Kelkglas
met afbeelding van parende haan en hen
Glas: Engeland of de Nederlanden. Gravering: (Simon) Jacob Sang (ca. 1720 -1786), Amsterdam 1760. Historisch Museum Arnhem
Helder, kleurloos loodglas, radgravure met gepolijste details, H 19,8 cm, D 7,6 cm Gesigneerd en gedateerd, op bovenzijde voet: Jacob Sang, inv: et Fec: Amsterdam, 1760 Herkomst: veiling Christie’s Amsterdam, 15 mei 2007, lot nr. 100
Kelkglas
met afbeelding van de Surinaamse koffieplantage Kleinslust Glas: Engeland of de Nederlanden. Gravering: (Simon) Jacob Sang (ca. 1720-1786), Amsterdam 1764. Helder, kleurloos loodglas, radgravure met gepolijste details, H 23,6 cm, D 11 cm Gesigneerd en gedateerd, op bovenzijde voet: Jacob Sang, inv / et Fec / Amsterdam, 1764 Herkomst: veiling Christie’s Amsterdam, 15 mei 2007, lot nr. 59
Bokaal met deksel met afbeeldingen van de buitenplaats Meer en Berg Glas: Engeland of de Nederlanden. Gravering en slijpwerk: toegeschreven aan (Simon) Jacob Sang (ca.1720-1786), Amsterdam 1765-1770. Gemeentemuseum Den Haag
Helder, kleurloos loodglas, geslepen, radgravure met gepolijste details, H 35,1 cm, D 13,5 cm Herkomst: J.Polak Works of Art Amsterdam, 2008
Met steun van de Vereniging Rembrandt hebben het Historisch Museum Arnhem en het Gemeentemuseum Den Haag drie geraffineerd gegraveerde 18de-eeuwse glazen van nationaal belang aan hun collectie kunnen toevoegen. Het museum in Arnhem had al sinds zijn opening in 1920 een omvangrijke glascollectie dankzij het bruikleen van de familie De Vos van Steenwijk. Dit bruikleen vormde tot 2006 de ruggengraat van de middel grote verzameling.1 Door de beëindiging ervan ging een groot deel van de collectie verloren. Dankzij de steun van de Vereniging Rembrandt en het VSBfonds konden vier topglazen behouden worden. De twee door Jacob Sang gesigneerde glazen werden speciaal door de Vereniging Rembrandt ondersteund. De grote dekselbokaal die het Gemeentemuseum Den Haag aankocht met steun van het Jaap en Joanna van der Lee Boersfonds van de Vereniging Rembrandt, is aan dezelfde bekwame glasgraveur toege schreven. De indrukwekkende vormgeving van dit sprankelend geslepen glas, de interessante gravures en het feit dat de herkomst geheel bekend is, vormden belangrijke redenen de bokaal aan de veelzijdige glascollectie van het Gemeentemuseum toe te voegen. Detail kelkglas met afbeelding van de Surinaamse koffieplantage Kleinslust
.
Kelkglas met afbeelding van parende haan en hen. Onder detail voet.
