. De daklozen binnen onze stad zijn volgens ons de echte armen. Op dit ogenblik komen zij binnen de armoedediensten onvoldoende aan bod. De verschuiving van eenzaam naar dakloos is een feit, de noden van daklozen zijn anders. Indien we hier geen rekening mee houden treffen wij ook hen in hun waardigheid. Herstructurering dringt zich op. Diensten moeten evolueren. Structuren staan ten dienste van mensen en niet omgekeerd! Het is duidelijk dat er binnen de armoedebestrijding op dit ogenblik allereerst extra aandacht moet besteed worden aan deze vergeten groep daklozen binnen de vergeten groep armen. -
-
-
-
-
Mogen wij kerk en maatschappij oproepen om vanuit een eerlijk en authentiek antwoord op de vraag wie de armen zijn, zich duidelijk te engageren naar de vergeten groep daklozen? Mogen wij allen oproepen om mee te werken aan een nieuwe beeldvorming rond armoede? Armoedediensten mogen niet herdoopt worden tot containerparken, plaatsen waar eenieder zijn niet-bruikbare spullen komt dumpen. Vrijwilligerswerk is niet hetzelfde als werken in een beschutte werkplaats, daar wordt het nog al eens toe herleid. Mogen wij allen oproepen om mee te denken rond een structureel aanbod en een deskundige aanpak voor deze groep? Mogen wij vragen om een beleid uit te stippelen dat rekening houdt met alle daklozen en niet met één groep onder hen? Het gaat om een zeer gedifferentieerde groep. Mogen wij het ethisch bedenkelijk vinden indien armoedediensten in zee gaan met commerciële instellingen. De armoede van mensen wordt hier gebruikt als reclamestunt! Mogen wij ook enkele pijnpunten opsommen en de vinger in de wonde leggen? 1. Wij vragen om in deze groep meer te investeren zodat een structurele aanpak mogelijk wordt. Het is niet voldoende juist genoeg te investeren om de naam van de dienst in leven te houden. Een dienst of structuur is geen doel op zich maar een middel om de waardigheid van mensen te proberen garanderen. 2. Wij blijven oproepen om voor deze groep gezonde voeding te voorzien in de vorm van hapklare maaltijden. Dagelijks komen er bij ons daklozen met diepgevroren voeding aankloppen met de vraag hun voeding te ontvriezen. Er is gewoon geen aangepaste voeding voor dak- en thuislozen. 3. Het migratieprobleem, de overspoeling van Slowaakse Roma wordt niet opgelost door deze mensen te dumpen in kraakpanden en mensonwaardige huisvestingtoestanden en deze mensen dan te voorzien
14
van voeding. Oproepen om deze mensen te huisvesten in containers zijn volgens ons totaal zinloos. 4. Er zijn nog steeds onvoldoende plaatsen om op een menswaardige wijze de nacht door te brengen. Er zijn onvoldoende douchemogelijkheden.
