Collegevoorstel
Openbaar Onderwerp
Gewijzigde vaststelling Nijmegen Dukenburg - 12 (Voormalige locatie Prins Mauritsschool) Programma
BW-nummer
Grondbeleid Portefeuillehouder
B. Velthuis Samenvatting
Directie/afdeling, ambtenaar, telefoonnr.
In het plangebied staat thans nog het oude en reeds verlaten schoolgebouw van de Prins Mauritsschool in de wijk Zwanenveld. Het voornemen bestaat om de voormalige school te slopen en ter plaatse een nieuw zorgcomplex van 32 wooneenheden met 24uurs zorg te realiseren. Het nieuwe gebouw wordt centraal op het perceel gesitueerd, zodat het omringd wordt door groen. Voorliggend bestemmingsplan maakt het mogelijk dat er 32 appartementen met 24uurs zorg kunnen worden gebouwd op het midden van het terrein en in 4 bouwlagen.
SO10, Martijn-Floris Jansen, 2720 Datum ambtelijk voorstel
19 januari 2015 Registratienummer
15.0000438
Het ontwerpbestemmingsplan heeft 6 weken ter visie gelegen. Tegen het ontwerpbestemmingsplan zijn geen zienswijzen ingediend. Wel is er een ambtshalve aanpassing doorgevoerd. Het bestemmingsplan kan door de raad gewijzigd worden vastgesteld. Ter besluitvorming door het college
Aan de Raad voor te stellen
1. Het bestemmingsplan Nijmegen Dukenburg – 12 (Voormalige locatie Prins Mauritsschool) gewijzigd vast te stellen, overeenkomstig de geometrisch bepaalde planobjecten als vervat in het GML-bestand NL.IMRO.0268.BP4012-VG01, met bijbehorende bestanden, waarbij voor de locatie van de geometrische planobjecten gebruik is gemaakt van een ondergrond welke ontleend aan de GBK (2014-07-10); 2. Geen exploitatieplan vast te stellen als bedoeld in artikel 6.12 Wro.
Paraaf akkoord
Datum
Paraaf akkoord
Datum
Steller Martijn-Floris Jansen
Ter besluitvorming door de Raad Besluit B&W d.d. 27 januari 2015
X Conform advies Aanhouden Anders, nl.
nummer: 3.12 Bestuursagenda
Portefeuillehouder
Collegevoorstel
Voorstel aan de Raad
Datum raadsvergadering / Nummer raadsvoorstel
11 februari 2015
/ 18/2015
Fatale termijn: besluitvorming vóór:
Onderwerp
Gewijzigde vaststelling bestemmingsplan Nijmegen Dukenburg - 12 (Voormalige locatie Prins Mauritsschool) Programma
Grondbeleid Portefeuillehouder
B. Velthuis Voorstel van het College van Burgemeester en Wethouders d.d.
27 januari 2015 Samenvatting
In het plangebied staat thans nog het oude en reeds verlaten schoolgebouw van de Prins Mauritsschool in de wijk Zwanenveld. De basisschool is in 2013 verhuisd naar een nieuwe locatie in de wijk. Het voornemen bestaat om de voormalige school te slopen en ter plaatse een nieuw zorgcomplex te realiseren. Het complex voorziet in 32 wooneenheden met 24uurs zorg. In de toekomstige situatie zal het perceel een groenere uitstraling krijgen dan voorheen. De voetprint van het gebouw wordt verkleind en de noodgebouwen verdwijnen. Het nieuwe gebouw bestaat uit 4 bouwlagen, waar voorheen 2,5 bouwlaag was toegestaan. Het nieuwe gebouw wordt centraal op het perceel gesitueerd, zodat het omringd wordt door groen. Voorliggend bestemmingsplan maakt het mogelijk dat er 32 appartementen met 24uurs zorg kunnen worden gebouwd op het midden van het terrein en in 4 bouwlagen. Het ontwerpbestemmingsplan heeft 6 weken ter visie gelegen. Tegen het ontwerpbestemmingsplan zijn geen zienswijzen ingediend. Wel is er een ambtshalve aanpassing doorgevoerd. Het bestemmingsplan kan door uw raad gewijzigd worden vastgesteld. Voorstel om te besluiten
1. Het bestemmingsplan Nijmegen Dukenburg – 12 (Voormalige locatie Prins Mauritsschool) gewijzigd vast te stellen, overeenkomstig de geometrisch bepaalde planobjecten als vervat in het GML-bestand NL.IMRO.0268.BP4012-VG01, met bijbehorende bestanden, waarbij voor de locatie van de geometrische planobjecten gebruik is gemaakt van een ondergrond welke ontleend aan de GBK (2014-07-10); 2. Geen exploitatieplan vast te stellen als bedoeld in artikel 6.12 Wro.
Opgesteld door, telefoonnummer, e-mail
Martijn-Floris Jansen, 2720,
[email protected] Datum raadsvergadering
Voorstel aan de Raad
Aan de Raad van de gemeente Nijmegen 1
Inleiding
In het plangebied staat thans nog het oude en reeds verlaten schoolgebouw van de Prins Mauritsschool in de wijk Zwanenveld. De basisschool is in 2013 verhuisd naar een nieuwe locatie in de wijk. Het voornemen bestaat om de voormalige school te slopen en ter plaatse een nieuw zorgcomplex te realiseren. Het complex voorziet in 32 wooneenheden met 24uurs zorg. In de toekomstige situatie zal het perceel een groenere uitstraling krijgen dan voorheen. De voetprint van het gebouw wordt verkleind en de noodgebouwen verdwijnen. Het nieuwe gebouw bestaat uit 4 bouwlagen, waar voorheen 2,5 bouwlaag was toegestaan. Het nieuwe gebouw wordt centraal op het perceel gesitueerd, zodat het omringd wordt door groen. Voorliggend bestemmingsplan maakt het mogelijk dat er 32 appartementen met 24uurs zorg kunnen worden gebouwd op het midden van het terrein en in 4 bouwlagen. Het ontwerpbestemmingsplan heeft 6 weken ter visie gelegen. Tegen het ontwerpbestemmingsplan zijn geen zienswijzen ingediend. Wel is er een ambtshalve aanpassing doorgevoerd. Het bestemmingsplan kan door uw raad gewijzigd worden vastgesteld. 1.1 Wettelijk kader of beleidskader
Op grond van artikel 3.1 Wet ruimtelijke ordening (Wro) beslist de gemeenteraad over de vaststelling van het bestemmingsplan. De vaststellingsprocedure is geregeld in artikel 3.8 Wro. 1.2 Relatie met programma
Het bestemmingsplan valt onder het programma Grondbeleid. 2
Doelstelling
Het vaststellen van het bestemmingsplan Nijmegen Dukenburg – 12 (Voormalige locatie Prins Mauritsschool) 3
Argumenten
De herziening van het bestemmingsplan Nijmegen Dukenburg is noodzakelijk om het gewenste stedenbouwkundige plan mogelijk te maken. Door de aanpassing wordt het mogelijk om centraal op het perceel een zorggebouw te realiseren in vier bouwlagen. Het ontwerpbestemmingsplan heeft 6 weken ter visie gelegen. Tegen het ontwerpbestemmingsplan zijn geen zienswijzen ingediend. Wel is er een ambtelijke aanpassing doorgevoerd. Ambtelijke aanpassing Met de inwerkingtreding van de Reparatiewet BZK 2014 op 29 november 2014 komen de stedenbouwkundige voorschriften in de bouwverordening te vervallen. Dit betekent dat voor 1 juli 2018 gemeenten de stedenbouwkundige bepalingen uit de bouwverordening moeten hebben opgenomen in bestemmingsplannen of beheersverordeningen. Wanneer de gemeenteraad een nieuw bestemmingsplan vaststelt, treedt de nieuwe regeling in werking.
Datum raadsvergadering
Voorstel aan de Raad
Vervolgvel
2
Op dat moment zijn de stedenbouwkundige bepalingen uit de bouwverordening niet meer van toepassing. In de bestemmingsplannen komt het artikel waarin nog wordt verwezen naar de stedenbouwkundige bepalingen uit de bouwverordening te vervallen en wordt er een parkeerregeling opgenomen. In de parkeerregeling wordt verwezen naar de beleidsregels Parkeren. Artikel 13.1 “Uitsluiting aanvullende werking van de bouwverordening” komt te vervallen en artikel 13.2 “Parkeerregels bij gebruikswijzigingen” wordt vervangen door Artikel 13.1 “Parkeerregels”. 4
Klimaat
Bij de aanvraag om omgevingsvergunning worden de ambities, geformuleerd in de Duurzaamheidsagenda 2011 – 2015, meegenomen. 5
Risico’s
Eventuele bezwaren van omwonenden tegen de bouw- en gebruiksmogelijkheden die het bestemmingsplan mogelijk maakt. 6
Financiën
Het perceel maakt deel uit van de plan- c.q. grondexploitatie Onderwijshuisvesting G760 t/m 780, deelplan Zwanenveld 7318 (G767), welke op 24 februari 2010 door de gemeenteraad van Nijmegen is vastgesteld. De plan- c.q. grondexploitatie, deelplan Zwanenveld 7318, bevat aankoop, sloopwerk, bouwen woonrijpmaken en gemeentelijke plankosten. De ontwikkeling en realisatie van woningbouw op deze locatie vindt voor eigen rekening en risico van een woningbouwcorporatie plaats. De kosten in verband met de bestemmingsplanherziening, inclusief de daaruit eventueel voortvloeiende planschadekosten zijn voor rekening van de gemeente. Dekking van de kosten van de plan c.q. grondexploitatie, deelplan Zwanenveld 7318, vindt plaats door verkoop van grond voor de woningen. Derhalve kan gesteld worden dat deze bestemmingswijziging financieel economisch uitvoerbaar is. Via de grondprijs is het kostenverhaal anderszins verzekerd en hoeft bij de vaststelling van het bestemmingsplan geen exploitatieplan vastgesteld te worden. 7
Participatie en Communicatie
Over deze ontwikkeling heeft overleg plaatsgevonden met een vertegenwoordiging van de wijkbewoners (mei 2014), de direct aanwonenden (juli 2014) en vervolgens nog met een vertegenwoordiging van de direct aanwonenden met name over de positionering en ontsluiting van het gebouw. De bewoners zijn bovendien door Talis betrokken bij de selectie van het bouwplan. Door de gemeente is vervolgens op 16 december een informatieavond over het bestemmingsplan georganiseerd voor omwonenden en belangstellenden. De aanvrager van de bestemmingsplanherziening wordt geïnformeerd over het raadsbesluit. Het besluit tot gewijzigde vaststelling zal worden bekendgemaakt in de Staatscourant en op de gemeentelijke website. In de bekendmaking wordt gewezen op de mogelijkheid om tegen de ambtelijke wijziging beroep in te stellen bij de Raad van State.
Datum raadsvergadering
Voorstel aan de Raad
Vervolgvel
3
8
Uitvoering en evaluatie
Na het besluit van uw raad tot gewijzigde vaststelling van het bestemmingsplan wordt het plan gedurende 6 weken ter visie gelegd. Daarnaast wordt het bestemmingsplan aan de landelijke website www.ruimtelijkeplannen.nl aangeboden. Gedurende de beroepstermijn van 6 weken kan beroep worden ingesteld bij de Raad van State tegen de ambtelijke wijziging. Dit beroep kan worden gecombineerd met een verzoek om voorlopige voorziening. Als er geen verzoek tot voorlopige voorziening wordt gedaan, krijgt het bestemmingsplan na afloop van de beroepstermijn rechtskracht. College van Burgemeester en Wethouders van Nijmegen, De Burgemeester,
De Gemeentesecretaris,
drs. H.M.F. Bruls
drs. B. van der Ploeg
Bijjlage:
Bestemmingsplan Onderzoeksrapporten
Datum raadsvergadering
Nijmegen Dukenburg - 12 (Voormalige locatie Prins Mauritsschool)
2
vastgesteld bestemmingsplan Nijmegen Dukenburg - 12 (Voormalige locatie Prins Mauritsschool)
Inhoudsopgave
Toelichting
5
Hoofdstuk 1 1.1 1.2 1.3 1.4
Inleiding Aanleiding Situering Bestaande situatie Toekomstige situatie
7 7 7 8 8
Hoofdstuk 2 2.1 2.2 2.3 2.4 2.5 2.6
Ruimtelijk beleid Inleiding Rijksbeleid Provinciaal beleid Regionaal beleid Gemeentelijk beleid Conclusie
9 9 9 10 12 13 16
Hoofdstuk 3 3.1 3.2 3.3 3.4 3.5 3.6 3.7
Sectoraal beleid Wonen Verkeer Milieu Water Natuur & Landschap Cultuurhistorie Archeologie
17 17 18 19 31 34 38 39
Hoofdstuk 4 4.1 4.2
Uitvoerbaarheid Economische uitvoerbaarheid Maatschappelijke uitvoerbaarheid
43 43 43
Hoofdstuk 5 5.1 5.2 5.3
Vooroverleg Ministerie van Infrastructuur en Milieu Provincie Gelderland Waterschap
45 45 45 45
Bijlagen bij toelichting Bijlage 1 Verkennend bodemonderzoek Bijlage 2 quickscan Flora en Fauna Bijlage 3 Vleermuizenonderzoek Bijlage 4 Extern Veiligheidsadvies Bijlage 5 Fysieke veiligheid
47 48 49 50 51 52
Regels
53
Hoofdstuk 1 Artikel 1 Artikel 2
Inleidende regels Begrippen Wijze van meten
55 55 62
Hoofdstuk 2 Artikel 3 Artikel 4 Artikel 5 Artikel 6 Artikel 7 Artikel 8
Bestemmingsregels Bedrijf - Nutsvoorziening Groen Maatschappelijk - Zorginstelling Tuin Verkeer Waarde - Archeologie 2
65 65 66 67 68 69 70
Hoofdstuk 3
Algemene regels
73
vastgesteld bestemmingsplan Nijmegen Dukenburg - 12 (Voormalige locatie Prins Mauritsschool)
3
Artikel 9 Artikel 10 Artikel 11 Artikel 12 Artikel 13
Anti-dubbeltelregel Algemene bouwregels Algemene gebruiksregels Algemene afwijkingsregels Overige regels
73 74 75 76 77
Hoofdstuk 4 Overgangs- en slotregels Artikel 14 Overgangsrecht Artikel 15 Slotregel
79 79 81
4
vastgesteld bestemmingsplan Nijmegen Dukenburg - 12 (Voormalige locatie Prins Mauritsschool)
Toelichting
vastgesteld bestemmingsplan Nijmegen Dukenburg - 12 (Voormalige locatie Prins Mauritsschool)
5
6
vastgesteld bestemmingsplan Nijmegen Dukenburg - 12 (Voormalige locatie Prins Mauritsschool)
Hoofdstuk 1 Inleiding 1.1
Aanleiding
Op de locatie bevond zich tot voor kort de Prins Mauritsschool. Nadat deze school is verhuisd naar een nieuwe locatie is deze locatie vrijgekomen voor een nieuwe invulling. Omdat uit analyse was gebleken dat de behoefte aan wonen en zorg voor ouderen in Dukenburg groot is, heeft de gemeente met corporaties en betrokken zorgpartij onderzocht welke locaties hiervoor geschikt zijn. De locatie van de prins Mauritsschool is hierbij als geschikt naar voren gekomen. Talis heeft de gemeente verzocht om deze functie op deze plek te kunnen realiseren en het bestemmingsplan Nijmegen Dukenburg te herzien.
1.2
Situering
De locatie Prins Mauritsschool is gesitueerd in stadsdeel Dukenburg in de woonbuurt Zwanenveld. Zwanenveld wordt ingesloten door de spoorlijn Nijmegen- Den Bosch, het Maas-Waalkanaal en de van Schuylenburgweg. Zwanenveld wordt gekenmerkt door een woonerfachtige opzet die voorziet in blokken met rijenwoningen en op enkele plekken gestapelde (hoog)bouw. De hoogbouw bevindt zich aan de entree van de woonbuurt en aan de kanaalzijde. Typerend voor Zwanenveld is dat het beschikt over een groot winkelcentrum met een winkelfunctie voor heel Dukenburg. De planlocatie ligt verscholen achter hoogbouw en wordt deels omringd door blokken met rijenwoningen. Het winkelcentrum ligt op loopafstand.
Figuur 1: Luchtfoto van plangebied
vastgesteld bestemmingsplan Nijmegen Dukenburg - 12 (Voormalige locatie Prins Mauritsschool)
7
1.3
Bestaande situatie
In de huidige situatie voorziet de locatie in een schoolgebouw en is het perceel voor het overgrote deel bebouwd of verhard. Op het schoolterrein en daarbuiten zijn noodgebouwen gesitueerd. Het gebouw bestaat grotendeels uit 1 bouwlaag en voorziet in een kleine opbouw. Het schoolterrein wordt op diverse plekken ontsloten. Het schoolperceel beschikt over een versteend karakter vanwege het grote oppervlakte aan verhard speelterrein. Het heeft een enigszins besloten karakter door de aanwezigheid van hekwerken, hoge begroeiing en noodgebouwen die het zicht op het perceel belemmeren.
1.4
Toekomstige situatie
In de toekomstige situatie wordt de school gesloopt en ligt er de kans een programma toe te voegen wat een meerwaarde voor de wijk betekent. Gekozen is om een nieuw zorgcomplex te realiseren. Het nieuwe gebouw bestaat uit 4 bouwlagen en heeft een langgerekte vorm die de richting van het perceel volgt. In het gebouw worden 32 wooneenheden gesitueerd. De massa is hoger dan die van de voormalige school, maar de oppervlakte van het nieuwe gebouw is kleiner. Daardoor komt de bebouwing verder van de bestaande grondgebonden woningen af te staan. Er ontstaat een compact gebouw in een groene omgeving/tuin wat een vooruitgang is ten opzichte van de versteende uitstraling die er nu is. Het vierlaagse volume vormt een logische overgang tussen de hoogbouw (circa 13 lagen) aan de zuidzijde en de grondgebonden woningen (circa 3 lagen) aan de noord- en oostzijde. De wooneenheden van het zorgcomplex worden georiënteerd op de straat waardoor het gebouw een vriendelijk karakter krijgt en een positieve bijdrage levert aan het straatbeeld. De hoofdentree is gesitueerd op de kopse kant van het gebouw, aan de oostzijde van het perceel en ligt direct tegenover de oostelijk gelegen woningen. Het perceel wordt ontsloten op de zuidoostzijde van het perceel. Uitgangspunt is het perceel een groenere uitstraling te geven en de reeds aanwezige groenstructuur te verbeteren. In de nieuwe situatie wordt er meer 'openheid' gecreëerd door met een lage groene erfafscheiding (circa 1 meter hoog) te gaan werken. Het parkeren vindt plaats op het reeds bestaande parkeerterrein. Hier zullen dan ook geen wijzigingen plaats vinden.
8
vastgesteld bestemmingsplan Nijmegen Dukenburg - 12 (Voormalige locatie Prins Mauritsschool)
Hoofdstuk 2 Ruimtelijk beleid 2.1
Inleiding
In dit hoofdstuk wordt het voor het plan relevante ruimtelijke beleid besproken.
2.2
Rijksbeleid
Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte (voorheen Nota Ruimte) In 2012 heeft het de Rijksoverheid de Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte (SVIR) vastgesteld, waarin het ruimtelijk beleid wordt vastgelegd. De SVIR laat een sterke focus zien op het herstel van de economie met prioriteit bij de ontwikkeling van de mainports, greenports, brainports en valleys met bijbehorende achterlandverbindingen. Voor deze topregio's heeft het Rijk een excellente ruimtelijk-economische structuur voor ogen, door een aantrekkelijk vestigingsklimaat in een goede internationale bereikbaarheid van de stedelijke regio's en concentratie van de topsectoren. Hiervoor moeten genoeg woningen, bedrijventerreinen en kantoren beschikbaar zijn. En deze moeten passen bij de wensen van bedrijven en hun werknemers. In Nijmegen bevindt zich een van deze topregio's: de Health Valley. Tot 2028 heeft het kabinet in de SVIR 3 rijksdoelen geformuleerd: 1. de concurrentiekracht vergroten door de ruimtelijk-economische structuur van Nederland te versterken. Dit betekent bijvoorbeeld een aantrekkelijk (internationaal) vestigingsklimaat; 2. de bereikbaarheid verbeteren; 3. zorgen voor een leefbare en veilige omgeving met unieke natuurlijke en cultuurhistorische waarden. Besluit ruimtelijke ordening Met ingang van 1 januari 2012 is het gewijzigde Besluit ruimtelijke ordening (Bro) in werking getreden. Aan het Besluit ruimtelijke ordening (Bro) wordt op 1 oktober 2012 de ladder voor duurzame verstedelijking toegevoegd als procesvereiste. Teneinde zorgvuldig ruimtegebruik te stimuleren, acht het kabinet het van belang dat provincies en gemeenten de benutting van ruimte motiveren in alle categorieën ruimtelijke besluiten. Daartoe wordt in artikel 3.1.6 van het Bro een artikellid ingevoegd (artikel 3.1.6, tweede lid, nieuw), op grond waarvan overheden nieuw te realiseren stedelijke ontwikkelingen standaard dienen te motiveren met behulp van een drietal opeenvolgende stappen. a. er wordt beschreven dat de voorgenomen stedelijke ontwikkeling voorziet in een actuele regionale behoefte; b. indien uit de beschrijving, bedoeld in onderdeel a, blijkt dat sprake is van een actuele regionale behoefte, wordt beschreven in hoeverre in die behoefte binnen het bestaand stedelijk gebied van de betreffende regio kan worden voorzien door benutting van beschikbare gronden door herstructurering, transformatie of anderszins, en; c. indien uit de beschrijving, bedoeld in onderdeel b, blijkt dat de stedelijke ontwikkeling niet binnen het bestaand stedelijk gebied van de betreffende regio kan plaatsvinden, wordt beschreven in hoeverre wordt voorzien in die behoefte op locaties die, gebruikmakend van verschillende middelen van vervoer, passend ontsloten zijn of als zodanig worden ontwikkeld.
vastgesteld bestemmingsplan Nijmegen Dukenburg - 12 (Voormalige locatie Prins Mauritsschool)
9
Sub a (Actuele) regionale behoefte De te ontwikkelen locatie ligt in het stadsdeel Dukenburg in de woonbuurt Zwanenveld. De woonbuurt Zwanenveld beschikt over een groot winkelcentrum met een winkelfunctie voor heel Dukenburg . Het woonmilieu in Zwaneneld valt in de categorie stedelijk compact. Op basis van de nieuwe woningmarktverkenningen blijkt in dit woonmilieu behoefte aan woningen op het gebied van zorg. Het betreft specifiek begeleid wonen met 24 uurszorg waar nog behoefte aan is in Nijmegen en ook in Dukenburg nog een tekort aan bestaat. Het plan levert een bijdrage aan meer kwaliteit en variatie in dit stadsdeel. De beschreven functie voorziet in een lokale behoefte. Het is dan ook niet zinnig deze behoefte op regionaal schaalniveau verder te onderzoeken. Sub b Benutting van beschikbare gronden Er is hier sprake van herontwikkeling van binnenstedelijk gebied. Het plan voorziet hiermee in een goede benutting van het bestaande stedelijke gebied. Sub c Motivering locatie buiten bestaand stedelijk gebied De gehele ontwikkelingslocatie valt binnen het bestaande stedelijke gebied van Nijmegen. Stap 3 van de duurzaamheidsladder hoeft daarmee niet doorlopen te worden.
Figuur 1: Ladder voor duurzame verstedelijking
2.3
Provinciaal beleid
Algemene Structuurvisie Ruimtelijke Ordening provincie Gelderland Het ruimtelijk beleid van de provincie Gelderland staat in de Algemene Structuurvisie Ruimtelijke Ordening, voorheen het Streekplan Gelderland 2005. Het streekplan is in september 2005 van kracht geworden. Met de inwerkingtreding van de Wet ruimtelijke ordening per 1 juli 2008 heeft het streekplan Gelderland 2005 de status van structuurvisie gekregen. De inhoud van het streekplan blijft voor de provincie de basis voor haar eigen optreden in de ruimtelijke ordening.
10
vastgesteld bestemmingsplan Nijmegen Dukenburg - 12 (Voormalige locatie Prins Mauritsschool)
Het streekplan verdeelt Gelderland ruwweg in drie soorten gebieden. Voor elk van deze gebieden is het beleid verschillend. In de stedelijke netwerken (rode raamwerk), waaronder de Stadsregio Arnhem – Nijmegen moet vooral de verstedelijking van Gelderland plaatsvinden. Binnen het groen-blauwe raamwerk (onder andere nationaal landschap Gelderse Poort) geeft de provincie alle ruimte aan natuur. Verstedelijking is hier niet toegestaan, tenzij er een groot belang in het geding is. In het multifunctionele gebied staat het de gemeenten vrij zelf het ruimtelijk beleid te bepalen, rekening houdend met de waardevolle landschappen in deze gebieden.
Omgevingsvisie Gelderland (doorkijk naar toekomst) Op 14 januari 2014 stelde het college van Gedeputeerde Staten de Omgevingsvisie en de bijbehorende Omgevingsverordening vast. In de Omgevingsvisie staan de hoofdlijnen en in de Omgevingsverordening de regels. Het Waterplan, het Provinciaal Verkeer en Vervoer Plan, het Streekplan, het Milieuplan en de Reconstructieplannen zijn herzien en samengebracht in de nieuwe Omgevingsvisie. De vaststelling door Provinciale Staten heeft op 24 september 2014 plaatsgevonden. Dit document heeft nu een vastgestelde status en vervangt de Algemene Structuurvisie Ruimtelijke Ordening Provincie Gelderland. De provincie richt zich meer op de kwaliteit van het bestaande, omdat uitbreiding steeds minder aan de orde zal zijn. De transformatie van het gebruik van bestaande gebouwen, centra en voorzieningen naar nieuwe invullingen is essentieel. De provincie ondersteunt partijen graag om tot goede invullingen en keuzes te komen via procesondersteuning, faciliteren en/of kwaliteitsateliers. De provincie zet zich in voor de aanpak van leegstaand vastgoed en overcapaciteit, zonder de verantwoordelijkheid daarvoor weg te nemen bij vast goedeigenaren en gemeenten. De Gelderse ladder voor duurzaam stedelijke ontwikkeling is een belangrijk instrument bij het motiveren van locatiekeuzes. Daarnaast is er meer aandacht voor de ontwikkeling van de kernregio's, zoals de Health Valley in Nijmegen. Aandacht voor steden Er komt een sterker accent te liggen op stedelijke netwerken als economische kerngebieden van Gelderland. Dit zijn de gebieden, waar nu al de meeste mensen wonen en werken en die ook in de toekomst met name veel jongeren zullen trekken. Voor de versterking van (boven)regionale voorzieningen ligt de focus op drie stedelijke netwerken: dit zijn sterk verstedelijkte zones die de vorm aannemen van een netwerk van grotere en kleinere compacte steden, elk met een eigen karakter en profiel binnen het netwerk. Stedelijke netwerken zijn van groot belang voor Gelderland als geheel: als motor voor de economie en vanwege de voorzieningen voor de gehele regio. In Gelderland zijn drie stedelijke netwerken: a. Apeldoorn-Zutphen-Deventer b. Arnhem-Nijmegen c. Ede-Wageningen
Stadsregio Arnhem-Nijmegen De provincie en haar partners streven in de regio naar inzet van de gemeenten, maatschappelijke organisaties, ondernemers en de provincie die nodig is om in te kunnen spelen op de opgaven in de Stadsregio Arnhem Nijmegen. De belangrijkste speerpunten voor de stadsregio zijn: Innovatie en economische structuurversterking
vastgesteld bestemmingsplan Nijmegen Dukenburg - 12 (Voormalige locatie Prins Mauritsschool)
11
innovatie en economische structuurversterking; Topsector Health Valley en Creatieve Industrie;
Clusters: Energie- en Milieutechnologie, logistiek, agro, toerisme
een goed bereikbare regio; verbeteringen bestaande infrastructuur weg, water, spoor; voorkomen, benutten, bouwen;
Sociaal economische vitaliteit en verstedelijking
OV-knooppunten en versterking stedelijke structuur; het belang van de bestaande woningvoorraad; het voorzieningenniveau van de kernen staat onder druk; voorkomen van overaanbod van bedrijventerreinen, detailhandel, kantoren;
Gebiedskwaliteiten benutten
kwaliteiten van het buitengebied (natuur en cultuurhistorie) verbinden met ontwikkelingsmogelijkheden.
Wonen, bedrijventerreinen en kantoorontwikkelingen De provincie heeft op regionale schaal afspraken met partners over wonen en bedrijventerreinen gemaakt. Deze afspraken blijven staan en worden met partijen verder doorontwikkeld. De provincie beziet daarnaast of regionale afstemming over detailhandel aan de orde kan zijn. Voor kantoren heeft de provincie een aantal plekken aangewezen waar grootschalige regionale kantoorontwikkeling mogelijk is. In Nijmegen is dat rondom het centraal station. Daarnaast streeft de provincie en haar partners er samen naar om vraag en aanbod op de woningmarkt met elkaar in balans te brengen en te houden: hoe kan de woningvoorraad kwantitatief en kwalitatief meegroeien met een veranderende vraag? Zij zien daarbij de volgende opgaven: 1. van bouwen van nieuwe woningen naar benutten van de bestaande voorraad, 2. van aanbod gestuurd naar vraag gestuurd.
2.4
Regionaal beleid
Het Groene Akkoord Op 26 april 2013 ondertekende gemeenten, woningcorporaties en diverse marktpartijen uit de regio Arnhem-Nijmegen het Groene Akkoord, de nieuwe uitdaging in duurzaam bouwen. Het Groene Akkoord bevat geen extra eisen of regionale ambities voor duurzaam bouwen. Iedere gemeente is vrij om zelf hogere ambities voor bouwplannen of projecten te bepalen en vast te stellen.
12
vastgesteld bestemmingsplan Nijmegen Dukenburg - 12 (Voormalige locatie Prins Mauritsschool)
In het Groene Akkoord staat het streven naar duurzame ontwikkeling van de gebouwde omgeving in de Stadsregio Arnhem Nijmegen centraal. Het gaat er om geleidelijk aan meer duurzame woningen, kantoren en andersoortige utiliteitsbouw in de regio te realiseren, waarbij er wordt gestuurd op meer dan energiebesparing of duurzame energie. Daarnaast gaan de betrokken partijen voor minder milieubelastende materialen, een hoog comfort en een betere gebruikskwaliteit. Bij deze ontwikkeling wordt er niet alleen gekeken naar de nieuwbouw maar nog meer naar de renovatie en verbouw van bestaande gebouwen en woningen. Verder richten de partijen zich niet alleen op een beter aanbod, ook de vraag en het gebruik van de consument en gebouwgebruiker worden nadrukkelijk hierin betrokken. GPR stedenbouw en GPR gebouw worden de standaard instrumenten in de regio. Het realiseren van een duurzame ontwikkeling van de gebouwde omgeving in de regio Arnhem-Nijmegen kan alleen als we met z'n allen één duidelijke taal gaan hanteren voor duurzaam bouwen en renoveren. De instrumenten die wij hierbij gaan gebruiken zijn GPR Gebouw en GPR Stedenbouw. GPR staat voor gemeentelijk Praktijk Richtlijnen. Hiermee kunnen we eenvoudig en snel de huidige en gewenste duurzaamheidsprestaties van woningen, gebouwen en de omgeving waarin ze staan bepalen. In GPR zijn er vijf thema's: Energie, Milieu, Gezondheid, Gebruikskwaliteit en Toekomstwaarde. GPR Gebouw GPR Gebouw geeft inzicht in de duurzaamheid van een gebouw, gebruikmakend van de meest recente methodes en ontwikkelingen. Na invoer van de gegevens worden prestaties zichtbaar op de modules Energie, Milieu, Gezondheid, Gebruikskwaliteit en Toekomstwaarde. GPR Stedenbouw GPR Stedenbouw biedt de gebruiker inzicht in de aspecten van duurzaamheid en duurzaamheidprestaties van een gebied. Van een nieuw stedenbouwkundig plan of van herstructurering van een bestaand gebied. Het instrument is geschikt voor gemeenten, projectontwikkelaars, stedenbouwkundigen en anderen die zich verdiepen in de duurzaamheid van stedenbouw. GPR Stedenbouw brengt de belangrijkste thema's in beeld: Energie, Ruimtelijke inrichting, Gezondheid, Gebruikswaarde en Toekomstwaarde.
2.5
Gemeentelijk beleid
Structuurvisie Nijmegen 2013 In december 2013 heeft het College van B&W de Structuurvisie 2013 vastgesteld. Deze geeft het ruimtelijk beleid weer tot 2020. Duurzame stedelijke ontwikkelingen staan centraal in de structuurvisie, dit basisprincipe hangt samen met de volgende drie integrale ruimtelijke pijlers: - Typisch Nijmegen, de ambitie is om de bestaande en voor Nijmegen unieke kwaliteiten zoveel mogelijk te behouden en waar mogelijk te versterken. De typerende kwaliteiten zijn: de unieke ligging in het landschap, de ruimtelijke dragers van de stad, de historische gelaagdheid, de dynamiek: Nijmegen is een stad in beweging en de duurzaamheid krijgt een prominente rol in deze visie met een brede invulling. - Economische structuurversterking, de ruimtelijke kwaliteit van een stad is afhankelijk van de economische aantrekkingskracht. We willen ruimte bieden voor de ontwikkeling van de economische dynamiek van een wijk. We willen de creativiteit van ondernemers de ruimte geven.
vastgesteld bestemmingsplan Nijmegen Dukenburg - 12 (Voormalige locatie Prins Mauritsschool)
13
- Karakteristieke wijken, onze ambitie is om wijken te hebben waarin mensen graag wonen met een variatie in het aanbod van woningen (zowel in woningtype als in prijsklasse). Meer dan in de afgelopen jaren zet de gemeente Nijmegen, samen met partners, in op organisch en vraaggericht ontwikkelen, waar mogelijk in minder complexe projecten. De uitdaging is om daarbij het aanbod beter toe te snijden op de vraag vanuit de markt met meer aandacht voor de wensen van bewoners door burgerparticipatie, maatwerk, tijdelijk gebruik van leegstaande gebouwen en braakliggende terreinen, innovatieve oplossingen en een focus op duurzaamheid en ruimtelijke kwaliteit. Duurzaamheid en ruimtelijke kwaliteit betekent dat we zorgvuldig omgaan met de ruimte in en om de stad. Het accent zal de komende jaren in de wijken meer op consolidatie en kleinschalige vernieuwing komen te liggen. De focus ligt op behoud, verduurzaming, eigentijdse aanpassingen, herbestemming en transformatie van bestaande woningen en gebouwen naast de ontwikkeling van het Waalfront, Nijmegen CS en de Waalsprong. De ruimtelijke inrichting van steden wordt steeds meer een doorslaggevende economische concurrentiefactor. Hoge ruimtelijke kwaliteit wordt steeds belangrijker in de concurrentiestrijd met andere steden. Steden worden aantrekkelijker door samenwerking met bedrijfsleven, kennisinstellingen en bewoners te stimuleren, door een goede bereikbaarheid op openbaar vervoersknooppunten en door het aanbieden van toplocaties voor talent en investeerders. Minstens zo belangrijk is het ontwerpen en aanbieden van concurrerende woonmilieus, met hoogwaardige voorzieningen, voldoende recreatiemogelijkheden, cultuur en leefkwaliteit. We zullen steeds meer met gemengde bestemmingen in bestemmingsplannen werken, om economische kansen mogelijk te houden.
14
vastgesteld bestemmingsplan Nijmegen Dukenburg - 12 (Voormalige locatie Prins Mauritsschool)
Figuur 2. Structuurvisie Nijmegen 2013 in kaart
vastgesteld bestemmingsplan Nijmegen Dukenburg - 12 (Voormalige locatie Prins Mauritsschool)
15
2.6
Conclusie
Het hierboven genoemde beleid staat de voorgenomen ruimtelijke ontwikkeling niet in de weg.
