Rijksuniversiteit Groningen Wetenschapswinkel Economie & Bedrijfskunde
Beoordeling van het ‘Bewonersonderzoek dagelijkse boodschappen Nijmegen Dukenburg’ Eindrapport
Dr. Frans J. Sijtsma
WD 2007-1
2007
Beoordeling van het ‘Bewonersonderzoek dagelijkse boodschappen Nijmegen Dukenburg’ ------- eindrapport -------
Dr. Frans J. Sijtsma
Rijksuniversiteit Groningen
Wetenschapswinkel Economie en Bedrijfskunde
CIP-GEGEVENS KONINKLIJKE BIBLIOTHEEK, DEN HAAG Beoordeling van het 'Bwonersonderzoek dagelijkse boodschappen Nijmegen Dukenburg', dr. Frans J. Sijtsma, Groningen: Wetenschapswinkel Economie & Bedrijfskunde (Publicatiereeks Wetenschapswinkel Economie & Bedrijfskunde WD 2007-1))
NUR 780
Wetenschapswinkel Economie & Bedrijfskunde RuG Onderzoeksbureau en stageloket
Adres: Wetenschapswinkel Economie & Bedrijfskunde Coördinatoren: drs. E. Kamphuis en dr. F.J. Sijtsma Secretariaat: H.W. Janssen Postbus 800 9700 AV Groningen Tel. 050-363 7182 / 3754 / 3810 Fax 050-363 3720 e-mail:
[email protected] internet: www.rug.nl/wewi/eb
Copyright 2007 Wetenschapswinkel Economie & Bedrijfskunde, Rijksuniversiteit Groningen
SAMENVATTING EN CONCLUSIE
Samenvatting Inleiding en doel De stichting de Zevensprong heeft de Wetenschapswinkel Economie en Bedrijfskunde van de Rijksuniversiteit Groningen gevraagd het door Droogh Trommelen en Partners (DTNP) uitgevoerde onderzoek ‘Bewonersonderzoek Dagelijkse boodschappen Nijmegen Dukenburg’1 te beoordelen. De kernvraag daarbij is of het rapport methodisch juist is uitgevoerd. Twee methodische vragen zijn daarbij cruciaal: - Relatie doel-methode: Is de ingezette methode een goede methode voor het doel dat men zich gesteld heeft? - Relatie methode-conclusie: Worden de conclusies voldoende onderbouwd door de uitkomsten van de ingezette methode? Resultaat: DTNP schiet methodisch tekort Het antwoord op de eerste vraag is grotendeels positief. Het doel van het bewonersonderzoek DTNP was (kort gezegd) meer feitelijke informatie vergaren over koopgedrag van de inwoners van Dukenburg in relatie met de winkelcentra Meijhorst, Malvert en Weezenhof. Het onderzoek is hier goed in geslaagd. Het antwoord op de tweede vraag is echter sterk negatief: het DTNP rapport trekt conclusies over de gewenste mate van concentratie van winkelcentra die niet worden onderbouwd door de bewonersenquête en negeert resultaten uit de enquête die relevant zijn voor de conclusies ten aanzien van die concentratie. De belangrijkste uitkomsten van de bewonersenquête volgens de RUG Als men in het besluitvormingstraject de enquête onder bewoners een rol van betekenis wil laten spelen dan zijn volgens de RUG in ieder geval de volgende opmerkelijke feiten uit het onderzoek belangrijk: Feit A - Op dit moment is korte afstand het dominante motief voor de keuze van het eerste (meest bezochte) winkelcentrum. Langzaam verkeer (lopen of fietsen) zijn hiervoor belangrijker dan gemotoriseerd verkeer (al is de auto met 45% ook heel belangrijk). Feit B - Diversiteit in winkels, omvang en kwaliteit van een winkelcentrum zijn ook belangrijk (als tweede motief en met name voor minder frequente wekelijkse bezoeken) en worden op dit moment vooral in winkelcentrum Dukenburg gerealiseerd. Feit C - Winkelcentrum Meijhorst (nr.1 in de wijk) en winkelcentrum Malvert (nr.3) worden veel bezocht maar veel bezoekers zijn ontevreden over belangrijke kwaliteitsaspecten Feit D - Winkelcentrum Weezenhof wordt ook goed bezocht (nr.2, ondanks decentrale ligging) en bezoekers zijn hierbij over vrijwel alle aspecten positief. Verkenning betekenis bewonersonderzoek voor algehele besluitvorming: een accentverschuiving De keuze waar de gemeente voor staat is een keuze met vele aspecten, waar deze studie door de RUG maar beperkt aan bij kan dragen: een volledige analyse van de beslissingssituatie en ondersteuning hierbij viel buiten de orde van dit onderzoek. 1
Hierna ‘het bewonersonderzoek DTNP’.
