Inventarisatie dak- en thuislozen in Amsterdam
Voorwoord Het gemeentebestuur van Amsterdam wil weten welke maatregelen en voorzieningen de stad moet treffen om ervoor te zorgen dat sociaal kwetsbare mensen in de stad de opvang en zorg krijgen die zij nodig hebben. Het gaat om mensen die als gevolg van ernstige psychische, financiële en sociale problemen, al dan niet in combinatie met verslaving, nauwelijks in staat zijn zichzelf te redden. Een groep die urgent hulp nodig heeft, zijn de dak- en thuislozen. Naast een stabiele plek om te wonen hebben zij een regelmatig inkomen, de juiste medische zorg, een zinvolle dagbesteding en soms een beschermde gebruikersruimte nodig. Extra aandacht verdienen zwerfjongeren. De gemeente wil hun maximale kansen bieden om een zelfstandig leven op te bouwen. Zo zelfstandig mogelijk functioneren en meedoen in de samenleving zijn kernwaarden in de Wet op de maatschappelijke ondersteuning (Wmo). Amsterdam wil ervoor zorgen dat dak- en thuisloze mensen de opvang, zorg en ondersteuning krijgen die zij nodig hebben om weer zo zelfstandig mogelijk te leven. Dat doel bereiken we alleen als het hulpaanbod is afgestemd op de eigen behoeften en mogelijkheden van mensen. In plaats van een algemeen aanbod van opvangvoorzieningen wil de gemeente dak- en thuislozen individueel maatwerk bieden in de vorm van persoonlijke trajecten. De gemeente wil niet aanbodsgericht, maar vraaggericht werken. Vraaggericht werken kan niet zonder informatie over de individuele omstandigheden en behoeften van dak- en thuislozen. Tot nu toe waren er veel deelonderzoeken van afzonderlijke diensten en instellingen. Het ontbrak echter aan overkoepelend onderzoek. Een deel van de dak- en thuislozen was bij verschillende instellingen bekend, maar in welke mate er sprake was van overlap bleef onduidelijk. Daardoor was het ook moeilijk om de vraag naar voorzieningen goed in te schatten. Om die reden heeft het college in november 2005 de Dienst Maatschappelijke Ontwikkeling (DMO) opdracht gegeven om het aantal dak- en thuislozen en hun behoefte aan opvang, zorg en dienstverlening te inventariseren. De resultaten van dit onderzoek geven voor het eerst een volledig beeld van het aantal daken thuislozen en hun behoeften. Deze inventarisatie is tot stand gekomen door nauwe samenwerking tussen de verschillende gemeentelijke diensten en de hulpverlenende instanties die met dak- en thuislozen te maken hebben. Een woord van dank aan alle medewerkers van de GGD, DWI en de instellingen voor maatschappelijke opvang, verslavingszorg en geestelijke gezondheidzorg die binnen een heel kort tijdsbestek een grote hoeveelheid gegevens hebben verzameld en verwerkt van een groep burgers die niet altijd zo makkelijk bereikbaar is.
Suze Duinkerke Manager Ontwikkeling & Programma’s, Wmo Servicecentrum
2
Inventarisatie dak- en thuislozen in Amsterdam
Inhoud 1
Opzet van het onderzoek
2
Aantal dak- en thuislozen en kenmerken
3
Behoefte aan opvang en aanvullende voorzieningen
4
Zwerfjongeren
5
Conclusies en aanbevelingen
Bijlagen: 1
Gebruikte afkortingen en begrippen
2
De belangrijkste uitkomsten in tabellen
Inventarisatie dak- en thuislozen in Amsterdam
3
1 Opzet van het onderzoek Om erachter te komen wat individuele dak- en thuislozen in de stad nodig hebben op het gebied van wonen, zorg, inkomen, dagbesteding en beschermd gebruik, heeft de Dienst Maatschappelijke Ontwikkeling (DMO) in samenwerking met de Dienst Werk en Inkomen (DWI), de Gemeentelijke Gezondheids Dienst (GGD) en instellingen voor hulpverlening gegevens over dak- en thuislozen verzameld over het laatste kwartaal van 2005. Eerst zijn over het laatste kwartaal van 2005 de gegevens van verschillende gemeentelijke diensten en hulpverleningsinstellingen die werken voor sociaal kwetsbare cliënten, samengevoegd en vergeleken. Veel dak- en thuislozen staan bij meer dan één dienst of instelling geregistreerd. Ze zijn bijvoorbeeld te vinden onder de cliënten van de GGD-poliklinieken, de Stichting Streetcornerwork, de Regenboog, de Jellinek of het Rehabteam van Mentrum. Als zij individuele mentorbegeleiding krijgen, vallen ze onder de zogeheten ‘veldregie’ van de Gemeentelijke Gezondheids Dienst (GGD). Verder komen dak- en thuislozen voor in het cliëntenbestand van DWI en op de lijst van veelplegers van de politie. Ook verblijven ze in de passantenopvang en de residentiële voorzieningen van de Maatschappelijke Opvang (MO) of in de speciale voorzieningen voor zwerfjongeren, waarvoor ze dan vaak een woonindicatie van Bureau Jeugdzorg Agglomeratie Amsterdam (BJAA) hebben gekregen. Tot slot zijn ze te vinden in de zogeheten ‘winterkoudeopvang’, de extra opvang van 200 tot 250 plekken die beschikbaar is tijdens extreme kou, wanneer iedereen van de straat wordt gehaald. In totaal stonden eind 2005 bij al deze diensten en instellingen samen 7413 mensen geregistreerd. Samen vormen zij de doelgroep voor het Openbare Geestelijke Gezondheidszorg (OGGZ)-beleid. Nadat de onderlinge overlap uit deze cijfers gehaald is, blijven er 5351 personen over (zie tabel 1 in bijlage 2).
