Jong in Dukenburg Vraagpatronen van Jongeren in Dukenburg
Auteur: Joos Meesters, HAN Sociaal, lectoraat Lokale Dienstverlening vanuit Klantperspectief Hogeschool van Arnhem en Nijmegen
Rapport Vraagpatronen Jongeren Dukenburg
Inhoudsopgave Samenvatting ...................................................................................................................................................... 1 Inleiding ............................................................................................................................................................. 1 Vraagpatroon 1 School en opleiding zijn belangrijk .......................................................................................... 1 Vraagpatroon 2 Geef ons de ruimte .................................................................................................................... 1 Vraagpatroon 3 Heb vertrouwen ........................................................................................................................ 1 1. Inleiding ......................................................................................................................................................... 2 1.1 Vraaganalyse-instrument .......................................................................................................................... 2 1.2 De wijk Dukenburg en haar jongeren ....................................................................................................... 2 1.3 Onderzoeksaanpak .................................................................................................................................... 3 1.4 Coderingsinstrument ................................................................................................................................. 3 1.5 Vraagstelling en onderzoeksvragen. ......................................................................................................... 7 2. Methode van onderzoek ................................................................................................................................. 9 2.1 Onderzoeksontwerp .................................................................................................................................. 9 2.2 Respondenten............................................................................................................................................ 9 2.3 Gegevens................................................................................................................................................... 9 2.4 Voorbereiding van de analyse................................................................................................................... 9 3. Resultaten ..................................................................................................................................................... 11 3.1 Hoe denken jongeren over hun toekomst? .............................................................................................. 11 3.2 Welke ondersteuning hebben jongeren nodig? ....................................................................................... 12 3.3 Wat vertellen jongeren over hun studiekeuze en onderwijscarrière? ...................................................... 13 3.4 Hoe ziet de dagbesteding van jongeren er uit? ...................................................................................... 13 3.5 Wie vinden jongeren belangrijk in hun netwerk en waarom vinden ze die mensen ............................... 14 belangrijk? .................................................................................................................................................... 14 3.6 In hoeverre hebben jongeren contacten met hun oudere buurtbewoners? .............................................. 15 4. Conclusies .................................................................................................................................................... 16 Overstijgende inzichten .................................................................................................................................... 18 5. Advies ........................................................................................................................................................... 20 6. Referenties .................................................................................................................................................... 21 Bijlage 1: Interviewguide ................................................................................................................................. 22 Bijlage 2: Selectie van sets narratieven voor de analyse .................................................................................. 27 Bijlage 3 respondenten ..................................................................................................................................... 28 Bijlage 4: Betrokkenen bij de onderzoeksgroep ............................................................................................... 30
Rapport Vraagpatronen Jongeren Dukenburg
Rapport Vraagpatronen Jongeren Dukenburg
Samenvatting Inleiding Het Lectoraat Lokale Dienstverlening vanuit Klantperspectief van de Hogeschool Arnhem (HAN) en Nijmegen heeft in opdracht van Tandem Welzijnsorganisatie Nijmegen (Tandem) namens het samenwerkingsverband Jongerenwerk Dukenburg ( bestaande uit Het Inter-lokaal, JC Staddijk en Tandem) in een leerwerktraject met twaalf professionals van Jongerenwerk Dukenburg en zeven studenten van de opleiding pedagogiek van de HAN een onderzoek gedaan naar de wensen, behoeften en vragen van jongeren in Dukenburg. De resultaten van het onderzoek zijn gebaseerd op interviews met 48 jongeren in de leeftijd van 10 tot en met 21 jaar. De verhalen van de jongeren zijn door de onderzoeksgroep omgezet in vraagpatronen met behulp van een narratieve analysemethode. Deze vraagpatronen zijn allereerst in een bijeenkomst met (geïnterviewde) jongeren besproken op herkenning en erkenning. Ook is tijdens deze bijeenkomst besproken welke vraagpatronen jongeren willen delen met volwassenen. Dit heeft geleid tot de volgende drie vraagpatronen: Vraagpatroon 1 School en opleiding zijn belangrijk Eisen Willen Nodig hebben Diploma van een Erkenning voor hun Ondersteuning bij beroepsopleiding talenten van zaken die minder docenten en andere gaan op school. volwassenen Ondersteuning en faciliteiten bij talentontwikkeling
Vraagpatroon 2 Geef ons de ruimte Eisen Willen Buurtontmoetingsplekken Gezien mogen Zowel in de buitenruimte worden in de (Voetbalveldjes etc, buitenruimte en Ontmoetingsplek etc) gelijkwaardigheid Georganiseerde bij toedeling activiteiten zoals ruimtes sporttoernooitjes, graffity spuiten etc.
Vraagpatroon 3 Heb vertrouwen Eisen Willen Erkenning en Gezien worden als herkenning door mede burger volwassenen Gezien worden als individu en niet als één groep
Nodig hebben Begeleiding in verantwoordelijkheid Faciliteiten om elkaar te ontmoeten
Nodig hebben Geloof en vertrouwen van volwassenen in talenten en mogelijkheden Geloof en vertrouwen in elkaar
Bijdragen Ondersteuning aan elkaar, jongeren helpen elkaar onderling zowel bij school als talentontwikkeling
Bijdragen Onderhoud en verantwoordelijkheid voor ‘eigen ruimtes’
Bijdragen Vertrouwen geven en onderhouden ten aanzien van vrienden, familie en school. Maar ook ten aanzien van andere jongerengroepen 1
Rapport Vraagpatronen Jongeren Dukenburg
1. Inleiding Opdrachtgever voor dit onderzoek is Tandem Welzijnsorganisatie Nijmegen (Tandem) namens Jongerenwerk Dukenburg. Tandem heeft het lectoraat Lokale Dienstverlening vanuit Klantperspectief van de Hogeschool van Arnhem en Nijmegen (HAN) verzocht om een vraagpatronenonderzoek uit te voeren met jongeren die wonen in Dukenburg. 1.1 Vraaganalyse-instrument
Door het lectoraat Lokale Dienstverlening vanuit Klantperspectief van de Hogeschool van Arnhem en Nijmegen is een vraaganalyse-instrument ontwikkeld waarmee de vragen, behoeften en redeneringen die mensen hebben ten aanzien van wonen, zorg en welzijn in beeld gebracht worden. De samenhangen in vragen, behoeften en redeneringen worden aangeduid met de term vraagpatronen (van Biene, et al, 2008). Inzicht in vraagpatronen is een belangrijke stap in de ontwikkeling van vraaggericht werken, omdat het achterliggende waarden en betekenissen bloot legt, die de fundamentele behoeften van mensen in hun context weergegeven. De vraagpatronen vormen daarmee een ijkpunt voor de zorg- en dienstverlening. 1.2 De wijk Dukenburg en haar jongeren