BEOORDELING BEWONERSONDERZOEK DUKENMBURG
Toch is een voorzichtige poging gewaagd om de betekenis van de feitelijke informatie die uit het bewonersonderzoek komt, te laten bijdragen aan één van de ‘metadoelen’ van het bewonersonderzoek: een beter onderbouwde keuze. Hiertoe is gewerkt met de samenvattende tabellen die in een eerder door DTNP verricht onderzoek zijn gepresenteerd: niet het bewonersonderzoek, maar de ‘Evaluatie winkelstructuur stadsdeel Dukenburg’ van 23 oktober 2006. DTNP presenteert hierin aan het eind twee samenvattende tabellen voor de verschillende opties rond de winkelstructuur (zie bijlage 2). In onze onderstaande Tabel S-1 zijn deze DTNP scores gecomprimeerd en opgeteld weergegeven in de regel ‘Oorspronkelijke Totaalscore’. Deze regel laat zien dat maximale concentratie het beste scoort op de voet gevolgd door het alternatief met één buurtwinkelcentrum (lees: Weezenhof). De andere twee alternatieven scoren slecht. Verbeterde verwerking van de resultaten van de bewoners enquête zou leiden tot de licht gewijzigde totaalscore (zie de regel met de verbeterde totaalscore). Hierin scoort, in vergelijking met de oorspronkelijke score, alternatief 2 iets beter en alternatief 1 iets minder. Gegeven de eenvoud van de gebruikte methode is er feitelijk sprake van volledig vergelijkbare scores van deze twee alternatieven. In de verbeterde totaalscore blijven alternatief 3 en 4 slecht scoren. Tabel S-1: Gecomprimeerde scores van concentratie alternatieven in Dukenburg. Oorspronkelijke Totaalscore en Verbeterde totaal score (basis: DTNP, 2006). Scores voor: (plussen en minnen gesaldeerd)
Oorspronkelijke Totaalscore (DTNP, 2006) Verbeterde1 Totaalscore
1 Eén wijkwinkelCentrum +12 +11
Alternatieven 3 2 Eén wijkwinkel- Twee centrum buurtwinkel + één buurt- -centra steunpunt +10 -3 +12
4 Drie buurtsteunpunten
-2
1 Verbeterde verwerking resultaten bewonersenquête DTNP door de RUG Tenslotte Aan het eind van deze beoordeling van het bewonersonderzoek DTNP zijn nog twee slotopmerkingen op hun plaats. Ten eerste is in dit rapport geen aandacht gegeven aan de samenhang van winkelvoorzieningen met andere voorzieningen (huisartsen, apotheek, kerken etc etc.). De gemeente kan (samen met ontwikkelaars) op dit terrein echter veel doen om de levensvatbaarheid van welk van de gekozen alternatieven ook, te versterken. Ten tweede indien gekozen worden voor alternatief 2 dan verdient het aanbeveling om ten aanzien van het kleinere winkelcentrum Weezenhof een over langere termijn beschikbare investeringsreservering te maken, en niet enkel in te zetten op een eenmalige upgrading. Mogelijk optredende tijdelijke leegstand van één of twee panden zijn veel ingrijpender in een klein winkelcentrum dan in een groot winkelcentrum. Met enig doorlopend beschikbaar investeringsbudget kunnen de risico’s daarvan echter aanzienlijk beperkt worden.