Wooninformatie Thuisloos noemen we iemand die in een voorziening voor maatschappelijke opvang woont. Dakloos noemen we iemand die gebruik maakt van de nachtopvang of van de winterkoudeopvang, op straat slaapt of in een voor wonen ongeschikte ruimte leeft, bijvoorbeeld een garagebox, bootje, auto of tentje. Om per persoon vast te stellen of hij dak- of thuisloos is, zijn de gegevens van de mentoren uit de veldregiemeting van de GGD en de in- en uitstroomgegevens van de residentiële MO-voorzieningen en de Jellinek gebruikt. Daarnaast is aanvullend onderzoek gedaan in de vorm van interviews onder cliënten van DWI en de winterkoudeopvang. De gegevens over de woonsituatie uit verschillende bronnen zijn gebruikt op volgorde van actualiteit: de bron met de meest recente gegevens kreeg voorrang boven die met oudere informatie (zie tabel 2 in bijlage 2). Uiteindelijk kon van 1386 van de 5351 personen geen actuele wooninformatie achterhaald worden. Daar zijn verschillende oorzaken voor aan te geven. Van 346 cliënten van DWI die uit de MO zijn vertrokken en niet in de winterkoudeopvang terechtgekomen zijn, mag aangenomen worden dat zij niet meer dakloos zijn. Van 800 personen die op de lijst met veelplegers voorkomen, maar nog niet via een maatregel in een Inrichting voor Stelselmatige Daders (ISD) zijn geplaatst, is onduidelijk wat de woonbehoefte na een eventuele detentieperiode zal zijn. Van 237 mensen die uit de maatschappelijke opvang zijn vertrokken, bestaat het vermoeden dat zij naar een andere regio of een andere instelling zijn vertrokken, dan wel ‘marginale huisvesting” hebben gevonden. Dat wil zeggen dat ze ergens inwonen of een ander tijdelijk onderkomen hebben gevonden dat niet als zelfstandige woonruimte kan worden beschouwd.
Gebruik van voorzieningen Om een antwoord te krijgen op de vraag welke voorzieningen een individuele dak- of thuisloze van de gemeente nodig heeft, zijn gegevens gebruikt die mentoren hebben verzameld via de veldregie van de GGD. Daarnaast zijn interviews gehouden met 312 cliënten van DWI en winterkoudeopvang. Tot slot is aan doorstroomfunctionarissen en woonbegeleiders uit de residentiële maatschappelijke opvang aanvullende informatie gevraagd over de mate waarin individuele dak- en thuislozen op dit moment gebruik maken van voorzieningen op het gebied van inkomen, dagbesteding en zorg. Ook is gevraagd aan welke woonvoorzieningen zij in de toekomst behoefte hebben.
4
Inventarisatie dak- en thuislozen in Amsterdam
Voordelen en beperkingen Deze aanpak heeft voor het eerst individuele gegevens over de totale groep dak- en thuislozen opgeleverd. Dat geeft een goede indicatie voor de voorzieningen die de gemeente voor dak- en thuislozen zou moeten treffen. De beperkingen van dit onderzoek liggen vooral in de momentopname en het feit dat gegevens uit verschillende bronnen niet altijd goed te vergelijken zijn. Door uiteenlopende registratiemethoden is het niet voor honderd procent zeker dat alle overlap uit de gegevens is gehaald. Bovendien hangen de gegevens over de wenselijke inzet sterk samen met de verschillende opvattingen die hulpverleners daarover hebben. De wenselijke inzet van voorzieningen door de gemeente kan eigenlijk alleen goed bepaald worden voor thuislozen. Voor daklozen is die inzet moeilijk te achterhalen door hun instabiele leefsituatie. Met deze slagen om de arm kunnen we wel stellen dat we over een aantal belangrijke basisgegevens beschikken om de omslag van een aanbodgestuurd naar een vraaggericht beleid te maken.
Inventarisatie dak- en thuislozen in Amsterdam
5
2 Aantal dak- en thuislozen in Amsterdam Over het aantal dak- en thuislozen in Amsterdam liepen de schattingen tot nu toe sterk uiteen. Uit de inventarisatie blijkt dat het eind 2005 om 2630 personen ging. Uit de gegevens van betrokken diensten en instellingen blijkt dat van de 5351 OGGZ-cliënten 2630 personen dak- of thuisloos zijn. Van hen leven 516 personen voornamelijk op straat of in ruimtes die ongeschikt zijn voor bewoning. Bij de mentoren van mensen die vallen onder de veldregie, is bekend dat 281 van hun cliënten zwerven. Verder weten we dat 64 mensen alleen tijdens de extreme kou gebruik maken van de opvang. Daarnaast geven 171 personen tijdens interviews aan dat zij op straat slapen of een onderkomen zoeken in auto’s, tentjes, boxen en bootjes. Een andere categorie daklozen vormen de 695 personen die overdag zwerven, maar ’s nachts voornamelijk gebruik maken van de nachtopvang. Naast deze 1211 daklozen zijn in Amsterdam 1419 mensen thuisloos. Dat betekent dat ze geen eigen woonruimte hebben, maar aangewezen zijn op allerlei vormen van maatschappelijke opvang. Dat houdt in dat ze in een woonvoorziening wonen waar in een groepswoning 24 uur per dag begeleiding aanwezig is, of dat ze begeleid wonen, wat inhoudt dat ze een appartement voor eigen of gedeeld gebruik hebben waar regelmatig een woonbegeleider aan huis komt. Tot deze groep worden niet alleen de bewoners gerekend van gemeentelijke gefinancierde opvanghuizen, maar ook de 150 bewoners van de Regionale Instellingen voor Beschermd Wonen (RIBW) die uit de AWBZ gefinancierd worden. Een RIBW is een groepsvoorziening waar 24 uur per dag begeleiding wordt geboden in combinatie met psychiatrische zorg.
Overzicht 1: Aantal dak- en thuislozen Dakloos voornamelijk straat/anders
516
Dakloos voornamelijk nachtopvang
695
Thuisloos
1419
Totaal
2630
Persoonlijke kenmerken Uit de inventarisatie blijkt dat 77% van de dak- en thuislozen van het mannelijk geslacht is. Onder de daklozen geldt dat voor 81%. De leeftijd van 56% van de daklozen ligt boven de 40 jaar. Jonger dan 24 jaar is 14% van de dak- en thuislozen. Zij vormen de groep zwerfjongeren waarvoor de gemeente apart beleid maakt (zie onder 4 ). Voor zwerfjongeren zijn speciale opvanghuizen beschikbaar. Voor 1780 dak- en thuislozen is de aard van hun problematiek vastgesteld. Van deze groep dak- en thuislozen kampt 48% met verslavingsproblematiek en heeft 15% psychische problematiek. Een combinatie van deze problematieken, de zogenaamde double trouble of dubbele diagnose komt bij 19% voor. Tot slot is bij 28% andere problematiek vastgesteld zoals een licht verstandelijke beperking, medische problemen of financiële problemen (zie tabel 3 in bijlage 2).
