Juf, mogen wij ook op de computer?
Voor juffen én meesters die willen weten hoe zij informatie- en communicatie technologie in kunnen zetten bij jonge kinderen.
Femke Wetzer-van Gils Master SEN- Jonge risicokinderen Begeleider: Martin Heeffer Mei 2009 – 117 pagina`s
Masteronderzoek Special Educational Needs – Jonge risicokinderen Juf, mogen wij ook op de computer?
Inhoudsopgave Samenvatting ........................................................................................5 Inleiding .................................................................................................7 1.
Hoe leren jonge (risico)kinderen? ............................................. 11
1.1 Onderwijs aan jonge (risico)kinderen ......................................................... 11 1.1.1 Adaptief onderwijs.................................................................................... 12 1.1.2 Ervaringsgericht onderwijs ....................................................................... 12 1.1.3 Ontwikkelingsgericht onderwijs ................................................................. 13 1.1.4 Meervoudige intelligentie .......................................................................... 14 1.1.5 Alliance for Childhood .............................................................................. 15 1.2 Passend onderwijs ....................................................................................... 17
2.
ICT werkt. .................................................................................... 20
2.1 Wat is ICT?..................................................................................................... 20 2.2 Het rendement van ICT ................................................................................. 23 2.3 Jonge (risico)kinderen en ICT ...................................................................... 25
3.
ICT in kleutergroepen op dit moment........................................ 27
3.1 Onderzoeksmethodologie ............................................................................ 27 3.2 Analyse van de vragenlijst............................................................................ 28 3.2.1 Procedure en respons SKPO .................................................................... 28 3.2.2 Procedure en respons studenten Fontys OSO.......................................... 28 3.2.3 De algemene analyse ............................................................................... 29 3.2.4 Klaar voor een digitaal bord? .................................................................... 31 3.2.5 Aanbod van software bij de grote uitgeverijen .......................................... 32 3.2.6 Enthousiasme ........................................................................................... 33
Mei 2009
Femke Wetzer-van Gils
2
Masteronderzoek Special Educational Needs – Jonge risicokinderen Juf, mogen wij ook op de computer?
4. ICT in de kleutergroepen, de toekomst ......................................... 34 4.1 Het behalen van doelen ................................................................................ 34 4.2 Het digitale bord, ook voor kleuters! .......................................................... 35 4.3 De software en haar mogelijkheden ............................................................ 38 4.3.1 Digitale prentenboeken maken................................................................. 38 4.3.2 Krowser, de kinderbrowser ...................................................................... 40 4.3.3 Eigenstart .................................................................................................. 41 4.3.4 Kidspiration .............................................................................................. 42 4.4 In de praktijk, ervaringen van kinderen...................................................... 44
5. Juf, ik wil ook surfen....................................................................... 46 5.1 Mijn overtuiging............................................................................................ 46 5.2 De studiemiddag ........................................................................................... 47 5.3 Evaluatie van de studiemiddag .................................................................... 48
6. Conclusie/ Discussie ...................................................................... 49 7. Evaluatie .......................................................................................... 52 8. Nawoord.......................................................................................... 54 9. Literatuurlijst ................................................................................... 55 10. Bijlagen .......................................................................................... 57 Bijlage 1: Inhoud studiemiddag ICT en het jonge kind. ................................... 57 Bijlage 2 :Handleiding van Krowser- Kinderbrowser ....................................... 59 Bijlage 3: Handleiding Eigenstart ...................................................................... 68 Bijlage 4: Vragenlijst `ICT in de onderbouw`. ................................................... 74 Bijlage 5: Tussendoelen van taal- en rekenonderwijs in groep 1/2. ............... 75 Bijlage 6: Foto`s ICT in de klas .......................................................................... 78 Bijlage 7: De Leuvense betrokkenheidsschaal ( 2009) ................................... 81 Mei 2009
Femke Wetzer-van Gils
3
Masteronderzoek Special Educational Needs – Jonge risicokinderen Juf, mogen wij ook op de computer?
Bijlage 8: De acht intelligenties ( Gardner,1981) .............................................. 82 Bijlage 9: Uitslag van de vragenlijst .................................................................. 83 Bijlage 10: Het maken van een digitaal prentenboek ....................................... 88 Bijlage 11: Kidspiration .................................................................................... 103
Mei 2009
Femke Wetzer-van Gils
4
Masteronderzoek Special Educational Needs – Jonge risicokinderen Juf, mogen wij ook op de computer?
Samenvatting
Dit onderzoek gaat over het gebruik van informatie – en communicatie technologie in de onderbouw van het basisonderwijs. De probleemstelling die ik in dit onderzoek aan de orde stel is:
Hoe creëer je een goede ICT- leeromgeving om de ontwikkeling van jonge kinderen te bevorderen?
Om deze probleemstelling te beantwoorden zal ik eerst verschillende theorieën om goed onderwijs aan jonge kinderen te kunnen geven, beschrijven. Daarnaast heb ik bekeken wat ICT nu eigenlijk is en welke rendementen onderwijs dat gebruik maakt van ICT, kan behalen. Om daarna collega`s en studenten enthousiast te kunnen maken over onderwijs met ICT maken en hen mogelijkheden voor in hun groep of individuele leerling aan te reiken, heb ik onderzocht hoe zij tegen ICT in de onderbouwgroepen aankijken. Dit heb ik gedaan door een vragenlijst rond te laten gaan onder scholen behorende bij SKPO Eindhoven. Ook heb ik de vragenlijst laten invullen door studenten van Fontys OSO. Deze resultaten heb ik tegen elkaar afgezet. Het is van belang welke mogelijkheden hen worden geboden om ICT ook daadwerkelijk te kunnen gebruiken bij methodes of op het digitale schoolbord. Door verschillende bekende uitgeverijen van methodes voor kleuters, naast elkaar te zetten geef ik een beeld over welke (nieuwe) software momenteel voor jonge kinderen wordt aangeboden. Ook de mogelijkheden voor het digitale schoolbord komen daarbij aan bod. Om ICT zo goed mogelijk in te zetten in de toekomst zet ik uiteen welke doelen er bereikt kunnen worden en met welke software. Om te kunnen beoordelen of kinderen ook daadwerkelijk leren als zij werken met de computer heb ik door middel van de Leuvense betrokkenheidsschaal gekeken welke activiteiten het meest betekenisvol zijn voor de leerlingen.
Mei 2009
Femke Wetzer-van Gils
5
Masteronderzoek Special Educational Needs – Jonge risicokinderen Juf, mogen wij ook op de computer?
Deze ervaringen maakte mij enthousiast en tijdens een studiemiddag heb ik mijn enthousiasme overgebracht op mijn medestudenten en docenten van de opleiding Master SEN – jonge risicokinderen. Wat de inhoud van de studiedag was en wat deelnemers nog hebben gedaan of nog gaan doen met de informatie, beschrijf ik daarna. Als laatste verbind ik mijn conclusie aan het onderzoek en zet ik kanttekeningen bij de resultaten. Tenslotte:
Niet het middel werkt vernieuwend, maar de leerkracht.
Mei 2009
Femke Wetzer-van Gils
6
Masteronderzoek Special Educational Needs – Jonge risicokinderen Juf, mogen wij ook op de computer?
Inleiding
Mijn naam is Femke Wetzer-van Gils, inmiddels zes jaar groepsleerkracht in groep 1/2. Ik ben op verschillende scholen werkzaam geweest, van een school met taalzwakke leerlingen met programmagericht onderwijs, tot scholen met een ontwikkelingsgerichte visie. Ik heb gewerkt met VVE-concepten als Kaleidoscoop en Basisontwikkeling. Met methodes die een totaalpakket bieden, als Ik en Ko, Schatkist en Kleuterplein. Op sommige scholen merkte ik dat kennis van de ontwikkeling van jonge (risico)leerlingen niet altijd ten overvloede aanwezig was. Vaak stelde ik en mijn collega`s vragen over hoe het onderwijs aan jonge kinderen eruit zou moeten zien. Wat heeft een jonge leerling nodig, hoe ontwikkelt zij zich optimaal? Hoe bieden we leerlingen kansen als de ontwikkeling anders verloopt? Om mijzelf minder handelingsverlegen te maken, een visie op het onderwijs aan jonge kinderen te krijgen en een praktisch antwoord te krijgen op mijn vragen, ben ik begonnen aan de opleiding Master Special Educational Needs, Jonge Risicokinderen. Tijdens de opleiding zijn er veel momenten geweest dat ik bevestiging kreeg over mijn manier van omgaan met de leerlingen. Ook zijn er momenten geweest dat ik het gevoel had de enige te zijn, die op deze manier het onderwijs vorm wilde geven. Voor de opleiding vond ik het praten over visie op het onderwijs tijdverspilling. Bij nader inzien logisch, gezien mijn gebrek aan ervaring. Hoe kun je een visie op onderwijs hebben als je niet hebt gezien, wat een visie betekent voor het onderwijs in de klas? Zelfs de cursus Basisontwikkeling die ik net na mijn afstuderen heb gevolgd, had weinig effect op mijn handelen. Pas na twee jaar voor de klas, op een plek waarbij de visie zo tegen mijn gevoel van goed onderwijs in ging, realiseerde ik mij wat ontwikkelinggericht werken nu eigenlijk wilde bewerkstelligen. De opleiding gaf mij ruimte om mijn nieuwe ‘oude’ ideeën te bespreken, maar in praktijk brengen werd erg lastig. Op het Opvangproject Neveninstromers heb ik gemerkt hoe kinderen leren als de activiteiten niet altijd betekenisvol zijn en als Mei 2009
Femke Wetzer-van Gils
7
Masteronderzoek Special Educational Needs – Jonge risicokinderen Juf, mogen wij ook op de computer?
initiatieven van leerlingen niet gewaardeerd kunnen worden in verband met tijdgebrek en een strikt programma. Daarom ben ik afgelopen zomer, met medewerking van mijn werkgever Stichting Katholiek Protestant Onderwijs, hierna vermeld als SKPO, gedetacheerd op een ontwikkelingsgerichte school in Eindhoven. Op deze school heb ik opnieuw ontdekt waarom ik zo graag onderwijs geef aan jonge kinderen. En vooral hoe ik het onderwijs vorm zou willen geven. Ontwikkelingsgerichte uitgangspunten zijn daarbij voor mij van belang. Zo vind ik het belangrijk dat in mijn onderwijs leerlingen actief deel uit maken van hun eigen ontwikkeling. De leerling wordt door de leerkracht aangespoord om initiatieven te nemen en deel uit te maken van activiteiten die voor hen persoonlijk zinvol en ontwikkelingsbevorderend zijn. Dit maakt dat het leerproces beter verloopt. (JansenVos, 2003) In mijn huidige visie op goed onderwijs ligt de nadruk op thematisch werken en daarnaast vind ik het belangrijk dat leerlingen leren samen te werken, autonomie ervaren en zich competent voelen. Reflectie op het eigen handelen is daarvoor heel belangrijk. Door thematisch te werken, is
Leren fietsen
leren betekenisvol en zullen kinderen
Je kunt eerst analyseren welke vaardigheden
betrokken zijn.
nodig zijn om te fietsen.
Betrokkenheid komt alleen voor in het smalle gebied tussen ‘al kunnen’ en ‘nog niet kunnen’.
Bijvoorbeeld op het gebied van motoriek en oefeningetjes, zoals het fietsen met een been. Maar zo gaat het meestal niet.
Kinderen bewegen er zich aan de grens
Een kind leert fietsen als het op een gegeven
van hun mogelijkheden.
moment zelf wil en kan fietsen. Het ontwikkelt
Betrokkenheid is met al die kenmerken
de benodigde motorische vaardigheid
samen dé conditie bij uitstek voor het realiseren van ontwikkeling in de diepte of
door het fietsen zelf. Er zijn drie zaken nodig om het fietsen te leren. Er moeten mensen zijn die zelf goed kunnen
fundamenteel leren. (CEGO,2009)
fietsen. De ontwikkeling moet ver genoeg zijn
De leerprocessen die plaats vinden,
om het te kunnen proberen en er moeten
moeten in mijn onderwijs zich in het
anderen beschikbaar zijn die kunnen helpen.
hele denken en handelen uitstrekken. Vooral het tekort aan brede persoonsontwikkeling zorgt voor problemen in het onderwijs aan jonge risicoleerlingen. In het kader van de brede ontwikkeling moet er ook gekeken worden naar
Mei 2009
Femke Wetzer-van Gils
8
Masteronderzoek Special Educational Needs – Jonge risicokinderen Juf, mogen wij ook op de computer?
de doorgaande lijn.