-7 -7
SAMENVATTING EN CONCLUSIE
Inhoud Samenvatting ............................................................................................................................ 5 1 Inleiding en doel ................................................................................................................ 8 2 Beoordeling ...................................................................................................................... 10 2.1 De doelmethode vraag ............................................................................................. 10 2.2 De methode-conclusie vraag.................................................................................... 11 3 Welke conclusies kunnen wel getrokken worden? ....................................................... 14 3.1 Belangrijke feiten..................................................................................................... 14 3.2 De betekenis van de bewonersenquête voor de belangrijkste keuze ....................... 14 Tenslotte.................................................................................................................................. 18 Aangehaalde literatuur.......................................................................................................... 20 Bijlage 1 Opdrachtbrief aan de RUG............................................................................... 22 Bijlage 2 Samenvattende tabellen uit DTNP 2006. ......................................................... 24
BEOORDELING BEWONERSONDERZOEK DUKENMBURG
1
Inleiding en doel
De stichting de Zevensprong heeft de Wetenschapswinkel Economie en Bedrijfskunde van de Rijksuniversiteit Groningen gevraagd het door Droogh Trommelen en Partners (DTNP) uitgevoerde onderzoek ‘Bewonersonderzoek Dagelijkse boodschappen Nijmegen Dukenburg’2 te beoordelen (zie bijlage 1 voor de opdrachtbrief). De hoofdvraag daarbij is of het rapport methodisch juist is uitgevoerd. Onderdeel daarvan zijn twijfels over: de representativiteit van de steekrpoef in verhouding tot de detail presentaties, de suggestiviteit van sommige vragen in de bewonersenquête, het verontachtzamen in het rapport van de invloed van niet-winkel voorzieningen (kerk, zwembad, wijkcentrum, apotheek etc) en de wekelijkse markt op winkelcentrum Meijhorst, het niet meenemen van de komst van de LIDL in winkelcentrum Weezenhof. Uit het bovenstaande blijkt dat er bij de beoordeling van het bewonersonderzoek DTNP verschillende vragen zijn. Echter, niet alle vragen zijn even belangrijk. In elk onderzoek zijn er ‘rafelranden en tekortkomingen’; zaken die minder goed gelukt zijn, beter hadden gekund, obligate fouten, foutjes etc. Het constateren van tekortkomingen aan een onderzoek is op zich zelf dus geen reden om een onderzoek te diskwalificeren. Het gaat om de ernst van de tekortkomingen. Voor het beoordelen van de ernst van de tekortkomingen is cruciaal de beoordeling van de methodische kwaliteit van het onderzoek en wel in het bijzonder de relatie doel-methode-conclusies. Dit leidt tot twee vragen: 1) Relatie doel-methode: Is de ingezette methode een goede methode voor het doel dat men zich gesteld heeft? 2) Relatie methode-conclusie: Worden de conclusies voldoende onderbouwd door de uitkomsten van de ingezette methode? Het zijn dan ook deze twee vragen die leidend zijn in onze beoordeling; de eerder genoemde concrete detailvragen zullen in dat licht aan de orde komen. De uitkomsten van deze beoordeling vindt u in paragraaf 2. We zullen daarin zien dat het bewonersonderzoek DTNP met name tekort schiet t.a.v. de relatie methodeconclusies. In paragraaf 3 gaan we in op de conclusies die wel getrokken hadden moeten worden uit de nieuwe feiten die boventafel zijn gekomen en de betekenis van deze conclusies voor de overall afweging welke mate van concentratie van winkelcentra het beste is.
2
Hierna ‘het bewonersonderzoek DTNP’.
1 INLEIDING EN DOEL
BEOORDELING BEWONERSONDERZOEK DUKENMBURG
2
Beoordeling
2.1 De doelmethode vraag Is de ingezette methode een goede methode voor het doel dat men zich gesteld heeft? Het doel van het bewonersonderzoek DTNP was meer feitelijke informatie vergaren over de huidige kooporiëntatie, koopmotieven van de inwoners van Dukenburg en het gebruik en de waardering van de buurtwinkelcentra Meijhorst, Malvert en Weezenhof. Met een nadruk op de dagelijkse boodschappen3 (DTNP, 2007, p.1). De metadoelen van de opdrachtgever voor het onderzoek (de gemeente Nijmegen) waren het vergroten van de betrokkenheid van de bewoners en de verbetering van de onderbouwing voor toekomstig beleid. Het onderzoek behelsde met name een enquête onder bewoners van de wijk Dukenburg. De omvang van de steekproef (417 respondenten; steekproefomvang 600; populatie van 23000) is in principe voldoende en ook de respons per wijk (overal rond de 70%) geeft vertrouwen. De representativiteit kan niet goed beoordeeld worden, omdat details over de wijze van verspreiding ontbreken, maar er is geen aanleiding om te denken dat hier iets ernstig mis zou zijn gegaan. De globale checks qua leeftijdsopbouw (met een ondervertegenwoordiging van jonge mensen) wijzen ook niet op een sterke bases. Door de enquête is er veel feitelijke informatie boven tafel gehaald over koopmotieven en koopgedrag, gebruik en waardering. Op kleine details kan men uiteraard van alles aanmerken, en het stellen van goede vragen is een kunst, die eindeloos kan worden vervolmaakt. Maar gegeven het doel van het vergaren van meer feitelijke informatie is het onderzoek in grote lijnen methodisch goed uitgevoerd. Ten aanzien van de meta-doelen, betrokkenheid bewoners en betere onderbouwing keuzes: Allicht is ook het meta-doel gehaald van een (iets) grotere betrokkenheid van de bewoners. De vraag in hoeverre de onderbouwing voor toekomstig beleid is verbeterd kan nu nog niet beantwoord worden, dat hangt er van af, wat met deze feitelijke informatie wordt gedaan: welke keuzes c.q. conclusies worden er mee onderbouwd?
