Je brein als medicijn Het placebo-effect
Maud Anna Veringa Vrije School Zutphen 12 Loo, havo nt Begeleider: Bert Kraai Profiel vak: Biologie December 2012
1
Inhoudsopgave Inleiding
1
H1 Lichaam en Geest
2
H2 Wat is het placebo-effect
3
H3 Wetenschappelijk onderzoek
4
H4 Psychologische verklaringen
6
H5 Neurologische verklaringen
8
H6 Eigen onderzoek
9
H7 Je brein als medicijn, ja of nee?
13
Nawoord
14
Bronnen
15
Bijlage
2
Inleiding Je brein als medicijn. Waarom heb ik dit onderwerp gekozen? Ik ben geïnteresseerd in hoe je lichaam en je geest met elkaar samen werken. Ik vraag me af of je met je denken je gezondheid kunt beïnvloeden. En waarom helpt een kusje eigenlijk tegen de pijn en hoe komt het dat je als je naar de tandarts gaat dat je bijna al pijn voelt voordat hij iets heeft gedaan? Mijn eerste hoofdvraag was: hoe kan het dat een mens kan denken? Die vraag bleek al snel heel groot te zijn en ik moest kiezen op welk onderdeel ik dieper in wou gaan. Zo ontstond mijn nieuwe hoofdvraag: werken lichaam en geest samen? Toen ik aan het lezen was over hoe je lichaam en geest samen werken bleek dat ook de hoofdvraag over die samenwerking al veel te breed zou zijn. Want wat is je geest eigenlijk? Daar zijn al kilometers boeken over geschreven. Maar niemand weet het precies. Bij het lezen kwam ik steeds het placebo effect tegen. Het placeboeffect is een van de weinige dingen waarvan bewezen is dat er een relatie tussen je geest en je lichaam is. Je kunt met je geest iets in je lichaam veroorzaken, goed of slecht. Dat betekent dus dat je met de geest je lichaam ook beter kunt maken, je brein als medicijn. Om het niet al te ingewikkeld te maken en het niet te vaag te laten heb ik gekozen om mijn jaarwerkstuk over het placebo-effect te doen. Wat is het en hoe werkt het. Mijn hoofdvraag is: Toont het placebo effect aan dat je brein als medicijn werkt? In mijn jaarwerkstuk vertel ik eerst iets over lichaam en geest. Vervolgens ga ik verder met het placebo-effect. Ik heb gekeken naar de wetenschap en probeer psychologische en neurologische verklaringen te vinden. Daarna beschrijf ik mijn eigen onderzoek. Dat was erg leuk om te doen. Er kwam jammer genoeg niet uit wat ik wilde. Tot slot geef ik mijn antwoord op de vraag of het placebo-effect aantoont dat je brein als medicijn kan werken.
3
H1 Lichaam en geest Lichaam en geest zijn in twee verschillende categorieën gedeeld. Het lichaam behoort tot het materiële en stoffelijke rijk, en daarmee tot het rijk van de moderne wetenschap. De geest behoort tot het immateriële en onstoffelijke rijk, en daarmee tot het domein van de filosofie, de theologie en de psychologie. Descartes (1596 – 1650) was een Franse natuurfilosoof en wiskundige die een bepaalde zienswijze had op het probleem over lichaam en geest. Zijn zienswijze speelde een grote rol in de ontwikkeling van de filosofie. Volgens Descartes was de geest een denkend ding. Daarom benoemde hij dit als een stof. Het denken was de essentiële aard van deze stof. Met denken bedoelde hij begrijpen, willen, redeneren, gedachtes omzetten in taal en vele andere bewuste activiteiten. Volgens hem is dit de ziel van een mens. Het lichaam zelf kan bewegen en heeft een positie in een ruimte. Descartes beschrijft het lichaam als een stof die ruimte in beslag neemt. De geest neemt geen ruimte in beslag en verschilt sterk van het lichaam. Hieruit ontstond het beroemde dualisme van Descartes, het lichaam-geest dualisme. De grote vraag was nog steeds, hoe kan iets dat niet tastbaar is, de geest, invloed hebben op iets dat wel tastbaar is, het lichaam? De Chinese geneeskunde zegt dat de geest en het lichaam een continuüm vormen, die elkaar wederzijds beïnvloeden. Als de maag leeg voelt gaat er een sein omhoog en al heel snel kunnen we aan niets anders meer denken dan aan eten. Omgekeerd noemen we de reactie van het lichaam op wat we in onze bovenkamer bedenken emoties en deze hebben een bepaalde plaats, route en expressie in het lijf. Zo kun je angst voelen op de keel, in de maagregio en kan het ons totaal verlammen tot en met de darmen. Verdriet voel je vooral in de borstregio en maakt dat je slecht ademt, vooral als je je niet uit. Bij woede spannen bepaalde spieren zich aan zoals in je nek en schouders en van je kaken. De emotie roept bepaalde min of meer vaste reactiepatronen op in het lichaam waarbij diverse weefsels en lichaamsfuncties betrokken zijn. Wetenschappers als Swaab moeten niets van de ziel of de geest hebben “ik heb nog geen goed argument gehoord tegen mijn simpele conclusie dat de geest het resultaat is van het functioneren van onze honderdmiljard hersencellen en de ziel een