Frea Jansen-Vos (2003) zegt over de ontwikkeling van jonge kinderen: ”Ontwikkeling moet een samenhangend proces zijn. Fysieke en psychische ontwikkeling zijn aan elkaar verbonden en beïnvloeden elkaar; bovendien zijn ze aan de ontwikkeling van leidende activiteiten verbonden. Dit betekent dat essentiële ontwikkelingsprocessen in en vanuit leidende activiteiten gestimuleerd kunnen worden. Een ononderbroken ontwikkelingsproces dat is afgestemd op de voortgang van de leerling, daarbij rekening houdend met de verscheidenheid van de leerlingen. Afgestemd op leerlingen die behoefte hebben aan structuur en herhaling, of uitdaging en verdieping, en andere manieren van leren met meer visuele aspecten in plaats van alleen het verbale aspect waar in het onderwijs vaak gebruik van wordt gemaakt. Op veel gebieden zoals taal en rekenen, en het werken in hoeken is de doorgaande lijn op veel scholen nog een probleem blijkt uit rapporten van de Onderwijsinspectie (2009), maar er zit vooruitgang in. Er is op één onderdeel binnen de klassenpraktijk bij jonge kinderen nog winst te behalen: het gebruik van informatie -en communicatietechnologie, hierna genoemd als ICT. Ook hier kan de brede ontwikkeling van het jonge kind toch worden gestimuleerd? Dit lijkt in veel kleutergroepen niet of nauwelijks van de grond gekomen. Op veel scholen waren bovenbouwleerkrachten druk in de weer om ICT toe te passen in hun onderwijspraktijk. Maar de onderbouwgroepen lijken een ondergeschoven kindje, wat betreft ICT. Wat mij bezig houdt is, hoe kan dit? Zijn de mogelijkheden er niet om ICT toe te passen? Is ICT moeilijk toe te passen, en hoe kijken collega`s hier tegenaan? Zijn de materialen niet toereikend? Hebben leerkrachten te weinig vaardigheden om ICT op een goede manier in te zetten? En wat is die goede manier dan? Tijdens werkzaamheden in de verschillende kleutergroepen heb ik kennis gemaakt met de mogelijkheden van ICT. Op deze scholen stond het ICT-onderwijs nog in de kinderschoenen en waren leerkrachten zoekende naar hoe ze ICT het beste zouden
Mei 2009
Femke Wetzer-van Gils
9
Masteronderzoek Special Educational Needs – Jonge risicokinderen Juf, mogen wij ook op de computer?
kunnen inzetten. Zelf zie ik het enthousiasme van kinderen tijdens het werken met de computer. Ze voelen zich competent. Volgens het rapport ` Vier in balans` opgemaakt door Kennisnet, ICT op school (2007) is er winst te behalen op het gebied van ICT. “De leerlingen leren meer, sneller en met meer plezier. ICT heeft een positief effect op leerprestaties van goed en zwak presterende leerlingen en de motivatie en het zelfvertrouwen bij leerlingen neemt toe.” Dit resultaat maakt dat mijn motivatie om te kijken naar mogelijkheden om ICT voor jonge kinderen in te zetten, is toegenomen. In dit stuk zal ik onderzoek doen naar manieren waarop ICT op een goede manier kan worden ingezet in kleutergroepen. Het onderzoek zal voor een groot deel plaats vinden op Basisschool Trudo in Eindhoven, maar zal vooral ook gericht zijn op de praktische mogelijkheden in iedere ontwikkelingsgerichte kleuterklas. Het doel van het onderzoek is het gebruik van ICT in kleuterklassen te bevorderen. Welke winst er door het gebruik van ICT te behalen is en hoe valt die winst dan te behalen? Kortom wat hebben jonge risicoleerlingen nodig? En hoe kan ICT een aanvulling daarop zijn. Belangrijk daarbij is te achterhalen wat leerkrachten nodig hebben om deze winst te behalen. Ik wil mogelijkheden vinden om ICT op een praktische manier in te zetten in een kleutergroep. En laagdrempelige mogelijkheden creëren om ICT in kleutergroepen op de kaart te zetten. De probleemstelling is:
Hoe creëer je een goede ICT- leeromgeving om de ontwikkeling van jonge kinderen te bevorderen?
De hypothese die ik daarbij stel is dat veel leerkrachten wel weten dat ICT een meerwaarde voor het onderwijs aan jonge kinderen is, maar dat zij niet weten hoe dit op een goede manier in te zetten en van welke materialen zij gebruik kunnen maken. Ook verwacht ik dat zij niet weten welke doelen er bereikt kunnen worden. Daarnaast verwacht ik ook dat er weinig uitgeverijen gericht zijn op software voor jonge kinderen die ook daadwerkelijk educatief verantwoord is. Deze hypothese zal ik analyseren in de conclusie.
Mei 2009
Femke Wetzer-van Gils
10
Masteronderzoek Special Educational Needs – Jonge risicokinderen Juf, mogen wij ook op de computer?
1. Hoe leren jonge (risico)kinderen?
In dit hoofdstuk wil ik in gaan op hoe jonge- risicokinderen leren. Om dit goed te kunnen doen, is het belangrijk om verschillende visies op het geven van onderwijs aan jonge kinderen te bespreken. Dit is noodzakelijk zodat de mogelijkheden van ICT- onderwijs hier op kunnen worden afgestemd.
1.1 Onderwijs aan jonge (risico)kinderen
Een jong risicokind is een kind met een niet-specifieke ontwikkelingsachterstand en een algeheel traag cognitief ontwikkelingstempo. Beets- Kessens ( 2002), Stevens (1992) en Janssen- Vos (2003) noemen de volgende kenmerken als opvallend bij deze kinderen. De leerlingen hebben ontwikkelingsachterstanden op vrijwel alle domeinen. Er zijn doorgaans problemen op het gebied van communicatie, taal en sociale contacten. Tijdens het spelen vertonen leerlingen rollenspel met weinig variatie of hebben in het geheel moeite met het spelen. Het ontbreekt deze kinderen regelmatig aan planmatig en strategisch handelen. Er zou ook sprake kunnen zijn van zeer geringe intellectuele belangstelling. Typerend zijn ook begeleidende gedragsproblemen, zonder duidelijke samenhang met de andere problemen. De leerlingen zijn moeilijk te motiveren voor nieuwe ervaringen en activiteiten. Ze zijn faalangstig en hebben gebrek aan zelfvertrouwen. De leerlingen zouden ook een bedreigde persoonlijkheidsontwikkeling kunnen hebben. Leerlingen vertonen teruggetrokken gedrag en nemen weinig initiatieven. Er is bij deze leerlingen vaak een aantoonbare samenhang tussen ontwikkelingsachterstand en de gezinsomgeving.
Wat hebben deze jonge( risico)kinderen nu eigenlijk nodig? Hoe kunnen we risico`s ombouwen naar kansen?
Mei 2009
Femke Wetzer-van Gils
11
Masteronderzoek Special Educational Needs – Jonge risicokinderen Juf, mogen wij ook op de computer?
1.1.1 Adaptief onderwijs
Er zijn verschillende theorieën ontstaan over goed onderwijs aan jonge kinderen. Stevens (1994) gaf vorm aan het adaptief onderwijs. Dit onderwijs gaat er vanuit dat er drie basisbehoeften zijn, te weten: relatie, competentie en autonomie. Zo betekent aandacht voor relatie bijvoorbeeld dat leerkrachten leerlingen laten weten dat zij beschikbaar zijn en naar hen willen luisteren; zij de tijd nemen voor interacties met leerlingen, zij belangstelling tonen voor de achtergrond van de leerling en dat zij afspraken met leerlingen nakomen. Aandacht voor competentie houdt bijvoorbeeld in dat leerkrachten actief beurten geven aan alle leerlingen, dat zij ruimte geven aan verschillen in werk- en leerstijl, dat zij blijk geven van hoge verwachtingen, die aansluiten bij de mogelijkheden en talenten van leerlingen; dat zij vragen stellen die tot reflectie uitnodigen. Aandacht voor autonomie betekent bijvoorbeeld dat leerkrachten initiatieven van leerlingen honoreren; dat zij ideeën van leerlingen waarderen en er wat mee doen; dat zij leerlingen uitdagen eigen oplossingen te bedenken; dat zij leerlingen echte keuzes geven bij het maken van taken (hoe en wat); dat zij leerlingen laten meebepalen hoe de klas wordt ingericht en dat zij een aantal organisatorische zaken aan leerlingen toevertrouwen. Op deze manier wordt onderwijs vormgegeven waarin leerlingen gemotiveerd zijn om aan het werk te gaan en waarvan ze uiteindelijk optimaal profiteren.
1.1.2 Ervaringsgericht onderwijs
Ieder mens, ieder kind heeft basisbehoeften. Deze behoefte heeft men nodig om goed te kunnen functioneren. Een jong kind, waarbij aan deze basisbehoeften niet kan worden voldaan, zal een kans hebben op een ontwikkelingsachterstand. Ferre Leavers ( 1992) schrijft hierover in zijn theorie over ervaringsgericht onderwijs. Deze basisbehoeften bestaan uit de behoefte aan affectie, warmte en geborgenheid, de behoefte aan duidelijkheid, continuïteit en houvast, de behoefte om iemand te zijn in de ogen van anderen, de behoefte om zichzelf als kundig te ervaren en de behoefte om moreel in orde te zijn en een zin te geven aan zijn of haar leven. Mei 2009
Femke Wetzer-van Gils
12
Masteronderzoek Special Educational Needs – Jonge risicokinderen Juf, mogen wij ook op de computer?
De gedachtegang is dat als er kan worden voldaan aan deze basisbehoeften, een kind kan uitgroeien tot een evenwichtig persoon. Naast basisbehoeften heeft betrokkenheid een belangrijke plaats binnen het ervaringsgerichte onderwijs. Betrokkenheid is hier een belangrijke voorwaarde om tot ontwikkeling te komen. Zoals eerder gezegd: Betrokkenheid is dé conditie bij uitstek voor het realiseren van ontwikkeling in de diepte of fundamenteel leren. (CEGO, 2009)
1.1.3 Ontwikkelingsgericht onderwijs De theorieën van ontwikkelingsgericht onderwijs zijn onder andere gebaseerd op de ideeën van Ferre Leavers en Luc Stevens en gaat uit van de eigen ontwikkelkracht van kinderen. ( Janssen- Vos, 2003) Het ontwikkelen van de persoon in de breedste zin van het woord. Vygotsky is de belangrijkste grondlegger van ontwikkelingsgericht onderwijs met
afb.1. doelencirkel basisontwikkeling (2003)
name door de notie` zone van de naaste ontwikkeling` (zone of proximal development (ZPD) (Wikipedia, 2009). Deze notie geeft Vygotski's kijk op de menselijke ontwikkeling weer: een kind heeft een bepaalde cognitieve ontwikkeling bereikt en kan nu met hulp van met name een leerkracht de kloof naar de zone van de naaste ontwikkeling dichten. De docent dient er daarbij zorg voor te dragen - wil het leren succesvol zijn - dat het kind gebruik maakt van de 'tools' van het feitelijke cognitieve niveau. Vygotsky gaat er van uit dat de leerling leert in aansluiting op wat hij al weet, maar het moet wel nieuw of uitdagend zijn om daadwerkelijk van leren te kunnen spreken. ( www.taalvormingentaaldrukken.nl, 2009). De leerkracht helpt het kind een stapje verder. Het eigen initiatief van het kind is belangrijk. De psychische voorwaarden voor het nemen van initiatieven, zoals welbevinden en betrokkenheid liggen daaraan ten grondslag. Binnen ontwikkelingsgericht onderwijs vindt men de basiskenmerken als emotioneel vrij zijn, zelfvertrouwen hebben en nieuwsgierig zijn van belang. Daarna werken zij naar de brede doelen als samen spelen en werken,
Mei 2009
Femke Wetzer-van Gils
13
Masteronderzoek Special Educational Needs – Jonge risicokinderen Juf, mogen wij ook op de computer?
initiatieven nemen en verkennen van de wereld, tot de specifieke kennis en vaardigheden als motorische vaardigheden, woorden, begrippen en schematiseren. 1.1.4 Meervoudige intelligentie De voorgaande visies zijn onderdeel van theorieën van ontwikkelingspsychologen. Over behoeften van leerlingen om tot leren te komen. Meervoudige intelligentie kijkt ook naar behoeften, maar dat is niet de kern. Meervoudige intelligentie is geen visie van werken, het is een manier van kijken naar kinderen, hoe zij leren en hoe het letterlijke onderwijsaanbod daarop kan worden afgestemd. Niet ‘hoe knap ben jij’, maar ‘hoe ben jij knap’ luidt in het kort de kern van de theorie van ‘meervoudige intelligentie’ hierna vermeld als MI. Meervoudige intelligentie komt erop neer dat een mens niet op één, maar op verschillende manieren intelligent kan zijn. Op basis van langdurig hersenonderzoek en onderzoek in leersituaties identificeerde de Amerikaan H. Gardner (1993) acht intelligenties. Hij stelde vast dat ieder persoon over alle vormen beschikt, maar zich meestal in een aantal van deze intelligenties sterker ontwikkelt dan in de andere. Dit betekent dat mensen op verschillende manieren ‘knap’ zijn. Zo ook voor leerlingen in het onderwijs. De één denkt vooral in woorden, terwijl de ander meer ruimtelijk denkt en een derde zich nadrukkelijk ontwikkelt in communicatie met anderen. Een belangrijke consequentie van het standpunt van Gardner is dat intelligentie niet - als IQ - in één getal uitgedrukt kan worden. Intelligentie heeft vooral betrekking op de bekwaamheid om problemen op te lossen, om nieuwe problemen te onderkennen of te creëren en producten te vervaardigen in een gewone en betekenisvolle omgeving. Er zijn acht intelligenties ( bijlage 10). In het onderwijs doen we voornamelijk een beroep op het verbaal linguïstisch leren en op de logisch mathematische intelligentie. Door vooral deze twee intelligenties te benadrukken, doen we kinderen echter tekort
Mei 2009
Femke Wetzer-van Gils
14
Masteronderzoek Special Educational Needs – Jonge risicokinderen Juf, mogen wij ook op de computer?
en gebruiken we niet al hun mogelijkheden. Wanneer we de omslag kunnen maken naar het gebruiken van alle intelligenties, kunnen we beter aansluiten bij de sterke kanten van alle leerlingen.