3
Deelvragen hierbij betroffen, welk winkelcentrum het belangrijkste is, welke andere centra regelmatig worden bezocht, hoe de winkelcentra worden beoordeeld en wat de belangrijkste motieven zijn om een winkelcentrum te bezoeken.
2 BEOORDELING
2.2 De methode-conclusie vraag Worden de conclusies (en eventuele aanbevelingen) voldoende onderbouwd door de uitkomsten van de ingezette methode? DTNP trekt in de paragraaf ‘conclusie’ een aantal conclusies, die we hier achtereenvolgens zullen bespreken. Omvang en kwaliteit winkelcentrum doorslaggevend voor bezoek De eerste conclusie die DTNP aan het eind van haar onderzoek trekt is: ‘uit het onderzoek komt duidelijk naar voren dat omvang en kwaliteit van het winkel aanbod de belangrijkste reden zijn om een winkelcentrum wel of niet te bezoeken’. Deze conclusie is slecht onderbouwd, of scherper geformuleerd, deze conclusie is onjuist en volgt in het geheel niet uit het bewonersonderzoek. Immers in Figuur 5 (p.4) is te zien dat de kleine afstand verreweg het belangrijkste motief is om een winkelcentrum de bezoeken. Ongeveer de helft van alle respondenten geeft aan dat de korte afstand de belangrijkste reden is om de winkelcentra te bezoeken4. De reden ‘divers winkel aanbod’ wordt door slechts een kwart van de respondenten aangegeven als belangrijkste reden voor bezoek. Dat divers aanbod niet het belangrijkste motief kan zijn, wordt uiteraard ondersteund door de simpele waarneming dat de buurtwinkelcentra in Dukenburg überhaupt nog bestaan en veelvuldig worden bezocht (80% van de inwoners kiest voor één van de buurtwinkelcentra, DTNP, p.4), terwijl het Winkelcentrum Dukenburg ook in de wijk ligt (met verreweg het meest diverse winkelaanbod). Waarom DTNP dan toch de conclusie trekt dat omvang en kwaliteit de belangrijkste redenen voor bezoek zijn is onduidelijk. Waarschijnlijk komt het door een verkeerde interpretatie van de antwoorden op de vragen wat de reden is van niet-bezoekers van winkelcentra om een centrum niet te bezoeken, zoals weergegeven in de figuren 15, 17 en 19. Men dient zich echter te realiseren dat het in deze figuren gaat om bezoekers die een betreffend winkelcentrum nooit bezoeken. In de enquête is immers aan respondenten gevraagd wat hun eerst belangrijke winkelcentrum is en wat hun tweede. Het globale beeld daaruit is duidelijk; bij het eerst belangrijke winkelcentrum overheerst de korte afstand, bij de tweede de diversiteit van het aanbod (vergelijk figuur 5 en figuur 10). Als men binnen een dergelijke setting vraagt naar de reden waarom men een supermarkt nooit bezoekt, dat wil zeggen niet als eerste keus EN niet als tweede keus, dan is uiteraard de diversiteit van het aanbod doorslaggevend.