misverstand” zegt hersenonderzoeker Dick Swaab. Volgens hem is het feit dat de ziel in alle tijden en in alle culturen voorkomt gebaseerd op de angst van de mens voor de dood, de wens overleden geliefden terug te zien en het misplaatste, arrogante idee dat wij zo belangrijk zouden zijn dat er wel iets van ons moet overblijven na ons overlijden. Ook Damasio zegt in zijn boek “de vergissing van Descartes” dat de scheiding van lichaam en geest onzin is. En dat de geest een mysterieus verschijnsel is wil volgens Damasio niet zeggen dat het mysterie onoplosbaar is. Zowel Swaab als Damasio beweren dat alles in het brein vast ligt. Psychologen en filosofen verzetten zich hiertegen. Het denken over lichaam en geest zie je terugkomen in heel veel theorieën, gedachtes, stromingen in alle culturen. Denk maar aan godsdienst, antroposofie, psychologie, filosofie en ga zo maar door. Zolang we niet zeker weten dat de geest een biologisch verschijnsel is zal dat ook blijven bestaan. Je kunt je afvragen of het wel nodig is dat we het weten. Want bijvoorbeeld geloven in een god of geloven in antroposofie kan voor ons ook heel prettig zijn. Want het verklaart dingen die we niet kunnen verklaren. Op het vraagstuk over hoe dit werkt, is geen antwoord te vinden. Op het vraagstuk of lichaam en geest samenwerken is wel een antwoord te vinden. Hier zijn verschillende bewijzen van. Het meeste bewijs is te vinden in het placebo-effect.
4
H2 Wat is het placebo-effect? Een placebo is een nepmedicijn. Het effect dat zo’n nepmedicijn heeft op iemand heet het placeboeffect. Het placebo-effect is een neurologisch en psychologisch fenomeen dat al eeuwen bestaat. De afgelopen halve eeuw wordt het steeds bekender in medische onderzoeken. Hierin wordt het placebo-effect gebruikt voor controle. Zo wordt gekeken of het echte medicijn niet evenveel effect heeft als een nep medicijn. Het woord placebo betekent letterlijk: “I will please”, vertaald vanuit het Latijn. In het Nederlands betekent dit: “ik zal behagen”. Een placebo ziet eruit als een echt medicijn, maar bevat geen genezende stoffen die echte medicijnen wel bevatten. De Griekse arts Galen (129 – 199 n.Chr.) was waarschijnlijk de eerste persoon die de genezende kracht van het placebo-effect wist te beschrijven. Hij merkte op dat een van de belangrijkste factoren voor het genezen van een patiënt is, dat de patiënt vertrouwen heeft in de behandeling. Hooper’s medical dictionary (1811) definieerde het woord placebo als volgt: “an epithet given to any medicine adapted more to please than benefit the patient”. In het Nederlands betekent dit: “Een bijnaam gegeven aan een medicijn dat meer is aangepast aan het geven van een beter gevoel aan een patiënt dan aan het daadwerkelijk genezen van een patiënt”. De “Merriam-Webster’s Collegiate Dictionary” serie, is een serie woordenboeken die in 1898 werd ingewijd. Dit komt uit Amerika en zijn woordenboeken met de betekenissen van woorden die vooral op universiteiten worden gebruikt. In de 10e editie uit deze serie, wordt het woord placebo bijna op dezelfde manier als in Hooper’s medical dictionary gedefinieerd: “a medication prescribed more for the mental relief of the patient than for its actual effect on a disorder”. In het Nederlands betekent dit: “Een medicijn dat meer is voorgeschreven voor de mentale verlichting van de patiënt dan voor het daadwerkelijke genezen van de patiënt”. Henry Beecher is de eerste wetenschapper die onderzoek deed naar het placebo-effect. Dit deed hij na wat hij had meegemaakt in de Tweede Wereld Oorlog. Wat hier gebeurde is het meest beroemde verhaal in de literatuur over het placebo-effect. Henry Beecher was een anesthesist die in een ziekenhuis werkte tijdens de Tweede Wereld Oorlog. De ziekenhuizen zaten vol met gewonde soldaten. Pijnstillers waren moeilijk te transporteren, en in het ziekenhuis waar Beecher werkte, raakte de morfine al snel op. Een verpleegkundige in het ziekenhuis kon het niet aanzien dat de soldaten zo veel pijn hadden. Zij besloot de soldaten een zoutoplossing in te spuiten. Terwijl zij dit deed, vertelde zij de soldaten dat het een zeer sterke pijnstiller was. Tot ieders verbazing hadden de soldaten na het inspuiten van de zoutoplossing veel minder pijn. De medische wereld heeft altijd geworsteld met het fenomeen “placebo-effect”, niet wetend hoe ze er mee om moesten gaan. Nog steeds is het placebo-effect een puzzel waarvan nog niet alle stukjes compleet zijn en in elkaar passen. We proberen het placebo-effect vanaf twee kanten te verklaren. Er zijn psychologische verklaringen en neurologische verklaringen. In de hoofdstukken 4 en 5 wordt hier verder op ingegaan.