Nijmegen-Dukenburg is het op één na grootste stadsdeel van Nijmegen en bestaat uit negen verschillende wijken met een totale oppervlakte van 709 hectare. De verschillende wijken zijn: Aldenhof, Lankforst, Malvert, Meijhorst, Staddijk, Tolhuis, Vogelzang (natuurgebied), Weezenhof en Zwanenveld. Er zijn grote verschillen in leeftijdsopbouw, huishoudvormen en etniciteit tussen de wijken. Nijmegen Dukenburg heeft ongeveer 23.000 inwoners (Gemeente Nijmegen, 2013). De wijken zijn gebouwd vanaf 1965. Sinds 1975 is gelijktijdig het winkelcentrum en station gebouwd. Er is sprake van een ruime opzet. Interne rondwegen, woonerven, vaak een afwisseling van hoogbouw en laagbouw. De leeftijdsverschillen van de bevolking van Dukenburg als geheel komt redelijk overeen met die van Nijmegen. Het percentage kinderen (16% voor Dukenburg ligt dicht tegen het Nijmeegse gemiddelde aan. Het percentage ouderen ligt inmiddels duidelijk hoger (17% tegenover 13%) en is stijgende. Dukenburg is al langer een vergrijzend stadsdeel. De totale bevolking nam in de periode 2004-2009 af met 700 personen. Uitzondering hierop is Zwanenveld waar na 2004 circa 100 woningen zijn toegevoegd. Ook de Dukenburgse huishoudensverdeling is vergelijkbaar met Nijmegen als geheel. Het aandeel eenoudergezinnen is met 8% iets hoger dan het Nijmeegs cijfer (7%). Tussen de wijken binnen het stadsdeel zijn er qua leeftijd en huishouden wel diverse verschillen. In de wijken Weezenhof, Aldenhof en Meijhorst is het aandeel kinderen wat groter (allen 18%). Ook in Tolhuis wonen naar verhouding veel kinderen (24%). Het aantal 65+ers is er zeer gering (5%). In Malvert en Weezenhof is het percentage ouderen (voor beide wijken 24%) aanzienlijk hoger dan het Dukenburgse (17%) en Nijmeegs gemiddelde (13%). Van het totaal aantal inwoners van Nijmegen-Dukenburg is een groot aantal mensen van nietNederlandse afkomst. Zo is 13% van de inwoners westers allochtoon en 19% niet westers allochtoon. De grootste populaties zijn van Marokkaanse- (4%), Arubaanse- of Antilliaanse(3%), Surinaamse (2 %) en Turkse afkomst (3%) (CBS, 2011, p.52). De startkansen voor basisschoolleerlingen in Dukenburg liggen meestal onder het stedelijk gemiddelde. Deze scores liggen met name in Meijhorst, Malvert en Tolhuis (vooral Tolhuis 52- 78) onder het gemiddelde. Hier zijn Weezenhof en Lankforst positieve uitzonderingen. De scores in Meijhorst zijn nog verder omlaag gegaan (-2,6 punten), terwijl Tolhuis (+1,3) en ook Malvert (+9,7) het beter nu doen. 2 Rapport Vraagpatronen Jongeren Dukenburg
Het aantal leerlingen met een “laag schooladvies” ligt hoog (48% in het gehele stadsdeel), vooral in Zwanenveld en Meijhorst (66%), Aldenhof (55%) Malvert (54%) en Tolhuis (53%, , Tolhuis 52-78: 63%). In Tolhuis is dit aandeel wel afgenomen (-7%), zo ook in Malvert (12%). Dukenburg vertoont geen afwijkend beeld (t.o.v. Nijmegen als geheel) als het gaat om het niet bezoeken van de dichtstbijzijnde basisschool. Aldenhof (48% naar een verreweg gelegen basisschool) en Malvert (43%) vallen op. Weezenhof (16%) en Tolhuis (24%, Tolhuis 52-78: 26%) kennen kennelijk wel echte buurtscholen (Sociale kaart Tandem Welzijn, 2012)
1.3 Onderzoeksaanpak
De aanpak voor dit onderzoek is praktijkgericht waarbij kwalitatieve gegevens worden verzameld met behulp van een narratieve onderzoeksmethode. Daartoe werden open interviews gehouden waarmee de verhalen van jongeren in Dukenburg in beeld zijn gebracht. Deze interviews zijn letterlijk uitgeschreven en met een vooraf ontworpen axiaal categorieënsysteem gecodeerd. Analyses van de coderingen leveren uiteindelijk interpretaties op in de vorm van (voorlopers van) vraagpatronen. Deze vraagpatronen worden allereerst voorgelegd aan de geïnterviewde jongeren. In een bijeenkomst worden deze vraagpatronen besproken op herkenning en erkenning en er wordt vastgesteld welke vraagpatronen jongeren willen delen met volwassenen. Hier is voor gekozen om het perspectief van de jongeren leidend te laten zijn in dit onderzoek. Naast dat het onderzoek kennis en inzicht oplevert biedt het ook perspectieven voor het handelen van professionals. Dit perspectief komt tot uitdrukking in de transdisciplinaire bijeenkomst, een bijeenkomst waarin de gevonden vraagpatronen aan betrokken respondenten en professionals worden voorgelegd met de vraag of zij de patronen herkennen en erkennen. In deze bijeenkomst vindt vervolgens gezamenlijke betekenisgeving plaats en wordt met behulp van cocreatieve werkwijzen gezocht naar breed gedragen oplossingen. De conclusies worden alleen dan als vraagpatronen benoemd als dit proces voltooid is en de betrokken personen de concept-patronen herkennen en erkennen. Deze verwerkingsslag met en door betrokkenen kenmerkt het praktijkgerichte van het onderzoek en vormt een opmaat voor daadwerkelijke implementatie van praktijkverbetering. Naast dat het onderzoek resultaten moet opleveren is er ook voor gekozen een leereffect te koppelen aan de manier van onderzoek doen zodat professionals zich deze onderzoeksmethode eigen kunnen maken en de kennis kunnen verspreiden binnen hun professionele setting. Er hebben tien professionals en twee vrijwilligers (jongeren) van Jongerenwerk Dukenburg en zeven studenten pedagogiek (HAN) geparticipeerd in de onderzoeksgroep (zie bijlage 3). Zij hebben een training gevolgd waarbij alle fasen van de narratieve onderzoeksmethode aan bod zijn gekomen: van het maken van een interviewguide, een training open interviewen, het houden van de interviews tot het uitwerken, transcriberen en coderen van de interviews. In de slotbijeenkomst hebben de professionals leren werken met het vraaganalyse-instrument. Op basis van een eerste inventarisatie zijn er een aantal onderzoeksvragen geformuleerd
1.4 Coderingsinstrument
In het lectoraat Lokale Dienstverlening vanuit Klantperspectief van de Hogeschool van Arnhem en Nijmegen is een vraaganalyse-instrument ontwikkeld waarmee de vragen, behoeften en redeneringen die mensen hebben ten aanzien van wonen, zorg en welzijn in beeld gebracht worden. De samenhangen in vragen behoeften en redeneringen worden 3 Rapport Vraagpatronen Jongeren Dukenburg
aangeduid met de term vraagpatronen (van Biene, et al, 2008). Meer specifiek is een vraagpatroon: een samenhangende gereconstrueerde set van vragen, eisen, behoeften en mogelijke bijdragen van leden van een groep of bewoners in een wijk of buurt. De kern van de vraagpatronenanalyse wordt gevormd door een narratieve analysemethode waarvoor een coderingsinstrument is ontwikkeld. Een narratieve analyse gaat verder dan een reguliere kwalitatieve analyse van open interviews in die zin dat niet alleen wordt gekeken naar de inhoudelijke thema’s die aan de orde komen, maar dat ook met behulp van taalkundige analyses wordt gekeken vanuit welk perspectief mensen iets zeggen en op welke manier ze dat doen. Een dergelijke analyse geeft inzicht in het onderliggende perspectief van de geïnterviewden waaronder hun levenshouding en identiteit (Culler, 2001; Holstein & Gubrium, 2000). Het instrument bevat drie categorieënsystemen, of clusters van categorieën. Het eerste categorieënsysteem betreft inhoudsdomeinen voor kwaliteit van leven, oftewel categorieën van het ‘WAT’: waar gaat de opmerking van de respondent over? Deze inhoudsdomeinen zijn met name gebaseerd op de levensdomeinen van Schalock en Begab (1990), de classificatie van het menselijk functioneren ICF (WHO, 2001). Deze categorieën van onderwerpen worden niet gebruikt als vragenlijst voor de respondent (tijdens de dataverzameling), maar als richtlijn voor het coderen (na de dataverzameling). De categorieën van het WAT staan opgesomd in Tabel 1.1. Het tweede systeem gaat over de radius of schaal waar de geïnterviewde, van dichtbij tot veraf, over spreekt, ook wel aangeduid als het perspectief van de spreker, en de rollen van spreker of andere actanten in de narratieven (Bal, 1979). Dit zijn de categorieën van het WIE (zie Tabel 1.2). Tenslotte, bevat het laatste systeem categorieën van de kwaliteit of de modus van het WAT, namelijk het HOE (zie Tabel 1.3): is de respondent er positief over of juist negatief, biedt de respondent iets aan anderen aan, of heeft de respondent zelf juist een behoefte, ziet de respondent het als een probleem en zo ja welke oplossing ziet de respondent daarvoor? Met deze indeling geven we aan of de onderwerpen die de respondent noemenswaardig vindt een keuze, zorg of discussiepunt is. Daarnaast wordt ook het gebruik van stijlfiguren geanalyseerd. Hoe probeert iemand zijn verhaal te verduidelijken? Dit laatste aspect biedt meerwaarde omdat juist in de wijze waarop iemand zijn taal kiest informatie besloten kan zitten die niet in de woorden zelf tot uitdrukking komt. Denk hierbij bijvoorbeeld aan het gebruik van clichématige uitdrukkingen om commentaar te geven op pijnlijke zaken of taboes (bijvoorbeeld: “ja zo is dat nu eenmaal”, “je hebt het er maar mee te doen”, “maar ja dood gaan we allemaal”).
Tabel 1.1 Categorieën van het WAT. De categorieën geven aan binnen welk domein van de kwaliteit van leven het onderwerp van het narratief valt. In feite geeft deze categorie weer waarover de respondent spreekt. Zie de hoofdtekst en Van Biene, et al (2008) voor verdere uitleg. WAT 1
Categorielabel Fysieke omgeving
2
Virtuele omgeving
Omschrijving Fysieke omgeving betreft alle fysieke aspecten in de omgeving van een geïnterviewde. Hangplekken, winkelcentra, sportmogelijkheden, groenvoorzieningen, speelruimte etc. Virtuele omgeving betreft alle aspecten in de virtuele ruimte van een geïnterviewde. Sociale media, communiceren via smartphones, internet en gamen 4
Rapport Vraagpatronen Jongeren Dukenburg
3
Private omgeving
4
Toegankelijkheid
5
Bereikbaarheid
6
Sociale relaties Familie
7
Sociale relaties Vrienden
8
Sociale relaties overig
9
Welbevinden:
10
Zelfredzaamheid
11
Financieel en materieel
12
Zingeving
13
Gemeenschapsactiviteiten
14
Culturele voorzieningen Commerciële voorzieningen Zorg- en dienstverlening Veiligheid
15 16 17
18
Persoonlijke Ontwikkeling
19
Autonomie
20
Biografische informatie
21
Overig