4
BEOORDELING BEWONERSONDERZOEK DUKENMBURG
Het is immers feitelijk het antwoord op de vraag waarom men een winkelcentrum niet bezoekt als tweede centrum. In direct vervolg op deze conclusie gaat DTNP dan verder met het constateren dat het Dukenburg op dit moment ontbreekt aan een divers en kwalitiatief goed winkel aanbod, dat moderne consumenten slecht bediend worden in Dukenburg, dat de algemene trends en ontwikkelingen deze situatie zullen verergeren en dat situatie met drie kleine en incomplete winkelcentra steeds slechter aan zal sluiten bij de wensen van de bewoners en dat derhalve meer concentratie gewenst is. In hoeverre DTNP vindt dat dit ‘conclusies’ zijn die gebaseerd zijn op de bewonersenquête is onduidelijk, waarschijnlijk zijn ze minstens zoveel gebaseerd op de eerder door DTNP verrichte ‘Evaluatie winkelstructuur stadsdeel Dukenburg’ (DTNP, 2006). DTNP rond dit deel af met de volgende wel echt als conclusie te beschouwen zinnen: ‘Voor het merendeel van de inwoners van de vijf wijken is een (geringe) toename van de afstand tot winkelvoorzieningen geen probleem, aangezien het grootste deel van de huishoudens over een auto beschikt die bovendien ook regelmatig gebruikt wordt voor winkelbezoek.’ Deze afrondende conclusie is andermaal slecht onderbouwd. Dat veel inwoners een auto hebben en die ook voor winkelen gebruiken is juist. Maar of het ‘geen probleem’ is om meer van de auto gebruik te gaan maken blijkt nergens uit. Relevant hierbij is Figuur 7, die laat zien dat de consumenten voor hun eerste keus winkelcentrum meer te voet en op de fiets komen (samengenomen) dan met de auto. Zoals we hebben gezien is de korte afstand een belangrijk element voor het bezoek. Voor het winkelcentrum van hun tweede keus wordt veel meer gebruik gemaakt van de auto en het OV. Hier komt slechts een derde van de bewoners met de fiets of te voet. De conclusie moet derhalve zijn dat op dit moment voor de ‘moderne consumenten’ in Dukenburg, lopen, fietsen en korte afstand belangrijke aspecten zijn bij hun dagelijkse boodschappen. Het niet-problematisch zijn van een grotere afstand en een overstap naar de auto is niet onderbouwd (en niet voor de hand liggend). Twee buurtwinkelcentra of één? De rest van de conclusies van DTNP gaat over de vraag of bij een grotere concentratie van winkelcentra moet worden ingezet op twee iets grotere (Meijhorst en Weezenhof) of één echt grote. DTNP vindt dat bij een keuze voor twee centra deze centra van gelijke grootte zouden moeten zijn en dat anders Weezenhof noodlijdend zal worden. Meijhorst is immers meer centraal gelegen. Hierbij noemt DTNP dat bij een min of meer gelijkwaardig aanbod de afstand tot de winkelvoorziening een belangrijke rol gaat spelen. Dat afstand belangrijk is, hebben we al gezien, en die afstand is niet alleen belangrijk bij min of meer gelijkwaardige centra. Die is voor de dagelijkse boodschappen altijd belangrijk.
2 BEOORDELING
Feitelijk levert het bewonersonderzoek dus op dit punt voor DTNP weinig houvast. Enig houvast zou men kunnen halen uit de onderlinge vergelijking van bezoekers van de winkelcentra. De vergelijking van DTNP vindt plaats op 8 punten5: sfeer/gezelligheid, keuze andere winkels, keuze verswinkels, fietsenstalling, veiligheid, parkeergelegenheid, omvang/assortiment supermarkt en tenslotte het prijsniveau supermarkt. De Malvert scoort vrij slecht, vier plusjes, drie minnen en een nul6. De Meijhorst vrijwel even slecht 3 plusjes, 2 minnen en 3 nullen7. Opmerkelijk is echter de goede score van de Weezenhof. De Weezenhof scoort op 7 van de 8 punten goed8. Met deze belangrijke uitkomst dat de Weezenhof door bezoekers significant hoger gewaardeerd wordt dan Meijhorst of Malvert wordt door DTNP niets gedaan. Conclusie beoordeling DTNP rapport In het begin hebben we twee vragen gesteld: - Relatie doelmethode: Is de ingezette methode een goede methode voor het doel dat men zich gesteld heeft? - Relatie methodeconclusie: Worden de conclusies voldoende onderbouwd door de uitkomsten van de ingezette methode? Het antwoord op de eerste vraag is zoals we hebben gezien grotendeels positief; er is immers belangrijke feitelijke informatie over het koopgedrag van bewoners verzameld. Het antwoord op de tweede vraag is echter negatief: het DTNP rapport trekt conclusies die niet worden onderbouwd door de bewonersenquête, en negeert resultaten die relevant zijn voor de conclusies.
