KATBLAD 85 JUNI 2003
Inhoudsopgave Redactioneel In memoriam Gerard Hubers Moduleverslagen Taalwetenschap Moduleverslagen Nederlandse Gebarentaal Reisverslag Jeanette van der Stelt Scriptiesamenvatting (2002) Wijziging regeling ACLC-lezingen-bijwonen Stages Stagereglement faculteit Stages in de praktijk: Londen en Amsterdam Een jaar in Spanje studeren Scriptiefestival en programma Lijst medewerkers + telefoonnummers
pagina 2 3 4 11 16 17 18 19 19 21 23 24 26
Redactioneel Dit is het 85e nummer van het KATblad, het Instituutsblad voor studenten en docenten Taalwetenschap (inclusief Fonetiek en Alfa-informatica) en Nederlandse Gebarentaal aan de Universiteit van Amsterdam. Katblad betekent: Kommunikator of Krant, van Algemene Taalwetenschap. Vroeger heette het SATblad, met de S. van Studierichting en A. en T. van Algemene Taalwetenschap. Studierichting is inmiddels vervangen via zeven andere benamingen door Opleiding en Algemene Taalwetenschap is vervangen door Taalwetenschap, waartoe dus ook Fonetiek en Alfa-Informatica zijn gaan behoren. Door de voortdurende wijzigingen in de organisatie van onze faculteit blijft het Katblad dus maar het Katblad heten. In dit nummer de gebruikelijke moduleverslagen, sommige nog uit de oude major/minorfase, andere uit de Bachelor of Masterstudies die in september 2002 zijn begonnen. In tegenstelling tot wat tegenwoordig gangbaar lijkt, is het Katblad nog in het Nederlands gesteld (op een enkele evaluatie van een Engelstalige Mastermodule na). Over het taalgebruik in de moduleverslagen nog verder een tip (of kat) van de redactie: ‘lessen’ = colleges; ‘klas’= groep, module of medestudenten; ‘lokaal’= collegezaal; ‘huiswerk’ = opdrachten; ‘docent’= juf of meester. In dit Katblad staat voorts de laatste regeling omtrent het verplicht volgen van ACLClezingen in de aansluitmaster Linguistics, en wordt aandacht besteed aan het doen van stages. Daartoe is het facultaire reglement hieromtrent afgedrukt dat vervolgens verluchtigd wordt door twee verslagen uit de stage-praktijk zelf. Ook is er een verslag van een jaar studeren in Spanje opgenomen. Tot slot volgen het programma voor het scriptiefestival op 26 juni (wijzigingen voorbehouden) en een lijst met telefoonnummers en spreekuren van de medewerkersters (eveneens: spreekuren kunnen wijzigen). Maar voordat het leven, en dit Katblad, weer gewoon doorgaat, staan wij op de volgende bladzijde eerst stil bij het overlijden op 26 april jongstleden van onze oud-collega Gerard Hubers. Ingrid van Alphen (EindKat) Sies de Haan (Moduleverslagen) Jaques Arends (Corrector)
Universiteit van Amsterdam juni 2003 Katblad 85
2
IN MEMORIAM GERARD HUBERS (21 februari 1937 – 26 april 2003) Op donderdag 1 mei jongstleden zijn we met een aantal medewerkers van taalwetenschap en met zijn laatste afgestudeerde student Katrijn de Pijper naar de crematie van onze oudcollega en oud-docent Gerard Hubers geweest. Het was een indrukwekkende bijeenkomst waarop familie, vrienden en collega’s van Gerard met een soms hartverscheurende eerlijkheid hun herinneringen aan Gerard voor het voetlicht brachten. Voor Taalwetenschap sprak Pieter Muysken die in herinnering bracht dat Gerard één van de eerste en veelbelovendste studenten Taalwetenschap was en dus al spoedig kandidaatassistent werd. Eind jaren zestig werd Gerard zo ongeveer de eerste medewerker van de nieuwe studie Taalwetenschap. Zijn belangstellingsgebied ging uit naar de relatie tussen taal en maatschappij, de sociolinguïstiek. Op dit gebied heeft hij een pioniersrol in Nederland vervuld, zoals ook blijkt uit zijn bijdrage aan de populaire en succesvolle Aulapocket op dat terrein, Sociolinguïstiek, geschreven samen met Guus Meijer en René Appel. Binnen de sociolinguïstiek ging Gerards aandacht vooral uit naar de pragmatiek. Uren konden wij samen spreken over de betekenis van een woordje hier, een discourse marker daar, maar vooral ook over de theoretische implicaties van een en ander. Zijn grote kennis van zaken, zijn belezenheid en zijn voortdurende door-vragen over bepaalde verschijnselen maakten zulke bijeenkomsten heel bijzonder. Gerard was een enthousiasmerend docent, die vele generaties studenten aan zich verbonden heeft, aan wie hij de liefde voor de taalwetenschap heeft bijgebracht, aan wie hij zijn enorme eruditie en kennis van zaken overbracht. Gerard was ook de eerste die – voordat er ook maar een afdeling vrouwenstudies in de faculteit bestond – samen met studenten zich boog over de relatie tussen taal en sekse. Weinigen weten bijvoorbeeld dat op grond van een door hem begeleide onderzoeksgroep naar seksismen de Grote Van Dale is gekuist. Niet op platte seksistische termen, maar op een veel subtieler gebied, namelijk op onnodig stereotype voorbeeldzinnen in gewone lemmata. Het is kenmerkend voor Gerard geweest dat hij in al zijn bescheidenheid (of opluchting?) bij de intrede van een medewerkster taal en sekse, dit gebied aan de dames zelf heeft overgelaten. Jammer eigenlijk. Als docent stimuleerde Gerard zijn studenten om zelf na te denken en een eigen standpunt te bepalen. Zijn colleges kenmerkten zich door een voortdurende discussie, waarin overigens niet zelden stiltes vielen, stiltes die vanuit de pragmatische regels voor het Nederlands gemarkeerd waren, maar die dienden om de studenten te dwingen om nog dieper na te denken. Niet alle studenten konden daar mee omgaan, maar voor degenen die actief toegang zochten tot Gerards enorme kennis, is hij van groot belang geweest. Het is heel spijtig dat Gerard zijn grote boek, Naar een materialistische taalwetenschap nooit heeft afgerond. Velen hadden graag kennis genomen van een dergelijke integratie tussen politiek en wetenschappelijk denken. Voor hen die iets willen navoelen van de invloed van Gerard op vele generaties studenten en ook op collega’s is er gelukkig de bundel die hem bij zijn 25-jarig ambtsjubileum aan de Universiteit van Amsterdam is aangeboden: Waar komen de juiste ideeën vandaan? Degenen die kennis willen nemen van de afscheidswoorden van zijn jongste zus Maria en van een speciaal geschreven gedicht door zijn nichtje Sylvia Hubers, alsook van de woorden die Pieter Muysken bij zijn crematie sprak, verwijs ik naar het prikbord naast kamer 306, de kamer waarin Gerard zo veel jaren heeft gewerkt en gedacht, en waarin hij ook zo veel studenten als studieadviseur heeft geholpen. Ingrid van Alphen
3
STUDENTVERSLAGEN modules TAALWETENSCHAP Majormodule: Verdiepingsvak Verworven Taalstoornissen Docent: Ron Prins Studielast: 7 (oude) punten Periode: 3e trimester 2001/2002 Auteur: Anna de Graaf Het verdiepingvak Verworven Taalstoornissen van de major Taal- en spraakontwikkeling en –pathologie, heeft als doel een kennismaking met de belangrijkste klinische verschijnselen van en het verwerven van inzicht in de psycholinguïstische en neurolinguïstische theorievorming op het gebied van de verworven taalstoornissen. Deze kennismaking vindt plaats door middel van drie verschillende thema’s: afasie, taalstoornissen bij dementie en taalproblemen bij schizofrenie en het Gilles de la Tourette-syndroom. Tijdens de colleges (twee bijeenkomsten van twee uur per week) werden verschillende artikelen behandeld. De docent behandelde de artikelen kort en de studenten werd gevraagd om bij elk gelezen artikel enkele vragen te stellen. De literatuur vertoonde veel overlap, maar kon erg van elkaar verschillen. Sommige artikelen waren erg klinisch, andere erg theoretisch, een prettige afwisseling. Om een goed beeld bij de gelezen literatuur te krijgen werd er veelvuldig gebruik gemaakt van videomateriaal, iets dat door iedereen als een nuttige aanvulling werd ervaren. Elke student hield een referaat als oefening voor zelfonderzoek. De docent gaf een lijst met suggesties, maar de studenten werden aangemoedigd om vooral zelf op onderzoek te gaan. Dit keer eens geen strak tijdschema of strenge woordenlimiet op de hand-out. Een ontspannen praatje (of ‘beurt’) in plaats van een officieel, zenuwslopend referaat. De