Johannes 1: 46: “Ga zelf maar kijken!”. Orde van dienst: Welkom Votum en zegengroet NLB 985 Heilig, heilig, heilig. Gebed Voor de kinderen: De ladder. GK 62 Lezen: Johannes 1: 35-51 Psalm 139: 1, 2, 8 Tekst: Johannes 1: 46 Preek GK 116 O, koning hoor uw onderdaan Wet Psalm 119: 49 gebed Opwekking 553 “Laat het feest zijn in de huizen” zegen ------------
Voor de kinderen: De ladder. Preek. “Wie wat vindt, heeft slecht gezocht”. Deze woorden kwam ik tegen, toen ik de preek maakte. Woorden, die je laten nadenken. Het zijn dan ook de woorden van een dichter. Van Rutger Kopland: “Wie wat vindt, heeft slecht gezocht”. Wij draaien het meestal om. Soms zijn onze kinderen iets kwijt. Hun sokken of hun mobiel of hun OV-kaart. En dan roepen ze naar beneden: “Mam, waar zijn mijn sokken. Kan ze nergens vinden!”. En wat roept een moeder dan terug? Ja, dit: “Heb je wel goed gezocht!!??”. Maar Kopland draait het om: “Als je iets gevonden hebt, heb je niet goed gezocht”. Vinden is verdacht. Daarmee brengt hij een diep levensgevoel onder woorden. Zoeken is goed. Modern. Zoeken naar de zin van het leven. Praten over religie. Over de vraag of God wel bestaat. Over jouw sterrenbeeld. Vrij om te vragen, te zoeken, te twijfelen. En waar jij je goed bij voelt is jouw waarheid. Voel je vrij! Zoeken is prima, maar vinden is verdacht. Want vinden riekt naar zekerheid. Naar fundamentalisme. Naar onverdraagzaamheid. Als jij zegt, dat je de waarheid gevonden hebt, dan hebben alle anderen het fout. En dat is zelfs gevaarlijk. Die extreme moslims zijn ook zo zeker van hun waarheid…..
Is onze werkelijkheid niet veel te complex, zijn mensen niet veel te subjectief om te kunnen beweren, dat je de waarheid gevonden hebt? Zo kun je in onze moderne tijd ook tegen de kerk aankijken en het christelijk geloof: “Die mensen lijken wel erg zeker. Maar hoe weten ze dat allemaal zo zeker? Over God en over de hemel en de hel. Hebben ze wel goed nagedacht, gelezen, gezocht? Mag je in de kerk wel nadenken en zoeken of moet je gewoon geloven wat de kerk leert? Wie iets vindt, heeft niet goed gezocht.” ***** Weet u wat de eerste woorden van Jezus in dit evangelie zijn? Deze woorden: “Wat zoeken jullie?”. Jezus eerste woorden gaan over zoeken. Je mag blijkbaar zoeken. Dat komen we in de bijbel ook veel tegen. Zoekers, twijfelaars, sceptische denkers. Mensen, die vol pijn schreeuwen naar de hemel: “Mijn God, bent u er wel??!! Ik voel alleen maar duisternis en stilte! Bent u er wel? Ik hoor niets! Ik ben zo eenzaam!”. De bijbel is geen successtory vol zekere zoekers en vrolijke vinders. Of denk aan Thomas. Jezus was gekruisigd en gestorven. In een graf gelegd. Tot verbijstering van zijn leerlingen uit de dood opgestaan. En zijn eigen vrienden komen het hem vertellen: “Thomas, we hebben hem gezien! Echt!”. Maar Thomas gebruikt zijn verstand: “Als ik hem niet zie met mijn eigen ogen en zijn littekens niet met mijn eigen handen voel, zal ik zeker niet geloven”. Zeker niet. Thomas wil bewijzen. Hij wil best wel vinden, maar dan moet het wel waar zijn. “Wat zoeken jullie?” zijn Jezus eerste woorden. Wat een mooie vraag. Wat een ruimte geeft Jezus ons. We mogen zoeken. Maar: tegelijk gaat het ook over vinden. Want Johannes schrijft over twee broers, Andreas en Petrus. Die ontmoeten elkaar. En dan zegt Andreas tegen zijn broer Petrus: “Wij hebben de Messias gevonden!”