16
vastgesteld bestemmingsplan Nijmegen Dukenburg - 12 (Voormalige locatie Prins Mauritsschool)
Hoofdstuk 3 Sectoraal beleid 3.1
Wonen
3.1.1 Woonvisie Nijmegen 2009 - 2030 Het gemeentelijk beleid op het gebied van wonen is vastgelegd in de Woonvisie 2009-2020, Wonen Leeft! In deze nota wordt het woonbeleid uiteengezet tot 2020. In de woonvisie worden de volgende strategische keuzes gemaakt voor Nijmegen: Ongedeelde stad: voorkomen van een tweedeling tussen de bestaande stad en de Waalsprong en binnen wijken en stadsdelen. Het doel blijft om woonmilieus te realiseren waarin mensen graag wonen, met een positief gewaardeerd woonklimaat. Leefbaar, schoon, heel en veilig en met variatie in het aanbod zodat mensen niet noodgedwongen hun wijk uitmoeten als ze aan een nieuwe stap in hun wooncarrière toe zijn. Het behoud van deze doorstromers en stijgers komt de leefbaarheid en sociale structuur ten goede. We richten ons op binnenwijkse wooncarrières en meer treden op de woonladder. Daarvoor is het ook nodig dat het aanbod, de spreiding en de kwaliteit van voorzieningen in orde is. Een ongedeelde stad vraagt om meer dan alleen een gedifferentieerde woningvoorraad. Bewoners binden: is het tweede centrale uitgangspunt. We willen zorgen dat mensen een positieve keuze kunnen maken. Dat kan alleen als we rekening houden met de individuele wensen en financiële mogelijkheden. Dat kan met een adequaat nieuwbouwbeleid waarbij we ook als kwaliteitsimpuls de kansen benutten om nieuwe bewoners aan te trekken. Dat betekent sterke wijken waar mensen een wooncarrière kunnen maken, die levensloopbestendig zijn en waarin voldoende variatie is in huur en koop, woningtype en prijsklassen. Door een hoge kwaliteit van woningen en woonomgeving en de nodige keuzevrijheid te bieden kunnen bewoners aan Nijmegen gebonden worden. Hierbij spelen ook (zorg)voorzieningen, economische structuur en cultureel klimaat een rol.
3.1.2 De Nijmeegse Woningmarkt 2013-2020 Op 28 februari 2014 is er een nieuwe woningmarktverkenning “De Nijmeegse Woningmarkt 2013-2020” vastgesteld. Deze woningmarktverkenning geeft de richting aan voor diverse locaties. De te ontwikkelen locatie Prins Mauritsschool ligt in het stadsdeel Dukenburg in de wijk Zwanenveld. De locatie is een voormalige schoollocatie en valt in het stedelijk compacte woonmilieu. Op basis van de nieuwe woningmarktverkenningen blijkt in dit woonmilieu geen behoefte aan nieuwe toevoegingen van woningen, behoudens een toevoeging op het gebied van wonen met zorg. Eén van de opgaven uit de Woonvisie Nijmegen is extra aandacht voor huisvesting van wonen met zorg. Het grootste deel van de ouderen en mensen met een functiebeperking zal, ook als er gezondheidsproblemen ontstaan, in de eigen wijk willen blijven wonen. Ook voor mensen met een zwaardere zorgvraag (verzorgd- of beschermd wonen) worden tegenwoordig geen grootschalige verpleeg/verzorgingshuizen meer gebouwd, maar worden kleinschalige woon-zorgcomplexen gerealiseerd. Bij het wonen met zorg gaat het niet alleen om het woongebouw, maar ook om het organiseren van een integraal pakket van welzijn, diensten, ontmoeten en zorg geboden binnen de wijk. Inzet voor wonen met zorg is; het toevoegen van beschermde woonvormen (woonvormen waar 24-uurszorg aanwezig is), verzorgde woonvormen (waar 24-uurszorg afroepbaar is) en levensloopgeschikte woningen, zoals rolstoelwoningen en rollatorwoningen.
vastgesteld bestemmingsplan Nijmegen Dukenburg - 12 (Voormalige locatie Prins Mauritsschool)
17
In maart 2014 is het planningskader wonen en zorg vastgesteld. Dit kader geeft de ruimte aan voor specifieke zorgwoningen voor ouderen en/of mensen met een beperking. Uit het planningskader blijkt in Dukenburg is nog behoefte aan toevoegingen op het gebied van wonen met 24 uurs zorg. Er is in Dukenburg nog een tekort aan wonen met 24 uurszorg voor ouderen.
3.1.3 Plangebied De locatie voorziet in de zorg/woonbehoefte voor 32 cliënten. De groep betreft in aanvang dementerende ouderen, waarvoor op dit moment nog een tekort is aan passende woonruimte met daarbij 24uurs zorg. Voor het plan zijn onder meer onderstaande punten van belang:
Het betreft specifieke zorgwoningen waar nog behoefte aan is in Nijmegen en waar ook in Dukenburg nog een tekort aan bestaat. Het plan levert een bijdrage aan meer kwaliteit en variatie in dit stadsdeel. De woningen moeten levensloopbestendig gebouwd worden. Het uitgangspunt is hierbij het eisenpakket Wonen volgens “Handboek Woonkeur”. Aangezien het hier om woningen voor een specifieke doelgroep gaat, moeten ook aanvullende maatregelen worden getroffen in overleg tussen gemeente, corporatie en zorgpartij.
3.1.4 Conclusie Dit plan voorziet in een gewenste toevoeging in het wonen met zorgsegment. Het bouwplan voorziet in een toevoeging van een zorg/woonbehoefte voor 32 cliënten met 24uurs zorg.
3.2
Verkeer
3.2.1 Verkeersaspecten Het plangebied ligt in een verblijfsgebied en wordt ontsloten via de erftoegangsweg Zwanenveld. De maximumsnelheid in het verblijfsgebied is 30 km/uur en de intensiteiten zijn zeer laag c.a. 500-1000 mvtg/etmaal.
3.2.2 Openbaar Vervoer Voor het gebruik van het openbaar vervoer kan het plangebied gebruik maken van treinstation Nijmegen-Dukenburg op circa 500 meter of de bushaltevoorziening aan de Zwanenveld 12e Straat op circa 400 meter.
3.2.3 Parkeren Het aantal parkeerplaatsen wordt berekend aan de hand van de toepassing van artikel 2.5.30 uit de Nijmeegse bouwverordening. Het artikel is een uitwerking van de door Burgemeester en Wethouders vastgestelde parkeervisie (2012) en de hierin verbonden nota parkeernormen gemeente Nijmegen (2012). Het plangebied valt in de sterk stedelijke zone Schil/Overloopgebied. Voor de zorginstelling geldt de norm Verpleeghuis / beschermd wonen uit onderstaand tabel. Verzorgd of beschermd wonen 0,6 parkeerplaatsen per eenheid. Dit is inclusief personeel.
18
vastgesteld bestemmingsplan Nijmegen Dukenburg - 12 (Voormalige locatie Prins Mauritsschool)
Voor deze ontwikkeling zijn 12 bezoekersparkeerplaatsen en 7 vaste parkeerplaatsen nodig. Uit telling op de situatie ter plaatse is gebleken dat er voldoende parkeerplaatsen ter beschikking zijn in een straal van 100 meter om de parkeerbehoefte op te kunnen vangen. De parkeerbehoefte wordt ten tijde van de aanvraag omgevingsvergunning definitief getoetst aan de dan geldende normen.
3.3
Milieu
3.3.1
Bedrijvigheid
3.3.1.1 Algemeen Met betrekking tot de algemene milieuoptiek kan opgemerkt worden dat op het perceel Zwanenveld 7318 wonen met zorg mogelijk wordt gemaakt waar voorheen een school gevestigd was. Over de bovenstaande wijziging kan ten aanzien van dit plan opgemerkt worden dat het toekomstig gebruik een verbetering betreft van de milieusituatie ter plaatse. In de naaste omgeving wordt in overwegende mate al gewoond. De invulling kan daarom ook als passend worden aangemerkt.
3.3.1.2 Bedrijvigheid De naaste omgeving van het plangebied kenmerkt zich in overwegende mate door wonen. In de naaste omgeving is geen bedrijvigheid aanwezig die het plan kan beïnvloeden.
3.3.1.3 Indirecte hinder Met betrekking tot de parkeerbehoefte kan gesteld worden dat weinig tot geen toename van de parkeerdruk in het openbaar gebied zal optreden tengevolge van dit plan. De nieuwe invulling zal geen significant grotere verkeersaantrekkende werking hebben dan de huidige invulling.
3.3.1.4 Conclusie De bestemmingplanherziening kan als acceptabel worden aangemerkt.
vastgesteld bestemmingsplan Nijmegen Dukenburg - 12 (Voormalige locatie Prins Mauritsschool)
19
3.3.2
Bodem
3.3.2.1 Algemeen Het bevoegd gezag moet bij de voorbereiding van een besluit de nodige kennis vergaren over relevante feiten en af te wegen belangen (artikel 3.2 Awb). Het vaststellen of wijzigen van een bestemmingsplan kan gevolgen hebben voor de belangen van natuur en milieu, waaronder de bodem. Ook moet inzicht bestaan over de uitvoerbaarheid van het plan (artikel 3.1.6 Bro). Bodemverontreiniging kan hierop van invloed zijn. Daarom wordt de bodemkwaliteit beoordeeld in relatie tot het bestemmingsplan.
3.3.2.2 Locatie De bodemkwaliteit is beoordeeld op basis van het volgende rapport:
Verkennend bodemonderzoek Zwanenveld 73-18 in Nijmegen, Envita Nijmegen BV, rapportnr. 202949-10/R01, d.d. 19 maart 2013.
Uit dit bodemonderzoek blijkt dat:
In de grond waarin sporen glas zijn waargenomen, licht verhoogde gehalten aan kwik en lood zijn aangetoond; In de visueel schone grond geen verontreinigingen zijn gemeten; het grondwater licht verontreinigd is met barium; asbest niet aangetoond is in de bodem.
3.3.2.3 Conclusie De aangetoonde lichte verontreinigingen vormen geen risico voor het beoogde gebruik van de locatie (wonen met 24uurs zorg). Bij de herziening van het bestemmingsplan verwachten we zodoende geen maatschappelijke en/of financiële belemmeringen.
3.3.3
Geluid
3.3.3.1 Weg- en railverkeer Volgens de Wet geluidhinder heeft iedere geluidsbron een eigen zone. Een zone is het akoestisch aandachtsgebied langs een geluidbron. De zonebreedte van een weg is vastgelegd in de Wet geluidhinder. De ruimte boven de weg hoort ook bij de zone. De basis voor het bepalen van de breedte van de zone voor spoor is vastgelegd in artikel 1.4a lid 1 van het Bgh. De breedte van de zone van een spoorweg is afhankelijk van de geluidsbelasting ter plaatse van de referentiepunten. In het geval van de realisatie van nieuwe geluidgevoelige bestemmingen geldt voor wegverkeer een voorkeurswaarde van 48 dB en afhankelijk van een binnenstedelijke of buitenstedelijke situatie geldt een maximale grenswaarde van 63 dB en 53 dB. Voor railverkeer geldt een voorkeurswaarde van 55 dB en een maximale grenswaarde van 68 dB. Bij overschrijding van de voorkeurswaarden kan onder voorwaarden een hogere waarde worden vastgesteld. In en rond het gebied Zwanenveld 7318 liggen de volgende gezoneerde geluidsbronnen die het gebied (kunnen) belasten:
20
vastgesteld bestemmingsplan Nijmegen Dukenburg - 12 (Voormalige locatie Prins Mauritsschool)
Wijkontsluitingswegen van Zwanenveld 50 km/u (250 meter) Van Schuylenburgweg 50 km/u (350 meter) Spoorlijn Nijmegen - Den Bosch
3.3.3.2 30 km/u wegen Een weg met een maximum snelheid van 30 km/uur heeft geen zone en hoeft dus niet te worden getoetst aan de Wet geluidhinder. Uit jurisprudentie blijkt dat 30 km/uur wegen bij planologische procedures met het oog op een 'goede ruimtelijke ordening' toch akoestisch moeten worden onderzocht. Dit wettelijk kader geldt voor de volgende (gedeelten van) wegen:
Zwanenveld 30 km/u
3.3.3.3 Bouwbesluit Als voor een nieuwe geluidgevoelige bestemming een hogere waarde nodig is schrijft het Bouwbesluit een binnenniveau van 33 dB voor. Een nieuwe woning die op basis van het bouwbesluit gerealiseerd wordt heeft een minimale gevelisolatie van 20 dB. Dit betekent dat voor nieuwe woningen met een gecumuleerde gevelbelasting tot 53 dB geen aanvullende gevelmaatregelen nodig zijn. Het gemeentelijk beleid is erop gericht om bij geluidsgevoelige bebouwing de voorkeurswaarde niet te overschrijden. Voor de eerstelijns bebouwing langs belangrijke vervoersassen kan een overschrijding van deze voorkeurswaarde acceptabel zijn. Bijvoorbeeld als deze bebouwing een afschermende werking heeft voor woningen of andere geluidsgevoelige bebouwing die daarachter liggen. Het beleid is er echter op gericht om hogere waarden spaarzaam toe te staan. Op deze wijze wordt het aantal woningen met een hoge geluidsbelasting zo klein mogelijk gehouden. Waar dat redelijkerwijs mogelijk is worden lagere waarden dan de wettelijke maxima aangehouden. Zwanenveld 7318 ligt in de geluidzone van de Zwanenveld (30km en 50km) en een aantal andere wegen. Op ongeveer 380 meter ligt de spoorlijn Nijmegen-Den Bosch. In de onderstaande figuur zijn de geluidcontouren vanwege de Zwanenveld 11e straat (gedeelte 50 km/u) weergegeven ter hoogte van de hoogst mogelijke waarneemhoogte (11,5 meter bij een maximale bouwhoogte van 13 meter).
vastgesteld bestemmingsplan Nijmegen Dukenburg - 12 (Voormalige locatie Prins Mauritsschool)
21
geluidsontwerp Zwanenveld 50 km/h inclusief 5 dB aftrek
Uit de bovenstaande figuur blijkt dat de gevelbelasting ter plaatse zal voldoen aan de 48 dB voorkeurswaarde. Dit betekent dat wat betreft de geluidgevoelige bestemmingen geen hogere waarden nodig zullen zijn om deze functies mogelijk te maken. In de onderstaande figuur zijn de contouren vanwege wegverkeerslawaai (cumulatief exclusief aftrek conform art 3.4 Rmg) weergegeven ter hoogte van de hoogst mogelijke waarneemhoogte (11,5 meter bij een maximale bouwhoogte van 13 meter).
22
vastgesteld bestemmingsplan Nijmegen Dukenburg - 12 (Voormalige locatie Prins Mauritsschool)
Contouren gecumuleerd
Uit de berekening blijkt dat de geluidsbelasting tussen de 48 en 53 dB ligt. Tot 53 dB hoeft vanwege het bouwbesluit geen rekening te worden gehouden met extra geluidisolerende gevelmaatregelen. In de onderstaande figuur zijn geluidscontouren vanwege het spoor inclusief wettelijke gebruiksruimte van 1,5 dB weergegeven. Uit de berekeningen blijkt dat de geluidsbelasting ter hoogte van het plangebied voldoet aan de voorkeurswaarde van 55 dB. Dit betekent dat geen hogere waarden nodig zijn vanwege het spoor.
vastgesteld bestemmingsplan Nijmegen Dukenburg - 12 (Voormalige locatie Prins Mauritsschool)
23
3.3.3.4 conclusie Het plangebied voldoet voor zowel weg- als railverkeerslawaai aan de grenswaarden uit de Wgh. Er is geen hogere waarde procedure nodig.
3.3.4 Luchtkwaliteit Bestaande situatie De luchtkwaliteit in grote delen van dit plangebied wordt belast door verkeersuitstoot van de doorgaande wegen (zoals de van Schuylenburgweg en deels Zwanenveld). Overige bronnen zijn voor zover bekend niet relevant of niet aanwezig. Uit recent luchtkwaliteitsonderzoek van de gemeente Nijmegen blijkt dat op de van Schuylenburgweg een overschrijding van grenswaarden plaatsvindt. Voor het rekenjaar 2011 is voor NO2 jaargemiddelde de contour ingevoegd. De overschrijdingen vinden plaats op het wegdek. Formeel hoeft boven het wegdek en direct langs de weg (binnen 10 meter van de rand van de weg) niet aan de grenswaarden voldaan te worden.
24
vastgesteld bestemmingsplan Nijmegen Dukenburg - 12 (Voormalige locatie Prins Mauritsschool)
Figuur: overschijding N0 2
Toetsing aan regelgeving Bij toetsing van een ruimtelijk plan op luchtkwaliteit moet conform regelgeving gelet worden op de volgende 2 aspecten: a. Het plan als veroorzaker van verkeer en daardoor bron van slechte luchtkwaliteit. b. Het plan als te beschermen object tegen slechte luchtkwaliteit. Ad a. Het plan als veroorzaker van verkeer en daardoor bron van slechte luchtkwaliteit. In de Wet milieubeheer titel 5.2 ('Wet luchtkwaliteit') zijn luchtkwaliteiteisen opgenomen. Deze betreffen de stoffen: zwaveldioxide, stikstofdioxide (NO 2), stikstofoxiden, fijnstof (PM10), koolmonoxide, benzeen, benzo(a)pyreen, lood en ozon. In Nederland worden over het algemeen alleen overschrijdingen geconstateerd voor de stoffen NO 2 en PM10. Het luchtkwaliteitonderzoek beperkt zich dan ook tot deze twee stoffen. De grenswaarden voor NO2 en PM10 uit de Wet luchtkwaliteit zijn weergegeven in onderstaande tabel. De regelgeving met betrekking tot luchtkwaliteitseisen is verder uitgewerkt in AMvB's en Ministeriële regelingen. Bij het faciliteren van ruimtelijke plannen moet volgens de Nederlandse wetgeving de verandering van de luchtkwaliteit door het plan worden getoetst.
Jaargemiddelde grenswaarde NO2
norm 3 40 ìg/m
Jaargemiddelde grenswaarde PM10
40 ìg/m
Daggemiddelde grenswaarde PM10
max. 35 dagen/jaar 3 > 50 ìg/m
3
ingangsdatum 1 januari 2015 1 juni 2011 1 juni 2011
Tabel: luchtkwaliteit
Een ruimtelijke ontwikkeling kan doorgang vinden indien aannemelijk kan worden gemaakt dat:
de ruimtelijke ontwikkeling, al dan niet in combinatie met aan het project verbonden maatregelen, niet in betekende mate bijdraagt aan de luchtkwaliteit, of; de luchtkwaliteit door de ruimtelijke ontwikkeling, al dan niet in combinatie met aan het project verbonden maatregelen, per saldo verbetert of tenminste gelijk blijft (Wm artikel
vastgesteld bestemmingsplan Nijmegen Dukenburg - 12 (Voormalige locatie Prins Mauritsschool)
25
5.16.1.b.1°), of; bij een beperkte verslechtering van de luchtkwaliteit vanwege de ruimtelijke ontwikkeling, de luchtkwaliteit in een gebied rondom het project per saldo verbetert (Wm artikel 5.16.1.b.2°). De verbetering en verslechtering zullen beide moeten gelden voor overschrijdingssituaties en dienen te worden betrokken op de concentraties van NO2 en/of PM10, of; de ruimtelijke ontwikkeling is beschreven in, past binnen, of is in elk geval niet strijdig met een vastgesteld programma zoals het NSL (Wm artikel 5.16.1.d), of; er geen grenswaarden worden overschreden door de ruimtelijke ontwikkeling.
Wat betreft de bijdrage van een plan aan de luchtkwaliteit is het Besluit Niet In Betekenende Mate Bijdragen (Luchtkwaliteitseisen) van belang, die gelijk met de wetswijziging van kracht is geworden. Plannen die niet meer dan 3% bijdragen aan een verslechtering van de luchtkwaliteit, hoeven niet getoetst te worden aan de luchtkwaliteitseisen in de Wet Milieubeheer, hoofdstuk 5. Aanvullend aan de actieprogramma's van Rijk, Provincie en Regio heeft Nijmegen een eigen luchtplan, dat onder meer voorziet in doorstromingsmaatregelen voor het wegverkeer; schonere bussen; stimulering transitie naar schonere brandstoffen; stadsdistributie voor het Centrum en privilegebeleid voor toegang naar het Centrum. In een bestemmingsplanprocedure zal aangetoond moeten worden dat ten tijde van de realisatie van het plan, eventueel met beschreven en geborgde maatregelen, aan de normen voor luchtkwaliteit voldaan kan worden.
Conclusie In het onderhavige plan worden in plaats van een basisschool 32 appartementen met 24uurs zorg gerealiseerd. De verkeersaantrekkende werking die deze wijziging veroorzaakt is niet dermate hoog dat een verslechtering van de luchtkwaliteit van 3% of meer ontstaat. Daarmee valt de wijziging binnen de grenzen van het Besluit Niet In Betekenende Mate Bijdragen en hoeft geen nader onderzoek plaats te vinden.
Ad b. Het plan als te beschermen object tegen slechte luchtkwaliteit. Op 16 januari 2009 is het Besluit “gevoelige bestemmingen (luchtkwaliteitseisen)” in werking getreden. Met deze amvb wordt de bouw van zogenaamde gevoelige bestemmingen in de nabijheid van (snel)wegen beperkt. Het besluit heeft als doel het beschermen van mensen met een verhoogde gevoeligheid voor fijn stof (PM10) en stikstofdioxide (NO2), met name kinderen, ouderen en zieken. Over gemeentelijke wegen zegt het besluit niets en is derhalve geen beperking voor het plan. De volgende gebouwen met de bijbehorende terreinen zijn aangemerkt als gevoelige bestemming: scholen, kinderdagverblijven, en verzorgings-, verpleeg- en bejaardentehuizen. Ziekenhuizen, woningen en sportaccommodaties worden dus niet als gevoelige bestemming gezien. In de recente landelijke "GGD-Richtlijn medische milieukunde: luchtkwaliteit en gezondheid" adviseert de GGD ten aanzien van het bouwen van gevoelige bestemmingen langs drukke gemeentelijke wegen (meer dan 10.000 mvt/etm):
geen afstandscriterium; e niet bouwen direct langs een drukke weg (dus niet in 1 lijnsbebouwing); e GGD heeft het advies “niet in 1 lijnsbebouwing” aangevuld met dat dit minimaal moet gelden binnen 50 meter van de rand van de drukke gemeentelijke weg.
Gemeente Nijmegen conformeert zich zo veel mogelijk aan deze GGD-richtlijn. Indien in het plangebied gevoelige bestemmingen worden gebouwd, dienen deze derhalve niet in de
26
vastgesteld bestemmingsplan Nijmegen Dukenburg - 12 (Voormalige locatie Prins Mauritsschool)
eerstelijns bebouwing langs bovengenoemde drukke wegen geplaatst te worden.
Conclusie De nieuwe appartementen met 24uurs zorg zijn gevoelige bestemmingen maar liggen verder dan 50 meter van de Van Schuylenburgweg. Ter hoogte van het plan zijn de 3 concentraties stikstofdioxide en fijn stof laag te noemen (tot 25 ìg/m stikstofdioxide). Er zijn geen belemmeringen voor de realisatie van de appartementen met 24uurs zorg op deze locatie.
3.3.5
Externe veiligheid
3.3.5.1 Algemeen Met betrekking tot externe veiligheid kunnen twee typen risico's worden onderscheiden: a) externe veiligheid door inrichtingen c.q. bedrijven en b) externe veiligheid door vervoer gevaarlijke stoffen over transportassen. De risico's worden nader verdeeld naar plaatsgebonden risico's en groepsrisico's:
Onder het plaatsgebonden risico (PR) verstaat men de kans per jaar dat een persoon, die zich continu en onbeschermd op een bepaalde plaats in de omgeving van een gevarenbron bevindt, overlijdt ten gevolge van een ongeval met gevaarlijke stoffen. Voor het plaatsgebonden risico zijn grens- en richtwaarden als toetsingswaarden aangegeven. Het groepsrisico (GR) geeft aan wat de kans is op een ongeval met ten minste 10, 100 of 1000 dodelijke slachtoffers in de omgeving van de beschouwde bron, het invloedsgebied. Het groepsrisico wordt beschouwd ten opzichte van oriënterende waarden.
Ad a) Inrichtingen De externe veiligheid door inrichtingen c.q. bedrijven wordt geregeld in het Besluit externe veiligheid inrichtingen (Bevi). Het plangebied ligt niet binnen het invloedsgebied van een Bevi inrichting.
Ad b) vervoer van gevaarlijke stoffen De volgende risicobronnen liggen in de omgeving van het plangebied:
De spoorlijn Nijmegen – 's-Hertogenbosch op 380 meter afstand De Graafseweg, een gemeentelijke route gevaarlijke stoffen, op 500 meter afstand Het Maas-Waalkanaal op 690 meter afstand
vastgesteld bestemmingsplan Nijmegen Dukenburg - 12 (Voormalige locatie Prins Mauritsschool)
27
3.3.5.2 Toetsing plaatsgebonden risico (PR) -6
Voor de bovengenoemde risicobronnen geldt, dat de 10 plaatsgebonden risicocontouren binnen het baanlichaam van de spoorweg, de rijbanen van de route gevaarlijke stoffen en de oevers van het Maas-Waalkanaal liggen. Deze risicocontouren liggen daarmee op ruime afstand van het plangebied. Hieronder wordt dan ook verder op het Plaatsgebonden Risico niet verder ingegaan.
3.3.5.3 Verantwoording van het groepsrisico (GR) Het plangebied ligt daarmee op een dermate grote afstand van deze risicobronnen dat het risico op een ongeval met dodelijke afloop in het plangebied uitermate gering is. In de beleidsvisie is voor dit soort gevallen een standaard verantwoording voor het groepsrisico afgesproken. Deze is hieronder opgenomen. In een advies van 17 juli 2014 verwijst ook de Veiligheidsregio Gelderland Zuid naar deze standaard verantwoording.
Inleiding Het plangebied en de geprojecteerde ontwikkeling bevindt zich op grote afstand van de risicobron. Op deze afstand is het toxisch scenario maatgevend. Effecten als gevolg van een plasbrand of BLEVE reiken niet tot het plangebied. Ontwikkeling groepsrisico Vanwege de grote afstand tot de risicobron zal een toename van personendichtheden niet significant doorwerken in de rekenkundige hoogte van het groepsrisico. De beschouwing van het groepsrisico en de verantwoording daarvan is om deze reden volledig kwalitatief uitgevoerd. Mogelijkheden tot beperking van het groepsrisico De mogelijkheid tot beperking van het groepsrisico door het beïnvloeden van de personendichtheid is op deze grote afstand tot de risicobron geen item. Zoals gesteld heeft op deze afstand een toe- of afname van personendichtheid geen invloed op het groepsrisico. Verder is de kans te overlijden als gevolg van een incident met gevaarlijke stoffen is in deze gebieden vele malen kleiner dan 1/1.000.000. Veiligheidsmaatregelen aan de bron zijn daarom niet realistisch. De bestrijdbaarheid van de omvang van een ramp of zwaar ongeval in geval van een calamiteit zal de brandweer ingezet worden aan de bron ter beperking van de effecten van de calamiteit. Het bestrijdbaarheidsvraagstuk in relatie tot de ontwikkeling op deze grote afstand van de risicobron wordt daarom niet verder beschouwd. Mogelijkheden tot zelfredzaamheid Blootstelling aan een toxisch gas is het bepalende scenario. In geval van een calamiteit dienen personen te schuilen. De mate waarin deze bouwwerken afsluitbaar zijn tegen de indringing van toxisch gas en de tijdsduur dat deze bouwwerken worden blootgesteld zijn hierbij parameters. Nieuwe bouwwerken zijn goed geïsoleerd, waardoor ze een goede bescherming bieden tegen het binnendringen van het toxisch gas. Belangrijk is wel dat luchtbehandelinginstallaties met één druk op de knop uit te schakelen zijn. Verder dient in geval van een calamiteit tijdig gewaarschuwd te worden. Dit gebeurt door het in werking stellen van het WAS (Waarschuwings- en alarmsysteem) als onderdeel van de algemene Rampenbestrijding. Het grondgebied van Nijmegen valt grotendeels binnen de dekking van de sirenepalen. Op termijn zal dit waarschuwingssysteem vervangen
28
vastgesteld bestemmingsplan Nijmegen Dukenburg - 12 (Voormalige locatie Prins Mauritsschool)
worden door NL-alert. Deze verantwoording dient gelezen te worden in combinatie met de Beleidsvisie externe veiligheid Nijmegen, ontwerp april 2012 en de daarin gemaakte keuzes.
3.3.5.4 Cumulatie Het plangebied ligt binnen de elkaar gedeeltelijk overlappende invloedsgebieden van de spoorlijn Nijmegen – 's-Hertogenbosch, de Graafseweg en het Maas-Waalkanaal. Van domino effecten is geen sprake. Cumulatie van meerdere verwaarloosbare risico's leidt tot een nieuw verwaarloosbaar risico. Beide aspecten werken daarom niet door in de groepsrisicoverantwoording.
3.3.5.5 Conclusie Rekening houdend met het bovenstaande kan opgemerkt worden dat externe veiligheid geen belemmering vormt voor de uitvoering voor de bestemmingsplanwijziging Zwanenveld 7318.
3.3.6
Fysieke veiligheid
3.3.6.1 Inleiding Het aspect fysieke (brand)veiligheid stelt voorwaarden aan de inrichting van de openbare ruimte, de situering van gebouwen ten opzichte van elkaar, de bluswatervoorziening en de bereikbaarheid. De van toepassing zijnde voorwaarden worden genoemd:
3.3.6.2 Inrichting openbare ruimte: ontvluchting en zelfredzaamheid Hoe de openbare ruimte is ingericht, is van invloed op de mate waarin hulpdiensten de incidentlocatie kunnen bereiken en betrokkenen bij een incident in staat zijn een locatie te ontvluchten. In dit kader zijn de mogelijkheden voor ontvluchting en zelfredzaamheid binnen het plangebied getoetst. Hierbij gaat het er bijvoorbeeld om dat vluchtroutes in het gebouw/de gebouwen goed kunnen aansluiten op de omgeving. Aan de hand van het voorgelegde plan kunnen wat betreft de inrichting van de openbare ruimte geen beperkingen worden geconstateerd.
3.3.6.3 Situering van gebouwen In verband met brandveiligheid kan het Bouwbesluit voorwaarden stellen aan de afstand tussen gebouwen onderling en de positionering ten opzichte van elkaar. Op basis van het huidige plan zien wij op voorhand geen bijzondere beperkingen. Eventuele nadere eisen kunnen in het kader van de omgevingsvergunning gesteld worden.
3.3.6.4 Bluswatervoorziening Het Bouwbesluit 2012 stelt eisen aan de beschikbaarheid van bluswater. Afstand van de bluswatervoorziening(en) tot de brandweertoegang van gebouwen dient maximaal 40 meter te bedragen. De benodigde capaciteit van een dergelijke voorziening is voor het geplande 3 complex is minimaal 30 m water per uur. De situatie qua bluswatervoorziening op deze locatie voldoet. Op basis van het huidige plan en de huidige schetsen zien wij geen beperkingen.
vastgesteld bestemmingsplan Nijmegen Dukenburg - 12 (Voormalige locatie Prins Mauritsschool)
29
3.3.6.5 Bereikbaarheid Wat bereikbaarheid betreft is het voor dit plangebied belangrijk dat de appartementen in het plangebied langs twee onafhankelijke routes door brandweervoertuigen zijn te bereiken. Daarbij zijn de dimensionering van de wegen en de bereikbaarheid van de hoofdtoegang van de gebouwen van belang. De afstand van de openbare weg/ontsluitingsweg op particulier terrein tot de toegang van het pand mag volgens het Bouwbesluit 2012 niet meer dan 10 meter bedragen en er dient een opstelplaats voor het voertuig te zijn. Op basis van het huidige plan en de huidige schetsen zien wij geen beperkingen.
3.3.6.6 Conclusie De conclusie luidt dat vanuit het oogpunt van fysieke veiligheid de brandweer geenbeperkingen ziet ten aanzien van de voorliggende wijziging van het bestemmingsplan. De voorwaarden t.a.v. bereikbaarheid en bluswatervoorziening zijn opgenomen in het Bouwbesluit 2012 en de bijgevoegde nota 'Randvoorwaarden en Richtlijnen Brandweer Nijmegen m.b.t. bluswater en bereikbaarheid'.
3.3.7 Klimaat Nijmegen streeft er naar om als stad energieneutraal te worden en de stad aan te passen aan klimaatveranderingen. Dit kan door energiegebruik te beperken en duurzame energiebronnen te gebruiken en door gebruik te maken materialen uit vernieuwbare bronnen. Daarnaast leidt klimaatverandering tot wijzigende omstandigheden zoals extremer weersomstandigheden en een stijgende energieprijs. Opgaven op deze plek zijn het voorkomen van oververhitting en het realiseren van berging voor neerslag Met andere overheden en bouwpartijen in de regio hebben we in het Groen Akkoord afgesproken om de milieuprestatie van gebouwen met de GRP-systematiek uit te drukken en deze te publiceren. GPR scoort op vijf thema's de milieuprestatie van gebouwen en kan ingezet worden om de integrale kwaliteit van gebouwen te en verbeterpunten op te sporen. Als de ontwikkelaar nog geen licentie voor dit systeem heeft, kan de gemeente er één voor dit project ter beschikking stellen. Voor wonen met 24uurs zorg is een aparte module van GPR ontwikkeld. Hiermee is het eenvoudig mogelijk om inzicht te geven of en hoe de woningen voldoen aan de eisen op levensloopbestendigheid. In de gebouwde omgeving zijn voor energiegebruik en oververhitting de oriëntatie van de bebouwing en de manier waarop met de bezonning is omgegaan bepalende factoren. Het microklimaat wordt bepaald door de verhouding tussen bebouwd en begroend oppervlak en de relatie tussen bebouwde en groene structuren. Een goed groenontwerp helpt oververhitting tegen te gaan en vangt neerslag en luchtverontreiniging op. Het gebouw zal een groot dakoppervlak hebben. Door dit vergroend uit te voeren wordt de omgevingskwaliteit verbeterd en de waterhuishouding ontlast. Voor woongebouwen liggen kernpunten bij terugdringen van de CO2 uitstoot en aanpassing aan veranderde weersomstandigheden. Bijkomend voordeel hierbij is dat dit leidt tot lagere beheerlasten en een gezonder, comfortabeler gebouw. Om de mogelijkheden per plan in beeld te brengen kan de voor het bouwplan noodzakelijke installatie ontwerp aangevuld worden met een energiescan. Hierin kunnen zowel de warmtevraag als de koelingsbehoefte onderzocht worden. Op die manier kan de bijdrage van dit project aan de hierboven genoemde doelstellingen in beeld woorden gebracht.
30
vastgesteld bestemmingsplan Nijmegen Dukenburg - 12 (Voormalige locatie Prins Mauritsschool)
Het gebied is onder voorwaarden geschikt voor bodemenergiesystemen zoals Koude-Warmte opslag van het gesloten type. Voor het bepalen van deze voorwaarden zal afstemming gezocht moeten worden met eventuele andere grondwatergebruikers in de omgeving en zal de milieu hygiënische situatie van de bodem en het grondwater mee moeten worden gewogen.