docent stimuleerde de studenten in de deelname aan de colleges. Omdat er weinig tijd beschikbaar was, werd de literatuur vaak kort en snel besproken. De studenten konden hierna hun vragen stellen en op deze manier zowel laten blijken dat ze het gelezen hadden, als antwoord krijgen op prangende vragen. De docent was erg behulpzaam en gaf een goed en helder overzicht van de literatuur. Zelf had hij vaak moeite met het vinden van een goede balans van een schoolse sfeer en het volledig loslaten van de studenten. Uiteindelijk werd het de zelfstandige beslissing van de studenten om het schoolser aan te pakken. De collegereeks werd afgesloten met een tentamen in de vorm van een nota. Het onderwerp van de nota werd door de student zelf gekozen en kon uiteen lopen van Categoriespecifieke stoornis voor kleur ten gevolge van hersenletsel tot De ziekte van Parkinson, zolang het maar verworven taalstoornissen betrof. De kritiek die door de studenten werd geuit betrof voornamelijk het krappe tijdschema voor de grote hoeveelheid onderwerpen. Dit geldt naar mijn mening echter voor bijna elk vak dat op de UvA gegeven wordt. Majormodule: Basisvak Verzamelen en verwerken van gegevens over taal en spraak Docent: Rob Schoonen Studielast: 3,5 (oude) punten Periode: 3e trimester 01/02 Auteur: Femke Meijer Doel van deze module was kennis te maken met de statistische methoden en technieken die bij taalkundig onderzoek gebruikt kunnen worden. In het nieuwe Ba-Ma systeem is de titel van de module, hier nog een mond vol, dan ook veranderd in ‘Methoden en technieken’. 4
De lessen bestonden uit twee uur theorieles en twee uur computerpracticum, om te leren werken met het statistische programma SPSS. Naast het lezen van de literatuur, een handboek SPSS en het boek ‘Research Design and Statistics for Applied Linguïstics’ waren er nog de huiswerkopdrachten die elke week gemaakt moesten worden. Al met al flink wat werk. De lessen werden goed gegeven, er was voldoende ruimte om vragen te stellen en alle opdrachten werden altijd besproken. Wel lag het tempo behoorlijk hoog, zodat het zaak was om je werk goed bij te houden. Over de computerpractica was ik zelf minder tevreden. De groep was nogal groot, en dan is het voor één docent ondoenlijk om alle vragen en problemen die rijzen adequaat te beantwoorden. Bovendien strookten de terminologie en afkortingen van SPSS niet altijd met die van het statistiekboek en de lessen, wat vaak tot verwarring en interpretatiemoeilijkheden leidde. Het tentamen bestond uit open vragen en telde voor 50%. De andere 50% van het cijfer kreeg je voor het verslag van een taalkundig mini-onderzoek dat je zelf moest bedenken en opzetten en waarin je de geleerde methoden en technieken moest toepassen. Deze combinatie van theorie en praktijk is uiteraard zeer nuttig. Dat geldt eigenlijk voor dit hele vak. Het is zeer nuttig, praktisch toepasbaar en het geleerde stelt je in staat zelf beter onderzoek te doen én bestaande onderzoeken beter en kritischer te interpreteren. Alleen wat betreft hoeveelheid werk en het belang van een grondige behandeling had dit vak wat mij betreft voor twee maal zoveel studiepunten- en tijd- mogen staan! Majormodule: Verdiepingsvak Generatieve Grammatica Periode: 3e trimester 2001-2002 Docenten: Hans den Besten, Hedde Zeijlstra Studielast: 7 (oude) punten Auteurs: Anne de la Croix, Machteld van Rijsingen Elke maandag- en woensdagochtend van 9 tot 11 (eigenlijk veel te vroeg om na te kunnen denken) kwamen we met een klein groepje bij elkaar in zaal 302 van het Bungehuis om ons te verdiepen in de edele kunsten der generatieve grammatica, de ene keer met Hans den Besten als docent, de andere keer met Hedde Zeijlstra. De groep is leuk, de docenten enthousiast en als je na een tijdje gewend bent aan het vroege tijdstip valt dat ook wel mee, maar de stof... Generatieve grammatica is geen gemakkelijk vak. Het boek dat we gebruiken, 'Introduction to Government and Binding Theory' van Liliane Haegeman, begint heel rustig, maar na drie hoofdstukken duikt Haegeman ineens diep in de stof en wordt het opletten geblazen. De opdrachten die we iedere week moeten maken, zijn ingewikkeld, maar zorgen er wel voor dat je je in het boek moet verdiepen en de stof beter gaat begrijpen. Ze zijn ook een goede voorbereiding op het take-home-tentamen dat we aan het einde van het trimester mee naar huis krijgen. Dat tentamen is een goede afspiegeling van de onderwerpen die we behandeld hebben (zoals bomen, binding, naamvalstheorie, transformaties, sporen, regering en logische vorm) maar was heel moeilijk om in je eentje te maken. Gelukkig werd je eindcijfer niet alleen bepaald door het tentamen, maar ook door de opdrachten. Als je iedere week je huiswerk gemaakt had, kreeg je al drie punten, de overige zeven waren met het tentamen te verdienen. Hedde en Hans leggen helder uit en doen erg hun best om inzicht te geven in de stof. Ze zijn ook altijd bereid tot het beantwoorden van vragen, niet alleen over GG maar ook over de taalwetenschap in het algemeen. Naast het boek hebben we ook een aantal artikelen gelezen om een wat bredere kijk op de generatieve grammatica te krijgen. Vanwege het vele leeswerk en de wekelijkse opdrachten kost Generatieve grammatica een hoop tijd, maar als je dan een moment van inzicht krijgt, geeft dat een hoop voldoening. Dit vak is, in tegenstelling tot sommige andere vakken, zeker de volle zeven punten waard die je er voor krijgt. 5
Bachelormodule: Basisvak Vorm Docent: Norval Smith Periode: 1e semester 02/03; 2e blok Studielast: 5 (ECT, nieuw!) Auteurs: Justine Linnebank en Marcel Giezen De De DEF
vogels vogel-s vogel-PL
hun hun 3.PL.POSS
benutten be-nutt-en VR-nut.PST-PL
alle all-e al-ATTR
mogelijkheden van moge-lijk-hed-en van mog-ADJR-NR-PL GEN
roofbouwgewoontes roof-bouw-gewoon-te-s roof-bouw-gewoon-NR-PL
Bovenstaand was één van de opdrachten in het proeftentamen en hiermee is de vraag of we iets van deze module geleerd hebben volgens ons al beantwoord (er moet overigens bij gezegd worden dat niet iedereen op deze interlineair morpheme translation was gekomen). Toch is bovenstaande allesbehalve representatief voor de module Vorm als geheel. De eerste les kreeg elke student(e) een exotische taal toegewezen, die voor hem of haar de basis vormde gedurende de rest van de module. Het geheel van veertien lessen (twee keer twee uur in de week) bestond grofweg uit drie onderwerpen (naast een inleiding), die elk uit drie onderdelen/colleges bestonden: een oriëntatiecollege, waarin een bepaald onderwerp werd geïntroduceerd door de docent aan de hand van door de studenten gelezen literatuur. Daarna was er een datacollege, waarin studenten dat onderwerp aan de hand van een opdracht op hun taal konden toepassen en dat in het college mochten (eigenlijk moesten) presenteren. Tenslotte volgde een verdiepingscollege, waarin de docent al die verschillende talen netjes op een rijtje zette en overeenkomsten en patronen aanwees. Elke student(e) dook dus regelmatig de bibliotheek in (wanneer die toegankelijk was) om de grammatica van zijn of haar taal te bestuderen en zoals soms bleek, te ontcijferen. De overige literatuur van deze module bestond uit een paar inleidende hoofdstukken uit een handboek voor het opstellen van een grammatica en uit eigen werk van de docent dat, eerlijk is eerlijk, een stuk leesbaarder was dan het genoemde handboek (mits je de fonts had gedownload, iets wat erg tegen bleek te vallen) en dat een goede inleiding bood in de belangrijkste onderwerpen van de module. De docent wist de colleges leuk in te vullen, gaf meer dan genoeg ruimte voor discussie en vragen en vergezelde ons in de pauze naar de kantine, waar we gezellig kletsten over opvoeding, rijbewijzen en de dure gevulde koeken. Dus, al met al een zeer gevarieerde en leuke module, waarin we goed hebben kunnen zien (en ondervinden) wat er allemaal mogelijk is in talen en hoeveel talen van elkaar kunnen verschillen (en op elkaar kunnen lijken). Met grote dank aan de docent.