Gebruik van opvang en hulpverlening onder daklozen Uit overzicht 2 blijkt dat van alle 2630 dak- en thuislozen in Amsterdam 119 mensen langdurig gebruik maken van de nachtopvang. Voor deze mensen is de nachtopvang bijna een permanente verblijfsplaats geworden. Dit is geen wenselijke situatie omdat de nachtopvang is bedoeld als een noodoplossing. Deze groep cliënten zou eigenlijk een ander aanbod moeten krijgen, bijvoorbeeld in een woonvoorziening of in de vorm van begeleid wonen. Daarnaast maakten 296 mensen veelvuldig gebruik van de nachtopvang. Deze groep geeft tijdens interviews aan dat zij graag vaker van de nachtopvang gebruik zou maken, maar daar niet in slaagt wegens capaciteitsgebrek. Ten slotte maken 372 mensen kortdurend gebruik van de nachtopvang. Van deze mensen, die in een
6
Inventarisatie dak- en thuislozen in Amsterdam
periode van drie maanden minder dan tien dagen in de nachtopvang verbleven, is meer dan de helft maar bij één voorziening bekend. Daarnaast is er een tweede groep daklozen die geen gebruik maakt van de nachtopvang. Deze groep van 283 personen zwerft op straat, maar heeft wel een hulpverleningscontact met veldregie, Jellinekmentoraat of Ambulant Medisch Team (AMT). Van de 141 daklozen die noch gebruik maken van de nachtopvang, noch contact hebben met de hulpverleners zeggen 63 personen dat ze een marginaal onderkomen hebben. De overige 78 personen maken alleen tijdens de extreme winterkou gebruik van de nachtopvang.
Overzicht 2: Gebruik van opvang en hulpverlening Dakloos vnl straat/anders
Dakloos vnl nachtopvang
Thuisloos
Totaal
> 1 maand nachtopvang
0
119
0
119
> 10 dagen nachtopvang
60
236
0
296
< 10 dagen nachtopvang
32
340
0
372
Geen nachtopvang wel hulpverlening
283
0
0
283
Geen nachtopvang noch hulpverlening
141
0
0
141
Thuisloos
0
0
1419
1419
Totaal
516
695
1419
2630
Inventarisatie dak- en thuislozen in Amsterdam
7
3 Behoefte aan opvang, inkomen, zorg en dagbesteding Het spreekt voor zich dat daklozen onderdak nodig hebben. Vraag en aanbod in de maatschappelijke opvang sluiten nog niet voldoende op elkaar aan. Daarnaast hebben dak- en thuislozen vanwege hun complexe problematiek ondersteuning nodig bij het regelen en beheren van hun inkomen en bij het organiseren van zorg en dagbesteding.
Bezetting van opvangplaatsen In het laatste kwartaal 2005 hebben in totaal 2474 personen gebruik gemaakt van een of meer opvangvoorzieningen. De bezetting is hoog: indien uitgegaan wordt van het daadwerkelijk beschikbare aantal plekken is het bijna 100%. In onderstaand overzicht staat de bezetting per opvangvorm vermeld. Tabel 5 in bijlage 2 bevat meer gedetailleerde cijfers.
Gebruik opvang 4e kwartaal
Gemiddelde bezetting in percentage
Nacht- en crisisopvang
96%
Woonvoorzieningen (inclusief somatische zorg)
98%
Begeleid Wonen
n.v.t
RIBW
100%
Woonwensen Uit de interviews met mentoren, woonbegeleiders en doorstroomfunctionarissen over de woonwensen van hun cliënten komt een duidelijk beeld naar voren van het gewenste aanbod (zie tabel 4 in bijlage 2).
8
■
Nachtopvang Het feit dat 714 daklozen gebruik maken van ongeveer 200 plaatsen wekt in eerste instantie de indruk dat er een forse uitbreiding van nachtopvangplaatsen gewenst is. Toch blijkt dat niet het geval. Nachtopvang wordt voor maar 25 personen als een wenselijke verblijfssituatie gezien. Dat komt omdat de nachtopvang eigenlijk bedoeld is als een vangnet, waar mensen terecht kunnen die kort dakloos zijn of die wachten op een betere, meer stabiele verblijfssituatie. Met andere woorden, de eerdergenoemde 119 personen die langdurig in de opvang verblijven, zouden een ander onderkomen moeten krijgen.
■
Woonvoorzieningen Van de woonvoorzieningen maken 538 mensen gebruik, terwijl dat maar voor 349 mensen gewenst is. Veel bewoners van deze voorzieningen staan op de wachtlijst voor een plek in een RIBW of voor een appartement met woonbegeleiding. Dit betekent niet dat er op termijn een overschot ontstaat aan woonvoorzieningen, want van 750 andere daklozen is de gewenste woonsituatie nog niet vastgesteld. Dit zijn vaak mensen die nu gebruik maken van de nachtopvang. Een belangrijk aantal onder hen zal een plek nodig hebben in een woonvoorziening.
■
Begeleid wonen Van het begeleid wonen maken 487 mensen gebruik, terwijl deze opvangvorm voor 579 mensen gewenst is. Het aanbod aan begeleid wonen is duidelijk niet toereikend voor de vraag.
■
RIBW Voor verblijf in een RIBW komen 282 mensen in aanmerking, terwijl er maar 150 gebruik van kunnen maken. RIBW-plaatsen bieden een beschermde woonomgeving aan mensen met chronische aandoeningen en kennen weinig doorstroom. Er is dan ook duidelijk behoefte aan uitbreiding.
■
Woonvoorzieningen voor mensen met lichamelijke klachten Deze voorzieningen zijn vooral bedoeld voor kortdurende opname, bijvoorbeeld in een periode
Inventarisatie dak- en thuislozen in Amsterdam
van herstel na een ziekenhuisopname. Met 92 vragers en 124 gebruikers houden aanbod en vraag elkaar goed in evenwicht. ■
Zelfstandig wonen De inventarisatie wijst uit dat 553 dak- en thuislozen voldoende vaardigheden hebben om zelfstandig te gaan wonen. Dat wil nog niet zeggen dat deze mensen ook per direct in staat zijn om een woning te betrekken. In veel gevallen is er sprake van schuldenproblematiek waardoor ze nog niet voor een huurwoning in aanmerking komen. Ook heeft een aantal mensen ambulante begeleiding nodig bij het wonen.
