S.Kreike C.Geerts Juni 2012 Veiligheidshuis regio Peelland en Eindhoven
Ketenaanpak eergerelateerd geweld (EGG) regio Peelland en Eindhoven
1
2
Inhoudsopgave
1. Inleiding
pag.
3-5 1.0 Achtergronden en probleemdefiniëring 1.1 Besluit 1.2 Doelstelling 1.3 Definitie 1.4 Aard van de problematiek
2. Relevante Ketenpartners pag. 6-9
3. Samenwerking tussen de ketenpartners
pag.
10, 11 3.0 Committent voor samenwerking in procesketen 3.1 Inrichting van het casusoverleg Eergerelateerd Geweld
4. Uitwisselen van informatie
pag.
12
5. Deskundigheidsbevordering
3
6. Het ketenproces voor de aanpak EGG regio Eindhoven
pag. 13-19
6.0 Inleiding 6.1 Preventie (zie ook bijlage 1) 6.2 Signalering/screening, melding en acute opvang (zie ook bijlage 2) 6.3 Risico-analyse (zie ook bijlage 3) 6.4 Plan van aanpak (zie ook bijlage 4) 6.5 Interventie (zie ook bijlage 5) 6.6 Nazorg en evaluatie
Contactgegevens van betrokken instanties
pag.
20
Geraadpleegde literatuur
Pag.
21
4
1. Inleiding
1.0 Achtergronden en probleemdefiniëring In Nederland heeft zich vanaf eind jaren negentig een aantal ernstige eergerelateerde misdrijven voorgedaan (o.a. schietincident Veghel 1999, Alkmaar 2007) . Vanwege de aard en ernst van dit soort misdrijven is er zowel politiek als maatschappelijk gezien een gevoel van urgentie ten aanzien van eerconflicten ontstaan.
De verwachting is dat in de komende periode door emancipatieprocessen bij migrantengemeenschappen het aantal eerconflicten zal toenemen. Het emancipatieproces van de huidige generatie van migranten zorgt voor de zgn. “moderniseringsparadox”. Vergrote deelname van migrantenvrouwen aan het sociaal maatschappelijk verkeer kan risico’s met zich meebrengen; het vrijere gedrag kan hen binnen traditionele gezinnen en families in een lastige of zelfs regelrecht onveilige situatie brengen (van der Torre & Schaap, 2005).
Op basis van meldingen binnen de regio Eindhoven en Peelland vanuit diverse organisaties, is een stijgende lijn te zien wat betreft het aantal meldingen Zuid-Oost breed.
Eergerelateerd geweld betreft complexe problematiek, die zijn basis heeft in diepgewortelde culturele tradities. Eerzaken kenmerken zich door een langdurig en slepend karakter maar kunnen in een aantal gevallen gemakkelijk en zéér snel escaleren (uithuwelijking, achterlating, verstoting, moord).
5
Huiselijk en eergerelateerd geweld zijn beiden vormen van relationeel geweld. Omdat er bij eerproblemen meerdere daders in het spel kunnen zijn en het zichtbaar maken van de (vermeende) eerschending kan leiden tot escalatie van het geweld, zijn interventies die gepleegd worden in het kader van huiselijk geweld niet altijd adequaat. In plaats van het kordate optreden dat bij huiselijk geweld doorgaans succesvol is, kan het zijn dat bij eergerelateerd geweld in eerste instantie juist een bemiddelende, meer diplomatieke, interventie moet worden gekozen om de veiligheid van het slachtoffer te waarborgen en (bedreiging met) geweld terug te dringen.
Dit heeft verschillende consequenties voor de procedures die door de ketenpartners gevolgd worden. Voor politie en Openbaar Ministerie betekent het bijvoorbeeld dat een andere interventie richting een verdachte nodig kan zijn. Bij heterdaad-situaties of een redelijk vermoeden van schuld wordt de verdachte normaliter aangehouden. Indien een zaak een eergerelateerd motief heeft bestaat bij ingrijpen echter sneller de mogelijkheid van escalatie. Zo kan bijvoorbeeld door de aanhouding van een verdachte (bij een vermeende eerschending) een tot dan toe bewaard geheim uitlekken, waardoor het gevoel om de geschonden eer te herstellen nog versterkt wordt. Bij eergerelateerd geweld speelt ook dreiging een belangrijke rol. Dit kan consequenties hebben voor het justitiële optreden, aangezien er soms ingegrepen moet worden, ook als mogelijke strafbare feiten nog niet hebben plaatsgevonden (aanwijzing huiselijk en eergerelateerd geweld, College van PGs). Voor jeugdhulpverleners kan het betekenen dat eerst veilige opvang voor de minderjarige gerealiseerd moet worden voordat ouders geïnformeerd en betrokken worden.
6
Uit landelijk onderzoek blijkt dat de gepleegde interventies bij eergerelateerd geweld niet automatisch het gewenste effect hebben. Bij de verschillende instanties is niet altijd voldoende kennis en expertise aanwezig waardoor men het risico loopt de signalen niet te herkennen of de verkeerde interventies te plegen. Ook is de interventie vaak teveel op het incident gericht en te weinig op het proces. Bovendien is er weinig aandacht voor het familiesysteem en ontbreekt er veelal een samenhangende aanpak (van der Torre & Schaap, 2005). Het gaat bij eerkwesties niet om individuele rollen maar vooral om ingewikkelde groepsprocessen (Janssen, J, 2008).
Uit het bovenstaande kan de conclusie worden getrokken dat het voor een adequate aanpak van eergerelateerd geweld de volgende zaken essentieel zijn: -
Kennis en kunde bij professionals: medewerkers van de betrokken organisaties dienen over de nodige kennis en kunde te beschikken om te kunnen signaleren en interveniëren en met name voor het adequaat kunnen inschatten van het risico op geweld.
