SPECIAL
●
KETENLOGISTIEK
KETENLOGISTIEK IN DE FOOD- EN AGRIBUSINESS Prof.dr. P. van Beek en Prof.ir. A.J.M. Beulens*
Bedrijfskunde,
jaargang
71,
1999
nr.
2
Inleiding In deze bijdrage staat het belang van een goede logistieke beheersing en besturing van agrarische ketens centraal. Deze ketens zijn gebaseerd op grondstoffen van agrarische herkomst. Vanzelfsprekend blijven we niet op een algemeen niveau spreken over ketens, maar besteden wij speciale aandacht aan productstromen van de Nederlandse glastuinbouw. Niet alleen de logistieke beheersing en besturing worden besproken, maar ook wordt aandacht besteed aan het scheppen van gunstige condities waaronder de agrarische ketens naar behoren kunnen presteren. Naar behoren heeft te maken met responsiviteit, flexibiliteit, kwaliteit en kosten waar in de tijd van massa-individualisatie naar wordt gevraagd. We willen immers graag dat het product snel, zonder onnodig oponthoud, in zo goed mogelijke conditie en tegen zo laag mogelijke kosten bij de consument arriveert. Deze consument is er vandaag de dag tevens in geïnteresseerd (en niet alleen in de voedingstuinbouw)
om ook iets van de omstandigheden waaronder is geteeld en gedistribueerd aan de weet te komen. Agrarische ketens met grote negatieve effecten op gebied van milieu of op het gebied van de omstandigheden van dierlijke productie, zullen het moeilijk krijgen. Om ervoor te zorgen dat de productstromen op de juiste wijze op de markt arriveren is informatietechnologie onmisbaar. We zullen hier in het volgende in kort bestek nader op ingaan. Bovenstaande beschrijving vormt in hoofdlijnen het aandachtsgebied van de ‘agrologistiek’. In het volgende zullen wij agrologistiek en ketenlogistiek in dezelfde betekenis gebruiken. Het verhaal is als volgt opgebouwd. Allereerst wordt aandacht besteed aan agrologistiek. We gaan wat dieper op de zaken in dan hierboven is gebeurd. Daarna wordt een tweetal situaties binnen de glastuinbouw besproken. We zullen in dit verband spreken over een nieuw logistiek concept Groenten & Fruit (G&F) en over Audiovisueel veilen. Wij sluiten af met een samenvattende terugblik en een verkenning van wat ons inziens komen gaat. Daarbij wordt ook ingegaan op het belang van
S A M E N V A T T I N G
Het belang van een goede logistieke beheersing en besturing van ketens is, zeker in de food- en agribusiness, evident. In deze bijdrage schetsen de auteurs in vogelvlucht de aard van logistieke processen in deze voor Nederland belangrijke sector en de daarbijbehorende karakteristieken. Er wordt ingegaan op allerlei aspecten die voor deze ketens van belang zijn, zoals ICT, kwaliteit en duurzaamheid. Na een algemene inleiding worden twee probleemsituaties nader besproken. Ten eerste de
ontwikkeling van nieuwe logistieke concepten ten behoeve van de Nederlandse voedingstuinbouw, waarbij zowel operationele als strategische aspecten worden behandeld. Ten tweede de voordelen die kunnen ontstaan wanneer goederenstromen van informatiestromen worden losgekoppeld, waarbij de wereldwijde productie en distributie van snijbloemen als achtergrond dient. De bijdrage wordt afgesloten met conclusies en een blik op de toekomst.
* Prof.dr. P. van Beek is hoogleraar op het gebied van de Operationele Analyse en Bedrijfskunde aan de Landbouw Universiteit Wageningen. Prof.ir. A.J.M. Beulens is hoogleraar Toegepaste Informatiekunde aan dezelfde instelling. Wat betreft het onderzoek op het gebied van de agrologistiek wordt samengewerkt met de Dienst Landbouwkundig Onderzoek (DLO), de Stichting Agro Keten Kennis, Productschappen en diverse ondernemingen en adviesbureaus in de sector.
24
Waarom speciale aandacht voor agrarische ketens? Voor Nederland zal de voedings- en genotmiddelenindustrie en de agrarische handel van buitengewone betekenis blijven. Nog steeds draagt deze sector ongeveer 25 procent bij aan de totale export van het Nederlandse bedrijfsleven. Om deze positie niet te laten verslechteren is voortdurende aan-
Figuur 1. De drie stromen: goederen, informatie en geld
2
Om goederenstromen op alle deeltrajecten in de voortbrengingsketen en op elk besturingsniveau adequaat te kunnen besturen is een goede informatievoorziening noodzakelijk. Om de juiste beslissingen ten aanzien van de voortbrengingsketen te nemen moet men op elk moment weten welke de actuele toestand is in elke schakel van die keten (informatie/communicatiesystemen). Daarnaast zijn hulpmiddelen nodig (en mensen die ermee kunnen werken) om de besturing adequaat te kunnen uitvoeren. Hierbij spelen onder andere managementinformatiesystemen en beslissingsondersteunende systemen een rol. Bij informatievoorziening kan men denken aan informatievoorziening binnen de keten (interne informatievoorziening). Maar ook externe informatievoorziening is essentieel (bijvoorbeeld marktinformatie). In de jaren zeventig en tachtig heeft men zich zowel in de industrie en handel als in onderzoek intensief beziggehouden met het ontwikkelen van besturingsme-
nr.
Inleiding en positionering Logistiek houdt zich bezig met het besturen van goederenstromen in het traject vanaf de winning van de grondstoffen tot de aflevering van de eindproducten aan de afnemers. De besturing betreft opslag en transport van goederen (grondstoffen, halffabrikaten of eindproducten). De transformatieprocessen zoals assemblage, productie en verpakking behoren ook tot het aandachtsgebied van de logistiek. Bij ketenlogistiek gaat het behalve om goederenstromen ook om informatiestromen en geldstromen (zie figuur 1).