6
Bachelormodule: Methoden en Technieken Docent: dr. Rob Schoonen Periode: 1e semester 02/03, periode 1 en 2 Studielast: 5 ECTS Auteurs: Kim Bakker en Joke Schuit Het boek van Brown (‘Understanding research in second language learning. A teacher’s guide to statistics and research design’) is goed te lezen.Vooral de tweede helft is erg wiskundig. Brown spreekt zichzelf helaas soms tegen, en geeft af en toe wel heel simpele voorbeelden. De indeling van het boek over het semester liep ook goed. De opdrachten waren ook duidelijk en erg nuttig omdat je jezelf zo goed kon testen of je het had begrepen. Ze dienden zeker als een goede voorbereiding op het tentamen. De docent legt duidelijk en vooral rustig uit. Het is natuurlijk een heel wiskundig vak, maar omdat er zo'n heldere uitleg is van zijn kant, valt het allemaal goed te begrijpen. Het is zeker niet zo dat als je een vraag stelt, dat je denkt van: wat een domme vraag! Hij neemt alle vragen serieus en hij neemt alle tijd.(oké, af en toe wel wat teveel dan!) En er was niet alleen ruimte voor vragen, maar ook voor anekdotes en een grapje. En ondanks dat de stof zich daar niet direct voor leende, was er ook discussie. De studenten waren vaak aanwezig en voorbereid. De actieve deelname was wat minder. Als er vragen werden gesteld, bleef het soms best lang stil. Dat onderving Rob door iemand aan te wijzen die de vraag moest beantwoorden en voor sommige haalde hij mensen voor het bord. Zo bespraken we samen alle opgaven. De module is nuttig. Zeker voor het lezen van wetenschappelijke artikelen Je leert de valkuilen die je als wetenschapper kunt tegenkomen en waar je niet in moet vallen.Maar er miste wel heel erg de aansluiting met andere modules. Dit is logisch, gezien het een module is vooral gericht op onderzoeksvaardigheden, en niet zozeer op taalwetenschap zelf. Aanrader: wiskunde A van de middelbare school. Dat geeft zeker voorsprong. Wat wel jammer was, was dat sommige studenten tegelijkertijd leerden hoe je een wetenschappelijk artikel moest lezen, en bij een ander vak een referaat moesten houden over zo’n artikel. Bachelormodule: BA module Vorm Docent: Norval Smith Studielast: 5 ECTS Periode: 1e semester 02/03, 2e blok Door: Elske Bolk en Sipkje van der Schaaf Bij dit vak staat de fonologie, morfologie en morfofonologie centraal. De module was opgebouwd uit series van 3 colleges: oriëntatiecollege, datacollege en verdiepingscollege. Voor het orientatiecollege moest er literatuur worden gelezen (Engels) die vervolgens werd behandeld. Ook werden er bijbehorende opdrachten besproken. Deze opdrachten moest je verplicht inleveren, wilde je het tentamen kunnen maken. Voor de opdrachten werd geen cijfer gegeven. Aan het begin van de module mocht iedereen een voor hem/haar vreemde taal uitzoeken. Voor het datacollege moeste je de besproken stof toepassen op je eigen taal. De taalspecifieke opdachten moesten in het datacollege gepresenteerd worden. In het verdiepingscollege werden de talen nog eens nader toegelicht. 7
Doordat je vooral geconcentreerd was op je eigen taal, was het lastig om uit alleen de presentaties ook iets op te steken over de andere talen. Daarnaast werd je aandacht voor deze talen ook nadelig beïnvloed, omdat de verschillende talen in het tentamen niet aan bod kwamen. Aan het eind van de module konden we een proeftentamen maken. Dit proeftentamen was een goede voorbereiding op het echte tentamen. Het tentamen op zich was niet een heel goede afspiegeling van de behandelde stof omdat de eigen talen niet aan de orde kwamen terwijl hier tijdens de colleges juist de nadruk op lag. Bachelormodule: Taalvariatie en –verandering Docent: J. Arends en M. van den Berg Periode: 1e semester 02/03 Studielast: 5 ECT Auteurs: Jet Berkhout en Joke Schuit Voor het vak taalvariatie en –verandering werkten wij voornamelijk met de volgende handboeken: Mesthrie e.a. (‘Introducing Sociolinguistics’, 2000) en Campbell (Historical Linguistics, 1998). Hoewel Mesthrie over het algemeen goed leesbaar was, vergde Campbell nogal wat concentratie. De lessen waren meestal opgebouwd uit een bespreking van het voorbereide hoofdstuk door de docent en vervolgens was er gelegenheid om vragen te stellen. Deze bespreking kwam soms echter neer op herhaling van het voorbereide, wat het niet altijd even boeiend maakte. Het feit dat er veel door de docent werd gesproken was ook niet erg bevorderlijk voor optimale aandacht. In de loop van het semester liepen de lessen vlotter en was er ook meer interactie. De AIO stak de loef af met een mooie PowerPoint-presentatie, die de docent waarschijnlijk in het vervolg ook wil gaan gebruiken. Alles bij elkaar een interessante module, en een goede inleiding op de sociolinguïstiek. Bachelormodule: Taal en Interactie Docente: Ingrid van Alphen Periode: Eerste semester 2002/2003 (blok 1 en 2) Studielast: 5 ECT Auteurs: Kim Bakker & Jet Berkhout Wij zijn van mening dat het een erg leuke, leerzame en ook vaak wel grappige, module was. De docent, Ingrid van Alphen, is een erg enthousiaste verteller en wist ook iedereen te motiveren. Er was zeer veel ruimte voor discussie en ook zijn er door de studenten weer nieuwe vragen opgekomen ( denk aan: het gebruik van "zeg maar"!) In de module wordt er gebruik gemaakt van opgenomen fragmenten. Iedere student neemt zelf een gesprek op waarin drie mensen de hoofdrol spelen, inclusief de student zelf. In feite borduur je hier de hele module op voort en ga je bepaalde pragmatische verschijnselen in je eigen fragment bestuderen. Bijvoorbeeld het gebruik van ellipsen, meta-acts, opvulwoordjes in een stilte, en interrupties. Ieder college wordt er aandacht geschonken aan een ander facet van de pragmatiek. Het doel is om te kijken wat voor invloed bepaalde uitingen hebben/kunnen hebben in een gesprek. De eindopdracht is een overall-analyse van je eigen fragment naar aanleiding van een vragenlijst van de docent. Het tentamen bestaat uit een onbekend fragment tussen vijf mensen (in ons geval) Dit was een leuke opdracht, maar erg omvangrijk. De module sluit, naar onze mening, aan bij de andere modules. Vooral bij de module Taalvariatie -en verandering. De hoeveelheid van de te bestuderen stof per week was aanzienlijk maar vormt een goede basis voor de eindopdracht en het tentamen. Vooral als je het goed bijhoudt, erg goed te doen. Het is een echte aanrader !!! 8
Bachelormodule: Taal- en Spraakontwikkeling Docente: B. vd Bogaerde Studielast: 3,5 punten Periode: 1e semester 02/03 Door: Elleke van Wijk Voor dit vak moesten we ‘Kindertaalverwerving, een handboek voor het Nederlands’, van Gillis en Schaerlaekens aanschaffen. Een dikke pil, waar ik in het begin een beetje van schrok. Toen ik er eenmaal in begon te lezen, viel het wel mee: het boek was duidelijk en overzichtelijk geschreven. Voor elke les moesten we een hoofdstuk lezen, die vervolgens tijdens de les behandeld werd. Dan was er volop mogelijkheid om vragen te stellen, maar meestal was alles wel duidelijk na de mooie powerpoint-presentaties die de docente in elkaar gezet had. Voor het eindcijfer moesten we drie opdrachten en een eindopdracht maken. De eerste opdracht die we kregen was erg vrij: we moesten een onderzoek doen op het gebied van taalverwerving. We moesten zelf proefpersonen vinden en een kort verslag maken over onze bevindingen. Vervolgens moesten we er een kleine presentatie over houden. De tweede opdracht was het houden van een referaat. Dat moest in tweetallen. We hadden maar tien minuten om vaak ingewikkelde artikelen te bespreken. Veel te kort naar onze mening en de docent zat altijd af te tellen, waardoor we ons opgejaagd voelden. Dit ging soms ten koste van de duidelijkheid. Dat was jammer. De derde opdracht was een fonologische opdracht. Het ging over de verwerving van fonemen. Wel grappig om te doen en niet al te moeilijk. De eindopdracht was redelijk pittig. We kregen 15 vragen mee naar huis die we moesten beantwoorden. Al met al was dit een interessant en leerzaam vak. Bachelormodule: Structuur B Docent: dr. D. Bakker Periode: 2e semester 2002/2003, blok 1 Studielast: 5 ECTS Auteurs: Kim Bakker en Joke Schuit Voor het vak Structuur werkten wij voornamelijk met artikelen. Het boek van Payne (‘Describing Morphosyntax’) werd ook gebruikt. Dat werd over het algemeen als niet goed leesbaar beschouwd. De opbouw van de module was duidelijk: eerst een oriëntatiecollege, waarin het onderdeel geïntroduceerd en toegelicht werd. Vervolgens een datacollege, waarin ieder aan de hand van een questionnaire zijn/haar taal moest gaan bekijken. Tot slot een verdiepingscollege waarin de verschillende talen werden vergeleken, met nog wat verdieping in de stof. Dit herhaalde zich vier keer, steeds een ander onderwerp. Het onderzoek in de grammatica van de taal was leuk en interessant. Het presenteren werd echter wat veel. Om steeds weer van een andere taal hetzelfde onderwerp te beluisteren is voor de luisteraar niet boeiend genoeg. We hebben dit al meegegeven aan de docent, en die zou bekijken hoe het anders kon. Zijn uitleg was steeds helder, en de presentatie goed. Veel ruimte voor vragen. Onzes inziens maakte Dik Bakker er ieder college weer wat leuks van zodat iedereen toch weer geboeid bleef. Kortom een leuke, vrolijke, docent met een leuk verhaal! 9