Gesterkt door onze dagdagelijkse ervaring bepleiten wij de noodzaak aan deskundigheid. Vanuit het recht op waardigheid, vinden wij dat daklozen het recht hebben om goed verzorgd te worden. Er is meer nodig dan een goed hart en een plaats op zolder. De verborgen dak- en thuislozen zijn ook niet gebaat met kleding alleen. We moeten dus dringend werk maken van een nieuwe beeldvorming rond armoede en stoppen met blinde oproepen tot extra solidariteit. Als armoededienst moeten wij structureel te werk gaan, anders schieten wij hun doel voorbij. Soms is het beter om dingen niet aan te bieden dan ze verkeerd te doen. Wij kunnen ons geen bloedarmoede permitteren binnen ons gestructureerd vrijwilligerswerk. 1. Poging tot antwoord op migratie (vooral uit Oost - Slowakije): De sleutel om een antwoord op dit vraagstuk ligt duidelijk in de landen van herkomst. Ondertussen blijven mensen wel massaal hun landen van herkomst verlaten en hun intrek vinden in onze stad. Mogen wij pleiten voor een menswaardige aanpak op maat van elkeen. Arbeid en migratie moeten samengaan. Ieder mens heeft recht op onderwijs en medische verzorging, maar een vrijgeleide naar een leefloon is ook voor ons een brug te ver. Huisvesting en voeding voor deze groep is niet voldoende, begeleiding is een noodzaak. Dit vanuit waardigheid. 2. Poging tot antwoord op voeding voor daklozen specifiek: Vanuit Huize Triest – Gemeenschapshuis Tabor bieden wij in ons inloopcentrum hapklare maaltijden aan, dit op vraag van de daklozen zelf. Elke werkdag geven wij 80 mensen een warme maaltijd en onze broodjeszaak telt elke dag 160 belegde boterhammen. Mogen wij hier pleiten voor meer dergelijke initiatieven verspreid over de stad, hapklare maaltijden, specifiek voor daklozen. Dit vanuit waardigheid. 3. Poging tot antwoord op vrijwilligersmanagement. Niet iedereen kan voor daklozen en armen zorg dragen. Vorige winter hebben wij als werking duidelijk gereageerd op de wilde oproepen tot extra solidariteit. Daklozen hebben meer nodig dan een zolder en een stukje brood. Gestructureerde en deskundige begeleiding is een noodzaak! Hierbij willen wij duidelijk zeggen dat het openstellen van loodsen, leegstaande openbare gebouwen, leegstaande kloosters
15
of kloosterruimten schijnbaar een fantastische oplossing kan zijn als er hiervoor een competente en deskundige begeleiding kan voorzien worden. Want dak- en thuislozen hebben recht op een correcte begeleiding. Het openstellen van legerkazernes, kloosters of loodsen is volgens ons gewoon uitstel van executie, indien dit niet gekaderd wordt in een traject van begeleiding. Zonder deze begeleiding zijn wij hier duidelijk geen voorstanders van. De begeleiding die daklozen en vluchtelingen nodigen hebben is een deskundige begeleiding, een begeleiding van nabij zijn op deskundige wijze. Jan met de pet kan dit niet. Ook dak en thuislozen hebben recht op een waardige begeleiding. Mensen die maatschappelijk gezien niet mee kunnen, mensen die zelf te veel problemen hebben, kunnen deze begeleiding volgens ons niet geven. Vanuit Huize Triest – Gemeenschapshuis Tabor vinden wij dat vrijwilligers die werken met en voor mensen een zeker basis deskundigheid moeten bezitten om de waardigheid van de mensen die op ons beroep doen te bewaren en te verzekeren. Niet iedereen kan dit, wij zijn geen beschutte werkplaats waar mensen een zinvolle dagbesteding kunnen vinden door voor anderen zogezegd zorg te dragen.
De conclusie is hard en helder: iedere vorm van liefdadigheid die – minstens bij de organisatoren van de hulp – niet stoelt op deskundigheid dreigt zijn doel te missen. De armoedebestrijding moet zowel vanuit de overheid als vanuit de private initiatieven op een nieuwe leest worden geschoeid. Daarbij moet veel meer worden geïnvesteerd in de armen van vandaag, de daklozen. Er moet veel meer worden geïnvesteerd in vorming, opleiding en het deskundig coachen van vrijwilligers. Een vernieuwd vrijwilligersmanagement dringt zich op. Laat ons ook samen werken aan een vernieuwde realistische beeldvorming rond armoede, want 90 procent van de mensen rondom ons weet niet wie de armen vandaag zijn, 90 procent van de mensen weet niet wat de noden van de armen vandaag zijn. Met andere woorden, investeren in mensen en niet alleen in structuren, dit met één doel voor ogen: ‘Het respecteren van de waardigheid van alle mensen, specifiek de armen en daklozen.’ Alleen op die manier kan één van de ergste maatschappelijke abcessen op een efficiënte manier worden bestreden. Hier willen wij dan ook ons nieuw project voorstellen. Vanuit het principe van waardigheid willen wij starten met onze zoektocht naar extra centen. Graag zouden wij een sociaal assistent aannemen die onze werking in zijn totaliteit mee ondersteund en start met de uitbouw van een eigen sociale dienst.