Private omgeving betreft alle privé aspecten in de omgeving van een geïnterviewde. De ruimte thuis, op de eigen kamer, privé ruimte bij vrienden Toegankelijkheid van voorzieningen gaat over de vraag in hoeverre iedereen recht heeft op of van een product of vorm van dienstverlening gebruik kan maken. Bv. over de wijze waarop klanten worden ontvangen door baliepersoneel, of ze worden bijgestaan bij het invullen van formulieren aan de hand van een duidelijke handleiding, enzovoort. Het gaat hier om figuurlijke bereikbaarheid. Bereikbaarheid betreft de geografische ligging of afstand tot gebouwen, voorzieningen of activiteiten, alsmede de vervoersmogelijkheden om hier te komen. Het gaat hier om letterlijke (fysieke) bereikbaarheid. Sociale relaties betreft de sociale samenhang, controle, contacten, of familieleden iets voor elkaar over hebben en vertrouwen. Tevens valt hieronder het ‘gevoel’ van jongeren ‘er bij te horen’ of de aan- of afwezigheid van een sociaal netwerk in de familie. Alles wat tussen familieleden gebeurt en als betekenisvol wordt gezien kan hier onder vallen. Sociale relaties betreft de sociale samenhang, controle, contacten, of vrienden iets voor elkaar over hebben en vertrouwen vrienden onderling, Tevens valt hieronder het ‘gevoel’ van jongeren ‘er bij te horen’ of de aan- of afwezigheid van een sociaal netwerk in de vriendenkring. Alles wat tussen vrienden gebeurt en als betekenisvol wordt gezien kan hier onder vallen. Sociale relaties betreft de sociale samenhang, controle, contacten, of mensen iets voor elkaar over hebben en vertrouwen tussen mensen in een straat (buren) of een wijk (alle mensen met wie men een sociale relatie kan hebben) of overige contacten via school of bijbaantjes. Tevens valt hieronder het ‘gevoel’ van jongeren ‘er bij te horen’ of de aan- of afwezigheid van een sociaal netwerk. Alles wat tussen mensen gebeurt en als betekenisvol wordt gezien kan hier onder vallen. Onder welbevinden wordt verstaan de uitingen ten aanzien van de lichamelijke en psychische gezondheid en de lichamelijke situatie van de geïnterviewden. Zelfredzaamheid betreft de mate van (on-)afhankelijkheid van zorg en ondersteuning, begeleiding, of voorzieningen ten behoeve van beperkingen. Concrete of gevoelsmatige uitingen over de financiële en materiële situatie van de geïnterviewde of zijn/haar omgeving. Hieronder kunnen vallen inkomen, uitkeringen, subsidies, persoonsgebonden budget en materiele bezittingen. Zingeving betekent het zoeken naar of toewijzen van zin, bedoeling of doel van of aan het leven, grote gebeurtenissen of activiteiten in het leven. Hieronder vallen ook uitspraken over levenshouding. Bijvoorbeeld praktiseren van een religie, lidmaatschap van een vrijwilligersorganisatie, levensmotto’s. Gemeenschapsactiviteiten zijn alle (georganiseerde) activiteiten welke in een gemeenschap worden georganiseerd en waar mensen elkaar kunnen ontmoeten (Sport, Spelen in een band etc) Culturele activiteiten of deelname aan cultuur. (zoals bibliotheek, filmhuis, museum, galerie, et cetera) Commerciële voorzieningen zijn dagelijkse voorzieningen in het maatschappelijk verkeer die commerciële diensten of producten aanbieden zoals winkels en banken. Zorg gaat over de zorg die jongeren krijgen of zelf geven .Hieronder wordt verstaan lichamelijke zowel als geestelijke gezondheidszorg Veiligheid betekent zowel algemene gevoelens van veiligheid en/of angst als ook specifieke aspecten van veiligheid zoals verkeersveiligheid, criminaliteit, (in)stabiele, (on)voorspelbare omgeving of (on)veilig fysieke inrichting van de woonomgeving. Onderwijs, cursussen, vrijwilligerswerk, beroeps- en vrijetijdsactiviteiten, omgaan met technologie welke de geïnterviewde onderneemt of doet in het kader van de persoonlijke ontwikkeling. Autonomie heeft betrekking op de ervaren mogelijkheden van mensen om eigen beslissingen in vrijheid te kunnen nemen (keuzevrijheid, zelfbeschikking). De respondent gaat in op biografische en persoonlijke informatie zoals leeftijd, aantal kinderen, achtergrondinformatie over het verleden, hoe lang in X woonachtig. Alles wat door de geïnterviewde gezegd wordt, wat niet geplaatst kan worden in de hierboven genoemde categorieën 5
Rapport Vraagpatronen Jongeren Dukenburg
Tabel 1.2 Categorieën van het WIE. Hierbij wordt onderscheiden vanuit welk perspectief het WAT moet worden geïnterpreteerd. De eerste drie rijen gaan over het ruimtelijk perspectief. ‘Woning’, ‘straat’ en ‘wijk’ kunnen gezien worden als schaalniveaus, de nabijheid van waar de respondenten het over hebben. De laatste drie rijen gaan over de verteller en het vertelniveau. Door de inbedding van taaluitingen in narratieve teksten ontstaan verschillende vertelniveaus. De verteller haalt immers anderen aan, die op hun beurt weer een ander kunnen citeren. Daarnaast is de identiteit van degene die spreekt van belang. Er zijn vertellers die niet alleen als verteller optreden, maar tevens zelf deel uitmaken van het verhaal; dat is zeker bij narratieve interviews het geval. Dit onderscheid wordt aangegeven met de categorieën ‘eigen’,‘naasten’ en ‘veraf’. Voor verdere uitleg zie Van Biene, et al (2008). WIE
Categorielabel
Omschrijving
1
Woning
Eigen woning, wooneenheid
2
Straat
3
Wijk
4
Eigen
Straat, omvat verscheidene wooneenheden ook op te vatten als gang of galerij in een flat Wijk, Wijk, omvat verscheidene straten ook op te vatten als buurt of complex De geïnterviewde spreekt over/namens zichzelf
5
Naasten
6
Derden
7
Machthebber
8
Onderdaan
9
Helper
10
Tegenstander
11
Actief
12
Passief
De geïnterviewde spreekt over/namens directe familie en buren, goede vrienden De geïnterviewde spreekt over/namens een abstracte ander, zoals ‘jongeren’, ‘ouderen’ of ‘allochtonen’, niet-bewoners, of een concrete ander zoals een professional, een buurtbewoner, vrijwilliger De persoon van waaruit gesproken wordt heeft invloed over (zaken in) de eigen situatie Degene heeft geen of weinig invloed over (zaken in) de eigen situatie De persoon van waaruit wordt gesproken heeft geen of weinig invloed over (zaken in) de eigen situatie De persoon van waaruit wordt gesproken werkt een ander tegen De persoon van waaruit wordt gesproken neemt initiatief, komt in beweging of handelt De persoon van waaruit wordt gesproken laat het initiatief bij anderen, staat stil of staat buiten de handeling
Tabel 1.3 Categorieën van het HOE. Voor de analyse van het HOE is van belang op welke wijze iemand een uitspraak doet. Dit kan zowel gaan over de mening van de respondent over het WAT, maar ook over de wijze waarop de taal vorm gegeven wordt in termen van stijlfiguren en idioom. Bij de eerste twee categorieën gaat het om tevreden- en ontevredenheid. Bij de categorieën vraag en aanbod , probleem en oplossing is bepalend hoe iemand het ‘wat’ ziet. De laatste vijf categorieën gaan in op de diverse stijlfiguren die mensen hanteren om hun verhaal kracht bij te zetten. Voor verdere uitleg zie Van Biene, et al (2008).
6 Rapport Vraagpatronen Jongeren Dukenburg
HOE
Categorielabel
Omschrijving
1
Positief
2
Negatief
3
Aanbod
de geïnterviewde geeft een positieve kwalificatie over het ‘wat’, of is tevreden over de kwaliteit van het ‘wat’, vindt het ‘wat’’waardevol, is trots op het ‘wat’, heeft sympathie voor het ‘wat’ De geïnterviewde geeft een negatieve kwalificatie over het ‘wat’, of is niet tevreden over de kwaliteit van het ‘wat’, hecht geen waarde aan het ‘wat’, schaamt zich voor het ‘wat’, heeft een afkeer voor het ‘wat’ de geïnterviewde biedt zelf het 'wat' aan, heeft iets bij te dragen
4
Vraag
5
Probleem
6
Oplossing
7
Betrokken
8
Neutraal
9
Conflict
10
Harmonie
11
Beeldspraak
12
Overdrijving
13
Cliché
14
Cynisme
15
Ironie
de geïnterviewde heeft behoefte aan het 'wat', vraagt ernaar of ervaart het ‘wat’ als een gemis de geïnterviewde beschouwt het 'wat' als een probleem of problematiseert een situatie de geïnterviewde ziet het 'wat' als een oplossing, of oppert een oplossingsrichting de geïnterviewde geeft blijk van persoonlijke of emotionele binding met het ‘wat’, spreekt over zakelijke wijze over het ‘wat’ de geïnterviewde geeft geen blijk van betrokkenheid dan wel emotionele binding met het ‘wat’, spreekt over zakelijke wijze over het ‘wat’ De geïnterviewde spreekt over sterk tegengestelde standpunten of frictie tussen betrokken personen of gebeurtenissen De geïnterviewde spreekt over met elkaar overeenstemmende standpunten of kwalificaties van personen of gebeurtenissen of is het met anderen eens De geïnterviewde probeert zijn verhaal te verduidelijken door een vergelijking te maken met iets anders Om kracht bij zijn verhaal te zetten maakt de geïnterviewde gebruik van overdrijving De geïnterviewde gebruikt afgezaagde uitdrukkingen De geïnterviewde gebruikt een verbitterde vorm van spot om wat duidelijk te maken De geïnterviewde gebruikt een milde vorm van spot, niet kwetsend bedoeld
1.5 Vraagstelling en onderzoeksvragen.
In dit onderzoek is de centrale vraagstelling gebaseerd op de praktijkvraag van opdrachtgever Tandem Welzijn. Deze luidt als volgt: Wat zijn de vraagpatronen van de jongeren in Dukenburg? Deze vraagstelling is geoperationaliseerd door narratieve interviews te houden met jongeren in Dukenburg, en deze narratieve interviews te coderen met behulp van het coderingsinstrument. Op deze manier wordt een gecodeerd bestand opgebouwd van narratieven uit de interviews. Met behulp van dit bestand kan gezocht worden naar antwoorden op meer specifieke onderzoeksvragen (het zogenaamde “vragen stellen aan de data”). Deze onderzoeksvragen worden in de loop van het onderzoek door de onderzoeksgroep gezamenlijk vastgesteld. De gevolgde werkwijze kenmerkt ook de flexibele onderzoeksopzet: vanwege de open opzet van de analyse, is het mogelijk om ook na voltooiing van onderhavige studie nieuwe vragen aan de data te stellen. In dit onderzoek wordt de centrale vraagstelling beantwoord door in te zoomen op de volgende onderzoeksvragen die zijn vastgesteld door de onderzoeksgroep bestaande uit 7 Rapport Vraagpatronen Jongeren Dukenburg
jongerenwerkers van Jongerenwerk Dukenburg,, een kwartiermaker van Tandem, twee jongeren (vrijwilligers bij jongerencentrum Staddijk) en zeven studenten pedagogiek van de HAN. 1. 2. 3. 4. 5. 6.