5
Eigenlijk 10, maar die twee anderen gaan over niet-bezoekers en hun redenen daarvoor. De verkeerde interpretatie daarvan door DTNP is afdoende besproken. De cijfers met het aandeel niet bezoekers zou men nog wel kunnen gebruiken voor het onderbouwen van de zwakke positie van de Malvert: ondanks de vrij centrale ligging toch 40% niet bezoekers. 6 Op de fietsenstalling. 7 Waarvan één nul ook op de fietsenstalling. 8 Alleen (opnieuw!) de fietsenstalling scoort een min.
BEOORDELING BEWONERSONDERZOEK DUKENMBURG
3
Welke conclusies kunnen wel getrokken worden?
3.1 Belangrijke feiten Zoals we hebben gezien was een belangrijk doel van het DTNP onderzoek om meer feitelijke informatie boven tafel halen. Als men in het besluitvormingstraject de enquête onder bewoners een rol van betekenis wil laten spelen dan zijn er in ieder geval de volgende opmerkelijke feiten uit het onderzoek naar voren gekomen: Feit A - Op dit moment is korte afstand het dominante motief voor de keuze van het eerste (meest bezochte) winkelcentrum. Langzaam verkeer (lopen of fietsen) zijn hiervoor belangrijker dan gemotoriseerd verkeer (al is de auto met 45% ook heel belangrijk). Feit B - Diversiteit in winkels, omvang en kwaliteit van een winkelcentrum zijn ook belangrijk (als tweede motief en met name voor minder frequente wekelijkse bezoeken) en worden op dit moment vooral in winkelcentrum Dukenburg gerealiseerd. Feit C - Winkelcentrum Meijhorst (nr.1 in de wijk) en winkelcentrum Malvert (nr.3) worden veel bezocht maar veel bezoekers zijn ontevreden over belangrijke kwaliteitsaspecten Feit D - Winkelcentrum Weezenhof wordt ook goed bezocht (nr.2, ondanks decentrale ligging) en bezoekers zijn hierbij over vrijwel alle aspecten positief.
3.2 De betekenis van de bewonersenquête voor de belangrijkste keuze De keuze voor twee grotere winkelcentra of één groot winkelcentrum in plaats van de drie kleine buurtwinkelcentra (of eventuele andere alternatieven) is zeker niet te maken op basis van de bewonersenquête alleen. Ze hangt immers ook samen met de andere voorzieningen in de wijk, de benodigde investeringen en de animo van verschillende partijen om te participeren in verschillende alternatieven. De keuze waar de gemeente voor staat is dus een keuze met vele aspecten, waar deze studie maar beperkt aan bij kan dragen. Een volledige analyse van de beslissingssituatie en ondersteuning valt buiten de orde van dit onderzoek. Toch willen we een voorzichtige poging wagen om de betekenis van de feitelijke informatie die uit het bewonersonderzoek komt, te laten bijdragen aan het in het begin genoemde metadoel van het bewonersonderzoek: een beter onderbouwde keuze.