Samenvattend betekent dit dat er vooral behoefte is aan meer plaatsen Begeleid Zelfstandig Wonen (BZW) en aan plaatsen in groepswoningen van de Regionale Instellingen voor Beschermd Wonen (RIBW) die uit de AWBZ gefinancierd worden.
Woontrajecten De cijfers over de huidige en de gewenste woonsituatie van dak- en thuislozen geven een nogal statisch beeld van wat zij nodig hebben. Zeker voor mensen die in de maatschappelijke opvang zitten, kan in zogenoemde woontrajecten worden aangegeven wat hun perspectieven zijn op het gebied van persoonlijk functioneren en maatschappelijk herstel. Afhankelijk van de mogelijkheden en beperkingen van de cliënt kan een individueel woontraject worden opgesteld. Een woontraject geeft aan welk doel de cliënt en de hulpverlening hebben afgesproken, in welke type opvangvoorziening de cliënt gaat verblijven en op welke termijn de afgesproken doelen bereikt kunnen worden. Op grond van die individuele plannen kan de gemeente vervolgens bepalen welke voorzieningen over een langere periode voor deze groep cliënten nodig zijn. In de inventarisatie is voor alle thuislozen het gewenste woontraject in kaart gebracht. Dit geeft nieuwe inzichten. Aan de hand van woontrajecten kan bijvoorbeeld geïnventariseerd worden hoeveel daken thuislozen kortdurend en hoeveel langdurig van de opvang gebruik zullen maken. Ook wordt duidelijk welk percentage mensen zelfstandig zou kunnen wonen en welk percentage mensen chronische zorgproblematiek heeft en in aanmerking komt voor verblijf in een AWBZ-gefinancierde zorgvoorziening. Overzicht 3 geeft een beeld van de onderverdeling in trajectdoelen voor de groep thuislozen.
Overzicht 3: doelen van woontrajecten thuislozen Trajectdoel
Percentage thuisloze cliënten
Zelfstandig wonen
34%
Kortdurend verblijf
13%
Langdurend verblijf
33%
Toeleiding naar AWBZ-zorg
20%
Totaal
100%
Omdat nog veel daklozen op straat zwerven, is het voor de gemeente een belangrijke constatering dat een derde (34%) van de mensen die nu in de opvang verblijven, eigenlijk voldoende vaardigheden hebben om zelfstandig te wonen. In Overzicht 4 staat welke begeleiding deze mensen nodig hebben om weer zelfstandig te kunnen wonen.
Inventarisatie dak- en thuislozen in Amsterdam
9
Overzicht 4: begeleidingsbehoeften van daklozen met perspectief op zelfstandig wonen Begeleidingsbehoefte
Percentage cliënten
Zelfstandig wonen op eigen kracht
58%
Zelfstandig wonen met reguliere ambulante zorg
30%
Zelfstandig wonen met intensieve integrale begeleiding
12%
Totaal
100%
Wanneer deze cliënten met goede begeleiding snel naar een woning kunnen, draagt dat in belangrijke mate bij aan het oplossen van de capaciteitsproblemen in de opvang. Het is dan ook van belang om de knelpunten voor de toeleiding naar een eigen woning in kaart te brengen. Hulpverleners geven aan dat de wachttijden voor woningtoewijzing en voor schuldhulpverlening een probleem vormen. Ook moet kritisch bekeken worden hoe de ambulante begeleiding deze groep burgers beter van dienst kan zijn.
Inkomen, inkomensbeheer en schuldhulpverlening In de inventarisatie is gevraagd naar de behoefte aan inkomensbeheer en schuldhulpverlening onder thuislozen. Bij thuislozen die in opvangvoorzieningen verblijven, zijn de schulden als onderdeel van de hulpverlening in kaart gebracht (zie tabel 7 in bijlage 2). Voor daklozen is deze informatie moeilijk te achterhalen vanwege hun instabiele leefsituatie. Bovendien beschikken de onderzoekers voor daklozen meestal alleen over informatie die uit interviews met cliënten afkomstig is. Voor 78% van de thuislozen blijkt inkomensbeheer wenselijk. Als we ervan uitgaan dat dit percentage ook voor daklozen geldt, dan zouden er voor een totale doelgroep van 2630 personen 2051 trajecten inkomensbeheer op jaarbasis nodig zijn. In de groep thuislozen hadden 667 mensen (47%) behoefte aan schuldhulpverlening. Als dit percentage ook van toepassing is op de totale doelgroep van dak- en thuislozen, dan zouden er 1240 personen schuldhulpverlening nodig hebben. Aangezien op dit moment 1573 personen inkomensbeheer en 744 personen schuldhulpverlening ontvangen, is het duidelijk dat de financiële dienstverlening de dak- en thuislozen nog onvoldoende bereikt. Bovendien hebben veel OGGZ-cliënten die niet dak- of thuisloos zijn, vergelijkbare problemen. Ook bij deze mensen is de behoefte aan inkomensbeheer en schuldhulpverlening groot. De financiële dienstverlening is belangrijk om te voorkomen dat deze risicogroep op straat terecht komt.
Dagbesteding Bij het inventariseren van de behoefte aan dagbesteding zijn de cijfers voor thuislozen het meest volledig (tabel 8, bijlage 2). De helft van de thuislozen blijkt behoefte te hebben aan arbeidsmatige dagbesteding. Voor de hele groep dak- en thuislozen zou dit betekenen dat er 1310 trajecten nodig zouden zijn. De huidige inzet van 410 trajecten blijft hier nog sterk bij achter. Ook de arbeidstoeleiding bereikt nog niet alle dak- en thuislozen die daar behoefte aan hebben. Voor 239 thuislozen blijkt arbeidstoeleiding wenselijk, maar slechts 81 personen onder hen volgen een traject. Vertaling van dit gegeven naar de totale groep dak- en thuislozen is niet zo zinvol omdat het wenselijk is dat mensen onderdak hebben als zij aan een arbeidstoeleidingstraject beginnen.