Bachelormodule Taalvariatie- en verandering 2e semester 02/03, blok 1/ 2 Docent: Jacques Arends Studielast: 5 ECTS Auteurs: Marcel Giezen en Kim Bakker In deze module werd gebruik gemaakt van twee studieboeken: “ Introducing Sociolinguistics” van Mesthrie en “ Historical Linguistics” van Campbell. In het begin van de module was het de vraag of de stof uit het boek niet te uitvoerig behandeld werd. Na enig overleg werd besloten iets minder uit het boek te bespreken aangezien het meeste wel goed uitgelegd werd in de boeken zelf. Dit scheelde een hoop ergernis aan beide kanten. Toen de module vorderde, kwamen er vanzelfsprekend meer onderdelen aan bod waar niet iedereen zo goed van op de hoogte was. Het boek van Campbell en de hoofdstukken over Pidgin- en Creooltalen waren met name erg interessant, aangezien dit laatste het specialisme is van Jacques Arends. Door de colleges heen werd er al vrij snel gewerkt met uitgeprinte Powerpoint-sheets en werd zonodig commentaar geleverd op het boek. Jammer was wel dat er af en toe een onrustige sfeer heerste onder een deel van de studenten, maar over het algemeen was het wel gezellig en was er op zijn tijd ook ruimte voor een leuke anekdote of een geintje. Een kritiekpunt is wel dat er misschien op voorhand meer met de studenten overlegd zou moeten worden over het tempo van de colleges. De ene groep pikt dingen nu eenmaal sneller op dan de andere groep. Ook was het college af en toe een beetje chaotisch, waardoor de aandacht misschien wat sneller afgeleid wordt dan anders. Samenvattend kan worden gezegd dat Taalvariatie- en Verandering een leuke, leerzame module is waar nog wel enige verbeterpuntjes zijn. Maar dit is zeker op te lossen door een betere onderlinge afstemming! Mastermodule: Language Contact Docent: Jacques Arends Periode: 1e semester 02/03, periode 1 en 2 Studielast: 10 ECT Auteurs: Suzanne Dikker en Eva van Lier Het doel van deze module was de studenten inzicht te geven in de basisprincipes van het onderzoeksgebied van taalcontact. Naar onze mening is dit doel bereikt: we hebben na het volgen van deze module het gevoel dat we een duidelijk beeld hebben van de verschillende uitgangspunten en benaderingswijzen, alsmede het soort onderzoeken dat binnen dit kader wordt uitgevoerd. De leerstof bestond in eerste instantie enkel uit een overzichtsboek, maar op verzoek van de studenten is dit door de docent aangevuld met artikelen over concreet onderzoek. Over zowel het boek als de uitgekozen artikelen zijn we zeer tevreden. Het boek vormt een goed kader waarbinnen de artikelen geplaatst kunnen worden. Sommige artikelen hadden betrekking op zeer recent onderzoek, terwijl andere “klassiekers” binnen het onderzoeksgebied vormden. Bovendien gaf de docent bij elk onderwerp veel extra referenties. Alle studenten moesten één van de gelezen artikelen presenteren aan de rest van de groep en een afsluitend paper schrijven over een zelf gekozen onderwerp. De docent heeft, zij het niet in eerste instantie, goed ingespeeld op de wensen en het niveau van de studenten (z.b.). Hij bood ruimschoots de gelegenheid tot het stellen van vragen en het aanvoeren van discussiepunten, waar hij diep en serieus op inging. Bij sommige onderwerpen 10
gaf hij historische achtergrondinformatie en/of taaldata, waardoor de stof extra aansprak. Over het geheel genomen maakte hij een enthousiaste indruk. De voorbereiding voor de presentaties door de studenten was zeer gedegen, en iedereen was bijna altijd aanwezig. De deelname aan de discussie was misschien niet altijd even actief, maar ook zeker niet minimaal. Eindoordeel. Een levendige en leerzame introductie tot een inspirerend vakgebied, zowel voor sociolinguïstisch als voor meer theoretisch geïnteresseerde studenten. Mastermodule: Optimality Theory docent: Norval Smith periode: 2e semester 02/03, blok 1 en 2 studielast: 10 ECT auteur: Robert Cloutier This course introduces Optimality Theory (OT) to students of theoretical linguistics. It is a good course for students who have had no or minimal exposure to this recent theory. The textbook is easy for a novice to read. Students also get a chance to see how OT has been applied to various sub areas of linguistics, including phonology, morphology, syntax, and semantics. After completing this course, students have the ability to read and, for the most part, to understand articles written from an OT framework. However, actually being able to apply the theory to a set of data is a little more problematic. It might have been useful to have exercises where the students have to figure out how to apply OT. Overall, though, this course is useful for getting an understanding of the basic principles of OT. STUDENTVERSLAGEN NEDERLANDSE GEBARENTAAL (NGT) 1111111111111/.1111111111111111111111111111 Majormodule: Taalvaardigheid 5 Nederlandse Gebarentaal Periode: 2e trimester 01/02; 7 oude studiepunten Docent: Johan Ros Door: Mirana Verzijde en Kristel de Jong September 2000 zijn we met een grote, enthousiaste groep studenten begonnen aan de modules Nederlandse Gebarentaal aan de UvA. Nu, vijf trimesters later, hebben we met z’n vijven de laatste module afgesloten. Aan het begin kwamen we niet verder dan standaardzinnetjes; nu zijn we in staat een echt gesprek in Nederlandse gebarentaal te voeren. Module 5 handelde voornamelijk over politiek, geloof en landen. Doel hierbij was het overbrengen van informatie en het vertellen van een logisch verhaal. Wij deden dit met behulp van krantenartikelen en informatie van het internet. Over het algemeen waren de colleges zeer interessant, leerzaam en gezellig. De docenten waren enthousiast en geduldig. Nadelig was wel dat het lesmateriaal niet in orde was. De werkboeken waren vaak te laat klaar. Bovendien waren de werkboeken en videobanden onvolledig en inconsequent. Desondanks kijken we met veel plezier terug op de vijf modules. Wij willen er allemaal in de toekomst mee doorgaan als hulpverlener, tolk of taalwetenschappelijk onderzoeker. Graag willen we Marijke Scheffener en Johan Ros hartelijk bedanken voor alle energie die ze in ons gestoken hebben!
11
Majormodule: Socio- en psycholinguïstische aspecten van gebarentalen Docent: Roland Pfau Studielast: 7 oude studiepunten Periode: 3e trimester (‘01/’02) Auteur: Daniëlla Bakker In dit gevarieerde vak komen de volgende onderdelen aan bod: Sociolinguïstiek, Taalverwerving, Transcriptie en psycho- en neurolinguïstiek. Zoals de naam van het vak reeds laat doorschemeren, alle op het gebied van gebarentalen. Roland Pfau gaf de meeste colleges. Verder waren er twee gastcolleges van Trude Schermer, de directrice van het Nederlandse Gebarencentrum, over standaardisatie van de Nederlandse Gebarentaal en taalvariatie in Nederland. Ook was er een college van Victoria Nyst over haar promotieonderzoek naar een geïsoleerde gebarentaal in Ghana. Verder zijn we op studiebezoek geweest naar de Gelderhorst, een bejaardenhuis voor dove en slechthorende mensen. Dit was echt heel leuk. We zijn in groepjes bij bewoners thuis geweest en hebben hen een interview afgenomen, dat we gezamenlijk hadden opgesteld. Door met de bewoners te praten/gebaren en door de informatie die we kregen in een praatje van de communicatiedeskundige, kregen we een goed beeld van de communicatievormen en de sfeer van de instelling. Daarnaast was er ook een studiebezoek georganiseerd door Anne Baker aan het Instituut voor Doven in Sint Michiels-Gestel. Daar kon ik helaas niet heen, maar van de andere studenten heb ik begrepen dat het heel interessant was. Er was in elk geval ook een bezoek gebracht aan één van de scholen van het instituut en ze mochten een kijkje nemen in de klassen. Voor elk college staan een aantal artikelen gepland die je van tevoren moet doornemen en deze worden in het college besproken. De colleges hebben een open sfeer en er wordt veel met elkaar gediscussieerd over de stof. Door het kleine aantal studenten (dit jaar 5), was dit ook goed te doen. Verder houdt elke student een referaat over een onderwerp naar keuze uit het programma. Roland had bij elk onderwerp reeds een artikel gezocht dat je kon gebruiken voor het referaat, maar je bent vrij daar zelfs iets aan toe te voegen of een ander artikel over hetzelfde onderwerp te bespreken. Als afsluiting van het vak schrijft iedere student een nota over een onderwerp naar keuze. Ikzelf vond deze module heel interessant, vooral ook door de grote verscheidenheid aan onderwerpen. Er komt heel veel interessants aan bod en juist omdat gebarentaal nog zo’n jong wetenschapsgebied is, zijn heel veel vragen nog onbeantwoord en dat maakt wel nieuwsgierig. Propedeusemodule: Inleiding Gebarentalen Docent e: Trude Schermer Studielast: 5 ECT’s Periode: 1e semester ‘02/’03 blok 1 en 2 Auteurs: Wietske Visser, Marlies Vink Het college Inleiding Gebarentalen doet zijn naam eer aan: in een semester leer je voor je gevoel álles over gebarentalen. Een greep van wat er aan de orde komt: Taalverwerving van dove kinderen, psycho- en neurolinguïstiche aspecten, de structuur van gebarentalen (fonologie, morfologie, zinsbouw), lexicon, taalvariatie, taalcontact en onderwijs. Daarnaast is er tijdens de colleges geen vraag te bedenken die niet gesteld kan worden. Een zeer brede module dus, waarin duidelijk wordt hoe bijzonder gebarentaal is, en de dovencultuur. Trude Schermer is een van de pioniers in Nederland op het gebied van gebarentaalonderzoek, en dat is te merken aan haar grote dosis kennis en enthousiasme over het onderwerp. Elk 12
college kregen we een power-pointpresentatie met bijbehorende hand out, handig en overzichtelijk. Toch weerhield dat de docent er niet van om uitgebreid uit te weiden over andere interessant onderwerpen die tijdens het college aan de orde kwamen. Door het enthousiasme van de docent waren de studenten automatisch ook erg betrokken en actief tijdens de colleges. De meeste mensen waren er bijna altijd. De groep bestond uit zo’n vijftien personen met uiteenlopende achtergronden. Er waren studenten van de bachelor NGT en keuzevakkers van allerlei verschillende studies. Die verscheidenheid vormde geen enkel probleem. Elke week moest er een artikel gelezen worden, dat vervolgens op het college werd besproken. Over het algemeen waren de artikelen niet al te lang, zo’n 20 pagina’s, en niet al te ingewikkeld. Tussendoor kregen we één huiswerkopdracht, die goed te doen was, en ter afsluiting ontvingen we per email een thuis te maken tentamen. Ook dit tentamen was makkelijk te maken. Alles bij elkaar kost het niet zo heel veel tijd, geen excuses dus om het vak niet te halen! Al met al kan gezegd worden dat deze module een typisch propedeusevak is: heel breed, niet erg moeilijk, heel erg interessant en daarbij ook nuttig. Je hebt echt het idee dat je iets geleerd hebt, vooral ook omdat er maar zo weinig mensen zijn die iets weten van gebarentaal. Met name ook door de leuke colleges is dit vak absoluut de moeite van het volgen waard! Bachelormodulen: Fonologie en Morfologie van Gebarentalen Lexicon en Syntaxis van Gebarentalen Docent : Roland Pfau Studielast: Beide vakken 5 ECT’s Periode: 1e semester ‘02/’03 Auteurs: Wietske Visser, Marlies Vink, Lianne van Dijken Naar aanleiding van (gebaren)taalkundige artikelen bestudeerden we diverse onderwerpen die betrekking hebben op de fonologie, morfologie, lexicon en syntaxis van gebarentalen in het algemeen, van tijd tot tijd