3 WELKE CONCLUSIES KUNNEN WEL GETROKKEN WORDEN?
We nemen daartoe de samenvattende tabellen uit het eerder door DTNP verricht onderzoek: niet het bewonersonderzoek, maar de ‘Evaluatie winkelstructuur stadsdeel Dukenburg’ van 23 oktober 2006. DTNP presenteert hierin aan het eind twee samenvattende tabellen voor de verschillende opties rond de winkelstructuur (zie bijlage 2). In de eerste (DTNP, 2006, Tabel 5) worden de aanbodkenmerken, ruimtelijke consequenties en sociaal maatschappelijke gevolgen belicht, in de tweede (DTNP, 2006, Tabel 6) de scores qua economisch functioneren. In onze onderstaande Tabel 1 zijn deze scores gecomprimeerd weergegeven, waarbij ze eenvoudig zijn opgeteld. Het gaat hier slechts om een ongewogen score (alle aspecten tellen even zwaar) en de schaling van de impacts in plussen en minnen is ook uiterst eenvoudig; we kunnen ons derhalve richten op de globale resultaten en niet op de details en kleine verschillen. Tabel 1: Samenvattende tabellen DTNP 2006 - gecomprimeerd Scores voor: (plussen en minnen gesaldeerd)
Aanbod kernmerken, ruimtelijke consequenties en sociaalmaatschappelijke gevolgen Economisch functioneren Totaal
+6
Alternatieven 3 2 Eén wijkwinkel- Twee centrum buurtwinkel + één buurt- -centra steunpunt +8 +4
+6
+2
-1
-4
+12
+10
-3
-7
1 Eén wijkwinkelcentrum
4 Drie buurtsteunpunten
Uit deze tabel wordt al wel duidelijk dat alternatief 1 en 2 ‘close calls’ zijn: de scores liggen dicht bij elkaar en zijn belangrijk positief. De alternatieven 3 en 4 scoren allebei slecht. Als we deze eenvoudige techniek met al zijn beperkingen blijven hanteren en proberen de belangrijkste feiten uit de bewonersenquête er in te verwerken dan leidt dat tot het volgende: Feit A uit de bewoners enquete leidt tot meer nadruk op de score van de alternatieven op het aspect ‘afstand tot winkels’ (zie bijlage voor de onderliggende aspecten uit Tabel 1). Hierdoor is de door DTNP weergegeven score van +/- voor alternatief 1 wellicht nog wat aan de hoge kant en kunnen bij alternatief 4 beter drie plusjes staan in plaats van twee. Feit B brengt een ander belangrijk aspect aan het licht. De drie buurtwinkelcentra ondervinden ook concurrentie van het veel grotere en diverse winkel centrum Dukenburg. Winkelcentrum Dukenburg heeft een veel grotere diversiteit aan winkels dan welk alternatief ook. Hoe minder het aspect korte afstand als troef wordt uitgespeeld, hoe sterker dit aspect van de concurrentie zal spelen. Dit betekent dat het
-3
BEOORDELING BEWONERSONDERZOEK DUKENMBURG
economisch perspectief van het grote winkelcentrum wellicht iets te positief is beoordeeld, en dat van de Weezenhof wellicht iets te negatief (zeker in combinatie met Feit D). Feit C komt goed naar voren in de tabel door de slechte scores van alternatief 4, het in stand houden van de huidige situatie. Feit D belicht de relatief sterke positie van Weezenhof. Deze relatief sterke positie is recent ook vanuit een ondernemersperspectief onderstreept door de komst van de LIDL naar Winkelcentrum Weezenhof. Feit C en D samen kunnen ook worden gezien als onderliggend voor het aspect ‘maatschappelijk draagvlak’ uit de eerste tabel van DTNP. Bij dit aspect scoren Alternatief 1 en alternatief 4 relatief slecht en alternatief 2 en 3 goed. Als wij nu de balans op maken van deze observaties en de bovenstaande conclusies verwerken tot een verbeterde DTNP tabel (zie hiervoor Tabel 2) dan blijkt het volgende. Het serieus nemen van de resultaten uit de bewonersenquête binnen het eerder door DTNP geïntroduceerde afwegingskader (in DTNP, 2006) leidt er toe alternatief 3 en 4 slecht blijven scoren. Door de uitkomsten van de bewonersenquête wordt de positie van Alternatief 2 (wijkwinkelcentrum + buurtwinkelcentrum Weezenhof) echter iets versterkt en de positie van Alternatief 1 (één wijkwinkelcentrum) iets verzwakt. Overall blijven de scores van Alternatief 1 en 2 sterk positief en van de zelfde orde van grootte. Tabel 2: Verbeterde1 samenvattende tabellen DTNP 2006 – gecomprimeerd Scores voor: (plussen en minnen gesaldeerd)
Aanbod kernmerken, ruimtelijke consequenties en sociaalmaatschappelijke gevolgen Feit A Feit C en D Economisch functioneren Feit B Feit D Totaal Totaal (met inschatting omvang effect)
1 Eén wijkwinkelCentrum +6
Alternatieven 3 2 Eén wijkwinkel- Twee buurtwinkel centrum + één buurt- -centra steunpunt +8 +4