16
Beste vrienden van Huize Triest – Gemeenschapshuis Tabor enige tijd geleden waren wij met twee vrijwilligers van ons huis aanwezig bij onze collega broeders in Washington DC. Een van onze broeders werkt daar in de organisatie SOME - So Others Might Eat die dagelijks voor meer dan 1000 daklozen een maaltijd voorziet. De naam van deze organisatie geeft precies weer wat wij bedoelen rond voeding en daklozen: ‘Wat anderen ook zouden eten’, met andere woorden wij geven enkel door wat we zelf zouden op eten, dit vanuit waardigheid. Bij de opening van onze broodjeszaak bleek nog eens hoe moeilijk het is om hier over te communiceren. Werken rond beeldvorming rond armoede is een moeilijke zaak, wij willen ons steentje bijdragen maar kunnen het zeker niet alleen. Vandaar onze oproep aan iedereen om hierover samen rond te werken. Wij ervaren dagelijks dat de zonering tussen de verschillende voedselpunten in de stad Gent voor daklozen een probleem is. Vele daklozen vallen door dit systeem door de mazen van het net omdat ze geen adres hebben. De aard van de voeding is ook voor daklozen een probleem omdat ze geen keuken in hun rugzak hebben en dus met basisproducten als bloem en suiker weinig zijn. Als Huize Triest – Gemeenschapshuis Tabor stellen wij dus duidelijk de zonering van de voedselpunten in vraag en roepen op om samen na te denken rond daklozen en voeding. In de kranten verscheen begin september ons verhaal en onze oproep, maar het woord voedselpunt werd vervangen door voedselbank. Als Huize Triest – Gemeenschapshuis Tabor werken wij meer dan 20 jaar samen met de voedselbank Oost - Vlaanderen. Laat het ons heel duidelijk stellen: ’de voedselbank Oost - Vlaanderen’ heeft als vrijwilligersorganisatie niets te maken met de zonering die wij wensen in vraag te stellen. Wij zijn de voedselbank dankbaar voor de jarenlange ondersteuning. Als vrijwilligersorganisatie zijn wij dankbaar voor alles wat anderen voor ons doen en ons schenken. In het bewuste artikel in de Gentenaar ging het duidelijk om een oproep van ons aan alle particulieren die ons voeding schenken die over datum is, het ging niet om de voedselbank als vrijwilligersorganisatie.
17
Vanuit de eigenheid van onze congregatie vinden wij dat hospitaliteit en waardigheid hand in hand gaan. Als Broeders van Liefde proberen wij de gastvrijheid of hospitaliteit binnen Huize Triest – Gemeenschapshuis Tabor verder te ontwikkelen vanuit de volgende doelstellingen: Huize Triest - Gemeenschapshuis Tabor, een thuis voor zij die er één missen, een hedendaags signaal tegen verzuring... In alles wat we 'doen', proberen wij er op de eerste plaats te 'zijn'.... 1. Met de mensen die in het inloopcentrum te gast zijn, de daklozen uit de acute nachtopvang, de bewoners van ons gemeenschapshuis, met onze medewerkers en sympathisanten willen we een authentieke leef- en werkgemeenschap uitbouwen. Een echte thuis voor zij die er één missen... 2. We zijn geen winstgevend project en proberen waar het kan in eigen onderhoud te voorzien. We creëren ruimte tot vrijwillig engagement en willen op die manier de verpletterende kracht van de uitsluiting van de arbeidsmarkt trotseren door onze mensen, onze bewoners en vrijwilligers te laten participeren binnen Huize Triest - Gemeenschapshuis Tabor. 3. Het ondersteunen van onze mensen leert hen op eigen benen staan. 4. Kansarme ouders willen wij begeleiden in de opvoeding van hun kinderen. 5. Integratie van vluchtelingen binnen de wereld van de kansarmen. We proberen waarlijk een hedendaags signaal tegen verzuring te zijn. 6. Jongeren uit de eerste wereld in contact brengen met onze mensen uit de vierde wereld. We willen tevens jonge mensen laten kennis maken met onze spiritualiteit. Binnen Huize Triest - Gemeenschapshuis Tabor klopt het hart van de stichter van de Broeders van Liefde. 7. Meewerken aan juistere beeldvorming, spreekbuis zijn voor hen die op ons beroep doen, vinger durven in de wonde leggen. Tot slot wil ik een woord van dank richten: 1. Op de eerste plaats aan onze vrijwilligers, aan onze dagverantwoordelijken, aan onze conciërge van het begeleid wonen, aan ons team dat elke dag, elk weekend en elke vakantie onze thuis een thuis laat zijn voor velen. Zonder hen was er geen Huize Triest – Gemeenschapshuis Tabor. 2. Aan de congregatie van de broeders van liefde, aan broeder generaal Rene Stockman, broeder Godfried Bekaert, broeder Laurent Pielaet en broeder Guido Cranshoff en de vier aangesloten leden die betrokken zijn op Huize Triest – Gemeenschapshuis Tabor. Zij zorgen er voor dat er daadwerkelijk geïnvesteerd wordt in de armen van vandaag. 3. Aan mijn vrouw Ruth en onze vier kinderen, die mij de mogelijkheid bieden om deze levendige familie gestructureerde vrijwilligers te coachen. 4. Aan alle sponsors, specifiek de peter van Huize Triest – Gemeenschapshuis Tabor, de heer Marc Vriends.