. Vinden mag. Ook in onze tijd nog. Ik zag een programma op TV over een man een vrouw. Dia Die waren op zoek naar hun droomhuis. Maar niemand zal het vreemd vinden als ze dat gevonden hebben. Hun vrienden zullen hen juist feliciteren: “Wat mooi man, dat je gevonden hebt!”. “Petrus, wij hebben de Messias gevonden!”, roept Andreas vol enthousiasme als hij zijn broer tegen het lijf loopt. Maar let op: wat heeft Andreas gevonden? De Messias. Hij heeft dus geen sluitende verklaring voor de werkelijkheid gevonden. Niet een theorie over alles. Geen natuurkundige wet, die het universum en de
quantummechanica op één formule brengt. Hij heeft geen principe gevonden. Hij heeft een persoon gevonden. Jezus. Het christelijk geloof gaat er dus niet over, dat je op alle vragen antwoord hebt. Het christelijk geloof gaat over Christus, de Messias. Over een persoon. Andreas moest nog heel veel leren. Eigenlijk alles nog. En toch kan hij zeggen: ik heb gevonden. Je hoeft blijkbaar niet alles te weten en op alle vragen antwoord te hebben om je geloof met anderen te delen. Soms zeggen mensen dat zo: “Ja, ik durf niet zo goed over mijn geloof te praten. Ik weet nog veel te weinig.” Maar heel simpel gezegd gaat het niet over de vraag “Heb ik wel genoeg kennis?”, maar over de vraag: “Ken ik Hem wel?”. Daarom kan Jezus ook zeggen: “Ik ben de weg, de waarheid en het leven”. ***** Daar zit een diepe gedachte achter. Deze: de waarheid is meer en anders dan wij kunnen bedenken. De waarheid is geen systeem, dat wij kunnen opbouwen door ons logisch nadenken. Waarheid is geen produkt van onze filosofie of onze cultuur. Als je duizend filosofen uitnodigt, krijg je duizend verschillende gedachten. En culturen en religies kunnen diep verschillen. Kijk maar om je heen. Luister maar naar de praatprogramma’s. Mensen verschillen overal en altijd van mening. En wie heeft er gelijk? Koplands uitspraak is meer dan waar: “Wie wat vindt heeft slecht gezocht”. Onze werkelijkheid is complex. Onze wereld is een bos, waar je makkelijk in verdwaalt. En dat zie je ook gebeuren: mensen verdwalen. Jongeren raken de weg kwijt. Twijfel lijkt de enige vaste koers. Agnosticisme de ware religie. Maar het christelijk geloof is geen geloof wat wij hebben bedacht. Het is niet opgekomen uit onze wetenschap en cultuur. In de Bijbel wordt het geloof zelfs vaak ‘dwaasheid’ genoemd. Daar wordt mee bedoeld, dat ons geloof uit een werkelijkheid komt, die onze werkelijkheid en ons denken overstijgt. Over een God, die boven tijd en geschiedenis staat. Een God die heilig is en dus zoveel anders dan wij. Over een God die ons wil vinden en daarom onze werkelijkheid binnenkomt. Mijn leven binnenkomt. Want dat gebeurt hier: Andreas en Philippus en Nathanel en Petrus waren heel druk met het zoeken naar de Messias. Daar ging het over in die dagen. Over de Messias, de zoon van David, die de Romeinen zou verjagen en die wrede Herodes. Over het herstel van de glorie van David. Over de nieuwe Koning. De Messias. Zo zochten ook die mannen naar de Messias. En ze beseften niet, dat die Messias nog meer op zoek was naar hen! ***** Dit wil niet zeggen, dat je dus je verstand niet moet gebruiken! Dat je geen vragen mag stellen. Dat je niet mag twijfelen en onderzoeken. Integendeel.