-
Onderlinge samenwerking en afstemming tussen professionals: relevante informatie dient tussen organisaties gedeeld te worden ten behoeve van een gedegen risicoanalyse en het afstemmen van interventies richting alle betrokkenen zodat er een samenhangende aanpak kan worden gerealiseerd waarbij groepsprocessen worden beïnvloed.
-
Infrastructuur: het is van belang dat er snelheid van handelen bestaat ten aanzien van acute kwesties, dat handelingsprotocollen
7
van instanties op elkaar zijn afgestemd en er een centraal meldpunt voor eerproblematiek is.
De aanpak van eergerelateerd geweld vraagt dus om een geïntegreerde ketenaanpak. De ketenaanpak wordt in dit verband gezien als samenwerking tussen een aantal organisaties op het bereiken van organisatieoverstijgende doelen en resultaten. Dit wil zeggen dat er een resultaatgerichte samenwerking dient te worden georganiseerd (Ermers et al, 2010).
Hieronder volgt allereerst een beschrijving van de uitgangspunten van de aanpak voor regio Peeland en Eindhoven gevolgd door een bespreking van de belangrijkste ketenpartners en de manier waarop de samenwerking tussen deze partijen concreet gestalte krijgt. Hierna wordt het operationele ketenproces besproken. Inhoudelijke elementen uit dit proces kunnen, op basis van voortschrijdend praktijkinzicht, na verloop van tijd bijgesteld worden.
1.1 Besluit In de regionale stuurgroep huiselijk geweld Eindhoven/de Kempen van 4 maart 2009 is besloten dat er een plan van aanpak voor eergerelateerd geweld dient te worden opgesteld. Hiertoe is in 2009 allereerst de preventieve aanpak eergerelateerd geweld in Eindhoven ontwikkeld (
8
“Eindhoven aan de goede kant van de eer”) waarin de afspraken zijn bekrachtigd middels een convenant. Deze preventieve aanpak maakt onderdeel uit van de hieronder beschreven integrale ketenaanpak. In 2011 heeft dit geleid tot het beschrijven van een ketenaanpak eergerelateerd geweld.
Vanaf April 2012 is er vanuit het veiligheidshuis Peelland het verzoek gekomen, gezamenlijk naar een regiobrede aanpak van eergerelateerd geweld te gaan kijken. Op basis van de bestaande ketenaanpak binnen het veiligheidshuis regio Eindhoven is in gezamenlijkheid een aanvullende regio brede aanpak vormgegeven. Deze ketenaanpak zal binnen beide veiligheidshuizen worden uitgerold. Op 28 november 2012 is deze aanpak voorgelegd en besproken met een aantal ketenpartners in het veiligheidshuis regio Peelland.
1.2 Doelstelling Doel van de ketenaanpak is het voorzien in een gezamenlijke werkwijze van de relevante zorg - en veiligheidsorganisaties gericht op het voorkomen en stoppen van (dreigend) eergerelateerd geweld en het beschermen van (potentiële) slachtoffers in regio Peelland en Eindhoven. De gezamenlijke inzet heeft met name ten doel om de-escalatie van het (potentiële) conflict te bewerkstelligen. Hiertoe wordt een operationele procesketen ingericht die vanuit het Veiligheidshuis regio Peelland en Eindhoven zal worden geregisseerd.
1.3 Definitie
9
Eergerelateerd geweld is een overkoepelende term voor alle vormen van dwang, psychisch en fysiek geweld om te voorkomen dat een lid van de familie een ‘misstap’ zet die de familie-eer in de gemeenschap kan schaden, en alle geweld tegen de (vermeende) ‘eerschender’ om de geschonden eer te herstellen. Dit eergerelateerd geweld varieert van beperking van de bewegingsvrijheid tot mishandeling, van verstoting tot aan moord. Voor ‘eermoord’ gebruikt men vaak de term ‘eerwraak’ (Movisie, 2010).
1.4 Aard van de problematiek Eergerelateerd geweld kan vele vormen aannemen en is niet in alle gevallen strafbaar. Bij eergerelateerd geweld gaat het om het motief “eer”. De eer kan op drie manieren in het geding komen. Ten eerste kan er een risico bestaan dat de eer wordt aangetast. In dat geval neemt de familie vaak maatregelen om eerschending te voorkomen. Dit kan betekenen: meer toezicht en controle en een beperking van de bewegingsvrijheid van degene waarop het risico van aantasting betrekking heeft. Ten tweede kan een vermoeden bestaan bij de familie of de gemeenschap dat de eer is aangetast. Dit vermoeden, dat wordt verspreid via roddel en (valse) beschuldiging, is vaak al voldoende aanleiding om één of andere vorm van geweld te gebruiken. Ten derde kan de eer daadwerkelijk aangetast zijn. Als daar sprake van is, wordt vaak een ernstige vorm van eergerelateerd geweld toegepast, zoals uithuwelijking, terugsturen naar het land van herkomst of soms moord. Eergerelateerd geweld is dus een uitingsvorm om eerverlies te voorkomen of eerherstel te realiseren.
10
2. Relevante Ketenpartners: taken en verantwoordelijkheden
Hieronder volgt een beschrijving van de belangrijkste ketenpartners uit de regio Zuid Oost.
Lokale migranten- en vluchtelingenorganisaties In de regio Eindhoven en Peelland zijn verschillende organisaties van en voor migranten en vluchtelingen actief. Zij komen op voor de belangen van hun achterban en willen hun integratie en participatie in de samenleving verbeteren. De zelforganisatie is vaak het aanspreekpunt voor externe relaties en is spreekbuis namens de achterban die zij vertegenwoordigt.
