Dak- en thuislozen opvang in de Kop van Noord-Holland Behoefte onderzoeksrapportage
P. Komen Januari 2008 Dak- en thuislozen opvang in de Kop van Noord-Holland Behoefte onderzoeksrapportage (in opdracht van de Gemeente Den Helder)
Contactadres: GGD Hollands Noorden Postbus 324 1740 AH Schagen
[email protected] www.ggdhollandsnoorden.nl
Conclusie: Uit de “inventarisatie dak- en thuislozen 2006” blijkt dat er 256 dak- en thuislozen in de regio Kop van Noord-Holland bekend zijn. Uit dit onderzoek (Dak- en thuislozen opvang in de Kop van Noord-Holland) komt nogmaals naar voren dat de capaciteit aan opvangvoorzieningen niet voldoende is. Zo biedt de regio, behoudens de dagopvang van Brijder (bij de Methadonpost te Den Helder) en de Dag Activiteiten Centra (DAC) van de GGZ (Den Helder en Schagen), geen laagdrempelige dagopvangmogelijkheden voor dak- en thuislozen. Terwijl uit de literatuur blijkt dat dit juist voor de hulpverlening een van de “vindplekken” is om dak- en thuislozen eventueel een hulpverleningstraject aan te bieden. Aangetoond is dat de dagopvang van Brijder en het DAC voor veel dak- en thuislozen een te hoge drempel heeft (voor het DAC is een indicatie verplicht) en te stigmatiserend is, zodat deze opvangplekken niet toereikend zijn. De enige formele dak- en thuislozenopvang in de regio, het Sociaal Pension, biedt 43 bedden. Hiervan zijn er nagenoeg 41 permanent bezet. Er zijn 2 crisisbedden, echter deze zijn in de meeste gevallen ook bezet. Het Sociaal Pension zegt geen mensen buiten te laten staan. Het komt dan wel eens voor dat er mensen de nacht doorbrengen in de gezamenlijke huiskamer. Het Sociaal Pension biedt geen plek aan: - alleenstaande (jonge) moeders met kinderen; - gezinnen; - echtparen; - jeugdigen; - en mensen met antisociaal gedrag. Voor deze doelgroepen is er geen (eerste) opvangplek in de regio. Zij staan dus letterlijk op straat! Indien iemand de val naar de straat maakt is het van belang dat er een goede eerste opvangplek is. Juist in deze beginperiode van dak- en thuisloosheid is men nog gemotiveerd om hulp te accepteren. Hoe langer men op straat verblijft, hoe moeilijker het is voor de betrokkene om terug te keren naar een “normaal”bestaan. Er is dan ook behoefte aan gedifferentieerde noodopvangplekken/nachtopvang in de regio, waar men gedurende minimaal een half jaar kan verblijven. Waar men tot rust kan komen, de zaken op een rij kan zetten en e.e.a. weer op de rail kan zetten. Er is te weinig doorstroming in de regio. Het Sociaal pension slibt dicht, cliënten van GGZ en Brijder vervallen na een klinisch verblijf weer in de oude situatie. Mensen die uit detentie komen lopen tegen een bureaucratische molen op. De plekken die er zijn zitten vol. Hierdoor is er voor de betrokkene geen perspectief en zullen zij minder gemotiveerd zijn om aan een beter bestaan te werken. Naast gerichte ambulante begeleiding bij zelfstandig wonen is een uitbreiding van het aantal plaatsen (kleinschalig) begeleid wonen gewenst. Daarnaast is het van belang dat er in de regio langdurige klinische verblijfsplaatsen gerealiseerd worden, ten behoeve van de GGZ cliënten, verslaafden en mensen met een licht verstandelijke beperking. Er is een categorie mensen waarvan blijkt dat zij zich niet kunnen aanpassen in de maatschappij. Voor deze mensen zal een zogenaamde “container woning” een uitkomst bieden. Voor dit doeleinde wordt er op Texel het project “Skeve Huze” gestart. In Den Helder en de rest van de regio ontbreekt het aan dergelijke woningen, terwijl hier aangetoond behoefte aan is. De Woningstichting te Den Helder heeft de intentie om deze te bouwen, echter de Gemeente Den Helder wijst vooralsnog geen bouwplaats aan. Momenteel is er een impasse ontstaan in de uitvoering van het Helderse “laatste kans beleid”. Zowel de hulpverlening als de woningbouwverenigingen hebben de intentie om mee te werken aan een “laatste kans beleid”. Men stuit echter op de juridische en financiële risico’s van het “laatste kans beleid”. De rol van de gemeente Den Helder wordt hierbij gemist.
2
Door de complexiteit en de multicasualiteit van de dak- en thuislozenproblematiek is het van belang dat er samenwerking, samenhang en een goede afstemming is tussen de verschillende instellingen. Veel contacten van hulpverleners onderling binnen de dak- en thuislozenzorg zijn individueel, informeel en niet gestructureerd. Men weet altijd wel binnen de instellingen de juiste persoon te vinden om snelle zaken te kunnen doen. Dit maakt het kwetsbaar, bijvoorbeeld in geval van ziekte, vakantie, etc. Het zou beter zijn om bepaalde contacten te formaliseren en te concretiseren. Hierdoor worden lijnen transparanter, minder afhankelijk van de inzet van die ene medewerker en daardoor minder kwetsbaar. Op dit moment komt het voor dat casussen op verschillende plekken besproken worden, er treed versnippering op en het komt voor dat mensen tussen wal en schip vallen. De keten kan transparanter. Hierbij dient vermeld te worden dat de verschillende instellingen elkaar steeds beter weten te vinden en samenwerkingsverbanden ontstaan. De (regie)rol van de gemeente Den Helder, als centrum gemeente, wordt door veel instellingen gemist of als onvoldoende ervaren. Daarbij wordt onder andere gedacht aan het toezeggen van (bouw)locaties, beschikbaar stellen van financiën, de coördinatie naar een sluitende ketenaanpak en het ontwikkelen van een samenhangend langer termijn beleid. Aanbevelingen: •
Breidt het aantal opvangplaatsen uit; Houdt hierbij rekening met alleenstaande (jonge) moeders met kinderen, vrouwen, gezinnen, echtparen en jeugdigen. Het aantal plaatsen kleinschalig begeleid wonen en langdurige klinische verblijfsplekken verdient forse uitbreiding. Daarnaast zullen er zogenaamde ‘bed, bad en brood” plekken gecreëerd moeten worden in de regio, waar bij er rekening gehouden dient te worden met zowel de diverse doelgroepen als het spreidingsgebied.
•
Verbeter de uitstroom van het Sociaal Pension; In het Sociaal Pension verblijft een groot aantal mensen, met de wens en vaardigheden om zelfstandig te wonen. Investeer in ambulante begeleiding en kleinschalige begeleid woon projecten die aanluit bij de behoefte van deze doelgroep.
•
Creëer een laagdrempelige dagopvang; Houdt hierbij rekening met de diversiteit van de doelgroepen.
•
Bouw “container woningen”; Voor mensen met antisociaal gedrag.
•
Nodig aanbieders uit om gezamenlijk integrale trajecten voor hun cliënten op te stellen; Naast een uitbreiding van het aantal opvangplaatsen en voorzieningen, is het belangrijk dat de hulpverlening beter afgestemd wordt op de individuele dak- en thuisloze. Zorg gezamenlijk voor een sluitende ketenaanpak.
•
Creëer één meldpunt voor dak- en thuislozen; Voorkom d.m.v. één meldpunt dat mensen tussen wal en schip raken en voorkom hiermee versnippering. Zorg voor transparantie d.m.v. een eenduidige intake, een cliëntenvolgsysteem, registratie en monitoring.
•
De regio verdient een samenhangend regionaal langer termijn beleid; Als centrumgemeente heeft de gemeente Den Helder hier een prominente regierol in.
3
Inhoud: Conclusie en aanbevelingen .............................................................................................. 2 Inhoud................................................................................................................................... 4 1 Inleiding ............................................................................................................................. 5 1.1 Aanleiding ................................................................................................................... 5 1.2 Beoogde resultaat ...................................................................................................... 5 1.3 Werkwijze .................................................................................................................... 5 1.4 Conclusies en aanbevelingen uit de rapportage “Inventarisatie dak- en thuislozen 2006” ................................................................. 6 1.6 Leeswijzer.................................................................................................................... 6 2 Resultaten ......................................................................................................................... 7 2.1 Inleiding ....................................................................................................................... 7 2.2 Spreiding doelgroep................................................................................................... 8 2.3 Opvangbehoefte doelgroep....................................................................................... 8 2.4 Conclusie..................................................................................................................... 17 3 Huidige aanbod................................................................................................................. 20 4 Literatuur ........................................................................................................................... 24 4.1 Inleiding ....................................................................................................................... 24 4.2 Ontstaan van dakloosheid......................................................................................... 24 4.3 Continuering van dakloosheid .................................................................................. 25 4.4 Beëindiging van dakloosheid.................................................................................... 26 4.5 Conclusie..................................................................................................................... 28 Nawoord ............................................................................................................................... 29 Bijlagen I. Benaderde instellingen ................................................................................................. 30 II. Afkortingenlijst .............................................................................................................. 31 III. Literatuurlijst.................................................................................................................. 32
4
1 Inleiding
1.1 Aanleiding Het kabinet heeft in haar beleidsvoornemens aangegeven dat de situatie van dak- en thuislozen dient te worden verbeterd. Het kabinet wil bereiken dat tussen 2008 en 2013 alle daklozen in traject zij, en voor minimaal 60% huisvesting is geregeld. Daarvoor zijn niet alleen opvangvoorzieningen nodig voor mensen die geen dak boven hun hoofd hebben. Ook na hun verblijf in de opvang hebben zij woon- en zorgvoorzieningen nodig die hen in staat stellen binnen hun mogelijkheden volwaardig aan de samenleving deel te nemen. Dit vraagt een samenhangend regionaal beleid op het gebied van maatschappelijke ondersteuning, wonen en welzijn en op aanpalende terreinen. Met het voorstel voor de Wet maatschappelijke ondersteuning (Wmo) wil het kabinet de positie van de gemeenten die nu al verantwoordelijkheid zijn voor het uitvoerende werk in de opvang, versterken. 1 In eerste instantie is met de vier grote steden (G4) een plan van aanpak voor maatschappelijke opvang gemaakt. Op basis van dit document moeten de overige centrumgemeenten een eigen plan maken; het Stedelijk Kompas. Door middel van een Stedelijk Kompas worden centrumgemeenten geacht de doelgroep in beeld te brengen (dak- en thuislozen, langdurig zorgafhankelijken, maar ook veelplegers), de doelstellingen te formuleren en de kosten aan te geven. In de Kop van Noord-Holland is Den Helder de centrumgemeente. In opdracht van de Adviescommissie Maatschappelijke Opvang, waarbij de gemeente met verschillende instanties overlegt, heeft er in het kader van het Stedelijk Kompas een inventarisatie plaatsgevonden. Hierbij is in kaart gebracht hoeveel dak- en thuislozen bij de verschillende instanties bekend zijn 2 . Deze gegevens vormen het uitgangspunt voor de volgende opdracht van dezelfde commissie; wat is het spreidingsgebied van de dak- en thuislozen en wat zijn de opvangbehoeften van deze doelgroep. 1.2 Beoogd resultaat Het is de bedoeling om een Stedelijk Kompas te maken dat duidelijk aangeeft waar in de Kop van Noord-Holland naar toe wordt gewerkt en wat daar aan middelen voor nodig zijn. In de bestuursopdracht Stedelijk Kompas maatschappelijke opvang van de gemeente Den Helder worden de volgende subdoelstellingen aangegeven: ¾ alle kwetsbare burgers zijn op persoonsniveau bekend en krijgen een op de persoon gericht en integraal traject aangeboden dat wordt gevolgd in tijd en locatie; ¾ er zijn voldoende voorzieningen op verschillende leefterreinen om die trajecten te vullen; ¾ de - gemeentelijke - organisatie is zo ingericht en gemandateerd dat de ambities op doeltreffende wijze worden bereikt. 1.3 Werkwijze In voorgaande jaren is door de Gemeentelijke Gezondheidsdienst Kop van Noord-Holland (vanaf 1 april 2007: GGD Hollands Noorden) geïnventariseerd hoeveel dak- en thuislozen er in de Kop van Noord3 Holland zijn. In 2005 is dit voor de laatste keer gedaan . Om een verdiepingsslag te maken in de “inventarisatie dak- en thuislozen 2006”, zijn er gesprekken gevoerd met sleutelfiguren in het werkveld Openbare Geestelijke Gezondheidszorg (OGGZ) 4 , waarbij de onderzoekgegevens van de bovenstaande inventarisatie als uitgangspunt gebruikt zijn. Gezien het korte tijdsbestek waarin dit onderzoek moest plaatsvinden is gekozen om alleen sleutelfiguren te interviewen. Wil men de opvangbehoefte van de in de Kop van Noord-Holland verblijvende dak- en thuislozen degelijk onderzoeken, dient men op individueel cliëntniveau de behoeften in kaart brengen. Het betreft hier dan ook een indicatie van de opvangbehoeften van de dak- en thuislozen in de Kop van Noord-Holland.