1999
In dit hoofdstuk wordt agrologistiek in vogelvlucht besproken. Het gaat vooral om het zo breed mogelijk ‘neerzetten’ van de agrologistiek waarbij niet alleen naar de G&Fsector en de bloemisterijproducten wordt gerefereerd, maar naar alle primaire agrarische producten en naar be- of verwerkte producten.
thodieken en gereedschappen (MRP, OPT, JIT, KANBAN). Daarbij heeft men zich vooral op de productie/assemblage van discrete producten gericht. Daarnaast is ook aandacht geschonken aan de besturing van het distributietraject (DRP, routeplanning). In de jaren tachtig en daarna wordt de belangstelling voor de logistiek in agrarische ketens groter. Deze belangstelling wordt ingegeven door de relatief hoge logistieke kosten en de hoge vereiste kwaliteitsniveaus in deze sector. Niet zelden maken de logistieke kosten 25 tot 40 procent van de totale toegevoegde waarde uit (Hoogerwerf e.a., 1990). Er treden hier in vergelijking tot de logistieke besturing in assemblage-/productieketens van discrete producten echter fundamentele verschillen op. Deze betreffen onder andere de dikwijls beperkte houdbaarheid van grondstoffen, halffabrikaten en eindproducten en daardoor een prominente rol voor bewaartechnologie en kwaliteitszorg met grote variaties in de samenstelling en kwaliteit van grondstoffen en ook productie van dikwijls onbedoelde en ongewenste bijproducten. Karakteristiek zijn: – divergente productstructuren; – veel verschillende aanbieders van grondstoffen; – bij sommige productgroepen centrale prijsvorming; – substantiële milieu-effecten bij agrarische productie, verwerking en distributie. Deze ontstaan ook bij het verbruik van het gereed product door de consument (verpakkingsmateriaal, overtollig product, gebruikt product). (Bloemhof e.a., 1995); – grote betrokkenheid van maatschappelijke organisaties en consumenten bij de verschillende schakels in de agrarische ketens (gezondheid, veiligheid, milieu-effecten, diervriendelijke opstelling van de consument). Het gaat hierbij dus niet alleen om de productkwaliteit maar ook om de kwaliteit van het voortbrengingssysteem.
71,
Agrologistiek in vogelvlucht
SPECIAL
jaargang
publiek-private samenwerking op het gebied van ketens zoals die in de afgelopen jaren duidelijk gestalte heeft gekregen.
●
Bedrijfskunde,
KETENLOGISTIEK
25
SPECIAL
Bedrijfskunde,
jaargang
71,
1999
nr.
2
dacht nodig voor de wijze waarop de agrarische ketens ook onder veranderende omstandigheden blijven presteren. Het is immers heel goed denkbaar dat onder invloed van toenemende productvernieuwing en technologische mogelijkheden de huidige ketens niet helemaal adequaat functioneren in toekomstige situaties met andere omgevingsfactoren. Dit vraagt om voortdurende aandacht voor de juiste ketenstructuur. Hierbij kunnen ketenmodellen een belangrijke wegwijzende rol spelen. In logistieke ketens kunnen drie opeenvolgende deeltrajecten worden onderkend: de primaire productie (met z’n oogst-, opslag- en transportproblemen), de be- en/of verwerking en de distributie van (verse) producten naar de detailhandel in binnen- en in buitenland (export en doorvoer). Het onderzoek heeft zich in het nabije verleden vooral toegespitst op de kwaliteit van de producten (grondstoffen, halffabrikaten en eindproducten) en op de logistieke operaties en de besturing daarvan. Hoewel er grote vorderingen zijn gemaakt in het onderzoek op het gebied van de integrale goederenstroombesturing en IKB/IKZ, kan zeker nog niet worden geconcludeerd dat onderzoek niet of minder nodig zou zijn. Integendeel, er bestaan nog vele belangrijke uitdagingen in het onderzoek die hun prioriteit aan de praktijk ontlenen. Te denken valt aan het vinden van logistieke besturingsconcepten die het mogelijk maken om zowel in kosten als in kwaliteit optimaal in te spelen op steeds gefragmenteerder wordende markten. Markten die tevens een grotere geografische spreiding en scope hebben waardoor de distributietijd toeneemt. Hierbij is vaak ook in de agrarische sector nog de handicap aanwezig van onregelmatige en onzekere aanlevering van de grondstoffen.