3.4
Water
3.4.1 De watertoets Voor de ruimtelijke aspecten heeft het Nationaal Waterplan de status van structuurvisie. Hierin zijn water en ruimtelijke ontwikkelingen geïntegreerd, conform de Wet ruimtelijke ordening, Woningwet, Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (Wabo) en Bouwbesluit 2012 en de Waterwet. Binnen de volgende documenten is de watertoets verankerd:
Nota Anders Omgaan met Water (Kabinetsstandpunt over het waterbeleid 21e eeuw, dec. 2000) Bestuursakkoord Water (mei 2011) Landelijke Handreiking Watertoets 3 (RIZA, december 2009) Waterplan 2010 – 2015 (WP4) Waterbeheerplan 2010-2015 (Waterschap Rivierenland 30 oktober 2009) Grondwaterbeleidsplan Waterschap Rivierenland 2011-2014
3.4.2 Algemeen Het plangebied maakt deel uit van de bestaande waterhuishoudkundige inrichting van het gebied Zwanenveld. Voor dit gebied zijn het “Waterplan Nijmegen (2001) & Gemeentelijk Rioleringsplan 2010 t/m 2016 & Waterhuishoudkundig Inrichtingsplan Waalsprong (2009) & Nota Afkoppelen en infiltratie hemelwaterafvoer (2013) ” relevant. Er vinden geen wijzingen plaats als gevolg van de voorgenomen bestemming.
3.4.3 Oppervlaktewater Binnen de directe omgeving van het plangebied is oppervlaktewater aanwezig.
vastgesteld bestemmingsplan Nijmegen Dukenburg - 12 (Voormalige locatie Prins Mauritsschool)
31
Kwalitatief Het regenwater wordt vertraagd en gefilterd aangeleverd aan watergang 60 en 61 in het oppervlakte-watersysteem van Dukenburg. Watergangen 60 en 61 ligt parallel aan Zwanenburg tussen Geologenlaantje en Teersdijk.
Kwantitatief De gemeente heeft het oppervlaktewater overgedragen aan het Waterschap Rivierenland. Het regenwater wordt via het gescheiden stelsel van Dukenburg geloosd op het oppervlaktewater. Aan de lozing van water stelt het waterschap eisen. Als kwantitatief 2 gezien sprake is van een toename van verhard oppervlak kleiner dan 500 m hoeft geen extra berging te worden gerealiseerd, hetgeen hier het geval is.
De eerste waterberging zal plaatsvinden in de wadi's binnen het plangebied. Vanuit de wadi's wordt het water vertraagd naar de nieuw te graven watergang afgevoerd. Alleen bij nood situaties kan er directe overstort via de slok-op's plaatsvinden. Hierdoor stelt het Waterschap Rivierenland eisen aan de benodigde berging.
32
vastgesteld bestemmingsplan Nijmegen Dukenburg - 12 (Voormalige locatie Prins Mauritsschool)
3.4.4 Grondwater Het plangebied bevindt zich niet in een grondwaterwingebied of grondwaterbeschermingsgebied.
Uitgangspunt bij nieuwe stedelijke in- en uitbreidingen is dat er grondwaterneutraal wordt gebouwd. Dat wil zeggen dat de oorspronkelijke grondwaterstanden en -stromen in de omgeving niet wijzigen. Dit kan bereikt worden door:
een grondwatergerelateerde locatiekeuze: geen stedelijke uitbreidingen in gebieden met (kans op) hoge grondwaterstanden; maatregelen te treffen bij bouwrijp maken en tijdens de bouw (ophogen, goede structuur van het oppervlaktewatersysteem, voorkomen verdichting bodemstructuur); een waterproof bouwkundig ontwerp van woningen en gebouwen (bijvoorbeeld kruipruimteloos)
Om grondwateroverlast in bestaand stedelijk gebied te beperken zet de gemeente in eerste instantie in op bouwkundige maatregelen. Pas als dit onvoldoende soelaas biedt komen drainerende of onttrekkende oplossingen in beeld. Dit sluit niet uit dat er niet ondergronds gebouwd mag worden, mits er voldoende technische maatregelen worden getroffen zodat de bouw waterdicht is.
vastgesteld bestemmingsplan Nijmegen Dukenburg - 12 (Voormalige locatie Prins Mauritsschool)
33
3.4.5 Riolering/ hemelwater De riooltechnische ontsluiting van het plangebied bevindt zich aan de Zwanenveld. De riolering is uitgevoerd als gescheiden stelsel. Vanuit het bouwbesluit 2012 geldt de verplichting om vuilwater en hemelwater op een verantwoorde manier te verwerken. Vuilwater wordt verplicht op het openbaar riool aan te sluiten. Hemelwater kan op de hemelwaterleiding worden aangesloten.
3.5
Natuur & Landschap
3.5.1 Natura 2000 Natura 2000 is een Europees netwerk van beschermde natuurgebieden en vormt daarmee de basis voor het beleid van de EU voor behoud en herstel van biodiversiteit. Natura 2000 is niet enkel ter bescherming van gebieden maar draagt ook bij aan soortenbescherming. Het Natura 2000 netwerk omvat alle gebieden die zijn beschermd op grond van de Vogelrichtlijn van 1979 en de Habitatrichtlijn van 1992. In en om Nijmegen gaat het om de Natura 2000 gebieden 'Uiterwaarden Waal' en de 'Gelderse Poort'.
3.5.1.1 Conclusie Dit bestemmingsplan ligt op voldoende afstand van Natura2000 dat geen effecten te verwachten zijn. Natura2000 is dan ook niet aan de orde voor dit bestemmingsplan.
3.5.2 Natuurbeschermingswet De Natuurbeschermingswet 1998 (NB-wet) is een Nederlandse wet die oorspronkelijk in 1967 is vastgesteld maar in 1998 ingrijpend is gewijzigd. In deze wet is nu de natuurbescherming van specifieke gebieden geregeld. Internationale verplichtingen uit de Vogelrichtlijn en Habitatrichtlijn zijn in de Natuurbeschermingswet verwerkt. De volgende gebieden zijn aangewezen in een aanwijsbesluit en beschermd op grond van de wet:
Natura 2000-gebieden (Vogelrichtlijn- en Habitatrichtlijngebieden 'Uiterwaarden Waal', 'Gelderse Poort' Beschermde Natuurmonumenten (Rondom Nijmegen gaat het dan om 'Oude Waal' en 'Bronnenbos Refter')
In het aanwijsbesluit wordt de exacte ligging van het gebied aangegeven en welke habitats in het gebied moeten worden beschermd. De provincie legt per gebied vast welke waarden aanwezig zijn en waar de te beschermen habitats liggen. Voor alle werkzaamheden die schadelijk zijn voor de beschermde habitats moet een vergunning worden aangevraagd. Om te bepalen of de Natuurbeschermingswet aan de orde is, moet er een quickscan gedaan worden.
34
vastgesteld bestemmingsplan Nijmegen Dukenburg - 12 (Voormalige locatie Prins Mauritsschool)
3.5.2.1 Conclusie Uit de quickscan 'Toetsing beschermde natuurwaarden project Zwanenveld Mauritsschool ' (10 juni 2013) is gebleken dat dit bestemmingsplan niet van invloed is op gebieden die onder de Natuurbeschermingswet vallen en derhalve is deze wet dan ook niet aan de orde voor dit bestemmingsplan.
3.5.3 Flora en faunawet Op 1 april 2002 is de Nederlandse Flora- en faunawet in werking getreden. Deze wet regelt de bescherming van dier- en plantensoorten. De Flora- en faunawet bundelt alles wat te maken heeft met de bescherming van flora en fauna in Nederland die voorheen in verschillende wetten was opgenomen. Ook is de Vogelrichtlijn, Habitatrichtlijn (Europees) en het CITES-verdrag (overeenkomst inzake de internationale handel in bedreigde soorten wilde dieren en planten) in de Flora en faunawet verwerkt. Hierdoor heeft Nederland nu één wet voor de bescherming van alle in het wild voorkomende beschermde soorten. Het doel van deze wet is het in stand houden en beschermen van in het wild voorkomende planten- en diersoorten. Deze wet hanteert daarbij het “nee, tenzij principe”. Dat betekent dat alle schadelijke handelingen ten aanzien van beschermde planten- en diersoorten in principe verboden zijn. Alleen onder strikte voorwaarden zijn afwijkingen van de verbodsbepalingen mogelijk. Hiertoe zal een ontheffing ex artikel 75 moeten worden aangevraagd. De ontheffingsaanvraag moet onderbouwd zijn door een goed onderzoek naar het voorkomen van en de effecten op beschermde soorten. Ook moet aangetoond worden dat er sprake is van een zwaarwegend maatschappelijk belang. In de Flora- en faunawet is daarnaast een zogenaamde 'algemene zorgplicht' opgenomen. De zorgplicht is van toepassing op alle planten en dieren, ongeacht of ze wettelijk beschermd zijn. De zorgplicht houdt in dat er bij ingrepen zoals bouwactiviteiten altijd zorgvuldig moet worden omgegaan met de aanwezige planten en dieren. Schadelijke activiteiten moeten zoveel mogelijk worden voorkomen. Bevoegd gezag voor de Flora- en faunawet is het Ministerie van EZ.
3.5.3.1 Conclusie Voor dit bestemmingsplan is een quickscan Flora- en faunawet (Toetsing beschermde natuurwaarden project Zwanenveld Mauritsschool,10 juni 2013) . en een vleermuisonderzoek (Vleermuisonderzoek Mauritsschool te Zwanenveld, Nijmegen, 23 september 2014) uitgevoerd. Uit beide onderzoeken blijkt dat er geen negatieve effecten te verwachten zijn op streng beschermde soorten. Wel moet rekening gehouden worden met: Broedende vogels Alle broedende vogels, hun broedplaatsen én de functionele omgeving van de broedplaatsen beschermd tijdens de broedperiode. Sloop van gebouwen en verwijderen van bomen en struiken dienen gezien te worden als een voor vogels verstorende activiteit en dienen daarom buiten het vogelbroedseizoen te starten of te worden uitgevoerd. Door het onaantrekkelijk maken (en houden) van het plangebied voor en tijdens de bouwfase, kan tevens eventuele (nieuw)vestiging van broedende vogels voorkomen worden.
vastgesteld bestemmingsplan Nijmegen Dukenburg - 12 (Voormalige locatie Prins Mauritsschool)
35
Vervolg Ongeacht of er mitigerende maatregelen uitgevoerd moeten worden tijdens de realisatie van het gebouw, kan in het nieuw te bouwen gebouw ruimte worden gemaakt voor vleermuizen. Belemmeringen vanuit de natuurwetgeving worden dan niet verwacht. Bij de planprocessen van de toekomstige bebouwing is het raadzaam om tijdig een ecoloog te betrekken in verband met de mogelijke effecten die de nieuwbouw met zich mee brengt. Op die manier kan tevens tijdig worden nagedacht over ecologisch wenselijke verlichtingsplannen en aanverwante inrichtingsvraagstukken.
3.5.4 Gelders Natuurnetwerk en Groene Ontwikkelingszone (GNN/GO) Op 14 januari 2014 heeft het college van Gedeputeerde Staten de Omgevingsvisie en de bijbehorende Omgevingsverordening vastgesteld. Deze visie introduceert het zogenoemde Gelders Natuurnetwerk, waarmee het begrip EHS wordt losgelaten. Dit Gelders Natuurnetwerk bestaat uit alle terreinen met een natuurbestemming binnen de voormalige EHS en bevat tevens een zoekgebied van 7.300 hectare voor de te realiseren 5.300 hectare nieuwe natuur Buiten dit Natuurnetwerk geldt onder meer de Groene Ontwikkelingszone.
Gelders Natuurnetwerk Om de biodiversiteit nu en voor toekomstige generaties Gelderlanders veilig te stellen, bescherrmt de provincie het Gelders Natuurnetwerk. Het Gelders Natuurnetwerk is een samenhangend netwerk van natuurlijke en te ontwikkelen natuur van internationaal, nationaal en provinciaal belang. Dit Gelders Natuurnetwerk bestaat uit alle terreinen met een natuurbestemming binnen de voormalige Ecologische Hoofdstructuur (EHS).
Groene Ontwikkelingzone De Groene Ontwikkelingszone (GO) heeft een dubbele doelstelling. Er is ruimte voor verdere economische ontwikkeling in combinatie met een (substantiële) versterking van de samenhang tussen aangrenzende en in liggende natuurgebieden. De GO bestaat uit terreinen met een andere bestemming dan bos of natuur die ruimtelijk vervlochten zijn met het Gelders Natuurnetwerk (GNN). De ecologische verbindingszones (evz's) maken deel uit van de GO, evenals weidevogelgebieden en ganzenfoerageergebieden. Bevoegd gezag voor de GNN/GO is de provincie Gelderland.
3.5.4.1 Conclusie Dit bestemmingsplan ligt op voldoende afstand van het Gelders Natuurnetwerk en de Groene Ontwikkellingszone om geen effecten te verwachten.
3.5.5 Groenplan De groene draad (2007) Het groenbeleid is vastgelegd in 'De groene draad - kansen voor het Nijmeegse groen' en heeft als doelstelling:
36
inzicht te geven in het totaal van groene ontwikkelingen in en om de stad en hun onderlinge samenhang; een sturingsinstrument voor het bestuur te zijn voor groene ontwikkelingen in de stad;
vastgesteld bestemmingsplan Nijmegen Dukenburg - 12 (Voormalige locatie Prins Mauritsschool)
vanuit een groen toekomstperspectief een gids of leidraad te zijn voor toekomstige stedelijke ontwikkelingen; de groene ambities te benoemen voor de komende jaren die vertaald worden in een uitvoeringsprogramma.
De hoofdgroenstructuur en de hoofdbomenstructuur zijn de basis en de ruggengraat van het groen in Nijmegen. Deze structuren houden we dan ook in stand. In bestemmingsplannen gaat het dan om de bestemmingen Groen, Natuur en Bos. Daarnaast kennen ook andere plekken een groene bestemming bijvoorbeeld kleinere groenplekken op wijkniveau.
3.5.5.1 Conclusie Door dit bestemmingsplan wordt de hoofdgroenstructuur niet aangetast.
3.5.6 Handboek stadsbomen (2009) Het Handboek Stadsbomen is een uitwerking van het Groenplan “De Groene draad, kansen voor het Nijmeegse groen'. Het Handboek Stadsbomen vormt het kader voor inrichtingsplannen en beheerplannen voor de openbare ruimte waar het bomen betreft. Het handboek is daarnaast te definiëren als toetsingskader voor ruimtelijke plannen en initiatieven en biedt inzicht in de beleidsuitgangspunten ten aanzien van bescherming, aanplant, beheer en kap van bomen. De hoofddoelstelling van het Handboek Stadsbomen is het waarborgen van de duurzame instandhouding van het Nijmeegs bomenbestand door middel van behoud èn ontwikkeling. De volgende uitgangspunten staan daarbij centraal:
Optimale inzet van middelen. Waarborgen van een vitaal bomenbestand. Zorgen voor draagvlak; zorgvuldig afwegen, bewust besluiten en tijdig communiceren. Meer bomen en meer kronen. Inzet op kwantiteit en kwaliteit.
Het Handboek Stadsbomen heeft betrekking op alle bomen binnen de gemeentegrenzen. Dat zijn dus niet alleen de park-, laan- en straatbomen, maar ook bomen in tuinen en op particuliere terreinen. Voor bosopstanden, bosplantsoen en bomen in natuurgebieden gelden andere beleidskaders en wet- en regelgeving. In het Handboek Stadsbomen is de hoofdbomenstructuur opgenomen. Deze structuur vormt samen met de hoofdgroenstructuur de basis van het groen in Nijmegen. De hoofdbomenstructuur leggen we niet vast in bestemmingsplannen maar wordt wel beschreven in de toelichting en speelt daarmee wel een rol in bestemmingsplannen. 3.5.6.1 Conclusie e
De laanbomen aan de 73 straat zijn beeldbepalend voor de omgeving. Tijdens de bouw dienen de bomen beschermd te worden doormiddel van boombeschermende maatregelen. Tevens mogen er onder de kronen van de bomen geen werkzaamheden plaatsvinden zonder geschikte boombeschermende maatregelen. Dit geldt tevens voor werkzaamheden in de vorm van afgraven of ophogen, opslag en doorrijden.
vastgesteld bestemmingsplan Nijmegen Dukenburg - 12 (Voormalige locatie Prins Mauritsschool)
37
3.6
Cultuurhistorie
3.6.1 Gemeentelijk beleid Het gedachtengoed uit de beleidsbrief Modernisering Monumentenzorg en het gewijzigde Besluit ruimtelijke ordening is aanleiding geweest het gemeentelijk erfgoedbeleid te actualiseren. Dit heeft geresulteerd in de Nota Cultureel Erfgoed, die op 15 mei 2013 door de gemeenteraad is vastgesteld. Deze nota beschrijft op welke manier erfgoed kan bijdragen aan de ambitie van de gemeente Nijmegen om de identiteit van de stad te behouden en te versterken. Hiervoor worden drie strategieën ingezet: duurzame ruimtelijke ontwikkeling, kennis & inspiratie en bescherming & instandhouding. De strategie duurzame ruimtelijke ontwikkeling heeft betrekking op een toekomstbestendige stad, waar erfgoed ingezet wordt om bij gebiedsontwikkelingen de eigen identiteit te behouden of te versterken. De verplichtingen vanuit het Besluit ruimtelijke ordening en de daaruit voortvloeiende beleidsvrijheid die we als gemeente hebben zetten we in om deze ambitie te kunnen realiseren. Erfgoed is namelijk een factor die mede kwaliteit geeft aan de ruimte en daarmee ruimtelijke ontwikkelingen kan verrijken. De cultuurhistorische elementen die onderdeel zijn van de identiteit van de stad kan men niet allemaal als beschermd monument of gezicht aanwijzen, maar zijn wel onderdeel van de manier waarop we onze stad beleven, inrichten en gebruiken. De cultuurhistorische beleidskaart is de basis voor de cultuurhistorische inbreng bij het opstellen van ruimtelijke plannen.
3.6.2 Plangebied De locatie valt binnen gebiedstype 1 van de cultuurhistorische beleidskaart. In gebiedstype 1 is er hoofdzakelijk sprake van woonwijken die in de afgelopen 50 jaar tot stand zijn gekomen en moderne bedrijventerreinen en industriegebieden. In deze gebieden zijn cultuurhistorisch waardevolle elementen in mindere mate aanwezig. Bij ruimtelijke plannen zal daarom alleen gestreefd worden naar behoud en herkenbaarheid van historische structuren. Dit is voor deze gebieden voldoende om verwijzingen naar het verleden levend te houden. Voor gemeentelijke beschermingen is de gemeentelijke monumentenverordening de basis. Er is geen sprake van een beschermd monument. Ook zijn er in het bestemmingsplangebied geen historische structuren aanwezig.
3.6.3 Conclusie Vanuit cultuurhistorisch oogpunt is er geen aanleiding tot het maken van nadere opmerkingen.
38
vastgesteld bestemmingsplan Nijmegen Dukenburg - 12 (Voormalige locatie Prins Mauritsschool)
3.7
Archeologie
3.7.1 Inleiding Met de ondertekening van het Verdrag van Valletta (Malta) in 1992 is in Nederland de beleidsmatige zorg voor het archeologisch bodemarchief aanzienlijk toegenomen. In het verdrag staat: Archeologische waarden dienen als onvervangbaar onderdeel van het culturele erfgoed te worden meegenomen en te worden ontzien bij de ontwikkeling en besluitvorming van ruimtelijke plannen. Mocht bescherming onvoldoende mogelijk zijn dan dient, volgens dit verdrag, de informatie te worden onttrokken aan de bodem via archeologisch onderzoek. Uitgangspunt hierbij is dat de initiatiefnemer van de verstoring van het bodemarchief de kosten van het onderzoek dient te dragen. Inmiddels zijn de uitgangspunten van het Verdrag in de Nederlandse wetgeving geïmplementeerd in de Monumentenwet 1988 via de wijzigingswet Wet op de Archeologische Monumentenzorg (WAMz, 1-9-2007). Het archeologiebeleid van de gemeente Nijmegen is, in overeenstemming met Malta en de Monumentenwet 1988, er op gericht om het bodemarchief zoveel mogelijk te ontzien. Indien dat niet mogelijk is, wordt voorafgaande aan de bodemverstoring archeologisch onderzoek verricht. De wijze van onderzoek wordt bepaald op basis van de vast te stellen archeologische waarden en de aard en omvang van de bodemingrepen. De archeologische (in bredere zin: cultuurhistorische) kennis die hierbij wordt vergaard, levert informatie op die mede als inspiratiebron kan dienen voor het ontwerp van een gebouw of bij het inrichten van de openbare ruimte. Zo kan het 'verhaal van de plek' ook door toekomstige generaties nog worden gelezen. Het zal duidelijk zijn dat een betere bescherming van het bodemarchief en vooral ook het tijdig meewegen van de archeologische belangen vraagt om een zo goed mogelijk inzicht in de verwachte ligging, verspreiding en aard van het bodemarchief. Om deze reden is er door het Bureau Archeologie en Monumenten van de gemeente Nijmegen een archeologische beleidskaart (ABAK) ontwikkeld, waarop de belangrijkste archeologische vindplaatsen en zones en hun waardering zijn aangegeven. Deze beleidskaart is vertaald in een facetbestemmingsplan Archeologie, dat in afzonderlijke toekomstige bestemmingsplannen doorwerkt. De archeologische beleidskaart is tevens opgenomen in de nota Cultureel Erfgoed.
3.7.2 Plangebied Het plangebied ligt in de wijk Dukenburg, specifiek in Zwanenveld. Binnen de Archeologische Beleidskaart van de gemeente valt het terrein in Zone Z-31, een zone die samenhangt met de Romeinse weg tussen Nijmegen en Wijchen. Wegen structureren het landschap en ook de menselijke activiteiten. Langs (Romeinse) wegen kunnen nederzettingen, grafvelden, wachttorens, heiligdommen en andere archeologische complextypen voorkomen. Van sommige Romeinse wegen is bekend dat ze ook in de vroege en late middeleeuwen nog in gebruik waren. Dit kan bij een dergelijk belangrijke weg als deze ook het geval zijn. Vanwege de te verwachten archeologische resten heeft deze zone binnen het bestemmingsplan de waarde 2: hoge archeologische verwachting, gekregen. Resten van de weg zelf zijn in 2001 op de Teersdijk ten noorden van Tolhuis aangetroffen, waar het Romeinse wegdek zichtbaar was als een donkergrijze band met veel grind. De Teersdijk loopt circa 120 m ten noorden van het plangebied, waardoor er gerede kans bestaat op de aanwezigheid van met deze weg samenhangende complextypen.
vastgesteld bestemmingsplan Nijmegen Dukenburg - 12 (Voormalige locatie Prins Mauritsschool)
39
De voorgestelde plannen kunnen de aanwezige archeologische waarden bedreigen. Er dient dus te worden vastgesteld of en in welke mate deze waarden worden bedreigd. Op basis van de uitkomst van dit onderzoek kan het bevoegde gezag, de gemeente Nijmegen, maatregelen laten nemen die de aanwezige archeologische waarden beschermen, zie onderstaand schema. Dat kan door ze fysiek ter plaatse te laten (behoud in situ), door ze te laten opgraven (behoud ex situ), maar het kan ook zijn dat er geen behoudenswaardige archeologische resten worden aangetroffen. In dat geval zal de gemeente besluiten dat er geen verdere maatregelen nodig blijken te zijn.
3.7.3 Voorwaarden De planregels uit het facetbestemmingsplan dienen te worden opgenomen in dit bestemmingsplan. Het betreft concreet de planregels voor Waarde-archeologie 2. Dat houdt in: 1. Alle bodemverstorende werkzaamheden voor de herinrichting van het terrein, die dieper 2 reiken dan 0,30 m onder maaiveld en die tezamen meer dan 100 m bedragen, worden meegenomen in een onderzoek, dat moet aantonen of en in welke mate er sprake is van archeologische waarden die door de ingrepen worden bedreigd;
40
vastgesteld bestemmingsplan Nijmegen Dukenburg - 12 (Voormalige locatie Prins Mauritsschool)
2. Indien dit vaststellen gebeurt aan de hand van gravend archeologisch onderzoek, dient er een door de gemeente Nijmegen goedgekeurd archeologisch Programma van Eisen aan ten grondslag te liggen.
3.7.4 Kosten De kosten van archeologisch onderzoek (inclusief uitwerking en rapportage) zullen als gevolg van de implementatie van het Verdrag van Valletta ten laste komen van de verstoorder van het bodemarchief (verstoorder betaalt-principe). Deze kosten deel uit van de grond- cq planexploitatie.
3.7.5 Informatieplicht Een persoon die anders dan bij het doen van opgravingen een zaak vindt, waarvan deze weet of redelijkerwijs moet vermoeden dat het een monument is (in roerende of onroerende zin), is verplicht dit binnen drie dagen te melden (artikel 53 Monumentenwet 1988) bij de Minister van OC&W c/q de Rijksdienst voor Cultureel Erfgoed. Deze melding kan ook gedaan worden bij de gemeentelijk archeoloog.
vastgesteld bestemmingsplan Nijmegen Dukenburg - 12 (Voormalige locatie Prins Mauritsschool)
41
42
vastgesteld bestemmingsplan Nijmegen Dukenburg - 12 (Voormalige locatie Prins Mauritsschool)
Hoofdstuk 4 Uitvoerbaarheid 4.1
Economische uitvoerbaarheid
De voorgestelde wijziging maakt het mogelijk om op het perceel Zwanenveld 73-18 in de wijk Dukenburg – nadat sloop van het huidige schoolgebouw heeft plaatsgevonden – nieuwbouw van circa 32 eenheden voor beschermd wonen te realiseren. Het perceel maakt deel uit van de plan- cq grondexploitatie Onderwijshuisvesting G760 t/m 780, deelplan Zwanenveld 7318 (G767), welke op 24 februari 2010 door de gemeenteraad van Nijmegen is vastgesteld. De plan- cq grondexploitatie, deelplan Zwanenveld 7318, bevat aankoop, sloopwerk, bouwen woonrijpmaken en gemeentelijke plankosten. De ontwikkeling en realisatie van woningbouw op deze locatie vindt voor eigen rekening en risico van een woningbouwcorporatie plaats. Dekking van de kosten van de plan cq grondexploitatie, deelplan Zwanenveld 7318, vindt plaats door verkoop van grond voor de woningen. Derhalve kan gesteld worden dat deze bestemmingswijziging financieel economisch uitvoerbaar is. Via de grondprijs is het kostenverhaal anderszins verzekerd en hoeft bij de vaststelling van het bestemmingsplan geen exploitatieplan vastgesteld te worden.
4.2
Maatschappelijke uitvoerbaarheid
Voor dit bestemmingsplan is op 5 november 2014 een vooraankondiging gepubliceerd. Conform de inspraakverordening heeft er inspraak plaatsgevonden via de zienswijzenprocedure. Het ontwerpbestemmingsplan heeft gedurende zes weken ter visie gelegen. De tervisielegging was gepubliceerd op de gemeentelijke website en in de "Staatscourant".
vastgesteld bestemmingsplan Nijmegen Dukenburg - 12 (Voormalige locatie Prins Mauritsschool)
43
44
vastgesteld bestemmingsplan Nijmegen Dukenburg - 12 (Voormalige locatie Prins Mauritsschool)
Hoofdstuk 5 Vooroverleg 5.1
Ministerie van Infrastructuur en Milieu
In juni 2008 heeft het kabinet de Realisatieparagraaf Nationaal ruimtelijk beleid vastgesteld. Deze paragraaf geeft inzicht in welke nationale belangen het kabinet heeft gedefinieerd en op welke wijze het rijk deze wil verwezenlijken. Het resultaat is een helder en scherpe markering voor gevallen waarvoor de medeoverheden afstemming moeten zoeken met het Rijk. Inzicht wanneer het Rijk vooroverleg van belang acht is te herleiden uit de nationale belangen zoals opgenomen in de Realisatieparagraaf. De volgende nationale belangen zijn opgenomen in de Realisatieparagraaf:
Bundeling van verstedelijking en economische activiteiten Grote rivieren Kustfundament IJsselmeergebieden IJsselmeergebied Regionale watersystemen Ecologische hoofdstructuur Nationale Landschappen Rijksbufferzones Recreatie Derde Nota Waddenzee Tweede Structuurschema Militaire Terreinen Project Mainport Rotterdam
Onderhavig project doorkruist geen van bovengenoemde nationale belangen en is geen vooroverleg ex. artikel 3.1.1. Bro noodzakelijk.
5.2
Provincie Gelderland
Bij brief van 5 juni 2008 heeft de Provincie Gelderland aangegeven op welke wijze waarop en de mate waarin de Provincie betrokken willen worden bij het vooroverleg ex. artikel 3.1.1. Bro. In deze brief is gesteld dat voor plannen van puur lokaal belang geen rol is weggelegd voor de provincie en geen vooroverleg hoeft plaats te vinden. Het onderhavige plan is vanwege de kleinschaligheid van puur lokaal belang en hoeft niet aangeboden te worden aan de Provincie voor het artikel 3.1.1 Bro vooroverleg.
5.3
Waterschap
Per brief van 15 februari 2012 (kenmerk 201206566) geeft het Waterschap Rivierenland aan dat zij beoordeeld of in een plan voldoende rekening is gehouden met de waterhuishouding. De gemeente kan zelf bepalen of een plan waterhuishoudkundig relevant is of niet via de landelijke website www.dewatertoets.nl. Deze toetsing is gedaan en daaruit blijkt dat er geen waterbelangen zijn die door dit plan worden geraakt.
vastgesteld bestemmingsplan Nijmegen Dukenburg - 12 (Voormalige locatie Prins Mauritsschool)
45
46
vastgesteld bestemmingsplan Nijmegen Dukenburg - 12 (Voormalige locatie Prins Mauritsschool)
Bijlagen bij toelichting
vastgesteld bestemmingsplan Nijmegen Dukenburg - 12 (Voormalige locatie Prins Mauritsschool)
47
Bijlage 1
48
Verkennend bodemonderzoek
vastgesteld bestemmingsplan Nijmegen Dukenburg - 12 (Voormalige locatie Prins Mauritsschool)
Bijlage 2
quickscan Flora en Fauna
vastgesteld bestemmingsplan Nijmegen Dukenburg - 12 (Voormalige locatie Prins Mauritsschool)
49
Bijlage 3
50
Vleermuizenonderzoek
vastgesteld bestemmingsplan Nijmegen Dukenburg - 12 (Voormalige locatie Prins Mauritsschool)
Bijlage 4
Extern Veiligheidsadvies
vastgesteld bestemmingsplan Nijmegen Dukenburg - 12 (Voormalige locatie Prins Mauritsschool)
51
Bijlage 5
52
Fysieke veiligheid
vastgesteld bestemmingsplan Nijmegen Dukenburg - 12 (Voormalige locatie Prins Mauritsschool)
Regels
vastgesteld bestemmingsplan Nijmegen Dukenburg - 12 (Voormalige locatie Prins Mauritsschool)
53
54
vastgesteld bestemmingsplan Nijmegen Dukenburg - 12 (Voormalige locatie Prins Mauritsschool)
Hoofdstuk 1 Inleidende regels Artikel 1
Begrippen
1.1 plan: het bestemmingsplan Nijmegen Dukenburg - 12 (Voormalige locatie Prins Mauritsschool) met identificatienummer NL.IMRO.0268.BP4012-VG01 van de gemeente Nijmegen.
1.2 bestemmingsplan: de geometrisch bepaalde planobjecten met de bijbehorende regels en de daarbij behorende bijlagen.
1.3 aanbouw een aan een hoofdgebouw aangebouwd gebouw, dat op de grond staat, dat in bouwkundig opzicht ondergeschikt is aan het hoofdgebouw en dat een aparte ruimte vormt die al dan niet vanuit het hoofdgebouw bereikbaar is.
1.4 aan huis verbonden beroepsactiviteiten een dienstverlenend beroep, dat op kleine schaal in een woning wordt uitgeoefend, waarbij de woning in overwegende mate haar woonfunctie behoudt en de desbetreffende beroepsuitoefening een ruimtelijke uitstraling heeft die in overeenstemming is met de woonfunctie.
1.5 aan huis verbonden bedrijfsactiviteiten het verlenen van diensten, het uitoefenen van ambachtelijke bedrijvigheid (geheel of overwegend door middel van handwerk uit te oefenen), het voeren van de administratie van bedrijfsactiviteiten die (behoudens genoemde administratieve werkzaamheden) niet ter plaatse worden uitgeoefend, het verstrekken van logies en ontbijt (bed and breakfast) waarvan de aard, omvang en uitstraling zodanig zijn dat de activiteit in de woning met behoud van de woonfunctie ter plaatse kan worden uitgeoefend.
1.6 aanduiding een geometrisch bepaald vlak of figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden.
1.7 aanduidingsgrens de grens van een aanduiding indien het een vlak betreft.
1.8 achtergevellijn de achterste grens van het bouwvlak en het verlengde daarvan;
1.9 archeologische waarden Onder archeologische waarden kunnen worden verstaan:
vastgesteld bestemmingsplan Nijmegen Dukenburg - 12 (Voormalige locatie Prins Mauritsschool)
55
archeologische verwachtingswaarden; vastgestelde archeologische waarden of resten.
1.10 archeologische verwachtingswaarde de kans op archeologische vondsten of informatie.
1.11 archeologisch deskundige de gemeentelijk (beleids)archeoloog of een andere door het College van Burgemeester en Wethouders aan te wijzen deskundige op het gebied van de archeologie.
1.12 archeologisch onderzoek onderzoek (bureauonderzoek en/of boren en/of geofysisch onderzoek en/of graven en/of begeleiden) verricht door een dienst, bedrijf of instelling beschikkend over een opgravingsvergunning conform de Monumentenwet 1988.
1.13 bebouwing één of meer gebouwen en/of bouwwerken geen gebouwen zijnde.
1.14 bed and breakfast een overnachtingsmogelijkheid gericht op het bieden van de mogelijkheid tot een toeristisch en veelal kortdurend verblijf met het serveren van ontbijt. Een bed- en breakfast heeft maximaal 4 kamers en 8 slaapplaatsen.
1.15 bestaand a. bestaande bouwwerken: een legaal bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig is, dan wel gebouwd kan worden krachtens een omgevingsvergunning; b. bestaand gebruik: het legale gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan. 1.16 bestemmingsgrens de grens van een bestemmingsvlak.
1.17 bestemmingsvlak een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming.
1.18 bevoegd gezag bestuursorgaan dat bevoegd is tot het nemen van een besluit ten aanzien van een aanvraag om een omgevingsvergunning of ten aanzien van een al verleende omgevingsvergunning.
56
vastgesteld bestemmingsplan Nijmegen Dukenburg - 12 (Voormalige locatie Prins Mauritsschool)
1.19 bijgebouw een in functioneel en bouwkundig opzicht aan het hoofdgebouw ondergeschikt gebouw op hetzelfde bouwperceel dat op de grond staat en alleen bedoeld en ingericht is ten behoeve van (huishoudelijke) berging, hobby- en/of stallingruimte.
1.20 bouwen het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk, alsmede het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen van een standplaats.
1.21 bouwgrens de grens van een bouwvlak.
1.22 bouwlaag een doorlopend gedeelte van een gebouw dat door op gelijke of bij benadering gelijke hoogte liggende vloeren of balklagen is begrensd, zulks met inbegrip van de begane grond en met uitsluiting van onderbouw en zolder.
1.23 bouwperceel een aaneengesloten stuk grond, waarop ingevolge de regels een zelfstandige, bij elkaar behorende bebouwing is toegelaten.
1.24 bouwperceelsgrens een grens van een bouwperceel.
1.25 bouwvlak een geometrisch bepaald vlak, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels bepaalde gebouwen en bouwwerken geen gebouwen zijnde zijn toegelaten.
1.26 bouwwerk een bouwkundige constructie van enige omvang die direct en duurzaam met de aarde is verbonden.
1.27 escortbedrijf de natuurlijke persoon, groep van personen of rechtspersoon, die bedrijfsmatig of in een omvang alsof zij bedrijfsmatig was, prostitutie aanbiedt, die op een andere plaats dan in de bedrijfsruimte wordt uitgeoefend (escortservices, bemiddelingsbureaus, overige).
1.28 evenement evenement zoals bedoeld in de Algemene Plaatselijke Verordening voor de gemeente Nijmegen (APV).
vastgesteld bestemmingsplan Nijmegen Dukenburg - 12 (Voormalige locatie Prins Mauritsschool)
57
1.29 gebieden met een hoge archeologische verwachting deze gebieden onderscheiden zich vanwege een hoge tot zeer hoge verwachting op het aantreffen van archeologische resten.