Steunpunt Huiselijk Geweld De Steunpunten Huiselijk Geweld (SHG) verzorgen crisisinterventie in de regio Zuid-Oost. Het SHG, heeft naast haar taken ten aanzien van huiselijk geweld en jeugdprostitutie ook een taak op het gebied van eergerelateerd geweld: zij vormt het steunpunt voor eergerelateerde problematiek. Zij geeft informatie en advies, biedt casemanagement en coördineert de hulpverlening.
Stichting Neos Neos werkt actief aan een samenleving waarin ieder mens telt. Wij bieden direct zorg en onderdak voor mensen in moeilijke en problematische omstandigheden en een veilige plek voor bedreigde vrouwen. Wij ondersteunen cliënten bij het opbouwen van een menswaardig en zo zelfstandig mogelijk bestaan. Het perspectief is dat zij weer volop kunnen meedoen, vanuit de mogelijkheden die ieder mens in zich heeft. Neos gaat
11
verbindingen aan met diverse ketenpartners en sociale netwerken om participatie en maatschappelijk herstel te bevorderen. De eigen kracht van mensen is de basis van ons handelen. Wij sluiten niemand uit en laten niet los. Professioneel en cliëntgericht werken aan hoop en vertrouwen; dat kenmerkt Neos.
Stichting SMO Stichting Maatschappelijke Opvang Helmond e.o. (SMO) biedt maatschappelijke opvang en vrouwenopvang in Helmond en de Peelregio. SMO biedt een vangnet aan mensen die
in een crisissituatie zijn of dreigen te raken;
dak- of thuisloos zijn of dreigen te raken;
anderszins een kwetsbare positie in de samenleving hebben.
Verder aan te vullen door stefanie
Politiekorps Brabant Zuid-Oost De politie heeft verschillende taken: handhaving, opsporing, noodhulpverlening en signaleren /adviseren. Het Politiekorps is georganiseerd in territoriale afdelingen. De teamchef van de betreffende basiseenheid waar de dreiging of het strafbare feit plaatsvindt is de eerstverantwoordelijke van de politie in deze ketenaanpak. Deze verantwoordelijkheid bestaat uit het bieden van veiligheid en voorkomen van escalatie (in het kader van de hulpverleningstaak cfm. art. 2 politiewet). Onder gezag van het Openbaar Ministerie wordt de afweging gemaakt om al dan niet te komen tot een opsporingsonderzoek. In het kader van de signalerings- en adviseringsrol is het de taak van de politie om
12
mogelijke dreigingen van eergerelateerd geweld te herkennen en een adviserende rol in te nemen.
Arrondissementsparket ’s Hertogenbosch Het Openbaar Ministerie (OM) is belast met de opsporing en vervolging van strafbare feiten en met het toezicht op de uitvoering van strafvonnissen. De Officier van Justitie kan een feit voor de rechter brengen, maar kan deze ook seponeren (niet vervolgen) of zelf afdoen (bij bepaalde misdrijven). Verder houdt het OM ook toezicht op het uitvoeren van het vonnis van de rechter. Het beleid en de richtlijnen van het Openbaar Ministerie ten aanzien van huiselijk geweld en eergerelateerd geweld is vastgelegd in een aanwijzing (beleidsregel) van het College van Procureurs-Generaal. Het kantoor van het Openbaar Ministerie voor regio Brabant-Noord en Brabant Zuid-Oost is gevestigd in ‘s- Hertogenbosch (Paleis van Justitie).
Bureau Jeugdzorg
Mohammed Azaimi levert dit aan
Bureau documentatie Bureau documentatie vormt het documentatiecentrum van beide veiligheidshuizen. In het bureau documentatie zijn medewerkers van politie werkzaam die tot taak hebben informatie uit politiële en justitiële bronsystemen te analyseren en veredelen en aan te brengen als casuïstiek voor één van de casusoverleggen in beide Veiligheidshuizen. Zij zijn tevens secretaris van het overleg. Ten aanzien van eergerelateerd geweld hebben zij de taak om meldingen van de politie te screenen, te analyseren en te bespreken met ketenpartners en/of binnen de eigen politieorganisatie. Zij entameren waar nodig, in overleg met de ketenregisseur, een casusoverleg.
13
Reclasseringsorganisaties: Reclassering Nederland, Novadic-Kentron, Leger des Heils De reclassering in Nederland heeft twee belangrijke taken: advies en toezicht. De werkzaamheden van de reclassering kunnen al beginnen vlak nadat een verdachte is aangehouden (vroeghulp). De reclassering stelt een rapportage op over de verdachte ten behoeve van de strafzitting. Dit is een diagnose, met daarin een analyse van de oorzaken van het criminele gedrag en een advies over de aanpak daarvan. Daarnaast houdt de reclassering toezicht op daders van strafbare feiten. Een dader die wordt veroordeeld tot reclasseringstoezicht door de rechter moet zich houden aan de aanwijzigen van de reclassering. Naast deze voorwaarde kan de rechter aanvullende bijzondere voorwaarden opnemen in het vonnis die controlerend (gebiedsverbod, verbod op middelen) en/of gedragsbeïnvloedend (behandeling, gedragstraining) van aard zijn. De reclasseringsorganisaties kunnen een belangrijke rol hebben in casuïstiek van eergerelateerd geweld gezien hun contact met verdachten en daders van strafbare feiten en hun adviserende rol ten aanzien van verdachten binnen de strafrechtketen.
Zorg- en Adviesteams van scholen Het ZAT bestaat uit medewerkers van diverse instanties die vanuit hun professie een betrokkenheid hebben bij minderjarigen. In het ZAT worden alle zorgwekkende problemen ten aanzien van schoolgangers besproken. Het ZAT is een belangrijke overlegvorm voor het signaleren van eergerelateerd geweld. Betreffende instanties die deelnemen aan het ZAT kunnen bovendien een rol hebben bij de interventie of nazorg van eergerelateerde casuïstiek.