1
Amsterdam, Rotterdam, Den Haag & Utrecht Bron: Inventarisatie dak- en thuislozen 2006 (mevr. Drs. J.E. de Leeuw den Bouter) (nov. 2007) Bron: Uitgeteld !? 5 jaar zwerven in de Kop van Noord-Holland ( mevr. Drs. J.E. de Leeuw den Bouter, Mevr. Drs. C.H. Vreugdenhil) (sept. 2006) 4 Bijlage I: Benaderde instellingen 2 3
5
1.4 Conclusies en aanbevelingen uit de rapportage “Inventarisatie dak- en thuislozen 2006”: • er zijn meer mannen dan vrouwen dak- en thuisloos, echter de groep vrouwen en kinderen nemen toe; • de grootste groep is 31 tot 40 jaar; • verslaving is de belangrijkste reden om dak- en thuisloos te worden en te blijven; • de meeste dak- en thuislozen zijn al voor 2002 op straat gekomen; • de opvang slibt dicht. Het sociaal pension heeft een groep “vaste” bewoners. Deze zijn niet meegeteld in deze telling. Er wordt hard gewerkt om de doorstroom te regelen. En het is van belang om te differentiëren in verschillende vormen van opvang; • er zijn nog steeds te weinig mogelijkheden voor de opvang van zwervenden. De aanwezige hulp is te versnipperd en kan beter worden gecoördineerd; • er is geen dag- en nachtopvang; • de meeste winst is te behalen in de preventie van dak- en thuisloosheid. 1.5 Leeswijzer Dit onderzoek bestaat uit verschillende onderdelen. Hoofdstuk 2 gaat in op de definitie, de spreiding en de opvangbehoefte van de doelgroep. Hoofdstuk 3 geeft een beeld van het huidige aanbod aan dak- en thuislozen in de regio Kop van Noord-Holland. In hoofdstuk 4 wordt er gekeken wat eerdere rapportages en de literatuur zegt over de opvangbehoefte van de doelgroep.
6
2 Resultaten
2.1 Inleiding Zoals er in de “inventarisatie dak- en thuislozen 2006” is aangegeven bestaan er verschillende definities van dak- en thuisloosheid. Bij deze telling is men uitgegaan van mensen: ¾ die geen dak boven het hoofd hebben; ¾ die een sterk wisselende verblijfplaats hebben; ¾ waarvan niet duidelijk is waar en of de mensen ergens wonen; ¾ die een verblijfplaats hebben die als een dak boven het hoofd beschouwd kan worden (vaak bij kamerverhuurbedrijven), maar geen “thuis” is. Een langdurige bewoning van een caravan of weekendhuis is niet meegenomen. Er wordt onderscheid gemaakt tussen verschillende vormen van dakloosheid: ¾ Feitelijk daklozen Personen die niet beschikken over een eigen woonruimte en voor een slaapplek zijn aangewezen op: buitenslapen, ofwel overnachten in de openlucht en in overdekte openbare ruimten, zoals portieken, fietsenstallingen, stations, winkelcentra of een auto; binnen slapen in passantenverblijven van de maatschappelijke opvang, inclusief eendaagse noodopvang; binnen slapen bij vrienden, kennissen of familie, zonder vooruitzichten op een slaapplek voor de daarop volgende nacht. ¾
Marginaal gehuisvesten en dreigende huisuitzetting Van marginaal gehuisvest wordt gesproken wanneer de huisvesting geen garantie biedt op langdurig verblijf. Men verblijft bijvoorbeeld (tijdelijk) in een kraakpand, commercieel pension/kamerverhuurbedrijf, caravan, vakantiehuisje, garage, kelder/zolderkamer of woont in bij familie of vrienden, kennissen. Men verkeerd in een afhankelijkssituatie en kunnen de huisvesting van het ene op het andere moment kwijtraken. Daarnaast zijn er ook mensen die wel een eigen woning bezitten, maar grote huurschulden of hypotheekachterstanden hebben, de woning ernstig bevuilen of overlast bezorgen, waardoor er uithuiszetting dreigt. In beide gevallen gaat het om mensen die er niet in slagen om bijtijds vervangende huisvesting te vinden.
¾
Residentiële daklozen Personen die als bewoner staan ingeschreven bij instellingen voor maatschappelijke opvang (internaten, gevangenissen, opnameklinieken GGZ of verslavingszorg, sociale pensions, woonvoorzieningen op basis van particulier initiatief die zich richten op semi-permanente bewoning door daklozen en particuliere commerciële pensions waar voornamelijk daklozen wonen).
Dak- en thuislozen is geen homogene groep. Daklozen zijn vaak moeilijk te traceren. Alleen door actief te zoeken kunnen zij in kaart gebracht worden. In toenemende mate wordt de groep daklozen bekend bij de hulpverlenende instanties. Thuislozen hebben min of meer een vast adres. Zij leven echter vaak in een sociaal geïsoleerde situatie. Er is binnen de Kop van Noord-Holland sprake van een toename 5 van het aantal zwervenden tot 256 personen .
5
Bron: Inventarisatie dak- en thuislozen 2006 (mevr. Drs. J.E. de Leeuw den Bouter) (nov. 2007)
7
2.2 Spreiding doelgroep Indien men kijkt naar het spreidingsgebied van de dak- en thuislozen in de Kop van Noord-Holland dan kan men concluderen dat de grootste concentratie dak- en thuislozen in Den Helder te vinden is, waarvan de groep marginaal gehuisvesten de hoofdgroep vormt. Den Helder heeft als centrum gemeent dan ook de meeste voorzieningen voor deze doelgroep. Opvallend is een grote groep (31 personen) dak- en thuislozen die wel bemoeienis of ingeschreven staan in de regio Kop van NoordHolland, maar buiten de regio verblijven. Kijkt men over de gehele groep naar het soort dakloosheid, kan men concluderen dat de marginaal gehuisvesten de grootste groep is (zie ook tabel1). Belangrijk om te vermelden is dat de telling een momentopname is van de situatie in december 2006. VAR00011 * soort dakloos Crosstabulation
Tabel 1: dakloosheid per gemeenten Count
VAR00011
Total
Anna Paulowna Den Helder Harenkarspel Niedorp Schagen Texel Wieringen Wieringermeer Zijpe buiten de regio regio KNH
Feitelijk 0 34 0 0 2 1 0 1 1 5 2 46
soort dakloos Marginaal Onbekend 1 1 108 8 2 0 4 0 12 0 9 0 1 0 2 0 3 0 9 9 1 0 152 18
Residentieel 0 24 2 0 4 2 0 0 0 8 0 40
Total 2 174 4 4 18 12 1 3 4 31 3 256
2.3 Opvangbehoeften doelgroep Zoals eerder aangegeven zijn er, om de opvangbehoeften in de regio Kop van Noord-Holland in kaart te brengen gesprekken gevoerd met sleutelfiguren in het werkveld. De sleutelfiguren bestaan uit sociaal verpleegkundigen, casemanagers, reclasseringsmedewerkers, afdelingshoofden, (regio)managers, consulenten en directeuren. Een aantal instellingen ontbreekt in dit onderzoek. Dit komt doordat het op korte termijn onmogelijk was om een afspraak met hen te plannen of doordat er geen contact met de betreffende instelling verkregen is. Het blijkt voor de meeste instellingen moeilijk te zijn om exacte gegevens te leveren. Dit komt deels doordat de gehanteerde cijfers uit 2006 komen, waardoor er in de tussenliggende periode mutaties hebben plaatsgevonden, maar ook deels doordat zij niet alle dak- en thuislozen kennen. Mensen zijn bij de betreffende instellingen uit beeld of zijn voor hen uitbehandeld. Daarnaast beschikt de GGD over geanonimiseerde gegevens, waardoor het weer moeilijk is om op individueel niveau de klantgegevens boven tafel te krijgen. Vangnet en Advies (GGD) heeft de hele lijst met gegevens doorgenomen en vanuit hun ervaring per subgroep (feitelijk, residentieel en marginaal) aangegeven wat de opvangbehoefte zal moeten zijn. Dit heeft geresulteerd in een schatting van de opvangbehoeften. Daarnaast ziet men vanaf 2001 een stijgende tendens in het aantal dak- en 6 thuislozen in de regio , deze bevestigt de noodzaak van voorzieningen. Hieronder volgt per instelling een korte opsomming van de aangegeven behoeften. Brijder Verslavingszorg / Methadonpost Den Helder: • Voor mensen die overal worden geweigerd, die schulden hebben en antisociaal, of dreigend gedrag vertonen zouden “containerwoningen” een uitkomst bieden. Deze zijn nog niet aanwezig in de regio. • Er is in de regio een gebrek aan een laagdrempelige nachtopvang die 365 dagen per jaar geopend is. • M.b.t. de dagopvang geeft men bij Brijder aan dat de methadonpost vier dagen en twee avonden opvang biedt. Deze wordt door een vaste groep redelijk bezocht. Er wordt individuele opvang en 6
Bron: Uitgeteld !? 5 jaar zwerven in de Kop van Noord-Holland ( mevr. Drs. J.E. de Leeuw den Bouter, Mevr. Drs. C.H. Vreugdenhil) (sept. 2006)
8
•
•
• • •
begeleiding geboden. Men probeert de bezoeker sociaal te actieveren. De doelgroep van Brijder zijn verslaafden, maar de dagopvang staat ook voor “anderen” open. Voor de marginaal verslaafde dak- en thuislozen van Brijder is het moeizaam om de schuldhulpverlening te regelen. Deze groep heeft op dit moment nog een dak boven hun hoofd of verblijft op wisselende adressen, maar heeft ernstige schulden. Een uithuis zetting en opvolgende dakloosheid dreigt. Bij een dreigende uithuis zetting geeft de hulpverlening aan pas in een laat stadium betrokken te worden in dit proces. Indien er eerder een signaal afgegeven wordt, kunnen er eerder stappen ondernomen worden. Dit geldt vooral voor de zorgmijders. Men is van mening dat men preventief meer kan betekenen dan nu gebeurd. Er zouden ook voorzieningen (zoals nachtopvang) in Schagen moeten zijn. Het vervoer naar Den Helder kan voor de doelgroep een probleem zijn. Men zal snel geneigd te zijn om zwart te rijden. Het laatste kansbeleid ziet men in beginsel als een goede constructie. Wel geeft men aan dat de risico’s te eenzijdig bij de hulpverlening ligt. Men mist de gemeente in dit verhaal. Deze zou meer sturend kunnen zijn. Hoe vangen we dit gezamenlijk op, hoe delen we de risico’s. Verder geeft men aan dat men een samenhangend lange termijn beleid in de regio mist, waarbij er structurele verbeteringen gemaakt worden.