1.30 gebieden van zeer grote archeologische waarde voor deze gebieden staat het vast dat zich archeologische resten in de bodem bevinden.
1.31 gebouw elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt.
1.32 geluidsgevoelige functies geluidsgevoelige functies als bedoeld in de Wet geluidhinder, te weten: geluidsgevoelige gebouwen a. b. 1. 2. 3. 4. 5. 6.
woningen; andere geluidsgevoelige gebouwen: onderwijsgebouwen; ziekenhuizen; verpleeghuizen; verzorgingstehuizen; psychiatrische inrichtingen; kinderdagverblijven.
geluidsgevoelige terreinen I.
een standplaats als bedoeld in artikel 1, eerste lid, onder e, van de Huisvestingswet (woonwagen); II. ligplaats in het water, bestemd om door een woonschip te worden ingenomen. 1.33 gevelbreedte de breedte van de gevel waar tegenaan wordt gebouwd.
1.34 hoekovergang een aan- of uitbouw die buiten de gevelbreedten van het hoofdgebouw wordt gerealiseerd en die een verbinding vormt tussen een aan- of uitbouw aan de voorgevel en een aan- en of uitbouw aan de zijgevel van het hoofdgebouw.
1.35 hoofdbebouwing hoofdgebouw(en) inclusief aan- en of uitbouwen binnen het bouwvlak.
1.36 hoofdgebouw(en) een of meer panden, of een gedeelte daarvan, dat noodzakelijk is voor de verwezenlijking van de geldende of toekomstige bestemming van een perceel en, indien meer panden of bouwwerken op het perceel aanwezig zijn, gelet op die bestemming het belangrijkst is.
1.37
58
hoogwaardig openbaar vervoer
vastgesteld bestemmingsplan Nijmegen Dukenburg - 12 (Voormalige locatie Prins Mauritsschool)
een vorm van openbaar vervoer die gepositioneerd kan worden tussen de traditionele bus en trein, waarbij de nadruk ligt op het snel en betrouwbaar en comfortabel vervoeren van passagiers over vrijliggende HOV-infrastructuur.
1.38 maatschappelijke voorzieningen - Zorginstelling begeleid wonen met permanent aanwezige zorg (24-uurs zorg).
1.39 moestuin gronden waarop op kleine schaal groenten, kruiden, bloemen en/of fruit worden verbouwd dan wel geteeld.
1.40 natuurlijke waarden de aan een gebied toegekende waarden in verband met de geologische, bodemkundige, ecologische en biologische elementen voorkomende in dat gebied.
1.41 omgevingsvergunning vergunning voor activiteiten als genoemd in artikel 2.1 van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht.
1.42 ondergronds bouwwerk a. een (gedeelte van een) gebouw dat gelegen is onder het niveau van de begane grondvloer van dat gebouw, waarbij de hoogte van die begane grondvloer nergens hoger ligt dan 0,25 meter boven het aansluitende maaiveld ter plaatse van de hoofdtoegang; b. een zelfstandig voor mensen toegankelijk bouwwerk waarvan de bovenkant nergens hoger is dan het maaiveld van het bouwperceel ter plaatse van dat bouwwerk. 1.43 ondersteunende horeca horeca waarbij de horeca-activiteit ondersteunend is aan de hoofdactiviteit maar daaraan ondergeschikt is.
1.44 overig bouwwerk een bouwkundige constructie van enige omvang, geen pand zijnde, die direct en duurzaam met de aarde is verbonden.
1.45 overkapping een op de grond staand, plat afgedekt bouwwerk, bestaande uit ten minste een dak, niet zijnde een gebouw.
1.46 pand de kleinste bij de totstandkoming functioneel en bouwkundig-constructief zelfstandige eenheid die direct en duurzaam met de aarde is verbonden en betreedbaar en afsluitbaar is.
1.47 perceelsgrens de grens van een bouwperceel.
vastgesteld bestemmingsplan Nijmegen Dukenburg - 12 (Voormalige locatie Prins Mauritsschool)
59
1.48 permanente bewoning bewoning van een ruimte als hoofdverblijf door dezelfde persoon.
1.49 prostitutie het zich beschikbaar stellen tot het verrichten van seksuele diensten ten behoeve van een ander tegen vergoeding.
1.50 raamprostitutie een seksinrichting met één of meer ramen van waarachter de prostituee/prostitué tracht de aandacht van passanten op zich te vestigen.
1.51 seksinrichting een voor het publiek toegankelijk gebouw of bouwwerk, geen gebouw zijnde dan wel onderkomen, waarin bedrijfsmatig of in een omvang alsof zij bedrijfsmatig was, seksuele handelingen worden verricht, of vertoningen van erotisch-pornografische aard plaatsvinden. Onder een seksinrichting worden in elk geval verstaan een seksbioscoop, seksautomatenhal, sekstheater, een parenclub of een prostitutiebedrijf, waaronder tevens begrepen een erotische massagesalon, al of niet in combinatie met elkaar.
1.52 straatmeubilair de op of bij de weg behorende bouwwerken, geen gebouwen zijnde, zoals: verkeerstekens, wegbebakeningen, bewegwijzeringen, verlichting, halteaanduidingen, parkeerregulerende constructies, road barriers, afvalinzamelsystemen, openbare toiletvoorzieningen, brandkranen, informatie- en reclameobjecten, fietsenstallingen, papier- en plantenbakken, zitbanken, communicatievoorzieningen, gedenktekens, abri's en dergelijke.
1.53 straatprostitutie het op straat door handelingen, houding, woord, gebaar of op andere wijze, passanten tot seksuele handelingen te bewegen, uit te nodigen dan wel aan te lokken.
1.54 uitbouw een op de grond staand en aan een hoofdgebouw aangebouwd gebouw dat in bouwkundig opzicht ondergeschikt is aan het hoofdgebouw en dat een vergroting betreft van een in het gebouw gelegen ruimte.
1.55 verblijfsgebied binnen de bestemming Verkeer gelegen gronden vooral bedoeld voor voetgangers en niet voor doorgaand verkeer.
60
vastgesteld bestemmingsplan Nijmegen Dukenburg - 12 (Voormalige locatie Prins Mauritsschool)
1.56 voorgevellijn de voorgevel van het hoofdgebouw en het verlengde ervan.
1.57 wadi voorziening voor de infiltratie van regenwater. Een wadi is een laagte waarin het regenwater zich kan verzamelen en in de bodem kan infiltreren.
1.58 werk een werk, geen bouwwerk zijnde.
1.59 wonen de huisvesting van één of meerdere personen in een gebouw, niet zijnde een woonwagen of woonschip.
1.60 woning een (gedeelte van een) gebouw dat dient voor de huisvesting van een of meer personen.
1.61 zeer kwetsbaar object een object dat bestemd is voor groepen beperkt zelfredzame personen. Van beperkte zelfredzaamheid is sprake wanneer personen in geval van een calamiteit niet in staat zijn zichzelf zonder hulp van buitenaf in veiligheid te brengen, zoals kinderen, ouderen, gehandicapten en gedetineerden. Voorbeelden van zeer kwetsbare objecten zijn grote zorgcomplexen, ziekenhuizen, detentiecentra, peuterspeelzalen, kinderdagverblijven, basisscholen en begeleid wonen met 24-uurszorg.
vastgesteld bestemmingsplan Nijmegen Dukenburg - 12 (Voormalige locatie Prins Mauritsschool)
61
Artikel 2
Wijze van meten
Bij de toepassing van deze regels wordt als volgt gemeten:
2.1 de afstand van een gebouw tot een zijdelingse perceelsgrens de afstand gemeten vanaf het dichtst bij de perceelsgrens gelegen punt van het gebouw tot aan de zijdelingse perceelsgrens.
2.2 de afstanden tussen lijnen afstanden tussen lijnen worden gemeten van het hart van de ene lijn tot het hart van de andere lijn.
2.3 de bedrijfsvloeroppervlakte de totale oppervlakte, binnenwerks gemeten, van alle op een bouwperceel aanwezige bebouwing, boven en onder peil, ten dienste van één bepaalde binnen een bestemming toegestane activiteit/functie.
2.4 de diepte van een bouwwerk, niet zijnde een hoofdgebouw de afstand gemeten vanaf het verste punt van het bouwwerk loodrecht op de gevel waartegen het bouwwerk wordt aangebouwd.
2.5 de bouwhoogte van een bouwwerk vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een gebouw of van een bouwwerk, geen gebouw zijnde, met uitzondering van ondergeschikte bouwonderdelen, zoals schoorstenen, lichtkoepels, dakkapellen, lucht- en liftkokers, (brand)trappen, zonnepanelen, andere technische ruimten en/of technische constructies, hekwerken, luifels, balkons en antennes.
2.6 de bouwhoogte van een dakopbouw vanaf de afdekking van de bovenste bouwlaag tot aan het hoogste punt van de dakopbouw.
2.7 de bouwhoogte van een kap vanaf de bovenkant goot, boeibord of daarmee gelijk te stellen constructiedeel tot aan het hoogste punt van de kap.
2.8 de dakhelling langs het dakvlak ten opzichte van het horizontale vlak.
2.9 gevellijn de plaats vanaf waar de bouw- en goothoogte van het aangrenzende maatvoeringsvlak wordt gemeten.
62
vastgesteld bestemmingsplan Nijmegen Dukenburg - 12 (Voormalige locatie Prins Mauritsschool)
2.10 de goothoogte van een bouwwerk vanaf het peil tot aan de bovenkant van de goot, c.q. de druiplijn, het boeibord, of een daarmee gelijk te stellen constructiedeel, met uitzondering van ondergeschikte bouwonderdelen, zoals schoorstenen, lichtkoepels, dakkapellen, lucht- en liftkokers, (brand)trappen, zonnepanelen, andere technische ruimten en/of technische constructies, hekwerken, luifels, balkons en antennes. Voor de meest voorkomende dakvormen bij woningen is in onderstaande schetsjes aangegeven waar de goothoogte wordt bepaald. Daarbij geldt dat voorzover het gaat om een bestaand zadeldak deze niet mag worden uitgebouwd tot een afgetopte dakvorm.
vastgesteld bestemmingsplan Nijmegen Dukenburg - 12 (Voormalige locatie Prins Mauritsschool)
63
2.11 de hoogte van een windturbine vanaf het peil tot aan de (wieken)as van de windturbine.
2.12 de inhoud van een bouwwerk tussen de onderzijde van de begane grondvloer, de buitenzijde van de gevels (en/of het hart van de scheidingsmuren) en de buitenzijde van daken en dakkapellen.
2.13 de oppervlakte van een bouwwerk tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de scheidingsmuren, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk.
2.14 het bebouwde oppervlakte de buitenwerks gemeten oppervlakte van de verticale projectie van alle in een nader aan te geven gebied aanwezige, al dan niet ondergrondse, bouwwerken, met uitzondering van ondergeschikte bouwwerken, geen gebouwen zijnde, zoals pompputten, luifels en balkons.
2.15 het bebouwingspercentage het percentage dat de oppervlakte van (een gedeelte van) het bouwvlak aangeeft dat binnen de aanduiding 'bouwvlak' maximaal mag worden bebouwd. Dit percentage geldt voor elk afzonderlijk bouwperceel.
2.16 het peil de plaats vanwaar in het kader van dit bestemmingsplan de hoogte wordt gemeten als bedoeld “bouw- en goothoogte” en als volgt bepaald: a. voor bouwwerken boven het maaiveld, waarvan de hoofdtoegang onmiddellijk aan een (al dan niet openbare) weg grenst: de hoogte van de kruin van die weg ter plaatse van de hoofdtoegang; b. voor bouwwerken boven het maaiveld, waarvan de hoofdtoegang niet onmiddellijk aan de hiervoor bedoelde weg grenst: de hoogte van het aansluitende afgewerkte maaiveld ter plaatse van de hoofdtoegang; c. voor bouwwerken onder het maaiveld, het peil van het bijbehorende bovengrondse hoofdgebouw; d. voor drijvende bouwwerken: de waterlijn; e. in de andere gevallen: de gemiddelde hoogte van het aansluitende afgewerkte maaiveld. 2.17 het (bruto) verkoopvloeroppervlak de totale oppervlakte van de voor publiek toegankelijke ruimten, etalages en ruimten achter toonbanken.
2.18 het vloeroppervlak de totale oppervlakte, binnenwerks gemeten, van alle ruimten ondergronds, op de begane grond, de verdiepingen, de zolder en de bijbehorende aan- en uitbouwen.
64
vastgesteld bestemmingsplan Nijmegen Dukenburg - 12 (Voormalige locatie Prins Mauritsschool)
Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels
Artikel 3
Bedrijf - Nutsvoorziening
3.1 Bestemmingsomschrijving De voor 'Bedrijf - Nutsvoorziening' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
a. warmtevoorzieningsinstallatie met een maximum milieucategorie 2; b. bijbehorende voorzieningen zoals verhardingen, p3arkeer- en groenvoorzieningen; c. wadi's, water en waterhuishoudkundige voorzieningen, alsmede daarbij behorende voorzieningen zoals duikers, kunstwerken en overbruggingen. 3.2
Bouwregels
3.2.1
Algemene bouwregels
Op deze gronden mogen ten behoeve van de bestemming uitsluitend worden gebouwd: a. gebouwen en overkappingen; b. bouwwerken, geen gebouwen of overkappingen zijnde.
3.2.2
Specifieke bouwregels
De in artikel 3.2.1 genoemde bouwwerken zijn toegestaan voor zover voldaan wordt aan de volgende regels: a. hoofdgebouwen mogen uitsluitend worden opgericht binnen de aanduiding 'bouwvlak'; b. ten aanzien van gebouwen en overkappingen binnen de aanduiding 'bouwvlak' gelden de volgende bepalingen: 1. het bouwperceel mag binnen de aanduiding 'bouwvlak' geheel worden bebouwd; 2. de goot- en bouwhoogte van gebouwen en overkappingen binnen de aanduiding 'bouwvlak' niet meer mogen bedragen dan ter plaatse van de aanduiding 'maximum goot- en bouwhoogte' is aangegeven; indien geen goothoogte is aangegeven geldt alleen een maximum bouwhoogte; c. erfafscheidingen en andere bouwwerken, geen gebouwen of overkappingen zijnde, mogen zowel binnen als buiten de aanduiding 'bouwvlak' worden opgericht, met dien verstande dat: 1. de bouwhoogte van erfafscheidingen niet meer dan 2,5 meter mag bedragen; 2. de bouwhoogte van palen en (licht)masten niet meer dan 10 meter en de bouwhoogte van andere bouwwerken, geen gebouwen of overkappingen zijnde, niet meer dan 4 meter mag bedragen.
vastgesteld bestemmingsplan Nijmegen Dukenburg - 12 (Voormalige locatie Prins Mauritsschool)
65
Artikel 4
Groen
4.1 Bestemmingsomschrijving De voor 'Groen' aangewezen gronden zijn bestemd voor: a. groenvoorzieningen; b. bijbehorende voorzieningen zoals: sport- en speelvoorzieningen, terrassen, hondenuitlaatplaatsen en fiets- en voetpaden; c. wadi's, water en waterhuishoudkundige voorzieningen, overstortvijvers, rioolbuffers, alsmede daarbij behorende voorzieningen zoals duikers, kunstwerken en overbruggingen; d. (bouw)werken ten algemenen nutte zoals bedoeld in artikel 10.2. 4.2
Bouwregels
4.2.1
Algemene bouwregels
Op deze gronden mogen ten behoeve van de bestemming uitsluitend worden gebouwd: a. gebouwen en overkappingen ten behoeve van (bouw)werken ten algemenen nutte zoals bedoeld in artikel 10.2; b. bouwwerken, geen gebouwen of overkappingen zijnde. 4.2.2
Specifieke bouwregels
De in artikel 4.2.1 genoemde bouwwerken zijn toegestaan voor zover voldaan wordt aan de volgende regels: a. de bouwhoogte van erfafscheidingen mag niet meer dan 2 meter bedragen, de bouwhoogte van palen, (licht)masten en ballenvangers niet meer dan 15 meter en de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen of overkappingen zijnde, mag niet meer dan 5 meter bedragen. 4.3 Specifieke gebruiksregels Tot een gebruik, strijdig met deze bestemming, wordt in ieder geval verstaan: het gebruik van gronden ten behoeve van parkeren, met uitzondering van ondergrondse parkeervoorzieningen.
66
vastgesteld bestemmingsplan Nijmegen Dukenburg - 12 (Voormalige locatie Prins Mauritsschool)
Artikel 5
Maatschappelijk - Zorginstelling
5.1 Bestemmingsomschrijving De voor 'Maatschappelijk - Zorginstelling' aangewezen gronden zijn bestemd voor: a. wonen met 24 uurs zorg b. ondersteunende horeca zoals bedoeld in artikel 11.2; c. bijbehorende voorzieningen zoals: verhardingen, parkeer- en groenvoorzieningen, sport- en speelvoorzieningen; d. wadi's, water en waterhuishoudkundige voorzieningen, alsmede daarbij behorende voorzieningen zoals duikers, kunstwerken en overbruggingen. 5.2
Bouwregels
5.2.1
Algemeen bouwregels
Op deze gronden mogen ten behoeve van de bestemming uitsluitend worden gebouwd: a. gebouwen en overkappingen; b. bouwwerken, geen gebouwen of overkappingen zijnde.
5.2.2
Specifieke bouwregels
De in artikel 5.2.1 genoemde bouwwerken zijn toegestaan voor zover voldaan wordt aan de volgende regels: a. hoofdgebouwen mogen uitsluitend worden opgericht binnen de aanduiding 'bouwvlak'; b. ten aanzien van gebouwen en overkappingen binnen de aanduiding 'bouwvlak' gelden de volgende bepalingen: 1. het bouwperceel binnen de aanduiding 'bouwvlak' tot maximaal het ter plaatse van de aanduiding 'maximum bebouwingspercentage' aangegeven bebouwingspercentage worden bebouwd; indien geen bebouwingspercentage is aangegeven mag het bouwperceel binnen de aanduiding 'bouwvlak' geheel worden bebouwd; 2. de goot- en bouwhoogte van gebouwen en overkappingen binnen de aanduiding 'bouwvlak' niet meer mogen bedragen dan ter plaatse van de aanduiding 'maximum goot- en bouwhoogte' is aangegeven; c. erfafscheidingen en andere bouwwerken, geen gebouwen of overkappingen zijnde, mogen worden opgericht, met dien verstande dat: 1. aangrenzend aan de hoofdbebouwing mogen ondergeschikte bouwwerken, geen gebouwen of overkappingen zijnde, zoals (brand)trappen, keldertoegangen, koekoeken, luifels en balkons, worden gebouwd met een maximum diepte van 2 meter; 2. de bouwhoogte van erfafscheidingen niet meer dan 2 meter mag bedragen; 3. de bouwhoogte van palen en (licht)masten niet meer dan 10 meter mag bedragen en de bouwhoogte van andere bouwwerken, geen gebouwen of overkappingen zijnde, niet meer dan 4 meter.
vastgesteld bestemmingsplan Nijmegen Dukenburg - 12 (Voormalige locatie Prins Mauritsschool)
67
Artikel 6
Tuin
6.1 Bestemmingsomschrijving De voor 'Tuin' aangewezen gronden zijn bestemd voor: a. tuinen en groenvoorzieningen; b. gebouwen en overkappingen behorend bij het op hetzelfde bouwperceel gelegen hoofdgebouw(en); c. ondergeschikte bouwwerken, geen gebouwen of overkappingen zijnde, zoals (brand)trappen, keldertoegangen, koekoeken, luifels en balkons, ten behoeve van het aangrenzende hoofdgebouw in de naastgelegen bestemming; d. wadi's, water en waterhuishoudkundige voorzieningen, alsmede daarbij behorende voorzieningen zoals duikers, kunstwerken en overbruggingen. 6.2
Bouwregels
6.2.1
Algemene bouwregels
Op deze gronden mogen ten behoeve van de bestemming uitsluitend worden gebouwd: a. aan- en uitbouwen; b. bijgebouwen; c. erfafscheidingen en andere bouwwerken, geen gebouwen of overkappingen zijnde.
6.2.2
Specifieke bouwregels
De in artikel 6.2.1 genoemde bouwwerken zijn toegestaan voor zover voldaan wordt aan de volgende regels: a. aangrenzend aan het hoofdgebouw mogen worden gebouwd: 1. aan- en uitbouwen met een maximum diepte van 1,5 meter gemeten vanaf de gevel van het hoofdgebouw. De goothoogte mag ten hoogste de hoogte van de beganegrondlaag van het hoofdgebouw bedragen en de bouwhoogte mag ten hoogste de hoogte van de direct daarboven gelegen bouwlaag bedragen. Voor zover de aan- of uitbouw vóór de voorgevellijn wordt gerealiseerd, geldt een maximum breedte van 60% van de betreffende gevelbreedte (voorgevel) van het hoofdgebouw. De aan- of uitbouw moet geheel binnen de betreffende gevelbreedte (voor- of zijgevel) van het hoofdgebouw worden opgericht. Als uitzondering hierop geldt dat een hoekovergang is toegestaan; 2. ondergeschikte bouwwerken, geen gebouwen of overkappingen zijnde, zoals (brand)trappen, keldertoegangen, koekoeken, luifels en balkons, met een maximum diepte van 2 meter gemeten vanaf de gevel van het hoofdgebouw; b. de bouwhoogte van erfafscheidingen mag niet meer dan 1 meter bedragen en de bouwhoogte van andere bouwwerken, geen gebouwen of overkappingen zijnde, mag niet meer dan 4 meter bedragen. Zwembaden, jacuzzi's en gebouwde vijvers, alsmede de daarvoor benodigde bouwwerken zijn niet toegestaan.
68
vastgesteld bestemmingsplan Nijmegen Dukenburg - 12 (Voormalige locatie Prins Mauritsschool)
Artikel 7
Verkeer
7.1 Bestemmingsomschrijving De voor 'Verkeer' aangewezen gronden zijn bestemd voor: a. wegen met een functie voor verblijf en verplaatsing (waaronder terrassen), verkeerswegen (waaronder busbanen, fiets- en voetpaden), openbaar vervoer (waaronder hoogwaardig openbaar vervoer), kunstwerken (zoals bruggen en andere waterstaatkundige werken), parkeervoorzieningen en fietsenstallingen; b. bijbehorende voorzieningen zoals: groen-, sport- en speelvoorzieningen en taluds; c. wadi's, water en waterhuishoudkundige voorzieningen, alsmede daarbij behorende voorzieningen zoals duikers, kunstwerken en overbruggingen; d. (bouw)werken ten algemenen nutte zoals bedoeld in artikel 10.2. 7.2
Bouwregels
7.2.1
Algemene bouwregels
Op deze gronden mogen ten behoeve van de bestemming uitsluitend worden gebouwd: a. gebouwen en overkappingen ten behoeve van fietsenstallingen; b. gebouwen en overkappingen ten behoeve van (bouw)werken ten algemenen nutte zoals bedoeld in artikel 10.2 ; c. bouwwerken, geen gebouwen of overkappingen zijnde.
7.2.2
Specifieke bouwregels
De in artikel 7.2.1 genoemde bouwwerken zijn toegestaan voor zover voldaan wordt aan de volgende regels; a. de oppervlakte van gebouwen en/of overkappingen ten behoeve van fietsenstallingen 2 mag per fietsenstalling niet meer bedragen dan 20 m . De bouwhoogte van fietsenstallingen mag niet meer dan 3 meter bedragen; b. de bouwhoogte van palen, (licht)masten en ballenvangers mag niet meer dan 15 meter en de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen of overkappingen zijnde, mag niet meer dan 5 meter bedragen. Ter plaatse van de aanduiding 'brug' mogen bouwwerken, geen gebouwen of overkappingen zijnde, hoger zijn.
vastgesteld bestemmingsplan Nijmegen Dukenburg - 12 (Voormalige locatie Prins Mauritsschool)
69
Artikel 8
Waarde - Archeologie 2
8.1 Bestemmingsomschrijving De voor Waarde - Archeologie 2 aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor het behoud en de bescherming van de archeologische waarden van de gronden (gebieden met een hoge archeologische verwachting).
8.2
Bouwregels
8.2.1
Algemene bouwregels
Op deze gronden mogen ten behoeve van de bestemming Waarde - Archeologie 2 uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen of overkappingen zijnde worden gebouwd.
8.2.2
Specifieke bouwregels
a. de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen of overkappingen zijnde, mag niet meer dan 4 meter bedragen, met dien verstande dat palen en (licht)masten hoger mogen zijn; b. op deze gronden mag ten behoeve van de overige voor deze gronden geldende bestemmingen, in afwijking van het bepaalde in de bijbehorende bouwregels, niet worden gebouwd, tenzij aan een van onderstaande voorwaarden wordt voldaan: 1. er op basis van archeologisch onderzoek of anderszins is aangetoond dat op de betrokken locatie geen archeologische waarden (meer) aanwezig zijn; 2. het bouwplan betrekking heeft op een of meer van de volgende activiteiten of bouwwerken: vervanging, vernieuwing of verandering van bestaande bebouwing, waarbij de oppervlakte, voor zover gelegen op of onder peil, niet wordt uitgebreid en waarbij gebruik wordt gemaakt van bestaande fundering; 3. het bouwplan is gesitueerd tot maximaal 3 meter uit de fundering van een bestaand gebouw; 4. geen grondwerk wordt verricht dieper dan 0,30 meter onder maaiveld; 5. het totaal bebouwd oppervlak van aan- en uitbouwen, bijgebouwen en 2 overkappingen van het bouwperceel maximaal 100 m bedraagt; 6. het gaat om bestaande bouwwerken. 8.3
Afwijken van de bouwregels
8.3.1
Afwijkingsbevoegdheid
Het bevoegd gezag kan door middel van het verlenen van een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 8.2.2 onder b voor bouwwerken ten behoeve van de overige voor deze gronden geldende bestemmingen.
8.3.2
Toelaatbaarheid
Een omgevingsvergunning kan worden verleend indien op basis van archeologisch onderzoek of anderszins is aangetoond dat de archeologische waarden door de bouwactiviteiten niet onevenredig (kunnen) worden geschaad.
70
vastgesteld bestemmingsplan Nijmegen Dukenburg - 12 (Voormalige locatie Prins Mauritsschool)
8.3.3
Adviesprocedure voor afwijkingen
Alvorens het bevoegd gezag beslist over een omgevingsvergunning als bedoeld in artikel 8.3.1 wint het bevoegd gezag schriftelijk advies in bij de archeologisch deskundige omtrent de vraag of door het verlenen van de omgevingsvergunning archeologische waarden (kunnen) worden aangetast en welke voorschriften, ter bescherming van de archeologische waarden, aan de omgevingsvergunning moeten worden verbonden. Aan een omgevingsvergunning kunnen voorschriften worden verbonden zoals: a. de verplichting tot het treffen van technische maatregelen, waardoor archeologische waarden in de bodem kunnen worden behouden, zoals: alternatieven voor heiwerk, het aanbrengen van een beschermende bodemlaag of andere voorzieningen die op dit doel zijn gericht; b. tot het doen van opgravingen in de zin van artikel 1 onder h van de Monumentenwet 1988; c. het begeleiden van de activiteiten waarvoor een omgevingsvergunning is verleend door een daarvoor aangewezen archeologisch deskundige; d. het doen van nader archeologisch onderzoek. 8.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden 8.4.1
Werken en werkzaamheden
Het is verboden op of in de in lid 8.1 bedoelde grond zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning van het bevoegde gezag de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden uit te voeren, te doen of te laten uitvoeren: a. grondwerkzaamheden, waartoe worden gerekend het afgraven, woelen, mengen, diepploegen, egaliseren en ontginnen van gronden, alsmede het graven of vergraven, verruimen of dempen van sloten, vijvers en andere wateren, het aanleggen van drainage en het verwijderen van bestaande funderingen; b. het ophogen van de bodem met meer dan 1 meter; c. het tot stand brengen en/of in exploitatie brengen van boor-en pompputten; d. het aanleggen, verbreden of verharden van wegen, voet-, ruiter- of rijwielpaden, banen of parkeergelegenheden en het aanleggen van andere oppervlakteverhardingen, e. het uitvoeren van heiwerkzaamheden en/of het op een of andere wijze indrijven van voorwerpen in de grond; f. het verlagen van het waterpeil; g. het aanleggen of rooien van bos of boomgaard waarbij stobben worden verwijderd; h. het omzetten van grasland in bouwland; i. het aanleggen van nieuwe ondergrondse transport-, energie-,of telecommunicatieleidingen en daarmee verband houdende constructies, installaties of apparatuur. 8.4.2
Uitzonderingen
Het in lid 8.4.1 vervatte verbod geldt niet voor werken en werkzaamheden indien aan een van onderstaande voorwaarden wordt voldaan: a. op basis van archeologisch onderzoek of anderszins is aangetoond dat op de betrokken locatie geen archeologische waarden (meer) aanwezig zijn; b. de werken en werkzaamheden in de bodem niet dieper gaan dan 0,30 meter onder het maaiveld; c. de oppervlakte van werken en werkzaamheden als bedoeld onder 8.4.1 onder d niet 2 groter is dan 100 m ; d. de werken en werkzaamheden: 1. betrekking hebben op normaal onderhoud en beheer; 2. reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van het van kracht worden van dit plan; 3. mogen worden uitgevoerd krachtens een reeds verleende vergunning;
vastgesteld bestemmingsplan Nijmegen Dukenburg - 12 (Voormalige locatie Prins Mauritsschool)
71
4. het archeologisch onderzoek betreffen. 8.4.3
Toelaatbaarheid
De werken of werkzaamheden als bedoeld in lid 8.4.1 zijn slechts toelaatbaar voor zover op grond van archeologisch onderzoek of anderszins is aangetoond dat de archeologische waarden hierdoor niet onevenredig (kunnen) worden geschaad.
8.4.4 Adviesprocedure voor omgevingsvergunningen voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden Alvorens het bevoegd gezag beslist over een omgevingsvergunning als bedoeld in artikel 8.4.1 wint het bevoegd gezag schriftelijk advies in bij de archeologisch deskundige omtrent de vraag of door het verlenen van de omgevingsvergunning archeologische waarden (kunnen) worden aangetast en welke voorschriften, ter bescherming van de archeologische waarden, aan de omgevingsvergunning moeten worden verbonden.
8.5 Wijzigingsbevoegdheid Burgemeester en wethouders zijn bevoegd met toepassing van artikel 3.6, lid 1, onder a van de Wet ruimtelijke ordening het bestemmingsplan te wijzigen door: a. de bestemming Waarde - Archeologie 2 als bedoeld in lid 8.1 geheel of gedeeltelijk te doen laten vervallen indien op basis van archeologisch onderzoek of anderszins is aangetoond dat op de betrokken locatie geen archeologische waarden (meer) aanwezig zijn en niet langer archeologische begeleiding of zorg nodig is; b. de bestemming Waarde - Archeologie 3 op te nemen indien op basis van archeologisch onderzoek of anderszins is aangetoond dat ter plaatse behoudenswaardige archeologische waarden aanwezig zijn.
72
vastgesteld bestemmingsplan Nijmegen Dukenburg - 12 (Voormalige locatie Prins Mauritsschool)
Hoofdstuk 3 Algemene regels Artikel 9
Anti-dubbeltelregel
Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.
vastgesteld bestemmingsplan Nijmegen Dukenburg - 12 (Voormalige locatie Prins Mauritsschool)
73
Artikel 10
Algemene bouwregels
10.1 Beeldende kunst Het oprichten van bouwwerken, geen gebouwen of overkappingen zijnde, ten behoeve van beeldende kunst is binnen alle bestemmingen toegestaan tot een maximum bouwhoogte van 15 meter, met dien verstande dat de regels van de dubbelbestemmingen en algemene aanduidingsregels onverkort van toepassing zijn.
10.2 (Bouw)werken ten algemenen nutte Het oprichten van bouwwerken ten algemenen nutte, zoals: transformatorhuisjes, schakelhuisjes, bemalingsinrichtingen, gasdrukregel- en meetstations, straatmeubilair, infiltratievoorzieningen, voorzieningen ten behoeve van koude- en warmteopslag, wachthuisjes voor verkeers- en parkeerdiensten en schuilgelegenheden, is binnen alle bestemmingen toegestaan, met dien verstande dat: a. de inhoud van elk gebouw niet meer mag bedragen dan 50 m³; b. de oppervlakte van elke overkapping niet meer mag bedragen dan 20 m²; c. de goothoogte van gebouwen niet meer dan 3 meter mag bedragen en de bouwhoogte van gebouwen niet meer dan 5 meter mag bedragen; d. de bouwhoogte van overkappingen niet meer dan 3 meter mag bedragen; e. voor de bouwhoogte van andere bouwwerken, geen gebouwen of overkappingen zijnde, de bouwregels van de geldende bestemming van toepassing zijn; f. de regels van de dubbelbestemmingen en algemene aanduidingsregels onverkort van toepassing zijn. 10.3 Ondergronds bouwen Bouwen onder peil ten behoeve van de bestemming is toegestaan, met dien verstande dat: a. bouwen onder peil is toegestaan binnen de aanduiding 'bouwvlak' ten behoeve van op de begane grond toegestane functies; b. bouwen onder peil is toegestaan binnen de aanduiding 'bouwvlak' ten behoeve van ondergrondse parkeervoorzieningen; c. bouwen onder peil binnen de bestemming Tuin is toegestaan, mits grenzend aan het hoofdgebouw met een maximum diepte van 1,5 meter dan wel tot zover als de bestaande bovengrondse aan- of uitbouw reikt; d. bouwen onder peil ten behoeve van bouwwerken ten algemenen nutte zoals bedoeld in artikel 10.2 is toegestaan; e. de regels van de dubbelbestemming en algemene aanduidingsregels onverkort van toepassing zijn.
74
vastgesteld bestemmingsplan Nijmegen Dukenburg - 12 (Voormalige locatie Prins Mauritsschool)
Artikel 11
Algemene gebruiksregels
11.1 Evenementen Evenementen zijn binnen alle bestemmingen toegestaan, mits hiervoor vergunning is verleend op grond van de Algemeen Plaatselijke Verordening.
11.2 Ondersteunende horeca In gebouwen die ingevolge deze regels gebruikt mogen worden voor cultuur en ontspanning, detailhandel, dienstverlening, maatschappelijke voorzieningen, recreatie en/of sport, en niet voor horeca, is ondersteunende horeca onder de volgende voorwaarden toegestaan: a. de horeca-activiteit is ondergeschikt aan de hoofdactiviteit; b. de openingstijden van de horeca-activiteit zijn aangepast aan de openingstijden van de hoofdactiviteit; c. de toegang tot de horeca-activiteit is uitsluitend via die van de hoofdactiviteit, er is dus geen aparte ingang; d. er is in het pand vrij toegankelijke sanitaire ruimte; e. voor de horeca-activiteit mag geen aparte reclame worden gemaakt; f. van het totale vloeroppervlak van een maatschappelijke voorziening mag maximaal 10% aan ondersteunende horeca worden besteed; De gehanteerde oppervlaktematen betreffen de totale oppervlakte ten dienste van de ondersteunende horecafunctie, niet inbegrepen de daarbij behorende ruimten als opslag, keuken- en toiletruimten.
11.3
Seksinrichting of escortbedrijf
11.3.1 Specifieke gebruiksregels Tot een gebruik, strijdig met de bestemming, wordt in ieder geval verstaan een gebruik van gronden en gebouwen ten behoeve van: a. een seksinrichting of een escortbedrijf voorzover binnen de geldende bestemming geen aanduiding 'seksinrichting' is opgenomen; b. raam- en straatprostitutie.
vastgesteld bestemmingsplan Nijmegen Dukenburg - 12 (Voormalige locatie Prins Mauritsschool)
75
Artikel 12
Algemene afwijkingsregels
Het bevoegd gezag kan door middel van het verlenen van een omgevingsvergunning afwijken van de bepalingen van dit plan, voor zover het een in beperkte mate afwijking van de maatvoering betreft, noodzakelijk om het bouwwerk zodanig te laten aansluiten op een bestaande, legale situatie dat dit vanuit architectonisch en/of bouwkundig opzicht een verbetering is.