Hoe denken jongeren over hun toekomst? Welke ondersteuning/hulp hebben jongeren nodig? Hoe ziet de dagbesteding van jongeren er uit? Wat willen jongeren aan voorzieningen in de wijk? Welke relaties zijn voor jongeren belangrijk en waarom zijn die belangrijk? In hoeverre hebben jongeren contacten met hun oudere buurtbewoners
8 Rapport Vraagpatronen Jongeren Dukenburg
2. Methode van onderzoek 2.1 Onderzoeksontwerp
De voorliggende studie betreft een narratief onderzoek met een flexibel onderzoeksdesign (Robson, 2011). Het narratieve aspect heeft betrekking op het type verbale interviewgegevens dat is verzameld en de analysemethode die is gehanteerd. Het praktijkgerichte aspect heeft enerzijds betrekking op het feit dat de praktijkvraag van Tandem als opdrachtgever leidend is geweest gedurende het gehele onderzoek.
2.2 Respondenten
De onderzoekspopulatie bestaat uit alle jongeren in de leeftijd tussen de 10 en 21 jaar in Nijmegen Dukenburg. Bij het onderzoek is er op gelet dat alle jongeren in de leeftijdscategorie 10-21 jaar vielen en dat de geïnterviewde jongeren enigszins een afspiegeling vormen van de jongeren in het stadsdeel Dukenburg. Er is gekeken naar leeftijd, geslacht, wijk, opleidingsniveau en afkomst. Er zijn in totaal 47 jongeren geïnterviewd. De analyse van de interviews is gebaseerd op 43 interviews omdat vier interviews niet conform de interviewleidraad zijn afgenomen en derhalve ongeschikt zijn bevonden. De jongeren zijn via de sneeuwbalmethode geworven. Dat wil zeggen dat er jongeren onder andere zijn benaderd via de jongerenwerkers, de pedagogiek studenten hebben via de middelbare scholen jongeren benaderd en hebben jongeren bevraagd op plekken waar ze op dat moment aanwezig waren (schaatsbaan, sportclubs etc). Ook zijn er vier jongeren via het eigen netwerk van de onderzoekers benaderd. Op drie momenten is gecheckt of de te onderzoeken jongeren een afspiegeling vormden van de totale populatie. Dit om zoveel mogelijk recht te doen aan de verschillende perspectieven die jongeren hebben op hun leven. In bijlage 4 is de samenstelling van de respondentengroep te zien.
2.3 Gegevens
Met behulp van een open interviewmethode waarbij gestart is vanuit één centrale vraag zijn zogeheten narratieven verzameld. Narratieven zijn alle gegevens in proza die niet voortkomen uit gesloten vragen of vragen die korte antwoorden vereisen. Ze gaan over biografische bijzonderheden van gebeurtenissen zoals ze verteld worden door degene die ze hebben meegemaakt. Een narratief interview is een gesprek met als doel het verzamelen van narratieven. Dit verzamelen is geen doel op zichzelf maar dient bij te dragen aan het beantwoorden van de onderzoeksvraag (van Biene, et al, 2008). Bij open interviews is het van belang mensen uit te nodigen om te vertellen over hun ervaringen ten aanzien van een aantal onderwerpen die de interviewer aan de orde wil stellen. In dit onderzoek ging het om de onderwerpen wonen in Dukenburg, toekomstperspectief en vrijetijdsbesteding van jongeren. Belangrijk is dus het stellen van de goede vragen en door te vragen om mensen uit te nodigen meer te vertellen. Hierbij wordt zo min mogelijk door de interviewer gestuurd. Bovendien blijkt pas in de analysefase wat als belangrijke informatie kan worden gezien. 2.4 Voorbereiding van de analyse
De transcriptie staat toe dat de letterlijke uitspraken van respondenten te allen tijde in de analyse zichtbaar blijven. In die zin is er dus geen datareductie gepleegd. Ook zijn codes voor respondenten toegevoegd zodat de gesprekscontext van individuele narratieven steeds terug te halen is. Daarnaast kan de interviewer zich volledig concentreren op het interview en op het 9 Rapport Vraagpatronen Jongeren Dukenburg
luisteren naar de respondent. Ook is van belang dat pas achteraf blijkt welke betekenis bepaalde opmerkingen hebben van de respondent. Op het eerste gezicht lijken deze wellicht niet relevant. Als laatste kunnen we de kwaliteit van het interview beoordelen. De transcripties (letterlijk uitgeschreven interviews) vormen het basismateriaal voor de coderingen. De narratieven zijn door onderzoekers en studenten pedagogiek gecodeerd in het codeerformat van het vraaganalyse-instrument (zie Tabellen 1.1, 1.2 en 1.3 voor de codeercategorieën). Nadat alle gecodeerde interviews zijn samengevoegd in het coderingsinstrument heeft er een kwaliteitscontrole plaatsgevonden. De studenten hebben een deel van de interviews geanalyseerd en onderzoekers die ervaring hebben met het instrument hebben via het softwareprogramma Atlas ti alle interviews nogmaals gecodeerd en geanalyseerd. In deze analyse onderscheiden we drie fasen (Westers en Peters, 2004): a) exploreren van de onderzoeksvragen; b) specificeren en reduceren van de gegevens: identificeren van thema’s; c) integreren: verbanden tussen de thema’s uitwerken in patronen. Met behulp van deze fasen wordt de interpretatie iteratief gemaakt, dat wil zeggen: telkens staat dezelfde inhoud centraal maar op verschillende niveaus van abstractie. De analyseprocedure vormt daarmee de eigenlijke patroonherkenningactiviteit: door telkens sets van narratieven in overweging te nemen wordt steeds meer grip gekregen op de meest betekenisvolle aspecten van de totale gegevensset, de zogeheten “sensitizing concepts” (Glaser & Strauss, 1967; Bowen, 2006). Welke zorgen, keuzes, onderwerpen, discussiepunten worden in de narratieven genoemd? Wat valt er op? Zijn er thema’s te zien? Ontstaan er nieuwe vragen? Wat zijn de belangrijkste thema’s? En zijn er verbanden tussen de thema’s? Deze aspecten leiden tot de geformuleerde vraagpatronen. Hierbij helpen vragen als: Wat valt er op? Zijn er thema’s te zien? Wat zijn de belangrijkste thema’s en zijn er verbanden tussen de thema’s en ontstaan er nieuwe vragen? Aan de hand van de geformuleerde onderzoeksvragen zijn diverse datasets gevormd (zie bijlage 2) en met behulp van de coderingen worden alle narratieven verzameld die betrekking hebben op elk van de onderzoeksvragen.
10 Rapport Vraagpatronen Jongeren Dukenburg
3. Resultaten In deze sectie wordt ingegaan op de resultaten van de analyseprocedure. 3.1 Hoe denken jongeren over hun toekomst?
Deze vraag is samengevoegd met vraag 3.3 Wat vertellen jongeren over hun studie- en schoolcarriere? Omdat het merendeel van de narratieven over de toekomst, gaan over het volgen van een opleiding en de studiekeuzes die ze willen gaan maken. In de narratieven komt naar voren dat jongeren idealen hebben of uitdagingen willen aangaan. Andere narratieven gaan in op de noodzakelijkheid van het volgen van een opleiding in deze tijd van crisis. Ze spreken ook vanuit het perspectief van hun ouders. Ouders vinden het bijzonder belangrijk dat hun kinderen een goede opleiding volgen. Sommige jongeren onderschrijven ook het belang hiervan. Een aantal weet nog niet wat ze wil en dit wordt als vervelend ervaren. Jongeren spreken vanuit zichzelf over de talenten die ze hebben. Naast opleiding vinden ze het ook belangrijk om deze talenten verder te ontwikkelen. Een aantal jongeren heeft heel duidelijk voor ogen hoe de toekomst eruit ziet. Een gezin, een baan, een eigen huis, een eigen auto, en een goed contact met familie en vrienden worden belangrijk gevonden. Uit sommige narratieven blijkt welke bijdrage ze willen leveren aan de samenleving vanuit de idealen die ze hebben of vanuit persoonlijke interesses.
Kenmerkende uitspraken:
“ Een eigen kledinglijn is moeilijk, en als dat niet lukt wil ik kinderarts worden voor kinderen met kanker en daarvoor moet je naar de universiteit en dan woon ik, ik weet niet waar ik dan woon en dan ga ik soms uit.” “ Ja met Vmbo diploma kan ik niet veel eigenlijk. Kun je wel veel maar niet wat ik wil want ik wil iets met architectuur.” “ Ja ik kom hier zo om mijn diploma te halen..pfoee dat is wel moeilijk. Ja mijn moeder wil hier met ons wonen. Mijn moeder wil hier komen met ons en zo om school en dit ja werk krijgen, kan ik moeilijk uitleggen.” “ Maar ik heb natuurlijk vooral nou met deze economie, is het heel belangrijk dat je goed opgeleid bent, omdat het al heel moeilijk is om banen te krijgen. Dan nemen ze natuurlijk een hoog opgeleid iemand eerder dan een laagopgeleid iemand.” “ Ik zou in de toekomst best euhh jongens enthousiast willen maken voor ict want ik heb echt het gevoel dat zeg maar niet echt weten wat het inhoudt en hoeveel toekomst er in zit en hoe leuk het kan zijn.” “ Het liefst zou ik imam worden. Hier in Nederland wordt uh veel meer mensen het geloof kwijtgeraakt. Dat ze het vergeten uh, dat ze er meer aan moeten denken zeg maar…. Ja je kan toch niet eerst zeg maar goede moslim zijn en dan kom je naar Nederland en dan word je opeens een slechte moslim.” “ Als ik geen profvoetballer kan worden dan wil ik arts worden.” 11 Rapport Vraagpatronen Jongeren Dukenburg