10
Inventarisatie dak- en thuislozen in Amsterdam
4 Zwerfjongeren Dak- en thuislozen tussen de 18 en 23 jaar vallen in Amsterdam onder het beleid voor zwerfjongeren. Voor hen is een speciaal opvangaanbod ontwikkeld met meer begeleiding dan in de algemene opvangvoorzieningen. Uit het onderzoek blijkt dat er in Amsterdam minimaal 417 en maximaal 556 zwerfjongeren zijn. Dak- en thuislozen jongeren (DTJ) tussen de 18 en 23 jaar kunnen volgens het beleid dat is vastgelegd in de beleidsnota Bestek voor een Keten gebruik maken van een voorziening voor zwerfjongeren. Ze kunnen daar onder andere terechtkomen via een indicatie van Bureau Jeugdzorg Agglomeratie Amsterdam (BJAA) dat een woontraject voor hen uitzet. In het laatste kwartaal van 2005 maakten in totaal 397 personen gebruik van een speciale opvanghuizen voor zwerfjongeren. Van hen hadden 135 jongeren een indicatie van BJAA en maakten 262 jongeren direct (dus zonder BJAA-indicatie) gebruik van deze opvang. Daarnaast blijken van alle dak- en thuislozen 245 personen jonger dan 24 jaar te zijn maar noch in een speciale voorziening voor zwerfjongeren noch bij BJAA bekend te zijn. In totaal bestond daarom eind 2005 van 642 jongeren het vermoeden dat ze dak- of thuisloos waren. De inventarisatie heeft uitgewezen dat 62% van de jongeren uit deze groep, 417 personen, ook feitelijk dak- of thuisloos zijn. Daarnaast blijken 58 jongeren te worden opgevangen door een zorginstelling buiten de maatschappelijke opvang. De overige 167 personen betreft voor een klein deel uitstroom: 28 van hen woonden eind 2005 zelfstandig of waren inwonend. Van 139 jongeren is de woonsituatie niet bekend. Het gaat om 22 cliënten van het DWI van wie aangenomen wordt dat ze niet meer dakloos zijn. Op de lijst van veelplegers van ISD komen 71 jongeren voor, van wie niet duidelijk is of zij potentieel dak- of thuisloos zijn. Van 46 andere jongeren is bekend dat ze van de voorziening voor zwerfjongeren naar een vorm van begeleid wonen zijn verhuisd. Kortom volgens deze telling zijn er minimaal 417 zwerfjongeren in Amsterdam. Indien de 139 jongeren van wie de hulpverlening de woonsituatie niet kent, dakloos zijn, zou de teller op maximaal 556 dak- en thuisloze jongeren komen te staan.
DTJ
DTJ met indicatie van BJAA
DTJ bekend bij opvanghuizen zwerfjongeren (zonder BJAA indicatie)
OGGZ-cliënten jonger dan 24 jaar en niet bekend bij zwerfjongerenopvang of BJAA
Totale groep DTJ
Dakloos voornamelijk straat/anders
0
3
20
23
Dakloos voornamelijk nachtopvang
20
128
22
170
Thuisloos
59
107
58
224
Zorg/overig
55
2
1
8
Zelfstandig/inwonend
1
8
19
28
Wel in MO 4e kwartaal
0
14
32
46
Niet MO 4e kwartaal
0
0
93
93
Totaal
135
262
245
642
Feitelijk dak- of thuisloos
Brede OGGZ-groep
Beter in beeldgroep*
* De Beter in beeldgroep betreft cliënten die geregistreerd zijn bij de hulpverlening maar van wie informatie over huidige verblijfsituatie ontbreekt.
Inventarisatie dak- en thuislozen in Amsterdam
11
Kenmerken Wat opvalt bij dak- en thuisloze jongeren (zie tabel 10, bijlage 2) is dat het percentage vrouwen met 47% veel hoger is dan in de totale groep dak- en thuislozen. Dat verschil kan verklaard worden uit het aantal jonge moeders. Zij wonen in twee opvangvoorzieningen voor tienermeiden en jonge moeders of komen in de nachtopvang voor zwerfjongeren en in de crisisopvang. Wat hun culturele achtergrond betreft valt op dat er een oververtegenwoordiging is van Surinaamse meiden en Marokkaanse jongens. Wat de problematiek betreft valt op dat naast verslaving en psychiatrische problemen zo’n 39% van de jongeren andere problemen heeft. Het blijkt daarbij vooral om lichte verstandelijke beperkingen te gaan.
Capaciteit en aard van de opvang Uit de bezettingscijfers over het laatste kwartaal van 2005 (zie tabel 11 in bijlage 2) blijkt dat 94% van alle zwerfjongeren in die periode gebruik maakte van een opvangvoorziening. Veel zwerfjongeren zijn nog niet onderdak. Zij hebben vooral behoefte aan een plaats voor begeleid wonen. De wachtlijsten van BJAA bevestigen dit beeld, met 48 jongeren die wachten op begeleid wonen. Aangezien de begeleiding naar een zelfstandig bestaan centraal staat bij jongeren, is het begeleid zelfstandig wonen een belangrijke vorm van opvang. Onderzocht moet worden of de drempel om van deze opvangvorm gebruik te maken, kan worden verlaagd voor zwerfjongeren. De nadruk zou daarbij minder moeten liggen op het opvangen en meer op het aanbieden van leermogelijkheden. Daarnaast is er een groep jongeren voor wie zelfstandig wonen geen realistisch perspectief is. Vooral jongeren met complexe zorgproblematiek hebben een beschermde woonomgeving met zorg nodig. Deze jongeren houden nu vaak lang plekken bezet in de opvangvoorzieningen. Voor hen zou geïnvesteerd moeten worden in zorgvoorzieningen.
12
Inventarisatie dak- en thuislozen in Amsterdam
5 Conclusies en aanbevelingen Deze inventarisatie heeft aangetoond dat er in Amsterdam 2630 dak- en thuislozen bekend zijn, onder wie zeker 417 zwerfjongeren. Ook blijkt dat de capaciteit aan opvangvoorzieningen niet voldoende is. Vooral uitbreiding van het aantal plaatsen begeleid wonen en het aantal plaatsen in RIBW’s is gewenst. Daarnaast is duidelijk geworden dat een groot aantal mensen in de opvang voldoende vaardigheden hebben om zelfstandig te wonen. Voor deze groep moet een passend ambulant aanbod komen en belemmeringen om naar een zelfstandige woning te gaan onderzocht en opgelost worden. Als aanvulling op het wonen zijn meer voorzieningen nodig voor schuldhulpverlening, inkomensbeheer en arbeidsmatige dagbesteding.