Geestelijke Gezondheidszorg Noord-Holland-Noord (GGZ) (afdelingen Schagen en Wieringenmeer): • De GGZ komt nauwelijks feitelijk dak- en thuislozen tegen. In Schagen zijn 4 à 5 zwervenden bekend en in Wieringenmeer 1 zwervende. Voor deze feitelijke dak- en thuislozen is een nachtopvang nodig. • Van de bij de GGZ bekende marginale dak- en thuislozen hebben de meeste schulden en staan onder bewindvoering. Deze doelgroep weert de zorg meestal af. Het is moeilijk om afspraken met hen te maken. Indien deze doelgroep uitvalt en op straat terecht komt is het Sociaal Pension meestal geen optie voor hen, o.a. door hun gedrag, door hun dubbele diagnose of doordat ze sociaal incompetent zijn. Ze lopen stuk op de eisen en de regels die het Sociaal Pension stelt. Voor een deel van deze doelgroep zal een kleinschalige begeleide woonvorm geschikt zijn (2 à 3 personen). Een ander deel is gebaat bij een zelfstandige woning met ambulante begeleiding. • Voor de residentiële dak- en thuislozen is er nauwelijks doorstroming. In Schagen en Wieringermeer zijn er geen opvangmogelijkheden, plekken die er zijn zitten vol. Doordat er nauwelijks opvangplekken voor deze doelgroep zijn, is de kans dat ze in een gat vallen en feitelijk dakloos worden groot. Ook bij deze doelgroep ziet men dat een deel gebaat is bij kleinschalige begeleide woonvormen en een deel zelfstandig kan wonen (al dan niet met ambulante begeleiding). Er is tevens behoefte aan langdurige klinische verblijfsplekken. • Als men kijkt naar dagbestedingplekken biedt de GGZ het Dag Activiteiten Centrum (DAC) in Den Helder en Schagen. Hiervoor heb je een indicatie nodig. Het DAC biedt structuur, er zijn trajectbegeleiders aanwezig. Voor de klanten uit Wieringermeer en omgeving zijn deze opvangmogelijkheden geen optie. Het reizen is te duur voor ze. Voor deze doelgroep dienen er in de buurt voorzieningen getroffen te worden. • De contacten met de gemeenten zijn erg formeel, traag en hoogdrempelig. Hier kan zeker verbetering in komen. Vooral als het om uitkeringen voor de cliënten betreft. Geestelijke Gezondheidszorg Noord-Holland-Noord (GGZ) (afdeling den Helder): • De mogelijkheden vanuit de GGZ voor de feitelijke dak- en thuislozen bij de GGZ zijn beperkt. Men kan weinig voor hen doen indien er geen sprake is van vrijwilligheid, een Rechtelijke Machtiging (RM) of een Inbewaringstelling (IBS). De toeleiding naar de zorg van zorgmijdende dak- en thuislozen is dan ook zeer moeilijk voor de GGZ. Wel opereren ze met wijkteams die outreachend werken. De wijkteams werken laagdrempelig. • De doorstroming van de residentieel dak- en thuislozen in de regio is slecht. De GGZ biedt 24 permanente woonplekken, deze zijn echter vol. Er is behoefte aan kleinschalige begeleide woonvormen, met 2 à 3 wooneenheden.
9
• • • •
•
De regio biedt geen langdurige klinische verblijfplekken. De cliënt is hiervoor aangewezen op Heiloo. De afstand vormt hierbij een hoge drempel. De GGZ biedt in de vorm van het DAC een dagopvang voor haar cliënten. Echter deze biedt dagopvang voor een bepaald deel van de doelgroep en werkt voor een ander deel van de doelgroep stigmatiserend. Er zou er meer differentiatie moeten zijn. Voor een acute nachtopvang maakt men, indien er plaats is, gebruik van het Sociaal Pension. Hier heeft men goede ervaringen mee. Er is een doelgroep waar elke instelling op vastloopt, de notoire gebruikers die erg veel overlast veroorzaken. Voor deze doelgroep zouden “container woningen” een uitkomst kunnen bieden. De Woningstichting wil bouwen, de GGZ wil de begeleiding voor hun verantwoording nemen, echter de gemeente heeft tot nu toe geen locatie aangewezen. GGZ overweegt een Licht Verstandelijk Gehandicapten (LVG) poli op te zetten. In het verleden zijn er al pogingen ondernomen, maar deze waren gestrand op de verdeling van de regietaken.
Stichting Dak- en Thuislozen Opvang, Den Helder en omstreken (SDTO) & Stichting Modheo: • Voor feitelijke dak- en thuislozen is het van belang dat er een kortdurende opvang is (zoals Bed, Bad en Brood), zodat ze de tijd hebben om wat te kunnen regelen. Het Sociaal Pension biedt 43 verblijfsplekken, waarvan er 41 bezet zijn. Er zijn 2 crisisbedden, echter in de wintermaanden zijn deze ook veelal bezet. Men laat niemand op straat staan en het komt voor dat er mensen in de algemene woonruimte verblijven. In een uiterst geval kan men er 4 dagen zonder kosten verblijven. • Op de marginale dak- en thuislozen hebben ze geen zicht. Uit ervaring weet men dat deze mensen problemen hebben op verschillende leefgebieden. Deze doelgroep loopt tegen allerlei instanties aan en geven het snel op. Het is een moeilijk bereikbare groep, aan de ene kant willen ze geholpen worden, aan de andere kant wil deze groep geen bemoeienissen van anderen. Men geeft aan dat voor deze doelgroep belangrijk is dat er outreachend gewerkt wordt, waarbij de doelgroep op een laagdrempelige en actieve wijze opgezocht wordt. Een gedifferentieerde dagopvang is voor deze doelgroep van belang. Men ziet een grote verscheidenheid in de doelgroep (mensen met psychische problemen, mensen met een verslaving, Antilliaanse jongeren, autochtone jongeren, zwervenden zonder bepaalde beperking, vrouwen en gezinnen). Vanuit deze dagopvangplekken is het misschien eerder mogelijk om iemand in traject te krijgen. • De (24) residentiele dak- en thuislozen verblijven in het sociaal pension. Voor 1/3 zal, tussen nu en een aantal jaar, een vorm van begeleid wonen mogelijk kunnen zijn. Waarbij de intensiviteit van begeleiding per persoon verschilt. Van deze groep geeft een aantal bewoners aan zelfstandig begeleid te willen wonen, terwijl anderen gezamenlijk begeleid willen wonen (2 à 3 man per wooneenheid). 1/3 van de residentiele bewoners zal na een verblijf in het pension klaar zijn om zelfstandig te kunnen wonen. De rest (1/3) van de residentiele bewoners woont al langere tijd in het sociaal pension. Dit is hun vaste woonplek waarbij ze zich veilig voelen. Zij hebben geen wens om door te stromen. • Van de overige dak- en thuislozen geeft men aan dat het veelal mensen zijn die via, via bekend zijn. Vaak zitten deze mensen in een vicieuze cirkel van schulden en verslaving; niet kunnen huren via de normale kanalen, geen vast postadres hebben, geen uitkering kunnen krijgen, nog meer schulden opbouwen. Het zijn veelal mensen met een multiproblematiek, die wel geholpen willen worden. Doordat ze de wegen niet weten, of zich schamen, komen zij niet tot de hulpverlening. Deze doelgroep vraagt om een ambulante, laagdrempelige en outreachende begeleiding vanuit een niet stigmatiserende organisatie. • SDTO geeft aan een samenwerkingsovereenkomst met de GGZ te hebben. Er wordt gewerkt aan een samenwerkingsovereenkomst met Brijder. Met beide partijen zijn de contacten goed. Daarnaast heeft men ook goede contacten met Stichting voor Welzijnszorg en Maatschappelijke Dienstverlening in de Kop van Noord-Holland (WMD). De contacten met de sociale dienst van de gemeente Den Helder verlopen goed. Men geeft wel aan dat het soms lang duurt alvorens de sociale dienst in actie komt. Het blijkt dat het vertragend werkt via de formele lijnen. Terwijl het juist voor deze doelgroep belangrijk is om korte lijnen te hebben om snel tot zaken te komen, zodat de kans om ze in traject te houden vergroot wordt. Het voorgaande geldt overigens voor de gehele hulpverlening. Zowel SDTO als Stichting Modheo
10
•
• •
geven aan dat het goed is dat ze hun contactpersonen binnen de hulpverlening hebben, want anders loopt men vast in de procedures en formele wegen. De contacten met Bureau Jeugdzorg verlopen, voor zowel SDTO als Stichting Modheo, stroef. Bureau Jeugdzorg wordt als traag ervaren met lange wachttijden. Men vindt Bureau Jeugdzorg bureaucratisch, men ervaart een drempel om binnen te komen. Is men binnen, dan vindt men Bureau Jeugdzorg stroperig en ervaart men een slechte communicatie en afstemming. Stichting Modheo heeft goede contacten met het veiligheidshuis. Beide organisaties geven aan moeizaam zaken met het Centrum voor Werk en Inkomen (CWI) te kunnen regelen.
11
Blijf van m’n Lijf (Den Helder): • Blijf van m’n Lijf geeft aan dat er geen opvangplekken voor vrouwen met kinderen in de regio zijn. • Daarnaast zijn er nauwelijks opvangmogelijkheden voor jongeren. Zeker als het (aankomende) tienermoeders zijn, zij kunnen niet in het Blijf van m’n Lijf huis opgevangen worden. • Men geeft aan de stedelijke jongerenwerkers in de regio te missen. • Men mist een centraal coördinatiepunt in de regio. GGD (Vangnet & Advies): • •
•
De onderstaande cijfers zijn gebaseerd op de aangeleverde gegevens van de inventarisatie daken thuislozen 2006. Kijkt men naar de feitelijke daklozen (46 personen) dan onderscheid men ongeveer 3 groepen: - 1/3 van de populatie heeft een chronische psychische achtergrond en heeft behoefte aan een langdurige klinische verblijfsplek; - 1/3 van de populatie heeft een chronische verslaving (alcohol, drugs). Zij vertonen onder invloed afwijkend gedrag. Een groot aantal van hen zal baat hebben bij een kleinschalig langdurige verblijfsplek waar gespecialiseerde begeleiding aanwezig is. Daarnaast zijn er ook die in aanmerking komen voor zogenaamde “container woningen”; - dan blijft er 1/3 over die getypeerd kan worden als restgroep. Mensen die door omstandigheden (financiële, na echtscheidingen, door combinatie van factoren, na detentie, etc) dakloos zijn geworden of mensen die niet in een bepaalde groep te plaatsen zijn (bijv. mensen met een licht verstandelijke beperking). Hiervoor is het belangrijk dat er een gedifferentieerde opvangplek komt voor de eerste opvang, waarbij men in een vroeg stadium de problemen aan kan pakken. Het is hierbij wel belangrijk dat de doorstroming goed geregeld wordt (na ongeveer 6 maanden). Van de marginale dak- en thuislozen (152): - had ongeveer 30 % een verslaving; - had ongeveer 20 % sociale problemen (echtscheiding, echtelijke ruzies, alleenstaande ouders met jonge kinderen, etc); - had ongeveer 15 % een psychische aandoening; - had ongeveer 7 % financiële problemen (huurachterstand, schulden, etc); - wat opvalt is dat de doelgroep “mensen met een licht verstandelijke beperking” de laatste jaren steeds zichtbaarder wordt; - het is belangrijk dat er voor deze doelgroep(en) “woonzekerheden” worden gecreëerd, zoals een betaalbare adequate vaste woonplek, al dan niet met begeleiding. Items die veelal van belang zijn bij deze doelgroepen zijn; schuldsanering, budgettering en laatste kans beleid; - rond de groep marginale dak- en thuislozen ziet men veel zorgmijders. Het is dan ook van belang om outreachend te werken en individuele gerichte ambulante begeleiding aan te bieden; - ook voor deze doelgroep(en) is het van belang dat er een laagdrempelige en gedifferentieerde dagopvang gecreëerd wordt, waarbij men terecht kan voor een kop koffie of een bak soep. Zo’n dagopvang kan voor de hulpverleners een plek zijn waar ze met daklozen contact leggen en hun – desnoods ongevraagd - een intensief hulptraject aanbieden; Momenteel bieden Brijder bij de methadonpost (te Den Helder) en GGZ-NHN in de vorm van een Dag Activiteiten Centrum (DAC) (te Den Helder en Schagen) een vorm van dagopvang. Echter voor een groot deel van de doelgroep zijn deze twee vormen, naast dat men bij het DAC een indicatie nodig heeft, te stigmatiserend, waardoor men hier geen gebruik van maakt; - voor een aantal van deze doelgroepen zullen “containerwoningen” een uitkomst bieden. Hierbij wordt door de GGD in eerste instantie gedacht aan tien woningen voor de gehele regio Kop van Noord-Holland; - ook voor deze doelgroep is het van belang dat er, naast kleinschalige beschermde woon projecten, ook een vorm van langdurige klinische verblijfsplekken worden gecreëerd.