(Simon) Ja cob Sang
Foto’s: Tom Haartsen
Sang is een van de belangrijkste Nederlandse glasgraveurs van de 18de eeuw.2 Als zoon van Andreas Friedrich Sang, een gerenommeerde glasgraveur en hofleverancier uit het Saksische Erfurt, heeft hij in Duitsland zijn opleiding gehad. Sang vestigde zich in 1748 in Amsterdam. Dankzij advertenties in de Amsterdamsche Courant en de uitgebreide signatuur op een glas uit de collectie van het Gemeentemuseum is bekend waar hij woonde en dat hij een Engelsche glaswinkel bezat. In de belangrijkste advertenties van 3 en 17 april 1753 noemt hij zich Saxische Konst-Glassnijder en beschrijft hij uitgebreid zijn werkzaam heden, zoals het snijden en slijpen op Engelse bokalen. Sangs vroegste glazen dateren uit 1752. Zijn productie moet zeer hoog zijn geweest want er zijn meer dan negentig gesigneerde glazen bewaard gebleven. Hij signeerde op verschillende manieren: ‘S.I. Sang’, ‘Jacob Sang’ of ‘Simon Iacob Sang’. Daarnaast worden veel glazen met graveringen die zeer sterk op zijn werk lijken in stijl, techniek en voorstelling aan hem toegeschreven. Sommige toeschrijvingen missen de finesse van Sang. Mogelijk heeft hij een werkplaats gehad waar meerdere graveurs werkten, die hun werk niet signeerden. Of trachtten andere glasgraveurs een graantje mee te pikken van Sangs succes door in zijn stijl te werken. Over dit onderwerp is nog weinig bekend en alleen al om die reden is het van het grootste belang zoveel mogelijk gesigneerde en ongesigneerde glazen in de stijl van Sang voor het nageslacht te traceren. Sang graveerde met een rad. Deze techniek, waarbij het glas met twee handen tegen de rand van een roterend koperen schijfje wordt gehouden, kwam in de tweede helft van de 17de eeuw in de Nederlanden op en beleefde een hoogtepunt in de 18de eeuw. Typerend voor de stijl van Sang is zijn oog voor detail. Delen of details die in werkelijkheid zwart waren of glansden, zoals waterpartijen, scheepskanonnen, negerslaven en ramen polijstte hij. Op de kleding van de veelal wat stijf weergegeven
22
v e r e n i g i n g r e mb r a n d t v o o r j a a r 2 0 0 9
Kelkglas met afbeelding van de Surinaamse koffieplantage Kleinslust
.
Onder detail voet.
figuurtjes zijn bijvoorbeeld knopen en parelsnoeren gepolijst. Bij allegorische figuren in antieke gewaden – zoals op de grote bokaal – zijn onderliggende lichaamsvormen geaccentueerd. De ogen duidde hij altijd aan met een gepolijste stip. Voor de teksten gebruikte Sang Romeinse kapitalen waarbij hij op de I een punt zette en op de U een accent. De letter IJ graveerde hij als een Y met twee puntjes erop. Slijpwer k
Tot nu toe heeft het slijpwerk van 18de-eeuwse glazen minder in de belangstelling gestaan. Het voor Nederlandse begrippen zeer uitbundige slijpwerk van de grote bokaal van het Gemeentemuseum wordt ook toegeschreven aan Sang, die immers in zijn advertenties vermeldt dat hij snijdt én slijpt. De techniek van het slijpen in facetten, holle en bolle vormen in Hochschnitt heeft hij ongetwijfeld in Duitsland geleerd. Er zijn drie grote door Sang gesigneerde bokalen bewaard gebleven met nagenoeg dezelfde geslepen voeten en balusterstammen. Andere bokalen met vergelijkbare stammen en voeten – een aantal nog in het bezit van de Waterschappen waaraan Sang gegraveerde glazen leverde – zijn aan hem toegeschreven.3 Waar deze bokalen hun deksel nog hebben behouden, zijn deze verwant. Toch is bij geen van deze bokalen het slijpwerk van het deksel dusdanig rijk uitgevoerd als op de Meer en Berg bokaal. Een sch al ks en een koloniaa l tafe r e e l
Op het door Arnhem aangekochte glas uit 1760 graveerde Sang een schalks tafereeltje van een parende haan en hen, onder de titel tout ce qui schatouille et mouille (alles wat prikkelt en opwindt).4 Glazen met deze voorstelling zijn in grote aantallen gemaakt met teksten als gratis, de liefhebberij, Par plaisirs (voor de lol) en utinam sic semper (moge het altijd zo zijn). Werd er uit de glazen gedronken, dan wenste men elkaar of een bruidspaar een gelukkig liefdesleven toe. De hoenderen verzinnebeelden
23
v e r e n i g i n g r e mb r a n d t v o o r j a a r 2 0 0 9
Bokaal met deksel met afbeeldingen van de buitenplaats Meer en Berg