26
Bovenstaande vergt (onderzoeks)aandacht ten behoeve van alle schakels in de keten apart, ten behoeve van de overgangen van een schakel naar de volgende (afstemmingsverliezen) en ten behoeve van de keten in zijn totaliteit teneinde kwaliteit en efficiency te beheersen. Een belangrijk nieuw aspect dat grote invloed heeft bij de besturing van agrarische ketens betreft ‘duurzaamheid’. De duurzame keten zal niet alleen moeten voldoen aan eisen ten aanzien van productkwaliteit en kosten maar tevens rekening dienen te houden met het feit dat ook in de verre toekomst de huidige wijze van agrarische productie, verwerking en distributie kan worden voortgezet, zodat ook toekomstige generaties in hun eigen behoeften kunnen voorzien. Deze definitie van duurzaamheid is in overeenstemming met het Brundtland Rapport (Brundtland, 1987) waar wordt gesteld: “...ensure that development meets the needs of the present without compromizing the ability of future generations to meet their own needs”. De kansen voor een integrale benadering liggen vooral in het beter voldoen aan de steeds verfijnder wordende eisen van afnemers, inclusief de groeiende behoefte aan informatie over de samenstelling, gezondheid en veiligheid van producten, over de gebruiksmogelijkheden en over de voorgeschiedenis van de aangeboden producten, alsmede in de kos-
●
KETENLOGISTIEK
tenbesparingen die door een goede onderlinge afstemming van de activiteiten van de verschillende bedrijven haalbaar zijn. De knelpunten liggen vooral bij het ontbreken van middelen om ketenmanagement vorm te geven (integrale besturings- en informatiemodellen) en bij het nog grotendeels ontbreken van een integrale benadering van duurzaamheidsproblemen. De onderzoeksaandacht is grofweg in twee stukken te verdelen. Enerzijds bestaat er onderzoek dat zich richt op de keten zelf. Hierbij is ondersteunende kennis nodig uit een veelheid van disciplines (Bedrijfskunde, Marktkunde, Informatica, Levensmiddelentechnologie, Operationele Research, Productfysiologie en Agrotechniek). Daarnaast dienen de ondersteunende disciplines te worden aangestuurd vanuit het ketenonderzoek: wat is er aan disciplinaire kennis nodig om het ketenonderzoek voldoende effectief te laten zijn? Dit type onderzoek behoort strikt genomen niet tot het logistieke onderzoeksveld maar is daarvoor wel voorwaardenscheppend. Een voorbeeld: het modelmatig beschrijven van kwaliteitsachteruitgang van hard fruit in afhankelijkheid van bewaarduur, eventuele verpakking en bewaarregime wordt door agrotechnologisch onderzoek gedaan. Deze modellen zijn van cruciale betekenis voor logistiek onderzoek in de versketens. Pas in het afgelopen decennium is een begin gemaakt met onderzoek naar een integrale benadering van logistieke problemen in agrarische ketens. Deze zijn nog geenszins uitputtend opgelost. Immers de aard van deze problemen kan zo verschillend zijn dat het ondoenlijk is om deze in één kader te bestuderen. We noemen enkele van deze problemen: – toenemende tijdsdruk op de keten; – distributie van bederfelijke producten over grote afstanden; – lange veiltijden en congestie op de wegen; – aanwezigheid van veterinaire en fytosanitaire belemmeringen voor producten op weg naar de markt; – onvoldoende bereidheid tot echte samenwerking in de keten (‘strategische allianties’); – toenemende noodzaak voor efficiënte en effectieve ketens vanwege de sterk toenemende internationale concurrentie. Tot zover de motivering en onderbouwing van de speciale aandacht voor agrarische ketens. Op weg naar duurzame ketens Een zeer belangrijk aandachtsgebied wordt, zoals reeds eerder is opgemerkt gevormd door omgevingseffecten van logistieke handelingen. Het gaat hierbij vooral om de milieu effecten (energie, verpakkingen, afval, emissies en/of resten van producten en productiemiddelen), vaak weergegeven door middel van het begrip duurzaamheid. Wat duurzame logistieke pro-
Informatie en Communicatie Ter afsluiting van onze algemene beschouwing over ketens in de VGI en agrarische handel wordt kort aandacht
Het voorgaande betekent echter niet dat het invoeren van ECR met de daarbij behorende ICT-toepassingen en EDI gemakkelijk is. In de praktijk blijkt bijvoorbeeld dat de drempel om gebruik te maken van EDI nog erg hoog is. Deze drempel heeft recent aanleiding gegeven tot de oprichting van het EDI
2 nr.
In dit verband moet ook aandacht worden gevraagd voor efficient consumer response (ECR). Dit is een ontwikkeling waarbij ICT-toepassingen en elektronische berichtenuitwisseling in de keten, mede gestimuleerd door nieuwe scanningstechnologieën aanleiding geven tot hogere efficiëntie in de keten, terwijl tevens wordt gemikt op hogere service en kwaliteit naar de consument toe. Ketenlogistiek en marketing worden bij ECR in één adem genoemd. ECR staat gedurende de laatste jaren sterk in de belangstelling waarbij in de praktijk de hiervoor geclaimde resultaten kunnen worden gerealiseerd. In dit verband kunnen we onder meer verwijzen naar de invoering van het concept Vandaag Voor Morgen (VVM) door Albert Heijn. Voor recente publicaties over ECR-projecten zie Beulens (1996), Salmon (1993) en Van der Vorst e.a. (1996, 1997, 1998).
1999
Productie van ‘groene’ margarines Margarines worden simpel gezegd geproduceerd uit een mengsel van verschillende oliën en vetten. Elk van deze grondstoffen heeft een agrarische voorgeschiedenis. De zaden worden dikwijls ver buiten Nederland geproduceerd en daar ook geperst. Vervolgens vindt transport naar Rotterdam plaats, waar ook de raffinage plaatsvindt. Levens Cyclus Analyse (LCA) is een techniek waarmee op een gestructureerde wijze de contributie van een eenheid (bijvoorbeeld 1 ton) van een bepaalde grondstof (in ons geval oliën en vetten) aan een milieu-effect (bijvoorbeeld broeikaseffect of zure regen) kan worden bepaald. Met behulp van LCA zijn wij in staat voor elke margarine een milieu-index te bepalen. Deze milieu-index speelt vervolgens een rol bij het optimaliseren van de mix van te gebruiken grondstoffen waarbij naast ‘kosten’ tevens die ‘milieu-index’ een rol speelt. Hierdoor krijgt de producent inzicht in de milieuvriendelijkheid van een product (Bloemhof e.a., 1995).