12
•
•
• • • •
Van residentieel verblijvende dak- en thuislozen (40) hadden; - ongeveer 25 % een psychische aandoening; - ongeveer 20 % een vorm van verslaving; - ongeveer 10 % sociale problemen; - ongeveer 5 % financiële problemen; - en ongeveer 25 % uitgeprocedeerde asielzoekers, waarvan het merendeel een Generaal Pardon gekreken heeft en momenteel uit zicht is; - er is een onbekend aantal mensen die uit detentie komen. Belangrijk voor deze doelgroep is dat ze zo snel mogelijk een uitkering ontvangen, een schuldhulpverleningstraject in gaan en huisvesting krijgen, zodat de kans op recidieve verkleind wordt; - voor deze doelgroepen is het belangrijk dat er na een (kortdurend) residentieel verblijf opvang mogelijkheden zijn. Hierbij zijn er drie typeringen te noemen; zelfstandig wonen met begeleiding, beschermd wonen in kleinschalig groepsverband en langdurige klinische verblijfsplekken; - voor deze doelgroepen geldt hetzelfde als de marginale dak- en thuislozen. Vervolgens worden er ook 18 mensen als onbekend aangemerkt. Dit zijn dak- en thuislozen welke niet onder te brengen zijn in de bovenstaande doelgroepen. Men weet dat deze mensen dak- en thuisloos zijn, maar zijn op dat moment niet in beeld. Het betreft hier in de meeste gevallen chronische dak- en thuislozen met zorgmijdend gedrag. Hier zal men moeten denken aan langdurige begeleidingstrajecten. De GGD geeft aan dat er rekening dient gehouden te worden met de vergrijzing in de regio, waarbij dementie, eenzaamheidsproblematiek, psychische problemen, etc. een rol zullen gaan spelen. Belangrijk voor deze doelgroep zijn de korte lijnen tussen de instellingen. Men moet snel kunnen handelen en de dak- en thuislozen een perspectief bieden, anders is de kans groot dat je de betreffende uit het oog verlies. Er is een groep jongeren die op wisselende adressen in de regio verblijven. Een deel daarvan heeft een licht verstandelijke beperking. Het is onbekend om hoeveel jongeren het gaat, wat de problematiek is en waar ze precies verblijven. Het komt voor dat casussen op verschillende plaatsen besproken worden. Zo kan het voorkomen dat een casus bij de ene partij op de agenda komt, terwijl een andere partij hier al bemoeienis mee heeft. Er is behoefte aan één centraal meldpunt.
Woningstichting Den Helder: • In het Behouden Huis zijn een aantal mensen vanuit de GGZ gehuisvest. Ook vanuit de Waaier wil men een dergelijk project voor mensen met een licht verstandelijke beperking opzetten. • De verslavingsproblematiek van sommige huurders is groot. Hiervoor zijn dan ook duidelijke afspraken met Brijder gemaakt, waarbij de twee partijen een gezamenlijk doel nastreven rondom zogenaamde “verdien trajecten”. • De Woningstichting overlegt in het kader van preventie één maal per maand met Vangnet & Advies (GGD) over de notoire wanbetalers, plotseling opgekomen problemen en andere signalen. • Woningstichting geeft aan één aanspreekpunt voor overleg, signalering en afstemming te missen. Men ziet dit als taak van de veldregisseur. • De Woningstichting wil graag “container woningen” plaatsen voor mensen die te veel overlast bezorgen om in een reguliere huurwoning te wonen. Op een plek die rust en ruimte biedt, zodat zij geen andere bewoners kunnen storen. Er zijn in het verleden al een aantal locaties besproken, echter tot concrete plannen is het nooit gekomen. De gemeente is in die zin aan zet. • De Woningstichting ervaart een impasse in de uitvoering van het “laatste kans beleid”. Zowel de hulpverlening als de Woningstichting hebben de intentie om mee te werken aan een “laatste kans beleid”. Men stuit echter op de juridische en financiële risico’s van het “laatste kans beleid”. • De Woningstichting ziet vaak mensen, die eerder uit hun woning gezet zijn, via een omweg weer terug komen bij de woningstichting.
13
Woontij: • Woontij geeft aan een langdurig traject na te streven voor huurders met huurachterstanden en zij die overlast veroorzaken. Te alle tijde probeert Woontij een uithuiszetting te voorkomen. Graag werkt Woontij hierbij samen met de hulpverlening, echter het casemanagement werkt niet altijd optimaal. Woontij merkt op dat de financiële begeleiding vaak het onder geschoven kind is. • Op Texel is Woontij, in samenwerking met de gemeente en de GGZ, het project “Skeve Huze” gestart. Hierbij wordt, naar Deens voorbeeld, een woonlocatie gecreëerd voor mensen die door huurachterstand, overlast of ernstige verwaarlozing nergens anders meer terecht kunnen. Skeve Huze is geen eindstation, maar de bewoners moeten een perspectief hebben om weer terug te kunnen keren in een reguliere woning. • Ook Woontij prefereert één aanspreekpunt in de regio voor overleg, problemen, signalering en afstemming. • Woontij mist de regiefunctie van de gemeente in het hele verhaal. • Woontij wenst kortere uitkeringstrajecten voor mensen die uit detentie of de GGZ kliniek komen. • Op Texel is in Hotel Tubantia een noodopvang gecreëerd. 20 Appartementen voor asielzoekers met een status en 5 appartementen voor noodopvang. Brijder heeft een kantoorruimte in het pand, vanwaar zij de begeleiding aanbieden. Camping Halerweg 13 (Schagen): • Camping Halerweg 13 biedt de mogelijkheid voor (tijdelijke) opvang voor mensen die om wat voor reden dan ook dakloos zijn geworden. Hiervoor zijn contacten met verschillende instellingen. De camping is bedoeld als tussenstation voor dak- en thuislozen. • Er wonen tussen 10 en 15 mensen op Halerweg 13. De populatie bestaat uit mensen met een alcoholproblematiek, mensen met schulden, mensen met psychiatrische problematiek en veelal met een combinatie hiervan. De bewoners hebben vaak geen vertrouwen meer in de maatschappij en kunnen nergens anders meer terecht. • Doorstroming naar een gedegen plek is een gemis. Veel bewoners verblijven dan ook (te) lang op de camping. Een vier bewoners verblijven er al jaren. Anderen vinden zelf een plek na de eerste opvang op Halerweg 13 (al dan niet met hulp van buitenaf) of verdwijnen na verloop van tijd. Het komt ook voor dat bewoners door de begeleiding in verband met (gedrags)problemen van de camping gestuurd worden. Het is dan onbekend waar zij terecht komen. • De camping mag op last van de rechter open blijven tot 1 oktober 2009. Hierdoor wordt de camping bedreigd in zijn voortbestaan. Hotel Wienerhof (Den Helder) • Hotel Wienerhof vangt, via de gemeente Den Helder of de GGD, uitgeprocedeerde asielzoekers en mensen op die niet in het Sociaal Pension terecht kunnen (gezinnen, vrouwen, moeders met kinderen, etc). De financiële afwikkeling via de gemeente Den Helder is soms een probleem. • Het aanbod komt vanuit het hele Gewest Kop van Noord-Holland. • Er is een gemis aan noodbedden in de regio. Het komt voor dat er een noodbed gecreëerd wordt in het Hotel, echter hier is met de gemeente geen overeenkomst voor, waardoor het Hotel financiële risico’s loopt. Men ervaart vanuit de gemeente veel bureaucratie. • Een groot aantal asielzoekers die in het Hotel verbleven hebben een Generaal Pardon gekregen. Door de trage afwikkeling van de uitkeringen verbleven deze mensen noodgedwongen langer in het Hotel dan aanvankelijk de bedoeling was. • Mensen die in het Hotel verblijven hebben behoefte aan een eigen plek, een eigen woning al dan niet met begeleiding. Leger des Heils: • Leger des Heils ervaart, door het strenge selectiebeleid, obstakels bij de uitvoering van het “laatste kans beleid” in Den Helder. De meeste dak- en thuislozen die zich bij hen aanmelden hebben (huur)schulden en in veel gevallen geen vorm van uitkering. De bureaucratie vormt een drempel om een uitkering aan te vragen. Hierdoor komen ze in een kansloze positie terecht. Veelal verblijven deze mensen illegaal bij anderen, op campings, etc. Er is veel verborgen leed.
14
• • • •
Leger des Heils geeft aan dat er een tekort is aan een laagdrempelige dag- en nachtopvang in de regio. Daarnaast mist men een specifieke opvang voor gezinnen en een specifieke opvang voor jongeren in de regio. Men vindt het belangrijk dat preventief en in een vroeg stadium de problematiek aanpakt wordt, om mogelijke dak- en thuisloosheid te voorkomen. Leger des Heils is bereid om een opvang voor jeugdigen in Den Helder op te zetten. Een dergelijke opvang kan gerealiseerd worden indien de gemeente een locatie aanwijst en een opstart subsidie beschikbaar stelt.