Centra voor Jeugd en Gezin
14
Iedere gemeente heeft een Centrum voor Jeugd en Gezin (CJG waar ouders en jongeren/kinderen terechtkunnen met vragen over gezondheid, opgroeien en opvoeden. Een CJG biedt advies, ondersteuning en hulp op maat. Het CJG beschikt over een uitgebreid netwerk van jeugdhulpverleners en heeft ervaring met de casuïstiekbespreking van complexe zorgkwesties. Een CJG kan ook geconfronteerd worden met de aanmelding van een eergerelateerde kwestie, waarbij het van belang is dat er advies wordt gevraagd en/of melding wordt gedaan bij het Steunpunt Huiselijk Geweld, waarna er afspraken kunnen worden gemaakt over verdere procedure.
Raad voor de Kinderbescherming De Raad voor de Kinderbescherming is betrokken bij gezinnen waar opvoeden een probleem is geworden. De Raad kan de rechter verzoeken een kinderbeschermingsmaatregel op te leggen. De Raad adviseert ook de rechter bij gezag- en omgangszaken, als ouders die uit elkaar gaan het niet eens worden over afspraken over de kinderen, bijvoorbeeld over de omgangsregeling of de verblijfplaats. Verder onderzoekt de Raad de situatie van jongeren die met de politie in aanraking komen en licht de rechter of officier van justitie daarover in en is zij betrokken bij Adoptiezaken en screening van pleeggezinnen. De Raad zal dus door Bureau Jeugdzorg bij zaken van eergerelateerd geweld betrokken raken wanneer gedacht wordt aan een ondertoezichtstelling of voogdijmaatregel.
Gemeente(n) De gemeente voert regie over het lokale veiligheidsbeleid (handhaving openbare orde en veiligheid). De gemeente is ook verantwoordelijk voor de maatschappelijke ondersteuning van haar burgers (Wmo); de aanpak van eergerelateerd geweld valt onder de prestatieafspraak 7 van de Wmo.
15
Het Landelijk Expertisecentrum Eer Gerelateerd Geweld (LEC) Het landelijk expertisecentrum eergerelateerd geweld is een expertisecentrum van de politie. Het LEC ondersteunt de politiekorpsen bij de aanpak van casuïstiek van eergerelateerd geweld. Ook ketenpartners kunnen hier terecht voor advies en informatie. Via het LEC kunnen ook externe deskundigen worden betrokken. Het LEC heeft een “Checklist Eergerelateerd geweld” ontwikkeld; dit is een uitgebreide vragenlijst die tips en aandachtspunten bevat voor het behandelen van een eergerelateerde zaak. De checklist is van belang voor nadere analyse van de casuïstiek en kan behulpzaam zijn voor het opstellen van een plan van aanpak.
16
3. Samenwerking tussen de ketenpartners
3.0 Committent voor samenwerking in procesketen Voor een adequate aanpak van eergerelateerd geweld is het van belang dat ketenpartners zich committeren aan samenwerking in een procesketen. Door samenwerking binnen een procesketen kan de doelstelling “het voorkomen en stoppen van (dreigend) eergerelateerd geweld en het beschermen van (potentiële) slachtoffers in beide veiligheidshuizen ”op cliëntniveau het beste worden gerealiseerd. In de procesketen acteren een aantal kernpartners. Zij doen dit vanuit het samenwerkingsverband van het Veiligheidshuis. De samenwerking tussen deze kernpartners komt tot uiting middels deze procesketen (zie Hoofdstuk 6) met één meldroute, een samenhangend geheel van (op elkaar aansluitende) werkprocedures (zie bijlagen), een gezamenlijke opzet voor deskundigheidsbevordering (Hoofdstuk 5) en de inrichting van het casusoverleg Eergelateerd Geweld (Hoofdstuk 3). Dit alles met inachtneming van de geldende privacyafspraken (Hoofdstuk 4).
3.1 Inrichting van het casusoverleg Eergerelateerd Geweld Zoals eerder aangegeven is het van groot belang dat organisaties samenwerken bij het bepalen van de risico’s op geweldsescalatie en bij het vaststellen van de kansrijke interventiestrategieën om het gevaar van escalatie te beperken. Om deze samenwerking concreet gestalte te kunnen geven is het noodzakelijk dat er een casusoverleg wordt ingericht.
Het casusoverleg eergerelateerd geweld (casusoverleg EGG) bestaat uit deelnemers die gezamenlijk de benodigde expertise hebben voor de analyse en interventie van eergerelateerd geweld casuïstieken. Het casusoverleg EGG voert de centrale regie op de aanpak van individuele casuïstiek in beide
17
veiligheidshuizen. Het casusoverleg als ‘team’ van deskundige medewerkers van verschillende instellingen zorgt ervoor dat alle processtappen van signalering/melding tot en met evaluatie op adequate wijze worden uitgevoerd.
Het casusoverleg Eergerelateerd Geweld bestaat uit de volgende vaste ketenpartners:
OM1
Bureau documentatie van het Veiligheidshuis
Steunpunt Huiselijk Geweld
Politie
Gemeente(n): ketenregisseur relationeel geweld (voorzitter)
Op afroep zijn de overige ketenpartners beschikbaar :
Bureau Jeugdzorg: ten behoeve van de zorg voor minderjarigen, realiseren van veilige opvang voor minderjarigen
Neos: voor het realiseren van veilige opvang van meerderjarige slachtoffers en hun kinderen
Ten aanzien van een casusoverleg wordt vooralsnog niet gekozen voor een vast casusoverleg. Wanneer op basis van een actuele casus het noodzakelijk is een casusoverleg te organiseren zal er vanuit de coördinator van het SHG Helmond-Peelland (Veiligheidshuis Peelland ) en de ketenregisseur relationeel geweld (Veiligheidshuis regio Eindhoven) hierin het initiatief worden genomen. Het casusoverleg komt bij elkaar voor bespreking van
1
OM= Nemen niet fysiek deel aan het overleg. Zij worden in het begin van de aanpak van een casus van eergerlateerd geweld door de basiseenheid van de Politie Zuid oost geïnformeerd.