besteed aan informatie- en communicatiesystemen in ketens. Een goede beheersing van logistieke processen in ketens kan niet los worden gezien van een adequate informatievoorziening binnen en tussen organisaties in de keten. Deze informatievoorziening wordt dan gerealiseerd met behulp van de informatiesystemen van de ketenorganisaties en (elektronische) communicatie tussen die systemen. Hier zitten twee kanten aan: de beschikbaarheid en het acceptatieniveau van de informatie- en communicatietechnologie (ICT) en ICT-infrastructuren, waardoor communicatie tussen systemen mogelijk is en de bereidheid van alle schakels om relevante logistieke informatie uit te wisselen. ICT wordt tegenwoordig vrij algemeen als één van de belangrijkste enabling technologies gezien voor het continu innoveren van producten en van keten- en bedrijfsprocessen in onderlinge samenhang. Daarbij gaat het om verbetering van de effectiviteit en de efficiency van de bedrijfsvoering op alle fronten, zoals sales en marketing, productontwikkeling, logistiek en kwaliteit. Met behulp van ICT-toepassingen kunnen bijvoorbeeld ketentransacties sneller en tegen lagere kosten worden uitgevoerd, komt geïntegreerd ketenmanagement binnen bereik en kunnen we bij de bedrijfsvoering voldoen aan de randvoorwaarden en eisen die door consument en overheid worden opgelegd. Met name de onderlinge communicatie tussen schakels in de keten kan sterk ‘vereenvoudigen’ (onder andere voorraadposities en aanbod-en afzetprognoses). In dit kader is ook belangrijk dat de juiste informatie wordt doorgegeven en ‘vertaald’ naar interpreteerbare en noodzakelijke informatie voor de ontvangende actor in de keten. Dit vergt het nodige onderzoek naar de door afnemers gewenste productinformatie en de behoeften van ketenmanagement.
71,
Logistiek van vleesbijproducten In Nederland ontstaat jaarlijks ongeveer 800 duizend ton vleesbijproducten. Dit zijn producten die na het slachten niet meteen voor (humane) consumptie geschikt zijn. De opslag en het transport van deze bijproducten brengen grote problemen met zich mee (bederf, geurhinder en dergelijke). Verder geeft de huidige verwerking van de bijproducten dikwijls aanleiding tot kwaliteitsverliezen, waardoor de afnemers van deze verwerkte bijproducten (bijvoorbeeld de diervoederindustrie) betrekkelijk laagwaardige grondstoffen in handen krijgen. Om tot nieuwe oplossingen met maximale toegevoegde waarde voor deze bijproducten te komen is een integrale benadering nodig waarbij de keuze van verwerkingstechnologie, investeringen in milieumaatregelen (zoals reductie van geuremissie of proceswaterslib) en locatie waar de verwerking van de bijproducten plaatsvindt (centraal of decentraal) moeten worden bepaald (Van Sonsbeek e.a., 1997).
SPECIAL
jaargang
cessen zijn, dient echter nog goeddeels te worden geoperationaliseerd. Belangrijk is vanuit welke optiek duurzaamheid wordt gedefinieerd: vanuit de visie dat het proces in de toekomst mogelijk moet blijven, vanuit de beleidsmaatregelen van de overheid of vanuit de wensen van de consument. Het begrip duurzaamheid kan ook op producten betrekking hebben. Vaak is er een spanningsveld tussen beide duurzaamheidsbegrippen. Om dit op te lossen, dient er een afweging van beide aspecten plaats te vinden. Ook hier hebben we te maken met de noodzaak een integrale benadering toe te passen. Tevens vergt het begrip duurzaamheid een lange horizon. Om bovenstaande te illustreren geven wij twee voorbeelden.
●
Bedrijfskunde,
KETENLOGISTIEK
27
SPECIAL
Service Centre. Het Centre houdt zich bezig met het ondersteunen en certificeren van bedrijven bij de invoering van een viertal standaard EDI-berichten die minimaal nodig zijn om ECR met EDI in de praktijk mogelijk te maken. De resultaten daarvan zijn tot op dit moment zeer hoopgevend. Veel bedrijven doen reeds mee en zijn bezig het certificaat te verwerven. ECR en andere verbeterconcepten in de keten betekenen daarnaast dat de gebruikte systemen die via EDI gekoppeld worden, ook anders moeten gaan functioneren opdat de EDI-berichten werkelijk automatisch kunnen worden verwerkt waarbij het resultaat in overeenstemming is met de gewenste besturing op ketenniveau. Tot slot betekent ECR vaak ook de loskoppeling van fysieke goederenstromen van informatiestromen, hetgeen vergaande consequenties heeft. Deze loskoppeling wordt gedetailleerd besproken bij de beschreven case ‘televeilen’. Het begrip televeilen kan er mede toe bijdragen dat logistieke kosten gaan dalen, dat tegelijkertijd de kwaliteit van producten wordt verhoogd en het milieu wordt gespaard. Zie voor dit laatste ook de paragraaf over audiovisueel veilen in de bloemisterij.
Bedrijfskunde,
jaargang
71,
1999
nr.
2
Twee agrologistieke probleemsituaties
28
In het volgende besteden wij aandacht aan een tweetal probleemsituaties die in het (recente) verleden aanleiding gaven tot verschillende onderzoeksprojecten. Allereerst wordt aandacht besteed aan de groente- en fruitsector. In de afgelopen drie jaar is in het kader van de Stichting Agro Keten Kennis een brede en diepgravende studie gedaan naar nieuwe logistieke concepten in deze sector. Daarna wordt ingegaan op de loskoppeling van fysieke en informatiestromen in de bloemisterijsector. Dat dit een belangrijk aandachtsgebied was realiseerden zich velen reeds aan het eind van de jaren tachtig. Een studie met als titel Audiovisueel veilen in de bloemisterij uit 1991 heeft dan ook nog nauwelijks aan actualiteit ingeboet.