MEE Noordwest-Holland: • Bij MEE praat men in de meeste gevallen over mensen met een (licht) verstandelijke beperking als men het over dak- en thuislozen heeft. Hierbij zijn de contacten met andere instellingen individueel, informeel en niet gestructureerd. Men weet altijd wel de juiste persoon te vinden om snelle zaken mee te kunnen doen. Dit maakt het wel kwetsbaar, bijvoorbeeld in geval van ziekte, vakantie, etc. Het zou beter zijn om bepaalde contacten te formaliseren en te concretiseren. Hierdoor worden lijnen transparanter, minder afhankelijk van de inzet van die ene medewerker en daardoor minder kwetsbaar. • Indien de hulpverlener een dak- en thuisloze weer een bestaan in de maatschappij wil bieden, dan moeten er in de regio verschillende mogelijkheden zijn om iemand daadwerkelijk onder te brengen. Hierbij valt te denken aan “container woningen”, gedifferentieerde kleinschalige woonplekken en “woon-leer” trajecten. Op dit moment ontbreken deze mogelijkheden in de regio. Indien je als hulpverlener niets kan bieden, is de kans groot dat de betrokkene afhaakt. • De hulpverlening moet niet te hoge verwachtingen hebben van de betrokkenen. Er zal een lage insteek moeten zijn, waarbij er niet te veel dwang opgelegd wordt. Dit om terugval te voorkomen. Geef de betrokkene de tijd om te veranderen en daarmee de kans om te slagen te vergroten. Per individu zal dit anders zijn. Besteed in die zin dan ook genoeg tijd aan de hulpvraag en houdt rekening met terugval. • We hebben het hier over langdurige trajecten, waarbij het goed zou zijn dat de casemanager weer een rol krijgt. Een probleem hierbij is dat veel instellingen gebonden zijn aan budgetten en prestatieafspraken. Veelal ontbreken de tijd en middelen om het casemanagement goed op te zetten. Een casemanager die de regierol heeft zal uiteindelijk veel geld besparen. • Er is een gedifferentieerde en adequate eerste opvangplek in de regio nodig. Vanuit hier kan er voor de betrokkene rust gecreëerd worden. Het zal een plek moeten zijn waar iemand ongeveer een half jaar kan verblijven, zodat de tijd genomen kan worden om e.e.a. uit te zoeken en op de rails te zetten. • De laatste tijd krijgt MEE meer meldingen binnen over jongeren rond 18 jaar die op straat belanden. • Van belang is of een instelling een speerpunt van de dak- en thuislozenzorg maakt. Om instellingen te motiveren zal er een duidelijk regionaal beleid moeten zijn. Vluchtelingenwerk Nederland: • Men komt veel mensen tegen met psychische en lichamelijke klachten binnen het Asielzoekers Centrum (AZC). • 1 mei a.s. gaat waarschijnlijk het AZC te Schagen dicht. 200-300 mensen zijn in het bezit van een Generaal Pardon. Dit betekent dat het Centraal Orgaan Asielzoekers (COA) verantwoordelijk is voor huisvesting voor deze doelgroep. Ongeveer 25 tot 30 mensen zitten op dit moment in een “regelingprocedure”. Zij mogen de uitslag van de procedure van een (hernieuwde) asielaanvraag of het verkrijgen van geldige uitreisdocumenten van een ambassade niet in een asielzoekerscentrum afwachten. Wel hebben ze het recht om gedurende de procedure in Nederland te verblijven. Zij hebben echter geen recht op enige voorziening (uitkering, huisvesting, medische verzorging of onderwijs). Stichting Noodopvang Asielzoekers Kop van Noord-Holland biedt voor deze mensen een opvangplek, maar alle plekken zijn momenteel bezet. Vluchtelingenwerk weet niet waar ze deze gezinnen moeten plaatsen. Belangrijk is dat er voor deze mensen een eerste opvangmogelijkheid gecreëerd wordt. Van daar uit zouden ze hun zaken verder kunnen regelen.
15
•
Tevens verblijven er ook mensen met een verblijfsvergunning in de AZC’s. Er is voor deze mensen een lange wachtlijst voor huisvesting. Noodgedwongen verblijven ze in een AZC. Dit betekent voor hen dat ze geen recht hebben op enige vorm van uitkering en zijn ze afhankelijk van een COA uitkering.
Politie (Den Helder) • Een aantal jaar geleden heeft de politie een project voor dak- en thuislozen gestart, waarbij vooral op overlast preventie is ingezet. Men heeft in het centrum van Den Helder (verbod)borden geplaatst en geflyerd onder de doelgroep. Daarnaast zijn er samenwerkingscontacten met Vangnet & Advies (GGD) opgebouwd, waarbij de wijkcoördinatoren van de politie, GGD, GGZ en Brijder elkaar twee wekelijks treffen voor casuïstiekbespreking. • Men geeft aan dat een goede eerste (nood)opvang in de regio mist. Het kost de politie te veel energie en tijd om iemand onder te kunnen brengen. Stichting Zwerfjongeren Nederland: • Een kenmerk van zwerfjongeren is dat zij de aansluiting met de maatschappij verloren hebben, er een grote uitval in het onderwijs is, men heeft vrijwel geen sociaal netwerk en veelal hebben zij een vorm van verslaving. Er is een tekort aan specifieke opvangmogelijkheden voor deze doelgroep in de regio Kop van Noord-Holland (bijvoorbeeld een jongerenpension). • Het jongerenpension zal het “Wonen-Leren-Werken” principe moeten hebben, waarbij de aandacht gevestigd wordt op de terugkeer van de jongeren in de maatschappij. Een dergelijke opvang bestaat uit de volgende elementen: - een veilige plek (een eigen of gedeelde kamer); - warme en vertrouwde begeleiding; - een duidelijke en transparante structuur (dagindeling); - hulp bij het vinden van een opleiding/baan, of bij het afronden van een opleiding. Reclassering Nederland: • De reclassering is in opdracht van de gemeente Den Helder het project “Riskant” gestart. Het is een project waarbij Antilliaanse Jongeren (die strafbare feiten gepleegd hebben, of op de rand staan om deze te plegen) op vrijwillige basis de kans krijgen om niet verder de criminaliteit af te glijden. Vanuit de Antillianen problematiek ziet men een duidelijk cultuur verschil. Autochtone jongeren worden opgevoed waarbij ze eigen initiatieven moeten nemen. Bij Antilliaanse jongeren worden deze initiatieven ontnomen. Hierdoor is hun zelfredzaamheid minder. Daarnaast zijn er veel Antilliaanse jongeren met een licht verstandelijke beperking die voor overlast zorgen. • Als men vanuit de reclassering naar de marginale dak- en thuislozen kijkt, dan heeft men het veelal over Antilliaanse jongeren en mensen die uit detentie komen. Belangrijk voor deze doelgroep is dat er een eerste opvangplek is (bed, bad, brood) voor de eerste weken. Eventueel gekoppeld aan een kamertraining. Het blijkt dat de Antilliaanse jongeren niet zelfstandig de weg naar de hulpverlening vinden. Dit komt deels door hun eventuele verstandelijke beperkingen en deels door schaamte. Er zijn problemen op alle leefgebieden, ze hebben meestal schulden. Ze zijn teleurgesteld in de maatschappij. • Mensen die uit detentie (zowel allochtonen als autochtone) komen stuiten op praktische zaken die ze niet kunnen regelen. Het CWI hanteert langdurige procedures om een uitkering aan te vragen. Velen hebben schulden en komen na detentie zonder inkomen op straat te staan. Hun overbruggingsuitkering is dan veelal te minimaal om rond te kunnen komen. Voor een uitkering dient men minimaal een postadres te hebben. Men kan nergens terecht omdat men geen geld heeft. Het huren van een woning is zeer moeilijk voor deze doelgroep. Men zit als het ware in een vicieuze cirkel. • Heeft men na de eerste opvang nog huurschulden, dan is het zeer moeilijk om nog aan een woning te komen.
16
2.4 Conclusie De zorg van dak- en thuislozen in de Kop van Noord-Holland kenmerkt zich in vele informele en niet gestructureerde contacten van de individuele hulpverleners. De geïnterviewde instellingen geven aan de formele lijnen als vertragend en bureaucratisch te ervaren. Het is voor deze doelgroep belangrijk om korte lijnen te hebben, om zo snel en adequaat te kunnen handelen. Op dit moment komt het voor dat casussen op verschillende plekken besproken worden, er treed versnippering op en het komt voor dat mensen tussen wal en schip vallen. De keten kan transparanter. Hierbij dient vermeld te worden dat de verschillende instellingen elkaar steeds beter weten te vinden en samenwerkingsverbanden ontstaan. Er is behoefte aan één centraal meldpunt. Feitelijke dak- en thuislozen (46 personen) zijn onder te verdelen in 3 groepen: − 1/3 met een chronisch psychische achtergrond. Deze hebben veelal behoefte aan langdurige klinische verblijfsplekken; − 1/3 met een chronische verslaving. Deze groep zal baat hebben bij een kleinschalig langdurige verblijfsplek waar gespecialiseerde begeleiding aanwezig is. Daarnaast zijn er ook enkele die in aanmerking komen voor zogenaamde “container woningen”; − 1/3 is een restgroep. Mensen die door omstandigheden (financiële, na echtscheidingen, door combinatie van factoren, na detentie, etc) dakloos zijn geworden of mensen die niet in een bepaalde groep te plaatsen zijn (bijv. mensen met een licht verstandelijke beperking). Hiervoor is het belangrijk dat er een gedifferentieerde eerste opvangplek komt, waarbij men in een vroeg stadium de problemen aan kan pakken. Het is hierbij wel belangrijk dat de doorstroming goed geregeld wordt (na ongeveer 6 maanden). Marginale dak- en thuislozen vormen de grootste groep (152). Belangrijk voor deze groep is de preventieve inzet om eventuele kans op feitelijke dakloosheid te voorkomen. Hulpverleners geven aan eerder bij huurproblemen betrokken te willen worden, zodat men preventief meer kan betekenen. Schuldhulpverleningstrajecten zijn voor deze doelgroep belangrijk, omdat men veel mensen met schulden binnen deze doelgroep ziet. Uit de inventarisatie dak- en thuislozen 2006 bleek dat: − ongeveer 30 % een vorm van verslaving had; − ongeveer 20 % sociale problemen had (echtscheiding, echtelijke ruzies, alleenstaande ouders met jonge kinderen, etc); − ongeveer 15 % een psychische aandoening had; − ongeveer 7 % financiële problemen had (huurachterstand, schulden, etc); − wat opvalt, is dat de doelgroep “mensen met een licht verstandelijke beperking” de laatste jaren steeds zichtbaarder wordt. De groep marginale telt veel zorgmijders, een outreachende werkwijze is dan ook noodzakelijk. Voor deze doelgroep is er behoefte aan (verspreid in de regio): − een laagdrempelige en gedifferentieerde dagopvang; − zelfstandig wonen met ambulante begeleiding; − kleinschalige beschermde woonvormen (2 à 3 wooneenheden); − betaalbare woonruimten; − langdurige klinische woonvormen in de regio. De doorstroming van de residentiele dak- en thuislozen (40) is zeer beperkt. De woonplekken die voor doorstroming moeten zorgen zitten vol. Dit geldt voor zowel de psychiatrie, de verslavingszorg als voor de overige hulpverlening. Voor deze doelgroep is er behoefte aan (verspreid in de regio): − zelfstandig wonen met ambulante begeleiding; − kleinschalige beschermde woonvormen (2 à 3 wooneenheden); − langdurige klinische woonvormen in de regio.