1.1.5 Alliance for Childhood
Vanuit verschillende landen zoals de Verenigde Staten, Engeland, België en Zwitserland hebben verschillende kinderartsen, psychiaters, psychologen en pedagogen zich verenigd in de organisatie `Alliance for Childhood`. Zij benoemen dat goede geestelijke en lichamelijke ontwikkeling van jonge kinderen onder vuur ligt, door de huidige visie op voor –en vroegschoolse educatie. De volgende elementen achten zij essentieel in het onderwijsprogramma: • Een goede band met de leerkracht, de kwaliteit van de relatie helemaal gericht op het kind is bepalend voor het latere leersucces. • Respect voor sociale en etnische achtergronden van de leerlingen en aandacht daarvoor in de groep. Hierdoor kan begrip voor menselijke diversiteit ontstaan. • Een rijke mondelinge taalomgeving in de vorm van praten, verhaaltjes vertellen, rijmen, zingen en boekjes voorlezen. Mondeling taalgebruik gaat aan lezen en schrijven vooraf. • Mogelijkheden waarin het kind zijn eigen nieuwsgierigheid kan volgen, zodat er een onderzoekende geest ontstaat. • Ervaringen die aan de fysieke behoeften van het kind tegemoetkomen, zoals rennen, klauteren, klimmen, maar ook voelen, proeven en ruiken. • Tijd voor sociaal spel en fantasiespel, dit draagt bij aan de fysieke, sociale, emotionele en cognitieve ontwikkeling. • Kennismaking met kunst en cultuur. • Het opdoen van praktische ervaringen die betrekking hebben op het alledaagse leven: tuinieren, dieren verzorgen, koken, knutselen enz. • Spontaniteit en creativiteit van de leerkracht.
Mei 2009
Femke Wetzer-van Gils
15
Masteronderzoek Special Educational Needs – Jonge risicokinderen Juf, mogen wij ook op de computer?
Hun doel is hiermee te bereiken dat een gezonde generatie kinderen wordt afgeleverd die stabiel, nieuwsgierig en leergierig in de wereld staat (Goorhuis- Brouwer, 2009). Belangrijk is om te weten wat van een leerkracht wordt verwacht die aan jonge (risico)kinderen les geeft. De opsomming van essentiële factoren om goed onderwijs te geven aan jonge kinderen, geeft veel overeenkomsten met bovengenoemde visies. Het benoemen van gedrag en activiteiten die hier aan gekoppeld zijn, kunnen voor leerkrachten houvast bieden bij het indelen van hun onderwijsaanbod.
Wanneer we naar de overeenkomsten en verschillen tussen de vijf visies kijken, kan worden geconcludeerd dat om goed onderwijs aan jonge kinderen te geven, het nodig is om op de hoogte te zijn van bestaande visies op het onderwijs aan jonge kinderen. Uit deze visies blijkt dat onderwijs aan jonge kinderen vraagt om: onderwijs dat zich bezig houdt met de behoeften van jonge kinderen. Het kind moet zich prettig voelen, tevreden zijn met zichzelf, zich competent voelen en mogelijkheden krijgen om zelfstandig te zijn. Duidelijkheid en structuur zijn hierbij van belang. Een jong kind heeft een leerkracht nodig die uit gaat van meerdere ingangen om de talenten van kinderen te vinden en daarvoor de principes van meervoudige intelligentie gebruikt. Een leerkracht die het onderwijsaanbod zo aan past dat er voor elke leerling een mogelijkheid is om zijn of haar talenten te ontwikkelen. Een leerkracht die onderwijs geeft wat uitdagend en betekenisvol is en een rijk taalgebruik aanbiedt. Als dit voor alle leerlingen mogelijk kan worden gemaakt, wordt het onderwijs passend voor elk kind maar ook voor elke groep. .
Mei 2009
Femke Wetzer-van Gils
16
Masteronderzoek Special Educational Needs – Jonge risicokinderen Juf, mogen wij ook op de computer?
1.2 Passend onderwijs
Jij mag zijn zoals je bent, om te worden wie je bent. Maar nog niet kunt zijn. En je mag het worden op jouw manier, in jouw tijd. (HJK,2009)
Sir Ken Robinson, schrijver van een boek over herkennen van passie en talent zegt daarover het volgende: Mensen die in hun element zijn, doen waar ze goed in zijn. Maar ze doen vooral waar ze met hart en ziel van houden. Creativiteit is van essentieel belang. Als je niet creatief kunt denken is het moeilijk om je weg te vinden in de snel veranderende wereld. Het grenst aan hoogmoed om te denken dat we kinderen daarvoor kunnen klaarstomen via kennisoverdracht en een gestandaardiseerde test. In de echte wereld is er niet een juist antwoord op iedere vraag. Het onderwijs moet radicaal omgevormd worden van standaardisering naar personalisering. Maatwerk dus!! (Prima, 2009). Op een uitwerking van passend onderwijs op de website van het ministerie van OC&W ( 2007) is te lezen dat scholen hun onderwijs onvoldoende afstemmen op verschillen in onderwijsbehoeften en slagen er niet in goede leerlingenzorg te realiseren. Bovendien zijn zij onvoldoende opbrengstgericht. Het lukt ze onvoldoende in een planmatig aanbod te voorzien dat past bij de vermogens van hun leerlingen, aldus de inspectie. De inspectie stelt verder dat de leerlingen in cluster 4 niet het onderwijs krijgen waarop ze op grond van hun specifieke onderwijsbehoeften recht hebben. Bij 45% van de 202 scholen of afdelingen is de kwaliteit risicovol of zorgelijk. Elf scholen en afdelingen vallen onder de categorie zeer zwak. Het kind moet centraal staan. De taak van het onderwijs is om de kwetsbare kinderen waar het in passend onderwijs om gaat zo goed mogelijk voor te bereiden op een zo zelfstandig mogelijke plaats in de samenleving. Tussen de leerlingen zijn er grote verschillen naar de aard van de beperkingen en de mogelijkheden die zij hebben. Het onderwijs moet rekening houden met die verschillen en het aanbod aanpassen op de behoeften van het kind. Passend onderwijs betekent niet dat alle leerlingen in de gewone school voor basis- of voortgezet onderwijs moeten worden opgevangen.
Mei 2009
Femke Wetzer-van Gils
17
Masteronderzoek Special Educational Needs – Jonge risicokinderen Juf, mogen wij ook op de computer?
Een deel van de leerlingen kan met goede ondersteuning in de reguliere school onderwijs volgen, maar een ander deel kan beter onderwijs volgen in een speciale school. Er zijn ook tussenvormen mogelijk zoals de inrichting van een speciale klas binnen een reguliere school. Tot slot zijn er mogelijkheden om leerlingen tijdelijk in een speciale voorziening te plaatsen, bijvoorbeeld om via goede observatie tot een betere beslissing over plaatsing te komen. Daarom is het belangrijk om een leerling binnen de basisschool goed in beeld te brengen. En het verlangt een goed reflectief vermogen van de leerkracht. De leerkracht is de spil in de ontwikkeling van de leerling. Passend onderwijs is naar mijn inziens een mogelijkheid, daarentegen heb ik mijn twijfels over inclusief onderwijs. Deze twijfel wordt gedeeld met Clare Sainsbury, schrijfster van `Marsmannetje op school` (2000), zij zegt hierover het volgende: `Het verlangen een etiket te vermijden hangt vaak samen met geloof in normalisering…. Is normalisering geworteld in een vijandige en ontkennende houding ten opzichte van het anders zijn. In plaats van uit te gaan van de behoefte, keuzes en waarden van een individu met een handicap, vertrekt deze theorie vanuit de onbetwiste normen van normale mensen. Inclusief onderwijs wordt vaak verdedigd met het argument dat normale leeftijdsgenootjes voorbeelden zullen zijn van `gepast`gedrag, waarbij buiten beschouwing wordt gelaten dat één van de opvallendste kenmerken van stoornissen binnen het autistisch spectrum precies het onvermogen is om sociale conventies ut onze omgeving af te leiden. `De nadruk leggen op het belang van contact met bepaalde leeftijdsgenootjes, alleen maar omdat die kinderen geen handicap hebben, houdt onmiskenbaar de boodschap in dat mensen met een handicap ongewenst zijn als speel- of schoolmakker`. Door het lezen van haar kijk op inclusief onderwijs zie ik dat wat door sommigen als emancipatie wordt gezien, niet voor alle groepen zou gelden. Sommige leerlingen hebben veel baat bij een andere manier van werken. Ze zouden niet kunnen aarden met de theorie van inclusief onderwijs. In haar boek geeft Clare ook een opening voor het passender maken van het onderwijs voor kinderen met autisme. Voor autistische leerlingen bijvoorbeeld met het syndroom van Asperger is het makkelijk om te communiceren zonder verwarrende dingen zoals lichaamstaal, de toon van iemands stem of de druk om meteen te moeten antwoorden. Voor deze leerlingen is het gebruik van ICT een
Mei 2009
Femke Wetzer-van Gils
18
Masteronderzoek Special Educational Needs – Jonge risicokinderen Juf, mogen wij ook op de computer?
belangrijk onderdeel om de`andere` wereld beter te kunnen begrijpen. Ook andere leerlingen zouden baat kunnen hebben bij het gebruik van ICT om hun onderwijsbehoefte passender te maken.
Hoe kan de leerkracht ICT gebruiken om op individuele zorgvragen af te stemmen en daarmee het onderwijs passender te maken?
Mei 2009
Femke Wetzer-van Gils
19
Masteronderzoek Special Educational Needs – Jonge risicokinderen Juf, mogen wij ook op de computer?
2. ICT werkt. Niet het middel werkt vernieuwend, maar de leerkracht.
Cox e.a.(JSW-boek 27, 2000) heeft onderzoek gedaan naar leerkrachtgedrag in relatie tot ICT. Daaruit blijkt dat leerkrachten succeservaringen hebben met ICT als zij; pro-actief zijn en op de inbreng van de leerlingen reageren. Ze moeten het einddoel goed in de gaten kunnen houden en praktische creatieve voorstellen voor leren kunnen doen. De basis voor succes vormt het pedagogisch denken van de leerkracht die bij het aanbieden van ICT de onderwijsstijl van de leerling, de keuze van leerbronnen (software of internet) en onderwijsaanbod snel met elkaar kan verbinden. In het volgende hoofdstuk laat ik zien dat ICT een plek heeft in onderwijsland en welke de plek ICT heeft in de kleutergroepen. 2.1 Wat is ICT? In de afgelopen tien jaar heeft de computer ruimschoots zijn intrede gedaan in het onderwijs. Informatietechnologie (IT), in Nederland vaak informatie- en communicatietechnologie (ICT) genoemd, is een vakgebied dat zich met informatiesystemen, telecommunicatie en computers bezighoudt. Hieronder valt het gebruiken, ontwikkelen en beheren van systemen, netwerken, databanken en websites. Ook het onderhouden van computers en programmatuur valt hieronder (Wikipedia, 2009). In het onderwijs zijn er vier deelgebieden die het gebruik van ICT omvatten ( Kennisnet, 2008). De visie; de opvatting van de school over wat goed onderwijs is en de manier waarop zij dat denkt te realiseren. Een visie omvat de doelen van de school, de rol van docenten en leerlingen, de inhoud van het onderwijs en de materialen die de school inzet. De mate van deskundigheid; leerkrachten
Mei 2009
Femke Wetzer-van Gils
Afb.3 Kennisnet ( 2008)
20
Masteronderzoek Special Educational Needs – Jonge risicokinderen Juf, mogen wij ook op de computer?
en leerlingen moeten over voldoende kennissen vaardigheden beschikken om ICT te gebruiken in het onderwijs. Daarbij gaat het niet alleen om basale computervaardigheden. Bij docenten gaat het onder meer om kennis over en vaardigheden in didactische toepassingen. Bij leerlingen gaat het bijvoorbeeld om webwijsheid. Bovendien is het belangrijk dat docenten ICT ook daadwerkelijk willen inzetten. Kortom: professioneel bewustzijn over de (on)mogelijkheden van ICT voor leren en beschikken over de competenties voor gebruik. De derde belangrijke spil in de deelgebieden met betrekking tot ICT in het onderwijs is digitaal leermateriaal; computerprogramma’s waar de school gebruik van maakt als ook formeel en informeel digitaal lesmateriaal. Om dit leermateriaal te kunnen gebruiken is het belangrijk dat de ICT-infrastructuur in orde is; het gaat hier om de beschikbaarheid van computers netwerken en internetverbindingen. Verder worden ook het beheer en het onderhoud van ICT-voorzieningen gerekend tot de infrastructuur. Het intranet van de school en de elektronische leeromgevingen vallen eveneens onder ICT- infrastructuur. Met betrekking tot deze vier deelgebieden heeft Kennisnet een rapport uitgebracht om de vorderingen van het gebruik van ICT in het onderwijs te kunnen vastleggen. De stand van zaken volgens het rapport `Vier in balans` (Kennisnet, 2008) met betrekking tot ICT in het onderwijs: • In basis- en voortgezet onderwijs delen zes leerlingen één computer. • Het aantal digitale schoolborden is het afgelopen jaar in het basisonderwijs verviervoudigd (van 11% naar 48%). Leerlingen leren beter en sneller met een digitaal schoolbord (visueel en interactief onderwijs motiveert leerlingen). • Leraren gebruiken de computer 13-18 uur per week voor schooltaken. De helft van de leraren geeft aan dat ICT- toepassingen hen extra tijd oplevert; • Digitale leermiddelen kunnen een school kosten besparen; • Ongeveer 15% van het leermateriaal in het basis- en voortgezet onderwijs is digitaal. Leraren verwachten dat in de komende jaren het gebruik van lesboeken (verder) zal afnemen ten gunste van digitaal leermateriaal. • Computersimulaties stellen leerlingen in staat (een deel van) de werkelijkheid na te bootsen en op die manier conceptuele kennis te verwerven.