toegespitst op een specifieke gebarentaal zoals de Amerikaanse, Duitse, Israëlische, Zweedse of Nederlandse Gebarentaal. Beide vakken zijn vrij globaal, bieden dus een breed overzicht van de aanwezige kennis van gebarentalen. De artikelen waren soms pittig, maar over het algemeen goed te doen. Ook de hoeveelheid stof was prima, er stonden per week zo’n 25 pagina’s aan taalkundige literatuur op het programma. Op de colleges werden de artikelen uitgebreid besproken. Elk college kregen we een overzichtelijke hand-out en een Powerpoint-presentatie op scherm. Het college viel uiteen in twee delen: een gedeelte met uitleg over de typologie van het betreffende onderwerp in gesproken talen, gevolgd door de uitleg m.b.t. gebarentalen. Er werd veel gediscussieerd en er was veel ruimte voor vragen; doordat de docent erg enthousiast is, werden de studenten automatisch ook enthousiast. Zo ontstond er dus een goede sfeer tijdens de colleges. Door de vergelijking tussen gesproken en gebarentaal komen er veel interessante en ook onverwachte aspecten van taal aan het licht. Elke week kwamen er wel een paar leuke scriptie-onderwerpen in ons hoofd op. Al met al waren de colleges dus een erg waardevolle aanvulling op de artikelen. Vragen die aan de orde kwamen in de colleges waren bijvoorbeeld voor F&M (Fonologie & Morfologie): Welke handvormen zijn betekenisonderscheidend en welke niet? Bij welke tweehandige gebaren kan er een hand weggelaten worden? Heeft een gebaar een syllabestructuur met onset, nucleus en coda? Kennen gebarentalen ook prosodie, zoals gesproken talen dat hebben d.m.v. intonatie en klemtoon? 13
En voor L&S (Lexicon & Syntaxis): Hoe wordt ontkenning aangegeven in gebarentalen en in hoeverre verschilt dit van gebarentaal tot gebarentaal? Metaforen in gebarentaal…kan dat? Hoe worden persoonlijke voornaamwoorden weergegeven in gebarentaal? Beide vakken hebben na afloop een schriftelijk tentamen en daarnaast nog een extra opdracht tijdens de collegeperiode. Voor Fonologie & Morfologie werden naast de artikelen twee opdrachten uitgereikt om thuis te maken, die je wat meer grip gaven op de stof. Voor Lexicon & Syntaxis hield iedere student een referaat met handout over een onderwerp dat haar interesseerde. Hierbij was de begeleiding van de docent ook goed. Is er dan geen enkel negatief punt te noemen? Nee, eigenlijk niet, hoewel mensen die graag de diepte induiken misschien iets minder aan hun trekken komen tijdens deze colleges. Wat ons betreft waren deze vakken leuk, interessant, nuttig en goed gebracht. Eindoordeel een 9! Bachelormodule: Taalverwerving Nederlandse gebarentaal 1, 2 en 3 Docente: Joni Oysterman Studielast: 10,5 studiepunten (15 ECTS) Periode: 1e semester 2002/2003, periode 1 en 2 Auteur: Marloes van der Zwaag. Het bijwonen van de colleges Taalverwerving Nederlandse Gebarentaal van Joni Oyserman is samen te vatten in een aantal kernwoorden: interessant, leerzaam, effectief, moeilijk, creatief, visueel, gezellig… Tijdens de eerste colleges is het moeilijk om alles, wat ‘verteld’ wordt, bij te benen. Vrijwel niemand heeft ervaring met een gebarentaal en vanaf begin is het de bedoeling niet te praten in de les. De lerares zelf is doof en dit maakt het moeilijk om te communiceren. Maar na een aantal colleges en het leren van een kleine basis wordt het steeds gemakkelijker. Dit proces om over te stappen van een gesproken taal naar een gebarentaal is zeer interessant. Het gehoor is niet meer nodig en in plaats daarvan komt alles aan op je visuele, ruimtelijke, motorische, expressieve vaardigheden: het laten samengaan van je mimiek, handen en mondbeeld. Dit is ook voor op andere vlakken erg leerzaam. Met behulp van een bij elke module behorende videoband en werkboek wordt de stof behandeld. Thuis kan je op deze manier de oefeningen maken en tijdens het college wordt alles duidelijk uitgelegd. De stof die wordt behandeld, komt in zijn geheel naar voren in de opdrachten. In de opdrachten leer je op allerlei manieren de gebaren te beheersen. Bijvoorbeeld met spelletjes, conversaties, vraag-antwoord oefeningen etcetera. De docente gaat in het college op een effectieve en creatieve manier te werk. Er wordt veel gebruik gemaakt van spelletjes waarbij je of in een groep of in tweetallen vragen aan elkaar stelt met behulp van overhead-projector en televisie. Doordat je wordt ingedeeld in een vrij kleine groep (ongeveer tussen 7 a 15 studenten) en veel college-uren (6 tot 8 uur per week) hebt, krijg je veel individuele aandacht. Dit heeft tot gevolg dat de participatie van de studenten erg hoog is en de lessen persoonlijk en gezellig zijn.
14
Taalverwerving Nederlandse Gebarentaal; Module I, II, III Docente: Marijke Scheffener Studielast in totaal: 10,5 oude punten, en 15 nieuwe punten Periode: blok 1 en 2 van semester 1 (‘02/’03) Auteur: Astrid Veldt (met medewerking van de hele groep) Ik begon dit jaar met iets nieuws. De universiteit. Dat gold niet voor iedereen die naar de eerste les kwam. Onze groep was een samenstelling van alle verschillende studenten die je maar kunt bedenken. De groep was zo groot dat hij na de eerste les al in tweeën gesplitst moest worden. Met zo een grote verscheidenheid van mensen was de sfeer dan ook goed. Wij ontmoetten elkaar dan ook in de eerste les in K04 (de kelder van het Bungehuis, Katred). We hadden elke week maar 1 uur in dit lokaal, dat het eerste uur van de week was voor dit vak. We vonden dit een slecht lokaal. Er was geen tv en overhead beschikbaar. Het is beter om 3 uur achter elkaar in hetzelfde lokaal te zitten, en daarom was het dus noodzaak om al na een uur te pauzeren. In het begin van het semester was het een beetje moeilijk communiceren, maar al snel leerden we wat basisvaardigheden en nu is het goed te volgen. Marijke was erg enthousiast van het begin tot het einde van de modules. Dat was ook erg motiverend voor ons. De les was absoluut niet saai, het was afwisselend door spelletjes die we deden met de geleerde gebaren. Dat brak de les een beetje. Als er een vraag was nam Marijke daar ook altijd de tijd voor. Dat vonden we erg fijn. Ondanks dat we dan soms wel eens veel tijd besteedde aan een vraag, zat er wel vaart in de les en leerde we elke les redelijk veel nieuwe gebaren of grammatica. Als je elke les weer nieuwe gebaren leert lijkt het op een gegeven moment wel dat het steeds moeilijker wordt nieuwe gebaren te onthouden. Het was jammer dat we niet zo veel tijd over hadden in elke les waardoor we niet altijd het lexicon konden herhalen. Het huiswerk was meestal wel te doen. De hoeveelheid was goed. Het is handig dat er videobanden bij de werkboeken horen, waardoor je je huiswerk op je gemak kon maken. Op de laatste videoband stond een vrouw uit Groningen. Dat is best lastig voor beginners om een dialect te kunnen volgen, maar voor de rest ging het prima. Deze videobanden zijn best prijzig, zeker voor de mensen die dit vak volgen voor hun minor bijvoorbeeld. Ook zouden wij een bezoek brengen aan Effatha. Dit ging jammer genoeg niet door. We hopen dat dit volgend jaar wel het geval is. Ik zie er in ieder geval naar uit. Bij mijn weten gaat iedereen uit mijn groep door met het volgende semester. Ik heb er in ieder geval zin in.
15
REISVERSLAG “CHILD SPEECH ACOUSTICS” St. Petersburg, 15-16 oktober 2002 Reisverslag:: Jeannette van der Stelt Op uitnodiging van Elena Lyakso ben ik op zaterdag 12 oktober naar St. Petersburg afgereisd om deel te nemen aan een tweedaags symposium over akoestisch onderzoek naar uitingen van kinderen. Het symposium is door Elena georganiseerd met subsidie van onder andere “The Russian Acoustic Society”, “The Russian Foundation of Basic Research”, de “St. Petersburg State University” (Faculty of Biology and Soil Science, Philological Faculty en het A.A. Ukhtomskii Institute of Physiology) en “AudiTech Compagny” (een commerciële instelling die akoestische woordenschat-databases maakt). Het was de eerste keer dat een dergelijk symposium werd georganiseerd en het was dan ook grotendeels een Russische aangelegenheid: er was een kleine delegatie uit Finland (Turku) en dus mijn Nederlandse bijdrage. De eerste dag was geheel gevuld met lezingen over akoestische kenmerken in de uitingen van jonge kinderen (met verschillende achtergronden, uit meertalige gezinnen of hun ontwikkeling naar “volwassen” spraak). De ochtend van de tweede dag was ook nog ingeruimd voor lezingen (o.a. mijn presentatie: ‘Measuring Infant Sounds: deaf and hearing babies’). Die middag hebben de studenten van diverse instituten hun onderzoek op posters gepresenteerd. De kwaliteit van de lezingen was heel variabel zowel wat betreft de (overhead, power point) presentaties als het taalgebruik (in het Russisch met een vertaalster, of in goed verstaanbaar Engels). De technische ondersteuning met laptop en geluidsboxen was uitstekend geregeld, al leekt dat in de week vóór het symposium nog een onhaalbare zaak! Duidelijk wordt dat er in Rusland een enorme behoefte is aan contacten met het buitenland. Sporadisch is dat er, maar veel onderzoek valt toch in verouderde herhalingen qua vraagstelling. Bij sommige presentaties was de vraagstelling zelfs afwezig, ook de “native” Russen konden er geen ontdekken (nagevraagd). Zoals we tevoren al vermoedden, wordt er wel aan uitingen gemeten, maar is er niet veel over dat meten zelf nagedacht. Perceptief wordt vastgesteld dat een klinkerachtig kindergeluid lijkt op de klinker van een volwassene, waarna de bijbehorende formanten gezocht en gevonden worden. Voor de formantmetingen wordt het programma “COOL EDIT PRO” (Syntrillium Software Corporation, USA) gebruikt. Eén lezing (Kulikov) had raakvlakken met ons onderzoek: hij suggereerde dat niet de formantfrequenties zelf, maar hun onderlinge intensiteitverhouding van belang zijn in de spectra van kinderuitingen. Natuurlijk heb ik ook St. Petersburg verkend, met af en toe verrassende belevenissen. Met Elena heb ik de Hermitage bezocht, studenten hebben me het fort van Peter de Grote laten zien, ik heb een rondvaart gemaakt en ben langs de grachten gelopen. Na het symposium zijn Marrit Silven, een Finse gast, en ik bij Elena thuis te gast geweest en hebben we tot in de kleine uurtjes over het vak zitten praten. Kortom, m’n eerste bezoek aan St. Petersburg is iets om met gemengde gevoelens en indrukken op terug te kijken.