17
Van deze doelgroep hadden; − ongeveer 25 % een psychische aandoening; − ongeveer 20 % een vorm van verslaving; − ongeveer 10 % sociale problemen; − ongeveer 5 % financiële problemen; − ongeveer 25 % uitgeprocedeerde asielzoekers, waarvan het merendeel een Generaal Pardon gekreken heeft en momenteel niet meer in zicht is; De hulpverlening ervaart dat het financiële risico van het “laatste kans beleid” (in Den Helder) te eenzijdig bij hen ligt. Zij missen de financiële middelen om deze risico’s structureel op te vangen. Er is momenteel een impasse in de uitvoering van het “laatste kans beleid”. Zowel de hulpverlening als de woningbouwverenigingen hebben de intentie om mee te werken aan een “laatste kans beleid”. Men stuit echter op de juridische en financiële risico’s van het “laatste kans beleid”. De rol van de gemeente Den Helder wordt hierbij gemist. Het Sociaal Pension biedt geen plek aan: − alleenstaande (jonge) moeders met kinderen; − gezinnen; − echtparen; − jeugdigen; − en mensen met antisociaal gedrag. Voor deze doelgroepen is er geen (eerste) opvangplek in de regio. Zij staan dus letterlijk op straat! Er is dan ook behoefte aan gedifferentieerde noodopvangplekken/nachtopvang in de regio. Zogenaamde “bed, bad en brood” plekken. Het Sociaal Pension biedt een dergelijke opvang, maar geeft tevens aan veelal vol te zitten. Op Texel biedt Woontij in samenwerking met Brijder noodopvang aan (in Hotel Turbantia). Verder zijn er een tweetal particuliere initiatieven (Camping Halerweg 13 te Schagen en Hotel Wienerhof te Den Helder) die eventuele noodopvang kunnen aanbieden. Er is behoefte aan laagdrempelige en gedifferentieerde dagopvang plekken, waarbij men terecht kan voor een kop koffie en eventueel een bak soep. Vanuit deze opvang kan er individuele opvang en begeleiding aangeboden worden. Momenteel bieden Brijder bij de methadonpost (te Den Helder) en GGZ-NHN in de vorm van een Dag Activiteiten Centrum (DAC) (te Den Helder en Schagen) een vorm van dagopvang. Echter voor een groot deel van de doelgroep zijn deze twee vormen, naast dat men bij het DAC een indicatie nodig heeft, te stigmatiserend. Waardoor men hier geen gebruik van maakt. Er is in de regio behoefte aan ongeveer tien “container woningen”. De Woningstichting geeft aan in Den Helder “container woningen” te willen bouwen. Het is aan de gemeente Den Helder om een plek binnen de gemeente aan te wijzen. Op Texel is Woontij, in samenwerking met de gemeente en de GGZ, het project “Skeve Huze” gestart. Hierbij wordt, naar Deens voorbeeld, een woonlocatie gecreëerd voor mensen die door huurachterstand, overlast of ernstige verwaarlozing nergens anders meer terecht kunnen. Skeve Huze is geen eindstation, maar de bewoners moeten een perspectief hebben om weer terug te kunnen keren in een reguliere woning. Opvallend is dat de doelgroep (licht) verstandelijk beperkten steeds meer in beeld komt.
18
De wet schrijft voor dat mensen in detentie geen uitkering ontvangen. Mensen die uit detentie komen stuiten op praktische zaken die ze niet kunnen regelen. Het CWI hanteert langdurige procedures om een uitkering aan te vragen. Velen hebben schulden en komen na detentie zonder inkomen op straat te staan. Hun overbruggingsuitkering is dan veelal te minimaal om rond te kunnen komen. Voor een uitkering dient men een postadres te hebben, wat in 2008 veranderd wordt in een verblijfadres. Men kan nergens terecht omdat men geen geld heeft. Het huren van een woning is zeer moeilijk voor deze doelgroep. Men zit als het ware in een vicieuze cirkel. De (regie)rol van de gemeente Den Helder, als centrum gemeente, wordt door veel instellingen gemist of als onvoldoende ervaren. Daarbij wordt onder andere gedacht aan het toezeggen van (bouw)locaties, beschikbaar stellen van financiën, de coördinatie naar een sluitende ketenaanpak en het ontwikkelen van een samenhangend langer termijn beleid.
19
3 Huidig aanbod
Het huidige aanbod in de regio Kop van Noord-Holland bestaat momenteel uit de onderstaande diensten 7 . Instelling
GGZ-NHN
Brijder verslavingszorg
GGD
Advies- en Steunpunt Huiselijk Geweld
AMW (St. WMD en Omring)
7
Trede 1: Zelfzorg, mantelzorg & algemene zorg - Collectieve preventie activiteiten - Voorlichting scholen - Familievertrouwenspersoon - Maatjesproject - Deelname aan inloopspreekuren in de wijk (Dintel, Tuindorp) - Participatie in wijkplatforms - Schuldhulpverlening regelen - Preventieactiviteiten gericht op jongeren en hun ouders/opvoeders en specifieke doelgroepen, o.a. kinderen van verslaafde ouders - Leefstijltrainingen - Ondersteuning en psychoeducatie lotgenoten
- Gezonde school en genotmiddelen - Informatie en Advies aan burgers/professionals - Jeugdgezondheidszorg - Algemene preventie en voorlichting - Informatie en advies - Luisterende oor - Deskundigheidsbevordering training huiselijk geweld
- Voorlichting - Cursussen (bv. assertiviteit, budgettering, rouwverwerking)
Trede 2: Zorg aan huis
Trede 3: Institutionele zorg
Trede 4: Zorg op straat
- Dagactiviteiten Centrum (DAC) - Ambulante begeleiding vanuit de wijkteams - Opsporing doelgroepen, toeleiding/bemoeizorg - wijkteam
- Kliniek (opname, nader onderzoek en diagnostiek) - Functie Active Community Treatment (FACT) benadering vanuit de wijkteams
- Crisiscontacten - FACT- benadering vanuit de wijkteams
- Maatschappelijk herstel programma’s (wonen, werken, dagbesteding, sociale dienstverlening) - Inloopvoorziening en maaltijdverstrekking - Medisch-verpleegkundige zorg voor m.n. onverzekerden en cliënten zonder huisarts (ook outreachend) - Langdurige en specialistische begeleiding en ambulante woonbegeleiding - Bezoek zorgwekkende zorgmijders - Afspraken met woningstichting in kader van tweedekansbeleid - Methadonpost - Meldpunt vangnet & Advies (registratie en verwerken meldingen, eerste screening problematiek, trajectbegeleiding naar reguliere hulpverlening) - Kortdurende hulpverlening door ambulant team en doorgeleiding - Outreachend hulp bij huiselijk geweld (in ontwikkeling) - Psychosociale hulpverlening - Groepsaanbod voor mishandelde en bedreigde vrouwen - Bureaudiensten/ crisisopvang - Ondersteuning bij inkomensproblematiek - Nazorg bij steun uitbreiding sociaal netwerk - Bemoeizorg (indien nodig)
- 24-uurs crisisopvang - 24-uurs zorg tijdens klinische ontgifting - 24-uurs behandeling - Medisch psychiatrisch spreekuur (Alkmaar)
- Outreachende aanpak van zorgwekkende zorgmijders - Begeleiding van daklozen bij (o.a. bij verkrijgen van huisvesting). - Dagopvang/dienstencentrum - Methadonpost
- Meldpunt vangnet & Advies (registratie en verwerken meldingen, eerste screening problematiek, trajectbegeleiding naar reguliere hulpverlening)
Bron: Inventarisatie aanbod voorzieningen maatschappelijk opvang/verslavingszorg/OGGZ (Hannie Oskam)
20
Instelling
Ouderenwerk (WMD)
Sociaal raadsliedenwerk (WMD)
Avalon (WMD) Opbouwwerk (WMD)
Vrijwilligerscentrale
Internationaal Vrouwencentrum Thuiszorg (diverse organisaties) Verzorgingstehuizen Wijksteunpunt Humanitas/MEE Humanitas, Zonnebloem, Rode Kruis Sociale Diensten, AMW, de Waerden, Particuliere initiatieven MEE
- Esdége Reigersdaal - ’s Heerenloo - St. Philadeophia - De Wearden - Meldpunt Acute Zorg (Rotonde) Leger des Heils
Trede 1: Zelfzorg, mantelzorg & algemene zorg - Laagdrempelige ontmoetingsmogelijkheden - Preventief Informatief Ouderenbezoek 70+ (PIOproject )
Trede 2: Zorg aan huis
Trede 3: Institutionele zorg
Trede 4: Zorg op straat
- Ondersteuning van vrijwilligers in contacten met kwetsbare mensen (bv. bezoekdiensten weduwen en weduwnaar, maaltijdvoorziening, - Wonen plus, project preventie eenzaamheid) - Steun bij uitbreiding sociaal netwerk
- Hulp bij formulieren en conflicten m.b.t. wet- en regelgeving - ondersteuning juridische zaken - Laagdrempelige inlopen en cursussen - Deelname aan “Samen in de wijk” - Ondersteuning analfabeten - Voorlichting en deskundigheidsbevordering - Bemiddeling naar vrijwilligerswerk - Laagdrempelige inlopen, cursussen en projecten - geïndiceerde thuiszorg (incl. gespecialiseerde thuiszorg) - Dagopvang en logeeropvang ouderen - Maatjesproject SamSam - Vrijwillige (terminale) thuiszorg - Schuldhulpverlening
- Informatie- en adviesdiensten - Signalering en vroeghulp - Opvoedkundige ondersteuning
- Cliëntondersteuning - Trajectbegeleiding, ketenregie voor mensen met (licht) verstandelijke beperking - Toeleiding naar AWBZwoonvoorziening - Zorgverlening, advies en ondersteuning, dagbestedingsactiviteiten voor mensen met een verstandelijke beperking - “Grijs genoeg”: ondersteuning en begeleiding aan ouderen in (dreigend) isolement - “Tien voor toekomst”: ambulante gezinsondersteuning en – begeleiding voor gezinnen met meervoudige complexe problematiek
- Crisisondersteuning en steun bij verkrijgen opvangplek
Outreachende aanpak van zorgwekkende zorgmijders in Den Helder.
21
Instelling
Trede 1: Zelfzorg, mantelzorg algemene zorg
&
Blijf van mijn Lijf
Stichting Dak- en Thuislozenopvang
Woningcorporaties (i.s.m. hulpverleningsorganis aties)
Bureau Jeugdzorg
Voorschools Advies Team (VAT) Jongeren Advies Team (JAT: Bureau Jeugdzorg, AMW, MEE, basisscholen) Opvoedingsondersteu ning (samenwerking diverse organisaties) RMC
Overige activiteiten jongeren (naschools aanbod, sportactiviteiten, scouting, hobbyclubs, kerkelijke activiteiten)
- Preventieve woonbegeleiding aan mensen en/of gezinnen die vanwege huurschuld of overlast uit huis gezet dreigen te worden - Aanloop- en ontmoetingsactiviteiten voor jongeren - Preventie-activiteiten gericht op jongeren - Signalering
Trede 2: Zorg aan huis
Trede 3: Institutionele zorg
- Femgard project (ambulante hulpverlening en maatschappelijk herstel) - Begeleide terugkeer - AWARE (alarmering in thuissituatie bij stalking en (eergerelateerd) geweld) - Ambulante hulpverlening (m.b.t. alle leefgebieden)
- Vrouwenopvang incl. hulpverlening en trajectbegeleiding
Trede 4: Zorg op straat
- 24-uurs opvang (inclusief ondersteunende en activerende begeleiding) - Tijdelijke opvang daders huiselijk geweld - Nacht/Passantenopvang
- Afspraken met eerstelijns werksoorten over voorkomen huisuitzetting
- Vroegtijdig signaleren
- Handhaving leerplichtwet en controle op ongeoorloofd verzuim - Voorlichting, preventie/toeleiding
Veel organisaties houden zich bezig met maatschappelijk opvang. Als men naar Trede 1 (zelfzorg, mantelzorg en algemene zorg) kijkt, blijken de meeste organisaties informatieve activiteiten gericht op preventie, voorlichting of signalering te organiseren, waarbij iedere organisatie zich richt op de eigen doelgroep. Naast deze informatieve activiteiten zijn er vijf organisaties die een outreachende werkwijze (bemoeizorg) hanteren voor mensen die een vorm van huisvesting hebben; GGZ-NHN, Brijder Verslavingszorg, GGD (“Vangnet en Advies”, “Jeugdzorg” en “Advies- en Steunpunt Huiselijk Geweld”), Leger des Heils en MWD (indien nodig).