Conclusies ■ ■
■ ■
■
■
■
■
■
In Amsterdam was begin 2006 van 2630 personen bekend dat zij dak- of thuisloos waren. Van hen waren 1419 mensen thuisloos en 1211 mensen dakloos. Van de 1211 daklozen, maken er 695 personen regelmatig gebruik van de nachtopvang. De overige 516 daklozen zwerven voornamelijk op straat. Onder de 2630 dak- en thuislozen bevinden zich minstens 417 jongeren. Het feit dat 1211 mensen dakloos zijn en dat van hen 695 mensen gebruik maken van de nachtopvang, wekt de indruk dat er vooral behoefte bestaat aan uitbreiding van het aantal plaatsen in de nachtopvang. Als de individuele mogelijkheden en beperkingen van dak- en thuislozen in kaart worden gebracht in de vorm van woontrajecten, blijkt echter dat er vooral een tekort is aan begeleid wonen en aan plaatsen in een RIBW (AWBZ-gefinancierde groepswoonvorm met begeleiding en zorg). Ook voor zwerfjongeren sluiten vraag en aanbod in de opvang nog niet genoeg op elkaar aan. Onder deze jongeren bestaat veel behoefte aan begeleid wonen. Bovendien zou de verblijfsduur verkort en de uitstroom verbeterd kunnen worden, als de drempel voor het begeleid wonen lager zou worden en het begeleid wonen zich meer zou profileren als een leertraject dan een opvangtraject. Van de 2630 dak- en thuislozen blijken 553 personen zelfstandig te kunnen wonen, mits zij passende ambulante zorg krijgen. Eenderde van de thuislozen (de mensen die nu gebruik maken van opvangvoorzieningen) kan op termijn zelfstandig wonen. Onder de 695 cliënten die van de nachtopvang gebruik maken, overnachten 119 mensen bijna dagelijks in de nachtopvang, Voor hen is de nachtopvang niet langer een tijdelijke, maar een permanente verblijfsvorm geworden. Deze mensen moeten begeleid worden naar andere voorzieningen die passen bij hun mogelijkheden. De behoefte aan inkomensbeheer en schuldhulpverlening is goed in kaart gebracht voor thuislozen, maar moeilijk in te schatten voor daklozen. Voorzichtige schattingen geven aan dat voor de groep dak- en thuislozen 2050 trajecten inkomensbeheer en 1240 trajecten schuldhulpverlening nodig zijn. De behoefte aan dagbesteding is goed in kaart gebracht voor thuislozen en cliënten van de veldregie. Een voorzichtige extrapolatie geeft aan dat er 1310 trajecten nodig zouden zijn voor de hele groep dak- en thuislozen.
Aanbevelingen Breidt het aantal opvangplaatsen uit Het aantal plaatsen begeleid wonen en het aantal plaatsen in de RIBW verdient forse uitbreiding. Verbeter de uitstroom In de opvang verblijft een groot aantal mensen dat vaardigheden heeft om zelfstandig te wonen. Onderzoek de factoren die hun uitstroom naar een zelfstandige woning belemmeren en investeer in ambulante begeleiding die aansluit bij de behoeften van deze groep. Nodig aanbieders uit om gezamenlijk integrale trajecten voor hun cliënten op te stellen Naast een uitbreiding van het aantal opvangplaatsen en voorzieningen op het gebied van inkomen en dagbesteding, is het belangrijk dat de hulpverlening beter afgestemd wordt op de individuele dak- of
Inventarisatie dak- en thuislozen in Amsterdam
13
thuisloze. Onder regie van één instantie zouden verschillende hulpverleningsinstellingen in een keten moeten samenwerken om iedere dak- en thuisloze een integraal traject op het gebied van wonen, inkomen, dagbesteding, zorg en beschermd gebruik te bieden, afgestemd op diens individuele mogelijkheden en behoeften. Hiervoor kan de huidige veldregie in de OGGZ worden uitgebreid en geïntensiveerd. Ondersteun de samenwerking tussen aanbieders met een stedelijk cliëntvolgsysteem Een stedelijk cliëntvolgsysteem is nodig om zo’n integrale ketenaanpak uitvoerbaar te maken en de resultaten ervan te meten. Met behulp van zo’n systeem kunnen hulpverleners beter op de hoogte blijven van de voorzieningen waarvan een cliënt gebruik maakt of heeft gemaakt en kunnen zij sneller signaleren of er problemen ontstaan die tot terugval leiden. Door een cliënt over een langere periode te volgen is het bovendien mogelijk om het resultaat van de ketenaanpak te beoordelen. Tot slot kan een dergelijk systeem op kwartaalbasis bestuurlijke informatie genereren zodat de gemeente structureel inzicht krijgt in de zorgbehoefte en het zorgbereik onder dak- en thuislozen. Een dergelijk systeem levert structureel het inzicht dat deze rapportage incidenteel heeft geboden.
14
Inventarisatie dak- en thuislozen in Amsterdam
Bijlage 1: Gebruikte afkortingen en begrippen Gebruikte afkortingen AMT BJAA BWA DMO DTJ DWI EDG GGD GGZ ISD MGGZ MO LVG OGGZ RIBW
= = = = = = = = = = = = = = =
Ambulant Medisch Team Bureau Jeugdzorg Agglomeratie Amsterdam Begeleid Wonen Amsterdam Dienst Maatschappelijke Ontwikkeling Dak- of Thuisloze Jongeren Dienst Werk en Inkomen Epidemiologie Documentatie en Gezondheidsbevordering Gemeentelijke Gezondheids Dienst Geestelijke Gezondheids Zorg Inrichting voor Stelselmatige Daders Maatschappelijke Geestelijke Gezondheids Zorg Maatschappelijke Opvang Licht Verstandelijk Gehandicapt Openbare Geestelijke Gezondheids Zorg Regionale Instelling Beschermd Wonen
Gebruikte begrippen Daklozen Personen die gebruik maken van de nachtopvang of van de winterkoudeopvang, op straat slapen of in een voor wonen ongeschikte ruimte leven, bijvoorbeeld een garagebox, bootje, auto of tentje. Thuislozen Personen die dakloos zijn geweest en verblijven in een voorziening voor maatschappelijke opvang. OGGZ - cliënten De Openbare Geestelijke Gezondheidszorg richt zich op cliënten met de volgende kenmerken: ■ aanwezigheid van (het risico op) een psychiatrische stoornis waaronder verslavingsproblemen, of ernstige psychosociale problemen; ■ gelijktijdige aanwezigheid van meerdere problemen op andere leefgebieden; ■ leidend tot het niet voldoende in staat zijn om in de eigen bestaansvoorwaarden te voorzien (huisvesting, inkomen, sociale contacten, zelfverzorging, etc.); ■ gebrek aan mogelijkheden om de problemen op te lossen; ■ afwezigheid van een adequate hulpvraag. Zwerfjongeren Binnen de Amsterdamse aanpak voor zwerfjongeren Bestek voor een Keten wordt gesproken van een zwerfjongere als hij of zij: ■ niet ouder is dan 23 jaar; ■ afkomstig is uit Amsterdam of nergens anders in Nederland meer enige binding heeft; ■ drie maanden dak- of thuisloos was en/of gedurende die periode minimaal op drie verschillende adressen heeft gewoond; ■ daarnaast minimaal op drie van de volgende gebieden problemen heeft: wonen, werken/school, financiën, justitie, gezondheid en sociaal netwerk; ■ er geen mogelijkheden meer zijn voor begeleiding in de reguliere hulpverlening. Veelplegers Personen die in de in de laatste vijf jaar meer dan 10 politieantecedenten hebben, waarvan 1 in het peiljaar. Veldregie De veldregisseur bewaakt dat OGGZ-cliënten integrale zorg krijgen en voorkomt dat zorgtrajecten vastlopen. De veldregisseur bevordert de samenwerking tussen hulpverlenende instellingen (bijvoorbeeld door casuïstiekoverleg) en houdt de voortgang van trajecten in de gaten.