18
5. Aan Burgemeester Termont en Schepen Reynebeau voor de ondersteuning en samenwerking vanuit de stad Gent. Wij voelen ons door het stadbestuur gesteund. 6. Aan Schepen Versnick en allen van het OCMW te Gent, met name de dienst thuislozen zorg en de dienst vreemdelingen, voor de daadwerkelijke samenwerking. Het out-reaching project van de dienst thuislozen ervaren wij als de kers op de taart. 7. Wij zijn dankbaar voor de samenwerking vanuit de cel armoedebestrijding, de werkgroep dak -en thuislozen en de stuurgroep nachtopvang. 8. Wij willen ook de Heer Luc De Schepper, algemeen directeur van het Guislainziekenhuis bedanken voor de jarenlange ondersteuning. Als Huize Triest – Gemeenschapshuis Tabor kunnen wij beroep doen op de technische dienst en dagelijks op de ondersteuning vanuit de voedingsdienst. Bij deze willen wij ook de Heer Koenraad De Smet, hoofd van de voedingsdienst danken voor zijn dagelijkse ondersteuning en raad. 9. Onze dank gaat ook uit naar dit vormingcentrum die ons ondersteund bij onze werking en ook naar de dienst communicatie van de regio SintVincentius. 10. Graag danken wij ook iedereen die meegewerkt heeft op een professionele wijze aan de herstructurering van ons inloopcentra. Dank u wel aan alle firma’s en dank u wel aan mevrouw Tine Merchie die vanuit de dienst gebouwen broeders van liefde voor ons alles perfect begeleid heeft. 11. En ‘last but not least’ wil ik mijn beleidsteam bedanken. Beste vrienden van Huize Triest – Gemeenschapshuis Tabor. Als coördinator van Huize Triest – Gemeenschapshuis Tabor ben ik de laatste zes jaar het gezicht van dit project. Weet dat er naast mij velen staan die ons verder stuwen, mijn gezin, mijn congregatie broeders van liefde en mijn team. En dit in alle bescheidenheid. Mijn oprechte dank aan De Heer Dirk Durant, De Heer Hubert Pattijn en niet te vergeten mijn dagdagelijkse steun en rechter hand de Heer Lawrence Ndigo. Als team zijn zij de steunpilaren van onze thuis Huize Triest – Gemeenschapshuis Tabor. Tot slot wensen wij het adagium van Huize Triest – Gemeenschapshuis Tabor te herhalen: “ Als broeders van liefde stellen God en de mens centraal, wij zijn het onszelf verplicht om op te komen voor de waardigheid van ons allen, met een knipoog naar onze stad Gent waar er een goed sociaal beleid gevoerd wordt. Waardigheid, dignity, waardigheid en dignity. Dank u wel voor uw aandacht. Werner Van de Weghe, aangesloten lid Broeders van Liefde, coördinator Huize Triest – Gemeenschapshuis Tabor.
27 november 2010.