3.2 Welke ondersteuning hebben jongeren nodig?
Jongeren geven aan dat ze geholpen willen worden bij school activiteiten. Het gaat om huiswerkbegeleiding, begeleiding en sturing bij het concentreren op de taken die ze moeten doen. Uit de narratieven komt het beeld naar voren dat jongeren het druk hebben en sommigen geven aan ook moe te zijn. Jongeren waar het goed mee gaat krijgen steun van familie, ouders helpen daar waar mogelijk met huiswerk. Ook helpen vrienden elkaar onderling met huiswerk. Kennis wordt gedeeld. De een is beter in wiskunde en helpt de vriendin die daar minder goed is in. Ook voelen deze jongeren zich veilig en vertrouwd op school. Ze hebben een goede relatie met leerkrachten en mentoren. Jongeren waar het minder goed mee gaat krijgen minder steun van familie omdat ouders hen vaak niet kunnen helpen om wat voor een reden dan ook. Bij deze jongeren werken vriendschappen eerder belemmerend dan beschermend. Op school voelen ze zich weinig gekend en gehoord. Enkelen geven aan dat ze ondersteuning nodig hebben die betrekking heeft op de persoonlijke levenssfeer. Het merendeel van de jongeren geeft aan dat hun ouders gescheiden zijn. Contact met een van de ouders is vaak niet vanzelfsprekend en dat kan psychische problemen opleveren zo blijkt uit de verhalen. In sommige situaties spreken jongeren van financiële problemen waardoor ze niet in staat zijn om deel te nemen aan activiteiten terwijl ze dat wel zouden willen. Sommige jongeren geven aan dat ze ook hulp nodig hebben om hun weg te kunnen vinden om zaken voor zichzelf te kunnen regelen zoals studiefinanciering. Sommige narratieven gaan in op het blowen en de wil om er mee te stoppen. De narratieven geven aan dat jongeren zich bewust zijn van de invloed van blowen maar desondanks het ze niet lukt om ermee te stoppen. Naast deze specifieke ondersteuningsbehoeften geven vrijwel alle jongeren aan dat ze het vertrouwen willen hebben van volwassenen. Ze hebben behoefte aan veiligheid en een vertrouwenspersoon waar het mee klikt. Iemand waar ze indien nodig hun verhaal aan kunnen vertellen. Kenmerkende uitspraken:
“ Ik ben echt heel slecht in papierwerk en dan vind ik het fijn als jij hier komt en jij mij helpt, dat vind ik wel fijn.” “ en daarnaast vind ik het belangrijk dat je een goede houvast hebt met werk of school dan. Maar ik denk wel voorop dat je iemand hebt, ja met wie je een vertrouwensband hebt. Dat vind ik wel belangrijk”. “ Nee, Mijn ouders die zijn niet euhn met een hoog niveau opgeleid, dus die hebben allebei, die snappen er helemaal niks van. En als er dan iets is wat ze wel, dan was het weer heel anders als dat het nu is.” “Euhm ja, misschien van mijn moeder of van mijn vader of van ja via whatsapp gewoon iemand vraagt van snap jij het. Of van mijn zussen ook.” “ En ook met proefwerk plannen, want we hebben gewoon zomaar in een week drie proefwerken een twee SO’s. En dan worden de leraren boos op jou als je een laag cijfer haalt, terwijl je eigenlijk gewoon niet eens de tijd hebt om het goed te kunnen leren. Want je hebt ook mensen zoals mij die sporten. En dan ja na de sport ben je natuurlijk helemaal moe en dan moet je ook nog douchen enzo en dan ja, dan is de concentratie helemaal weg”.
12 Rapport Vraagpatronen Jongeren Dukenburg
“ Ja van de ene kant is hij wel je vader, aan de andere kant niet wat hij mijn moeder allemaal heeft aangedaan, vind ik niet kunnen. Hij dealde vroeger en heel vaak was hij niet bij mijn opvoeding zeg maar, en die heb ik wel een beetje gemist, een beetje een vaderfiguur te hebben”. “ Ja je kan niet altijd zeggen dat het door het blowen komt maar uh die mensen blowen ook niet voor niets die hebben vast ook, ook problemen en uh en zo met hun leven en uh.” “ Ik weet ook wel dat het niet goed is wat ik aan het doen ben, maar soms als ik gefrustreerd ben, soms heb ik een kort lontje. En uuh daarom ben ik ook gaan blowen omdat op de middelbare school had ik altijd een grote bek tegen de leraren enzo en daarom ben ik afgekickt en euh soms word ik er kalmpjes van en dat is het dus wel handig maar ja soms bijvoorbeeld misschien de afgelopen twee jaar is het een beetje uit de hand gelopen dat ik uhm zo mee ben doorgegaan met het blowen.”
3.3 Wat vertellen jongeren over hun studiekeuze en onderwijscarrière?
Deze vraag is in de analyse samengevoegd bij vraag 3.1 omdat jongeren als ze spreken over de toekomst het met name hebben over hun studiekeuze en onderwijs carrière. 3.4 Hoe ziet de dagbesteding van jongeren er uit?
De meeste jongeren gaan naar school en sommigen hebben werk. Dat is veelal parttime. Een groot deel is druk met huiswerk maken voor school, sporten, muziek maken, dansen en andere manieren van georganiseerde vrije tijdsbesteding. De ruimte die dan nog over is wordt besteed aan ontmoeting met anderen. Een deel van de jongeren zoekt elkaar op in de wijk of in het winkelcentrum Dukenburg, of spreekt af om naar het centrum van de stad te gaan. Jongeren ontmoeten elkaar ook ‘virtueel’. Vanuit de private omgeving thuis ontmoeten ze via whatsapp, facebook en andere nieuwe media hun vrienden. Vaak is dat aanleiding om met elkaar ook in de publieke ruimte op straat af te spreken. Jongeren creëren hun eigen ruimte. Ze spreken af op (school)pleinen, bij jeugdhonken maar willen vooral niet zichtbaar zijn voor andere wijkbewoners. Elke vriendenclub wil het liefst een eigen ruimte (buiten of binnen) afgeschermd van andere jongeren en oudere wijkbewoners. Kenmerkende uitspraken:
“In de winter, je ziet het zelf, is er bijna geen fuck te doen en in de zomer, misschien dat je dan een beetje kan zwemmen om af te koelen. Maar in de winter wat doe je dan, ga je een beetje gamen maar op een gegeven moment raak je daar helemaal genoeg van en dan ga je proberen om andere dingen te doen en op een gegeven moment wordt dat een beetje saai. Dus dan ga je elkaar slaan, dan ga je fightclub doen en dan komt iemand thuis met het oog er helemaal eruit of ga je dingen kapot maken of weet ik wat. Of een beetje flirten met de chickies die langs fietsen.” “ Ja gewoon naar buiten gaan, dat vind ik wel belangrijk, dan gaan we veel meer met elkaar om weet je wel.” “ Ja het jeugdhonk is niet alleen voor mij maar voor heel veel andere vrienden belangrijk, jongeren wel heel belangrijk. Want dan hebben we een dak boven ons hoofd.” “ Ik ga veel met vriendinnen om en vaak naar Dukenburg en ik dans in HARA daar, een 13 Rapport Vraagpatronen Jongeren Dukenburg
fitnesscentrum, twee keer per week en ik ga volgende week de Ek dansen, en gewoon ja winkelen en met vriendinnen gezellig er naar toe en als je snel iets nodig hebt en de schaatsbaan waar je ook wel eens heen gaat. “
3.5 Wie vinden jongeren belangrijk in hun netwerk en waarom vinden ze die mensen belangrijk?
Vrienden en familie zijn het belangrijkst in het leven van de jongeren. Vrienden worden altijd als eerste genoemd. Vrienden die net ‘als familie’ voelen zijn het allerbelangrijkst. Jongeren verkeren in veel verschillende netwerken; school, vrienden vanuit de basisschool, sportclubs, culturele clubs, vrienden in de directe woonomgeving en vrienden (in het buitenland) die ze hebben leren kennen op vakantie en waarmee ze nog steeds via social media contact onderhouden. Vrienden zijn belangrijk om het leven mee te delen. Belangrijk is te weten wat anderen aan het doen zijn, dit wordt gevolgd via social media. Op die manier zijn jongeren van s ‘morgens vroeg tot s ‘avonds laat met elkaar in contact. Jongeren geven ook aan dat ze hopen dat ze de vrienden die ze nu hebben later ook zullen hebben. Jongeren zijn zich ook heel bewust van de invloed van de vriendenkring en kunnen zichzelf daar best in beschermen: als vrienden een negatieve invloed hebben dan geven ze aan dat ze aan deze vriendschappen een einde willen maken of van plan zijn dat te doen. Jongeren leren elkaar ook kennen in de virtuele wereld bijvoorbeeld via online spelletjes. Uit de narratieven blijkt dat fysiek contact door de meesten erg belangrijk wordt gevonden. De directe familie, ouders, broers en zussen zijn belangrijk. Ook als ze er niet (meer) zijn om wat voor reden dan ook. Jongeren spreken dan over het gemis. Sommige jongeren vinden het lastig om met hun ouders te communiceren omdat ze de taal van hun ouders verleerd zijn en de ouders niet goed Nederlands kunnen. Jongeren onderhouden ook via social media veel contact met familie in het buitenland. Neven en nichten en de vrienden daar weer van delen hun ervaringen via facebook, twitter of whatsapp. Jongeren zijn benieuwd en zeer geïnteresseerd in hun ‘roots’ en willen alles weten over hun land van herkomst. Ze zijn daar heel druk mee. Vaak ontstaat dat contact nadat ze op vakantie zijn geweest in het land waar hun ouders (of een van de ouders) vandaan komen. Kenmerkende uitspraken:
“ Ik vind dat er al een balans is tussen echte vrienden en internet. Je kan meer dingen met hun doen. Je kan meer op stap en dat kan op internet niet. Je kan op internet bijvoorbeeld niet naar de stad gaan of uit eten of samen naar de bioscoop.” “Nou eigenlijk wat we al die tijd niet met elkaar hebben gedaan, zeg maar gewoon vijftien jaar inhalen. Hoe de school hier is en hoe alles gaat en wat ik met mijn vrienden doe en gewoon ook wel liefdesleven of zo, weet je wel, dat soort dingen. Ik praat met een neef van mij, die is zeventien, daar vertel ik echt alles tegen, die zie ik eerder als goede vriend ook als een broer of zo en daar vertel ik alles tegen. En ja, hij ook aan mij. hij is zeventien jaar en ik heb veel neven van negentien of twintig ja echt heel veel. Ja degenen die jonger zijn dan ik, hebben nog geen whatsapp, alleen degenen die ouder zijn, daar praat ik heel veel mee. En ook nog nichten, dus, ja. “ Ja of vrienden in het buitenland van vakantie zeg maar. Vooral van vorig jaar in Macedonië dat was heel erg leuk en die hebben ook allemaal facebook. Maar die zijn op facebook en daar kun je ook heel erg leuk mee praten en dingen uitwisselen of zo… Ja in het Engels. Ze kunnen niet heel goed Engels maar dat maakt niet uit, ik begrijp ze wel.” 14 Rapport Vraagpatronen Jongeren Dukenburg
“Uitgaan met vrienden, chillen. Natuurlijk, ik heb veel vrienden maar niet echt goede vrienden, er zitten erbij die je flessen en naaien.” “Nou ik spreek niet echt goed de taal of zo maar af en toe kan ik nog wel met hun praten. Ze schrijven , kwamen al opgegroeid met de Vietnamese taal enne en nu moet ik Engels en Nederlands en zo leren. Ik raak de taal een beetje kwijt”. “En ja.. ik kan heel goed opschieten met mijn ouders. Ik kan hun alles zeggen. Ook mijn broer kan ik alles zeggen. Maar hij is echt als een bodyguard voor mij. Ik ben zijn kleine zusje en daar gaat hij natuurlijk ook voorzichtig mee zijn want ik ben de enigste kleine zusje, van twee broers”.