18
nieuwe aanmeldingen. Mogelijk wordt dit in de toekomst uitgebreid met het monitoren van lopende zaken.
De ketenpartners van het casusoverleg hebben kennis, kunde en mandaat. Onder kennis en kunde wordt verstaan dat de afgevaardigde van de genoemde instantie die aan het casusoverleg deelneemt kennis en expertise heeft op het gebied van eergerelateerd geweld en in staat is om de eigen organisatie hierin te vertegenwoordigen. Onder mandaat wordt verstaan dat de afgevaardigde van de genoemde instantie die aan het casusoverleg deelneemt van zijn/haar organisatie de bevoegdheid krijgt om noodzakelijke activiteiten uit te voeren om de zaak tot een goed einde te brengen.
19
4. Uitwisselen van informatie
Voor de uitwisseling van informatie over een cliënt tussen instanties dienen wettelijke regels in acht te worden gehouden. De Wet Bescherming Persoonsgegevens vormt hiervoor de basis. Op grond van deze wet dient de gegevensverwerking binnen een samenwerkingsverband in overeenstemming te zijn met de wet en zorgvuldig te zijn ingericht. Daarnaast heeft de politie ook te maken met de Wet Politie Gegevens. Dit besluit waarborgt de gronden waarop gegevens uitgewisseld mogen worden. Gegevensuitwisseling tussen verschillende organisaties is ingevolge de privacyregelgeving toegestaan wanneer: -
dit noodzakelijk is om een gezamenlijk doel te bereiken;
-
iedere partner beschikt over een rechtmatige grondslag in de op hem van toepassing zijnde privacyregelgeving om aan een andere organisatie gegevens te mogen verstrekken in het kader van dit gezamenlijke doel;
-
alleen die gegevens worden verstrekt die noodzakelijk zijn om het doel te bereiken
Ten behoeve van de samenwerking in het Veiligheidshuis regio Peelland en Eindhoven zijn bovenstaande eisen vertaald in een regeling
2
. Hoewel
eergerelateerd geweld qua motief wel te onderscheiden is van huiselijk geweld valt het toch onder de brede definitie van huiselijk geweld. Daarmee gelden de afspraken over informatie-uitwisseling van huiselijk geweld dus ook voor casuïstiekbesprekingen van eergerelateerd geweld.
2
Privacyregelingen. Veiligheidshuis regio Peelland en regio Eindhoven. ( is nagenoeg gereed 2012)
20
Naar verwachting treedt in januari 2013 de Wet Meldcode huiselijk geweld en kindermishandeling in werking. De Wet verplicht organisaties binnen verschillende sectoren om over een eigen meldcode huiselijk geweld en kindermishandeling te beschikken. Hieronder valt ook eergerelateerd geweld.
Voor een effectieve aanpak van eergerelateerd geweld is delen van informatie tussen betrokken instanties essentieel. Anderzijds bestaat er bij eergerelateerd geweld een reëel gevaar dat de informatie bij verkeerde personen terecht kan komen (uitlekgevaar) met alle desastreuze gevolgen van dien. Elke organisatie dient er daarom voor te zorgen dat de informatie over betreffende cliënt afgeschermd kan worden voor andere gebruikers van het registratiesysteem. Toegang tot de informatie van het casusoverleg eergerelateerd geweld in het ketenregistratiesysteem wordt om deze reden ook afgeschermd.
21
5. Deskundigheidsbevordering
Cruciaal voor een succesvolle aanpak van eergerelateerd geweld is de betrokkenheid van professionals die deskundig zijn op dit terrein. Gebrek aan kennis en expertise kan leiden tot niet-onderkenning van signalen, een verkeerde risico-inschatting en interventies die een averechts effect kunnen hebben.
Eergerelateerd geweld wordt vaak beschouwd in het licht van schending van vrouwenrechten. Gevolg van deze benadering is dat er bij de risicoanalyse en interventie soms uitgegaan wordt van een verkeerde inschatting van het probleem (slachtoffers zijn altijd vrouwen; dreiging komt vanuit de mannelijke leden van het gezin) en een stigmatisering van de familieleden/betrokkenen die de (vermeende) eerschending als probleem zien. Dit perspectief is bij de interventie rondom eergerelateerde casuïstiek problematisch: een verkeerde inschatting van het probleem leidt tot een verkeerde risico-inschatting en verkeerd handelen.
Van belang is dus: -een goede risico-screening die uitgaat van het feit dat (dreigende) eerschending een serieus probleem vormt voor betrokkenen omdat hun eer in het geding is. - inzet van interventies met respect en begrip voor álle betrokkenen. Dit betekent dat er wel degelijk normstellend dient te worden opgetreden (geweld wordt niet geaccepteerd)
22
Voor de aanpak van eergerelateerd geweld is het van belang om expertise te bundelen en deze leidend te laten zijn in het besluiten over de te nemen maatregelen. In 2010 en 2011 is een aanzet gemaakt tot een gezamenlijke deskundigheidsbevordering vanuit de ketensamenwerking van het Veiligheidshuis. Vanuit de regio Peelland zal dit in 2012 vorm gaan
krijgen. Hierdoor leren de verschillende professionals elkaar kennen en zullen zij beter de juiste personen van andere instellingen weten te vinden. Bovendien vormt een gezamenlijke training een goede basis voor eenzelfde kijk op de materie en de mogelijkheden om hier vanuit de ketensamenwerking op te kunnen acteren.