Mei 2009
Femke Wetzer-van Gils
21
Masteronderzoek Special Educational Needs – Jonge risicokinderen Juf, mogen wij ook op de computer?
• Met een digitaal schoolbord leren leerlingen beter en sneller. Daarnaast zijn ze gemotiveerder door het aanbieden van onderwerpen op een visuele en interactieve manier. • Het spelen van games doet aanspraak op een aantal belangrijke competenties zoals sociale vaardigheden, strategisch denken en snel beslissen. Games sluiten aan bij de leefwereld van jongeren en brengen variatie in het onderwijs. Door games houden leerlingen langer hun aandacht bij de les. • Ongeveer de helft van de docenten ervaart dat diverse ICT- toepassingen hen tijd bespaart. • Een à twee van de tien leraren geeft aan geen steun te krijgen van het management voor het verwerven van ICT- vaardigheden. • Internet biedt jongeren veel mogelijkheden voor plezier, leren en ontwikkeling. Er zijn ook zorgen over de risico’s van internet. Deze risico’s variëren van ongewenste inhoud tot ongewenste contacten. Zoals kinderen van jongs af aan leren veilig een straat over te steken, is het nodig dat ouders en leerkrachten kinderen voorbereiden op veilig gedrag in een digitale wereld. • Ongeveer negen van de tien leerkrachten in het basisonderwijs en het voortgezet onderwijs beschikt volgens het management over voldoende ICTbasisvaardigheden zoals het bedienen van een computer, tekstverwerkingen en gebruik van internet. • De didactische ICT- vaardigheden zijn volgens het management bij een derde van alle leerkrachten goed en bij ruim veertig procent voldoende. • Ongeveer 15% van de leermaterialen in het basisonderwijs en voortgezet onderwijs is digitaal. • Daarnaast maakt 20-45% van de leraren gebruik van digitale oefenprogramma’s, een digitaal leerlingvolgsysteem, digitaal portfolio of een elektronische leeromgeving. • Al meer dan tien jaar behoort bruikbare programmatuur en content tot de belangrijkste wensen van docenten. De meeste docenten geven aan dat zij behoefte hebben aan inzicht in de opbrengsten van dit soort materiaal. Docenten willen dus weten wat werkt. Daarnaast is er vooral behoefte aan beschikbaarheid van gratis digitaal leermateriaal (open source). De belangrijkste manieren waarop leraren in bezit komen van digitaal Mei 2009
Femke Wetzer-van Gils
22
Masteronderzoek Special Educational Needs – Jonge risicokinderen Juf, mogen wij ook op de computer?
leermateriaal zijn via de methoden; door zelf te zoeken op internet; via collega’s; door zelf materiaal te ontwikkelen of bestaand materiaal te bewerken; via Kennisnet • De meerderheid van het management vindt de beschikbare ICTvoorzieningen toereikend voor gebruik in de lessen. • Leerkrachten zijn minder positief over de beschikbare ICT- voorzieningen dan het management. Bij een derde van de basisscholen doen zich problemen voor op het gebied van apparatuurbediening. De bovenstaande resultaten maken duidelijk dat het ICT- onderwijs in het basisonderwijs in ruim voldoende mate van de grond komt. In het onderzoek is niet specifiek ingegaan op de onderbouw als specifieke doelgroep? En wat is eigenlijk het rendement van het gebruik van ICT bij het onderwijs aan jonge kinderen?
2.2 Het rendement van ICT
Om zeker te weten of het gebruik van ICT werkt in het onderwijs zijn door verschillende instanties en organisaties onderzoeken uitgevoerd.
In JSW-boek 27 wordt het onderzoek van LEASK (1995) aangehaald. Daarin worden de volgende effecten in het gedrag en de leervaardigheid van leerlingen vastgesteld: •
Betere concentratie
•
Toegenomen motivatie
•
Verbetering van leesvaardigheden
•
Toename van zelfvertrouwen
•
Verveling treedt op als gevolg van herhaling van dezelfde taken
•
Verlies van motivatie bij internettaken die niet voldoende konden worden overzien.
•
Het inbedden van interactieve prentenboeken voor jonge kinderen laat zien dat het gebruik ervan alleen positief is als de leerkracht het kan inbedden in interactief taalonderwijs.
Mei 2009
Femke Wetzer-van Gils
23
Masteronderzoek Special Educational Needs – Jonge risicokinderen Juf, mogen wij ook op de computer?
Onderzoek van de Amerikaanse Software Information Industry (SIIA) heeft aangetoond dat softwareprogramma’s ook de leerprestaties van beginnende geletterden kunnen bevorderen. Leerlingen die ICT- toepassingen gebruiken, kunnen leerwinst behalen op het gebied van fonologisch bewustzijn (structuur van klanken in een taal), woordenschatontwikkeling, begrijpend lezen en spellen. Lezen en schrijven kunnen bij goede inzet van ICT- middelen ook verbeterd worden. Ook kan zelfstandig werken in een computerhoek stimulerend werken voor de taalontwikkeling. Werken in twee- of drietallen in een computerhoek leidt tot intensieve mondelinge communicatie in de vorm van overleg- en samenwerkingsgesprekken (Bronkhorst, 2005). Dit verhoogt de interactie tussen leerlingen. Als kinderen een probleem ervaren bij het werken met de computer is het goed ze met elkaar daarover zelfstandig te laten discussiëren. Dat stimuleert mondelinge communicatie. Aanwezigheid van volwassenen wordt door kinderen vaak gevoeld als een inbreuk in hun wereld (JSW-boek 27,2000).
ICT heeft op meer vlakken invloed op kinderen ( Bronkhorst, 2005): •
Kinderen leren het accepteren van verschillen. Oud, jong, man, vrouw en huidskleur zijn niet zichtbaar. Het is niet de verschijningsvorm maar wat degene doet of beweert is interessant.
•
Kinderen staan voor een hele nieuwe wereld. Zij zijn de nieuwsgierige generatie.
•
Assertiviteit en zelfvertrouwen nemen toe. Zelf problemen oplossen, geeft een gevoel van beheersing en vertrouwen.
Het blijkt dat leerlingen met een gematigd ICT- gebruik , beter presteren dan leerlingen die heel weinig of juist heel veel gebruik maken van ICT. Dit geldt voor alle programma`s en activiteiten. Erg veel gebruik van ICT leidt tot slechtere leerprestaties, zelfs slechter dan leerlingen die helemaal geen ICT gebruiken. Deze resultaten onderstrepen de noodzaak van kennis bij leraren over de juiste dosering en mix van ICT- materialen in leersituaties (JSW-boek 27, 2000) (Vier in balans, 2007).
Mei 2009
Femke Wetzer-van Gils
24
Masteronderzoek Special Educational Needs – Jonge risicokinderen Juf, mogen wij ook op de computer?
Dan zijn er nog de opbrengsten van een opkomend fenomeen; de digitale prentenboeken voor taalontwikkeling bij kleuters. Gewoonlijk leren kleuters per dag gemiddeld twee tot drie nieuwe woorden. Door gebruik te maken van digitale prentenboeken met bewegende beelden leren kleuters per dag gemiddeld vijf tot zes nieuwe woorden ( Sardes, 2007). Mayer (2001) zegt over de woordenschat, dat leerlingen een begrip beter onthouden als ze woorden tegelijk met plaatjes krijgen aangeboden. Daarbij moeten die woorden en plaatjes dichtbij elkaar op het scherm staan. Woorden, geluiden en plaatjes die niets met de inhoud te maken hebben, kun je beter weglaten. Een tweede kenmerk is dat woorden die in verhaalvorm worden aangeboden, meer leereffect opleveren dan losse teksten op het scherm.
Nu dit te hebben vastgesteld dat de rendementen van het gebruik van ICT positief zijn, wat kan ICT dan betekenen voor jonge (risico) kinderen? 2.3 Jonge (risico)kinderen en ICT
In hoofdstuk 1 heb ik op basis van verschillende onderwijsvisies vastgesteld waaraan goed onderwijs aan jonge kinderen zou moeten voldoen. In combinatie met het rendement en de stand van zaken in het onderwijs met betrekking tot ICT zou dit het volgende betekenen: een jong kind moet zich prettig voelen, tevreden zijn met zichzelf, zich competent voelen en mogelijkheden krijgen om zelfstandig te zijn. Uit paragraaf 2.2 blijkt dat ICT onderwijs een betere concentratie, toegenomen motivatie en een toename van zelfvertrouwen met zich mee brengt. Computers hebben aantrekkingskracht, jonge kinderen zijn nieuwsgierig. Veel kinderen identificeren zich met de situatie die in het programma wordt uitgebeeld. Ze voelen zich een met het programma en dat geeft een gevoel van voldoening en beheersing (JSW-boek 27, 2000).
Veel software herhaalt zo vaak als de leerling dit wil, geeft steeds weer directe feedback, dit geeft de leerling een gevoel van competentie en autonomie. Ook zorgt dit voor duidelijkheid en structuur, wat in elke visie belangrijk wordt gevonden.
Mei 2009
Femke Wetzer-van Gils
25
Masteronderzoek Special Educational Needs – Jonge risicokinderen Juf, mogen wij ook op de computer?
Omdat veel computersoftware de leerling via verschillende kanalen bereikt, visueel en auditief, maar ook verschillende opties heeft om de leerling te laten zoeken naar waar hij of zij betrokken bij is en elke leerling zijn eigen talenten kan gebruiken, sluit ICT aan bij de principes van meervoudige intelligentie. Wanneer leerlingen het gevoel hebben dat kennis iets met hen te maken heeft, beantwoordt dat aan een natuurlijke behoefte en verloopt leren gemakkelijker. Onderwijs zal daarom uit moeten gaan van levensechte situaties. Jonge kinderen kunnen en willen vaak veel tegelijk. Alles wordt in hoog tempo uitgeprobeerd. Over de resultaten wordt uitvoerig overlegd met kinderen die in de buurt zitten. Er is geen gevoel van mislukking of afstraffing maar een onblusbare drang om te ontdekken wat die merkwaardige machine allemaal kan. Op die manier ontwikkelen kinderen ook spelenderwijs oplossingsmethoden voor computerproblemen. Een belangrijke kanttekening is dat niet alle software aan deze principes voldoet en dat de leerkracht het onderwijsaanbod zo moet inrichten zodat de software gematigd aan wordt geboden en kritisch dient te kijken naar mogelijkheden passend bij de visie. Het is belangrijk bij de keuze van software om te kijken naar de mogelijkheden om problemen op te lossen. Naar manieren van feedback geven, het gebruik van animaties, het taalgebruik en de betekenisvolle context van de thema`s. Omdat software in veel verschillende soorten en maten bestaat en vaak aangepast kan worden op niveau en tempo, maakt het zich passend voor alle leerlingen.
Hoe staat het eigenlijk met het gebruik van de computer en de visie op het onderwijs bij de studenten van de leerroute Jonge Risicokinderen en collega`s van verschillende scholen van SKPO Eindhoven?
Mei 2009
Femke Wetzer-van Gils
26
Masteronderzoek Special Educational Needs – Jonge risicokinderen Juf, mogen wij ook op de computer?
3. ICT in kleutergroepen op dit moment
3.1 Onderzoeksmethodologie
Het onderzoek bestaat uit een kwantitatief gedeelte en kwalitatief gedeelte. Het kwantitatieve onderzoek bestaat uit een vragenlijst met gesloten vragen in de vorm van schaalvragen. Omdat de onderzoeksgroep bestaat uit ongeveer 200 respondenten, is dit volgens Kallenberg (2007) de beste manier om de kwaliteit van de informatie te behouden. Ik heb de vragen in trechtervorm gesteld zodat er eerst algemene informatie aanbod komt en dan pas specifieke informatie. Belangrijk vind ik het om te achterhalen wat leerkrachten in de onderbouw al weten van ICT en wat zij in de klas ondernemen. Daarop kan ik mijn aanbod om een goede ICT-omgeving te creëren afstemmen. De data uit de vragenlijst worden weergegeven in staafdiagrammen. Het totale overzicht is opgenomen in de bijlage. Dit geeft in een oogopslag een duidelijk beeld van de resultaten. Ook zal ik mogelijke andere interpretaties van het onderzoek beschrijven. Het kwalitatieve gedeelte bestaat uit een panelgesprek bij uitgeverij Malmberg waarbij naar onze mening werd gevraagd over de invulling van het digitale schoolbord voor de methode Kleuterplein, informatie van SKPO Eindhoven en een vergelijking van software aanbod door educatieve uitgeverijen. Doel van deelname aan dit gesprek is te achterhalen wat de mogelijkheden voor leerkrachten zijn, om zo een toekomstperspectief te kunnen beschrijven.