22
Vier organisaties (GGZ-NHN, Brijder, GGD (vangnet en Advies) en Leger des Heils) bieden zorg op straat aan. Uit gesprekken met de desbetreffende partijen weet men elkaar steeds beter te vinden, hoewel het nog niet helemaal vlekkeloos verloopt. Alle partijen geven het belang van onderlinge korte lijnen aan. Uit de praktijk blijkt dat een duidelijke coördinatie mist, waardoor sommige casussen op verschillende overlegmomenten besproken worden of de regie binnen de casus ontbreekt. Tevens heeft men ook met instellingsbelangen te maken, waardoor sommige casussen niet goed opgepakt worden. Naast de voorgenoemde organisaties zijn er twee particuliere initiatieven waarbij dak- en thuislozen een opvangplek geboden wordt; camping Halerweg 13 te Schagen en Hotel Wienerhof te Den Helder. Voor Asielzoekers die in een “regelingsprocedure” zitten biedt Stichting Asielzoekers Kop van NoordHolland een opvangplek, waarbij aangegeven dient te worden dat alle beschikbare plekken bezet zijn. Verder is er nog een schemerwereld van particulieren in Schagen en Den Helder die “hulp” verlenen. Hier is moeilijk zicht en grip op te krijgen. Het moet gezegd worden dat dak- en thuislozen hoge drempels ervaren bij de diverse instellingen; zoals inschrijfgelden, bureaucratie, verklaring van goed wonen, wachtlijsten, capaciteitstekorten, contra indicaties, etc. Tevens is het ook een gegeven dat de omliggende regio’s zich, in het kader van het Stedelijk Kompas, steeds meer richten op zijn eigen inwoners en hierdoor een preventief uitzetbeleid hanteren. Er zal dan ook minder uitstroom naar andere gemeenten zijn.
23
4 literatuur
4.1 inleiding Er bestaan verschillende definities van dak- en thuislozen. De GGD gaat uit van de in hoofdstuk 2 aangegeven definitie. Lia van Doorn geeft in “een tijd op straat” drie fasen waarin dakloosheid onderscheiden wordt: 1. ontstaan van dakloosheid; 2. continuering van dakloosheid; 3. beëindiging van dakloosheid. Het is een gegeven dat deze fasen een verschillende aanpak nodig heeft. In dit hoofdstuk wordt er kort ingegaan op de bovenstaande fasen, waarbij er aangegeven wordt welke aanpak er het beste bij de betreffende fase behoord. 4.2 Ontstaan van dakloosheid Vanuit de literatuur blijkt dat er zelden één oorzaak aan te wijzen is die tot dakloosheid leidt. Het is meestal een opeen stapeling van problemen, waarbij het ene probleem of gebeurtenis het andere uitlokt en daarbij een bijdrage levert aan het uiteindelijke verlies van huisvesting. Hierbij ziet men dat vaak de persoonlijke problematiek meespeelt, zoals verslaving of psychiatrische ziektebeelden. De belangrijkste gebeurtenissen in dit kader zijn: • verlies van marginale woonruimte en huisuitzetting; • verlaten van instituten met totaalarrangementen (b.v. psychiatrische instellingen, internaten of gevangenis); • baanverlies, inkomensachteruitgang en schulden; • verstoorde sociale relaties en vereenzaming; • aantrekkingskracht van de straat. Het is duidelijk dat het van belang is te voorkomen dat mensen afglijden naar de straat. Hierbij is, zoals is aangegeven in eerdere publicaties van de GGD, preventie dan ook zeer belangrijk. Door middel van een systeem van vroegsignalering kan voorkomen worden dat mensen op straat terecht komen. De val naar de straat kan hiermee onderbroken worden, waarmee de meeste preventieve winst te halen is. Hierbij kunnen de problemen die ontstaan zijn in een vroeg stadium aangepakt worden en eventuele hulpverlening georganiseerd worden. Daarnaast is er een moment van een acute dreigende val naar de straat (bijvoorbeeld bij een dreigende huisuitzetting). Ook dit is weer een moment van interventie, waarbij er op snelle en adequate wijze de problemen aangepakt dienen te worden. Belangrijke partners hierbij zijn o.a. woningbouwverenigingen, nutsbedrijven, politie, gemeenten, deurwaarders, etc. Door 8 eerder in te grijpen kan huisuitzetting in een aantal gevallen voorkomen worden . Door de complexiteit en de multicasualiteit van de dak- en thuislozenproblematiek is het van belang dat er een goede afstemming, samenwerking en samenhang is tussen de verschillende instellingen uit de sectoren. Eerste kennismaking met de straat: Het verlies van huisvesting en de val naar de straat wordt als een plotselinge, onverwachte en doorgaans zeer traumatische gebeurtenis ervaren 9 . De meeste kersverse daklozen raken met het verlies van huisvesting naast hun werk, inkomen of uitkering ook de meeste persoonlijke bezittingen kwijt. De financiële reserves raken uitgeput en er ontstaan nieuwe schulden. Men heeft geen postadres. Zonder postadres ontvangt men geen uitkering, zonder uitkering kan men geen woning krijgen, zonder woning is het moeilijk om een baan te houden, zonder baan kan men zich niet verzekeren, etc. Er ontstaat een vicieuze cirkel waar men moeilijk uit kan komen.
8
Bron: Uitgeteld !? 5 jaar zwerven in de Kop van Noord-Holland ( mevr. Drs. J.E. de Leeuw den Bouter, Mevr. Drs. C.H. Vreugdenhil) (sept. 2006) 9 Bron: Een tijd op straat (Lia van Doorn)
24
Men is nieuw in de “daklozen wereld” en men weet nauwelijks de weg naar de opvangvoorzieningen. Naast de materiële en praktische gevolgen, heeft een verlies van huisvesting ook mentale gevolgen; zoals de traumatische gebeurtenissen, ontkenning, schaamte, het wegvallen van de sociale omgeving en rollen, etc. Belangrijk is dat er in deze periode een goede en adequate eerste opvang en begeleiding voor hen is. Het is een periode waarbij men nog niet “ingeburgerd” is in het werkelijke straatleven. Men staat (nog) open voor hulpverlening. In deze periode dient de hulpverlening een chronische vorm van dak- en thuisloosheid te voorkomen. Snelheid is daarbij van belang, want de ervaring leert dat hoe langer iemand op straat verblijft, hoe groter de kans is dat hij afglijdt in een dakloos bestaan 10 . 4.3 Continuering van dakloosheid In de beginperiode van dakloosheid onderneemt men doorgaans uiteenlopende pogingen om de levenstandaard te verhogen, maar vaak blijkt de route naar een “normaal” bestaan geblokkeerd. Het is een optelsom van de problemen die hebben geleid tot dakloosheid. De problemen die daaruit voortvloeien zijn zo complex dat ze vaak niet bij machte zijn om deze zelfstandig op te lossen 11 . Veelal is er sprake van multiproblematiek, waarbij zij met een veelheid aan instanties te maken hebben. Tevens lopen velen tegen de bureaucratische molen van de diverse instanties aan. Veel van de chronische daklozen vertonen zorgmijdend gedrag. Er zijn dan ook een aantal redenen aan te wijzen voor het niet gebruiken van de reguliere hulpverlening 12 : • Beeldvorming van de reguliere hulpverlening door eerdere negatieve ervaringen, door negatief zelfbeeld, doordat ze veronderstellen niet meer geaccepteerd te worden, door een stigmatiserend beeld, door wildwest verhalen van andere daklozen; • Afwegen van winst- en verliesposten verliesposten: gezichtsverlies, controleverlies, verlies van zelfbeschikking, vrees voor intensief contact en/of vrees voor verlies anonimiteit; • Schaamte. De sociale contacten van de periode vóór dakloosheid zijn in de meeste gevallen verloren. Deels door schaamte, deels door de voorleggende problemen (zoals verslaving) en deels door tussenkomst van instanties. Op straat krijgt men te maken met een straatcultuur, waarbij overleving voorop staat. Het is een circuit met een eigen sociale orde en gedragscodes, met list en bedrog. Er ontstaan nieuwe sociale contacten. Deze contacten zijn primair gericht om elkaar te ondersteunen in het overleven op straat. Men leidt een bestaan in de openbaarheid, waar nauwelijks ruimte voor privacy is. 13 Men heeft geen vorm van uitkering en ontwikkeld allerlei strategieën om een inkomen te verwerven : • onderlinge kredietverlening; • bedelen; • verkoop van straatkranten; • exploiteren van ‘een goed verhaal’; • wanbetaling en oplichting; • prostitutie; • dealen; • diefstal, inbraak en heling. Dak- en thuislozen hebben behoefte aan opvangplekken waar ze ondersteund worden in hun meest basale levensbehoeften. Een gedifferentieerde dagopvang, nachtopvang en langdurige verblijfsplekken. Vanuit deze opvangplekken zijn er mogelijkheden om de dak- en thuisloze verder in een hulpverleningstraject te krijgen. Uit voorgaande hoofdstukken blijkt dat er in de regio een tekort aan dergelijke opvangplekken is.
10
Bron: Vluchthaven Schiphol (Miek Smilde) (nov. 2007) Bron: Een tijd op straat (Lia van Doorn) 12 Bron: Een tijd op straat (Lia van Doorn) 13 Bron: Een tijd op straat (Lia van Doorn) 11
25
4.4 Beëindiging van dakloosheid Het begin van de dakloosheid kenmerkt zich doordat de betrokkene een sterke wil heeft om de situatie van dakloosheid te beëindigen. Het is dan ook van belang dat er adequate opvangmogelijkheden in de regio zijn. Voor langdurige daklozen is dit meestal een gepasseerd station. Hoe langer de dakloosheid, hoe moeilijker het voor de betrokkene is om terug te keren naar een “normaal” bestaan. Toch zijn er een aantal omslagpunten aan te wijzen waardoor de daklozen van straat af raken, meestal is het een combinatie van de factoren 14 : • omgevingsinvloeden, verandering van omgeving of onder invloed van een wettelijke maatregel (bijvoorbeeld BOPZ); • sociale relaties, veranderingen die optreden in de sociale bindingen, wisseling van sociale rollen en voorbeelden van lotgenoten (zowel positief als negatief); • veranderende zelfbeeld, ouder worden leidt tot bezinning, het niet kunnen conformeren aan sociale stigma’s of door een existentiële schokervaring (zoals bekering, politieke ideologie of levensbedreigende ziekte); • samenloop van omstandigheden, zoals een ziekte en verzorgingsbehoeften. Er zijn een aantal trajecten naar huisvesting aan te wijzen: • een traject via de instellingen voor daklozenzorg, zoals dagopvang, nachtopvang, sociaal pension, etc.; • een traject via andere (hulpverlening)sectoren, zoals verslavingszorg, GGD, GGZ, Jeugdhulpverlening, etc.; • (hoewel gering) een traject buiten de hulpverlening om via woningbouwvereniging, gemeenten, familie, etc.. Lia van Doorn geeft twee belangrijke conclusies aan die van invloed zijn bij het beëindigen van 15 dakloosheid . 1. het valt nauwelijks te voorspellen welke daklozen uiteindelijk van straat afkomen. Daklozen die weinig kansloos lijken, slagen er soms toch in om zich te vestigen. Lia van Doorn pleit er dan ook voor, hoewel het soms langdurige en frustrerende trajecten zijn, om niemand op te geven; 2. de hulpverlening levert een hoger rendement op als de timing van de interventies op het juiste moment ingezet worden. Het is daarom van wezenlijk belang dat de hulpverleners de daklozen langere tijd volgen, het contact “warm” houden en inspelen op bepaalde veranderingen of wanneer er zich een omslagpunt voordoet. De kans van slagen zal dan groter zijn. Belangrijk hierbij is dat de hulpverlener een passend aanbod kan aanbieden, om vanuit daar samen met de betrokkene een reïntegratietraject uit te zetten. Zoals eerder aangegeven is er in de regio Kop van Noord-Holland een tekort aan opvangmogelijkheden. Hulpverleners kunnen geen passend aanbod doen, de daklozen zullen gedemotiveerd raken en een beginnend reïntergratietraject zal mislukken. Indien men voor het eerst weer een nieuwe woning toegewezen krijgt vertoont dit sterke overeenkomsten met de impact van de eerste dagen en nachten die men op straat doorbracht. Uit onderzoek blijkt dat de kans op terugval vooral in de eerste dagen en weken zeer groot is. Het aantal daklozen dat met de noorderzon verdwijnt op het cruciale moment dat de woning zich daadwerkelijk 16 aandient, is legio . Men is gewend om de problemen op te lossen door ze uit de weg te gaan, men is de eerste weken/maanden verstard of verkrampt, men is bang de woning weer te verliezen of men beseft dat een bezit van een woning niet alle problemen oplost. Daarnaast roept het bezit van een woning problemen op; regelmaat, de georganiseerde maatschappij, een vaste plek en een veranderde rol die de betrokkenen opeens krijgt.