God heeft juist verstand gegeven om na te denken. Dat doet Nathanael ook. Zie je het voor je: Nathanael zit wat te lezen in de schaduw van de vijgenboom. Zijn vriend Philippus komt enthousiast aanlopen en roept: “Nathanael, Nathanael, we hebben de man gevonden over wie Mozes in de wet geschreven heeft en over wie ook de profeten spreken: Jezus, de zoon van Jozef, uit Nazareth”. Maar Nathanael kent zijn bijbel. En hij kent Nazareth. Hij weet dat geen enkele profeet over dit gehuchtje in Galilea spreekt. Bethelehem, ja. Nazareth, nergens. Hij laat zich geen oor aannaaien: “Kan uit Nazareth iets goeds komen?”. Nathanael blijft dus nadenken: “Zou die Jezus de Messias zijn? Ik geloof er niets van!”. Hij stribbelt fors tegen. Gewend om zijn gezonde verstand te gebruiken. Maar Filippus, zijn vriend, laat zich niet afpoeieren. Hij had Jezus namelijk al ontmoet. Hij kende hem al. En wat doet hij? Begint hij een hele discussie over Bijbelteksten en profetieën en wat rationeel denken is? Over bewijzen en falsificatie? Probeert hij Nathanael te overtuigen met slimme argumenten en mooie theorieën? Nee. Hij zegt: “Ga zelf maar kijken!”. En dan gaat Nathanael met zijn vriend mee. Hij is ook de beroerdste niet. En we zien Nathanael achter Filippus aanlopen. Een beetje schoorvoetend. Schouderophalend. Sceptisch. Een en al waakzaamheid. “Hoofd koel houden, Nathanael”, zegt hij tegen zichzelf, “je niets laten wijsmaken”. Zo kun je ook in de kerk zitten: met je armen over elkaar en met een diepe argwaan in je ogen. Een en al waakzaamheid. “Eens zien wat die dominee er van maakt vanmorgen! Dat mannetje maakt mij niks wijs! Ik blijf bij mezelf!”. Herken je dat bij jezelf? Dat je heel kritisch in de kerk zit? Begrijp me goed: kritisch mag. Moet zelfs. Vragen mag. We mogen mondig zijn. Maar je kunt ook zo in de kerk zitten, dat niets meer goed is. Armen over elkaar. Een beetje scheef op je stoel. Norse blik. Alle bruggen opgehaald. Zo komt Nathanael bij Jezus. ***** En Jezus ziet hem komen. Jezus, de zoon van God. De mensenkenner. De hartenkenner. In gedachten zie je dat Jezus een glimlach nauwelijks kan onderdrukken. Hij zegt heel hartelijk tegen de zwaar gepantserde Nathanael: “Dat is nu een echte Israëliet, een man zonder bedrog”. Dia. Wat zag Jezus in hem? Een eerlijke zoeker. Een man die weet, dat in godsdiensten vaak makkelijk gemanipuleerd wordt. Dat er veel kwaad wordt uitgespookt in de naam van de godsdienst door rare goeroes. Er is veel leugen en dwang. Vaak is geld of eer of seks de enige waarheid.
“Dat is nu een echte Israëliet, een mens zonder bedrog”. Een goudzoeker. Je ziet Nathanael stomverbaasd naar Jezus kijken: wat zegt die Jezus nou?. Hij vraagt het ook: “Waar kent u mij dan van?”. En dan spreekt Jezus de wonderlijke woorden: “Ik had je al gezien voordat Filippus je riep, toen je onder de vijgenboom zat”. Dia. Wat doet Jezus hier? Geurt Jezus hier met zijn bovennatuurlijk weten om Nathanael te overbluffen? Wil hij hem imponeren? Is Jezus hier de helderziende, die om bewondering vraagt? De trukendoos opent? Nee, dat zou oneerlijk zijn tegenover die eerlijke, kwetsbare Nathanael, die dan toch maar gekomen is. Misbruik van religieuze macht. Nee, het gaat dieper. Ook al zit dat het er wel een beetje bij in: Jezus kende Nathanael al. Had hem zien zitten. Had hem zelfs geboren zien worden. Hij is ten slotte de zoon van God. Maar het is meer: het is het zien van de liefde. Veel warmer, veel persoonlijker, dan het zien van de helderziende. Ziet u dat? Dat is wat Jezus bedoelt: “Heel dat zoeken van jou, Nathanael, dat wikken en wegen, die waakzaamheid, je scepsis en je cynisme soms, je argwaan tegen elke vorm van manipulatie –al komt die ook van je beste vriend- je aarzelingen en twijfels, die bij dat zoeken horen, je mag weten, dat dat allemaal omsloten is door mijn liefde voor jou. Mijn zoeken van jou. Toen jij daar onder die vijgenboom zat, met je gedachten en je vragen, toen was ik al met je bezig. Niet jij hebt mij gevonden. Ik heb eerst jou gevonden. En omdat ik naar je toekwam, naar je verlangde, kwam jij bij mij. En dat jij hier nu voor me staat en niet nog steeds aan jezelf aan het prutsen bent, dat is niet jouw werk, maar mijn werk. Toen ik naar de wereld kwam, kwam ik ook naar jou toe. Zocht ik ook jou.” **** Vindt u dat niet mooi? Ik zag je onder de vijgenboom…. Dia. De vijgenboom was in die dagen ook een symbool. Het symbool van vrede en voorspoed. Meerdere keren belooft de Here in het Oude Testament, dat hij iedereen een plekje zou geven onder de eigen wijnstok en vijgenboom. Vaak zaten mensen daarom ook onder de vijgenboom de Thora te bestuderen of te bidden. Jezus zag Nathanael zoeken. Verlangen. Hij ziet jou zoeken. Hij kent je vragen. Je wonden. Je teleurstellingen, die jou soms zo hard kunnen maken, zo cynisch. Je hebt bijna alle bruggen opgehaald. En nu kom je vanmorgen Jezus tegen. Jezus die jouw zoeken en pijn en teleurstelling en De Here wil dat we zoeken, nadenken, vragen stellen. En hij wil dat we zelfstandig kiezen. dat we zelf kiezen. Niet onder dwang. Niet omdat de familie dat graag wil.