Inventarisatie dak- en thuislozen in Amsterdam
15
Bijlage 2: De belangrijkste uitkomsten in tabellen Tabel 1: Samenstelling OGGZ-bestand met en zonder overlap Samenstelling OGGZ-groep
Totaal
Cliënten na verwijderen overlap
Veldregie
1823
1823
DWI
1355
845
Veelpleger
1318
900
Jellinek
128
35
Maatschappelijke Opvang
2193
1349
Zwerfjongeren
397
324
Winterkou
199
75
Totaal
7413
5351
Tabel 2: Gehanteerde gegevensbronnen om actuele wooninformatie vast te stellen Gegevensbronnen wooninformatie
Totaal
Veldregie DWI
Veelplegers
Jellinek
Maatschappelijke Opvang
ZwerfWinterjongeren koude
Veldregie mentorbevraging
1823
1823
0
0
0
0
0
0
MO-bezetting/ uitstroom
1277
0
120
78
8
899
172
0
Interviews DWI*
275
0
275
0
0
0
0
0
Jellinek mentoraat
74
0
24
23
27
0
0
0
Winterkoude interviews
129
0
9
11
0
33
1
75
Herleid uit gebruik MO
387
0
41
19
0
180
147
0
Onbekend
1386
0
376
769
0
237
4
0
Totaal cliënten
5351
1823
845
900
35
1349
324
75
Aanvullend onderzoek
* In totaal werden 312 mensen geïnterviewd, daarvan zijn 300 interviews verwerkt.
16
Inventarisatie dak- en thuislozen in Amsterdam
Tabel 3: Achtergrondkenmerken van dak- en thuislozen Demografie en problematiek
Dakloos vnl straat/anders
Dakloos vnl nachtopvang
Thuisloos
Totaal
Geslacht Man
410
570
1029
2009
Vrouw
89
122
390
601
Onbekend
17
3
0
20
Leeftijd Tot 24 jaar
23
145
202
370
24 t/m 29 jaar
38
51
65
154
30 t/m 39 jaar
154
133
271
558
40 t/m 49 jaar
176
184
448
808
50 t/m 64 jaar
115
111
374
600
65 jaar en ouder
10
5
59
74
Onbekend
0
66
0
66
Problematiek Verslaving
209
146
324
679
Psychiatrie
39
26
197
262
Verslaving en psychiatrie
31
34
262
327
Overig
49
40
423
512
Onbekend
188
449
213
850
Totaal
516
695
1419
2630
Tabel 4: Gebruik opvangvoorzieningen 4e kwartaal 2005 en wenselijke inzet Gebruik en wenselijke opvangvorm
Dakloos vnl straat/anders
Totaal
Dakloos vnl nachtopvang
Thuisloos
Gebruik
Wenselijk
Gebruik
Wenselijk
Gebruik
Wenselijk
Gebruik
Wenselijk
Nachtopvang
714
25
79
1
563
3
72
21
Woonvoorziening
538
349
9
80
19
51
510
218
Begeleid Wonen
487
579
4
167
3
69
480
343
RIBW
150
282
1
49
0
17
149
216
Somatische zorg
124
92
2
1
3
5
119
86
Mobiel Team
54
n.v.t.
54
n.v.t.
0
n.v.t.
0
n.v.t.
Zelfstandig wonen
n.v.t.
553
n.v.t.
70
n.v.t.
61
n.v.t.
422
Niet / Niet beoordeeld
563
750
367
148
107
489
89
113
Totaal
2630
2630
516
516
695
695
1419
1419
Inventarisatie dak- en thuislozen in Amsterdam
17
Tabel 5: Gebruik en bezetting opvangvoorzieningen 4e kwartaal 2005 Soort opvangvoorziening
Totaal aantal cliënten vierde kwartaal
Bezetting per 31/12/05
Aantal plaatsen
Bezettingspercentage
Jongeren begeleid wonen*
97
89
49
n.v.t.
Jongeren woonvoorziening
69
55
56
96%
Jongeren nachtopvang
195
42
44
95%
Jongeren RIBW
11
11
11
100%
Volwassenen hotelvoorziening
82
59
60
98%
Volwassenen begeleid wonen*
417
385
380
n.v.t.
Volwassenen woonvoorziening
475
384
395
97%
Volwassenen voorziening met somatische zorg
171
122
117
100%
Volwassenen nachtopvang (exclusief stoelenproject)
774
129
130
100%
Volwassenen RIBW
136
132
151
87%
Volwassenen begeleid wonen met AWBZ zorg
13
13
19
68%
Vrouwenopvang begeleid wonen
38
27
16
100%
Vrouwenopvang woonvoorziening
147
114
115
99%
* Het bezettingspercentage valt niet af te leiden uit het totaal aantal cliënten omdat er ambulante voortrajecten worden aangeboden voordat de cliënt een appartement krijgt aangeboden.