Nieuw logistiek concept Groenten & Fruit In deze paragraaf wordt gerapporteerd over een recent afgesloten project Nieuw logistiek concept Groenten & Fruit (Mak & Trienekens, 1997). Aanleiding Zonder verse groenten en fruit is gezond leven niet goed mogelijk. Steeds meer consumenten in de thuismarkten en nieuwe exportgebieden van de Nederlandse tuinders, importeurs en exporteurs zijn daarvan doordrongen. Hun klanten, vooral grote supermarktketens en cateringbedrijven spelen daarop in. Deze stellen nieuwe, hoge eisen aan kwaliteit van product, versheid, verpakking, presentatie en het stipt op tijd compleet leveren wat is besteld. De in het CBT samenwerkende veilingen en later The Greenery International hebben in het kader van een strategische heroriëntatie onderzocht of en hoe een ‘kanteling’
●
KETENLOGISTIEK
kan worden teweeggebracht van aanbodgestuurde naar vraaggestuurde productie en distributie van groenten en fruit. Er is nagegaan of en hoe in het ingewikkelde netwerk van zakelijke relaties de weg ‘van grond tot mond’ kan worden afgelegd zonder veel oponthoud, zonder verspilling van tijd en geld en verlies van kwaliteit. Vraagstelling en resultaten Aan de basis stond het zoeken naar nieuwe grondvormen in het complexe en aan snelle veranderingen onderhevige ketennetwerk van productie en distributie van groenten en fruit. Een drietal producten met ieder een eigen specifieke logistieke karakteristiek, een supervers product (paddestoelen), een bewaarproduct (hard fruit) en een beheerst onder glas te telen product met hoge versheideisen (komkommers) vormden het referentiekader voor het zoeken en ontwikkelen van nieuwe grondvormen. Nieuwe grondvormen hebben slechts waarde als plannings- en besturingsmodellen ondernemers in de keten in staat stellen hun rol daarbinnen goed te vervullen. Het voorkomen en/of helpen wegnemen van verspilling en kwaliteitsverlies in het ketennetwerk voor productie en distributie van groenten en fruit is het uiteindelijke doel dat met behulp van de resultaten van dit project voor ogen staat. Daarom zijn alle onderdelen van het project gericht op een kanteling van aanbodgestuurd naar vraaggestuurd produceren en distribueren. Het gaat om een viertal samenhangende facetten. 1. ‘Kwantitatief onderzoek’ waarin een analyse is gemaakt naar de omvang en de richting van de feitelijke goederenstromen in de groente- en fruitsector in Nederland, en ‘kwalitatief onderzoek’ waarin een uitgebreide survey is verricht naar de beelden en verwachtingen in de groente- en fruitsector ten aanzien van de inefficiënties in de keten. 2. Het denken in termen van ‘klantorder ontkoppelpunten’ (KOOP) in ketens vervult een centrale rol. Het KOOP is het denkbeeldige punt in de keten tot waar de order van de klant doordringt. Het geeft het scheidingspunt aan tussen (onbestemde) productie op voorraad en (bestemde) productie op order. Een model is ontwikkeld dat ondersteuning kan bieden bij het bepalen van de beste locaties voor deze ontkoppelpunten in de keten. Om de samenhang tussen de processen in de keten te analyseren werd een procesmodel ontwikkeld voor de regiefunctie in de keten van groenten en fruit. In het model wordt de samenhang tussen de processen rond afstemming tussen vraag en aanbod op verschillende planningniveaus in een vermarktingsorganisatie beschreven. 3. Het ontwikkelen van een systematiek/systeem voor het vinden van betrouwbare afzetprognoses voor de meest voorkomende product-marktcombinaties. Dit ontwikkelde model gaat uit van historische gegevens, maar
KETENLOGISTIEK
biedt tevens ruimte voor modificatie van de resulterende voorspellingen op grond van andere gegevens, zoals markttrends. Belangrijk daarbij is een betrouwbare methode voor aanbodprognose. Er werden aanbodprognosemodellen ontwikkeld die antwoord moeten verschaffen over hoe zich het aanbod per product ontwikkelt. Er is hierbij enerzijds sprake van een langetermijnprognose, af te leiden van het areaal dat benut wordt voor de teelt en waarvan de opbrengst binnen zekere grenzen bekend is. Anderzijds moet inzicht worden verschaft, op doorlopende basis, van het aanbod dat op korte termijn te verwachten is. Ook werd aandacht besteed aan de afstemming van vraag en aanbod. Dit betrof JITPACK: kortetermijnafstemming tussen vraag en aanbod. JITPACK heeft een ontwerp van een computersysteem opgeleverd dat vraag en aanbod op de zeer korte termijn (dag/uren-niveau) op elkaar afstemt. Hiertoe moeten een aantal flexibele zogenoemde ‘JITPACK-telers’ functioneren die in staat zijn binnen 24 uur en soms binnen enkele uren bij te springen om tekorten aan specifieke producten tijdig aan te vullen (voor
●
SPECIAL
recente publicaties, zie Saedt & Trienekens, 1998; Mantel, Saedt & Trienekens, 1998). Daarnaast is het beslissingsondersteunende systeem Vereffenaar (langetermijnafstemming tussen vraag en aanbod) ontwikkeld, na een diepgaande oriëntatiestudie. Deze betrof met name de soort contracten die op termijn (kunnen) worden afgesloten tussen leveranciers en afnemers. 4. ‘Nieuwe grondvormen’. Dit heeft instrumenten opgeleverd om nieuwe grondvormen te helpen vinden en vooraf na te gaan of de beoogde herinrichting van de samenwerking tussen partijen in de keten ook het beoogde resultaat oplevert. Ook is een prototype ontwikkeld voor een ‘integraal kwaliteitszorgsysteem’ (IKZ) voor een Nederlandse hardfruitketen. Deelnemende schakels in de keten waren een grootwinkelbedrijf, een handelaar, een veiling en een aantal fruittelers. Het IKZ-onderzoek heeft een voorbeeldconfiguratie voor een keten opgeleverd. In het kader van het onderzoek naar mogelijkheden om verkeerscongestie te vermijden bij het vervoeren van groenten en fruit is een model ontwikkeld dat herkomst- en
Bedrijfskunde,
jaargang
71,
1999
nr.