Zo gaat dat in de liefde. Liefde is vrij. Ja, anderen kunnen je daarbij helpen. Ouders kunnen je veel vertellen en je meenemen naar de kerk. Vrienden kunnen je helpen. Opzoeken. Vasthouden. Met je praten. Aansporen. Meenemen naar de kerk. Met je bidden. Maar je moet zelf willen. Zelf Bijbellezen. Zelf kiezen. Zelf zoeken en zelf geloven. Dat kan niemand voor je doen. Dat is ook zo mooi in de woorden van Philippus. Hij gaat niet dwingen of allemaal Bijbelteksten op elkaar stapelen. Geen mooie redeneringen om zijn vriend onderdruk te zetten. Geen stevige discussie. Nee, hij zegt: “Ga zelf maar kijken!”. En dat is het. Je kunt alleen maar zeggen: “Ga zelf maar kijken!”. Zo doen we dat zelf heel vaak. Je bent in Parijs geweest. Eiffeltoren, Notre Dame, mooie musea en schitterende pleinen. Je bent onder de indruk en razend enthousiast. Je laat je vriend wat foto’s zien en je vertelt en je vertelt. Maar die vriend is wat sceptisch: “Nou, ik vind het alleen maar druk. Moet je dat verkeer zien! En dan die aanslagen, die er waren….Wat is daar zo mooi aan?”. Dan kun je alleen maar zeggen: “Ga zelf maar kijken!”. Hoe doe je dat met Jezus? Want Philippis kon dat makkelijk zeggen. Jezus was op aarde en woonde in de buurt. Wat zou dat mooi zijn als je dat nu tegen je vriend kon zeggen: “Nou, ga maar mee. Ik weet waar hij woont. Hij woont hier vlakbij. Kun je hem zelf zien!”. En dat je dan in het kasteel van Jezus komt en hem op de troon ziet zitten. In het licht. Met engelen en hemelse muziek. mensen die genezen worden….. Wat moeten wij met deze woorden. Dit: je kunt samen de Bijbel gaan lezen. Al die verhalen over Jezus. zijn woorden. Zijn wonderen. Zijn sterven aan het kruis. Zijn opstanding uit de dood. Al die ooggetuigen….. Je kunt het allemaal zelf onderzoeken. En je kunt in jouw leven aan anderen laten zien wie Jezus is. Door jouw liefde, jouw vergeving en geduld. Door jouw offers. Jouw nieuwe leven. ***** Tenslotte nog één ding. Want als Nathanael Jezus zo ontmoet, is hij direkt diep onder de indruk. Hij laat zijn pantser vallen. Zijn hart zwaait open. Hij keert hij om als een blad aan een vijgenboom. Hij roept: “Rabbi, u bent de Zoon van God, u bent de koning van Israel!”. Dia. En dan zegt Jezus: “Je zult nog grotere wonderen zien! Je zult de hemel geopend zien en engelen van God omhoog gaan en neerdalen naar de mensenzoon”. Dat doet denken aan Jacob! Hij zag in zijn droom engelen van God omhoog gaan en afdalen op een trap, die naar de hemel leidde. Daardoor wist hij: God is met mij. Zijn engelen beschermen wij. Hij mag een stukje van de hemel zien, die blijkbaar heel dichtbij is.
Zo is door Jezus ook de hemel heel dichtbij. Ze zullen de krachten van hemel zien: blinden zien, melaatsen worden rein. Doden staan op. En ze zullen die engelen ook echt zien. Op de berg. Bij het open graf. Bij de hemelvaart. De hemel is niet lichtjaren ver weg. Hij is zo dichtbij. God is dichtbij. Jezus woont door de Heilige Geest in je hart. Zo dichtbij. Een hartslag. Een gebed. Een kreet. Moeilijk om te geloven? Ja, dat is het. Zeker in onze tijd van ruimtevaart, geweld, duizenden meningen van mensen. Hoe kun je dat dan? Daar is maar een antwoord op: “Ga zelf kijken!”. Lees je Bijbel en ontmoet Jezus zelf. Alles draait om Hem. Engelen dalen op hem neer. Deze Jezus van Nazareth, deze mislukkeling in de ogen van mensen, staat in het centrum van het heelal. Die onooglijke Jezus. Die man die sterft aan een dom kruis. Maar kijk eens verder als je durft: boven hem staat de hemel geopend. En door hem staat die hemel ook open voor jou. “Wie wat vindt heeft slecht gezocht” schreef Rutger Kopland. Maar het is niet waar. Vinden mag. Wie vindt is zelf gevonden. Amen.