18
Inventarisatie dak- en thuislozen in Amsterdam
Tabel 6: Woontrajecten bezetting voor thuislozen* Opvangvorm
Traject
Totaal
Time out
Kortdurend verblijf voor zelfredzame cliënten
25 Totaal
Woonvoorziening
Langdurig verblijf / 24-uurs woonvoorziening met extra toezicht en structuur (“lastpakkenvoorziening”)
42
Langdurig / 24-uurs woonvoorziening
197
Langdurig / gesloten groepsvoorziening
13
Veilig wonen bij dreigend geweld
19 Totaal
Begeleid wonen
135
Kortdurend verblijf / 24-uurs voorziening & begeleid wonen
98
Kortdurend verblijf / begeleid wonen
75
Langdurig verblijf / begeleid wonen intensief
100
49
Verblijf in RIBW zorgvoorziening
183 232
Verblijf in zorgvoorziening (AWBZ)
17
Verzorgingstehuis / verpleegtehuis
63 Totaal
Zelfstandig
408
Verblijf AWBZ Begeleid wonen (eenpersoons appartment of groepsappartement met ambulante woonbegeleiding)
Totaal
AWBZ somatiek of GGZ
271
Langdurig / begeleid wonen
Totaal
AWBZ
25
80
Zelfstandig wonen
304
Zelfstandig wonen met integrale ambulante begeleiding
61
Zelfstandig wonen met reguliere ambulante zorg
149 Totaal
Niet te beoordelen
514
64 64
* Op basis van de bezetting op 31/12/2005 inclusief cliënten van het mobiele team.
Inventarisatie dak- en thuislozen in Amsterdam
19
Tabel 7: Feitelijke en wenselijke inzet producten op het gebied van financiën en inkomen Producten op domein financiën
Feitelijke inzet
Wenselijke inzet
Uitkering totaal Dakloos vnl straat/anders
187
208
Dakloos vnl nachtopvang
251
284
Thuisloos
1026
1077
Totaal
1464
1569
145
307
Inkomensbeheer Dakloos vnl straat/anders Dakloos vnl nachtopvang
119
154
Thuisloos
1048
1112
Totaal
1312
1573
Dakloos vnl straat/anders
6
15
Thuisloos
469
667
Totaal
503
744
Schuldhulpverlening*
* Schuldhulpverlening is niet gemeten in de veldregie
Tabel 8: Feitelijke en wenselijke inzet producten op het gebied van dagbesteding/activering Producten op domein dagbesteding/activering
Feitelijke inzet
Wenselijke inzet
Inloop* Dakloos vnl straat/anders
33
40
Dakloos vnl nachtopvang
86
91
Thuisloos
103
231
Totaal
222
362
Dakloos vnl straat/anders
58
244
Dakloos vnl nachtopvang
55
108
Thuisloos
367
634
Totaal
480
986
Dakloos vnl straat/anders
10
31
Dakloos vnl nachtopvang
6
16
Thuisloos
47
78
Totaal
63
125
Dakloos vnl straat/anders
6
30
Dakloos vnl nachtopvang
8
49
Thuisloos
81
39
Totaal
95
318
Arbeidsmatig dagbesteding laagdrempelig
Arbeidsmatig dagbesteding hoogdrempelig**
Arbeidstoeleiding
* Is alleen gemeten binnen MO ** Is alleen gemeten binnen veldregie
20
Inventarisatie dak- en thuislozen in Amsterdam
Tabel 9: Feitelijke en wenselijke inzet producten op het gebied zorg Producten op domein medische zorg
Feitelijke inzet
Wenselijke inzet
Huisarts/medische zorg Dakloos vnl straat/anders
247
325
Dakloos vnl nachtopvang
218
156
Thuisloos
1151
1195
Totaal
1616
1676
84
112
Beschermd gebruik Dakloos vnl straat/anders Dakloos vnl nachtopvang
69
73
Thuisloos
150
221
Totaal
303
406
Dakloos vnl straat/anders
313
334
Dakloos vnl nachtopvang
155
163
Thuisloos
632
653
Totaal
1100
1150
Mentoraat
Tabel 10: Achtergrondkenmerken dak- en thuisloze jongeren Demografie en problematiek
Dakloos vnl straat/anders
Dakloos vnl nachtopvang
Thuisloos
Totaal
Geslacht Man
13
106
101
220
Vrouw
9
64
123
196
Onbekend
1
0
0
1
Leeftijd Tot 24 jaar
23
145
202
370
24 t/m 29 jaar
0
7
10
17
30 t/m 39 jaar
0
10
7
17
40 t/m 49 jaar
0
0
0
0
50 t/m 64 jaar
0
0
0
0
65 jaar en ouder
0
0
0
0
Onbekend/invoerfout
0
8
5
13
Problematiek Onbekend
23
141
62
226
Verslaving
0
11
6
17
Psychiatrie
0
0
5
5
Verslaving en psychiatrie
0
2
3
5
Overig
0
16
148
164
Totaal
23
170
224
417
Inventarisatie dak- en thuislozen in Amsterdam
21
Tabel 11: Gebruik opvangvoorzieningen door zwerfjongeren 4e kwartaal 2005 en wenselijke inzet Gebruik en wenselijke opvangvorm
22
Totaal
Dakloos vnl straat/anders
Dakloos vnl nachtopvang
Thuisloos
Gebruik
Wenselijk
Gebruik
Wenselijk
Gebruik
Wenselijk
Gebruik
Wenselijk
Nachtopvang
175
9
4
0
167
0
4
9
Woonvoorziening
87
40
0
1
0
16
87
23
Begeleid Wonen
119
49
0
8
0
12
119
29
RIBW
11
3
0
0
0
0
11
3
Somatische zorg
2
1
0
0
0
0
2
1
Zelfstandig wonen
n.v.t.
129
n.v.t.
1
n.v.t.
2
n.v.t.
126
Niet / Niet beoordeeld
23
206
19
13
3
140
1
113
Totaal
417
417
23
23
170
170
224
224
Inventarisatie dak- en thuislozen in Amsterdam
Colofon Uitgave Wmo servicecentrum in samenwerking met Gemeentelijke Gezondheidsdienst Dienst Werk en Inkomen Onderzoek Nina van den Berg Marcel Buster Ron van Wifferen Coördinatie Giel van Brussel Peter Hilbert Veronie Willemars Tekstbewerking Jolanda Keesom Foto omslag Joost van den Broek Workshop mode, kleding maken en modeshow met kleding voor daklozen. Vormgeving Inge Bekkers
Gemeente Amsterdam Juni 2006
Inventarisatie dak- en thuislozen in Amsterdam
23