In de volgende paragraaf zijn de resultaten te lezen van de vragenlijsten die zijn ingevuld door studenten van Fontys OSO-leerroute Jonge risicokinderen en collega`s van scholen behorende bij SKPO Eindhoven.
Mei 2009
Femke Wetzer-van Gils
27
Masteronderzoek Special Educational Needs – Jonge risicokinderen Juf, mogen wij ook op de computer?
3.2 Analyse van de vragenlijst Van de 50 uitgereikte vragenlijsten binnen Fontys OSO-Jonge risicokinderen en SKPO Eindhoven zijn er 20 vragenlijsten teruggekomen.
3.2.1 Procedure en respons SKPO
Het wordt duidelijk uit bijgeleverde e-mails dat veel van de SKPO-respondenten, de vragenlijst hebben ingevuld met de gehele onderbouw. Of alleen de ICT-coördinator heeft gereageerd. Dit houdt in dat het aantal geretourneerde vragenlijsten minder is dan verwacht, maar er door het gezamenlijk invullen van de lijst geen exact aantal respondenten is vast te stellen. De verwachting was dat er 40 vragenlijsten retour zouden komen. Daadwerkelijk waren dit er 10. Dit is 25% van de scholen. Om het aantal reacties te vergroten, heb ik van te voren nagedacht over hoe de vragenlijst verstuurd zou kunnen worden. Dit is gebeurd via het e-mailadres van de directeur, omdat directeuren volgens ICT-er Pieter Dijksterhuis anders helemaal niet zouden reageren. Dit heeft er mogelijk voor gezorgd dat de lijst niet bij de juiste personen is aangekomen. Een ander punt is het invullen van de vragenlijst en deze te verzenden via e-mail, dit vraagt het een en ander aan vaardigheden van de respondenten. Ook kan het zijn dat de mensen die de vragenlijst teruggestuurd hebben meer betrokken zijn bij het thema ICT dan de mensen die geen reactie terug hebben gestuurd.
3.2.2 Procedure en respons studenten Fontys OSO Van alle studenten kwamen vragenlijsten terug, dit waren 10 lijsten. Daarnaast is de lijst door studenten schriftelijk ingevuld tijdens de studiemiddag, mogelijk dat dit hun beeld over ICT veranderd heeft. Mijn verwachting was dat de studenten meer bezig zouden zijn met ICT in de klas. Of een completer beeld zouden hebben van het gebruik van ICT bij jonge kinderen. Dit was niet het geval. 70% van de studenten gaf aan niet te weten welke doelen er met ICT te bereiken waren. Wel gaven zij allen aan de meerwaarde van internet en
Mei 2009
Femke Wetzer-van Gils
28
Masteronderzoek Special Educational Needs – Jonge risicokinderen Juf, mogen wij ook op de computer?
digitale prentenboeken te zien. Ook zou het zo kunnen zijn dat de studenten beter kunnen reflecteren op hun eigen handelen aangezien dit een veel gevraagde vaardigheid is tijdens de opleiding. Verder viel op dat bij de studenten de materialen minder goed in orde waren dan bij de respondenten van de SKPO.
3.2.3 De algemene analyse
Van belang is hoe de respondenten hun onderwijs inrichten. Als zij ruimte hebben voor inbreng van de leerling is het onderwijs betekenisvoller, dit is ook belangrijk voor de inzet van ICT binnen het onderwijs aan jonge kinderen. Want dit moet tenslotte ingezet worden tegen een betekenisvolle achtergrond om voldoende resultaten te behalen. Binnen het kleuteronderwijs is volgens 70% van de respondenten ruimte voor het zelf samenstellen van leerinhouden afhankelijk van wat de leerlingen bezig houden. 20% van respondenten vindt het belangrijk dat leerinhouden vast staan. Dit kan betekenen dat deze respondenten programmatisch met hun onderwijs omgaan en meer behoefte hebben aan software behorende bij de methode. 75% van de respondenten gebruikt computers in hun klas gedeeltelijk of helemaal, ook voor andere doeleinden dan alleen kennismaking met ICT. Dit is van belang omdat de respondenten dan ook het bereiken van andere doelen door middel van ICT belangrijk achten. 80% van de respondenten vindt dat jonge kinderen in hun groep zelfstandig kunnen werken met verschillende computerprogramma`s. Dit zou kunnen betekenen dat veel leerkrachten inzien dat ICT een stukje ondersteuning is van de leerkracht. En de software moet daarop ingesteld zijn. Over vraag vijf zijn de respondenten erg verdeeld. Het merendeel, 55 % van de respondenten is niet op de hoogte van de te bereiken kern- of tussendoelen door het gebruik van ICT. Daarentegen 30 % van de respondenten weten wel hoe zij door middel van ICT hun doelen kunnen bereiken. Het is dus van belang om mensen te laten uitwisselen over de mogelijkheden van ICT. De groep mensen die niet weet hoe
Mei 2009
Femke Wetzer-van Gils
29
Masteronderzoek Special Educational Needs – Jonge risicokinderen Juf, mogen wij ook op de computer?
de doelen door middel van ICT bereikt moeten worden, dienen te worden geholpen om hier inzicht in te krijgen. Maar liefst 65% van de respondenten voelt zich vaardig om ICT te gebruiken om tussendoelen van bijvoorbeeld taal- en rekenen te bereiken. 35% van de respondenten voelt zich minder vaardig. Een tegenstrijdigheid is dat meer respondenten weten welke programma`s zij kunnen inzetten om tussendoelen te bereiken. Dit zou dus betekenen dat de respondenten niet goed op de hoogte zijn van de doelen die met ICT te bereiken zijn. Zij weten wel welke programma`s er zijn om deze doelen te bereiken. Het is mogelijk dat respondenten weten wat de verschillende programma`s voor doel hebben, maar niet weten hoe andere doelen te bereiken. Het grootste deel van de respondenten, 65%, ziet in ICT een mogelijkheid om zorgleerlingen te ondersteunen. Toch geeft ook van de 30% respondenten aan geen mening te hebben of ICT niet als mogelijkheid te zien om jonge risicokinderen te ondersteunen. Dit heeft mogelijk te maken met het niet weten welke doelen er gesteld kunnen worden en het ontbreken van de kennis van software om dit te doen. Het gebruik van internet voor jonge kinderen wordt door 65% van de respondenten toegestaan. 80% wil dan wel graag dat het internetgebruik gefilterd wordt. Ook het gebruik van digitale prentenboeken wordt als meerwaarde gezien geeft 85% van de respondenten aan. Dit is van belang voor de mogelijkheden die ik in de praktijkuitwerking geef om leerkrachten verder te helpen in hun wens om digitale prentenboeken te gebruiken. Een even groot deel van de respondenten staat open voor hulp om hun ICT-gebruik ten bate van jonge kinderen te vergroten. Hiermee blijkt dat onderbouwleerkrachten ICT wel willen gebruiken. Dit resultaat is een van de redenen van dit onderzoek. Leerkrachten willen wel, maar ze hebben hulp nodig! Een struikelpunt voor 75 % van de respondenten is het materiaal dat niet in orde is. Een aantal respondenten geeft in hun opmerkingen aan dat de computers verouderd zijn, dat er geen plek is in de klas voor grote beeldschermen en dat de software niet goed werkt. Dit zijn essentiële onderdelen om ICT in de onderbouw goed uit te verf te laten komen.
Mei 2009
Femke Wetzer-van Gils
30
Masteronderzoek Special Educational Needs – Jonge risicokinderen Juf, mogen wij ook op de computer?
Wat uit deze analyse samenvattend te zeggen is:
De visie op het onderwijs aan jonge kinderen is dat de meeste leerkrachten inhouden zelf samen willen stellen en af willen stemmen op de behoefte van de leerlingen. Er is een verdeeld beeld over het bereiken van doelen, het gevoel van competentie van de leerkracht en het inzetten van ICT bij zorgleerlingen. Bijna unaniem zijn leerkrachten over de meerwaarde van digitale prentenboeken en het gebrek aan goed werkend materiaal ( hardware en software) en het gefilterd gebruik van internet. Dit komt grotendeels overeen met het onderzoek van Stegers (2001).
3.2.4 Klaar voor een digitaal bord?
Naast de vragenlijst is bij navraag ook gebleken dat de kleutergroepen nog niet klaar zijn voor een digitaal schoolbord, of is het digitale schoolbord niet klaar voor de kleuters?? Van de 39 scholen binnen de SKPO hebben minder dan 5 scholen een digitaal schoolbord in de onderbouw. Een veel gehoorde opmerking en vraag daarover is; wat zouden kleuters met zo`n bord moeten doen? Daar zijn ze toch veel te klein voor? Waar moet je het hangen, de kleuterklassen zijn al zo vol! En er is helemaal geen software beschikbaar! En niet te vergeten, het bord is heel kwetsbaar! Van de twaalf aanwezige leerkrachten bij een panelgesprek van Malmberg, in verband met de ontwikkeling van software voor het digibord in combinatie met de methode Kleuterplein, bleek dat alle leerkrachten graag meer met ICT en het digitale bord wilden doen in de klas. Daarentegen beschikten maar twee leerkrachten over een digitaal bord in hun kleutergroep of in een andere ruimte. Bij navraag is gebleken dat Uitgeverij Zwijsen nog niet is begonnen met het ontwikkelen van software voor het jonge kind en het digitale schoolbord.
Mei 2009
Femke Wetzer-van Gils
31
Masteronderzoek Special Educational Needs – Jonge risicokinderen Juf, mogen wij ook op de computer?
3.2.5 Aanbod van software bij de grote uitgeverijen
Na uitgebreid onderzoek op het internet blijkt dat de websites van de verschillende uitgeverijen geen of weinig aandacht besteden aan beschikbare software of mogelijkheden voor het digitale schoolbord.
Hieronder een overzicht bij de methodes in kleutergroepen:
Educatieve uitgeverijen
Educatieve software voor
Aandacht op internet
jonge kinderen.
voor software m.b.t groep 1/2.
Zwijsen
Schatkist, rekenen en taal
Ja
Zwijsen
Ik en Ko
Nee
Zwijsen
Wizwijs
Ja
Malmberg
Geen,vanaf groep 3
Nee
In ontwikkeling voor groep 1/2 Noordhoff
Geen,vanaf groep 3
Nee
CITO
Piramide
Nee
Bekadidact
Geen, vanaf groep 3
Nee
ThiemeMeulenhoff
Geen, vanaf groep 3
Nee
Om goed ICT-onderwijs te geven hebben leerkrachten hulp nodig. Niet alle leerkrachten zijn in staat om hun eigen onderwijsaanbod samen te stellen. Uitgeverijen moeten daar dus ook sneller vooruitgang in boeken. De meeste uitgeverijen zijn hier niet klaar voor, of weten niet wat te doen met hun software voor het jonge kind.
Mei 2009
Femke Wetzer-van Gils
32
Masteronderzoek Special Educational Needs – Jonge risicokinderen Juf, mogen wij ook op de computer?
3.2.6 Enthousiasme
Tijdens een studiemiddag over ICT voor jonge kinderen blijkt ook weer dat leerkrachten enthousiast worden als zij maar mogelijkheden aangeboden krijgen. Alle deelnemende studenten geven aan dat zij graag iets met de informatie zouden willen gaan doen. Sommige studenten hebben dit al gedaan. Vooral het maken van een digitaal prentenboek is vaak aangehaald. 75% van de studenten geeft aan hier iets mee te willen gaan doen, of dit al te hebben gedaan. Andere studenten verwachten na de afronding van de studie een aantal activiteiten op te pakken. Ook Krowser wordt daarbij als waardevol genoemd. Het onderdeel voor het digitale schoolbord is voor alle studenten nog niet uit te voeren. Helaas beschikt geen van hen over een digitaal schoolbord.
In het volgende hoofdstuk zal ik ingaan op de mogelijkheden van gefilterd internet door middel van Krowser, het maken van een digitaal prentenboek, het verzamelen van sites ten behoeve van de competenties van de leerkracht en het gebruik van het digitale bord in de onderbouw. Kortom de toekomst gebaseerd op de wensen van de leerkracht.
Mei 2009
Femke Wetzer-van Gils
33
Masteronderzoek Special Educational Needs – Jonge risicokinderen Juf, mogen wij ook op de computer?
4. ICT in de kleutergroepen, de toekomst 4.1 Het behalen van doelen Het onderwijsaanbod in het taalonderwijs en het rekenonderwijs is uitgewerkt in tussendoelen. Deze doelen geven een beeld van chronologische opeenvolging van leerstappen. Om deze doelen te behalen is de computer te gebruiken om te leren visualiseren, automatiseren en ontdekken. De doelen van tussendoelen van taal- en rekenonderwijs ( bijlage 7) geven verschillende mogelijkheden om ICT onderwijs in te zetten. Ik besteed bewust alleen aandacht aan software te gebruiken naast elke methode, en dus niet gekoppeld aan specifieke programma`s als Schatkist en Ik en Ko.
Een aantal mogelijkheden noem ik hieronder:
Taal
Wat doet de leerling?
Gespreksvaardigheid
Twee leerlingen achter een computer met twee koptelefoons.