3.6 In hoeverre hebben jongeren contacten met hun oudere buurtbewoners?
Als er in de narratieven gesproken wordt over Dukenburg dan gaat het over de directe woonomgeving en de wijk waarin men woont. Jongeren hebben contact met buurtbewoners die in de directe woonomgeving wonen. Het contact bestaat met name uit het elkaar begroeten. Soms passen jongeren op de kinderen van directe buren. Het verschilt in hoe intensief de contacten zijn in welke wijk en welke straat men woont. In de narratieven wordt weinig positief gepraat over oudere buurtbewoners. Er is weinig contact en als er contact is gaat het er vaak over dat ouderen vinden dat jongeren zich niet goed genoeg gedragen. Kenmerkende uitspraken:
“Euhm dat zijn gewoon echt onze plekken , verder komt er niemand. De meeste oudere mensen zeuren altijd. Ja niet netjes of zo euhm dat we een keer een blikje op de grond gooien en dan gaan ze gelijk zeuren. Dus daarom zitten we meestal in zulke hoeken.” “ Ja maar vaak niet bij oude mensen maar dan van die mensen van ja, mijn man heeft nachtdienst en ligt nu te slapen en ik zeg ja het is oude en nieuw euh en gooi, en dan zeggen ze ja wegwezen met jullie vuurwerk. En zeggen we ja we gaan en dan gaan ze net naar binnen, vaak gooien we dan nog eentje in de tuin. En dan bam (lachen).” “Vroeger stond er een heel groot speelding, rek of zo. Maar die is weggehaald omdat de buurvrouw, die is nu wel overleden maar toen vond ze het vervelend dat mensen dan in haar tuin konden kijken. Dus dat was wel jammer.” “ Ja gewoon de buren, ik ken eigenlijk in al deze blokken iedereen wel en daar ook, maar daar schiet ik niet echt mee op , ga ik niet heel veel mee om, maar ik ken ze wel gewoon.”
15 Rapport Vraagpatronen Jongeren Dukenburg
4. Conclusies Hieronder wordt voor elk van de onderzoeksvragen een eindconclusie beschreven, en wordt afgesloten met een weergave van het overstijgende patroon van de resultaten in de vorm van een beschrijving van wat jongeren in Dukenburg eisen, willen, nodig hebben, en kunnen bijdragen. Onderzoeksvragen
Ten aanzien van onderzoeksvraag 1 (Hoe denken jongeren over hun toekomst?) kan geconcludeerd worden dat onderwijs en schoolcarrière heel belangrijk is voor jongeren. Deze vraag wordt om die reden samengevoegd met onderzoeksvraag 3 (Wat vertellen jongeren over hun studiekeuze en onderwijscarrière) . Jongeren hebben idealen of willen uitdagingen aangaan. Er zijn ook jongeren die aangeven dat ze later iets willen betekenen voor de maatschappij. Ook geven ze aan dat ze hun talenten zoveel mogelijk willen ontwikkelen. Dus naast een opleiding die nodig is om een baan te krijgen willen ze ook verder met hun talenten, bijvoorbeeld voetballen, zang en dans. Ten aanzien van onderzoeksvraag 2 (Welke ondersteuning hebben jongeren nodig?) geven jongeren aan dat ze met name ondersteuning willen ten aanzien van school. Hulp bij het plannen en organiseren van het huiswerk en inhoudelijke begeleiding. Ook geven jongeren aan hulp nodig te hebben bij het organiseren van hun financiën. Jongeren willen graag op school en directe omgeving iemand die ze kunnen vertrouwen en waar ze alles mee kunnen bespreken. Sommige jongeren hebben ondersteuning nodig om te kunnen stoppen met blowen. Voor wat betreft het onderwerp van schoolcarrière (onderzoeksvraag 3; Wat vertellen jongeren over hun studiekeuze en onderwijscarrière) blijkt dat dit een van de belangrijkste thema’s is in het leven van jongeren. Voor een beschrijving hiervan zie onderzoeksvraag 1. Ten aanzien van de dagbesteding (onderzoeksvraag 4; Hoe ziet de dagbesteding van jongeren er uit?) laten de resultaten het volgende beeld zien. Een deel van de jongeren heeft het druk met school en georganiseerde activiteiten zoals sport en cultuur. Alle jongeren zijn druk in het onderhouden van contacten met hun vrienden. Via ontmoetingen in de buurt als ontmoetingen via social media. De virtuele en fysieke wereld lopen door elkaar heen. Jongeren zijn erg benieuwd om voortdurend te weten wat de ander doet. Chillen, voetballen, uitgaan, alles bespreken zijn kernactiviteiten. Met betrekking tot onderzoeksvraag 5 (Wie vinden jongeren belangrijk in hun netwerk en waarom vinden ze die mensen belangrijk?) Vrienden en familie zijn heel belangrijk voor jongeren. Vrienden om dagelijkse activiteiten te ontplooien en familie omdat ze een constante factor zijn in het leven van jongeren. Ouders, broers en zusjes zijn belangrijk ook als ze er niet meer zijn. Familie in het buitenland is belangrijk om contact mee te onderhouden. Jongeren krijgen steun van familie maar geven ook steun. Jongeren willen graag aan het verwachtingspatroon van ouders voldoen. Vrienden zijn belangrijk voor het welbevinden. Veel contacten, lol kunnen maken, erbij en gezien worden is van essentieel belang. Met betrekking tot sociale relaties in de buurt (onderzoeksvraag 6; In hoeverre hebben jongeren contacten met hun oudere buurtbewoners?) valt op dat jongeren relatief weinig 16 Rapport Vraagpatronen Jongeren Dukenburg
contact hebben met buurtbewoners als je het afzet tegen de tijd die ze in de buurt en op straat doorbrengen. Dit heeft te maken dat jongeren graag hun eigen ruimte hebben. Zowel fysieke ruimte, een plek waar ze met vrienden onder elkaar kunnen doorbrengen als ‘mentale ruimte’, ruimte om zelf uit kunnen maken wat ze wel of niet mogen. Jongeren zijn ook niet uitnodigend naar elkaar. Jongeren claimen en beschermen hun eigen ruimte ook ten aan zien van leeftijdgenoten of andere jongeren.
17 Rapport Vraagpatronen Jongeren Dukenburg
Overstijgende inzichten Als we kijken naar wat ‘Jong in Dukenburg’ betekent dan leiden de resultaten tot drie belangrijke thema’s (als voorlopers van patronen). Het eerste thema betreft de centrale rol die school heeft in het leven van jongeren. De wijze waarop jongeren denken over school en opleiding geeft aan dat jongeren school heel belangrijk vinden. In de verhalen van de jongeren komt naar voren dat het behalen van een diploma belangrijk is om later succesvol te kunnen zijn. Een diploma biedt ook mogelijkheden om talenten te kunnen ontwikkelen of in een later beroep van betekenis te kunnen zijn voor de samenleving. Jongeren waar het niet goed mee gaat beseffen heel goed dat school belangrijk is maar voelen zich vaak onmachtig om zelf het eigen gedrag te veranderen en gemotiveerd te worden. Jongeren geven ook aan dat een vertrouwenspersoon op school belangrijk is voor hun welbevinden. Het tweede thema verheldert de behoefte aan eigen ruimte, en heeft zowel betrekking op de publieke ruimte op straat als ‘de mentale’ ruimte die jongeren willen hebben om zelf te kunnen bepalen wat ze waar willen doen. Er zit een spanningsveld tussen de behoefte aan eigen ruimte alsmede ruimte geven aan andere jongeren. Het laatste thema heeft betrekking op vertrouwen; het gaat dan om het vertrouwen dat jongeren wel of niet hebben in de samenleving, als het vertrouwen dat ze graag zou willen krijgen van volwassenen. Jongeren vinden het belangrijk dat ze op school iemand hebben die ze in vertrouwen kunnen nemen als er bijvoorbeeld problemen zijn thuis. Jongeren die aangeven dat het niet goed gaat op school ervaren vaak minder steun van docenten en mentoren. Vertrouwen heeft ook te maken dat jongeren gezien willen worden door volwassenen en jongeren zouden willen dat volwassenen meer vertrouwen in hen hebben. Ze willen niet steeds als overlastgevers worden gezien maar als mede burgers. In de verhalen van jongeren komt ook naar voren dat een deel van hen zelf minder vertrouwen heeft in de samenleving. De bovenstaande thema’s hebben geleid tot een drietal vraagpatronen. Bij conventie noemen we in de vraagpatronenmethodiek de onderzoeksresultaten formeel pas vraagpatronen als deze gevalideerd zijn in een transdisciplinair gesprek waarbij in ieder geval ook (vertegenwoordigers) van de respondenten hun mening over de conclusies hebben kunnen geven. De vraagpatronen zijn allereerst besproken op 22 mei 2013 met een aantal jongeren. Zij herkende de patronen en hebben er nog aan toegevoegd dat ze het belangrijk vonden om als individu gezien te worden door buurtbewoners en niet steeds als groep. Deze aanvulling is verwerkt in de volgende vraagpatronen. Tabel 4.1 Vraagpatroon 1 van jongeren in Dukenburg: School en opleiding zijn belangrijk. Overstijgend vraagpatroon van de behoeften van jongeren in Dukenburg afgebeeld in termen van wat jongeren eisen, willen, nodig hebben, en kunnen bijdragen. Eisen
Willen
Nodig hebben
Bijdragen
Diploma van een beroepsopleiding
Erkenning voor hun talenten van docenten en andere volwassenen
Ondersteuning bij zaken die minder gaan op school. Ondersteuning en faciliteiten bij
Ondersteuning aan elkaar, jongeren helpen elkaar onderling zowel bij school als 18
Rapport Vraagpatronen Jongeren Dukenburg
talentontwikkeling
talentontwikkeling
Tabel 4.2 Vraagpatroon 2 van jongeren in Dukenburg: Geef ons de ruimte!