76
vastgesteld bestemmingsplan Nijmegen Dukenburg - 12 (Voormalige locatie Prins Mauritsschool)
Artikel 13
13.1
Overige regels
Parkeerregels
13.1.1 Algemene parkeerregels Het is verboden te bouwen dan wel het gebruik van gronden en/of bouwwerken te wijzigen indien er niet wordt voldaan aan de op grond van dit artikel gestelde eisen ten aanzien van parkeren, stallen, laden en lossen.
13.1.2 Specifieke parkeerregels bij bouwplannen a. indien een bouwplan daartoe aanleiding geeft, moet ten behoeve van het parkeren of stallen van auto's in voldoende mate ruimte zijn aangebracht op de bij het bouwplan behorende en daartoe bestemde gronden. De parkeer- en stallingsbehoefte wordt bepaald op de wijze zoals beschreven in de beleidsregels Parkeren. b. de onder sub a bedoelde ruimte voor het parkeren of stallen van auto's moet afmetingen hebben die zijn afgestemd op gangbare personenauto's. Aan deze eis wordt geacht te zijn voldaan: 1. indien de afmetingen van bedoelde parkeerruimten ten minste 2,50 m bij 5,00 m en ten hoogste 3,25 m bij 6,00 m bedragen met dien verstande dat als de parkeerruimte tevens fungeert als toegang tot het gebouw de afmetingen ten minste 3,00 m bij 5,00 m dienen te bedragen; 2. indien de afmetingen van een gereserveerde parkeerruimte voor een gehandicapte - voor zover die ruimte niet in de lengterichting aan een trottoir grenst - ten minste 3,50 m bij 5,00 m bedragen; c. indien een bouwplan daartoe aanleiding geeft, moet ten behoeve van het laden of lossen van goederen in voldoende mate ruimte zijn aangebracht op de bij het bouwplan behorende en daartoe bestemde gronden. 13.1.3 Specifieke parkeerregels bij gebruikswijzigingen a. indien het wijzigen van het gebruik van gronden en/of bouwwerken daartoe aanleiding geeft, moet, voor wat betreft de toename in parkeer- of stallingsbehoefte, in voldoende mate ruimte zijn aangebracht op die gronden of op de bij die bouwwerken behorende en daartoe bestemde gronden. De parkeer- en stallingsbehoefte wordt bepaald op de wijze zoals beschreven in de beleidsregels Parkeren. b. de onder sub a bedoelde ruimte voor het parkeren of stallen van auto's moet afmetingen hebben die zijn afgestemd op gangbare personenauto's. Aan deze eis wordt geacht te zijn voldaan: 1. indien de afmetingen van bedoelde parkeerruimten ten minste 2,50 m bij 5,00 m en ten hoogste 3,25 m bij 6,00 m bedragen met dien verstande dat als de parkeerruimte tevens fungeert als toegang tot het gebouw de afmetingen ten minste 3,00 m bij 5,00 m dienen te bedragen; 2. indien de afmetingen van een gereserveerde parkeerruimte voor een gehandicapte - voor zover die ruimte niet in de lengterichting aan een trottoir grenst - ten minste 3,50 m bij 5,00 m bedragen; c. indien het wijzigen van het gebruik van gronden en/of bouwwerken daartoe aanleiding geeft, moet, voor wat betreft de toename in de behoefte aan laad- en losruimte, in voldoende mate ruimte zijn aangebracht op die gronden of op de bij die bouwwerken behorende en daartoe bestemde gronden.
vastgesteld bestemmingsplan Nijmegen Dukenburg - 12 (Voormalige locatie Prins Mauritsschool)
77
13.1.4 Afwijken van de parkeerregels Het bevoegd gezag kan door middel van het verlenen van een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 13.1.1, 13.1.2 en 13.1.3. Het bevoegd gezag neemt hierbij, conform de beleidsregels Parkeren, in overweging of: a. het voldoen aan die bepalingen door bijzondere omstandigheden op overwegende bezwaren stuit; b. er op andere wijze in de benodigde parkeer-, stallings-, laad- of losruimte wordt voorzien; c. er een financiële voorwaarde dient te worden gesteld. 13.1.5 Specifieke gebruiksregels Ruimte(n) voor het parkeren of stallen van motorvoertuigen, bromfietsen en fietsen, voor zover de aanwezigheid van deze ruimten krachtens deze parkeerregels is geëist, dient te allen tijde voor dit doel beschikbaar te blijven. Ander gebruik wordt aangemerkt als strijdig gebruik.
13.2 Voorrangsregeling bestemmingen Bij toepassing van de bestemmingen uit Hoofdstuk 2 geldt, indien op deze gronden een (enkelvoudige) bestemming samenvalt met een dubbelbestemming, primair het bepaalde met betrekking tot de dubbelbestemming.
78
vastgesteld bestemmingsplan Nijmegen Dukenburg - 12 (Voormalige locatie Prins Mauritsschool)
Hoofdstuk 4 Overgangs- en slotregels Artikel 14
14.1
Overgangsrecht
Overgangsrecht bouwwerken
14.1.1 Algemeen Een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden krachtens een omgevingsvergunning voor het bouwen, en afwijkt van het plan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot, a. gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd; b. na het teniet gaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de omgevingsvergunning voor het bouwen wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk is teniet gegaan. 14.1.2 Afwijken bij omgevingsvergunning Het bevoegd gezag kan eenmalig in afwijking van het bepaalde in artikel 14.1.1 een omgevingsvergunning verlenen voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk als bedoeld in artikel 14.1.1 met maximaal 10%.
14.1.3 Uitzonderingen Artikel 14.1.1 is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd zonder vergunning en in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepaling van dat plan.
14.2
Overgangsrecht gebruik
14.2.1 Algemeen Het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet.
14.2.2 Strijdig gebruik a. Het is verboden het met het bestemmingsplan strijdige gebruik, bedoeld in artikel 14.2.1, te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind. b. Indien het gebruik, bedoeld in artikel 14.2.1, na het tijdstip van inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten.
vastgesteld bestemmingsplan Nijmegen Dukenburg - 12 (Voormalige locatie Prins Mauritsschool)
79
14.2.3 Uitzonderingen Artikel 14.2.1 is niet van toepassing op het gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan.
80
vastgesteld bestemmingsplan Nijmegen Dukenburg - 12 (Voormalige locatie Prins Mauritsschool)
Artikel 15
Slotregel
Deze regels worden aangehaald als: Regels van het bestemmingsplan 'Nijmegen Dukenburg - 12 (Voormalige locatie Prins Mauritsschool)'.
vastgesteld bestemmingsplan Nijmegen Dukenburg - 12 (Voormalige locatie Prins Mauritsschool)
81
Gemeente Nijmegen College van burgemeester en wethouders D.t.v. de heer J. Groeneweg ODRN Postbus 1603 6501 BP NIJMEGEN Datum: Betreft: Bijlage(n):
17 juli 2014 Bestemmingsplanwijziging Zwanenveld 7318 (Prins Mauritsschool) -
Briefnr:
VR/BRW/3061/14/SH
Sector Brandweer Prof. Bellefroidstraat 11 6525 AG Nijmegen Postbus 1120 6501 BC Nijmegen
Contactpersoon Sander van den Hoogen 088-4575214
[email protected]
Geacht college,
Op 17 juli 2014 hebben wij, door tussenkomst van de Omgevingsdienst regio Nijmegen (ODRN), uw verzoek om advies ontvangen over de bestemmingsplanwijziging ten behoeve van Zwanenveld 7318. Deze wijziging beoogt realisatie van zorgwoningen. Het plangebied is gelegen in het invloedsgebied van de spoorlijn Arnhem – Nijmegen – Den Bosch en het Maas-Waalkanaal. Om die reden moet het bestemmingsplan worden getoetst aan de grensen richtwaarden voor het plaatsgebonden risico en dient u het groepsrisico te verantwoorden. Gezien de afstand van het plangebied tot de spoorlijn geldt volgens uw gemeentelijke beleidsvisie externe veiligheid een verantwoordingsniveau 3. Voor dit verantwoordingsniveau hanteert uw visie een standaardtekst met betrekking tot rampenbestrijding en zelfredzaamheid. Wij verwijzen u naar die tekst. Wij vertrouwen er op u met deze brief voldoende te hebben geïnformeerd. Mocht u nog vragen hebben dan kunt u uiteraard contact opnemen met ondergetekende. Met vriendelijke groet,
A.G.H. van den Hoogen Specialist Risico’s en Veiligheid
rea.ni.
iu|.ooo6bt|0
p
lO
BRANDWEER I
Gelderland-Zuid
2 2 JUU IflM
j
eilieheidsreeio *^Gelderlancl-Zuid'^
Gemeente Nijmegen Afdeiing Stadsontwildceling t.a.v. Martijn-Floris Jansen Postbus 9105 6500 H G Nijmegen
Sector Brandweer Prof. Bellefroidstraat 11 6525 A G Nijmegen Postbus 1120 6501 B C Nijmegen
Datum: Betreft:
Contactpersoon Sander van den Hoogen 088-4575214
[email protected]
Bijlage(n):
17 juli 2014 Bestemmingsplanwijziging tbv Zwanenveld 7318 1
Briefnr:
VRGZ/2/1118314/MK/SvdH
Geachte heer Jansen, Bij deze het advies van Brandweer Nijmegen op een wijziging van het bestemmingsplan ten behoeve van Zwanenveld 7318 (Mauritsschool) waarmee bouw van een appartementencomplex voor zorgwoningen mogelijk wordt gemaakt. In onze beoordeling van het plan hebben wij gekeken naar ruimtelijke aspecten die van invloed kunnen zijn op de fysieke veiligheid en het optreden van de brandweer. Het resultaat hiervan is verwoord in de onderstaande paragraaf. Wij verzoeken u deze tekst onder de titel 'Fysieke veiiiglieid' aan het plan toe te voegen:
Fysieke veiiigheid Het aspect fysieke (brand)veiligtieid stelt voorwaarden aan de inrichting van de openbare ruimte, de situering van gebouwen ten opzichte van elkaar, de bluswatervoorziening en de bereikbaarheid. De van toepassing zijnde voorwaarden worden genoemd: Inrichting openbare ruimte: ontvluchting en zelfredzaamheid Hoe de openbare ruimte is ingericht, is van invloed op de mate waarin hulpdiensten de incidentlocatle kunnen bereiken en betrokkenen bij een incident in staat zijn een locatie te ontvluchten. In dit kader zijn de mogelijkheden voor ontvluchting en zelfredzaamheid binnen het plangebied getoetst. Hierbij gaat het er bijvoorbeeld om dat vluchtroutes in het gebouw/de gebouwen goed kunnen aansluiten op de omgeving. Aan de hand van het voorgelegde plan kunnen wat betreft de inrichting van de openbare ruimte geen beperkingen worden geconstateerd. Situering van gebouwen. In verband met brandveiligheid kan het Bouwbesluit voonA/aarden stellen aan de afstand tussen gebouwen onderling en de positionering ten opzichte van elkaar. Op basis van het huidige plan zien wij op voorhand geen bijzondere beperkingen. Eventuele nadere eisen kunnen in het kader van de omgevingsvergunning gesteld worden.
BRANDWEER Gelderland-Zuid
Veiligheidsregio Gelderland-Zuid
Bluswatervoorziening l-let Bouwbesluit 2012 stelt eisen aan de beschikbaarheid van bluswater. Afstand van de bluswatervoorziening(en) tot de brandweertoegang van gebouwen dient maximaal 40 meter te bedragen. De benodigde capaciteit van een dergelijke voorziening is voor het geplande complex is minimaal 30 m^ water per uur. De situatie qua bluswatervoorziening op deze locatie voldoet. Op basis van het huidige plan en de huidige schetsen zien wij geen beperkingen. Bereikbaarheid Wat bereikbaarheid betreft is het voor dit plangebied belangrijk dat de appartementen in het plangebied langs twee onafhankelijke routes door brandweervoertuigen zijn te bereiken. Daarbij zijn de dimensionering van de wegen en de bereikbaarheid van de hoofdtoegang van de gebouwen van belang. De afstand van de openbare weg/ontsiuitingsweg op particulier terrein tot de toegang van het pand mag volgens het Bouwbesluit 2012 niet meer dan 10 meter bedragen en er dient een opstelplaats voor het voertuig te zijn. Op basis van het huidige plan en de huidige schetsen zien wij geen beperkingen.
De conclusie luidt dat vanuit het oogpunt van fysieke veiligheid de brandweer geen beperkingen ziet ten aanzien van de voorliggende wijziging van het bestemmingsplan. De voorwaarden t.a.v. bereikbaarheid en bluswatervoorziening zijn opgenomen in het Bouwbesluit 2012 en de bijgevoegde nota 'Randvoonvaarden en Richtlijnen Brandweer Nijmegen m.b.t. bluswater en bereikbaarheid'.
Mpt//riendelijke groet,
Pagina 2 van 2
Randvoorwaarden en richtlijnen bluswatervoorziening en bereikbaarheid
1
Uitgangspunt
De brandweer gaat ervan uit dat in Nijmegen gebouwen worden gebouwd die voldoen aan de eisen zoals die zijn vastgelegd in het Bouwbesluit. De hieruit voortkomende randvoorwaarden en richtlijnen worden weergegeven. In alle gevallen geldt dat indien er bijzondere objecten in de omgeving zijn, aanvullende eisen kunnen worden gesteld.
2
Brandweervoorzieningen w o o n g e b i e d e n
2.1
Bereil
Benadering: met hulpverleningsvoertuig tot op 10 meter van de (brandweer)toegang. Adressering en huisnummering moeten met bovengenoemde toegang corresponderen. Wegbelasting: Tankautospuit: asbelasting 110 K N , totaalgewlcht 150 K N Redvoertuig: asbelasting 110 K N , totaalgewlcht 250 KN Doorgangshoogte: minimaal 4,2 meter. Rijbaanbreedte: tenminste 4,5 meter, waarvan 3,25 meter verhard. Buitenbochtstraal: minimaal 10 meter. Binnenbochtstraal: minimaal 5,5 meter (of de buitenbochtstraal minus 4,5 meter). Bij risico-objecten dient een benadering via twee ontsluitingswegen mogelijk te zijn. Bruggen, tunnels en overige kunstwerken dienen afzonderlijk beoordeeld te worden. Brandweeringang: indien een automatische doormelding van brand naar de alarmcentrale van de brandweer plaatsvindt, wordt in overleg met de brandweer tenminste een van de toegangen als door de brandweer te openen brandweeringang aangewezen. 2.2
Primaire bluswatervoorziening (onder- of bovengrondse brandkraan)
De onderlinge afstand tussen brandkranen bedraagt maximaal 80 meter. De primaire bluswatervoorziening mag maximaal 40 meter van de (brandweer-) toegang(en) van een object zijn verwijderd, gemeten over de weg. De primaire bluswatervoorziening dient tot een afstand van maximaal 15 meter door een blusvoertuig goed te kunnen worden benaderd via rijiopers die geschikt zijn voor een asbelasting van 110KN en een totaal gewicht van 150KN. De vrije opstelplaats voor het blusvoertuig moet een afmeting hebben van minimaal 1 0 x 5 meter. Als er sprake is van een droge blusleiding in een object, moet binnen een afstand van 35 meter van elke voedingsaansluiting een brandkraan aanwezig zijn. Het blusvoertuig moet elke voedingsaansluiting tot maximaal 15 meter kunnen benaderen. Rondom de brandkranen dient een obstakelvrije ruimte te zijn met een diameter van 1,8 meter. Brandkranen in trottoirs moeten ten minste 0,35 meter van de trottoirband liggen, indien langs-parkeren wordt toegepast. Bij gestoken parkeren moet die afstand 0,75 meter zijn. Primaire bluswatervoorzieningen die aan het oog onttrokken kunnen worden, zoals ondergrondse brandkranen, dienen gemarkeerd te worden door middel van een brandkranenbordje op minder dan 10 meter afstand van de waterwinplaats.
1
Capaciteit bij eengezinswoningen van minimaal 3 0 m % voor onbepaalde tijd, capaciteit bij alle objecten anders dan eengezinswoningen van minimaal 60m^/h voor onbepaalde tijd. 2.3
Secundaire bluswatervoorziening (open w a t e r , geboorde put etc.)
De secundaire bluswatervoorziening ligt op een afstand van maximaal 160 meter tot tiet object. De weg naar de opstelplaats van tiet blusvoertuig heeft een minimale doorrijhoogte van 4,2 meter, een minimale breedte van 4 meter, is geschilct voor een asbelasting van 110KN en een totaal gewicht van 150KN en is verhard. De opstelplaats voor het blusvoertuig is verhard en dient een minimale afmeting (Ixb) te hebben van 1 2 x 5 meter en geschikt te zijn voor een asbelasting van 110KN en een totaal gewicht van 150KN. De horizontale afstand tussen de opstelplaats van het blusvoertuig en de feitelijke waterwinplaats mag maximaal 5 meter bedragen. De verticale afstand tussen de waterspiegel ter plaatse en de bovenzijde van de verharding mag maximaal 2 meter bedragen. De diepte van het water ter plaatse dient te alien tijden minimaal 1 meter te zijn i.v.m. bevriezing. De capaciteit bedraagt minimaal 90m^/h voor tenminste 4 uur.
3
3.1
Brandweervoorzieningen bedrijventerreinen
Bereikbaarhieid
Idem als bij woonbebouwing met de toevoeging dat de bedrijventerreinen via 2 afzonderlijl<e wegen bereikbaar dienen te zijn. 3.2
Primaire bluswatervoorziening (onder- of bovengrondse brandkraan)
Idem als bij woonbebouwing, echter een minimale capaciteit van 60m^/h voor onbepaalde tijd. 3.3
Secundaire bluswatervoorziening (open w a t e r , geboorde put etc.)
Idem als bij woonbebouwing. 3.4
Tertiaire bluswatervoorziening (open water)
De tertiaire bluswatervoorziening ligt op een afstand van maximaal 1000 meter. De weg naar de opstelplaats van het blusvoertuig heeft een minimale doorrijhoogte van 4,2 meter, een minimale breedte van 4 meter, is geschikt voor een asbelasting van 110KN en een totaal gewicht van 150KN en is verhard. De opstelplaats voor het blusvoertuig is verhard en dient een minimale afmeting (Ixb) te hebben van 12 x 5 meter en geschikt te zijn voor een asbelasting van 110KN en een totaal gewicht van 150KN. De infrastructuur moet de benodigde ruimte en mogelijkheden geven voor het afzetten van de containerbak (minimaal 30 meter verharde weg van tenminste 4 meter breed en het deponeren van de dompelpomp in het water. De horizontale afstand tussen de opstelplaats van het blusvoertuig en de feitelijke waterwinplaats mag maximaal 50 meter bedragen.
2/4
De verticale afstand tussen de waterspiegel ter plaatse en de bovenzijde van de verliarding mag maximaal 2 meter bedragen. De diepte van het water ter plaatse dient te alien tijden minimaal 1 meter te zijn i.v.m. bevriezing. De capaciteit bedraagt minimaal 120m^/h voor onbepaalde tijd. Mits gesitueerd op een afstand van maximaal 160 meter en voldoende ruim bemeten (plaats en capaciteit) kan de tertiaire voorziening ook dienen als secundaire voorziening.
4 4.1
Brandweervoorzieningen centrumgebied Bereil
idem als bij woonbebouwing met de toevoeging dat afhankelijk van de daadwerkelijke inrichting (nader te bepalen) delen van het centrumgebied via 2 afzonderlijke wegen bereikbaar dienen te zijn. 4.2
Primaire bluswatervoorziening (onder- of bovengrondse brandkraan)
Idem als bij woonbebouwing, met de toevoeging dat in bepaalde gevaiien bovengrondse brandkranen vereist zijn. 4.3
Secundaire bluswatervoorziening (open w a t e r , geboorde put etc.)
Idem als bij woonbebouwing.
3/4
Verkennend bodemonderzoek (NEN 5740 en NEN 5707) Zwanenveld 73-18 in Nijmegen
ONDERDEEL VAN ORTAGEO GROEP Envita Almelo B.V. Einsteinstraat 12a ● 7601 PR ALMELO Tel. +31(0)546 – 53 20 74 ● Fax +31(0)546 – 53 16 59
[email protected] ● www.envita-almelo.nl IBAN NL89 ● Rabobank 36.88.80.141 K.v.K. nr. 08153381● BTW-nr. NL 8173.16.851.B.01
WWW.ORTAGEO.NL Envita Nijmegen B.V. Metaalweg 18 ● Postbus 1 ● 6550 ZG WEURT Tel. +31(0)24 – 397 57 62 ● Fax +31(0)24 – 397 72 95
[email protected] ● www.envita-nijmegen.nl IBAN NL83 ● Rabobank 13.24.71.655 K.v.K. nr. 09176767 ● BTW-nr. NL 8187.94.239.B.01
202949-10 Prins Mauritsschool Zwanenveld 73-18 Nijmegen 0 0 0 - lopend 31-1-2013 14-2-2013 Geen bijzonderheden bij dit project. VMBO-5740 OH-GEM ENN VPL-nummer: 189649 JSP RHA mevrouw A. van Eekeren BSc Mevrouw mevrouw ing. A. van Eekeren BSc 070957 Afdeling Milieu, Bureau Bodem en Water 024-3299637 Gemeente Nijmegen, Afdeling Milieu, Bureau Bodem en Water Postbus 9105 6500 HG NIJMEGEN
[email protected] http://www.nijmegen.nl NL Postbus 571 NIJMEGEN 6500 AN NL TOAN A. Astrid van ing. adviseur Bodem
[email protected] mevrouw van Eekeren BSc Envita Nijmegen B.V. mevrouw ir. J. Spekreijse de heer drs. R.J.A. Haenen verkennend bodemonderzoek NEN 5740, Zwanenveld 73-18 in Nijmegen 024-3292432 verkennend bodemonderzoek NEN 5740 J. Janneke Spekreijse mevrouw
[email protected] 06-14431125 adviseur ir. R.J.A. Rob Haenen heer
[email protected] 06-33580491 projectmanager drs. mevrouw ir. J. (Janneke) Spekreijse de heer drs. R.J.A. (Rob) Haenen
Verkennend bodemonderzoek (NEN 5740 en NEN 5707) Zwanenveld 73-18 in Nijmegen
Opdrachtgever:
Rapportnummer: Status rapport: Datum:
Envita Nijmegen B.V. Postbus 1 6550 ZG WEURT Tel: 024-3975762 Fax: 024-3977295 E-mail:
[email protected]
Gemeente Nijmegen, Afdeling Milieu, Bureau Bodem en Water Postbus 9105 6500 HG NIJMEGEN 202949-10/R01 Definitief 19 maart 2013
Ingenieursbureau voor ruimtelijke ontwikkeling, bodem, water & milieu
Verkennend bodemonderzoek Zwanenveld 73-18 in Nijmegen
Inhoudsopgave 1 Inleiding ........................................................................................................................................... 1 2 Kader van het onderzoek ............................................................................................................... 2 2.1 NEN-normen ............................................................................................................................. 2 2.2 Uitvoeringskader ....................................................................................................................... 2 2.3 Reikwijdte van het onderzoek ................................................................................................... 2 2.4 Toetsingskader ......................................................................................................................... 3 3 Vooronderzoek ................................................................................................................................ 5 3.1 Algemeen .................................................................................................................................. 5 3.2 Algemene gegevens ................................................................................................................. 5 3.3 Bodemgebruik ........................................................................................................................... 5 3.4 Reeds uitgevoerd bodemonderzoek ......................................................................................... 6 3.5 Bodemopbouw en geohydrologie ............................................................................................. 7 4 Hypothese en onderzoeksstrategie .............................................................................................. 8 4.1 Hypothese ................................................................................................................................. 8 4.2 Onderzoeksstrategie ................................................................................................................. 8 5 Veldwerkzaamheden....................................................................................................................... 9 5.1 Opzet......................................................................................................................................... 9 5.2 Resultaten ................................................................................................................................. 9 6 Laboratoriumonderzoek ............................................................................................................... 11 6.1 Analyseprogramma ................................................................................................................. 11 6.2 Analyseresultaten ................................................................................................................... 11 6.2.1 Grond ............................................................................................................................... 11 6.2.2 Grondwater ...................................................................................................................... 12 6.2.3 Asbest .............................................................................................................................. 12 6.2.4 Toetsing aan de gestelde hypothesen............................................................................. 12 6.2.5 Toetsing aan de noodzaak tot nader onderzoek ............................................................. 12 7 Samenvatting, conclusies en aanbevelingen ............................................................................ 13
Bijlagen: 1) Regionale ligging onderzoekslocatie en uittreksel kadastrale kaart 2) Tekening met situering boringen, proefgaten en peilbuis 3) Bodemprofielbeschrijvingen 4) Analysecertificaten 5) Overschrijdingstabellen 6) Gegevens vooronderzoek Verantwoording
rapportnummer 202949-10/R01 d.d. 19 maart 2013
Verkennend bodemonderzoek Zwanenveld 73-18 in Nijmegen
1
INLEIDING
In opdracht van Gemeente Nijmegen, Afdeling Milieu, Bureau Bodem en Water is door Envita Nijmegen B.V. een verkennend bodemonderzoek conform NEN 5740 en NEN 5707 uitgevoerd op een locatie gelegen aan Zwanenveld 73-18 in Nijmegen. Aanleiding voor het onderzoek is de door de gemeente Nijmegen voorgenomen aankoop van de locatie. Het doel van het onderzoek is om middels het bepalen van de actuele bodemkwaliteit vast te stellen of er als gevolg van een eventuele bodemverontreiniging consequenties zijn voor de voorgenomen aankoop. Voorliggend rapport beschrijft het kader van het onderzoek in hoofdstuk 2 en geeft de resultaten van het vooronderzoek weer in hoofdstuk 3. In hoofdstuk 4 zijn de hypothese en de onderzoekstrategie beschreven. De veldwerkzaamheden zijn in hoofdstuk 5 en het laboratoriumonderzoek is in hoofdstuk 6 beschreven. Het rapport wordt besloten met de aan het onderzoek te verbinden conclusies en aanbevelingen die in samenvatting zijn weergegeven (hoofdstuk 7).
rapportnummer 202949-10/R01 d.d. 19 maart 2013
1/14
Verkennend bodemonderzoek Zwanenveld 73-18 in Nijmegen
2
KADER VAN HET ONDERZOEK
In dit hoofdstuk wordt kort ingegaan op de verschillende kaders die van toepassing zijn op bodemonderzoek. Voor een nadere toelichting op de uitvoering van een verkennend bodemonderzoek en de onderliggende normen, protocollen en het toetsingskader wordt verwezen naar onze website www.envita-nijmegen.nl. 2.1
NEN-normen
Bij het bepalen van de onderzoeksstrategie en het vaststellen van het onderzoeksprogramma is uitgegaan van de volgende NEN-normen: “bodem- landbodem – strategie voor het uitvoeren van vooronderzoek bij verkennend en nader onderzoek” (Nederlandse Norm 5725: januari 2009); “bodem – landbodem – strategie voor het uitvoeren van verkennend bodemonderzoek – onderzoek naar de milieuhygiënische kwaliteit van bodem en grond” (Nederlandse norm 5740: januari 2009); "bodem- Inspectie, monsterneming en analyse van asbest in bodem en partijen grond" (Nederlandse Norm 5707: mei 2003); 2.2
Uitvoeringskader
Het bodemonderzoek is uitgevoerd conform de wettelijke KWALIBO-regeling (Kwaliteitsborging bij bodemintermediairs). Dit betekent dat het veldwerk is uitgevoerd onder erkenning op basis van BRL SIKB 2000 en de daarbij behorende protocollen 2001 (plaatsen handboringen en peilbuizen), 2002 (nemen van grondwatermonsters) en 2018 (locatie-inspectie en monsterneming van asbest in bodem). Waar tijdens het onderzoek is afgeweken van de normen en de protocollen, is dat vermeld in dit rapport. Het laboratoriumonderzoek is uitgevoerd door een laboratorium dat is geaccrediteerd op basis van de criteria in NEN-EN-ISO/IEC 17025:2000 en op basis van AS3000. Op de analysecertificaten is aangegeven welke laboratoriumverrichtingen onder de genoemde accreditaties zijn uitgevoerd. Na de laatste bijlage is de verantwoording van het uitgevoerde onderzoek opgenomen, waaronder verwijzingen naar informatiebronnen, literatuur, wet- en regelgeving en kwaliteitsborging. 2.3
Reikwijdte van het onderzoek
Het verkennend bodemonderzoek is alleen bedoeld om inzicht te krijgen in de actuele milieuhygiënische kwaliteit van grond en grondwater op de onderzoekslocatie ten behoeve van het beoogde doel. De uitvoering van de werkzaamheden door Envita vindt op zorgvuldige wijze plaats volgens de algemeen gebruikelijke inzichten en methoden bij onderzoek naar bodemverontreiniging. Het verkennend bodemonderzoek beoogt een waarheidsgetrouw beeld te geven van de bodemkwaliteit van de onderzoekslocatie op het moment van de monstername. Vanwege het steekproefsgewijze karakter van het onderzoek waarbij de monstername op (deels) willekeurig bepaalde locaties plaatsvindt, kan niet worden uitgesloten dat binnen de onderzoekslocatie lokaal een verontreiniging (puntbron) aanwezig is die niet wordt aangetroffen in dit onderzoek. Tevens wordt erop gewezen dat het uitgevoerde onderzoek een momentopname betreft. De onderzoeksresultaten worden minder representatief voor de actuele bodemkwaliteit naarmate meer activiteiten op de locatie plaatsvinden en de verstreken periode sinds de uitvoering van het onderzoek langer wordt. Indien grond van de locatie vrijkomt, moet er rekening mee worden gehouden dat deze niet zonder meer elders toepasbaar is. Op hergebruik van grond is het Besluit bodemkwaliteit van toepassing. De toepassing van grond elders moet worden gemeld via het “meldpunt bodemkwaliteit” van Agentschap
rapportnummer 202949-10/R01 d.d. 19 maart 2013
2/14
Verkennend bodemonderzoek Zwanenveld 73-18 in Nijmegen
NL. In bepaalde gemeenten kan daarnaast op grond van overgangsbeleid nog grond worden toegepast op basis van de Ministeriële vrijstellingsregeling grondverzet. Deze toepassingen moeten rechtstreeks aan de betreffende gemeente worden gemeld. Het onderzoek is, mits anders aangegeven, niet van toepassing op puin- of andere lagen waarin de fractie aan bodemvreemd materiaal groter is dan 50%. Deze lagen betreffen formeel geen bodem en hierop is de Wet bodembescherming niet van toepassing. 2.4
Toetsingskader
Om de mate waarin sprake is van bodemverontreiniging te kunnen beoordelen, worden de analyseresultaten van de grond- en grondwatermonsters getoetst aan het toetsingskader dat landelijk (generiek) is vastgesteld. Gemeenten kunnen daarnaast voor hun grondgebied gebiedsspecifiek beleid vaststellen. Generiek toetsingskader Voor de beoordeling van de analyseresultaten van de grond- en grondwatermonsters wordt gebruik gemaakt van de achtergrondwaarden grond zoals opgenomen in de Regeling bodemkwaliteit, de streefwaarden grondwater en interventiewaarden grond en grondwater zoals opgenomen in de Circulaire bodemsanering 2009. Bij concentraties aan verontreinigende stoffen tussen het niveau van de streef- of achtergrondwaarde en de interventiewaarde, geldt in het algemeen dat een nader onderzoek noodzakelijk is als de gemeten concentraties de halve som van streef- of achtergrondwaarde en interventiewaarde overschrijden ((S+I)/2). Deze waarde wordt ook wel aangeduid als tussenwaarde. In onderstaande tabel worden deze referentiewaarden en de daarbij gehanteerde terminologie toegelicht. Tabel 1: Toelichting op referentiewaarden Referentiewaarde
Afkorting
Betekenis
Terminologie bij overschrijding
achtergrondwaarde
Aw
generieke waarde voor schone grond (AW2000waarde)
> Aw: licht verhoogd / verontreinigd
tussenwaarde
T
toetsingswaarde voor nader onderzoek ((Aw + I) / 2)
> T: matig verhoogd / verontreinigd
interventiewaarde
I
waarde voor sanering(sonderzoek)
> I: sterk verhoogd / verontreinigd
grond
grondwater streefwaarde
S
generieke waarde voor een schoon grondwater
> S: licht verhoogd / verontreinigd
tussenwaarde
T
toetsingswaarde voor nader onderzoek ((S-waarde + I-waarde) / 2)
> T: matig verhoogd / verontreinigd
interventiewaarde
I
waarde voor sanering(sonderzoek)
> I: sterk verhoogd / verontreinigd
De referentiewaarden voor verontreinigende stoffen in grond zijn mede afhankelijk gesteld van de percentages aan lutum (fractie <2 m) en organische stof. Dit betekent dat bij elk bodemonderzoek locatiespecifieke referentiewaarden worden berekend. Sinds de inwerkingtreding van de Regeling bodemkwaliteit en Circulaire bodemsanering 2009 zijn op basis van voortschrijdend inzicht voor specifieke stoffen aanvullende toetsnormen opgesteld of toetsregels vastgesteld. Voor zover bij de uitvoering van voorliggend bodemonderzoek hiervan sprake is zal bij de interpretatie hier nader op worden ingegaan.
rapportnummer 202949-10/R01 d.d. 19 maart 2013
3/14
Verkennend bodemonderzoek Zwanenveld 73-18 in Nijmegen
Voor asbest is een interventiewaarde vastgesteld van 100 mg/kg d.s. De restconcentratienorm (hergebruikswaarde) is gelijk gesteld aan de interventiewaarde. Het gehalte aan asbest wordt bepaald aan de hand van onderstaande formule. Hierbij vindt voor gehalten in de grond van gaten of sleuven een correctie plaats naar de inhoud van de sleuf. gewogen gehalte asbest = gehalte serpentijnasbest + (10 * gehalte amfiboolasbest) Voor asbest geldt dat, ongeacht de hoeveelheid, er sprake is van een geval van ernstige bodemverontreiniging indien de interventiewaarde van 100 mg/kg d.s wordt overschreden. Gebiedsspecifiek toetsingskader Gemeenten hebben op basis van het Besluit bodemkwaliteit de keuze tussen het gebruiken van het generieke kader of het vaststellen van gebiedsspecifiek beleid voor hun grondgebied. Daarnaast kunnen gemeenten op grond van het overgangsrecht nog gebruik maken van de Ministeriële vrijstellingsregeling grondverzet. In dat kader hebben veel gemeenten een bodemkwaliteitskaart en een bodembeheerplan vastgesteld. Op basis van deze door gemeenten vastgestelde beleidsdocumenten kunnen lokale maximale waarden (LMW) zijn vastgesteld die hoger liggen dan de generieke achtergrondwaarden. Deze waarden gelden voor homogene deelgebieden die zijn ingedeeld naar ontstaansgeschiedenis en gebruik. De lokale maximale waarden kunnen, mits dit is vastgelegd in het gemeentelijk beleid, worden gebruikt in plaats van de generieke achtergrondwaarden bij de toetsing of sprake is van bodemverontreiniging in de zin van de Wet bodembescherming. De gemeente Nijmegen heeft lokale maximale waarden vastgesteld op basis van het Besluit bodemkwaliteit. Onderhavige onderzoekslocatie valt in deelgebied “1965-heden”. In de volgende tabel zijn voor een standaardbodem (10% humus en 25% lutum) de lokale maximale waarden voor dit deelgebied weergegeven. Net zoals de generieke toetsingswaarden, zijn de lokale maximale waarden afhankelijk van de percentages lutum en humus in de grond. In het geval dat in de grond verontreinigende stoffen worden aangetoond in gehalten boven de generieke achtergrondwaarde, vindt er tevens toetsing plaats aan de lokale maximale waarden. Tabel 2: Lokale maximale waarden voor een standaardbodem (10% humus en 25% lutum) voor deelgebied tot 1965 heden Lokale maximale waarde (gehalte in mg/kg d.s.) Parameter Traject 1 (0 – 0,5 m –mv) Traject 2 ( > 0,5 m –mv) barium cadmium koper kwik lood nikkel zink kobalt molybdeen PAK PCB DDT DDE DDD drins
380 1,20 54 0,30 100 70 212 30 3,0 3,0 0,040 0,20 0,13 0,040 0,030
rapportnummer 202949-10/R01 d.d. 19 maart 2013
380 1,20 54 0,30 100 70 200 30 3,0 3,0 0,040 0,20 0,13 0,040 0,030
4/14
Verkennend bodemonderzoek Zwanenveld 73-18 in Nijmegen
3
VOORONDERZOEK
Ten behoeve van de uitvoering van het verkennend bodemonderzoek is een "standaard" vooronderzoek uitgevoerd. Doel van het vooronderzoek is het achterhalen van (potentieel) bodemverontreinigende activiteiten die nu plaatsvinden of in het verleden hebben plaatsgevonden op of in de directe omgeving van de onderzoekslocatie. 3.1
Algemeen
In onderstaande tabel zijn de in het kader van het vooronderzoek geraadpleegde bronnen opgesomd. Tabel 3: Geraadpleegde bronnen nr.