16
SAMENVATTING SCRIPTIE (NOG UIT 2002) Evaluatieonderzoek naar de bruikbaarheid van de NGT-OP*. Door: Anniek Sturm-Faber Deze afstudeerscriptie maakt onderdeel uit van een instrumenteel-nomologisch onderzoek ter ontwikkeling van een taalmeetinstrument voor de communicatieve ontwikkeling en gebarentaalverwerving van dove kinderen in de leeftijd van 2;6 tot 4;0 jaar, de NGT-OP [=*Nederlandse GebarenTaal-Observatiepakket voor Peuters, KatRed.]. De NGT-OP bestaat uit een handleiding en een observatielijst met 30 items die zijn ondergebracht in acht onderdelen (Non-verbale Communicatie, Communicatieve Vaardigheden, Algemene Taalvaardigheid, Fonologie, Syntaxis, Morfologie, Perspectief en Creatief Gebruik van Taal / Fantasie). Binnen dit project bevat dit afstudeeronderzoek een gedeelte van het constructieproces, namelijk het vervaardigen van een handleiding van de NGT-OP, alsmede een aanzet tot de validering van de NGT-OP. De constructie van de observatielijst heeft in een eerder stadium plaatsgevonden. Hieruit is de scriptie "Ik zie, ik zie…" observatielijst voor peuters voortgekomen (Jobse, 2002). Uitgebreider onderzoek naar de betrouwbaarheid en de normering van het instrument zal na afronding van het valideringsonderzoek moeten plaatsvinden. De validering van de NGT-OP in dit evaluatieonderzoek bestaat uit de vaststelling van de bruikbaarheid. Om als een bruikbaar instrument te worden geclassificeerd moet het voldoen aan drie bruikbaarheidseisen. Het instrument moet efficiënt, valide en betrouwbaar zijn. In dit evaluatieonderzoek is getracht antwoorden te vinden op onderzoeksvragen die betrekking hebben op deze drie bruikbaarheidseisen. Teneinde de bruikbaarheid te bewerkstelligen zijn een aantal criteria opgesteld waaraan de NGT-OP moet voldoen. Dit zijn criteria waaraan het gehele pakket moet voldoen (d.w.z. zowel de observatielijst als de handleiding) en criteria waaraan elk opgenomen item uit de observatielijst moet voldoen. De pakketcriteria hebben betrekking op de begrijpelijkheid, het tijdsaspect en de overzichtelijkheid van de NGT-OP. De itemcriteria behandelen de observeerbaarheid en de toepasbaarheid op de doelgroep. Leerkrachten van de J.C. Ammanschool in Amsterdam zijn bereid gevonden de NGT-OP in de praktijk te gebruiken. Na dit gebruik zijn de ingevulde observatielijsten tezamen met beantwoorde evaluatieformulieren geretourneerd. Met deze antwoorden van de evaluatieformulieren en door een vergelijking van de gegeven scores van de observatielijsten te maken kon de bruikbaarheid van de NGT-OP worden bepaald. Uiteraard heb ikzelf ook als proefgebruiker gefungeerd. Gebleken is dat de NGT-OP matig bruikbaar was. Dit was met name te wijten aan het feit dat de NGT-OP niet voldoet aan het pakketcriterium 'Begrijpelijkheid'. De uitleg van de (taalkundige) achtergrond van de items bleek niet aan te sluiten bij het kennisniveau van de leerkrachten. Zo werd geconstateerd dat op de specifiek taalkundige onderdelen (zoals Syntaxis en Morfologie) veel lagere scores door de leerkrachten werden toegekend dan op de meer algemene onderdelen (zoals Non-verbale Communicatie en Communicatieve Vaardigheden) en dat deze anomalie veel minder zichtbaar was bij de door mij als studentonderzoeker gegeven scores. Zowel de formulering van de items als de uitleg bij de items zijn dan ook op veel plaatsen vereenvoudigd, zodat het geheel begrijpelijker wordt voor de leerkrachten van dovenscholen. De NGT-OP voldoet wel aan de andere pakketcriteria. De 17
NGT-OP is een overzichtelijk taalmeetinstrument dat een redelijke tijdsinspanning van gemiddeld 1 uur en 15 minuten vraagt voor het lezen van de handleiding, terwijl het daadwerkelijk invullen van een observatielijst gemiddeld 40 minuten in beslag neemt. De meeste items van de NGT-OP voldoen ook aan de gestelde itemcriteria. Waar niet kon worden vastgesteld dat de items gemakkelijk observeerbaar zijn in de schoolsituatie of waar niet is gebleken dat de items van toepassing zijn op de doelgroep, moet de matige begrijpelijkheid van de betreffende items als verklaring worden gezien. Aangezien de NGT-OP niet voldoende begrijpelijk was, kunnen slechts voorlopige conclusies worden getrokken betreffende de validiteit en de betrouwbaarheid. De validiteitsbepaling bestond uit de vaststelling van de begripsvaliditeit en de inhoudsvaliditeit. De NGT-OP lijkt een valide taalmeetinstrument te zijn. De betrouwbaarheid van de NGT-OP is zeer laag gebleken. Teneinde definitieve conclusies te kunnen trekken over de efficiëntie, de validiteit en de betrouwbaarheid zijn verscheidende aanpassingen en verbeteringen aangebracht, waarvan de meeste tot doel hebben een betere begrijpelijkheid te bewerkstelligen. Uit vervolgonderzoek zal moeten blijken of deze aanpassingen en verbeteringen het gewenste resultaat tot gevolg hebben. Tevens is gebleken dat de gebruikers een training of instructie wensen te krijgen voor het gebruik van de NGT-OP. Het vervaardigen van dergelijk instructiemateriaal, zoals bijvoorbeeld een additionele uitleg en een oefen-video, -cd-rom of -dvd, zal deel moeten uitmaken van vervolgonderzoek. *************************************************************************** BELANGRIJK!!! 0 Wijziging van de inpassing van het onderdeel ACLC-lezingen in de aansluitmaster Linguistics Vanaf 1 september is de verplichting tot het bijwonen van de ACLC-lezingen voor MAstudenten niet langer gekoppeld aan de individuele MA-modulen, maar aan de doctoraalscriptie of MA-scriptie. Een student krijgt de studiepunten voor de scriptie alleen dan wanneer voldaan is aan de eis dat hij/zij gedurende de doctoraal/MA-fase 10 ACLClezingen (van de 14 uit het reguliere aanbod) heeft bijgewoond. De aanwezigheid wordt bijgehouden via presentielijsten die worden verwerkt door het secretariaat Taalwetenschap onder verantwoordelijkheid van de MA-coördinator, Casper de Groot. Alvorens overgegaan wordt tot uitreiking van een doctoraalbul controleert deze of de student aan de aanwezigheidsplicht heeft voldaan. Studenten die om zwaarwegende redenen niet kunnen voldoen aan de aanwezigheidsplicht voeren een vervangende opdracht uit, die kan bestaan uit het bijwonen van andere dan ACLC-lezingen waarvan een kort verslag wordt gemaakt, of uit het samenvatten van artikelen uit een recent taalwetenschappelijk tijdschrift. De vervangende opdrachten worden opgelegd en gecontroleerd door de mastercoördinator.