Begrijpend luisteren
Digitale prentenboeken
Institutionele interacties
Luisteren naar instructies en opdrachten van de computer. Maar ook naar een klasgenootje bij het samenwerken achter de computer.
Gebruik van middelen
Het gebruik van de computer
Taalgebruiksdoelen
Redeneren
Beginnende geletterdheid Boekoriëntatie
Digitale prentenboeken
Verhaalbegrip
Digitale prentenboeken
Functies van geschreven taal
Het maken van kaarten, typen van versjes ( bijlage 8) met Office- Word
Relatie tussen gesproken en geschreven taal
Mei 2009
Digitale prentenboeken
Femke Wetzer-van Gils
34
Masteronderzoek Special Educational Needs – Jonge risicokinderen Juf, mogen wij ook op de computer?
Taalbewustzijn
Leessleutel voor groep ½ Schatkist
Alfabetische principes
Al het voorgenoemde.
Woordenschat Participatie in schooltaal
Woordenstart en Kidspiration
Definitievaardigheid
Woordenstart en digitale prentenboeken
Beheersen van een basiswoordenschat
Woordenstart en digitale prentenboeken
Uitbreiden van de woordenschat
Woordenstart en digitale prentenboeken Kidspiration
Opbouwen van een rekenwoordenschat
Ambrasoft groep 3-8 ook geschikt voor groep 2. Bas telt mee Kidspiration
Rekenen
Ambrasoft groep 3-8 ook geschikt voor groep 2. Bas telt mee www.rekenweb.nl Kidspiration www.digischool/po.nl Circus Nino
Deze voorbeelden geven de leerkracht mogelijk handvatten om ICT in doelgericht in te zetten in de groep en bijvoorbeeld individuele zorgbehoeftes te kunnen vervullen. 4.2 Het digitale bord, ook voor kleuters!
In een onderzoek naar de implementatie van digitale schoolborden zijn docenten ondervraagd over hun ervaringen met en verwachtingen van digitale schoolborden in het onderwijs. Over de mogelijke meerwaarde van digitale schoolborden wordt er gezegd: Het digitale schoolbord wordt meestal gebruikt voor klassikale les, maar biedt meer mogelijkheden tot interactie met leerlingen dan een normaal schoolbord; leerlingen leren beter en sneller en zijn gemotiveerder door het
Mei 2009
Femke Wetzer-van Gils
35
Masteronderzoek Special Educational Needs – Jonge risicokinderen Juf, mogen wij ook op de computer?
aanbieden van onderwerpen op een visuele, interactieve manier; het digitale bord stelt leraren in staat om sneller in te spelen op de actualiteit en kan de wereld in de klas halen. De opslagfunctie van een digitaal schoolbord biedt veel didactische voordelen waaronder herhalen, teruglezen en archiveren. Lesgeven met behulp van een digitaal schoolbord kost wel veel voorbereidingstijd. Vooral het zoeken en plaatsen van materiaal voor het bord en het ermee leren omgaan kost veel tijd. Het digitale bord kan op termijn veel tijd besparen. Succesvolle implementatie staat of valt met enthousiasme van leraren en leerlingen, beschikbaarheid van materiaal en voortdurende uitwisseling van ervaringen met collega’s en experts. De rol van de leraar zal veranderen, waarbij meer nadruk op begeleiding en coaching zal komen te liggen (Kennisnet, 2008).
Op veel scholen hangt al een digitaal schoolbord. Volgens eerder onderzoek heeft 48% van de basisscholen nu een digitaal bord aan de muur hangen. Toch blijkt dat in onderbouwgroepen de digitale schoolborden niet aanwezig zijn.
Tijdens een panelgesprek op 18 maart jl. van uitgeverij Malmberg dat ik bijwoonde, is gebleken dat het digitale schoolbord ook voor jonge kinderen geschikt kan worden gemaakt. Uitgeverij Malmberg is bezig met het ontwikkelen van een pakket behorende bij Kleuterplein. In dit pakket zal naar alle waarschijnlijkheid het volgende worden aangeboden: • Vertelplaten die beschrijfbaar zijn op het digitale schoolbord. • Digitale prentenboeken die overeen komen met de prentenboeken uit de thema`s. Deze prentenboeken zullen voorzien zijn van ingesproken audio, enkele beweegbare animaties en zijn handmatig doorbladerbaar. Ook zullen de boeken beschrijfbaar zijn. • 5-minutenspelletjes waarmee de tussendoelen voor beginnende geletterdheid en gecijferdheid kunnen worden geoefend. • Verschillende filmpjes zoals:` Hoe komt een kuiken uit een ei?`. Om de thema`s betekenisvol mee te maken. • Versjes beschrijfbaar en groot in beeld.
Mei 2009
Femke Wetzer-van Gils
36
Masteronderzoek Special Educational Needs – Jonge risicokinderen Juf, mogen wij ook op de computer?
• Werkboekjes in groot formaat zodat deze te gebruiken zijn bij instructie of de kleine groep. (Malmberg, 2009)
Van de 12 aanwezige leerkrachten is gebleken dat zij de bovenste vier mogelijkheden het liefst terug zouden zien op het digibord. Een mogelijkheid om niet gebonden te zijn aan één uitgeverij is gebruik te maken van KlasseTV. Dit is een overzichtelijke portal met mooi en verantwoord digitaal lesmateriaal voor de basisschool. Er zijn passende clips te vinden bij elke les in de methodes voor wereldoriëntatie van de vijf grote educatieve uitgeverijen. Ook voor thematisch werken in groep 1/2 biedt deze website al enkele mogelijkheden door het bieden van levende prentenboeken, digitale lespakketten en educatieve spellen. Hiervoor moet de school wel geabonneerd zijn. (www.klassentv.nl, 2009) Ook is er een nieuwe ontwikkeling waar uitgeverijen wel bij betrokken zijn: EduPoort is een digitaal loket waarmee de educatieve uitgeverijen Malmberg, ThiemeMeulenhoff, Veen Bosch & Keuning Educatief en Wolters-Noordhoff hun online leermiddelen ontsluiten. Hiermee wordt een doorbraak gerealiseerd in het beschikbaar stellen van lesmateriaal op internet. Het is de bedoeling dat de andere uitgevers zich in het komende schooljaar bij dit open systeem aansluiten. Scholen maken steeds vaker gebruik van online leermiddelen. Daarmee voorzien zij in een grote behoefte bij hun leerlingen. EduPoort wil deze ontwikkeling stimuleren. Door de realisatie van een centraal loket op internet wordt online lesmateriaal overzichtelijk gemaakt en de aanschaf ervan eenvoudig. De leerling logt in met één wachtwoord en heeft vervolgens toegang tot al het online educatieve aanbod. In het nieuwe schooljaar komt een belangrijk deel van het online aanbod via de website beschikbaar. EduPoort is een onafhankelijke stichting zonder winstoogmerk die fungeert als een authenticatie-autoriteit (www.edupoort.nl,2009).
Hoe kan ICT met én zonder digibord zijn plaats innemen binnen het onderwijs aan jonge kinderen?
Mei 2009
Femke Wetzer-van Gils
37
Masteronderzoek Special Educational Needs – Jonge risicokinderen Juf, mogen wij ook op de computer?
4.3 De software en haar mogelijkheden In deze paragraaf zal ik mogelijkheden van software toelichten. De toepassing van de software wordt toegankelijk gemaakt door middel van een uitgebreide handleiding voor elke leerkracht. Bij de keuze van deze middelen heb ik gekeken naar de gebruiksvriendelijkheid met betrekking tot het werken met de computer zonder dat hier de aanschaf van een methode als Schatkist of Pluspunt bij nodig is. Zo wil ik het gebruik van deze software voor elke kleutergroep mogelijk maken. Natuurlijk onder de voorwaarden dat de hardware en software van de computers in orde zijn. En dat er internet aanwezig is.
Uit onderzoek (Stegers, 2001) is gebleken dat leerkrachten behoefte hebben aan: 1. Computerprogramma's waarmee leerlingen zelfstandig kunnen werken (48%) 2. Directe deskundige hulp als computers of netwerken haperen (42%) 3. Meer bruikbaar lesmateriaal voor computergebruik (37%) 4. Extra computers of andere apparatuurvoorzieningen (35%) 5. Grotere betrouwbaarheid van de aansluiting met internet/kennisnet (32%) 6. Goede voorbeelden van ICT en didactiek (25%) 7. Bruikbaar leerlingvolgsysteem/ leerling-informatiesysteem (25%) 4.3.1 Digitale prentenboeken maken
Bij digitale of- levende prentenboeken luisteren en kijken kinderen naar het verhaal op de computer en beantwoorden ze zo nu en dan een vraag. De digitale prentenboeken werken het beste in combinatie met het gewone prentenboek. Daarbij wordt afwisselend gewerkt met het gewone prentenboek in de groep en het digitale prentenboek via individueel kijken naar de computer. Vooral kinderen met een taalachterstand hebben profijt van deze multimediale aanpak. Leerkrachten bevestigen de toename van verhaalbegrip en woordenschatkennis bij kleuters. Uit praktijkervaringen blijkt ook dat het gebruik van digitale prentenboeken de leerkracht veel tijd bespaart. De
Mei 2009
Femke Wetzer-van Gils
38
Masteronderzoek Special Educational Needs – Jonge risicokinderen Juf, mogen wij ook op de computer?
leerwinst komt in twintig tot dertig minuten per dag tot stand. Nadat de leerkracht het boek aan de kleutergroep heeft voorgelezen, kunnen kinderen het verhaal op de computer namelijk zo vaak herhalen als zij zelf willen.
Op deze manier halen ze betere leerprestaties. De resultaten van het onderzoek laten dus zien dat digitale prentenboeken de doeltreffendheid van taalonderwijs aan jonge kinderen aanzienlijk kunnen verbeteren (Kennisnet, 2008). De websites van www.levendeboeken.nl en www.bereslim.nl maken digitale prentenboeken toegankelijk voor dagelijks gebruik. Ook de software van AmbrasoftWoordenstart maakt gebruik van digitale prentenboeken. Digitale boeken hebben als voordeel boven het daadwerkelijke voorlezen dat “lezen” minder afhankelijk is van volwassenen. De gesproken vorm van de tekst is immers altijd en direct beschikbaar. De boeken moeten wel aan voorwaarden voldoen om de educatieve waarde van een prentenboek niet te verliezen. Aan de eerste generatie digitale prentenboeken uit de jaren negentig waren naast gesproken tekst grappige animaties toegevoegd, maar dat soort boeken bevordert de taalontwikkeling niet. De verborgen animaties hadden doorgaans weinig met de inhoud van het verhaal te maken maar trokken wel alle aandacht naar zich toe (Smeets & Bus, 2008).
In de bijlage is een laagdrempelige manier te vinden om digitale prentenboeken zelf te maken, zodat de leerkracht kan aansluiten bij de belevingswereld van het kind.
Mei 2009
Femke Wetzer-van Gils
39
Masteronderzoek Special Educational Needs – Jonge risicokinderen Juf, mogen wij ook op de computer?
4.3.2 Krowser, de kinderbrowser
Mijn ervaring tijdens het gebruik van internet was dat de website vaak niet lang op het scherm was te zien. Regelmatig gebeurde het, ondanks mijn voorzorgsmaatregelen, dat er verschillende vensters geopend werden en dat de zelfstandigheid van de kleuters achter de computer snel veranderde in het opnieuw opstarten van de computer of erger. Omdat ik belang hecht aan zelfstandigheid en effectieve leertijd ben ik op zoek gegaan naar de mogelijkheden van het gebruik van internet voor jonge kinderen. Door tijdens de voorbereiding op de studiemiddag in te gaan op het programma Krowser werd duidelijk wat ook anderen hebben ontdekt. Krowser is een uitkomst en biedt een browser aan, die lijkt op Internet Explorer.
Algemeen Dagblad, oktober 2006: “Als een kind achter de computer kruipt om via internet spelletjes te spelen of informatie voor school te zoeken, is een wakend oog van de ouders geen overbodige luxe. Eén verkeerde klikbeweging van uw kind en het tere kinderzieltje wordt geconfronteerd met allerlei vormen van geweld of ander kindonvriendelijk beeldmateriaal. Natuurlijk bestaan er allerlei beschermende kinderfilters als NetNanny of CyberPatrol, maar een absolute garantie voor veilig surfen bieden deze niet. Veel gewelddadige en expliciete filmpjes op voor het oog onschuldige websites worden gewoon ‘doorgelaten’. Een betere oplossing biedt een kindvriendelijke browser, zoals die van de Nederlandse uitvinding Krowser. Met deze oplossing kan het kind in een veilige omgeving surfen op internet, zonder dat de ouders over de schouder hoeven mee te kijken. Ouders kunnen namelijk zelf aangeven welke sites door het kind mogen worden bezocht. Komt de website niet op het lijstje voor, dan is toegang niet mogelijk. En probeert het kind de Krowser af te sluiten om via een andere browser toch op een verboden website te komen, dan vraagt het programma om een wachtwoord dat vooraf door de ouders is ingesteld. “
Mei 2009
Femke Wetzer-van Gils
40
Masteronderzoek Special Educational Needs – Jonge risicokinderen Juf, mogen wij ook op de computer?