14
Bron: Een tijd op straat (Lia van Doorn) Bron: Een tijd op straat (Lia van Doorn) 16 Bron: Een tijd op straat (Lia van Doorn) 15
26
Om terugval te voorkomen is de woonbegeleiding en de nazorg in deze periode zeer belangrijk. Cruciale elementen hierbij zijn 17 : • de materiële en financiële aspecten van het wonen, zoals opstart kosten, gas, water, licht, inrichting woning, maar ook het verkrijgen van een uitkering en schuldsanering; • het opbouwen van sociale contacten, zoals contacten met familie, oude vrienden, nieuwe contacten, etc. • het omgaan met culturele aspecten, zoals het aanleren van nieuwe omgangsvormen met buren en gedragsregels; • en de mentale mechanismen, zoals veranderingen in perceptie van tijd en ruimte en/of in de ontwikkeling van de sociale identiteit, acceptatie van ander “gedrag”. Uit het voorgaande zijn een aantal interventiemomenten aan te wijzen. Figuur 1 geeft grafische deze momenten aan. Vermeld moet worden dat de interventiemogelijkheden afhankelijk zijn van de individuele factoren van de betrokkene. Uit het onderstaand figuur kan opgemaakt worden dat een definitieve val naar de straat snel kan gaan, maar de terug keer naar een “normaal” bestaan een lange weg is, waarbij er een grote kans op terugval is. Figuur 1: Interventiemomenten
1 problematische woonsituatie 1e val naar de straat definitieve val naar de straat
18
2
6 nieuwe woonsituatie
3
4
4 leven op straat
5
terug keer naar “normal” bestaan (met een grote kans op terugval)
1: Preventieve inzet door vroegsignalering 2: Interventiemogelijkheid om dreigende val naar de straat te voorkomen 3: Een snelle eerste interventie om verdere val naar de straat te voorkomen 4: Vinger aan de pols, opvangmogelijkheden bieden (dit op verschillende momenten) 5: Omslagpunt, interventie gericht op terug keer naar een “normaal” bestaan 6: Woonbegeleiding en nazorg
17 18
Bron: Een tijd op straat (Lia van Doorn) Bron: Vangnet en Advies (Frits Muus)
27
4.5 Conclusie Er zijn drie fasen van dakloosheid aan te wijzen, nl: - ontstaan van dakloosheid; - continuering van dakloosheid; - beëindiging van dakloosheid. Elk van deze fasen heeft een verschillende aanpak nodig en heeft zijn interventiemomenten. Duidelijk is dat het van belang is dat voorkomen wordt dat mensen afglijden naar de straat. Preventieve maatregelen zijn dan ook zeer belangrijk, o.a. door middel van vroegsignalering. Hierbij kunnen de problemen die ontstaan zijn in een vroeg stadium aangepakt worden en eventuele hulpverlening georganiseerd worden. Daarnaast is er een moment van een acute dreigende val naar de straat. Ook dit is weer een moment van interventie, waarbij op snelle en adequate wijze de problemen aangepakt dienen te worden. De meeste winst ligt dan ook in de preventie om dak- en thuisloosheid te voorkomen. Indien de uiteindelijke val naar de straat gemaakt wordt is het van belang dat er een eerste goede opvangmogelijkheid en begeleiding is. Het is een periode dat men nog open staat voor hulpverlening en het is een periode dat een chronische vorm van dakloosheid voorkomen kan worden. Snelheid van handelen is hiermee van belang, want hoe langer iemand op straat verblijft, hoe groter de kans is dat diegene geheel afglijdt. Als men eenmaal afgegleden is tot het daklozen circuit, komt men terecht in een wereld met weinig privacy, met eigen gedragscodes, met eigen sociale ordes en met list en bedrog. Alles is gericht op zelfbehoud en overleving. Veel chronische daklozen vertonen zorgmijdend gedrag. In deze fase heeft men behoefte aan opvangplekken waarbij men ondersteund wordt in de meest basale levensbehoeften. Vanuit deze opvangplekken kan de hulpverlening de vinger aan de pols houden en wachten op een omslagpunt waarbij de betrokkene bereid is terug te keren naar een “normaal” bestaan. Van belang hierbij zijn de timing van het juiste interventie moment en een passend aanbod kunnen bieden, dit vergt dus veel geduld bij de hulpverlener. Woonbegeleiding en nazorg zijn cruciaal bij een moment van maatschappelijk herstel en zelfstandig wonen, dit om terugval te voorkomen.
28
Nawoord Eind november en december heb ik een groot aantal sleutelfiguren van de diverse instellingen gesproken. Deze mensen wil ik dan ook langs deze weg bedanken voor de snelheid waarin de gesprekken hebben plaats gevonden (in een toch al voor instellingen hectische drukke periode). Het was immers een gegeven dat dit onderzoek binnen 1½ maand afgerond diende te worden. Dit geeft daarmee gelijk de positieve intentie en motivatie van deze instellingen aan ten aanzien van dak- en thuislozenzorg. Zoals in de inleiding is aangegeven was het in een dergelijk kort tijdsbestek zeer moeilijk om een afgetimmerd kwantitatieve behoeften inventarisatie te maken. Het betreft hier dan ook geen wetenschappelijk onderzoek, maar een indicatie van de behoeften. Dit had drie oorzaken, ten eerste ontbrak het aan de tijd om alle dak- en thuislozen nogmaals in kaart te brengen en per individu na te gaan welke opvangbehoefte diegene heeft. Ten tweede zijn de gegevens waarover ik beschikte een inventarisatie van december 2006, we zijn nu een jaar verder, waardoor het nodige reeds gemuteerd is. En ten derde ik beschikte over geanonimiseerde gegevens, waardoor het lastig is om de behoefte te herleiden naar het individu. Ik wil een aantal mensen bedanken die in een zeer kort tijdsbestek mij geholpen hebben met het eigen maken van de regionale materie, het aanleveren en analyseren van de gegevens, het meedenken en meelezen en mij wegwijs gemaakt hebben in de sociale kaart: Frits Muus, Ben Hensen en Bettina de Leeuw den Bouter.
Patrick Komen Schagen, januari 2008
29
Bijlagen I. Benaderde instellingen • • • • • • • • • • • • • • • •
GGZ-NHN (afdeling Den Helder) GGZ-NHN (afdeling Schagen) Brijder Verslavingszorg GGD (Vangnet en Advies) Woontij Woningstichting Den Helder Stichting Dak- en Thuislozen Opvang Den Helder e.o. Stichting Modheo Blijf van m’n Lijf Camping Halerweg 13 Hotel Wienerhof Leger des Heils Mee Noordwest-Holland Vluchtelingenwerk Nederland Politie (Den Helder) Stichting Zwerfjongeren Nederland
30
II. Afkortingslijst AMW ....................................................Algemeen maatschappelijk werk AWBZ ..................................................Algemene Wet Bijzondere Ziektekosten AZC......................................................Asielzoekers Centrum BOPZ ...................................................Bijzondere Opname Psychiatrische Ziekenhuizen COA .....................................................Centraal Orgaan Asielzoekers CWI......................................................Centrum voor Werk en Inkomen DAC .....................................................Dag Activiteiten Centrum FACT ...................................................Functie Assertive Community Treatment G4 ........................................................de vier grote steden: Amsterdam, Rotterdam, Den Haag en Utrecht GGD.....................................................Gemeentelijke Gezondheidsdienst GGZ .....................................................Geestelijke Gezondheidszorg IBS .......................................................Inbewaringstelling JAT ......................................................Jongeren Advies Team LVG......................................................Licht Verstandelijk Gehandicapten NHN .....................................................Noord-Holland Noord OGGZ ..................................................Openbare Geestelijke Gezondheidszorg PIO.......................................................Preventief Informatief Ouderenbezoek 70+ RM .......................................................rechtelijke Machtiging RMC.....................................................Regionaal Meld- en Coördinatiepunt SDTO...................................................Stichting Dak- en Thuislozen Opvang, Den Helder en omstreken VAT......................................................Voorschools Advies Team WMD....................................................Stichting voor Welzijnszorg en Maatschappelijke Dienstverlening in de kop van Noord-Holland WMO....................................................Wet Maatschappelijke Ondersteuning
31
III. Literatuurlijst •
Als Schiphol Plaza je huiskamer is Outreachende Hulpverlening Dienstenbureau Schiphol Leger des Heils ( Haarlem, december 2007)
•
Een tijd op straat L. van Doorn
•
Inventarisatie zwervenden Kop van Noord-Holland 2001 F.T.M. Muus
•
Inventarisatie zwervenden 2002 Kop van Noord-Holland F.T.M, Muus, J.E. de Leeuw den Bouter
•
Inventarisatie zwervenden 2003 Kop van Noord-Holland F.T.M. Muus, J.E. de Leeuw den Bouter
•
Inventarisatie zwervenden 2004 Kop van Noord-Holland F.T.M. Muus, J.E. de Leeuw den Bouter
•
Inventarisatie dak- en thuislozen 2006 J.E. de Leeuw den Bouter (Schagen, december 2007)
•
Inventarisatie aanbod voorzieningen maatschappelijk opvang/verslavingszorg/OGGZ Hannie Oskam (Den Helder)
•
Preventie van dakloosheid en de mogelijkheden binnen de WMO NIZW (november 2005)
•
Samenhang en Samenwerking LVG Onderzoeksrapportage april 2006 P. Komen (Alkmaar, april 2006)
•
Samenwerking of kiezen en samen doen? GGD Nederland, Federatie Opvang, NIZW, KTN (Utrecht, januari 2006)
•
Samenwerkingsmodel OGGZ Rapportage van een studie naar OGGZ-samenwerking ten behoeve van ‘zorgwekkende zorgmijders’ S.M. van de Lindt, S. van Rooijen, J.S. van Bokkem (Utrecht, juli 2004)
•
Uitgeteld !? Vijf jaar zwerven in de Kop van Noord-Holland J.E. de Leeuw den Bouter, C.H. Vreugdenhil (Schagen, september 2007)
•
Vluchthaven Schiphol M. Smilde (Amsterdam, november 2007)
•
ste Zwerven in de 21 eeuw D. de Bruin, C. Meijerman, H. Verbraeck, R. Braam, F. Leenders, G. van de Wijngaart (Utrecht, november 2003)
• • •
www.geefopvangderuimte.nl www.trimbos.nl www.drugsresearch.nl
32