2
Figuur 2. Ketennetwerk zomerappels (twee van de acht mogelijke ketens zijn weergegeven; bron: Saedt, 1998)
29
SPECIAL
bestemmingslocaties van goederen op een efficiënte wijze koppelt, gegeven de verkeersstromen in het betreffende gebied. Met behulp van het model is het mogelijk om transportkosten van de aanvoer te berekenen, in verschillende situaties, zoals met collectievervoer, alternatieve verkooplocaties en spreiding van de aanvoertijdstippen. Met behulp van het in het project ontwikkelde ketennetwerkmodel kan op strategisch en tactisch niveau worden doorgerekend wat de effecten zijn van goederenstroombewegingen in en tussen schakels van het ketennetwerk op kosten, doorlooptijden en kwaliteit. Het ketennetwerkmodel (met behulp van het gebouwde computerprogramma CHAINS) kan gebruikt worden om beslissingen omtrent ketenconfiguraties te ondersteunen. In figuur 2 zijn twee van acht mogelijke hardfruitketens (zomerappels) weergegeven. Het project heeft een grote hoeveelheid informatie en inzichten opgeleverd, voor een belangrijk deel in de vorm van praktisch toepasbare methoden, modellen en systemen.
Audiovisueel veilen in de bloemisterij Vooraf
Bedrijfskunde,
71,
Verbeterpotentie Op grond van de in dit pilotproject verzamelde kennis en ervaringen kunnen in principe de volgende verbeterpotenties worden gerealiseerd. – Een besparing op logistieke kosten van ƒ 120 miljoen per jaar. – Een grote bijdrage aan het proces van ketenomkering.
jaargang
1999
nr.
2
Samenwerking Hoewel er op verschillende niveaus al samenwerkingsrelaties tussen de kennisinstellingen en de betrokken bedrijven bestonden zijn deze in het project aanzienlijk verdiept. Ook zijn de cultuurverschillen tussen kennisinstellingen (strategische, langetermijnoriëntatie op onderzoek) en bedrijfsleven (praktische en kortetermijnoriëntatie op onderzoek) gedurende het project allengs kleiner geworden.
30
Bij het oplossen van agrologistieke problemen zijn niet altijd pasklare oplossingen voorhanden. Integendeel, voor elke probleemsituatie is een aparte benadering nodig. Soms zijn de problemen zo fundamenteel dat het nodig is om eens wat verder in de toekomst te kijken om zoekrichtingen voor oplossingen op het spoor te komen. In zo’n fase moeten kennisinstellingen samen met de sector die het probleem wil oplossen voor de muziek uit durven te lopen. Over zo’n probleem en de oplossingen wordt in het volgende gerapporteerd, waarbij nadrukkelijk wordt gesteld dat wordt gerapporteerd over de situatie anno 1990 (Sluys, 1991). Inmiddels is het aantal toepassingen van ICT sterk toegenomen (Langen, 1998). Het probleem zelf is echter nog steeds prominent aanwezig, hoewel inmiddels al
●
KETENLOGISTIEK
vele verbeteringsacties hebben plaatsgevonden. Audiovisueel veilen De forse groei van productie en verkoop van snijbloemen heeft tot grote logistieke problemen op veilingen in Aalsmeer en in het Westland geleid. In het traditionele veilproces worden kopers in een afmijnzaal fysiek met de producten geconfronteerd, waarbij de veilklok een centrale plaats inneemt. Vervanging van het huidige veilproces door een veilproces waar goederen en informatiestromen voor een belangrijk deel ontkoppeld zijn, kan een oplossing van de logistieke problemen betekenen (zie figuur 3). Soms komt het voor dat bloemen vanuit Israël naar Duitsland worden geëxporteerd, waarna de bloemen per vrachtwagen naar de Nederlandse veiling worden vervoerd om uiteindelijk via Nederlandse exporteurs bij een Duitse consument te belanden. In deze situatie zijn de transportkosten onnodig hoog, staat de kwaliteit van bloemen zwaar onder druk en wordt het milieu onnodig belast. Telematica-ontwikkelingen openen door middel van audiovisueel veilen de mogelijkheid tot het scheiden van locaties waar bloemen opgesteld staan en locaties waar potentiële kopers aanwezig zijn. Audiovisueel veilen is gedefinieerd als elke telematicatoepassing die verzending van beeldmateriaal (al dan niet ‘live’) van snijbloemen (opgesteld in de diverse exportlanden), naar kopers op diverse locaties in de wereld mogelijk maakt, waarbij de klokfunctie van het veilproces blijft gehandhaafd. Telematica is gedefinieerd als de combinatie van telecommunicatie en informatica. Informatica maakt het mogelijk om met behulp van computers informatie te bewerken, terwijl telecommunicatie het langs elektronische weg uitwisselen van informatie over grotere of kleinere afstanden mogelijk maakt. Twee alternatieven Met betrekking tot het audiovisueel veilen zijn er twee alternatieven te onderscheiden. Allereerst is het verzenden van gedigitaliseerde foto’s vanuit exportlanden naar diverse veilinglocaties wereldwijd via een internationale koppeling van nationale datanetten mogelijk. Uit kostenoogpunt gezien is dit een aantrekkelijk alternatief. Nadelen zijn echter dat met de huidige telecommunicatienetwerken het verzenden van ‘bewegend’ beeldmateriaal moeilijk is en het onzeker is of gedigitaliseerde foto’s voldoende productinformatie opleveren. Daarnaast beschikt een aantal snijbloemenexporterende landen in Afrika en ZuidAmerika niet over een datanet voor internationale koppeling. Het tweede alternatief is het verzenden van beeldmateriaal via satellieten naar de gewenste locatie. De kosten hiervan zijn opgebouwd uit vaste kosten voor apparatuur voor verzending en ontvangst van beeldmateriaal op de grond en variabele kosten die bepaald worden door de tijdsduur en het aantal benodigde satellieten voor verzending van beeldmateriaal. Combinaties van beide alternatieven zijn eveneens