De voordelen van Krowser: • Geen geweld, discriminatie, racisme, etc • Geen reclame • Links door middel van afbeeldingen ( lezen niet nodig) • Eenvoudig links toe te voegen • Toegang naar andere programma`s geblokkeerd • Ingebouwde tijdklok • Geen pop-ups • Meerdere gebruikers kunnen worden toegevoegd • Eigen thema`s zijn eenvoudig te bewerken. Krowser is geschikt voor in de klas. Er bestaat een speciale scholenversie waarbij meerdere groepen en leerkrachten kunnen worden toegevoegd. De leerkracht bepaald door middel van kleine logo`s welke sites door de leerling bezocht kunnen worden. In de bijlage is een stappenplan te vinden van de werking van Krowser.
4.3.3 Eigenstart
Veel leerkrachten halen hun informatie en lesideeën van internet. En de kinderen? Zij willen graag structuur, duidelijkheid en betekenisvolle spelletjes. In de vragenlijst is naar voren gekomen dat een groot deel van de leerkrachten het fijn zou vinden als er hulp is bij het zoeken naar ICTmogelijkheden voor jonge kinderen. Door middel van www.eigenstart.nl is het mogelijk om deze sites en ideeën te verzamelen. Hierdoor kunnen ouders, leerkrachten en leerlingen profiteren van deze verantwoorde websites uitgezocht door professionals. Eigenstart werkt op basis van links, dit houdt in koppelingen naar internetsites die samen te voegen zijn binnen een website. Deze website is beveiligd met een wachtwoord tegen toevoegingen van buitenaf. Het is ook mogelijk om deze Eigenstart-pagina te linken aan de schoolwebsite.
Mei 2009
Femke Wetzer-van Gils
41
Masteronderzoek Special Educational Needs – Jonge risicokinderen Juf, mogen wij ook op de computer?
In de bijlage is een stappenplan te vinden hoe je kunt werken met www.eigenstart.nl. Een interessante pagina die door studenten van Fontys OSOleerroute Jonge risicokinderen in elkaar is gezet is http://jrk.eigenstart.nl . Een verzameling websites over het onderwijs aan jonge kinderen.
4.3.4 Kidspiration
Omdat veel softwaremogelijkheden al aanwezig zijn op het digitale schoolbord maar dit schoolbord duidelijk nog niet aanwezig is in de kleutergroepen, heb ik gekozen om tijdens de studiedag studenten kennis te laten maken met een computerprogramma dat ondersteunend werkt bij een fenomeen dat veel gebruikt wordt in de kleutergroepen. Het maken van een netwerk, woordweb of woordspin, maar dan op het digitale schoolbord, een mindmap. Dit programma biedt een eenvoudige kindvriendelijke manier om optimaal te profiteren van de verworvenheden van visueel leren. Kinderen maken grafische diagrammen zoals woordspinnen en associatiediagrammen door plaatjes, tekst en gesproken woorden
www.kipspirationnederland.nl (2009)
te combineren. Zo geven ze hun gedachten en ideeën weer en ordenen ze informatie. Kidspiration is de ideale visuele manier voor kinderen om te leren denken, schrijven en begrijpen. Doordat ze op een visuele manier bezig zijn,
www.kipspirationnederland.nl (2009)
worden jonge kinderen extra ondersteund bij hun eerste stappen met lezen en schrijven. Onderzoek (wikipedia, 2009) toont aan dat mindmappen één van de meest effectieve manieren is om denkvaardigheden te verwerven en te
Mei 2009
Femke Wetzer-van Gils
42
Masteronderzoek Special Educational Needs – Jonge risicokinderen Juf, mogen wij ook op de computer?
onderwijzen. Kidspiration maakt van deze verworvenheden gebruik door het begripsvermogen van kinderen te versterken, denkprocessen te verduidelijken, het vasthouden van informatie te versterken en het organisatievermogen te verbeteren. Onze hersenen worden door ons lang niet optimaal gebruikt. Emonds (2005) schrijft in haar artikel over mindmapping, dat we vaak grotendeels onze linkerhersenhelft gebruiken en de rechter veel minder. De linkerhersenhelft is met name logica, analyse, rijtjes en regeltjes, lijnen en volgorde. Terwijl de rechterhersenhelft zich veel meer bezig houdt met ruimte, kleur, verbeelding, 3d en zintuiglijke waarneming. En daar is waar visueel leren om de hoek komt kijken. Visueel leren gaat ervan uit dat je leert door dingen ook visueel te zien. Dus door de stof, de begrippen of datgene wat er geleerd is of moet worden, visueel waarneembaar te maken. Het grote voordeel hiervan is dat dingen ook veel beter onthouden worden en ook veel langer. Kidspiration is speciaal ontwikkeld voor kinderen in de basisschoolleeftijd en kan zowel op school als thuis wordt ingezet. Helaas is de gesproken tekst nog in het Engels. In de bijlage is een handleiding te vinden van Kidspiration.
Mei 2009
Femke Wetzer-van Gils
43
Masteronderzoek Special Educational Needs – Jonge risicokinderen Juf, mogen wij ook op de computer?
4.4 In de praktijk, ervaringen van kinderen
Om voor mijzelf duidelijk te stellen of en wanneer leerlingen betrokken zijn tijdens het werken op de computer, heb ik tijdens het gebruik van verschillende programma`s kinderen geobserveerd. Tijdens de observatie heb gebruik gemaakt van de Leuvense betrokkenheidschaal. Betrokkenheid is een kwaliteitsdimensie die op een oneindige reeks van gedragsituaties toe te passen is en door alle leeftijden heen te observeren valt. Er worden vijf schaal waarden onderscheiden van geen waarneembare betrokkenheid (1) tot volgehouden intense betrokkenheid (5). Bij de observatie wordt gekeken naar de betrokkenheidsignalen: concentratie, energie, complexiteit, creativiteit, mimiek en houding, persistentie, nauwkeurigheid, reactietijd, verwoording en voldoening. Activiteit
Betrokkenheid
Ambrasoft, Woordenstart
Gemiddelde over 10 leerlingen: schaalwaarde 4
Werktijd achter de computer minimaal 15 minuten
Leerlingen kunnen zelfstandig werken, voldoening en persistentie is duidelijk zichtbaar. Er is veel energie en concentratie te zien. Een aantal leerlingen bereikt dit pas na extra uitleg of bemiddeling.
Krowser
Gemiddelde over 10 leerlingen: schaalwaarde 5 Leerlingen worden opgenomen door de activiteit. De leerlingen worden niet
Rekenweb Digitaal prentenboek
afgeleid. Zijn na afloop erg voldaan en Werktijd achter de computer minimaal 15 minuten
vragen of zij de activiteit nogmaals mogen doen. Ook andere leerlingen kijken mee en zijn enthousiast.
Mei 2009
Femke Wetzer-van Gils
44
Masteronderzoek Special Educational Needs – Jonge risicokinderen Juf, mogen wij ook op de computer?
Typen van versjes, kaarten
Gemiddelde over 5 leerlingen : schaalwaarde 3/4.
Minimaal 15 minuten Leerlingen kunnen niet altijd zelfstandig werken, voldoening en persistentie is duidelijk zichtbaar als zij geaccepteerd hebben dat foutjes te herstellen zijn. Er is veel energie en concentratie te zien. Een aantal leerlingen bereikt dit pas na extra uitleg of bemiddeling.
Ook heb ik tijdens deze activiteiten de kinderen samen achter de computer laten werken. Met behulp van twee koptelefoons per desktop. De leerlingen communiceerden over hoe te beginnen, wat te doen, en gaven hun mening over dat wat te zien was.
Mijn enthousiasme over de mogelijkheden is gebleken, maar hoe informeer ik andere leerkrachten over mijn bevindingen?
Mei 2009
Femke Wetzer-van Gils
45
Masteronderzoek Special Educational Needs – Jonge risicokinderen Juf, mogen wij ook op de computer?
5. Juf, ik wil ook surfen
5.1 Mijn overtuiging
Mijn enthousiasme over de mogelijkheid van ICT in de onderbouw is er al, sinds mijn start als leerkracht. Duidelijk was voor mij dan ook al in het eerste jaar van de studie Master SENJonge risicokinderen dat mijn onderzoek zou gaan over ICT en jonge kinderen. Toen ons in het tweede jaar van de studie werd gevraagd om ideeën voor een studiedag heb ik meteen mijn idee naar voren gebracht. Tijdens de studie komen namelijk verschillende aspecten van het onderwijs aan jonge (risico)kinderen naar voren, van drama tot communicatie met ouders. Helaas miste ik in het geheel het gebruik van ICT om zo de ontwikkeling van jonge (risico)kinderen te bevorderen. Daar werd het idee voor een studiemiddag over ICT geboren. Natuurlijk gericht op het jonge kind. Mijn overtuiging is namelijk zonder daar onderzoek naar te hoeven doen, dat enthousiasme en een goed voorbeeld ervoor zorgen dat andere leerkrachten enthousiast worden! Een belangrijk element is daarbij, dat het aanbod laagdrempelig moet zijn. Zodat leerkrachten zich competent voelen om ICT meteen in te zetten in de klas. Na overleg met opleidingscoördinator Nelly Ehrismann en de studenten is gebleken dat zij de studiemiddag graag bij wilden wonen. Omdat mijn eigen ICT-vaardigheden niet toereikend zouden zijn om deze dag te organiseren, heb ik hulp gevraagd aan Pieter Dijksterhuis en Henk Hoogendoorn. In juni 2008 zijn we begonnen met de voorbereidingen.
Mei 2009
Femke Wetzer-van Gils
46
Masteronderzoek Special Educational Needs – Jonge risicokinderen Juf, mogen wij ook op de computer?
5.2 De studiemiddag
Tijdens de voorbereidingen heb ik zelf veel geleerd. De eerste voorbereidingen gingen vooral over wat ik de leerkrachten/ studenten graag mee wilde geven. Ik wist al dat ik graag iets met internet wilde doen. Pieter en Henk hebben Krowser, de kinderbrowser als mogelijkheid aangegeven. Om meer te weten te komen over dit programma heb ik een afspraak gemaakt met de ICT-coördinator van basisschool Stokland in Son, Ruud Heijnsdijk. Samen hebben we de mogelijkheden van Krowser besproken. Ook heb ik zelf het programma uitgeprobeerd en in de klas de reacties van de kinderen bekeken. Een tweede belangrijk item voor de studiemiddag is het maken van een digitaal prentenboek. Zelf wilde ik dit graag leren en wist ik al wel het belang van het gebruik van digitale prentenboeken in de klas. Pieter was op de hoogte van de juiste programma`s om deze prentenboeken op een makkelijke manier te kunnen maken. En vooral belangrijk, zonder dat het teveel tijd kost! Daarnaast heb ik een aantal jaar geleden kennis gemaakt met www.eigenstart.nl. Dit vond ik een uitkomst, en ik wilde dit graag aan laten sluiten bij de enorme vloed aan informatie die in de studie waardevol is voor elke kleuterjuf. Iedereen zou op de hoogte moeten kunnen zijn van wat wij leren. Dus dit moest ook toegevoegd worden. Verder mocht het digitale schoolbord in dit tijdperk niet ontbreken. Helaas heb ik zelf nog geen beschikking over een digitaal bord en dit betekent dus dat dit onderdeel niet door mij is uitgeprobeerd, maar volledig is voorbereid door Henk. Daarna begon het grootste werk. Het verzamelen van software, het zoeken van een locatie, het inlichten van de ICT-medewerkers van Fontys PABO Den Bosch en het voorbereiden van de handleidingen zodat elke student bij terugkeer thuis een naslagwerk zou hebben om echt aan de slag te gaan! Om de voorkennis van de studenten naar boven te halen, wilden we een pakkende leuke inleiding. Dit wilden we doen door middel van stellingen en stemkastjes via het digibord. Via connecties van Pieter en Henk werd het mogelijk om stemkastjes te lenen. De uitnodiging werd gemaakt en verstuurd. Deze is te zien in de bijlage
Mei 2009
Femke Wetzer-van Gils
47
Masteronderzoek Special Educational Needs – Jonge risicokinderen Juf, mogen wij ook op de computer?
5.3 Evaluatie van de studiemiddag
Om de studiedag goed te kunnen evalueren, heb ik voor medestudenten en docenten een aantal vragen opgesteld. Hieronder heb ik de reacties samengevat.
De studenten en docenten verwachtten een dag waarbij zij wegwijs zouden worden gemaakt in de digitale mogelijkheden voor kleuters. Een aantal studenten had zich geen voorstelling gemaakt. En een aantal studenten verwachtte praktische tips om aan de slag te kunnen in de eigen klas of zelfs door de hele school heen. Alle studenten en docenten vinden dat er aan hun verwachting is voldaan. Zij zijn dan ook enthousiast geworden om meer ICT in hun klassenpraktijk te implementeren. Vooral het maken van een digitaal prentenboek en Krowser sprak erg aan. Alle studenten vinden dat deze studiemiddag, of iets in deze richting, een algemeen onderdeel moet zijn van de studie Master SEN – Jonge Risicokinderen. Een punt van aandacht daarbij is de locatie. Het netwerk van Fontys is erg goed beveiligd en er is veel tijd nodig om de software te installeren.
Mei 2009
Femke Wetzer-van Gils
48
Masteronderzoek Special Educational Needs – Jonge risicokinderen Juf, mogen wij ook op de computer?