Overstijgend vraagpatroon van de behoeften van jongeren in Dukenburg afgebeeld in termen van wat jongeren eisen, willen, nodig hebben, en kunnen bijdragen. Eisen
Willen
Nodig hebben
Bijdragen
Buurtontmoetingsplekken Zowel in de buitenruimte (Voetbalveldjes etc, Ontmoetingsplek etc) Georganiseerde activiteiten
Gezien mogen worden in de buitenruimte en gelijkwaardigheid bij toedeling ruimtes
Begeleiding in Onderhoud en verantwoordelijkheid verantwoordelijkheid Faciliteiten om voor ‘eigen ruimtes’ elkaar te ontmoeten
Tabel 4.3 Vraagpatroon 3 van jongeren in Dukenburg: Heb vertrouwen!
Overstijgend vraagpatroon van de behoeften van jongeren in Dukenburg afgebeeld in termen van wat jongeren eisen, willen, nodig hebben, en kunnen bijdragen. Eisen
Willen
Nodig hebben
Bijdragen
Erkenning en herkenning door volwassenen Gezien worden als individu en niet alleen als groep
Gezien worden als mede burger
Geloof en vertrouwen van volwassenen in talenten en mogelijkheden Geloof en vertrouwen in elkaar
Vertrouwen geven en onderhouden ten aanzien van vrienden, familie en school . Maar ook ten aanzien van andere jongerengroepen
19 Rapport Vraagpatronen Jongeren Dukenburg
5. Advies Op 20 juni wordt in een transdisciplinaire bijeenkomst de resultaten van het onderzoek besproken. De functie van dit transdisciplinaire gesprek is tweeledig. Enerzijds zorgt het samen bespreken van de resultaten ervoor dat er toegewerkt wordt naar een gedeelde betekenisgeving omtrent de gevonden patronen (Regeer en Bunders, 2008). Door de patronen samen te duiden hebben betrokkenen de gelegenheid om onduidelijkheden toe te lichten of om toelichting te vragen en wordt een extra check op de validiteit van de resultaten uitgevoerd. Anderzijds zorgt de aanwezigheid van zoveel mogelijk (typen) betrokkenen ervoor dat de in de bijeenkomst geconstateerde zaken al meteen uitzicht bieden op concrete actiepunten met draagvlak onder belanghebbenden. Als men toch bij elkaar zit kan meteen worden afgesproken wie welk thema oppikt. Dit vereist echter wel dat betrokkenen ofwel een mandaat hebben om tot actie over te gaan of duidelijkheid kunnen geven over tot hoever hun mandaat strekt. Op grond van bovenstaande redenering zal dus moeten worden vastgesteld wat de richting voor actie is na afloop van een dergelijke transdisciplinaire betekenisgeving. Een advies puur op basis van deze onderzoeksresultaten zou daarom als prematuur kunnen worden gezien. Wel kunnen uit deze resultaten een aantal elementen worden afgeleid die in ieder geval in overweging genomen zouden moeten worden bij het formuleren van concrete acties. Het betreft de volgende elementen: 1. Meer verbinding met het voortgezet onderwijs om de talenten van jongeren te kunnen ontwikkelen. Begeleiding voor die jongeren die dat nodig hebben zowel op het gebied van onderwijs als op het gebied van welbevinden. 2. Participatie van jongeren als uitgangspunt nemen voor beleid betekent jongeren begeleiden en faciliteren om eigen verantwoordelijkheid te kunnen nemen 3. In contact brengen van oudere bewoners en jongeren met elkaar om de beeldvorming over en weer te veranderen 4. Jongeren betrekken in het aanbod van voorzieningen door middel van participatie, inspraak en deze inbreng ook serieus nemen; In een later stadium zouden deze adviezen nader gespecificeerd kunnen worden op basis van de input en de feedback van het transdisciplinaire overleg.
20 Rapport Vraagpatronen Jongeren Dukenburg
6. Referenties Baart, A. (2001). Een theorie van de presentie. Utrecht: Lemma Bal (1979) Narratology. Introduction to the theory of narrative, Toronto: University of Toronto Press ( second edition) Biene, M. van, Basten, F., Erp, M. van, Meesters, J. Satink, T., Joosten, H., Hulst, H. van der, Lenkhoff, M., & Lips, K. (2008). De standaardvraag voorbij: narratief onderzoek naar vraagpatronen. HAN: LDVK Bowen, G.A., (2006). Grounded Theory and Sensitizing Concepts. International Journal of Qualitative Methods 5 (3) Culler, J. (2001), The pursuit of signs: semiotics, literature, deconstruction, London: Routledge Glaser, B. G., & Strauss, A. L. (1967). The discovery of grounded theory: Strategies for qualitative research. New York: Aldine De Gruyter Holstein & Gubrium (2000) The self we live by: narrative identity in a postmodern world, Oxford: Oxford University Press Regeer, B. J., & Bunders, J. F. G. (2007). Kenniscocreatie: samenspel tussen wetenschap en praktijk. Den Haag: RMNO Robson,C., (2011) Real World Research. A resource for Users of Social Research Methods in Applied Settings. West Sussex: John Wiley &Sons Ltd (third edition) Wester, F. & Peters, V. (2004). Kwalitatieve analyse: uitgangspunten en procedures. Bussum: Coutinho
21 Rapport Vraagpatronen Jongeren Dukenburg
Bijlage 1: Interviewguide
Introduceer het gesprek met de onderstaande informatie en vragen.
Intro
Wij zijn blij dat je wilt deelnemen aan dit onderzoek en interview en hiervoor de tijd wilt nemen. Als het goed is, heb je een informatiebrief ontvangen.
Topics aangeven
Geef de thema’s aan waar het in het interview over gaat:
Keuzes in je leven
Dagbesteding en vrije tijd
Onderwijs
Wonen in Dukenburg
Sociale contacten
Ondersteuning
Uitleg over het doel
Je woont in Dukenburg en we willen graag weten wat jij belangrijk
van het onderzoek:
vindt in het leven om er achter te komen hoe de leefwereld van jongeren er uit ziet. We hopen hier van te leren en te kijken wat dit betekent voor ons werk als jongerenwerkers. Deze interviews worden bij nog zo’n 40 jongeren gehouden in de leeftijd van 10 tot 21 jaar. Met jullie uitspraken kunnen we bekijken of het jongerenwerk voldoende aansluiten bij de wensen en behoeften van jullie. Jouw verhaal is belangrijk bij dit onderzoek. Wij zullen vooral naar je luisteren.
Aangeven dat de
Bij het uitwerken van de gegevens wordt jouw naam anoniem
gegevens anoniem en
opgeslagen of bewaard. Zo kan niemand achterhalen wat jij gezegd
vertrouwelijk worden
hebt.
verwerkt
22 Rapport Vraagpatronen Jongeren Dukenburg
Als de respondent wil
Als je tijdens het interview besluit dat u niet meer verder wilt, dan
stoppen
kun je dat aangeven. Wij stoppen dan met het interview.
Vertellen dat het gesprek op band wordt opgenomen
We hebben een bandrecorder bij ons zodat dit gesprek kan worden opgenomen. Dit zorgt er ook voor dat wij nu niet veel hoeven op te schrijven. Het zal later namelijk worden uitgeschreven. Vanuit de wet is voorgeschreven dat we je om toestemming moeten vragen als we gebruikmaken van een voicerecorder. Daarom vraag ik je zo meteen, als de recorder loopt, ofje toestemming geeft dat dit gesprek wordt opgenomen.
Vindt je het goed dat dit gesprek wordt opgenomen op band?
Introducerende vragen
Introductie/opwarmv
Kun je vertellen hoe je heet en hoe oud je bent.
raag?
Kun je iets vertellen in welke wijk je woont en op welke school of opleiding je zit. Of welk werk je hebt?
HOOFDVRAAG
Neem eens een dag in gedachten en beschrijven/vertellen hoe zo’n dag er uit ziet.
Evt. aansluiters bij de
Dat is interessant, kun je daar iets meer over vertellen?
hoofdvraag
Wat maak je nog meer mee?