Benadrukt dient te worden dat eergerelateerd geweld zeer complexe problematiek betreft. Het inschakelen van externe deskundigen (LEC, onafhankelijk deskundigen) blijft van groot belang bij complexe zaken.
23
6. Het ketenproces voor de aanpak eergerelateerd geweld regio Eindhoven
6.0 inleiding De operationele ketensamenwerking van de aanpak eergerelateerd geweld in regio peelland en Eindhoven bestaat uit zes processtappen: preventie, signalering, melding en acute opvang, risico-analyse, plan van aanpak, interventie en nazorg en evaluatie (zie schema 1).
Signalering, melding en acute opvang
preventie
RisicoAnalyse
Plan van aanpak
interventie
Nazorg en evaluatie
Schema 1
6.1 Preventie (zie ook bijlage 1) De preventieve inzet ter voorkoming van eerconflicten is, in de vorm van een projectstructuur, beschreven onder de noemer “Eindhoven aan de goede kant van de eer”3. Doelstelling is: voorkomen en (vroeg)signaleren van eergerelateerd geweld middels een duurzame samenwerking tussen gemeente, migrantengroepen en instanties. De aanpak bestaat met name uit programma’s gericht op het bespreekbaar maken van dit
3
Deze aanpak is alleen voor de stad Eindhoven uitgewerkt. Echter: veel van de betrokken partijen zijn regionaal georiënteerd, waardoor een deel van de migranten- en vluchtelingengemeenschappen uit de regio ook betrokken raakt.
24
taboeonderwerp, tot stand brengen van een mentaliteitsverandering en aanbieden van gedragsalternatieven.
6.2 Signalering/screening, melding en acute opvang (zie ook bijlage 2) Signalering Het is cruciaal dat dreigende eerproblematiek zo vroeg mogelijk wordt gesignaleerd en gemeld. Eerproblematiek kan in een aantal gevallen namelijk gemakkelijk en zeer snel escaleren. Bij een melding waarbij deze escalatie zich al aan het voltrekken is, is conflictoplossing bijzonder moeilijk. Bij vroegtijdige interventie kunnen er juist veel problemen voorkomen worden. Het herkennen van (dreigend) eergerelateerd geweld is een taak van de zelforganisaties voor migranten en vluchtelingen, maar ook voor alle maatschappelijke organisaties en justitiële ketenpartners. Het blijkt uit de Eindhovense praktijk dat met name bureau jeugdzorg, politie, steunpunt huiselijk geweld en de zorgadviesteams op scholen te maken krijgen met signalen van mogelijke eerproblematiek. Verwachting is dat er ook vanuit andere beroepsgroepen in grotere aantallen signalen verwacht kunnen worden indien er bekendheid wordt gegeven aan dit onderwerp en zij gehouden worden tot signalering en melding door toekomstige wetgeving (Wet Meldcode huiselijk geweld en kindermishandeling). Signalering is een verantwoordelijkheid van de eigen instantie. Ter ondersteuning van de signaleringsrol zijn er diverse instrumenten beschikbaar. (signalenkaart)
Screening Het Bureau Documentatie screent straf en het Steunpunt Huiselijk Geweld screenen alle huiselijk geweldmeldingen op mogelijke eerproblematiek. Medewerkers van bureau documentatie van beide veiligheidshuizen
25
verrichten een eerste screening van mogelijke zaken eergerelateerd geweld. Dit betekent dat het politieregistratiesysteem wordt uitgelezen op relevante “maatschappelijke klassen” zoals o.a. mishandeling, thuisgeweld, burenruzie (BVH) zodat mogelijke meldingen van eerproblematiek zichtbaar worden. Verder wordt er door de andere kernpartners4 screening verricht uit de eigen systemen. Alle relevante informatie t.b.v. het casusuoverleg wordt gebundeld in Gecos5.
Melding Signalen en vermoedens van eergerelateerd geweld dienen gemeld te worden bij het Steunpunt Huiselijk Geweld Eindhoven/de Kempen voor regio Eindhoven hrt Steunpunt huiselijk geweld Helomd/peelland voor de regio Helmond en de Peelland gemeenten. Steunpunten fungeren daarmee dus tevens als Steunpunt Eergerelateerd geweld. Het Steunpunt neemt telefonisch de melding op en registreert deze. Indien de melding een vraag om advies inhoudt brengen de Steunpunten dit advies uit aan de melder over hoe te handelen. Indien de melding een verzoek tot coördinatie van hulpverlening inhoudt, maken de Steunpunten afspraken met de melder over: -
Het aanleveren van aanvullende informatie
-
De betrokkenheid van de melder in het vervolgtraject
-
De wijze van terugkoppeling aan melder
-
Afspraken rondom privacy van cliënt(en)
Acute opvang Bij politie binnen komt zorgt politie voor veilige opvang. Hierbij worden risico’s ingeschaald/gebundeld. 4
Kernpartners zijn naast bureaudocumentatie en Steunpunt Huiselijk Geweld de Politie Brabant Zuid-Oost, en Gemeente.
5
Gecos: Generiek Casus Ondersteunen Systeem.