Bron
Verwijzing
1
topografische kaart, schaal 1 : 12.500 (Kadaster)
-
2
schriftelijke informatie van opdrachtgever
-
3
internetbronnen: a
luchtfoto’s en straatoverzichten
maps.google.nl
b
historische topografische kaarten
http://145.11.60.41/imap/default.asp?app=oude
c
TNO-NITG (gegevens bodemopbouw en grondwater)
www.dinoloket.nl
d
website milieuarchief gemeente Nijmegen
http://www.nijmegen.nl/imap/milieu-atlas.html
e
wateratlas provincie Gelderland
www.gelderland.nl
4
bodemkwaliteitskaart gemeente Nijmegen
Gemeente Nijmegen, Nota Bodembeheer, augustus 2010
5
archief Envita Nijmegen
-
6
Voorgaand onderzoek: a
3.2
Rapport: “Verkennend bodemonderzoek op een terrein ste aan de Zwanenveld 73 straat te Nijmegen”
opgesteld door afdeling milieu van de gemeente Nijmegen, milieuatlasnummer 476, d.d. 3 oktober 1994
Algemene gegevens
De onderzoekslocatie ligt aan Zwanenveld 73-18 in Nijmegen. Gegevens over de locatie zijn weergegeven in de volgende tabel. Tabel 4: Locatiegegevens adres
Zwanenveld 73-18, Nijmegen
kadastrale aanduiding
gemeente Hatert, sectie N, nummer 1784
eigenaar / gebruiker
Stichting Conexus
oppervlakte
ca. 3.455 m
2
bebouwing
school en bijlokalen
terreinverharding uitpandig
grotendeels tegels, een groenstrook en een zandbak
3.3
Bodemgebruik
In de volgende tabel zijn de beschikbare gegevens over het historisch, huidig en toekomstig gebruik van de onderzoekslocatie en de directe omgeving ervan weergegeven.
rapportnummer 202949-10/R01 d.d. 19 maart 2013
5/14
Verkennend bodemonderzoek Zwanenveld 73-18 in Nijmegen
Tabel 5: Gegevens bodemgebruik Onderzoekslocatie Huidige situatie
bron
activiteiten / gebruik locatie
school met schoolplein, noodgebouw en fietsenstalling, enkele speeltoestellen, zandbak en een groenstrook
potentieel bodembedreigende activiteiten
zover bekend geen
Historische situatie
2 en 3a -
bron
activiteiten / gebruik locatie
tot 1976: agrarisch gebied. Op de luchtfoto's van 1949 en 1964 zijn verschillende indelingen van de percelen te zien. De grenzen tussen de percelen lopen over de onderzoekslocatie en zijn weergegeven op de tekening in bijlage 2. Het is onbekend of er sloten op de perceelsscheidingen aanwezig zijn geweest. vanaf 1976 : school met buitenterrein
potentieel bodembedreigende activiteiten/situaties
zover bekend geen
Toekomstige situatie
2 en 3b
-
bron
activiteiten / gebruik locatie
onbekend
potentieel bodembedreigende activiteiten
onbekend
Omgeving onderzoekslocatie Huidige situatie activiteiten / gebruik locatie
bron ten noorden en oosten: openbare weg (Zwanenveld);
3a
ten zuiden: parkeerplaats; ten westen: noodgebouw voor school en woningen; potentieel bodembedreigende activiteiten
zover bekend geen
Historische situatie
bron
activiteiten / gebruik locatie
agrarisch gebied
potentieel bodembedreigende activiteiten
zover bekend geen
3.4
-
3b -
Reeds uitgevoerd bodemonderzoek
Op de locatie Voor zover bekend is op de onderzoekslocatie niet eerder bodemonderzoek uitgevoerd. Directe omgeving In de directe omgeving van de onderzoekslocatie is het volgende (bodem-)onderzoek uitgevoerd: Rapport: “Verkennend bodemonderzoek op een terrein aan de Zwanenveld 73ste straat te Nijmegen” (ten westen van de onderzoekslocatie) Aanleiding van het onderzoek is de bouw van een noodschool. In een boring zijn in de bovengrond puinresten aangetroffen. In de boven- en ondergrond zijn voor de onderzochte parameters geen overschrijdingen aangetoond van de streefwaarde. Het grondwater is niet onderzocht.
rapportnummer 202949-10/R01 d.d. 19 maart 2013
6/14
Verkennend bodemonderzoek Zwanenveld 73-18 in Nijmegen
3.5
Bodemopbouw en geohydrologie
Uit de Grondwaterkaart van Nederland (TNO, Inventarisatierapport kaartbladen B40C0180 en B40C0229) kan de regionale geohydrologische bodemopbouw worden afgeleid. Deze opbouw is weergegeven in onderstaande tabel. Tabel 6: Schematisch overzicht bodemopbouw en geohydrologie Diepte (m-mv) Geohydrologische eenheid Geologische Formatie e 0 - 16 1 watervoerend pakket Formatie van Kreftenheye 16 - 21 waterscheidende laag Formatie van Waalre 21 - 56 e 2 watervoerend pakket 56 - 66 Formatie van Oosterhout/ Kiezelooliet Formatie
Lithologie grof zand en grind klei zand en grind zand
Uit het bodembeheerplan van de gemeente Nijmegen blijkt dat de onderzoekslocatie niet ligt in het intrekgebied van een grondwaterwinning c.q. een grondwaterbeschermingsgebied. Voor zover bekend wordt er in de directe omgeving van de locatie geen grondwater door bedrijven en/of particulieren onttrokken.
rapportnummer 202949-10/R01 d.d. 19 maart 2013
7/14
Verkennend bodemonderzoek Zwanenveld 73-18 in Nijmegen
4
4.1
HYPOTHESE EN ONDERZOEKSSTRATEGIE
Hypothese
Verkennend bodemonderzoek NEN 5740 Op basis van de resultaten van het vooronderzoek is de locatie als “onverdacht” aangemerkt ten aanzien van grond- en/of grondwaterverontreiniging; er worden geen gehalten verwacht boven de achtergrondwaarden (grond) of streefwaarden (grondwater). Verkennend onderzoek asbest NEN 5707 Op basis van de resultaten van het vooronderzoek is de locatie als “onverdacht” aangemerkt ten aanzien van grondverontreiniging met asbest. 4.2
Onderzoeksstrategie
Verkennend bodemonderzoek NEN 5740 Op basis van de hypothese wordt de locatie onderzocht conform de strategie voor een “onverdachte locatie” (ONV). Bij de uitvoering van het onderzoek wordt specifiek aandacht besteed aan de perceelsscheidingen in verband met de ligging van mogelijk gedempte sloten. Verkennend bodemonderzoek asbest NEN 5707 Op basis van de hypothese wordt de locatie onderzocht conform de strategie: “kleinschalig onverdachte locatie”.
rapportnummer 202949-10/R01 d.d. 19 maart 2013
8/14
Verkennend bodemonderzoek Zwanenveld 73-18 in Nijmegen
5
5.1
VELDWERKZAAMHEDEN
Opzet
Algemeen In onderstaande tabel zijn de uitvoeringsdata en de verantwoordelijke monsternemers aangegeven voor de verschillende uitvoeringsfasen van het veldonderzoek. De boorlocaties zijn weergegeven op de tekening in bijlage 2. Tabel 7: Uitvoeringsgegevens Datum
Werkzaamheden
Beoordelingsrichtlijn/ protocol
Erkende organisatie
Verantwoordelijk medewerker
20-2-2013 28-2-2013
Plaatsen van handboringen en peilbuizen, maken van boorbeschrijvingen, nemen van grondmonsters en inmeten
2000/2001
Envita Nijmegen B.V.
L.M. van der Meul H.H. Wolters
7-3-2013
Nemen van grondwatermonsters
2000/2002
Envita Nijmegen B.V.
H.H. Wolters
20-2-2013
Locatie-inspectie en monsterneming van asbest in bodem
2000/2018
Envita Nijmegen B.V.
L.M. van der Meul
In het veld is de vrijgekomen grond beoordeeld op de texturele samenstelling. Hierbij zijn eveneens de percentages lutum en organische stof geschat. Daarnaast is gelet op het voorkomen van puin, slakken, kolengruis en dergelijke en op kleurafwijkingen, die kunnen duiden op de aanwezigheid van bodemverontreiniging. De opgeboorde grond is, indien nodig, met behulp van de olie-water-reactie beoordeeld op de aanwezigheid van olie-achtige stoffen. Op 28 februari 2013 is geconstateerd dat de geplaatste peilbuis (nr. 7) niet meer aanwezig was. Daarom is op vrijwel dezelfde locatie een nieuwe peilbuis geplaatst welke hetzelfde nummer heeft gekregen (nr. 7). Tijdens de uitvoering van de veldwerkzaamheden is geen aanvullende informatie naar voren gekomen die tot een aanpassing van het veldwerkprogramma heeft geleid. In de volgende tabel is een overzicht van het uitgevoerde veldwerkprogramma weergegeven. Tabel 8: Overzicht boorprogramma Onderdeel Boringen i.c.m. proeftgat Peilbuis
Aantal
Diepte (m -mv)
Nummers
10
0,5 a 0,6
01, 02, 03, 05, 06, 08, 09, 10, 12, 13
2
2,0
04, 11
1
2,9 - 3,9
07
Afwijkingen ten opzichte van BRL SIKB 2000 De veldwerkzaamheden zijn conform BRL SIKB 2000 uitgevoerd, behalve de uitvoering van de maaiveldinspectie (NEN 5707). In verband met de verharding van meer dan 75% van het terrein, kon er geen maaiveldinspectie plaatsvinden. Deze afwijking is dermate gering dat desondanks een representatief beeld van de bodemkwaliteit is verkregen, mede omdat de locatie onverdacht is voor asbest. 5.2
Resultaten
In bijlage 3 zijn de uitgetekende bodemprofielen weergegeven.
rapportnummer 202949-10/R01 d.d. 19 maart 2013
9/14
Verkennend bodemonderzoek Zwanenveld 73-18 in Nijmegen
Bodemopbouw In onderstaande tabel is weergegeven hoe de bodem op de onderzoekslocatie tot de maximaal onderzochte diepte van 3,9 m –mv globaal is opgebouwd. Tabel 9: Gemiddelde bodemopbouw Diepte (m- mv)
Hoofdbestanddeel
Nadere omschrijving
0 – 0,2 a 1,4
zand
matig grof/matig fijn, zwak siltig, matig grindig, zwak humeus
0,2 a 1,4 - 2,0
zand
matig grof/matig fijn zwak siltig, zwak grindig, zwak humeus
2,0 - 3,9
zand
zeer grof, zwak siltig, sterk grindig
Visueel waargenomen bijzonderheden In de bovengrond van vier boringen verspreid over het terrein zijn sporen puin of sporen sintels waargenomen. In een boring (nr. 11), ter plaatse van de vermoedelijke voormalige perceelgrens/sloot uit 1949, zijn in het bodemtraject 0,2 tot 1,4 m -mv sporen glas waargenomen. Er is geen asbestverdacht materiaal in de opgeboorde/opgegraven aangetroffen. Grondwater Tijdens de bemonstering van het grondwater zijn visueel waarnemingen gedaan en metingen verricht. De resultaten daarvan zijn weergegeven in onderstaande tabel. De zuurgraad, het geleidingsvermogen zijn als normaal te beschouwen voor de onderzochte locatie. Tabel 10: Grondwaterstanden, zuurgraad en geleidingsvermogen Peilbuis
Filterstelling (m –mv)
Visuele waarnemingen
Grondwaterstand (m –mv)
Zuurgraad (pH)
Geleidingsvermogen (S/cm)
Troebelheid (NTU)
07
2,9 - 3,9
geen bijzonderheden
1,84
6,2
360
986
rapportnummer 202949-10/R01 d.d. 19 maart 2013
10/14
Verkennend bodemonderzoek Zwanenveld 73-18 in Nijmegen
6
LABORATORIUMONDERZOEK
6.1
Analyseprogramma
Verkennend bodemonderzoek (NEN 5740) Op basis van de visuele waarnemingen (textuur, kleur, bodemvreemd materiaal e.d.) en de ruimtelijke verdeling van de boringen, zijn mengmonsters samengesteld Tabel 11: Samenstelling (meng)monsters en analyseprogramma NEN 5740 Monstercode
Deelmonsters
Traject (m –mv)
Visuele waarnemingen / omschrijving
Analysepakket
grond 1
mm1
01-1 03-1 06-1 08-1
0,0 - 0,4 0,0 - 0,4 0,0 - 0,5 0,0 - 0,5
sporen puin, sporen sintels
standaardpakket grond
mm2
02-1 04-1 07-1 09-1 13-1
0,0 - 0,4 0,0 - 0,4 0,0 - 0,5 0,0 - 0,5 0,0 - 0,5
geen bijzonderheden
standaardpakket grond
mm3
11-2 11-3
0,3 - 0,8 0,9 - 1,4
sporen glas
standaardpakket grond
geen bijzonderheden
standaardpakket grondwater
grondwater 7-1-1
2,85 - 3,85
1
grond
metalen (Ba, Cd, Co, Cu, Hg, Pb, Mo, Ni, Zn), PCB, PAK, minerale olie, lutum, organische stof en droge stofgehalte
2
grondwater
metalen (Ba, Cd, Co, Cu, Hg, Pb, Mo, Ni, Zn), vluchtige aromatische koolwaterstoffen (BTEXN en styreen), vluchtige gehalogeneerde koolwaterstoffen en minerale olie (GC)
2
Verkennend onderzoek asbest (NEN 5707) In de volgende tabel is het analyseprogramma voor asbest weergegeven. Tabel 12: Samenstelling (meng)monsters en analyseprogramma NEN 5707/NEN 5897 Monstercode as-mm1
6.2
Proefgaten
Traject (m –mv)
1 t/m 6, 8, 9,10 en 12
0 - 0,5
Visuele waarnemingen / omschrijving
Analysepakket
sporen sintels, sporen puin
asbest in grond
Analyseresultaten
De analysecertificaten van de laboratoriumanalyses zijn opgenomen in bijlage 4. De toetsingstabellen zijn opgenomen in bijlage 5. De referentiewaarden (toetsingswaarden) zijn vastgesteld op basis van de analytisch vastgestelde percentages aan lutum en organische stof. 6.2.1 Grond De toetsingsresultaten van de grondanalyses zijn in onderstaande tabel samengevat weergegeven waarbij overschrijdingen van de (plaatselijke) achtergrondwaarden, tussenwaarden of interventiewaarden zijn weergegeven evenals de eventuele bodemvreemde bijmengingen in het monster.
rapportnummer 202949-10/R01 d.d. 19 maart 2013
11/14
Verkennend bodemonderzoek Zwanenveld 73-18 in Nijmegen
Tabel 13: Toetsing analyseresultaten grond(meng)monsters Monstercode
Samenst elling (meng-) monster
Traject (m -mv)
Visuele Waarnemingen
Analysepakket
Overschrijding van de Achtergrondwaarde
Tussenwaarde
Interventiewaarde
Lokale maximale waarde (LMW)
mm1
01-1 03-1 06-1 08-1
0,0 - 0,4 0,0 - 0,4 0,0 - 0,5 0,0 - 0,5
Sporen puin, sporen sintels
Standaardpakket grond
-
-
-
-
mm2
02-1 04-1 07-1 09-1 13-1
0,0 - 0,4 0,0 - 0,4 0,0 - 0,5 0,0 - 0,5 0,0 - 0,5
Geen bijzonderheden
Standaardpakket grond
-
-
-
-
mm3
11-2 11-3
0,3 - 0,8 0,9 - 1,4
Sporen glas
Standaardpakket grond
kwik, lood
-
-
-
Het aangetoonde gehalte aan kwik en lood is niet aangetoond in een gehalte boven de lokale maximale waarde waardoor de aangetoonde bodemkwaliteit als gebiedseigen beschouwd kan worden. 6.2.2 Grondwater De toetsing van de grondwateranalyses is in onderstaande tabel samengevat weergegeven. Tabel 14: Toetsing analyseresultaten grondwatermonsters Monstercode
Visuele Waarnemingen
Analysepakket
Overschrijding van de Streefwaarde
Tussenwaarde
Interventiewaarde
7-1-1
geen bijzonderheden
standaardpakket grondwater
barium
-
-
Aangezien er geen directe relatie is tussen de licht verhoogde concentratie aan barium en het gebruik van de locatie is de verhoogde concentratie waarschijnlijk van nature in het grondwater aanwezig. 6.2.3 Asbest In het mengmonster AS-mm1 is geen asbest aangetoond. 6.2.4 Toetsing aan de gestelde hypothesen Verkennend bodemonderzoek (NEN 5740) De hypothese “onverdachte locatie” blijkt niet correct te zijn en wordt verworpen doordat in de grond licht verhoogde gehalten aan kwik en lood is aangetoond en het grondwater barium is aangetoond in licht verhoogde concentraties. De gevolgde onderzoeksstrategie geeft echter een representatief inzicht in de bodemkwaliteit, mede omdat slechts lichte verhogingen werden verwacht en ook zijn aangetoond. Verkennend onderzoek asbest (NEN 5707) De hypothese “onverdachte locatie” blijkt een correcte hypothese te zijn geweest omdat er geen asbest in de bodem is aangetoond. 6.2.5 Toetsing aan de noodzaak tot nader onderzoek Er zijn in de grond en/of in het grondwater geen parameters aangetoond in gehalten / concentraties boven de tussenwaarden. Ook is er geen asbest aangetoond in de bodem. Dit houdt in dat er op basis van de Wet bodembescherming geen aanleiding is voor het uitvoeren van nader onderzoek en/of sanerende maatregelen.
rapportnummer 202949-10/R01 d.d. 19 maart 2013
12/14
Verkennend bodemonderzoek Zwanenveld 73-18 in Nijmegen
7
SAMENVATTING, CONCLUSIES EN AANBEVELINGEN
In opdracht van Gemeente Nijmegen, Afdeling Milieu, Bureau Bodem en Water is door Envita Nijmegen B.V. in februari en maart 2013 een verkennend bodemonderzoek (NEN 5740 en NEN 5707) uitgevoerd op Zwanenveld 73-18 in Nijmegen. Aanleiding en doel Aanleiding voor het onderzoek is de door de gemeente Nijmegen voorgenomen aankoop van de locatie. Het doel van het onderzoek is om middels het bepalen van de actuele bodemkwaliteit vast te stellen of er als gevolg van een eventuele bodemverontreiniging consequenties zijn voor de voorgenomen aankoop. Wettelijk kader Het onderzoek is uitgevoerd conform de vigerende wettelijke normen en protocollen en voldoet aan de Kwalibo-wetgeving. Er zijn de volgende niet kritieke afwijkingen: Vanwege de volledige verharding of bedekking van de onderzoekslocatie met tegels of gras, is in afwijking op protocol 2018, geen maaiveldinspectie uitgevoerd. Strategie Verkennend bodemonderzoek NEN 5740 Op basis van de hypothese wordt de locatie onderzocht conform de strategie voor een “onverdachte locatie” (ONV). Bij de uitvoering van het onderzoek wordt specifiek aandacht besteed aan de perceelsscheidingen in verband met de ligging van mogelijk gedempte sloten. Verkennend bodemonderzoek asbest NEN 5707 Op basis van de hypothese wordt de locatie onderzocht conform de strategie: “kleinschalig onverdachte locatie”. Resultaten In onderstaande tabel zijn de resultaten van het bodemonderzoek samengevat weergegeven. Tabel 15: Samenvatting resultaten bodemonderzoek (NEN 5740) Visuele waarnemingen
Overschrijding van de Achtergrondwaarde / Streefwaarde
Tussenwaarde
Interventiewaarde
Lokale maximale waarde (LMW)
grond Sporen puin, sporen sintels sporen glas
kwik, lood
geen bijzonderheden
-
-
-
-
-
-
-
-
-
-
-
-
grondwater (2,85 - 3,85 m -mv) geen bijzonderheden
barium
n.v.t.
- = geen parameters in gehalten boven de betreffende toetsingswaarden aangetoond
Conclusies Op basis van het uitgevoerde onderzoek blijkt dat: in de grond waarin sporen glas zijn waargenomen, licht verhoogde gehalten aan kwik en lood zijn aangetoond; in de visueel schone grond geen verontreinigende stoffen zijn aangetoond; het grondwater licht verontreinigd is met barium. asbest niet is aangetoond in de bodem.
rapportnummer 202949-10/R01 d.d. 19 maart 2013
13/14
Verkennend bodemonderzoek Zwanenveld 73-18 in Nijmegen
Er zijn geen stoffen in gehalten en/of concentraties boven de tussenwaarde aangetoond. Asbest is in het geheel niet aangetoond. Dit houdt in dat er conform de Wet bodembescherming geen aanleiding is voor het uitvoeren van nader onderzoek en/of sanerende maatregelen. Aanbevelingen In het kader van kostenefficiëntie adviseren wij om vrijkomende grond zoveel mogelijk binnen de onderzoekslocatie te hergebruiken. Indien grond van de locatie vrijkomt, moet er rekening mee worden gehouden dat deze niet zonder meer elders toepasbaar is. Op hergebruik van grond is het Besluit bodemkwaliteit van toepassing. De toepassing van grond elders moet worden gemeld via het “meldpunt bodemkwaliteit” van Agentschap NL. In bepaalde gemeenten kan daarnaast op grond van overgangsbeleid nog grond worden toegepast op basis van de Ministeriële vrijstellingsregeling grondverzet. Deze toepassingen moeten rechtstreeks aan de betreffende gemeente worden gemeld.
rapportnummer 202949-10/R01 d.d. 19 maart 2013
14/14
Verkennend bodemonderzoek Zwanenveld 73-18 in Nijmegen
BIJLAGE 1 Regionale ligging onderzoekslocatie Uittreksel kadastrale kaart
rapportnummer 202949-10
Omgevingskaart
Klantreferentie: 202949-10
0m
125 m
Deze kaart is noordgericht.
625 m
Schaal 1: 12500
Hier bevindt zich Kadastraal object HATERT N 1784 Zwanenveld 7318, 6538 TN NIJMEGEN © De auteursrechten en databankenrechten zijn voorbehouden aan de Topografische Dienst Kadaster.
Uittreksel Kadastrale Kaart
Uw referentie: 202949-10 3563
nveld Zwane
3564
3550 7524
3565
7401
3549 7517
3566
3548
3547
7501
3574
3545 3544
3575
3576
3578
3577
3543 3542
7343
3585
3541
7329
3586
3540
3587
7302
7300
3573
3572
3571
3579
3581
3584
3580
3582
veld
3583
3570
7402 7317
3569
3568
3567
Zwanen
7315
3546
7515
1139
6016
7327
3539
7502
3588
3538
7345
3537
2566 nveld Zwane
3536 Zwanen
3535
1141
3534
veld
3533
7355
7316 7318-7320
6002
4461 1784
7001
2870 7101
Zwanen
veld
veld Zwanen
Zwanenv
eld 7202-7250
Zwanen
7002-7092
1187
veld
7102-7172 2315
2516 2515 ld nv e an e Zw 0m
Deze kaart is noordgericht Perceelnummer 25 Huisnummer Vastgestelde kadastrale grens Voorlopige kadastrale grens Administratieve kadastrale grens Bebouwing Overige topografie Voor een eensluidend uittreksel, Apeldoorn, 18 februari 2013 De bewaarder van het kadaster en de openbare registers
12345
10 m
2311
2514 2309
2513 2512
50 m
Schaal 1:1000 Kadastrale gemeente Sectie Perceel
HATERT N 1784
Aan dit uittreksel kunnen geen betrouwbare maten worden ontleend. De Dienst voor het kadaster en de openbare registers behoudt zich de intellectuele eigendomsrechten voor, waaronder het auteursrecht en het databankenrecht.
Verkennend bodemonderzoek Zwanenveld 73-18 in Nijmegen
BIJLAGE 2 Tekening met situering boringen, proefgaten en peilbuis
rapportnummer 202949-10
7343
7329
Legenda
proefgat i.c.m. boring tot 2,0 m -mv
7302
peilbuis onderzoekslocatie
7345
kadastraal nummer (gemeente Hatert) Zwanen
veld
zandbak
7318
huisnummer
ONV
onverhard/groenstrook
12
tegels
10
waterloop
09
vml. sloot 1949 vml. sloot 1964
08
13 7316
veld Zwanen
11
7335
07 7318
school
02
7320
04
05
06
noodgebouw
01
03
stalling fietsen
rplaats parkee rplaats
parkee
5
15
25
veld
en Zwan
meters
0 Titel:
Projectnaam:
10
20
Project:
Bijlage:
Formaat:
2
A3
202949-10
Gecontroleerd : Getekend :
BBR
Opdrachtgever : O:\doc\opdracht\202949-10\Tekeningen\202949-10.dwg
X:
183452
Y:
425914
Schaal:
1:500
Datum:
ingenieursbureau voor bodem water en milieu Envita Nijmegen B.V. Metaalweg 18, 6551 AD WEURT
Gemeente Nijmegen, Afdeling Milieu, Bureau Bodem en Water
Verkennend bodemonderzoek Zwanenveld 73-18 in Nijmegen
BIJLAGE 3 Bodemprofielbeschrijvingen
rapportnummer 202949-10
Meetpunt: 01
Meetpunt: 02
Datum meting: 20-2-2013 Boormeester: L.M. van der Meul X: 183393,784 Y: 425879,116 Z: 0 Peilen in cm NAP, beschrijving in cm t.o.v. referentievlak
Datum meting: 20-2-2013 Boormeester: L.M. van der Meul X: 183413,196 Y: 425884,329 Z: 0 Peilen in cm NAP, beschrijving in cm t.o.v. referentievlak
0 4
0
tegel
0 4
0
Zand, matig grof, zwak siltig, matig grindig, sporen sintels, donkergeel
Zand, matig grof, zwak siltig, matig grindig, donkergeel
1
1 40
40
Zand, matig fijn, matig siltig, zwak humeus, zwak grindig, donkergrijs
2
-50
tegel
Zand, matig fijn, matig siltig, zwak humeus, matig grindig, donkergrijs
2
-50
60
60
Meetpunt: 03
Meetpunt: 04
Datum meting: 20-2-2013 Boormeester: L.M. van der Meul X: 183424,448 Y: 425877,949 Z: 0 Peilen in cm NAP, beschrijving in cm t.o.v. referentievlak
Datum meting: 20-2-2013 Boormeester: L.M. van der Meul X: 183438,655 Y: 425884,177 Z: 0 Peilen in cm NAP, beschrijving in cm t.o.v. referentievlak
0 4
0
tegel
0 4
0
Zand, matig grof, zwak siltig, matig grindig, sporen puin, donkergeel
Zand, matig grof, zwak siltig, matig grindig, donkergeel
1
1 40
40
Zand, matig fijn, matig siltig, zwak humeus, zwak grindig, donkergrijs
2
-50
tegel
Zand, matig fijn, matig siltig, zwak humeus, zwak grindig, donker bruingrijs
-50
60
2
-100 3
140
Zand, zeer grof, zwak siltig, sterk grindig, lichtgeel
-150
4
200
-200
Meetpunt: 05
Meetpunt: 06
Datum meting: 20-2-2013 Boormeester: L.M. van der Meul X: 183448,855 Y: 425885,432 Z: 0 Peilen in cm NAP, beschrijving in cm t.o.v. referentievlak
Datum meting: 20-2-2013 Boormeester: L.M. van der Meul X: 183471,414 Y: 425885,128 Z: 0 Peilen in cm NAP, beschrijving in cm t.o.v. referentievlak
0 4
0
tegel
0
0
Zand, matig fijn, zwak siltig, zwak humeus, zwak grindig, donkerbruin 1
1
50
-50
Projectlocatie:
Zwanenveld 73-18, Nijmegen
Opdrachtgever: Gemeente Nijmegen
50
-50
Projectcode: 202949-10 Bijlage: 1 Pagina: 3/3
gras Zand, matig grof, zwak siltig, zwak humeus, matig grindig, sporen puin, licht geelbruin
Meetpunt: 07
Meetpunt: 08
Datum meting: 20-2-2013 Boormeester: L.M. van der Meul X: 183417,835 Y: 425899,278 Z: 0 Peilen in cm NAP, beschrijving in cm t.o.v. referentievlak
Datum meting: 20-2-2013 Boormeester: L.M. van der Meul X: 183416,913 Y: 425910,901 Z: 0 Peilen in cm NAP, beschrijving in cm t.o.v. referentievlak
0
0
gras Zand, matig fijn, zwak siltig, zwak humeus, matig grindig, donkerbruin
0
0
1
1
-50
50
-50
2
-100
3
140
Zand, matig grof, zwak siltig, zwak grindig, grijsoranje
-150
4
200
-200
Zand, zeer grof, zwak siltig, sterk grindig, donkergeel
-250
-300
-350
400
-400
Projectlocatie:
Zwanenveld 73-18, Nijmegen
Opdrachtgever: Gemeente Nijmegen
Projectcode: 202949-10 Bijlage: 2 Pagina: 3/3
gras Zand, matig fijn, zwak siltig, zwak humeus, matig grindig, sporen puin, donker geelbruin
Meetpunt: 09
Meetpunt: 10
Datum meting: 20-2-2013 Boormeester: L.M. van der Meul X: 183442,296 Y: 425915,332 Z: 0 Peilen in cm NAP, beschrijving in cm t.o.v. referentievlak
Datum meting: 20-2-2013 Boormeester: L.M. van der Meul X: 183453,99 Y: 425919,582 Z: 0 Peilen in cm NAP, beschrijving in cm t.o.v. referentievlak
0
0
tuin Zand, matig fijn, zwak siltig, matig humeus, zwak grindig, donker geelbruin
0 4
0
tegel Zand, matig grof, zwak siltig, matig grindig, donkergeel
1
1
40 50
-50
2
-50
60
Zand, matig fijn, matig siltig, zwak humeus, zwak grindig, donker bruingrijs
Meetpunt: 11
Meetpunt: 12
Datum meting: 20-2-2013 Boormeester: L.M. van der Meul X: 183459,653 Y: 425908,34 Z: 0 Peilen in cm NAP, beschrijving in cm t.o.v. referentievlak
Datum meting: 20-2-2013 Boormeester: L.M. van der Meul X: 183474,838 Y: 425920,654 Z: 0 Peilen in cm NAP, beschrijving in cm t.o.v. referentievlak
0 4
0
tegel
0
0
Zand, matig grof, zwak siltig, matig grindig, donkergeel
1 20
Zand, matig fijn, matig siltig, zwak humeus, zwak grindig, sporen glas, donker bruingrijs -50
50
-50 2
-100 3
140
Zand, zeer grof, zwak siltig, sterk grindig, lichtgeel
-150
4
200
-200
Meetpunt: 13 Datum meting: 20-2-2013 Boormeester: L.M. van der Meul X: 183479,307 Y: 425904,124 Z: 0 Peilen in cm NAP, beschrijving in cm t.o.v. referentievlak
0
0
tuin Zand, matig fijn, zwak siltig, matig humeus, zwak grindig, donker geelbruin
1
50
-50
Projectlocatie:
Zwanenveld 73-18, Nijmegen
Opdrachtgever: Gemeente Nijmegen
Projectcode: 202949-10 Bijlage: 3 / 3 Pagina:
tuin Zand, matig fijn, zwak siltig, matig humeus, zwak grindig, donker geelbruin
Verkennend bodemonderzoek Zwanenveld 73-18 in Nijmegen
rapportnummer 202949-10
Verkennend bodemonderzoek Zwanenveld 73-18 in Nijmegen
BIJLAGE 4 Analysecertificaten
rapportnummer 202949-10
V050213_1
Analyse certificaat
Datum rapportage 01-03-2013
Monsternummer: 13-026081 Rapportnummer:
1302-2251_01
RPS analyse bv
Ordernummer RPS Ordernummer opdrachtgever Opdrachtgever
E
[email protected] W www.rps.nl
Datum order Datum analyse Monstergegevens afkomstig van Monsternummer opdrachtgever
1302-2251 2013022808 Envita Nijmegen B.V. Postbus 1 6550 ZG Weurt 21-02-2013 01-03-2013 Opdrachtgever 7413270
Barcode
R009020775
Hoogeveen
Zwanenveld 73-18, Nijmegen
Zeppelinstraat 9 Postbus 2030 7900 BA Hoogeveen
Datum monstername Adres monstername Monsternamepunt Opmerking Soort monster
Breda Minervum 7002 Postbus 3440 4800 DK Breda T 0880 - 235720 F 0880 - 235701
T 0528 - 229011 F 0528 - 229018
202949-10 as-mm1 Grond
De analyse is uitgevoerd door RPS analyse, vestiging:
Hoogeveen
Onderzoeksmethode: Conform NEN 5707, AS3000; pakket 3070/3270 en AP04-SG-XVIII Nat ingezet gewicht (kg)
#> 16 mm #8-16 mm #4-8 mm #2-4 mm #1-2 mm #0,5-1 mm #< 0,5 mm #Totaal
Gewicht
Gew mat
kg
gram
0,000 0,284 0,328 0,317 0,521 2,021 7,439 10,910
0,000 0,000 0,000 0,000 0,000 0,000 0,000 0,000
12,418 N
87,9
Chrysotiel
Amosiet
Crocidoliet
%
mg
mg
mg
mg
mg
mg
100,0 100,0 100,0 100,0 20,0 5,0 -
-
-
-
-
-
-
0 0 0 0 0 0 0 0
Totaal Chrysotiel
Totaal Amosiet
Totaal Crocidoliet
-
-
-
# Totaal asbest (mg/kg d.s.) # Ondergrens (mg/kg d.s.) # Bovengrens (mg/kg d.s.) Droge stof
Percentage grond onderzocht
% (m/m) *
Niet Hechtgebonden hechtgebonden
Totaal
Totaal Totaal niet hechtgebonden hechtgebonden Totaal asbest
-
-
Gewogen asbest (mg/kg d.s.)