KETENLOGISTIEK
●
SPECIAL
Optimaliseringsmodel Er is een optimaliseringsmodel ontwikkeld dat is toegepast voor vijftien snijbloemenimporterende landen (Japan, Noord-Amerikaanse en Europese landen) en tien snijbloemenexporterende landen (waarvan Nederland, Colombia, Israël, Italië, Spanje en Thailand de belangrijkste zijn). Samen zijn zij goed voor bijna 95 procent van de totale wereldhandel in snijbloemen. De vijftien snijbloemenexporterende landen zijn de landen waarin veillocaties gevestigd kunnen worden. Het optimaliseringsmodel minimaliseert de som van transport- en telematicakosten en invoerheffingen, en wel zodanig dat de wereldwijde vraag en aanbod van snijbloemen aan elkaar gelijk zijn. Het openen van vele veillocaties in de wereld leidt tot hoge
nr. 1999 71, jaargang
Logistieke voordelen De twee belangrijkste logistieke voordelen van audiovisueel veilen zijn minimalisering van transportafstanden en een afname van voorraden en bewerkingsstappen. Beide hebben een verkorte doorlooptijd van snijbloemen in de afzetketen tot gevolg, hetgeen kan leiden tot een verhoogde productkwaliteit. Schadeclaims en afkeuringen zijn voor Nederlandse exporteurs, met name op langeafstandmarkten zoals de VS en Japan, een regelmatig voorkomend verschijnsel. In het toekomstig veilproces zullen de twee grootste Nederlandse veilingen, VBA Aalsmeer en Bloemenveiling Holland, een centrale rol gaan spelen. Feiten die deze stelling ondersteunen zijn: – de wereldmarkt voor snijbloemen is sterk gecentraliseerd: 80 procent van de totale wereldexport en -import is gelokaliseerd in Europa;
– ongeveer 85 procent van het snijbloemenaanbod op de Nederlandse veilingen wordt geëxporteerd. Het aandeel van Nederland in de wereldwijde snijbloemenexport bedraagt ongeveer 70 procent; – Nederland is het enige snijbloemenexporterende land ter wereld dat beschikt over een uitstekend georganiseerd veilsysteem.
Bedrijfskunde,
denkbaar. Criteria die belangrijk zijn bij de keuze tussen de alternatieven zijn beeldkwaliteit, financiële aspecten, niveau van telematicaontwikkeling in de betrokken landen en de storingsgevoeligheid (betrouwbaarheid) van de telematicatoepassing.
2
Figuur 3. Schematische voorstelling van het satellietveilen
31
SPECIAL
Bedrijfskunde,
jaargang
71,
1999
nr.
2
telematicakosten, terwijl het bestaan van slechts één veillocatie samengaat met hoge transportkosten. De kostenstructuur bevat vaste en variabele kosten voor het vervoer van snijbloemen per vliegtuig, variabele kosten voor vervoer per vrachtwagen, invoerheffingen afhankelijk van het land van oorsprong en veillocatiekosten. In de optimale situatie worden drie veillocaties geopend. Uit kostenoogpunt is het openen van slechts één veillocatie in de wereld in verband met de hiermee gepaard gaande hoge transportkosten onaantrekkelijk. Wanneer het aantal veillocaties toeneemt van één naar twee, dalen de transportkosten met 43 procent. Daarentegen dalen de transportkosten nog slechts met 6 procent indien het aantal locaties toeneemt van vier tot tien. Nederland en Colombia zijn de landen die het eerst in aanmerking komen voor het openen van een veillocatie. Wanneer geen exportrestricties gelden (snijbloemen worden niet onderverdeeld in de diverse soorten) komt Thailand als derde land in aanmerking. Aangezien Thailand in de computersimulaties wat betreft de afzet van snijbloemen (voornamelijk orchideeën) sterk georiënteerd is op de Japanse markt, is Italië waarschijnlijk een meer realistische derde keuze voor het openen van een veillocatie. Nederland zal zelfs in de situatie dat in de tien belangrijkste exportlanden een veillocatie is ingericht, nog steeds over verreweg de grootste veilcapaciteit dienen te beschikken. Beslissingen aangaande het openen van veillocaties kunnen effectiever worden genomen, indien kosten, veilcapaciteiten en vraag en aanbod van snijbloemen representatief zijn voor de toekomst in plaats van beperkt tot de huidige situaties. Het ontwikkelde model is daarom een belangrijk hulpmiddel om de gevolgen van alternatieve of verwachte transport-, veillocatiekosten en veilcapaciteiten te voorspellen.