18
STAGES-STAGES-STAGES-STAGES-STAGES-STAGES-STAGES-STAGES-STAGESOmdat er veel vragen zijn overhet doen van een stage binnen de studie Taalwetenschap en vooral binnen het nieuwe Bachelor/Mastersysteem drukken wij hieronder ten 1e het stagereglement af van onze faculteit. Daarin staat soms tussen [ ] commentaar of een aanvulling vanuit onze eigen opleiding. Ten tweede volgen hierna twee stageverslagen van studenten taalwetenschap, Sandra van der Meijden is naar Londen gegaan, Anne de la Croix is in Amsterdam gebleven, en beiden hebben zeer veel van hun stage geleerd! STAGEREGLEMENT FACULTEIT DER GEESTESWETENSCHAPPEN November 2002 Studiepunten Er moet minimaal 280 uur aan de stage besteed worden. Dit houdt in dat er minimaal 7 weken in fulltime werkverband of meer dan 7 weken in parttime werkverband aan de stage besteed moet worden. Er moeten minimaal 10 ECTS (7 weken fulltime) aan een stage toegekend worden. Voorwaarden Stageplaats De student dient zich te oriënteren op de arbeidsmarkt. Hierbij biedt de stageplaats de student de mogelijkheid inzichten en vaardigheden, die zijn verkregen in de opleiding, onder professionele begeleiding toe te passen en uit te breiden; De stageplaats geeft de student de mogelijkheid werk te doen dat aansluit op het niveau van de opleiding; De stageplaats geeft de student de mogelijkheid volwaardig mee te draaien in de organisatie. Plaats in het studieprogramma De student kan stage lopen in een gevorderd stadium van de studie, dat wil zeggen dat de student: In het bezit moet zijn van de propedeuse; Minimaal 90 ECTS gehaald moeten zijn op het moment van beginnen aan de stage; Bij opleidingen waarin een stage niet verplicht is, kan voor de stage vrijstelling worden verleend voor een keuzeonderdeel. Bij een aantal opleidingen kan de stage gedaan worden in plaats van de Bachelorscriptie. [KATred: Maar dat kan bij Taalwetenschap en NGT dus niet]. Goedkeuring stage De examencommissie van de opleiding waar de aanvrager onder ressorteert, moet de stage formeel goedkeuren. De stagecontactpersoon [Beppie van den Bogaerde] en/of de begeleidende docent [een docent dus die je zelf uitzoekt omdat hij/zij deskundig is op het gebied van je stage] en die van de opleiding beoordelen de stage voor aanvang. Deze brengt advies uit aan de examencommissie [Dik Bakker]. De beoordeling gebeurt aan de hand van een door aanvrager ingediend stageplan. In bijzondere gevallen (bijvoorbeeld bij stages in het buitenland) kan een stage ook achteraf goedgekeurd worden d.m.v. het inleveren van het stageverslag. Een getuigschrift van de stageverlener is hierbij verplicht. Stageplan Voor het stageplan geldt een maximum van 1000 woorden. De volgende zaken moeten in ieder geval in het stageplan zijn opgenomen: doel van de stage. Hierbij dienen leerdoelen (te verwerven kennis) en praktische doelen (te verwerven vaardigheden) gedefinieerd te worden; een korte beschrijving van de organisatie en de branche waar de stage plaatsvindt; de opzet van de stage en de te verrichten werkzaamheden; afspraken over de wijze van begeleiding, zowel met de begeleider op de werkplek als met de docentbegeleider; 19
de stageperiode (duur in weken); werktijden per week; specifieke afspraken; totaal aantal ECTS. Als bijlagen worden toegevoegd een overzicht van voltooide studieonderdelen en van onderdelen die nog moeten worden afgerond. (Een format voor het stageplan is opgenomen als bijlage in de facultaire stagehandleiding/stagewebsite.) Stageovereenkomst Het wordt aangeraden een stageovereenkomst op te stellen tussen de student en de stageverlener. Een model-stageovereenkomst is opgenomen als bijlage in de facultaire stagehandleiding/stagewebsite en is verkrijgbaar bij de facultaire stagecoördinator. Van dezelfde overeenkomst is een Engelse, een Duitse en een Franse vertaling beschikbaar. In de stageovereenkomst moeten de inhoud van de stage, de taken, de begeleiding, de periode en de werktijden van de stagiair duidelijk worden opgenomen. Tevens dient in de overeenkomst bij voorkeur een regeling omtrent de stagevergoeding opgenomen te zijn. Begeleiding van de student tijdens de stage De stage wordt aangemeld bij de stagecontactpersonen van de opleiding. Begeleiding gebeurt vanuit de opleiding (docentbegeleider/stagecontactpersoon) en op de werkplek. Vanuit de opleiding: de student benadert zelf een docent die hem/haar zou kunnen begeleiden. Deze docentbegeleider houdt het verloop van de stage in het oog en is degene die de stage uiteindelijk beoordeelt. Indien er geen docent beschikbaar is, is de stagecontactpersoon van de opleiding de aangewezen persoon om deze taken over te nemen. Vanuit de werkplek: de stagiair dient deskundige begeleiding van de stageverlenende instantie te krijgen. Beoordeling Na afloop van de stage beoordeelt de docentbegeleider de stage aan de hand van het door de student ingeleverde stageverslag en een eventuele evaluatie van de stageverlener Stageverslag Voor het stageverslag geldt een minimum van 4500 woorden en de volgende punten dienen aan de orde te komen: Doelstelling(en) van de student, aard van de werkzaamheden, wijze van begeleiding en zakelijke afspraken (werktijden, onkosten e.d.); Uitgebreide omschrijving van de organisatie en de branche; In hoeverre heeft de stage aan de verwachtingen voldaan? Is de stage volgens oorspronkelijk plan verlopen? Evaluatie van de oorspronkelijk gestelde doelen? Conclusie De stagecontactpersoon van de opleiding archiveert het stageverslag en maakt het tevens beschikbaar voor de facultaire stagecoördinator. Registratie studielast Na afronding en goedkeuring van de stage wordt een standaard verklaring door de docentbegeleider afgegeven. Deze rapporteert de stagegegevens (naam student, aard van de stage, naam stageverlener en sector, naam docentbegeleider, studielast) aan de stagecontactpersoon van de opleiding. De verklaring van goedkeuring wordt ingeleverd bij de centrale onderwijsadministratie van het onderwijsinstituut waar de opleiding onder ressorteert. De studielast wordt door de onderwijsadministratie geregistreerd. De stage en de studielast worden vermeld op de bulbijlage.
[einde citaat stagereglement faculteit, KATred] 20
VOOR VERDERE INFORMATIE OVER STAGES: Stagecoordinator Taalwetenschap en NGT: Beppie van den Bogaerde: Bungehuis kamer, 351, tel. 020 525 3107, email:
[email protected]). Facultaire stagecoordinator: Coordinatiepunt Internationalisering & Stages a.i. Lucie de Vries Bungehuis, kamer 006 Tel. 020 525 4607/3094 Email:
[email protected] of
[email protected] of zie www.hum.uva.nl/stages STAGES IN DE PRAKTIJK VAN TAALWETENSCHAP: Londen en Amsterdam
Van moederziel naar zielsgelukkig Een stage in Londen Door: Sandra van de Meijden En daar zat ik dan… Moederziel alleen aan een bureau in een kelder in Londen, een doodmoe hoofd van al die variaties op het Engels die ik de hele dag om me heen hoorde (Amerikaans, Australisch, Fins en Brits natuurlijk) en maar lezen en lezen en lezen… Een goed begin is het halve werk, maar een matig begin betekent absoluut niet dat het niet meer goed kan komen! Als derdejaars taalwetenschap had ik reeds bedacht dat ik in het vierde jaar een stage in het buitenland wilde doen en ik wist ook al wat ik wilde doen: ‘iets met taal en autisme’. Met die vraag stapte ik al op tijd naar Anne Baker, die contacten is gaan leggen met haar collegae ‘abroad’. Aanvankelijk leek de wens toch wel wat lastig, maar uiteindelijk bleek er van oktober tot en met december 2002 een plekje te zijn bij Francesca Happé, verbonden aan King’s College London. Francesca is psycholoog en heeft zich gespecialiseerd in autisme, bovendien heeft zij een grote interesse in de taalontwikkeling en het –gebruik van autistische kinderen. Ze is verbonden aan het Institute of Psychiatry van King’s College en zij houdt zich voornamelijk bezig met onderzoek, maar begeleidt ook een klein aantal studenten, met name promovendi. Op het moment dat ik in Londen aankwam, had zij samen met onder andere Paul Bloom net een onderzoek opgezet naar de vroege taalontwikkeling van kinderen met autisme. Ze hadden een vragenlijst samengesteld met kwantitatieve vragen (ja/nee) die vaak ook een kwalitatief onderdeel hadden ("Kun je een voorbeeld geven van …"). De lijst was naar ouders van autistische kinderen gestuurd en naar ouders van een controlegroep. En daar kwam ik om de hoek kijken; Francesca vroeg me om haar te helpen bij het analyseren van de data en het schrijven van een artikel. Het huidige onderzoek is een onderdeel van een groots opgezet onderzoeksproject en om daar meer inzicht in te krijgen en in de achterliggende literatuur, bracht ik de eerste weken dus voornamelijk lezend door in die ‘dungeon’. Maar…daarna werd het allengs beter! Ik verhuisde naar een gewone ruimte, leerde mijn ‘office-mates’ beter kennen en mijn taken werden interessanter. Ik werkte met SPSS (daar was toch niet veel van blijven hangen, helaas), zocht en las literatuur, woonde lezingen bij, verzamelde en analyseerde de kwalitatieve data (de voorbeelden die ouders desgevraagd hadden gegeven) en startte met het 21
artikel. Doordat er niet voldoende data verzameld was op het moment dat ik vertrok, is het schrijven van de rest van het artikel uitgesteld; ik blijf er echter wel aan meewerken. Het team waarin ik werkte was uitdagend en inspirerend; met name Francesca heeft veel indruk op me gemaakt. Zij heeft me kennis laten maken met de praktijk van onderzoek, heeft me meegenomen naar lezingen en voorgesteld aan onderzoekers, maar zij heeft me ook laten zien hoe je een serieus wetenschappelijk team levendig en sociaal houdt. Drie dagen per week was ik op het instituut te vinden, goed voor 7 studiepunten. Bij een reguliere module kan de studielast nogal eens in je voordeel uit vallen, maar bij een stage is het tegenovergestelde waar. Het aantal uren op de universiteit alleen al was genoeg voor die 7 studiepunten en tel daar dan voorbereiding, studeren en verslaglegging nog eens bij op. Bovendien kost de financiering veel tijd wanneer je stage geen onderdeel uitmaakt van een bestaand project, denk alleen al aan het aanschrijven van fondsen. Ik heb financiële steun gehad van het Bekker-la-Bastide Fonds, British Council (Focus UK beurs) en de universiteit (STUNTbeurs). Voor mij was het dat alles echter zonder twijfel waard, deze stage was een bijzondere gelegenheid om kennis te maken met de academische wereld. Ik heb een fantastische tijd gehad in Londen. De eenzaamheid van de eerste weken was gelukkig snel voorbij en ik heb me naast de wetenschap ook vol overgave op het culturele leven van Londen gestort. Drie dagen hard werken en vier dagen theater, museum, dans, de stad doorzwerven en de stad beleven… Een aanrader!