<1,0 -
Aangetroffen materiaal: Geen
Angele de Leeuw Labcoördinator
Pagina 1 / 2 RPS analyse bv KvK 20059540 BTW NL0089.00.620.B.01 Nederland l Engeland l Ierland l Rusland l Verenigde Staten l Canada l Australië l Zuidoost-Azië l Brazilië l Midden-Oosten l Afrika
V050213_1
Analyse certificaat
Rapportnummer:
Datum rapportage 01-03-2013
1302-2251_01
Ordernummer RPS Ordernummer opdrachtgever Opdrachtgever
1302-2251 2013022808 Envita Nijmegen B.V. Postbus 1 6550 ZG Weurt
Datum order
21-02-2013
Toelichting * Droge stof is volgens eigen methode. - = Niet aantoonbaar < = Het totaal asbest (mg/kg d.s.) bevindt zich onder de bepalingsgrens N = Het aantal stukken asbesthoudend materiaal dat is geteld in het onderzochte deel van de desbetreffende fractie LB > 3 betekent meer dan 3 losse vezels en/of vezelbundels LB <= 3 betekent 1-3 losse vezels en/of vezelbundels Bij aantreffen van NIET-hechtgebonden asbesthoudende materialen dient, indien relevant voor het onderzoek, voor de fractie < 0,5 mm tevens analyse m.b.v. SEM/EDX uitgevoerd te worden. De resultaten hebben uitsluitend betrekking op het aangeboden monster. Opmerking: indien de monstername uitgevoerd is door derden is RPS analyse bv niet verantwoordelijk voor de representativiteit van de monstername. Boven- en ondergrenzen zijn bepaald m.b.v. het 95% betrouwbaarheidsinterval. Alleen aan het originele complete Analyse Certificaat kunnen rechten worden ontleend.
Pagina 2 / 2 RPS analyse bv KvK 20059540 BTW NL0089.00.620.B.01 Nederland l Engeland l Ierland l Rusland l Verenigde Staten l Canada l Australië l Zuidoost-Azië l Brazilië l Midden-Oosten l Afrika
Envita Nijmegen B.V. T.a.v. J. Spekreijse Postbus 1 6550 ZG NIJMEGEN
Analysecertificaat Datum: 04-03-2013
Hierbij ontvangt u de resultaten van het navolgende laboratoriumonderzoek. Certificaatnummer Uw projectnummer Uw projectnaam Uw ordernummer Monster(s) ontvangen
2013022801 202949-10 Zwanenveld 73-18, Nijmegen 25-02-2013
Dit certificaat mag uitsluitend in zijn geheel worden gereproduceerd. Aanvullende informatie behorend bij dit analysecertificaat kunt U vinden in het overzicht "Specificaties Analysemethoden". Extra exemplaren zijn verkrijgbaar bij de afdeling Verkoop en Advies. De grondmonsters worden tot 6 weken na datum ontvangst bewaard en watermonsters tot 2 weken na datum ontvangst. Zonder tegenbericht worden de monsters nadien afgevoerd. Indien de monsters langer bewaard dienen te blijven verzoeken wij U dit exemplaar uiterlijk 1 week voor afloop van de standaardbewaarperiode ondertekend aan ons te retourneren. Voor de kosten van het langer bewaren van monsters verwijzen wij naar de prijslijst.
Bewaren tot: Datum:
Naam:
Handtekening:
Wij vertrouwen erop uw opdracht hiermee naar verwachting te hebben uitgevoerd, mocht U naar aanleiding van dit analysecertificaat nog vragen hebben verzoeken wij U contact op te nemen met de afdeling Verkoop en Advies.
Met vriendelijke groet, Eurofins Analytico B.V.
Ing. A. Veldhuizen Technical Manager
Eurofins Analytico B.V. Gildeweg 44-46 3771 NB Barneveld P.O. Box 459 3770 AL Barneveld NL
Tel. +31 (0)34 242 63 00 BNP Paribas S.A. 227 9245 25 Fax +31 (0)34 242 63 99 VAT/BTW No. NL 8043.14.883.B01 E-mail
[email protected] KvK No. 09088623 Site www.eurofins.nl IBAN: NL71BNPA0227924525 BIC: BNPANL2A
Eurofins Analytico B.V. is erkend door het Vlaamse Gewest (OVAM en Dep. LNE), het Brusselse Gewest (BIM), het Waalse Gewest (DGRNE-OWD) en door de overheden van Frankrijk en Luxemburg (MEV).
Analysecertificaat Uw projectnummer Uw projectnaam Uw ordernummer Datum monstername Monsternemer Monstermatrix
202949-10 Zwanenveld 73-18, Nijmegen
Certificaatnummer/Versie Startdatum Rapportagedatum Bijlage Pagina
20-02-2013 L.M. van der Meul Grond; Grond (AS3000) Eenheid
Analyse
1
2
3
Uitgevoerd
Uitgevoerd
Uitgevoerd
2013022801/1 25-02-2013 04-03-2013/07:28 A,B,C 1/2
Voorbehandeling
Cryogeen malen AS3000 Q
Uitgevoerd
Verkleinen brekermolen (cryogeen) Bodemkundige analyses
S
Droge stof
% (m/m)
91.3
90.2
90.6
S
Organische stof
% (m/m) ds
1.0
1.4
1.6
Q
Gloeirest
% (m/m) ds
98.9
98.5
98.0
S
Korrelgrootte < 2 µm (Lutum)
% (m/m) ds
<2.0
<2.0
5.5
Metalen
S
Barium (Ba)
mg/kg ds
18
20
43
S
Cadmium (Cd)
mg/kg ds
0.25
<0.17
<0.17
S
Kobalt (Co)
mg/kg ds
<4.3
<4.3
5.4
S
Koper (Cu)
mg/kg ds
5.8
9.0
17
S
Kwik (Hg)
mg/kg ds
<0.050
0.059
0.15
S
Molybdeen (Mo)
mg/kg ds
<1.5
<1.5
<1.5
S
Nikkel (Ni)
mg/kg ds
6.7
5.5
7.1
S
Lood (Pb)
mg/kg ds
15
24
42
S
Zink (Zn)
mg/kg ds
24
39
44
Minerale olie (C10-C12)
mg/kg ds
<3.0
3.1
4.8
Minerale olie (C12-C16)
mg/kg ds
<5.0
<5.0
<5.0
Minerale olie (C16-C21)
mg/kg ds
<6.0
<6.0
<6.0
Minerale olie (C21-C30)
mg/kg ds
<12
<12
<12
Minerale olie (C30-C35)
mg/kg ds
<6.0
<6.0
<6.0
Minerale olie (C35-C40)
mg/kg ds
<6.0
<6.0
<6.0
Minerale olie totaal (C10-C40)
mg/kg ds
<38
<38
<38
Minerale olie
S
Polychloorbifenylen, PCB
S
PCB 28
mg/kg ds
<0.0010
<0.0010
<0.0010
S
PCB 52
mg/kg ds
<0.0010
<0.0010
<0.0010
S
PCB 101
mg/kg ds
<0.0010
<0.0010
<0.0010 Analytico-nr.
Nr. Monsteromschrijving
1
mm1
2
mm2
3
mm3
7413252 7413253 7413254
Q: door RvA geaccrediteerde verrichting A: AP04 erkende verrichting S: AS 3000 erkende verrichting Eurofins Analytico B.V.
Gildeweg 44-46 3771 NB Barneveld P.O. Box 459 3770 AL Barneveld NL
Dit certificaat mag uitsluitend in zijn geheel worden gereproduceerd. Tel. +31 (0)34 242 63 00 Fax +31 (0)34 242 63 99 E-mail
[email protected] Site www.eurofins.nl
BNP Paribas S.A. 227 9245 25 VAT/BTW No. NL 8043.14.883.B01 KvK No. 09088623 IBAN: NL71BNPA0227924525 BIC: BNPANL2A
Eurofins Analytico B.V. is erkend door het Vlaamse Gewest (OVAM en Dep. LNE), het Brusselse Gewest (BIM), het Waalse Gewest (DGRNE-OWD) en door de overheden van Frankrijk en Luxemburg (MEV).
TESTEN RvA L010
Analysecertificaat Uw projectnummer Uw projectnaam Uw ordernummer Datum monstername Monsternemer Monstermatrix
202949-10 Zwanenveld 73-18, Nijmegen
Certificaatnummer/Versie Startdatum Rapportagedatum Bijlage Pagina
20-02-2013 L.M. van der Meul Grond; Grond (AS3000)
Analyse
Eenheid
1
2
3
S
PCB 118
mg/kg ds
<0.0010
<0.0010
<0.0010
S S
PCB 138
mg/kg ds
<0.0010
<0.0010
<0.0010
PCB 153
mg/kg ds
<0.0010
<0.0010
<0.0010
S
PCB 180
mg/kg ds
<0.0010
S
PCB (som 7) (factor 0,7)
mg/kg ds
0.0049
<0.0010 1)
0.0049
2013022801/1 25-02-2013 04-03-2013/07:28 A,B,C 2/2
<0.0010 1)
0.0049
1)
Polycyclische Aromatische Koolwaterstoffen, PAK
S
Naftaleen
mg/kg ds
<0.050
<0.050
<0.050
S
Fenanthreen
mg/kg ds
0.076
<0.050
<0.050
S
Anthraceen
mg/kg ds
<0.050
<0.050
<0.050
S
Fluorantheen
mg/kg ds
0.075
0.054
0.076
S
Benzo(a)anthraceen
mg/kg ds
<0.050
<0.050
0.053
S
Chryseen
mg/kg ds
0.058
<0.050
0.086
S
Benzo(k)fluorantheen
mg/kg ds
<0.050
<0.050
<0.050
S
Benzo(a)pyreen
mg/kg ds
<0.050
<0.050
<0.050
S
Benzo(ghi)peryleen
mg/kg ds
<0.050
<0.050
0.051
S
Indeno(123-cd)pyreen
mg/kg ds
<0.050
<0.050
0.060
S
PAK VROM (10) (factor 0,7)
mg/kg ds
0.45
0.37
0.50
Analytico-nr.
Nr. Monsteromschrijving
1
mm1
2
mm2
3
mm3
7413252 7413253 7413254
Q: door RvA geaccrediteerde verrichting A: AP04 erkende verrichting S: AS 3000 erkende verrichting Eurofins Analytico B.V.
Gildeweg 44-46 3771 NB Barneveld P.O. Box 459 3770 AL Barneveld NL
Dit certificaat mag uitsluitend in zijn geheel worden gereproduceerd. Tel. +31 (0)34 242 63 00 Fax +31 (0)34 242 63 99 E-mail
[email protected] Site www.eurofins.nl
BNP Paribas S.A. 227 9245 25 VAT/BTW No. NL 8043.14.883.B01 KvK No. 09088623 IBAN: NL71BNPA0227924525 BIC: BNPANL2A
Eurofins Analytico B.V. is erkend door het Vlaamse Gewest (OVAM en Dep. LNE), het Brusselse Gewest (BIM), het Waalse Gewest (DGRNE-OWD) en door de overheden van Frankrijk en Luxemburg (MEV).
Akkoord Pr.coörd.
JV TESTEN RvA L010
Bijlage (A) met deelmonsterinformatie behorende bij analysecertificaat 2013022801/1 Pagina 1/1 Analytico-nr. Boornr
Omschrijving
Van
Tot
Barcode
7413252
06
1
0
50
0530617073
7413252
01
1
4
40
0530617095
7413252
03
1
4
40
0530617101
7413252
08
1
0
50
0530618336
7413253
02
1
4
40
0530617069
7413253
04
1
4
40
0530617060
7413253
07
1
0
50
0530617072
7413253
09
1
0
50
0530617090
7413253
13
1
0
50
0530617158
7413254
11
2
30
80
0530617154
7413254
11
3
90
140
0530617156
Monsteromschrijving
mm1
mm2
mm3
Eurofins Analytico B.V.
Gildeweg 44-46 3771 NB Barneveld P.O. Box 459 3770 AL Barneveld NL
Tel. +31 (0)34 242 63 00 Fax +31 (0)34 242 63 99 E-mail
[email protected] Site www.eurofins.nl
BNP Paribas S.A. 227 9245 25 VAT/BTW No. NL 8043.14.883.B01 KvK No. 09088623 IBAN: NL71BNPA0227924525 BIC: BNPANL2A
Eurofins Analytico B.V. is erkend door het Vlaamse Gewest (OVAM en Dep. LNE), het Brusselse Gewest (BIM), het Waalse Gewest (DGRNE-OWD) en door de overheden van Frankrijk en Luxemburg (MEV).
Bijlage (B) met opmerkingen behorende bij analysecertificaat 2013022801/1 Pagina 1/1 Opmerking 1)
De toetswaarde van de som is gelijk aan de sommatie van 0,7*RG
Eurofins Analytico B.V.
Gildeweg 44-46 3771 NB Barneveld P.O. Box 459 3770 AL Barneveld NL
Tel. +31 (0)34 242 63 00 Fax +31 (0)34 242 63 99 E-mail
[email protected] Site www.eurofins.nl
BNP Paribas S.A. 227 9245 25 VAT/BTW No. NL 8043.14.883.B01 KvK No. 09088623 IBAN: NL71BNPA0227924525 BIC: BNPANL2A
Eurofins Analytico B.V. is erkend door het Vlaamse Gewest (OVAM en Dep. LNE), het Brusselse Gewest (BIM), het Waalse Gewest (DGRNE-OWD) en door de overheden van Frankrijk en Luxemburg (MEV).
.
Bijlage (C) met methodeverwijzingen behorende bij analysecertificaat 2013022801/1
Pagina 1/1
Analyse
Methode
Techniek
Referentiemethode
Vermaling (cryogeen, <=1
W0106
Crushen
Cf. NVN 7313
Cryogeen malen AS3000
W0106
Voorbehandeling
Cf. AS3000
Droge Stof
W0104
Gravimetrie
Cf. pb 3010-2 en Gw. NEN-ISO 11465
Organische stof/Gloeirest
W0109
Gravimetrie
Cf. pb 3010-3 en cf. NEN 5754
Korrelgrootte < 2 µm (Lutum)
W0173
Sedimentatie
Cf. pb 3010-4 en cf. NEN 5753
Barium (Ba)
W0423
ICP-MS
Cf. pb 3010-5 en cf. NEN-EN-ISO 17294-2
Cadmium (Cd)
W0423
ICP-MS
Cf. pb 3010-5 en cf. NEN-EN-ISO 17294-2
Kobalt (Co)
W0423
ICP-MS
Cf. pb 3010-5 en cf. NEN-EN-ISO 17294-2
Koper (Cu)
W0423
ICP-MS
Cf. pb 3010-5 en cf. NEN-EN-ISO 17294-2
Kwik (Hg)
W0423
ICP-MS
Cf. pb 3010-5 en cf. NEN-EN-ISO 17294-2
Molybdeen (Mo)
W0423
ICP-MS
Cf. pb 3010-5 en cf. NEN-EN-ISO 17294-2
Nikkel (Ni)
W0423
ICP-MS
Cf. pb 3010-5 en cf. NEN-EN-ISO 17294-2
Lood (Pb)
W0423
ICP-MS
Cf. pb 3010-5 en cf. NEN-EN-ISO 17294-2
Zink (Zn)
W0423
ICP-MS
Cf. pb 3010-5 en cf. NEN-EN-ISO 17294-2
Minerale Olie (GC)
W0202
GC-FID
Cf. pb 3010-7 en cf. NEN 6978
Polychloorbifenylen (PCB)
W0271
GC-MS
Cf. pb 3010-8 en gw. NEN 6980
PAK som AS3000/AP04
W0271
GC-MS
Cf. pb. 3010-6 en gw. NEN-ISO 18287
PAK (VROM)
W0271
GC-MS
Cf. pb. 3010-6 en gw. NEN-ISO 18287
kg,verkleinen brekermolen)
Nadere informatie over de toegepaste onderzoeksmethoden alsmede een classificatie van de meetonzekerheid staan vermeld in ons overzicht "Specificaties analysemethoden", versie 2011.
Eurofins Analytico B.V.
Gildeweg 44-46 3771 NB Barneveld P.O. Box 459 3770 AL Barneveld NL
Tel. +31 (0)34 242 63 00 Fax +31 (0)34 242 63 99 E-mail
[email protected] Site www.eurofins.nl
BNP Paribas S.A. 227 9245 25 VAT/BTW No. NL 8043.14.883.B01 KvK No. 09088623 IBAN: NL71BNPA0227924525 BIC: BNPANL2A
Eurofins Analytico B.V. is erkend door het Vlaamse Gewest (OVAM en Dep. LNE), het Brusselse Gewest (BIM), het Waalse Gewest (DGRNE-OWD) en door de overheden van Frankrijk en Luxemburg (MEV).
Envita Nijmegen B.V. T.a.v. J. Spekreijse Postbus 1 6550 ZG NIJMEGEN
Analysecertificaat Datum: 08-03-2013
Hierbij ontvangt u de resultaten van het navolgende laboratoriumonderzoek. Certificaatnummer Uw projectnummer Uw projectnaam Uw ordernummer Monster(s) ontvangen
2013028118 202949-10 Zwanenveld 73-18, Nijmegen 07-03-2013
Dit certificaat mag uitsluitend in zijn geheel worden gereproduceerd. Aanvullende informatie behorend bij dit analysecertificaat kunt U vinden in het overzicht "Specificaties Analysemethoden". Extra exemplaren zijn verkrijgbaar bij de afdeling Verkoop en Advies. De grondmonsters worden tot 6 weken na datum ontvangst bewaard en watermonsters tot 2 weken na datum ontvangst. Zonder tegenbericht worden de monsters nadien afgevoerd. Indien de monsters langer bewaard dienen te blijven verzoeken wij U dit exemplaar uiterlijk 1 week voor afloop van de standaardbewaarperiode ondertekend aan ons te retourneren. Voor de kosten van het langer bewaren van monsters verwijzen wij naar de prijslijst.
Bewaren tot: Datum:
Naam:
Handtekening:
Wij vertrouwen erop uw opdracht hiermee naar verwachting te hebben uitgevoerd, mocht U naar aanleiding van dit analysecertificaat nog vragen hebben verzoeken wij U contact op te nemen met de afdeling Verkoop en Advies.
Met vriendelijke groet, Eurofins Analytico B.V.
Ing. A. Veldhuizen Technical Manager
Eurofins Analytico B.V. Gildeweg 44-46 3771 NB Barneveld P.O. Box 459 3770 AL Barneveld NL
Tel. +31 (0)34 242 63 00 BNP Paribas S.A. 227 9245 25 Fax +31 (0)34 242 63 99 VAT/BTW No. NL 8043.14.883.B01 E-mail
[email protected] KvK No. 09088623 Site www.eurofins.nl IBAN: NL71BNPA0227924525 BIC: BNPANL2A
Eurofins Analytico B.V. is erkend door het Vlaamse Gewest (OVAM en Dep. LNE), het Brusselse Gewest (BIM), het Waalse Gewest (DGRNE-OWD) en door de overheden van Frankrijk en Luxemburg (MEV).
Analysecertificaat Uw projectnummer Uw projectnaam Uw ordernummer Datum monstername Monsternemer Monstermatrix
202949-10 Zwanenveld 73-18, Nijmegen
Certificaatnummer/Versie Startdatum Rapportagedatum Bijlage Pagina
07-03-2013 H.H. Wolters Water; Water (AS3000) Eenheid
Analyse
2013028118/1 07-03-2013 08-03-2013/08:45 A,B,C 1/2
1
Metalen
S
Barium (Ba)
µg/L
88
S
Cadmium (Cd)
µg/L
<0.80
S
Kobalt (Co)
µg/L
<5.0
S
Koper (Cu)
µg/L
<15
S
Kwik (Hg)
µg/L
<0.050
S
Molybdeen (Mo)
µg/L
<3.6
S
Nikkel (Ni)
µg/L
<15
S
Lood (Pb)
µg/L
<15
S
Zink (Zn)
µg/L
<60
Vluchtige Aromatische Koolwaterstoffen
S
Benzeen
µg/L
<0.20
S
Tolueen
µg/L
<0.30
S
Ethylbenzeen
µg/L
<0.30
S
o-Xyleen
µg/L
<0.10
S
m,p-Xyleen
µg/L
<0.20
S
Xylenen (som) factor 0,7
µg/L
0.21
BTEX (som)
µg/L
<1.1
S
Naftaleen
µg/L
<0.050
S
Styreen
µg/L
<0.30
1)
Vluchtige organische halogeenkoolwaterstoffen
S
Dichloormethaan
µg/L
<0.20
S
Trichloormethaan
µg/L
<0.60
S
Tetrachloormethaan
µg/L
<0.10
S
Trichlooretheen
µg/L
<0.60
S
Tetrachlooretheen
µg/L
<0.10
S
1,1-Dichloorethaan
µg/L
<0.60
S
1,2-Dichloorethaan
µg/L
<0.60
S
1,1,1-Trichloorethaan
µg/L
<0.10
S
1,1,2-Trichloorethaan
µg/L
<0.10
S
cis 1,2-Dichlooretheen
µg/L
<0.10 Analytico-nr.
Nr. Monsteromschrijving
1
7432954
07-1-1
Q: door RvA geaccrediteerde verrichting A: AP04 erkende verrichting S: AS 3000 erkende verrichting Eurofins Analytico B.V.
Gildeweg 44-46 3771 NB Barneveld P.O. Box 459 3770 AL Barneveld NL
Dit certificaat mag uitsluitend in zijn geheel worden gereproduceerd. Tel. +31 (0)34 242 63 00 Fax +31 (0)34 242 63 99 E-mail
[email protected] Site www.eurofins.nl
BNP Paribas S.A. 227 9245 25 VAT/BTW No. NL 8043.14.883.B01 KvK No. 09088623 IBAN: NL71BNPA0227924525 BIC: BNPANL2A
Eurofins Analytico B.V. is erkend door het Vlaamse Gewest (OVAM en Dep. LNE), het Brusselse Gewest (BIM), het Waalse Gewest (DGRNE-OWD) en door de overheden van Frankrijk en Luxemburg (MEV).
TESTEN RvA L010
Analysecertificaat Uw projectnummer Uw projectnaam Uw ordernummer Datum monstername Monsternemer Monstermatrix
202949-10 Zwanenveld 73-18, Nijmegen 07-03-2013 H.H. Wolters Water; Water (AS3000) Eenheid
Analyse
S
Certificaatnummer/Versie Startdatum Rapportagedatum Bijlage Pagina
2013028118/1 07-03-2013 08-03-2013/08:45 A,B,C 2/2
1
trans 1,2-Dichlooretheen
µg/L
<0.10
CKW (som)
µg/L
<3.2
S
Tribroommethaan
µg/L
<2.0
S
Vinylchloride
µg/L
<0.10
S
1,1-Dichlooretheen
µg/L
<0.10
S
1,2-Dichloorethenen (Som) factor 0,7
µg/L
0.14
S
1,1-Dichloorpropaan
µg/L
<0.25
S
1,2-Dichloorpropaan
µg/L
<0.25
S
1,3-Dichloorpropaan
µg/L
<0.25
S
Dichloorpropanen som factor 0.7
µg/L
0.52
Minerale olie (C10-C12)
µg/L
<8.0
Minerale olie (C12-C16)
µg/L
<15
Minerale olie (C16-C21)
µg/L
<16
Minerale olie (C21-C30)
µg/L
<31
Minerale olie (C30-C35)
µg/L
<15
Minerale olie (C35-C40)
µg/L
<15
Minerale olie totaal (C10-C40)
µg/L
<100
1)
Minerale olie
S
Analytico-nr.
Nr. Monsteromschrijving
1
7432954
07-1-1
Q: door RvA geaccrediteerde verrichting A: AP04 erkende verrichting S: AS 3000 erkende verrichting Eurofins Analytico B.V.
Gildeweg 44-46 3771 NB Barneveld P.O. Box 459 3770 AL Barneveld NL
Dit certificaat mag uitsluitend in zijn geheel worden gereproduceerd. Tel. +31 (0)34 242 63 00 Fax +31 (0)34 242 63 99 E-mail
[email protected] Site www.eurofins.nl
BNP Paribas S.A. 227 9245 25 VAT/BTW No. NL 8043.14.883.B01 KvK No. 09088623 IBAN: NL71BNPA0227924525 BIC: BNPANL2A
Eurofins Analytico B.V. is erkend door het Vlaamse Gewest (OVAM en Dep. LNE), het Brusselse Gewest (BIM), het Waalse Gewest (DGRNE-OWD) en door de overheden van Frankrijk en Luxemburg (MEV).
Akkoord Pr.coörd.
VA TESTEN RvA L010
Bijlage (A) met deelmonsterinformatie behorende bij analysecertificaat 2013028118/1 Pagina 1/1 Analytico-nr. Boornr
Omschrijving
Van
Tot
Barcode
7432954
07
1
310
410
0691379943
7432954
07
3
310
410
0800230853
7432954
07
2
310
410
0691379936
Monsteromschrijving
07-1-1
Eurofins Analytico B.V.
Gildeweg 44-46 3771 NB Barneveld P.O. Box 459 3770 AL Barneveld NL
Tel. +31 (0)34 242 63 00 Fax +31 (0)34 242 63 99 E-mail
[email protected] Site www.eurofins.nl
BNP Paribas S.A. 227 9245 25 VAT/BTW No. NL 8043.14.883.B01 KvK No. 09088623 IBAN: NL71BNPA0227924525 BIC: BNPANL2A
Eurofins Analytico B.V. is erkend door het Vlaamse Gewest (OVAM en Dep. LNE), het Brusselse Gewest (BIM), het Waalse Gewest (DGRNE-OWD) en door de overheden van Frankrijk en Luxemburg (MEV).
Bijlage (B) met opmerkingen behorende bij analysecertificaat 2013028118/1 Pagina 1/1 Opmerking 1)
De toetswaarde van de som is gelijk aan de sommatie van 0,7*RG
Eurofins Analytico B.V.
Gildeweg 44-46 3771 NB Barneveld P.O. Box 459 3770 AL Barneveld NL
Tel. +31 (0)34 242 63 00 Fax +31 (0)34 242 63 99 E-mail
[email protected] Site www.eurofins.nl
BNP Paribas S.A. 227 9245 25 VAT/BTW No. NL 8043.14.883.B01 KvK No. 09088623 IBAN: NL71BNPA0227924525 BIC: BNPANL2A
Eurofins Analytico B.V. is erkend door het Vlaamse Gewest (OVAM en Dep. LNE), het Brusselse Gewest (BIM), het Waalse Gewest (DGRNE-OWD) en door de overheden van Frankrijk en Luxemburg (MEV).
.
Bijlage (C) met methodeverwijzingen behorende bij analysecertificaat 2013028118/1
Pagina 1/1
Analyse
Methode
Techniek
Referentiemethode
Aromaten (BTEXN)
W0254
HS-GC-MS
Cf. pb 3130-1
Barium (Ba)
W0421
ICP-MS
Cf. pb 3110-3 en cf. NEN-EN-ISO 17294-2
Cadmium (Cd)
W0421
ICP-MS
Cf. pb 3110-3 en cf. NEN-EN-ISO 17294-2
Kobalt (Co)
W0421
ICP-MS
Cf. pb 3110-3 en cf. NEN-EN-ISO 17294-2
Koper (Cu)
W0421
ICP-MS
Cf. pb 3110-3 en cf. NEN-EN-ISO 17294-2
Kwik (Hg)
W0421
ICP-MS
Cf. pb 3110-3 en cf. NEN-EN-ISO 17294-2
Molybdeen (Mo)
W0421
ICP-MS
Cf. pb 3110-3 en cf. NEN-EN-ISO 17294-2
Nikkel (Ni)
W0421
ICP-MS
Cf. pb 3110-3 en cf. NEN-EN-ISO 17294-2
Lood (Pb)
W0421
ICP-MS
Cf. pb 3110-3 en cf. NEN-EN-ISO 17294-2
Zink (Zn)
W0421
ICP-MS
Cf. pb 3110-3 en cf. NEN-EN-ISO 17294-2
Xylenen som AS3000
W0254
HS-GC-MS
Cf. pb 3130-1
Styreen
W0254
HS-GC-MS
Cf. pb 3130-1
VOCL (11)
W0254
HS-GC-MS
Cf. pb 3130-1
tribroommethaan
W0254
HS-GC-MS
Cf. pb 3130-1
CKW : Vinylchloride
W0254
HS-GC-MS
Cf. pb 3130-1
CKW : 1,1-Dichlooretheen
W0254
HS-GC-MS
Cf. pb 3130-1
DiClEtheen som AS3000
W0254
HS-GC-MS
Cf. pb 3130-1
1,1-dichloorpropaan
W0254
HS-GC-MS
Cf. pb 3130-1
1,2-Dichloorpropaan
W0254
HS-GC-MS
Cf. pb 3130-1
1,3-dichloorpropaan
W0254
HS-GC-MS
Cf. pb 3130-1
DiChlprop. som AS300
W0254
HS-GC-MS
Cf. pb 3130-2 en gw. NEN EN ISO 15680
Minerale Olie (GC)
W0215
LVI-GC-FID
Cf. pb 3110-5
HS
Nadere informatie over de toegepaste onderzoeksmethoden alsmede een classificatie van de meetonzekerheid staan vermeld in ons overzicht "Specificaties analysemethoden", versie 2011.
Eurofins Analytico B.V.
Gildeweg 44-46 3771 NB Barneveld P.O. Box 459 3770 AL Barneveld NL
Tel. +31 (0)34 242 63 00 Fax +31 (0)34 242 63 99 E-mail
[email protected] Site www.eurofins.nl
BNP Paribas S.A. 227 9245 25 VAT/BTW No. NL 8043.14.883.B01 KvK No. 09088623 IBAN: NL71BNPA0227924525 BIC: BNPANL2A
Eurofins Analytico B.V. is erkend door het Vlaamse Gewest (OVAM en Dep. LNE), het Brusselse Gewest (BIM), het Waalse Gewest (DGRNE-OWD) en door de overheden van Frankrijk en Luxemburg (MEV).
Verkennend bodemonderzoek Zwanenveld 73-18 in Nijmegen
BIJLAGE 5 Overschrijdingstabellen
rapportnummer 202949-10
Tabel 1: Aangetroffen gehaltes (mg/kg d.s.) in grond met beoordeling conform de Wet Bodembescherming Monsternummer
mm1
mm2
mm3
Boring
01,03,06,08
02,04,07,09,13
11
Traject (m-mv)
0,0 - 0,5
0,0 - 0,5
0,3 - 1,4
Humus / Lutum (% op ds)
1/2
1.4 / 2
1.6 / 5.5
kobalt
< 4,3
< 4,3
5,4
nikkel
6,7
5,5
7,1
zink
24
39
44
koper
5,8
9,0
17
molybdeen
< 1,5
< 1,5
< 1,5
cadmium
0,25
< 0,17
< 0,17
barium
18
--
20
--
43
--
lood
15
24
42
*
kwik
< 0,05
0,059
0,15
*
PAK
0,45
0,37
0,5
PCB
0,0049
0,0049
0,0049
minerale olie < 38
1
1.4
1.6
Lutum (% op ds)
2
2
5.5
Analysemonsters
mm1
mm2
mm3
AW
T
I
AW
T
I
AW
T
I
kobalt
4,3
29
54
4,3
29
54
5,9
40
75
nikkel
12
23
34
12
23
34
16
30
44
zink
59
181
303
59
181
303
70
213
357
koper
19
56
92
19
56
92
22
62
103 190
molybdeen
1,5
96
190
1,5
96
190
1,5
96
cadmium
0,35
4,0
7,5
0,35
4,0
7,5
0,37
4,2
8,0
barium
49
143
237
49
143
237
71
206
341
lood
32
184
337
32
184
337
34
196
359
kwik
0,10
13
25
0,10
13
25
0,11
13
27
PAK
1,5
21
40
1,5
21
40
1,5
21
40
PCB
0,0040 0,10
0,20
0,0040 0,10
0,20
0,0040 0,10
0,20
minerale olie
38
1000
38
1000
38
1000
519
Monsternummer
07-1-1
Datum
7-3-2013
Filternummer
1
Traject (m-mv)
2,9 - 3,9
kobalt
< 5,0
nikkel
< 15
projectnummer: 202949-10
519
519
Tabel 1: Aangetroffen gehaltes (mg/kg d.s.) in grond met beoordeling conform de Wet Bodembescherming zink
< 60
koper
< 15
molybdeen
< 3,6
cadmium
< 0,8
barium
88
*
lood
< 15
kwik
< 0,05
xylenen (som)
0,21
ethylbenzeen
< 0,3
tolueen
< 0,3
benzeen
< 0,2
styreen
< 0,3
naftaleen
< 0,05
DCE (som)
0,14
dichloormethaan
< 0,2
chloroform
< 0,6
bromoform
< 2,0
TETRA
< 0,1
1,1-dichloorethaan
< 0,6
1,2-dichloorethaan
< 0,6
1,1,1-trichloorethaan
< 0,1
1,1,2-trichloorethaan
< 0,1
TRI
< 0,6
PER
< 0,1
1,1-dichlooretheen
< 0,1
vinylchloride
< 0,1
dichloorpropaan (som)
0,52
minerale olie < 100
T
I
kobalt
20
60
100
nikkel
15
45
75
zink
65
433
800
koper
15
45
75
molybdeen
5,0
153
300
cadmium
0,40
3,2
6,0
barium
50
338
625
lood
15
45
75
kwik
0,050
0,18
0,30
xylenen (som)
0,20
35
70
ethylbenzeen
4,0
77
150
tolueen
7,0
504
1000
benzeen
0,20
15
30
styreen
6,0
153
300
naftaleen
0,010
35
70
projectnummer: 202949-10
Tabel 1: Aangetroffen gehaltes (mg/kg d.s.) in grond met beoordeling conform de Wet Bodembescherming DCE (som)
0,010
10,0
20
dichloormethaan
0,010
500
1000
chloroform
6,0
203
400
bromoform
630
TETRA
0,010
5,0
10,0
1,1-dichloorethaan
7,0
454
900
1,2-dichloorethaan
7,0
204
400
1,1,1-trichloorethaan
0,010
150
300
1,1,2-trichloorethaan
0,010
65
130
TRI
24
262
500
PER
0,010
20
40
1,1-dichlooretheen
0,010
5,0
10,0
vinylchloride
0,010
2,5
5,0
dichloorpropaan (som)
0,80
40
80
minerale olie
50
325
600
Tabel 4: Aangetroffen gehaltes in grond met beoordeling conform extra normen Monsternummer
mm1
mm2
mm3
Boring
01,03,06,08
02,04,07,09,13
11
Bodemtype
ZS1G2
ZS1G2
ZS2H1G1
Zintuiglijk
SI6
Van (cm-mv)
0
0
30
Tot (cm-mv)
50
50
140
Humus (% op ds)
1
1.4
1.6
Lutum (% op ds)
2
2
5.5
GS6
metalen kobalt
mg/kg ds
< 4,3
D<= LMW
< 4,3
D<= LMW
5,4
<= LMW
nikkel
mg/kg ds
6,7
<= LMW
5,5
<= LMW
7,1
<= LMW
zink
mg/kg ds
24
<= LMW
39
<= LMW
44
<= LMW
koper
mg/kg ds
5,8
<= LMW
9,0
<= LMW
17
<= LMW
molybdeen
mg/kg ds
< 1,5
D<= LMW
< 1,5
D<= LMW
< 1,5
D<= LMW
cadmium
mg/kg ds
0,25
<= LMW
< 0,17
D<= LMW
< 0,17
D<= LMW
barium
mg/kg ds
18
<= LMW
20
<= LMW
43
<= LMW
lood
mg/kg ds
15
<= LMW
24
<= LMW
42
<= LMW
kwik
mg/kg ds
< 0,05
D<= LMW
0,059
<= LMW
0,15
<= LMW
mg/kg ds
0,45
<= LMW
0,37
<= LMW
0,5
<= LMW
mg/kg ds
0,0049
<= LMW
0,0049
<= LMW
0,0049
<= LMW
mg/kg ds
< 38
D<= LMW
< 38
D<= LMW
< 38
D<= LMW
PAK PAK gechloreerde koolwaterstoffen PCB overige (organische) verbindingen minerale olie
Toelichting bij de tabel: Alleen componenten waarvoor een extra norm is opgegeven, worden weergegeven. Toetsing: <= LMW D<= LMW
= kleiner of gelijk aan (lokale) maximale waarde = detectielimiet kleiner of gelijk aan (lokale) maximale waarde
projectnummer: 202949-10
Zintuiglijke waarnemingen: PU= puin, BA= baksteen, GR= grind, GS= glas, HO= hout, RO= roest, Si= sintels, SL= slakken, VE= veen, WO= wortels Gradatie: 1=zwak, 2=matig, 3=sterk, 4=uiterst, 5=volledig, 6=sporen, 7=resten, 8=brokken, 9=laagjes Tabel 5: Eigen normen (eventueel voor humus gecorrigeerd) humus (% op ds)
1
1.4
1.6
lutum (% op ds)
2
2
5.5
Limiet1
Limiet1
Limiet1
metalen kobalt
mg/kg ds
8,5
8,5
12
nikkel
mg/kg ds
24
24
31
zink
mg/kg ds
89
89
99
koper
mg/kg ds
26
26
29
molybdeen
mg/kg ds
3,0
3,0
3,0
cadmium
mg/kg ds
0,70
0,70
0,73
barium
mg/kg ds
98
98
141
lood
mg/kg ds
64
64
68
kwik
mg/kg ds
0,21
0,21
0,22
mg/kg ds
3,0
3,0
3,0
mg/kg ds
0,0080
0,0080
0,0080
mg/kg ds
38
38
38
PAK PAK gechloreerde koolwaterstoffen PCB overige (organische) verbindingen minerale olie
Toelichting bij de tabel: In bovenstaande tabel worden de extra normen (bgw of eigen) weergegeven. Afhankelijk van de instellingen in TerraIndex zijn deze normen wel of niet gecorrigeerd voor humus/lutum en zijn ze vermenigvuldigd met een opgegeven toetsfactor.
projectnummer: 202949-10
Verkennend bodemonderzoek Zwanenveld 73-18 in Nijmegen
BIJLAGE 6 Gegevens vooronderzoek
rapportnummer 202949-10
Zwanenveld 7318
1910
1949
1964
1974
1977
2007
Verkennend bodemonderzoek Zwanenveld 73-18 in Nijmegen
VERANTWOORDING
rapportnummer 202949-10
Overzicht normen, certificaten en erkenningen Onderdeel
Referentie
Bron
NEN 5717
Bodem - Waterbodem - Het uitvoeren van vooronderzoek bij verkennend, oriënterend en nader onderzoek (Nederlandse norm 5717, november 2009)
NEN 5725
Bodem - Landbodem - “Het uitvoeren van vooronderzoek bij verkennend en nader onderzoek” (Nederlandse norm 5725, januari 2009)
NEN 5720
Bodem – Waterbodem - Strategie voor het uitvoeren van verkennend onderzoek – Onderzoek naar de milieuhygiënische kwaliteit van waterbodem en baggerspecie. (Nederlandse norm 5720, november 2009)
NEN 5740
Bodem – Landbodem - Strategie voor het uitvoeren van verkennend bodemonderzoek – Onderzoek naar de milieuhygiënische kwaliteit van bodem en grond (Nederlandse norm 5740, januari 2009)
NEN 5707
Bodem - Inspectie, monsterneming en analyse van asbest in bodem (Nederlandse norm 5707, mei 2003 en C1: augustus 2006)
NEN 5897
Monsterneming en analyse van asbest in onbewerkt bouw- en sloopafval en recyclinggranulaat (Nederlandse norm 5897, december 2005)
Keurmerk
Vooronderzoek Norm
Bodemonderzoek Norm
Analyses Laboratorium
AS3000
ACMAA Hengelo B.V. (chemische parameters) ACMAA Almelo B.V. (asbest) Eurofins Analytico B.V. RPS Analyse B.V.