↓ ↓ +6 ↓
+12↓↓↓ +11
4 Drie buurtsteunpunten -3
↓ ↑ +2 ↑ ↑
↑ -1
-4
+10↑↑↑ +12
-3↑ -2
-7↓↑ -7
1 Verbeterde verwerking resultaten bewonersenquête DTNP
3 WELKE CONCLUSIES KUNNEN WEL GETROKKEN WORDEN?
BEOORDELING BEWONERSONDERZOEK DUKENMBURG
Tenslotte Aan het eind van deze beoordeling van het bewonersonderzoek DTNP zijn nog twee slotopmerkingen op hun plaats. Ten eerste is in dit rapport geen aandacht gegeven aan de samenhang van winkelvoorzieningen met andere voorzieningen (huisartsen, apotheek, kerken etc etc.). De gemeente kan (samen met ontwikkelaars) op dit terrein echter veel doen om de levensvatbaarheid van welk van de gekozen alternatieven ook, te versterken. Ten tweede, mocht toch gekozen worden voor alternatief 2 dan verdient het aanbeveling om ten aanzien van het kleinere winkelcentrum Weezenhof een over langere termijn beschikbare investeringsreservering te maken, en niet enkel in te zetten op een eenmalige upgrading. Mogelijk optredende tijdelijke leegstand van één of twee panden zijn veel ingrijpender in een klein winkelcentrum dan in een groot winkelcentrum. Met enig doorlopend beschikbaar investeringsbudget kunnen de risico’s daarvan echter aanzienlijk beperkt worden.
TENSLOTTE
BEOORDELING BEWONERSONDERZOEK DUKENMBURG
Aangehaalde literatuur DTNP (2007), ‘Bewonersonderzoek Dagelijkse boodschappen Dukenburg’, Droogh Trommelen en Partners (DTNP), d.d. 29-1-2007.
-
Nijmegen
DTNP (2006) ‘Evaluatie winkelstructuur stadsdeel Dukenburg’, Droogh Trommelen en Partners (DTNP), d.d. 23 oktober 2006.
LITERATUUR
BEOORDELING BEWONERSONDERZOEK DUKENMBURG
Bijlage 1
Opdrachtbrief aan de RUG
Aan: De Wetenschapswinkel RUG t.a.v. Dhr. Frans Sijtsma Postbus 72 9700 AB Groningen Nijmegen, 14 maart 2007 Betreft: Opdracht tot het uitvoeren van een onderzoek Geachte heer Sijtsma Met referte aan de diverse gesprekken met ondergetekende verzoeken wij de RUG een onderzoek uit te voeren naar de kwaliteit van het door de door het Bureau Droog Trommelen en Partners uitgevoerde onderzoek naar de huidige en toekomstige structuur van de drie winkelcentra in het Nijmeegse stadsdeel Dukenburg. De bewonersdelegatie in de (sub)werkgroep economie heeft grote twijfels over de wijze waarop het bewonersonderzoek is uitgevoerd en de conclusies die het bureau met de gegevens van dit en eigen onderzoek meent te kunnen onderbouwen. Zij hebben daarvoor de volgende reden:
1 De steekproef is naar hun mening niet representatief en niet omvangrijk genoeg om de verfijningen die in de grafieken worden getoond te onderbouwen.
2 Een aantal vragen in de enquête is sturend en leiden daardoor naar één antwoord.
3 Niet opgenomen in het rapport is de invloed op het aantal bezoekers van het winkelcentrum Meijhorst door de aanwezigheid van een overdekt zwembad en een wijkcentrum en kerk voor het stadsdeel Dukenburg.
4 De komst van de Lidl (en de aanzuigende werking van deze supermarkt) in Winkelcentrum Weezenhof is niet in het rapport betrokken.
5 Het effect van de weekmarkt nabij Winkelcentrum Meijhorst is niet in het rapport betrokken. De opdracht betreft de bestudering van het eindrapport en rapporteren van uw conclusie of e.e.a. methodisch, vanuit de statistische praktijk en wetenschap, juist is. U heeft toegezegd dat uw evaluatierapport binnen enkele weken gereed zal zijn
BIJLAGEN
zodat het mee kan met de stukken voor de Collegevergadering van 10 april 2007 en dat de kosten circa € 500,00 zullen bedragen. De rapporten en andere informatie zijn te vinden op: www.nijmegen.nl http://www2.nijmegen.nl/wonen/Wijken/dukenburg/winkelcentradukenburg http://www2.nijmegen.nl/wonen/Wijken/dukenburg Hoogachtend, Hans Veltmeijer, secretaris Peter van den Braak, voorzitter a.i.
BEOORDELING BEWONERSONDERZOEK DUKENMBURG
Bijlage 2
Samenvattende tabellen uit DTNP 2006.