de vruchtbaarheid en de hoop op een talrijk nakomelingschap. Daarop duiden mogelijk ook de afgebeelde wijnrank met druiventros en tak met bloemetjes en ronde vruchtjes. Het aangekochte exemplaar van Sang onderscheidt zich van andere glazen met parende hoenders door de afwijkende spreuk. Het tweede door Sang gesigneerde glas uit 1764 is gegraveerd met een uitgebreide voorstelling van de Surinaamse koffieplantage Kleinslust, gelegen aan de Tapioera kreek, een zijkreek van de Matapica.5 De plantage bestaat uit velden met rechte rijen koffiestruiken en slaven die koffiebonen plukken. Op de kelk is een eenvoudige planterswoning zichtbaar met verschillende deels open loodsen, waar de oogst werd gedroogd. Kleinslust werd tussen 1753 en 1754 aangelegd. De eerste eigenaar was J. Klein jr., vermoedelijk de zoon van de al sinds 1730 in dit deel van Suriname werkzame dominee Jan Klein. In 1770 werd de plantage na het overlijden van J. Klein jr. eigendom van diens weduwe en J.J. Bossé. In 1758 was een derde van het areaal beplant met 60.000 koffiestruiken en werkten er 48 slaven, in 1770 68. Vanaf 1790 werd er naast koffie ook katoen verbouwd. De afbeelding toont de overzeese nijverheid die rijkdom en welvaart bracht. Koffie was als genotsmiddel en handelsgewas sterk in opkomst en in de aanplant werden door Nederlanders vele miljoenen geïnvesteerd. Het glas met de plantage is voor de stadsgeschiedenis van Arnhem van bijzondere betekenis omdat in de 18de en 19de eeuw veel planters uit de Oost en West zich in Arnhem en omstreken vestigden. De graveurs aanschouwden de overzeese wingewesten natuurlijk niet in het echt en moesten meestal afgaan op hun fantasie, beschrijvingen of prenten. D e buiten plaat s van een verz a m e l a a r
Op de kelk van de grote dekselbokaal zijn twee voorstellingen gegraveerd van de buitenplaats Meer en Berg bij Heemstede, waartussen twee allegorische vrouwenfiguren: Vriendschap met de tekst In signum Amicitia en Dank baarheid met de tekst Et Gratitudinis. De beroemde buitenplaats in het Kennemerland lag ingeklemd tussen de duinen en de Haarlemmermeer. Van 1749 tot 1791 was de plaats eigendom van Aernout van Lennep (17181791), een vermogend doopsgezind koopman uit Amsterdam. In zijn woonhuis Herengracht 476 bewaarde hij een grote kunstverzameling van schilderijen, prenten en tekeningen, die in 1792 werd geveild. Aernout van Lennep erfde Meer en Berg in 1749 van zijn moeder Petronella de Neufville (1688-1749), die het buiten in 1732 had overgenomen van haar failliet verklaarde zwager. Huis en tuinen waren door haar en haar vader David de Neufville (1658-1729) gebouwd en aangelegd.
24
v e r e n i g i n g r e mb r a n d t v o o r j a a r 2 0 0 9
Gravures van de buitenplaats Meer en Berg op de bokaal met deksel.
De twee gravures op het glas laten unieke details zien van de rond 1730/1732 door Daniël Marot (ca. 16621752) ontworpen tuin, die rijkelijk gestoffeerd was met beeldengroepen van Jan van Logteren.6 Zo toont de gravure met ‘Berg’ een grote waterpartij met een Neptunus beeldengroep, gelegen aan de voet van twee, als een getrapte piramide gevormde duinen (de ‘bergen’, belangrijke uitkijkposten in een tuin). Op de bergen staan twee ‘Turkse’ tenten, weinig afgebeelde maar populaire tuinelementen. Op de andere gravure met ‘Meer en’ is een gezicht richting de Haarlem mermeer gekozen, toen nog een woeste watervlakte die pas in de 19de eeuw is drooggelegd. Te zien zijn het nog bestaande toegangshek tussen de twee bouwhuizen aan de Glipperdreef, twee berceaux (overdekte wandelgangen) met bloemperken en twee hoge pagodeachtige torens, waarachter spelevarende bootjes op de plas. Op de ont-
Noten: 1 K. Duysters, Facetten van glas – De glascollectie van het Historisch Museum Arnhem, Arnhem 2002 2 Catalogi van Sangs glazen: F.G.A.M. Smit, A concise catalogue of eighteenthcentury wine-glasses Wheel-engraved and signed by Jacob Sang, Peterborough (ongepubliceerd manuscript) 1992; A. Laméris, Pur Sang. Een onderzoek naar de kenmerken van de stijl van Jacob Sang aan de hand van zijn gesigneerde glazen, Amsterdam (ongepubliceerde doctoraalscriptie Universiteit van Amsterdam) 1994. Zie verder A. Laméris, ‘Jacob Sang, glasgraveur’, in: Vormen uit Vuur,
25
157 (1996) 1, pp. 2-12, en A. Laméris, ‘De Amsterdamse glasgraveur Jacob Sang’, in: H. Vreeken e.a. Glas in het Amsterdams Historisch Museum en Museum Willet-Holthuysen, Zwolle 1998, pp. 52-61. 3 Smit 1992 (zie noot 2), nrs. 1768.1, 1776.1; Laméris 1994 (zie noot 2), nr. 1766.2; P.C. Ritsema van Eck, Glass in the Rijksmuseum, II, Zwolle/Amsterdam 1995, nrs. 215, 221; Vreeken 1998 (zie noot 2), nrs. 235, 239, 241; C.J.L. Siefers-van Lijf, De glazen van de dijkgraaf, Nijmegen (ongepubliceerde masterscriptie Radboud Universiteit Nijmegen) 2007, nrs. 25, 30.