AP04
Eurofins Analytico B.V. ACMAA Hengelo B.V.
Kwaliteitsborging Kwaliteitszorg algemeen
NEN-EN-ISO 9001 :2008+ C1:2009 nl
Veiligheids-certificaat aannemers
VGM Checklist aannnemers, 2008/5.1 Veiligheidsbeheersysteem VCA**
Kwalibo algemeen
BRL SIKB
Kwalibo staat voor kwaliteitsborging in het bodembeheer en is verankerd binnen het Besluit bodemkwaliteit
BRL SIKB/protocol*
BRL SIKB 1000
Monsterneming voor partijkeuringen
protocol 1001
Monsterneming voor partijkeuringen grond en baggerspecie
BRL SIKB 2000
Veldwerk milieuhygiënisch bodem- en waterbodemonderzoek
VKB protocol 2001
Plaatsen van handboringen en peilbuizen, maken van boorbeschrijvingen, nemen van grondmonsters en waterpassen
VKB protocol 2002
Het nemen van grondwatermonsters
VKB protocol 2003
Veldwerk bij milieuhygiënisch waterbodemonderzoek
VKB protocol 2018
Locatie-inspectie en monsterneming van asbest in bodem
BRL SIKB 6000
Milieukundige begeleiding van (water-) bodemsaneringen en nazorg
VKB protocol 6001
Milieukundige begeleiding landbodemsanering met conventionele methoden
VKB protocol 6002
Milieukundige begeleiding van landbodemsanering met in-situ methoden
VKB protocol 6004
Milieukundige begeleiding van nazorg
*
Kwaliteitsmanagementsystemen – Eisen (Nederlandse norm, september 2009)
niet elke vestiging beschikt over de erkenning voor alle vermelde protocollen.
RvA
De Ortageo Groep bestaat uit:
www.ortageo.nl
Notitie Contactpersoon Bas Bakker Datum 10 juni 2013 Kenmerk N017-1205912BKR-mfv-V01-NL
Toetsing beschermde natuurwaarden project Zwanenveld Mauritsschool 1 Inleiding 1.1
Aanleiding en doel
Bij alle ruimtelijke ingrepen en plannen dient onderbouwd te worden of het voornemen ‘redelijkerwijs uitvoerbaar’ is. Een inschatting van eventuele belemmeringen op het gebied van natuurbescherming is hier onderdeel van. Reeds tijdens de planvorming dient daarom inzichtelijk te worden gemaakt of er mogelijk sprake is van effecten waarvoor een mitigatie- en/of ontheffingsplicht geldt en of voldoende ecologisch mitigerende en/of compenserende maatregelen getroffen kunnen worden. In opdracht van de gemeente Nijmegen heeft Tauw onderzoek gedaan naar de consequenties van natuurwetgeving voor de sloop van de Mauritsschool en het naastgelegen tijdelijke gebouw. In deze notitie wordt antwoord gegeven op de volgende vragen: • Welke natuurwetgeving is van belang • In hoeverre is de beoogde ontwikkeling (mogelijk) strijdig met deze wetgeving • •
Welke consequenties zijn daar aan verbonden Wat betekent dit voor de verdere planvorming en uitvoering?
De beoogde planlocatie is gelegen in Nijmegen aan de straat Zwanenveld. De ontwikkeling bestaat uit de sloop van de Maurits basisschool en het tijdelijke schoolgebouw aan de zuidzijde hiervan. De naastgelegen kinderopvang in de peuterspeelzaal ‘de kleppereend’ blijft intact. De omringende ruimte wordt opnieuw ingericht en mogelijk worden er enkele bestaande bomen gerooid. Het plangebied ligt op ongeveer 3 kilometer afstand van de Ecologische hoofdstructuur en op ongeveer 10 kilometer afstand ligt het Natura 2000-gebied ‘Gelderse poort’. Gezien de geringe omvang van de ingreep en de afstand tot beschermde natuurgebieden worden effecten op Natura 2000-gebieden en Ecologische Hoofdstructuur niet verwacht. Deze toetsing richt zich daardoor alleen op het beschermingsregime voortkomend uit de Flora- en faunawet.
Toetsing beschermde natuurwaarden project Zwanenveld Mauritsschool
1\8
Kenmerk N017-1205912BKR-mfv-V01-NL
1.2
Flora- en faunawet
De bescherming van inheemse dier- en plantensoorten is vastgelegd in de Flora- en faunawet. De wet maakt onderscheid in drie categorieën beschermde soorten namelijk: • •
Tabel 1-soorten: De meest algemene, niet bedreigde soorten. Voor deze soorten geldt een vrijstellingsregeling bij ruimtelijke ontwikkelingen, bestendig gebruik of beheer en onderhoud Tabel 2-soorten: Beschermde soorten. Hiervoor geldt een vrijstelling bij bestendig gebruik of
•
beheer en onderhoud wanneer wordt gehandeld volgens een geaccordeerde en door de initiatiefnemer onderschreven gedragscode Tabel 3-soorten: Strikt beschermde soorten bestaande uit de Habitatrichtlijnsoorten en een selectie van bedreigde soorten
Naast de bescherming van soorten uit tabel 1, 2 en 3 kent de wet een zorgplicht. Deze zorgplicht geldt altijd en voor alle planten en dieren, of ze beschermd zijn of niet, ook als er ontheffing of vrijstelling is verleend. Rode lijst De Rode lijsten hebben geen wettelijke status. Soorten die op de Rode lijst zijn geplaatst, zijn alleen beschermd als ze ook in de Flora- en faunawet als beschermde soort zijn opgenomen.
1.3
Methode
De mogelijke aanwezigheid van beschermde planten- en/of diersoorten is in eerste instantie bepaald aan de hand van de volgende gegevens. • Een oriënterend veldbezoek op 4 maart 2013 • Regionale en landelijke verspreidingsatlassen en –data Het oriënterende veldbezoek betreft geen volledige inventarisatie, maar is erop gericht te controleren in hoeverre soorten daadwerkelijk in het plangebied kunnen voorkomen of in hoeverre de locatie voldoet aan de eisen die deze soorten aan hun leefomgeving stellen. Op basis van het oriënterend veldbezoek, habitateisen van soorten en deskundigenoordeel is een selectie gemaakt van de soorten die daadwerkelijk in of nabij de planlocatie verwacht worden en/of aantoonbaar aanwezig zijn op basis van inventarisaties. De beoogde ingreep is vervolgens getoetst op deze selectie van soorten.
1.4
Huidige situatie
Het plangebied betreft de basisschool Sint Maurits, en een naastgelegen tijdelijk gebouw. Het hoofdgebouw van de school heeft een plat dak en er is een spouwmuur met ventilatiesleuven in de gevel aanwezig. De tijdelijke bebouwing bestaat uit een metalen constructie zonder spouwmuren.
2\8
Toetsing beschermde natuurwaarden project Zwanenveld Mauritsschool
Kenmerk N017-1205912BKR-mfv-V01-NL
Het schoolterrein bestaat hoofdzakelijk uit tegelverharding met een groot speelterrein. Verder is er nog een basketbalveld aan de zuidwest zijde en is er een stalling voor fietsen aanwezig. Een klein deel (westelijk) bestaat uit een grasveldje met struiken als bordervegetatie. De omheining van het terrein bestaat uit hekwerk en/of struiken. Daarnaast staan nog enkele relatief jonge bomen (Veldesdoorns) op het terrein. Zuidelijk van het schoolgebouw ligt een parkeerplaats met straatverlichting. Directe omgeving De basisschool is gelegen in een woonwijk, hierin liggen enkele waterpartijen en parken. In de omliggende straten is veel verharding aanwezig met bomenrijen bestaande uit jonge bomen. In alle naastgelegen straten is verlichting aanwezig. De onderstaande figuur geeft een indicatie van het plangebied.
Figuur 1 Indicatie plangebied
2 Toetsing 2.1
Effectbeoordeling beschermde soorten
Op basis van verschillende literatuurbronnen is nader bekeken welke door de Flora- en faunawet beschermde soorten (tabel 2 of 3) in of in de omgeving van het plangebied voorkomen. Op basis van habitateisen, het oriënterend veldbezoek en deskundigenoordeel is een selectie gemaakt van de soorten die daadwerkelijk in of nabij de planlocatie verwacht worden. Flora Op basis van de stedelijke biotoop kan de aanwezigheid van een zeer groot aantal beschermde plantensoorten worden uitgesloten. Tijdens het oriënterend veldbezoek zijn verder geen geschikte groeiplaatsen voor beschermde soorten aangetroffen. Mede door het intensieve gebruik- en onderhoudswerkzaamheden worden beschermde plantensoorten niet verwacht en zijn effecten uit te sluiten.
Toetsing beschermde natuurwaarden project Zwanenveld Mauritsschool
3\8
Kenmerk N017-1205912BKR-mfv-V01-NL
Zoogdieren De aanwezigheid van tabel 2 of 3-zoogdieren in binenstedelijk gebied is uitsluitend beperkt tot de Steenmarter en de Eekhoorn (tabel 2). De Eekhoorn maakt zijn nestlocaties hoog in bomen. Binnen de planlocatie zijn echter geen nesten gevonden van Eekhoorn. Deze soort wordt evenmin in het plangebied verwacht. De Steenmarter heeft zijn verblijflocaties in zolderruimtes of in holtes in bomen. Aangezien er geen potentieel geschikte verblijfplaatsen zijn aangetroffen worden negatieve effecten op deze soort niet verwacht. Vleermuizen Hoewel vleermuizen zoogdieren zijn, worden deze vanwege hun afwijkende eigenschappen als afzonderlijke groep behandeld. Op basis van verspreidingsgegevens en het aanwezige habitat kunnen gebouwbewonende vleermuizen als gewone dwergvleermuis in het plangebied voorkomen. Vleermuizen maken regelmatig gebruik van (stedelijke) bebouwing als verblijfplaats. Spouwmuren, holtes of spleten in bebouwing kunnen hierbij een functie vervullen. Het voorkomen van vleermuizen is niet uit te sluiten, aangezien mogelijk geschikte verblijfplaatsen op de locatie aanwezig zijn door de aanwezige spouwmuur met ventilatievoegen. De aanwezigheid van (zomer)verblijven is hierdoor niet uit te sluiten. Nader onderzoek naar vleermuizen is noodzakelijk. Naast verblijfplaatsen zijn ook de functies van vliegroute en foerageergebied beschermd. Voor een vliegroute worden lijnvormige elementen in het landschap gebruik. Deze kunnen bestaan uit laanbeplanting maar ook uit lijnstructuren die door gebouwen worden gevormd. De lijnstructuren die aanwezig zijn in de directe omgeving van de locatie worden mogelijk gedeeltelijk aangetast. Echter in de directe omgeving van het gebied zijn voldoende alternatieven in de vorm van gebouwen of beplanting aanwezig. Ook voor de mogelijke aantasting van foerageergebied voor vleermuizen zijn voldoende alternatieven in de directe omgeving aanwezig. Effecten op foerageergebied en vliegroutes worden dan ook niet verwacht. Vogels De soortgroep vogels heeft in de Flora- en faunawet een bijzondere status: alle broedende vogels, de in functie zijnde nesten en de functionele omgeving hiervan zijn beschermd tijdens het broedseizoen (voor de meeste soorten globaal van maart tot en met juli). Daarnaast is de vaste verblijfplaats (en functionele omgeving) van een klein aantal (roof)vogelsoorten jaarrond beschermd. Bij de beschermde vaste verblijfplaatsen van vogels wordt onderscheid gemaakt in vijf categorieën, waarbij de nesten van categorie 1 tot en met 4 jaarrond beschermd zijn, en categorie 5 alleen tijdens de broedperiode.
4\8
Toetsing beschermde natuurwaarden project Zwanenveld Mauritsschool
Kenmerk N017-1205912BKR-mfv-V01-NL
Tijdens het veldbezoek zijn geen vogels waargenomen. Jaarrond beschermde nesten zijn niet aangetroffen. Effecten op vogels worden niet verwacht, mits de werkzaamheden buiten het broedseizoen uitgevoerd worden. Amfibieën Amfibieën zijn diersoorten die zich ophouden in of nabij oppervlakte wateren, maar ook in braakliggende terreinen aanwezig kunnen zijn. Stedelijk gebied biedt voor amfibieën in principe echter geen geschikte leefomgeving, daarnaast is er in het plangebied geen oppervlaktewater aangetroffen. De aanwezigheid van tabel 2 of 3-amfibiesoorten kan daarom doorgaans worden uitgesloten. Reptielen Nog meer dan bij amfibieën geldt voor reptielen dat zij gebonden zijn aan specifieke biotopen als (stuif)zanden, heideterreinen, (broek)bossen en andere. Stedelijk gebied biedt op voorhand geen geschikte biotoop voor reptielen. De aanwezigheid van reptielen en effecten hierop wordt daarom uitgesloten. Vissen In het plangebied is geen voor beschermde vissoorten geschikt oppervlaktewater aanwezig. De aanwezigheid van en effecten op beschermde vissen is daarom uitgesloten. Dagvlinders, libellen en overige ongewervelden Diverse dagvlinders, libellen en overige ongewervelden hebben in de Flora- en faunawet een beschermde status. Op basis van verspreidingsgegevens kunnen libellensoorten als Rivierrombout en Gevlekte witsnuitlibel in de ruime omgeving van het plangebied voorkomen. Tijdens het veldbezoek bleek voor deze soorten geen geschikt habitat aanwezig te zijn. Hoewel nooit volledig uit te sluiten is dat een beschermd exemplaar zich in of nabij het plangebied ophoudt, zal er gezien de afwezigheid van geschikt biotoop, geen negatief effect op populaties van beschermde soorten optreden.
Toetsing beschermde natuurwaarden project Zwanenveld Mauritsschool
5\8
Kenmerk N017-1205912BKR-mfv-V01-NL
3 Conclusies Flora- en faunawet Bij ruimtelijke ingrepen dient onderbouwd te worden of het voornemen ‘redelijkerwijs uitvoerbaar’ is. Een inschatting van eventuele belemmeringen op het gebied van natuurbescherming is hier onderdeel van. Al tijdens de planvorming dient daarom inzichtelijk te worden gemaakt of er mogelijk sprake is van effecten waarvoor een ontheffingsplicht geldt en of het aannemelijk is dat deze verkregen zal worden. In de onderstaande tabel zijn de beschermde tabel 2 en 3-soorten uit de Flora- en faunawet opgenomen waarvan niet uitgesloten kan worden dat zij geschaad worden door de ingreep. Eventueel overtreden verbodsbepalingen uit de Flora- en faunawet zijn eveneens weergegeven.
Tabel 3.1 Aangetroffen of verwachte beschermde soorten (Ffw tabel 2 of 3) die mogelijk geschaad worden
Soortgroep
Soorten planlocatie
Verbodsbepalingen*
Flora
Geen (aantasting van) tabel 2/3-soorten
Niet van toepassing
Zoogdieren
Geen (aantasting van) tabel 2/3-soorten
Niet van toepassing
Broedvogels
Geen (aantasting van) vogels tijdens broedseizoen
Niet van toepassing
tijdens broedseizoen
mits uitvoering buiten broedseizoen
Broedvogels,
Geen (aantasting van) vaste verblijfplaatsen
Niet van toepassing
Mogelijke aantasting van gebouwbewonende soorten
Artikel 11
vaste verblijfplaatsen Vleermuizen
als gewone dwergvleermuis Reptielen
Geen (aantasting van) tabel 2/3-soorten
Niet van toepassing
Amfibieën
Geen (aantasting van) tabel 2/3-soorten
Niet van toepassing
Vissen
Niet aanwezig
Niet van toepassing
Dagvlinders
Geen (aantasting van) tabel 2/3-soorten
Niet van toepassing
Libellen
Geen (aantasting van) tabel 2/3-soorten
Niet van toepassing
Overige ongewervelden Geen (aantasting van) tabel 2/3-soorten
Niet van toepassing
*Toelichting verbodsbepalingen tabel: Artikel 2: Zorgplicht en Zorgvuldig handelen ten aanzien van alle plant- en diersoorten, al dan niet beschermd Artikel 8: Verbod: plukken, uitsteken, vernielen, beschadigen of verwijderen van beschermde planten Artikel 9: Verbod: opsporen, vangen, bemachtigen, doden, verwonden van beschermde dieren Artikel 10: Verbod: opzettelijk verontrusten van beschermde dieren Artikel 11: Verbod: wegnemen, verstoren, aantasten van verblijfplaatsen en voortplantingsplaatsen Artikel 12: Verbod: zoeken, rapen, beschadigen, vernielen of uit nesten nemen van eieren Artikel 13: Verbod: onder zich hebben van beschermde planten, dieren, eieren of producten hiervan
6\8
Toetsing beschermde natuurwaarden project Zwanenveld Mauritsschool
Kenmerk N017-1205912BKR-mfv-V01-NL
Broedende vogels Alle broedende vogels, hun broedplaatsen én de functionele omgeving van de broedplaatsen beschermd tijdens de broedperiode. Sloop van gebouwen en verwijderen van bomen en struiken dienen gezien te worden als een voor vogels verstorende activiteit en dienen daarom buiten het vogelbroedseizoen te starten of te worden uitgevoerd. Door het onaantrekkelijk maken (en houden) van het plangebied voor en tijdens de bouwfase, kan tevens eventuele (nieuw)vestiging van broedende vogels voorkomen worden. Vleermuizen Binnen de planlocatie bevinden zich mogelijk zomerverblijven van vleermuizen. De Flora- en faunawet gaat uit van het voorzorgsbeginsel en stelt dat een overtreding van verbodsbepalingen met zekerheid moet kunnen worden uitgesloten. Uitsluitsel is alleen mogelijk op basis van voldoende en actuele gegevens. Wanneer negatieve effecten op soorten mogelijk zijn, en wanneer op basis van het oriënterend veldbezoek of actuele verspreidingsgegevens niet met zekerheid vast te stellen is of een soort aanwezig is, is daarom nader onderzoek naar de aanwezigheid van deze soorten noodzakelijk. Ook bij het aanvragen van een eventuele ontheffing of indienen van een mitigatieplan dient de aanwezigheid van de betreffende soort aangetoond te worden. Hierbij geldt een ‘omgekeerde bewijslast waarbij de initiatiefnemer verantwoordelijkheid draagt. Nader onderzoek naar vleermuizen is dan ook noodzakelijk. Vervolg Ongeacht of er mitigerende maatregelen uitgevoerd moeten worden tijdens de realisatie van het gebouw, kan in het nieuw te bouwen gebouw ruimte worden gemaakt voor vleermuizen. Belemmeringen vanuit de natuurwetgeving worden dan niet verwacht. Bij de planprocessen van de toekomstige bebouwing is het raadzaam om tijdig een ecoloog te betrekken in verband met de mogelijke effecten die de nieuwbouw met zich mee brengt. Op die manier kan tevens tijdig worden nagedacht over ecologisch wenselijke verlichtingsplannen en aanverwante inrichtingsvraagstukken.
4 Literatuur [Bos, F., M. Bosveld, D. Groenendijk, C. van Swaay., I. Wynhoff en De Vlinderstichting, 2006] De dagvlinders van Nederland, verspreiding en bescherming (Lepidoptera: Hesperioidea, Papilionoidea). Nederlandse Fauna deel 7, Nationaal Natuurhistorisch Museum Naturalis, KNNV Uitgeverij en European Invertebrate Survey – Nederland, Leiden. [Broekhuizen S., B. Hoekstra, V. van Laar, C. Smeenk & J.B.M. Thissen, 1992] Atlas van de Nederlandse zoogdieren. Stichting Uitgeverij Koninklijke Nederlandse Natuurhistorische Vereniging, Utrecht.
Toetsing beschermde natuurwaarden project Zwanenveld Mauritsschool
7\8
Kenmerk N017-1205912BKR-mfv-V01-NL
[Creemers, R.C.M. en J.J.C.W. van Delft (RAVON), 2009] De amfibieën en reptielen van Nederland. Nederlandse Fauna 9. Nationaal Natuurhistorisch Museum Naturalis, European Invertebrate Survey – Nederland, Leiden. KNNV Uitgeverij, Utrecht, 2009, ISBN 978-9050-113007. [Dijkstra, K.D. B., V.J. Kalkman, R. Ketelaar & M.J.T. van der Weide, 2002] De Nederlandse Libellen (Odonata), Nederlandse fauna 4. Nederlandse Vereniging voor Libellenstudie. Nationaal Natuurhistorisch Museum Naturalis, KNNV Uitgeverij & European Invertebrate Survey-Nederland, Leiden. [EIS-Nederland, De Vlinderstichting en de Nederlandse vereniging voor Libellenstudie, 2007] Waarnemingenverslag 2007. Dagvlinders, libellen en sprinkhanen. Uitgegeven door EISNederland, De Vlinderstichting en de Nederlandse Vereniging voor Libellenstudie.
[Herder J.E., A. van Diepenbeek & R.C.M. Creemers R, 2009] Verspreidingsonderzoek reptielen en amfibieën 2008. Stichting RAVON, Nijmegen. Rapport 2009-03 [Limpens H., K. Mostert & W. Bongers, 1997] Atlas van de Nederlandse vleermuizen, Onderzoek naar verspreiding en ecologie. Stichting Uitgeverij Koninklijke Nederlandse Natuurhistorische Vereniging, Utrecht. [LNV, Dienst Regelingen, 2009] Wijziging beoordeling ontheffing Flora- en faunawet bij ruimtelijke ingrepen. Inclusief Uitleg aangepaste beoordeling ontheffing ruimtelijke ingrepen, en Aangepaste lijst jaarrond beschermde vogelnesten. Kenmerk ffw2009.corr.046. 25 augustus 2009. [Ministerie van LNV, VROM en de provincies, 2007] Spelregels EHS, Spelregels voor ruimtelijke ontwikkelingen in de EHS. Een gezamenlijke uitwerking van rijk en provincies. Ministeries van LNV en VROM en de provincies.
8\8
Toetsing beschermde natuurwaarden project Zwanenveld Mauritsschool
Ecologie & landschap
NOTITIE Gemeente Nijmegen T. Martens Postbus 9105 6500 HG Nijmegen
DATUM:
7 november 2014
ONS KENMERK:
14-577/1405584/LieAn
UW KENMERK:
VPL 213937
PROJECTLEIDER:
G. Hoefsloot
INVENTARISATIE:
L.S.A Anema
STATUS:
versie 1.1
CONTROLE:
G.F.J. Smit
Vleermuisonderzoek Prins Mauritsschool Nijmegen De gemeente Nijmegen is voornemens om de huidige bebouwing aan het Zwanenveld te vervangen voor nieuwbouw en het terrein opnieuw in te richten. Hierbij zal rekening moeten worden gehouden met het huidige voorkomen van soorten planten en dieren die beschermd zijn krachtens de Flora- en Faunawet. Uit een eerder onderzoek dat is uitgevoerd in het plangebied (Bakker, 2013) bleek dat vervolgonderzoek nodig is om te kunnen vaststellen of de te slopen bebouwing een functie heeft als mogelijk (zomer)-verblijf voor vleermuizen. Deze notitie behandelt de resultaten van het vervolgonderzoek. In de bijlage van deze notitie is een plattegrond opgenomen met de locaties van de tijdens het veldonderzoek waargenomen vleermuizen.
Plangebied en werkzaamheden Het plangebied betreft de basisschool Prins Maurits en een naastgelegen tijdelijk gebouw. Het hoofdgebouw van de school heeft een plat dak en er is een spouwmuur met ventilatiesleuven in de gevel aanwezig. De tijdelijk bebouwing bestaat uit een metalen constructie zonder spouw. Het schoolterrein bestaat hoofdzakelijk uit tegelverharding met een groot speelterrein. Er is een grasveldje met struiken als border aanwezig aan de westkant van het plangebied. De basisschool is gelegen in een woonwijk, die wijk bevat naast huizenblokken enkele bomenrijen. De Teersdijk vormt een groene zone aan de noordkant. Aan de westkant ligt een park met enkele waterpartijen (figuur 1).
Vleermuisonderzoek Prins Mauritsschool gemeente Nijmegen
1
Figuur 1 Ligging van het plangebied in Nijmegen
Methodiek Doel van onderzoek is inzicht te geven in de mogelijke functie van het plangebied voor vleermuizen. Afhankelijk van de resultaten van het onderzoek kan het nodig zijn maatregelen te nemen die zorgen dat er geen afname ontstaat in het aantal geschikte verblijfplaatsen voor vleermuizen en dat de functionaliteit van het plangebied voor vleermuizen intact blijft. Om op basis van vleermuisonderzoek zomer-, paar- en winterverblijven uit te sluiten zijn vier onderzoeksronden conform het vleermuisonderzoeksprotocol 2013 nodig (GaN & Netwerk Groene Bureaus, 2013). Het voorliggende verslag betreft twee najaarsrondes (in de periode van 15 augustus tot 1 oktober). Tijdens deze rondes kan het vaststellen van paarverblijven aan de hand van baltsgeluiden bepaald worden. Om een beeld te verkrijgen van het voorkomen van vleermuizen is op basis van de twee najaarsronden ook een aanname gedaan voor wat betreft de functie van de onderzochte bebouwing als zomer- en winterverblijfplaats voor vleermuizen. Tijdens de bezoeken is er gebruik gemaakt van een Petterson D240x bat detector en een Edirol detectie en opname unit. Met deze combinatie is het mogelijk om geluiden van vleermuizen op te nemen en naderhand terug te luisteren. Alle veldbezoeken zijn uitgevoerd op momenten zonder neerslag, weinig wind en een temperatuur boven de 10 ºC. In tabel 1 zijn de data en andere relevante zaken van de veldbezoeken opgenomen.
2
Vleermuisonderzoek Prins Mauritsschool gemeente Nijmegen
Tabel 1
Data en overige gegevens van de inventarisatie in 2014.
Datum 19-08
Periode 20:45-23:00
Weersomstandigheden 12°, windkracht 3 Bft, droog
03-09
22:00-24:15
18°, windkracht 3 Bft, droog
Opmerkingen verkennen plangebied, geluisterd naar baltsende en/of zwermende vleermuizen geluisterd naar baltsende en/of zwermende vleermuizen
Resultaten Vleermuizen Tijdens de twee najaarscontroles zijn de gewone dwergvleermuis, dwergvleermuis, de laatvlieger en de rosse vleermuis waargenomen.
de
ruige
In het plangebied zijn overvliegende en foeragerende dieren waargenomen. Het beeld wat uit de uitgevoerde vleermuisronden naar voren komt is dat de dichtheid aan foeragerende vleermuizen laag is ten opzichte van de ruimere omgeving. De basisschool en directe omgeving vervullen geen functie als essentieel of belangrijk foerageergebied. Er zijn geen zwermende dieren waargenomen in de maand augustus en september. Hieruit blijkt dat de basisschool geen functie heeft als massawinterverblijfplaats. Buiten het plangebied is er van de gewone dwergvleermuis, de ruige dwergvleermuis en de rosse vleermuis op diverse plaatsen baltsgedrag geconstateerd. De aanwezigheid van baltsende ruige dwergvleermuizen kan betekenen dat er een of meerdere (paar)verblijfplaats(en) aanwezig zijn. De aangetroffen baltsende gewone dwergvleermuizen en rosse vleermuis betreffen vliegende dieren (figuur 2). Op basis van deze resultaten is beoordeeld dat de ruime omgeving van de school geschikter is voor vleermuizen dan de school zelf. De school heeft een plat dak, is één bouwlaag hoog en heeft met uitzondering van een smalle metalen dakrand geen boeiboord of andere hooggelegen wegkruipmogelijkheden. In de omgeving liggen hoge flatgebouwen langs water en een parkzone. De wijk Zwanenveld bestaat verder vooral uit rijtjeshuizen met schuine pannendaken rijk aan bomen. Het schoolgebouw is een van de laagste gebouwen in de wijk in een relatief kale omgeving.
Vleermuisonderzoek Prins Mauritsschool gemeente Nijmegen
3
Figuur 2 Waarnemingen van vleermuizen in het plangebied in augustus-september 2014.
Zomer- kraamverblijfplaats Vanwege het feit dat in 2014 geen zomeronderzoek meer kon worden uitgevoerd zijn aannames gedaan over het voorkomen van kraam- en zomerverblijfplaatsen van vleermuizen in de basisschool. Op basis van expert judgement worden er geen zomer verblijfplaatsen verwacht in de basisschool. In en rond de basisschool zijn enkel overvliegende dieren waargenomen, baltsende dieren zijn uitsluitend buiten het plangebied waargenomen. De lage basisschool lijkt weinig geschikt voor zomerverblijfplaatsen. In de omgeving liggen hogere gebouwen geflankeerd door meer groen die beduidend meer potentie hebben voor zomerverblijfplaatsen. De bomen langs de basisschool maken wel deel uit van foerageergebied. In de directe omgeving, met name in de parkzone langs de stadswateren is foerageergebied ruim voldoende voorhanden.
Conclusie Vleermuizen De basisschool Prins Maurits heeft geen functie als paarverblijf voor vleermuizen. Ook als massawinterverblijfplaats heeft de school geen functie. Op basis van expert judgement is beoordeeld dat de school geen functie heeft als kraamof zomerverblijfplaats.
4
Vleermuisonderzoek Prins Mauritsschool gemeente Nijmegen
Literatuur Bakker, B, 2013. Toetsing beschermde natuurwaarden project Zwanenveld Mauritsschool. Tauw notitie. Kenmerk N017-1205912BKR-mfv-V01-NL. Voor vragen over deze notitie kunt u contact opnemen met G. Hoefsloot. Akkoord voor uitgave:
Teamleider Bureau Waardenburg bv drs. G.F.J. Smit
Paraaf:
Bureau Waardenburg bv is niet aansprakelijk voor gevolgschade, alsmede voor schade welke voortvloeit uit toepassingen van de resultaten van werkzaamheden of andere gegevens verkregen van Bureau Waardenburg bv; opdrachtgever vrijwaart Bureau Waardenburg bv voor aanspraken van derden in verband met deze toepassing. © Bureau Waardenburg bv / Gemeente Nijmegen Dit rapport is vervaardigd op verzoek van opdrachtgever hierboven aangegeven en is zijn eigendom. Niets uit dit rapport mag worden verveelvoudigd en/of openbaar gemaakt worden d.m.v. druk, fotokopie, digitale kopie of op welke andere wijze dan ook, zonder voorafgaande schriftelijke toestemming van de opdrachtgever hierboven aangegeven en Bureau Waardenburg bv, noch mag het zonder een dergelijke toestemming worden gebruikt voor enig ander werk dan waarvoor het is vervaardigd. Het kwaliteitsmanagementsysteem van Bureau Waardenburg bv is door CERTIKED gecertificeerd overeenkomstig ISO 9001:2008.
Vleermuisonderzoek Prins Mauritsschool gemeente Nijmegen
5
7416
7524
7414
7407
7403
7405
7401
ld enve Zwan
7521
7519
7517 7520
7410
7408
7515
7406
nveld Zwane
7307
7311
7309
7313
Legenda
7522
7412
7513
7511
7509
7507
7505
7503
7501
Plangebied 7518
7516
7512
7402
7315
7317
7510
7319
pa
7329
7331
7333
7335
7337
7339
7341
7506
6014
7325
Groen
M-ZOI
Maatschappelijk - Zorginstelling
T
Tuin
V
Verkeer
7502
7327
7345
7306
6012
G
7504
7300
7304
Bedrijf - Nutsvoorziening
7343
7323
6016
B-NV
7508
7321
7302
Bestemmingen
7514
7404
7347 nveld Zwane
7308
7349 nveld Zwane
6010
7310
6008
T
7312
6006
7351
7353
7314 7355
6004
Dubbelbestemmingen
7316
7318-7320 6002
M-ZOI
13 13
Waarde - Archeologie 2
WR-A2
Zw an en ve ld
Aanduidingen
7001
7101 B-NV
bouwvlak
V 4
WR-A2
4
nveld Zwane
maximale goot- en maximum bouwhoogte (m)
2328
6 6
G pa
2326
nveld Zwane
2324
Algemeen 2322
veld Zwanen 2320
nveld Zwane
Ondergrond bestaande bebouwing GBK 2014-07-10
53
7202-7250 7002-7092
2318
7102-7172
2316
2314 2315 2312 2313 2310 2311 2308
Zw an en ve ld
2309
Ge ol og en la an tj e
2306 2307 2304 2305 2302 2303
0
10
20
30
40
50
2301
Gemeente
nveld Zwane
Nijmegen T
ter visielegging m.i.v.
dd:
vaststelling door Raad
dd: nr:
Zw an en ve ld
nveld Zwane
Raad van State
dd:
bestemmingsplan datum:
14-01-2015
Nijmegen Dukenburg - 12
gewijzigd:
nr: 2141
schaal:
1:1000_A3
get. / gez.:
EF
nummer:
471564
(Voormalige locatie Prins Mauritsschool)
2001-2097
cadnr.:
2002-2098
nveld Zwane
NL.IMRO.0268.BP4012-VG01