32
Conclusies en blik in de toekomst In deze bijdrage is het belang van goede logistieke concepten voor de (Nederlandse) agrarische ketens zowel in algemene zin als ook in voorbeelden aangegeven. Hierbij valt op dat daarbij geïntegreerde kennis nodig is uit verschillende vakgebieden. Wil Nederland in deze sector sterk blijven dan is bijeenbrengen en bijeenhouden van deze kennis om de effectiviteit en efficiëntie van agrarische ketens nu en in de toekomst te waarborgen noodzakelijk. Hierbij is tevens een belangrijke rol weggelegd voor de kennisinstellingen. Wij komen hierop later nog terug. Welke kennis nodig is om dit alles te bevorderen wordt steeds duidelijker. Het gaat niet alleen om logistieke kennis in engere zin. Het gaat vooral om de vraag hoe agrarische ketens moeten worden vormgegeven zodanig dat zij voldoende responsief zijn, tegen lage kosten kunnen opereren, hoge kwaliteit producten leveren op momenten dat de markt erom vraagt en daarbij voldoen aan steeds strenger wordende (wettelijke) randvoorwaarden. En dan niet te vergeten dat de (wispelturige) consument van vandaag niet alleen een goed pro-
●
KETENLOGISTIEK
duct wil hebben maar tevens bij zijn koopgedrag de omstandigheden waaronder het product tot stand gekomen is laat meewegen. Deze omstandigheden hebben bijvoorbeeld betrekking op milieuvriendelijke teelt of op diervriendelijke productie. En, alsof dit nog niet voldoende is, er spelen ook nog zaken een rol zoals keuze van transport modaliteiten, te gebruiken technologieën (zoals koeltechnologieën, verpakkingstechnologie en informatie- en communicatietechnologie). Om ketens als bovenstaand te ontwerpen zullen meerdere disciplines nauw met elkaar moeten samenwerken. Slechts dan kan de sterke positie die Nederland in deze sector heeft worden vastgehouden en uitgebouwd. De grote uitdaging voor de toekomst ligt in het benaderen van ketenvraagstukken vanuit een integrale visie waarin alle eerder in deze bijdrage genoemde disciplines een rol (kunnen) spelen. Voor een aantal sectoren in de Nederlandse agribusiness is een aantal voorbeeldprojecten uitgevoerd. Het project Groenten en fruit en de genoemde ECR-projecten zijn daar voorbeelden van. Deze projecten genereren kennis over het functioneren van ketens. Deze kennis wordt aan de sector overgedragen door middel van doelgerichte verspreiding van ketenkennis. In concreto willen wij pleiten voor continuering, op structurele basis van dit type publiek-private samenwerking. Dit is natuurlijk vooral goed voor de sector, maar ook goed voor de betrokken kennisinstellingen die mensen opleiden onder andere voor deze sector. De kennisinstellingen worden in hun onderzoek (maar ook onderwijs) deels aangestuurd door de langetermijnprioriteiten in de sector. We noemen dit mission-oriented research. Diezelfde kennisinstellingen zijn dikwijls ook betrokken bij het opleiden van studenten die straks sleutelfuncties in de sector gaan bekleden. Het geheel zal echter alleen maar kunnen functioneren als betrokken partijen waardering en respect voor elkaar kunnen blijven opbrengen en op basis daarvan voortgaan op de ingeslagen weg.
Literatuur Beulens, A.J.M., ‘Continuous replenishment in food chains and associated planning problems’. In: Workshop on advances in methodology and software for decision support systems, IIASA, Laxenburg, Austria, 8-10 september 1996. Bloemhof, J.M., P. van Beek, L. Hordijk & L.N. Van Wassenhove, ‘Interactions between operational research and environmental management’, European Journal of Operational Research, 85, p. 229-243, 1995. Brundtland, G.H., World Commission on Environment and Development about our common future, Oxford University Press, 1987. Hoogerwerf, A., M.P. Reinders, S.K. Oosterloo & J. Kanis, Rapport programmeringsstudie agrologistiek, Nationale Raad Landbouwkundig Onderzoek, 1990. Langen, E., ‘Gerbera’s via beeldscherm verkocht’, Oogst Tuinbouw, 20 februari 1998. Mak, J.H. & J.H. Trienekens, ‘Nieuw logistiek concept groenten en fruit’, AKK
KETENLOGISTIEK
●
SPECIAL
Nieuwsbrief, 15, december 1997. Mantel, J., A.P.H. Saedt & J.H. Trienekens, ‘JIT wijzigt functie veilingklok’, Inkoop & logistiek, p. 28-31, juli/augustus 1998. Saedt, A.P.H., ‘Groenten en Fruit stromen door netwerk van ketens’, Groenten en Fruit, 18 januari 1998. Saedt, A.P.H. & J.H. Trienekens, ‘Spoedorders afhandelen met flexibele telers’, Groenten en Fruit, 16 januari 1998. Salmon Associates, K., Efficient consumer response; enhancing consumer value in the grocery industry, Food Marketing Institute, Washington 1993. Sluys, J.T.M., Audio-visueel veilen in de bloemisterij, Onderzoekverslag 77, Landbouw Economisch Instituut, april 1991. Sonsbeek, J.Th.M. van, P. van Beek, H.A.P. Urlings, P.G.H. Bijker & J.F.L. Hagelaar, ‘Mixed integer programming for strategic decision support in the slaughter by-product chain’, Operations Research Spektrum, Band 19, Heft 2, p. 159-168, 1997. Vorst, J.G.A.J. van der, ‘Logistic control concepts in chain perspective: a framework to structure logistic control’. In: J.H. Trienekens & P.J.P. Zuurbier (eds.), Proceedings of the 2nd International Conference on Chain Management in Agri- and Food Business, Wageningen 1996. Vorst, J.G.A.J. van der, W. de Wit, A.J.M. Beulens & P. van Beek, ‘Improving your chain by applying simulation studies’, Agro-informatica reeks, 11, p. 27-36, 1997. Vorst, J.G.A.J. van der, A.J.M. Beulens & P. van Beek, ‘Redesigning food supply chains: an integral logistic approach’. In: G.W. Ziggers, J.H. Trienekens & P.J.P. Zuurbier (eds.), Proceedings of the 3rd International Conference on Chain
Bedrijfskunde,
jaargang
71,
1999
nr.
2
Management in Agri- and Food Business, Wageningen 1998.
33