Zoek in het verhaal
Alternatieven:
aanknopingspunten
Je noemt (….), kun je dat toelichten?
om over de
Je hebt net (….) gezegd. Kun je dat verduidelijken?
hoofdtopics (zie
Het is mij opgevallen dat (…). Wat bedoel je daarmee?
onder)
Wat zijn jouw ervaringen daarbij? 23
Rapport Vraagpatronen Jongeren Dukenburg
Wat voor gevoel geeft je dat?
Hoe denk je daarover?
Wat vind je daarvan?
Heb ik het goed begrepen dat…. ?
Vragen die je kunt stellen over de hoofdtopics Keuzes in je leven
Kun je aangeven wat jij belangrijk vindt in het leven? Hoe zou jij graag jouw toekomst zien?
Alternatieven/aanvullingen:
Kun je daar wat meer over vertellen?
Kun je een voorbeeld geven dat dit illustreert?
Wat vind je prettig/fijn/positief in jouw leven?
Wat niet prettig/fijn/positief is, hoe zou je dat kunnen veranderen zodat het wel prettig/fijn/positief wordt?
Afsluitende vraag
Begrijp ik het goed dat ...
Belangrijk is voor jou .…?
Dagbesteding en vrije
Zou je iets willen vertellen wat je zoal doet op een dag
tijd
Beschrijf eens jouw weekend van vorige week? Wat heb je zoal gedaan? Waar ben je geweest?
Alternatieven/aanvullingen
Wat denk je nodig te hebben in de wijk zodat je je hier prettiger voelt?
Welke bijdrage zou je zelf kunnen leveren?
24 Rapport Vraagpatronen Jongeren Dukenburg
Afsluitende vraag:
Wonen in Dukenburg
Heb ik het goed begrepen als ...?
Klopt het dat je je prettig voelt in deze wijk door ... ?
Klopt het dat je …. Graag anders zou willen zien?
Vertel eens hoe het is om in Dukenburg te wonen? Wat vind je positief? Wat zou je anders willen? Kun je iets zeggen over de veiligheid in de buurt? Wat is jouw lievelingsplek en kun je vertellen waarom dat zo is? Kun je die plek beschrijven?
Alternatieven/aanvullingen: Welke contacten heb je in de buurt? Kun je daar iets over vertellen? Hebben jongeren en volwassenen in de buurt contact en zo ja hoe gaat dat?
Afsluitende vraag
Sociale contacten
Heb ik het goed begrepen als ...?
Klopt het dat je je prettig voelt in deze wijk door ... ?
Kun je vertellen met wie je omgaat? Wie zijn belangrijk voor jou en kun je uitleggen waarom? Hoe vaak zie je je vrienden? Waar zie je ze? Kun je iets vertellen over je familie?
Alternatieven/aanvullingen: Welke contacten heb je in de buurt? Kun je daar iets over vertellen?
Afsluitende vraag Onderwijs
Heb ik het goed begrepen als ...?
Klopt het dat je het belangrijk vindt dat ... ? Kun je vertellen op welke school je zit?
25 Rapport Vraagpatronen Jongeren Dukenburg
Ondersteuning
Afsluiting interview
Wat is dat voor een school? Wat wil je gaan doen na deze school? Kun je uitleggen wat je daarin belangrijk vindt? Wie helpen jou? Van welke voorzieningen maak je gebruik? Wat heb je nodig? Wilt je nog iets toevoegen aan dit gesprek? Zijn er nog dingen die niet aan bod zijn gekomen in het gesprek maar die u wel belangrijk vindt? Wat vond je zelf van het interview?
Uitleggen wat het
Dit interview zal letterlijk uitgetypt worden. Deze kernpunten
vervolg zal zijn
worden vergeleken met de kernpunten die wij halen uit de andere interviews die wij houden. De slotconclusies zullen worden gepresenteerd in een terugkoppelbijeenkomst waarvoor je wordt uitgenodigd. Daar zult je dan de gelegenheid krijgen om te reageren op ons onderzoek
Bedanken voor het
Ik wil je graag bedanken je tijd en je deelname aan het interview. Ik
interview
hoop dat je het gevoel hebt dat je je verhaal hebt kunnen vertellen en dat er naar je verhaal is geluisterd.
26 Rapport Vraagpatronen Jongeren Dukenburg
Bijlage 2: Selectie van sets narratieven voor de analyse Hieronder wordt per onderzoeksvraag een overzicht gegeven hoeveel respondenten er iets over hebben gezegd onderverdeeld in de relevante categorieën van het codeerformat en wordt besproken wat de inhoud van de narratieven laat zien. De combinaties van relevante categorieën die tot de selectie hebben geleid staan telkens weergegeven. Hoe denken jongeren over hun toekomst? Persoonlijke ontwikkelingxbetrokkenxeigen n=62 Persoonlijke ontwikkelingxbetrokkenxpostiefxeigen n=13 Persoonlijke ontwikkelingxbetrokkenxnegatiefxeigen n=7 Persoonlijke ontwikkelingxvraagxeigen n= Perssonlijke ontwikkeling xaanbodxeigen Persoonlijke ontwikkelingxbetrokkenxnaasten n=10 Welke ondersteuning hebben jongeren nodig? Zelfredzaamheid = 15 Persoonlijkeontwikkelingxzelfredzaamheid n=8 Welbevindenxnegatief n=19 Welbevindenxvraag n=10 Wat vertellen jongeren over hun studiekeuze en onderwijscarriere? Zie dataset vraag 1 Persoonlijke ontwikkeling x eigen Hoe ziet de dagbesteding jongeren eruit? Fysieke omgevingxeigen n=65 Fysieke omgevingxsociale relaties overig n=30 Fysieke omgeving xsociale relaties vrienden n=81 Fysieke omgevingxsocialerelatiesfamilie n=25 Private omgevingxsocialerelaties overig n=9 Private omgeving xsociale relaties vrienden n=40 Private omgevingxsocialerelatiesfamilie n=28 Virtuele omgevingxsocialerelatiesxvrienden n=52 Virtuele omgevingxsocialerelatiesxfamilie n=35 Virtueleomgeving xsocialerelatiesoverig n=52
Wat willen jongeren aan voorzieningen? Fysieke omgevingxvraag n=18 Gemeenschapsactiviteiten xvraag n=18 Commerciele voorzieningenxvraag n=1 In hoeverre hebben jongeren contacten met hun oudere buurtbewoners? Socialerelatiesoverigxfysiekeomgeving n=30 Socialerelatiesoverigxpositief Socialerelatiesoverignegatief
27 Rapport Vraagpatronen Jongeren Dukenburg
Bijlage 3 respondenten Resp Geslacht
Leeftijd
Wijk
1
Man
16
Zwanenveld
Opleiding/ Werk Speciaal Onderwijs/Vmbo
2
Man
19
Meijhorst
Werk NXP
3
Vrouw
15
Meijhorst
Havo/Vwo
4
Vrouw
15
Meijhorst
Havo/Vwo
5
Vrouw
13
Meijhorst
Havo/Vwo
6
Man
19
Lankforst
HBO
7
Man
18
Tolhuis
Werk Bakkerij
8
Man
14
Zwanenveld
Havo/Vwo
9
Man
16
Malvert
VMBOt
10
Vrouw
13
Meijhorst
Havo/Vwo
11
Man
14
Teersdijk
VMBOkader
12
Vrouw
16
Meijhorst
Speciaal onderwijs
13
Vrouw
16
Tolhuis
Vmbot/Havo
14
Man
17
Aldenhof
Praktijkschool
15
Vrouw
17
Aldenhof
Werk restaurant
16
Man
13
Teersdijk
Havo/Vwo
17
Vrouw
14
Tolhuis
VMBOt/Havo
18
Vrouw
16
Meijhorst
Havo
19
Man
15
Havo
20
Man
14
Zwanenveld/Aldenho f Tolhuis
21
Man
17
Aldenhof
Praktijkonderwijs
22
Man
12
Lankforst
Basisschool
23
Man
17
Weezenhof
Havo
24
Man
20
Meijhorst
ROC
Vmbo
28 Rapport Vraagpatronen Jongeren Dukenburg
25
Man
13
Meijhorst
Vmbo kader
26
Man
15
Aldenhof
Vmbo
27
Man
15
Meijhorst
Vmbo
28
Man
14
Aldenhof
Vmbo
29
Man
18
Tolhuis
Werk Bakkerij
30
Man
14
Aldenhof
Vmbo
31
Man
20
Meijhorst
HBO
32
Vrouw
15
Teersdijk
Vmbo
32
Vrouw
17
Zwanenveld
ROC
33
Vrouw
15
Meijhorst
Havo/Vwo
34
Vrouw
21
Malvert
ROC
35
Vrouw
11
Tolhuis
Basisschool
36
Vrouw
11
Tolhuis
Basisschool
37
Vrouw
11
Tolhuis
Basisschool
38
Vrouw
16
Tolhuis
Vmbo
39
Man
14
Aldenhof
Vwo
40
Vrouw
16
Zwanenveld
Havo
41
Man
14
Zwanenveld
havo
42
Man
16
Malvert
Vmbot
43
Vrouw
11
Malvert
Havo
29 Rapport Vraagpatronen Jongeren Dukenburg
Bijlage 4: Betrokkenen bij de onderzoeksgroep Onderzoeker Hogeschool van Arnhem en Nijmegen: Joos Meesters Projectleider Tandem: Bea de Ruijter Deelnemers vanuit Jongerenwerk Dukenburg: Wies van Aken Bart Engelaar Nordin Boumkass Robert Mars Marzouk Mechbal Hicham Kerkri Gokhan Cift Mohamed El Karouni Zakaria El Karouni Jamal Nejjari Studenten pedagogiek HAN Ilham Bargoual Yasmina Benatmach Maaike Gubbels Vera Hennink Amber Heinrich Shumairis Sarabia Rick Pouwels En met dank aan Auke Jacobs Mara Jager Caroline Klijnhout Bovenstaande personen hebben het onderzoek uitgevoerd
Overige betrokkene: Martha van Biene (HAN)
30 Rapport Vraagpatronen Jongeren Dukenburg
31 Rapport Vraagpatronen Jongeren Dukenburg