6. Conclusie/ Discussie
We leven in een tijdperk dat steeds meer gedigitaliseerd wordt. Alleen het onderwijs lijkt achter te lopen op de mogelijkheden die er zijn. Vooral in het onderwijs aan jonge (risico)kinderen is ICT een ondergeschoven kindje. Daarom luidde mijn probleemstelling: Hoe creëer je een goede ICT- leeromgeving om de ontwikkeling van jonge kinderen te bevorderen?
Goed onderwijs aan jonge kinderen, wat betekent dat nu eigenlijk? Moeten de computers de functie van de leerkracht overnemen. Moeten jonge kinderen dan stoppen met spelen? En jonge kinderen leren toch door middel van concrete materialen? ICT moet het onderwijs aan jonge kinderen verrijken, niet vervangen. Goed onderwijs vraagt een leerkracht die een leerling competent laat voelen, zelfstandigheid laat ervaren, en een veilig en vertrouwd gevoel geeft. Een belangrijke kanttekening is dat niet alle software aan deze principes voldoet en dat de leerkracht altijd belangrijk is om de software gematigd aan te bieden en kritisch te kijken naar mogelijkheden passend bij de visie. Vanuit de viertakt van Kennisnet bekeken is het belangrijk om te kijken naar de visie. In de vragenlijst is dit ook naar voren gekomen. De ruimte die leerlingen krijgen om te ontdekken, is van belang om ICT goed in te kunnen zetten. De visie op het onderwijs aan jonge kinderen is dat de meeste leerkrachten inhouden zelf samen willen stellen en deze af willen stemmen op de behoefte van de leerlingen. Het inzetten van ICT bij zorgleerlingen is voor een aantal leerkrachten nog nieuw. Dit betekent dat daar nog winst te behalen valt, door leerkrachten te laten zien wat de mogelijkheden zijn om ICT te gebruiken om zorgleerlingen te begeleiden. Dit kan onder andere door goed te kijken naar wat met welk programma bereikt kan worden en hoe dit bij de leerling past. Is de software betekenisvol, dan zal de leerling gemotiveerd zijn om de gestelde doelen te bereiken.
Mei 2009
Femke Wetzer-van Gils
49
Masteronderzoek Special Educational Needs – Jonge risicokinderen Juf, mogen wij ook op de computer?
De deskundigheid van de leerkracht om doelen aan software en activiteiten te koppelen, is van belang. ICT heeft juist alles in zich om alle leerlingen op niveau binnen hun eigen belevingswereld aan te zetten tot leren. Het spreekt verschillende intelligenties aan en geeft structuur en duidelijkheid waar zoveel leerlingen behoefte aan hebben. Bijna unaniem zijn leerkrachten over de meerwaarde van digitale prentenboeken. Dit is dus een goede ingang om leerkrachten te helpen hun doelen te bereiken en het gebruik van ICT te bevorderen. Maar als het verder gaat over de beschikking van digitaal leermateriaal is het bedroevend gesteld. Vooral als het gaat om de beschikbaarheid van materiaal, afkomstig van educatieve uitgeverijen. Zij zijn met hun methodes voor veel scholen de oplossing voor het op de juiste manier werken aan de tussendoelen. Echter bieden zij zelden goede software aan om deze doelen door middel van ICT te behalen. Dit geldt al helemaal voor het aanbieden van software op het digibord. Er is grote deskundigheid van de leerkracht nodig om de huidige beschikbare digibord software om te zetten in mogelijkheden voor jonge kinderen. Naast de aanwezigheid van goede software blijkt ook dat veel goed werkende hardware ontbreekt. De ICT- infrastructuur blijkt nog al eens niet op orde te zijn. Computers zijn oud en traag. Kleuters zijn snel, ongeduldig en kunnen alles tegelijk. Zij willen ontdekken, geluid en visuele aspecten met elkaar verbinden. Dan moet de apparatuur aan hun wensen voldoen, om de gestelde doelen te kunnen bereiken.
De hypothese die ik stelde was dat veel leerkrachten wel weten dat ICT een meerwaarde voor het onderwijs aan jonge kinderen is, maar dat zij niet weten hoe dit op een goede manier in te zetten en van welke materialen zij gebruik kunnen maken. Deze hypothese klopt. Ik verwachtte dat leerkrachten niet weten welke doelen er bereikt kunnen worden. Dit is niet het geval. Sommige leerkrachten weten dit wel, anderen niet. Daarnaast dacht ik ook dat er weinig uitgeverijen gericht zijn op software voor jonge kinderen die ook daadwerkelijk educatief verantwoord is. Ook deze hypothese klopt. Uitgeverijen hebben nog een lange weg te gaan om het digitale tijdperk in te halen.
Mei 2009
Femke Wetzer-van Gils
50
Masteronderzoek Special Educational Needs – Jonge risicokinderen Juf, mogen wij ook op de computer?
Leerkrachten worden enthousiast als zij een goed voorbeeld zien en hulp krijgen om hun vaardigheden te verbeteren. Ze kunnen met de juiste software, hardware, betekenisvolle activiteiten en kennis van gestelde doelen heel veel met ICT bereiken. Door middel van een goed voorbeeld, hulp en goede software en hardware kan een onderbouwleerkracht een goede ICT-omgeving creëren om de ontwikkeling van jonge risicokinderen te bevorderen!!!
Mei 2009
Femke Wetzer-van Gils
51
Masteronderzoek Special Educational Needs – Jonge risicokinderen Juf, mogen wij ook op de computer?
7. Evaluatie
Er ligt nog een hele toekomst voor ICT in de onderbouw. Er zijn mogelijkheden te over. Maar leerkrachten hebben hulp nodig van uitgeverijen, collega`s en enthousiaste vakmensen. Het werken met mensen en een visie die bij je past, maakt een wereld van verschil. `Het creëren van een gemeenschappelijke visie levert intense saamhorigheid op, een besef van de aanwezigheid van een gemeenschappelijk doel, een hartgrondig `ja`dat zo krachtig, zo verbindend en zo motiverend is dat mensen de obstakels en de problemen uit het dagelijks leven, de negatieve ballast uit het verleden en zelfs de bagage die zich in het heden heeft opgestapeld, kunnen overstijgen’ (Covey, 2009).
Tijdens mijn onderzoek ben ik mij bewust geworden van mijn wil om innovatief te zijn, een gebied te zoeken waar nog weinig over bekend lijkt te zijn en nieuwe ervaringen op te doen. Ik heb geleerd om een studiemiddag te organiseren, een vragenlijst op te stellen en te analyseren, structuur te zien in aangeboden informatie, collega`s en studenten te enthousiasmeren, het werken met Krowser, het maken van digitale prentenboeken en eigenstart.nl en het leren kennen van de mogelijkheden van het digitale schoolbord. Op basisschool Trudo zijn we begonnen met structureel werken aan Woordenstart voor NT2 leerlingen. Beginnende geletterdheid proberen we te stimuleren door het typen van versjes, kaarten en andere benodigdheden voor spel. Foto`s kijken we via de website en kinderen werken samen aan een computer om bij sommige activiteiten de communicatie te verhogen. Mijn eigen vaardigheden met betrekking tot het observeren van kinderen heb ik verbeterd. Ik heb kennis genomen van ongelofelijk veel mogelijkheden en aspecten van ICT binnen het onderwijs. Ik zou ze het liefst allemaal uitproberen. Dit was voor mij een grote uitdaging. Het beperken van de informatie. Het uitzoeken wat ik nu daadwerkelijk wilde onderzoeken.
Mei 2009
Femke Wetzer-van Gils
52
Masteronderzoek Special Educational Needs – Jonge risicokinderen Juf, mogen wij ook op de computer?
Pas na de studiemiddag realiseerde ik mij wat ik het liefste wil: mensen overtuigen van mijn overtuiging dat ICT werkt, ook bij jonge kinderen! Mijn samenwerking met Pieter en Henk was erg leerzaam. En zij hebben mij geholpen om mijn enthousiasme om te zetten in iets werkelijks. Ik ben trots en heb een gevoel van competentie na de studiemiddag. Ook op basisschool Trudo is het geven van de studiemiddag doorgedrongen. De collega`s waren erg enthousiast en wilde graag meer weten en horen van de onderwerpen die aan bod zijn gekomen. Ik ben weinig weerstand tegen gekomen. Alleen het aantal ontvangen vragenlijsten vond ik tegenvallen. Dit heeft de uitkomst van mijn onderzoek enigszins een vertekend beeld gegeven. Het werken met critical friends was zeer prettig, heeft ook nieuwe perspectieven gegeven en het onderzoek op een hoger niveau gebracht. Het overdragen van kennis aan volwassenen en het uitwerken van nieuwe ideeën zijn doelen die ik verder uit wil werken. In de toekomst zou ik graag een coachende rol hebben met betrekking tot ICT op school. Ik hoop in de toekomst net zoveel tijd in het innoveren te kunnen steken als het afgelopen half jaar. Ik heb het gevoel veel competenter te zijn geworden zowel in de klas, als collega en als persoon.
Mei 2009
Femke Wetzer-van Gils
53
Masteronderzoek Special Educational Needs – Jonge risicokinderen Juf, mogen wij ook op de computer?
8. Nawoord Hierbij wil ik graag bedanken voor hun medewerking aan mijn onderzoek:
Pieter Dijksterhuis, Henk Hoogendoorn, Nelly Ehrismann en Jack van de Ven voor hun enthousiasme en support bij het organiseren van de studiemiddag. Ruud Heijnsdijk voor het geven van nieuwe perspectieven op het gebied van internet en jonge kinderen. Josha Wetzer voor haar fijne feedback gebaseerd op haar kennis van wetenschappelijk onderzoek. De collega`s van basisschool Trudo voor de ruimte die zij mij hebben geboden om dit onderzoek uit te voeren. En mijn zeer vaardige onderzoeksbegeleider en critical friends Martin Heeffer, Loes van der Heijden en Marjan Jacobs
Mei 2009
Femke Wetzer-van Gils
54
Masteronderzoek Special Educational Needs – Jonge risicokinderen Juf, mogen wij ook op de computer?
9. Literatuurlijst •
Bronkhorst, J. (2005) Basisboek ICT en didactiek.Baarn: HBuitgevers
•
Buter, A. (2004) .Meervoudige intelligentie en coöperatief leren
•
Covey, S.R. (2009) Inspiratiekalender. Amsterdam: Business Contact
•
Dijkstra,R. Krachtig leren ; adaptief onderwijs. Gevonden op 8 maart 2009 op: http://www.onderwijsmaakjesamen.nl/index.php?paginaID=22&itemID=499
•
Dijksma,S. ( 2007) Uitwerking passend onderwijs.Gevonden op 15 februari 2009 op http://www.minocw.nl/documenten/26259.pdf
•
Emonds,E. (2005) Mindmapping voor kinderen. Gevonden op 12 april 2009 op http://www.onderwijsmaakjesamen.nl/index.php?paginaID=22&itemID=499
•
Gardner,H. Meervoudige Intelligentie: het complete MI-boek.
•
Harten,M. (2007). Een ICT-ondersteunende leeromgeving voor beginnende geletterdheid. Gevonden op 15 maart 2009 op http://web.kennisnet2.nl/portal/onderzoek/onderzoeken/rendement/ictonderste uning
•
Heide, van der E. ( 2009). Zorgen dat je in je element bent. Prima,vakblad voor alle professionals in het basisonderwijs. nr 3, 43-45.
•
Goorhuis-Brouwer,S. (2009).Verbonden met jonge kinderen.De wereld van het jonge kind, jaargang 36, 20- 23.
•
Janssen- Vos, F. (2003). Basisontwikkeling in de onderbouw. Assen: Koninklijke van Gorcum .
•
JSW-boek 27. (2000). De Digitale school: computergebruik op de basisschool. Baarn: Bekadidact
•
Kennisnet . ( 2007).Vier in balans monitor 2007: ICT op school. Zoetermeer
•
Sanders,R.S. (2002). Integration of Multimedia Software in the Classroom. Gevonden op 11 maart 2009 op http://www.kennesaw.edu/education/eece/TTLS/pages/articles/Integration_of_ Multimedia_Software_in_the_Classroom.htm
•
Sainsbury,C. (2000). Marsmannetje op school. Over schoolkinderen met het Aspergersyndroom. Antwerpen: Houtekiet
Mei 2009
Femke Wetzer-van Gils
55
Masteronderzoek Special Educational Needs – Jonge risicokinderen Juf, mogen wij ook op de computer?
•
Smeets,D & Bus, A. (2008). Computerroutines in de kleutergroepen http://onderzoek.kennisnet.nl/onderzoeken/rendement/computerroutines gevonden op 15 maart 2009
•
Stegers,E. (2001). ICT op school. TNS NIP0. Gevonden op 15 maart 2009 op http://web.kennisnet2.nl/portal/onderzoek/onderzoeken/monitoring/behoefteaa nondersteuning
•
Verkouter, E. (2006) Digitale waakhond. Gevonden op 1 februari 2009 op http://www.ad.nl/multi-media/article750186.ece
•
Witteman, H. (2008) Hoe komt kennis tot stand? Gevonden op 15 maart 2009 op http://www.onderwijsvanmorgen.nl/meer-over-het-brein-hoe-komt-kennistot-stand.
•
Wikipedia. ( 2009) Gevonden op 15 maart op www.wikipedia.nl
Mei 2009
Femke Wetzer-van Gils
56