v e r e n i g i n g r e mb r a n d t v o o r j a a r 2 0 0 9
4 Duysters 2002 (noot 1), pp. 137, 143, cat. nr. 115, p. 160. 5 Idem, pp. 189, 197, cat. nr. 150. 6 Zie over de familie, de buitenplaats en het beeldhouwwerk: H.S. van Lennep, Genealogie van de Familie Van Lennep, Den Haag 2007, pp. 59-67; C. Bertram, Noord-Hollands Arcadia. Ruim 400 Noord-Hollandse buitenplaatsen in tekeningen, prenten en kaarten uit de provinciale Atlas Noord-Holland, Alphen a/d Rijn 2005, pp. 185-187; P.M. Fischer, Ignatius en Jan van Logteren. Beeldhouwers en stuckunstenaars in het Amsterdam van de 18de eeuw, Alphen a/d Rijn 2005, pp. 282-283.
werptekening van Marot is de aanleg van dit stukje tuin, gelegen tussen de weg en het water, niet weergegeven. Maar het is zeer goed mogelijk dat de tuinaanleg ten tijde van Aernout van Lennep naar de Meer is uitgebreid. Hier immers speelde zich een aantrekkelijk deel van het buitenleven af en de meeste gasten van de buitenplaats arriveerden ongetwijfeld per boot. Intrigerend zijn hierbij de twee hoge constructies: mogelijk dienden zij als vuurbakens aan de plas, zodat het duidelijk was waar zich de toegang tot Meer en Berg bevond. De gesigneerde en aan Sang toegeschreven geslepen bokalen dateren uit de jaren 1765-1776. De Meer en Berg bokaal zal ook in deze periode gedateerd moeten worden. De vraag is wie het pronkstuk heeft besteld: Van Lennep zelf, immers een belangrijk kunstverzamelaar, of vrienden en familieleden, bijvoorbeeld in 1768 naar aanleiding van zijn vijftigste verjaardag? Het pronkstuk vererfde na zijn dood binnen de familie op Jhr Hendrik Jan Deutz van Lennep (1866-1934). Toen Deutz van Lennep in 1931 in financiële moeilijkheden verkeerde is de bokaal met een aantal beelden van Jan van Logteren aangekocht door kunsthandel Jacques Goudstikker N.V. Op de veiling van de glascollectie van Goudstikker bij het Amsterdamse veilinghuis Frederik Muller & Cie in november 1950 verwierf Jaap Polak Sr de bokaal s Kristin Duysters, conservator oude kunstnijverheid Historisch Museum Arnhem
Kunstvragen Nollie van Berge (62) Notaris te Amsterdam, bestuurslid van de Vereniging Rembrandt sinds 2000
Wat is uw eerste kennismaking met kunst? ‘Bij onze groot ouders hingen boven het buffet in de eetkamer twee oude familieportretten. Ik herinner me dat ik als kind van een jaar of zeven, acht vond dat ze zo knap waren geschilderd.’ Herinnert u zich nog uw eerste kunstreproductie? ‘Het gekke is dat ik me niet voor de geest kan halen die ooit te hebben gehad. Ik had wel affiches, maar kunstreproducties? Misschien mocht het wel niet van mijn moeder. Voor mijn tiende verjaardag kreeg ik wel een etsje van G.J. Hofker (1864-1945), toch ook een soort reproductie, of althans een afdruk van een oplage.’ Wat is uw eerste kunstaankoop? ‘Op een kleine kunstbeurs in Gouda heb ik – toen ik 18 was – een antiek Drents broodkastje gekocht. Een prachtig eenvoudig houten kastje met facetdeurtjes dat vroeger in Drentse stulpjes aan de wand hing zodat het brood niet vochtig werd. Ik heb het nog steeds.’ Naar welk museum gaat u graag terug? ‘Sinds de opening in 1994 kom ik graag terug in Museum Beelden aan Zee in Scheveningen, onder andere vanwege het prachtige licht dat alle ruimte krijgt in de creatie van architect Wim Quist.’ Welke aankoop voor welk museum zou u graag willen steunen? ‘Ik hou veel van sieraden, evenals mijn jongste zusje. Zij heeft onder andere bij het Rijksmuseum gewerkt op de afdeling kunstnijverheid. Toen ik met haar in een museum in Lissabon een kam van René Lalique (1860-1945) zag, zei ik tegen haar: “Die zou niet misstaan in het Rijksmuseum.”’ Wat zou u graag uit uw eigen verzameling aan een museum willen schenken, om iedereen van mee te kunnen laten genieten. ‘Ik heb kleding van diverse Nederlandse modeontwerpers die me al eens hebben gezegd dat als ik ooit iets weg zou willen doen, bijvoorbeeld eens aan het Gemeentemuseum Den Haag zou kunnen denken.’
26
v e r e n i g i n g r e mb r a n d t v o o r j a a r 2 0 0 9
In april 2008 leek het Zeeuws Museum afscheid te moeten nemen van het voor het museum iconische Gebed voor de maaltijd, in 1907 geschilderd door Jan Toorop. De Adviescommissie Restitutieverzoeken Cultuurgoederen en Tweede Oorlog – kortweg de restitutiecommissie – oordeelde dat het museum het schilderij terug diende te geven aan de erven van de joodse familie Flersheim, die het in de oorlogsjaren onrechtmatig was afgenomen. Hiermee kwam een eind aan een bijna tien jaar lang durende onderhandeling tussen het museum en de erfgenamen. Dankzij welwillende erven, de genereuze steun van de Vereniging Rembrandt, het Fonds Leppink-Postuma, de Mondriaan Stichting, de Provincie Zeeland en particuliere schenkers kreeg het verhaal echter een staartje. In november werd het Zeeuws Museum opnieuw en voorgoed eigenaar van het nu ‘gezuiverde’ schilderij. Toor op in Domburg
Jan Toorop is een van de belangrijkste Nederlandse kunstenaars rond 1900. Hij genoot bij leven al grote internationale bekendheid en werd regelmatig uitgenodigd voor exposities in steden als Wenen en Parijs. Tussen 1903 en 1922 bracht hij zijn zomers door in Domburg. Hier raakte hij bevriend met de familie Louwerse die in 1907 voor het Gebed voor de maaltijd poseerde. De in 1905 tot het katholicisme bekeerde Toorop was gefascineerd door de (hoofdzakelijk protestantse) vroomheid van de Zeeuwen. Hij stelt die vroomheid hier voor als een intense gloed die de familieleden tijdens het sobere avondgebed omringt. De gloed, die in honderden stippen van het doek spettert, geeft de indruk dat het schilderij zelf licht uitstraalt. Het schilderij behoort tot de zogeheten luministische werken van Toorop, waarmee wordt bedoeld dat de schilderwijze zich kenmerkt door het gebruik van fel gekleurde korte verfstreken en -stippen om krachtige lichteffecten te kunnen weergeven. Toorops Zeeuwse zomers hebben veel schilderijen opgeleverd, vooral landschappen. Gebed voor de maaltijd is een van de weinige uitgesproken religieus getinte onderwerpen, die hij meer voor zijn tekenwerk reserveerde. Het is tevens Toorops enige ‘Domburgse’ schilderij dat in een openbare instelling in Zeeland te zien is.