[email protected] STAGE OP HET MEERTENS INSTITUUT Amsterdam Door: Anne de la Croix Het was de zomer van 2002 en ik bekeek op een zonnige dag mijn lijst van behaalde vakken eens goed. Na wat krassen en rekenen, kwam ik er tot mijn verbazing achter dat ik alleen nog een scriptie en een specialisatievak moest afmaken om mijn studie Taalwetenschap af te sluiten. Omdat ik het moeilijk vond om een afstudeerrichting te kiezen en het me lastig leek om in mijn eentje aan een scriptie te schrijven, wilde ik graag afstuderen op een onderwerp dat bij een onderzoeksgroep bekeken werd. Het liefste wilde ik stage lopen bij een onderzoeksinstituut en vervolgens afstuderen op een onderwerp dat ik in die stage zou behandelen, ook omdat ik na mijn studie verder wilde in de wetenschap. Toen ik in diezelfde zomer van 2002 de website van het Meertens Instituut bekeek, wist ik dat zij me konden bieden wat ik wilde. Inmiddels is het februari, en kan ik terugkijken op een stage die heel anders is verlopen dan ik verwachtte, maar toch erg leerzaam voor me was. Een groot voordeel van de stage was dat er al een corpus voorhanden was; ik hoefde dus niet de straat op om mensen te interviewen. Het corpus waar ik mee werkte, bestaat uit interviews met 8 jongens uit de multiculturele Utrechtse wijk Lombok. De jongens zijn allemaal geboren en getogen in Utrecht en zijn dikke vrienden. Hun ouders komen uit Turkije, Marokko en Suriname. Ik zou in de uitgeschreven interviews gaan kijken naar de plek van negatieelementen niet en geen in hun taalgebruik. Ik schreef een stageplan voor de examencommissie en mijn stage (20 uur, 6 maanden lang) werd goedgekeurd voor 20 ECTS. En dat was het zeker waard, want ik heb enorm veel van mijn stage geleerd. Het was een verlichting om te zien hoe de theorie en de praktijk samen kwamen en hoe je alle dingen die je in college leert, ook daadwerkelijk kan gebruiken in corpusonderzoek. Ook las ik theoretische artikelen veel beter en met meer interesse, omdat alles immers van toepassing kon zijn op mijn onderzoekje. 22
Naast deze positieve ervaringen, heb ik ook dingen over mezelf geleerd. Tijdens mijn eerste weken op het Meertens voelde ik me namelijk erg onzeker; ik werd opeens omringd door mensen die allemaal de wetenschap bedreven en ik voelde me maar een dom studentje. Hierdoor dacht ik dat mijn vragen en twijfels over het onderzoek erg dom waren en heb ik die eerste tijd veel te weinig vragen gesteld aan mijn begeleidster waardoor ik fouten maakte die ik had kunnen voorkomen. Mijn tip voor alle aankomende stagiairs is dus: vraag alles, geen enkele vraag is dom! Waar ik ook achter gekomen ben, is dat onderzoek doen niet zo rooskleurig is als ik altijd dacht. Ik dacht dat intelligentie en creativiteit de vereisten waren voor een interessant onderzoek. Dat discipline, doorzettingsvermogen en het talent om goed alleen te kunnen werken misschien nog wel belangrijker zijn, heb ik me nooit gerealiseerd. Omdat ik laatstgenoemde eigenschappen niet bezit, miste ik interactie met mensen en vond ik het moeilijk mezelf te motiveren. Op het moment ben ik mijn stageverslag aan het schrijven. Ik heb ervoor gekozen om niet af te studeren op mijn stage-onderwerp, omdat ik me liever wil richten op een onderwerp dat ik zelf heb gekozen. Mijn ervaringen klinken misschien negatief, maar toch kan ik mensen een onderzoeksstage aanbevelen: het geeft je goede inzichten over de praktijk van je vakgebied en over eigen taalwetenschappelijke toekomst.
Geen stage maar wel: EEN JAAR IN SPANJE STUDEREN Door: Marloes Bouter Ik heb altijd al een jaar naar het buitenland gewild tijdens mijn studie. Toen het me een paar jaar geleden duidelijk werd wat ik nu eigenlijk wilde studeren, was het voor mij niet moeilijk te beslissen dat het Spanje zou worden. Spanje heeft voor mij altijd al iets magisch gehad; van kleins of aan ging ik er al op bezoek. Ik had Spaans in mijn vakkenpakket op de middelbare school en zes jaar geleden had ik er al eens gewerkt. Bij die terugkomst uit Spanje besloot ik van mijn huidige studie (Nederlandse Taal- en Letterkunde) over te stappen naar Spaanse Taal- en Letterkunde. Hier werd het me voor het eerst duidelijk hoe het in zijn werk ging, een jaar in het buitenland studeren. Ondanks dat het pas mogelijk is vanaf het tweede jaar in het buitenland te gaan studeren, ben ik toch naar een lezing gegaan. Ook toen ik uiteindelijk van Spaans overstapte naar Algemene Taalwetenschap, wilde ik nog altijd naar Spanje. Zo Spaans studerend hier in Nederland, leer je veel over de geschiedenis, taal- en letterkunde, maar ik was er voornamelijk in geïnteresseerd om de taal vloeiend te leren spreken en te integreren in de Spaanse maatschappij. En dus ging ik weer naar Spanje, dit keer om er een jaar te studeren. De studie Algemene Taalwetenschap zoals het hier bestaat, bestaat niet in Spanje. Ik heb uiteindelijk vakken bij de faculteit van Psychologie en Letteren gevolgd aan de Univeridade de Santiago de Compostela (USC).. Bij aankomst leef je nog min of meer in het Nederlandse tijdritme. Ik denk dat dat het eerste is wat je of moet leren. In Nederland ben je gewend zo snel mogelijk je zaken op orde te stellen, in Spanje liggen de lijnen met zo strak. Geduld is het trefwoord min of meer, heel prototypisch en ‘manana’ zoals ze zeggen. Je moet ook niet vergeten dat in een land waar je de taal met spreekt, alles wat moeilijker gaat en Engels spreken ze ook bijna niet. Toch gaat het leren van de taal vrij snel. Het begin is lastig, zelfs met voorkennis. Het is voornamelijk veel luisteren, situaties interpreteren. Op een 23
gegeven moment zie je de globale lijn en versta je min of meer wat er gezegd wordt, maar gaat het spreken nog met echt lekker. Dat zijn wel leuke situaties; je zit lekker te luisteren, totdat iemand zich tot je wendt, waarop je schrikt (ondanks dat je heel goed weet wat er gezegd wordt). De persoon die je de vraag heeft gesteld herhaalt, herhaalt nog eens en herhaalt weer. En dan nog presteer je het om een ongepast antwoord to geven! Mijn eerste referaat was verschrikkelijk. Ik denk niet dat de 100 man tellende klas enig idee had waar ik over sprak. Maar na een maand of zes breken er betere tijden aan en spreek je. Wat kamers betreft is het in Spanje een paradijs. Ik had nooit verwacht dat ik zo snel een kamer zou vinden. Echt niet voor te stellen in vergelijking met de situatie in Amsterdam. In Spanje werken ze met briefjes, briefjes in winkeletalages, briefjes opgeplakt aan lantaarnpalen, briefjes bij de bakker, noem het maar op. Ik had nog geen halve straat doorgelopen of ik had al tientallen telefoonnummers. Maar dan nog het bellen... Je kunt een taal een beetje spreken, maar een telefoongesprek houden! Je kent de stad met, begrijpt met alles... Ik heb uiteindelijk een hospedaje genomen en van daaruit ben ik gaan zoeken. Bij de universiteit hoef je met aan te kloppen voor september, het academisch jaar begint er pas in oktober en dan beginnen de mensen pas daadwerkelijk te werken. Op de universiteit moet je erachter zien te komen hoe het allemaal werkt. Uiteindelijk blijkt het niet zo te verschillen met Nederland. Er bestaan ook informatiecentra waar je je in moet schrijven. Je vindt er alle informatie; welke vakken er gegeven worden in welke faculteit, de codes hiervan en het aantal punten wat je kunt behalen. Er zijn alleen geen modulebeschrijvingen en ook geen roosters of informatie over waar de lessen gegeven worden.
SCRIPTIEFESTIVAL 2003!!! Ook dit jaar is er weer een scriptiefestival waarin studenten Taalwetenschap en NGT hun scripties presenteren. Het houden van een zogenaamd ‘scriptie-uurtje’ is altijd al een verplicht onderdeel van het examen Taalwetenschap of NGT geweest, maar vroeger deed elke student dat apart in haar of zijn eigen tijd. Sinds vorig jaar (zie katblad nr. 84) wordt in juni een gehele dag gewijd aan de scriptie-presentaties: een kort en helder betoog waarin de student de vraagstelling, het doel en de opzet van de scriptie uiteenzet, gevolgd uiteraard door het bespreken en interpreteren van de resultaten. Vervolgens is er gelegenheid tot het stellen van vragen uit het publiek, die de student op een afdoende manier dient te beantwoorden (of te pareren). Niet elke student of studente in het navolgende overzicht studeert diezelfde dag af, sommigen bijvoorbeeld pas in augustus. Maar de KATredactie vindt het van belang dat zoveel mogelijk ‘jongerejaars’ naar het scriptiefestival komen teneinde inzicht te krijgen in wat je nu allemaal hoe kunt onderzoeken voor je eindscriptie. [in de volgende KAT zullen de samenvattingen van de scripties verschijnen] Voor de goede orde: een mondeling examen over de scriptie (door eerste en tweede begeleider) hoort eveneens tot de verplichte onderdelen voordat tot buluitreiking kan worden overgegaan. M.a.w. de mondelinge examens zijn dus in de week vóór 26 juni gehouden.
24
Scriptiefestival Kandidaat 26 juni 2003 Bungehuis, zaal 401
Begeleiding
Titel scriptie
Pronomina-verwerving door tweelingen en eenlingen
10.45-11.00
Martine de Jong
Jan de Jong
11.00-11.15
Karen Engels
Jan de Jong
11.30-11.45
Anicka Hillen
Jeannette van der Stelt
11.45-12.00 12.00-12.15
Nina Giessen Annemiek de Vrijer
Jeannette van der Stelt
13.30-13.45
Daniel Vecht
Ingrid van Alphen
Het VAN-citaat in sociolinguïstisch perspectief
13.45-14.00
Marleen van de Vate
Norval Smith
Vergelijking van theorieën van creolisering
14.00-14.15
Rénie van de Putte
Jacques Arends
Te laat?/! Over de linguïstische invloed van weglopers uit de periode 1767-1802 op de Surinaamse Marrontalen
14.45-15.00
Suzanne Dikker
Dik Bakker
To borrow or not to borrow. Adpositions in language contact
15.00-15.15
Engin Arik
Roland Pfau
Spatial Representations in Turkish and Sign Language of Turkey
15.15-15.30
Justine Knowles
Rob
Spijkerboek met drikke
Begrip van ironie bij kinderen van 7 tot 11 jaar Relatie tussen het Brabbelen en het doorkomen van Tandjes De ontwikkeling van het kind in het tweede jaar: de spraak/taal, motorische en communicatieve ontwikkeling vanuit het perspectief van de ouders
buluitreiking
25
Schoonen
trui
buluitreiking 16.00-16.15
Lucas Langendorf Jan Hulstijn
T2
16.15-16.30
Pablo Irizarri
Taalaanleg en muziekaanleg
16.30-16.45
Maria Mos
Jan Hulstijn Jan Hulstijn
buluitreiking borrel
26
Woord voor woord. De invloed van semantische en vormelijke clustering op het leren van de betekenis van Spaanse werkwoorden