26
Acute opvang voor casusoverleg
6.3 Risico-analyse (zie ook bijlage 3) Uit onderzoek blijkt dat een goed inschattingsvermogen van de situatie en een goed gebruik van expertise in veel zaken doorslaggevend is voor het succes van interventies (aanwijzing PG’s). Het is dus van belang om een gedegen risicotaxatie uit te voeren waarbij men zich de vragen stelt of er sprake is van dreigend eergerelateerd geweld en hoe groot de dreiging is. De basis van een goede risicotaxatie is de beschikbaarheid over voldoende informatie over de aanleiding van de (vermeende) eerschending, over familieverhoudingen, zienswijzen van alle betrokkenen in het conflict en eerdere (gewelds)incidenten. Doorgaans blijken (potentiële) slachtoffers zelf heel goed in staat om aan te geven welk gevaar zij lopen (Lunnemann & Wijers 2010). Zij vormen dus een belangrijke informatiebron over de ernst van de dreiging. (Potentiële) slachtoffers kunnen echter ook redenen hebben om bepaalde informatie niet te delen of deze anders voor te stellen. Het gaat namelijk om een mogelijke eerschending waar zij zich schuldig aan hebben gemaakt, en daarom is het voor hen niet altijd makkelijk om hierover te praten of hebben zij een belang om de kwestie anders te belichten.
Na de intake en risicoscreening voor acuut gevaar verzamelt het Steunpunt Huiselijk Geweld aanvullende informatie met als doel om meer inzicht te krijgen ten aanzien van: 1. Het bepalen van de typologie ofwel culturele context (welk cultureel proces speelt er op de achtergrond: verloving/huwelijk, schaking, echtscheiding etc.) 2. Het bepalen van de specifieke context (hoe ziet de familie eruit?)
27
3. Het bepalen van het type wangedrag (zie categorieënschema Rob Ermers)
Het Steunpunt doet dit via gesprekken met het (potentiële) slachtoffer of overige betrokkenen. Het kan ook zijn dat er navraag dient te worden gedaan bij ketenpartners.
Nadat het Steunpunt relevante achtergrondinformatie heeft verzameld maakt zij een familieschema en legt zij de betreffende casus voor aan het bureau documentatie van het Veiligheidshuis regio Eindhoven en regio Peelland. Het bureau documentatie verzamelt aanvullende informatie uit politieregistratiesystemen en de gemeentelijke basisadministratie (GBA) en maakt een ketendossier aan in het ketenregistratiesysteem (Gecos). In het ketendossier is opgenomen: -
aanmeldinformatie casus EGG (alle relevante informatie van het SHG)
-
familieschema
-
(een verwijzing naar6) aanvullende informatie uit registratiesystemen politie, OM, gemeente (GBA)
Het bureau documentatie bepaalt in overleg met het Steunpunt Huiselijk Geweld of het casusoverleg Eergerelateerd Geweld ter bespreking van de melding tussentijds bij elkaar moet worden geroepen en verzoekt het SHG Helmond/Peelland en regio Eindhoven de ketenregisseur relationeel geweld dit overleg bijeen te roepen.
6
De aanvullende informatie van het casusoverleg wordt toegevoegd aan het ketendossier,
waarbij niet noodzakelijkerwijs feitelijk alle broninformatie wordt toegevoegd, maar waarbij er wel tenminste wordt verwezen naar de ketenpartner die over deze informatie beschikt.
28
Het casusoverleg geeft eventueel opdrachten voor aanvullend onderzoek en komt vervolgens, door middel van onderling overleg, tot een gemeenschappelijke analyse over de melding eergerelateerd geweld. Na bespreking van de hierboven genoemde punten 1 t/m 3 gaat het hierbij ook om de volgende zaken: 4. bepalen van de globale gevaarcategorie : interpretatie van de bovenstaande gegevens 5. reconstructie van het verleden 6. Scenario’s van de toekomst (zonder ingrijpen)
Indien er volgens de leden van het casusoverleg EGG behoefte is, legt de voorzitter van het casusoverleg de zaak voor aan het Landelijk Expertisecentrum eergerelateerd geweld (LEC). De voorzitter verzoekt het Bureau Documentatie hieraan uitvoering te geven. Waar nodig kunnen er andere deskundigen worden geraadpleegd. Bij strafbare gedragingen wordt het Openbaar Ministerie in kennis gesteld en betrokken bij de gemaakte en te maken afspraken. Bij levensbedreigende situaties wordt door bureau documentatie de contactfunctionaris van het Stelsel Bewaken en Beveiligen van de politie Brabant Zuid-Oost in kennis gesteld. Zij kunnen in samenspraak met het Openbaar Ministerie of de burgemeester van betrokken gemeente een dreigingsinschatting en –analyse opstellen waarna veiligheidsmaatregelen kunnen volgen. Alle bovenstaande punten (1t/m 6) worden vastgelegd in het ketenregistratiesysteem. Vanuit de netwerker/ buurtbrigadier van Politie vindt samen met de Steunpunten en het Bureau Documentatie (adviesfunctie) vinden de gesprekken plaats met de familie van het slachtoffer.
6.4 Plan van aanpak ( bijlage 1)
29
Na het verzamelen van informatie en het opstellen van de risicoanalyse bestaat de volgende stap uit het opstellen van handelingsvoorstellen en de bijbehorende risico-inschattingen. De leden van het casusoverleg, geadviseerd door het LEC of een andere deskundige, maken een keuze voor één van deze voorstellen en werken dit uit in een plan van aanpak. Het doel is dat er een voorstel wordt gekozen waardoor direct gevaar wordt voorkomen, afgewend of ervoor wordt gezorgd dat de cliënt of anderen niet langer in gevaar zijn en voor de lange termijn dat het geweld of de misstand zich niet meer voor zal doen en waarin de verhoudingen tussen betrokkenen zich zoveel mogelijk zal normaliseren (Ermers et al, 2010). Het proces van risicotaxatie en opstellen van handelingsvoorstellen wordt zoveel mogelijk in overleg met cliënt en ter toetsing bij overige betrokkenen (o.a. bij de personen van wie de eerdreiging uitgaat) doorlopen. Het gekozen plan van aanpak komt in ieder geval tot stand in samenspraak met cliënt aangezien dit plan over zijn/haar veiligheid gaat en het bovendien moet aansluiten op de behoeften en mogelijkheden van de cliënt (Lunnemann & Weijers, 2010). Per casus wordt een probleemeigenaar aangesteld die verantwoordelijk is voor het coördineren van de interventies. Deze probleemeigenaar is de persoon die de meeste betrokkenheid heeft bij de casus.
30
6.5 Interventie Onder de processtap “interventie” worden alle interventies op de korte en lange termijn verstaan die opgenomen zijn in het plan van aanpak. De uitvoering staat onder leiding van de probleemeigenaar. De uitvoering behelst naast interventies zoals bemiddeling, veilige opvang, hulpverlening en strafrechtelijke vervolging ook het regelen van praktische zaken die noodzakelijk zijn om een kwetsbaar slachtoffer minder kwetsbaar te maken of meer bescherming te kunnen bieden, zoals zelfstandige verblijfsvergunning, uitkering, scholing of schuldsanering. Ook gaat het om empowerment, het versterken van het sociale netwerk en het vergroten van de handelingsmogelijkheden bij onveilige situaties. Lunnemann en Wijers (2010) gaan hier uitgebreid op in bij hun bespreking van het beschermingsarrangement. Interventies gericht op de lange termijn hebben als doelstelling dat zij een duurzaam perspectief op een veilig leven moeten kunnen bieden. Gezien het feit dat eergerelateerd geweld een langslepend karakter kan hebben zijn deze lange termijn interventies van groot belang. Ten aanzien van de interventie “bemiddeling” ( tussen familie en het lid van de familie dat (potentieel) slachtoffer is of tussen families onderling) is het van belang dat dit hiervoor een geschikte bemiddelaar dient te worden aangewezen die met gezag maar ook met respect voor alle betrokkenen deze bemiddelingsgesprekken kan voeren. Vaak zal voor deze taak een politiefunctionaris geschikt blijken te zijn, maar het kan ook een familielid, betrokken kennis of een hulpverlener zijn. Bij het Landelijk Expertisecentrum Eergerelateerd Geweld hebben ze ook ervaring met bemiddeling. De probleemeigenaar van de casus geeft maandelijks, tijdens het casusoverleg, een terugkoppeling over de voortgang.
31
6.6 Nazorg en evaluatie Na de inzet van hierboven bedoelde interventies is het van belang dat er een goede vorm van nazorg is. Nazorg is van belang omdat eergerelateerd geweldzaken een zeer langdurig karakter kunnen hebben, ook als een interventie succesvol lijkt, kan deze door veranderde omstandigheden weer escaleren.
Soms kan passieve betrokkenheid van een officiële instantie al
een goede vorm van nazorg zijn: de familie(s) en gemeenschap weten dat er betrokkenheid is van een instantie en zullen minder snel een (dreigend) conflict laten escaleren (Lunnemann & Wijers, 2010).
Ten aanzien van de nazorg moet wel duidelijk zijn welke instantie er betrokken blijft. Dit wordt in het casusoverleg afgesproken. Hier worden er ook afspraken gemaakt over de periode van monitoring door het casusoverleg. Als afsluiting wordt de casus tijdens het casusoverleg geëvalueerd. Er wordt besproken of de cliënt zich goed geholpen heeft gevoeld; of de samenwerking goed verlopen is; of men de mening is toegedaan dat de interventies een de-escalerend effect hebben gehad en er worden eventuele verbetervoorstellen voor de ketenaanpak gedaan. De ketenregisseur neemt deze verbetervoorstellen mee ter bespreking tijdens de thematafel relationeel geweld.
32
Contactgegevens van betrokken instanties
Spoedeisende Zorg (Bureau Jeugdzorg) Het Team Spoedeisende Zorg (SEZ) van Bureau Jeugdzorg is via telefoonnummer 088 – 0 666 999 bereikbaar (24 u/ dag)
Steunpunt Huiselijk Geweld Bereikbaar via 0900-1262626 (24 u/ dag: buiten kantooruren voor acute zaken)
Politiekorps Brabant Zuid-Oost Bereikbaar via: 0900-8844 (24 u/dag: bij crisissituaties via tel 112).
Veiligheidshuis Eindhoven Veiligheidshuis regio Eindhoven is bereikbaar via: 040-238100 (tijdens kantooruren) Veiligheidshuis regio Peeland Veiligheidshuis regio Peelland is bereikbaar via: 0492-587987 (tijdens kantooruren)
Landelijk Expertisecentrum Eergerelateerd Geweld Bereikbaar via 070-4243376 of
[email protected]
Neos Bereikbaar via: 040-2950456. Voor aanmelding, plaatsing en verwijzing naar opvang.
33
SMO Helmond
In te vullen…..
34
Geraadpleegde literatuur
Lunnemann, K.D., Wijers, M. Eergeweld voorbij. Een nieuwe gemeentelijke aanpak van eergerelateerd geweld. Januari 2010: Verweij Jonker.
Ermers, R. , Goedee, J. Albrecht, M & de Jong, R. (2010). Werkboek Eergerelateerd Geweld. Den Haag: Boom Lemma.
Rotterdamse aanpak eergerelateerd geweld (2007). Rotterdam: GGD Rotterdam-Rijnmond.
College van Procureurs-Generaal (2008). Aanwijzing beveiliging van personen, objecten en diensten.
College van Procureurs-Generaal (2010). Aanwijzing huiselijk geweld en eergerelateerd geweld.
Janssen, J. (2008). Instroom en vroegherkenning van mogelijke eerzaken bij de politie. Een onderzoek naar casuistiek uit 2006. Deelrapport 1. Landelijk Expertisecentrum Eer Gerelateerd Geweld, Den Haag.
Factsheet Eergerelateerd geweld (2010). Movisie. H. Bakker
E.J. van der Torre, L. Schaap (2005) ernstig eergerelateerd geweld. Een casusonderzoek. COT: Den Haag
35
36