5
H3 wetenschappelijk onderzoek naar het placebo-effect Henry Beecher (1904-1976), een anesthesist, was de eerste wetenschapper die zich waagde aan het beschouwen van het begrip placebo-effect als een meetbare grootheid/kwantiteit. Hij schreef en publiceerde in 1955 een artikel dat veel invloed gehad heeft op de ontwikkelingen rond het placeboeffect. Het artikel heet “The Powerful Placebo” en gaat over het therapeutische effect dat een placebo kan hebben. In het artikel van Beecher staat een overzicht van vijftien geneesmiddelenonderzoeken waarbij gebruik werd gemaakt van een placebogroep. Beecher concludeerde aan de hand van deze vijftien experimentele opzetten dat de placebo behandelingen in gemiddeld 35% van de gevallen een goed resultaat hadden opgeleverd. Sindsdien wordt het placebo-effect als een wetenschappelijk feit gezien. In de placebo-onderzoeken van Beecher zijn echter verschillende fouten gevonden, waardoor de vraag nu is in hoeverre er echt sprake is van een placebo-effect. Maar ook andere onderzoekers hebben het placebo-effect bestudeerd. Zo ontdekte Dr. Bruce Moseley uit Amerika dat een nep-operatie bij artrose (slijtage) van de knie hetzelfde of een beter resultaat opleverde dan een echte operatie. De Nederlandse hoogleraar gezondheidspsychologie Jozien Bensing heeft onderzoek gedaan en doet nog steeds onderzoek naar het placebo-effect. Zij heeft met name de rol van dokter-patiënt communicatie in de gezondheidszorg onderzocht. Uit haar onderzoek blijkt dat het placebo-effect eigenlijk in elke behandeling voorkomt. Volgens Bensing kan het placebo-effect een helpende hand zijn bij behandelingen. Als extraatje, bovenop de gewone behandeling. Het placebo-effect kan de werking van een echte behandeling bevorderen. In november 2011 is het Radboud Expert Centre for Psychology & Medicine geopend. Dit instituut bestudeert de relatie tussen psychologische en biologische/neurologische processen. Kennis van allerlei instituten en afdelingen in het ziekenhuis die te maken kunnen hebben met het placeboeffect worden hier samengevoegd. Het feit dat dit instituut is opgericht betekent dat er veel aandacht is voor dit onderwerp. Er zijn door al deze verschillende onderzoeken dingen over het placebo-effect naar voren gekomen. De wetenschappelijk bekende factoren die invloed hebben op de werking van een placebo zijn in twee groepen in te delen. Factoren vanuit de mensen die betrokken zijn bij de behandeling: - Als de dokter enthousiast en overtuigd is over de werking van de behandeling, zal deze ook groter zijn; - Wanneer de dokter sympathieke belangstelling heeft voor de patiënt, is placebo-effect groter; - Als de dokter hoopgevend en optimistisch is, is de werking groter; - Hoe meer aanzien de dokter heeft, hoe groter het effect; - Als dokter en patiënt beide geloven dat de behandeling effectief is, is het placebo-effect groter.
6
Factoren van de neppil zelf: - De grootte van de neppil is belangrijk. Hoe groter de neppil, hoe groter het effect; - Zodra de neppil een bekende merknaam heeft, is het effect ervan groter; - De prijs speelt ook een rol. Hoe duurder de neppil is, hoe groter het effect zal zijn; - De kleur van de neppil is ook een belangrijke factor. Rood werkt stimulerend, blauw werkt onderdrukkend/kalmerend; - De dosering maakt ook een verschil. Twee tabletten werken beter dan één tablet; - Als de toegediende placebo bijwerkingen kan hebben, word het effect van de placebo groter.
7
H4 Psychologische verklaringen Wetenschappers zijn het er over eens dat het placebo-effect wordt veroorzaakt door drie verschillende psychologische aspecten. 1) klassieke conditionering, 2) verwachtingen en 3) de omgeving. 1) Klassieke conditionering Eén van de psychologische mechanismen die betrekking heeft op het placebo-effect is klassieke conditionering, ook wel bekend als de Pavlov reactie. Klassiek conditioneren heeft veel te maken met associaties. Bij klassiek conditioneren wordt een ongeconditioneerde stimulus samengevoegd met een neutrale stimulus. Een ongeconditioneerde stimulus is een stimulus die een natuurlijke en automatische reactie opwekt bij een organisme. Een neutrale stimulus wekt geen reactie op. Wanneer deze twee worden “samengevoegd”, zal het organisme in eerste instantie reageren op de ongeconditioneerde stimulus. Wanneer dit vaak wordt herhaald, zal alleen de neutrale stimulus dezelfde reactie opwekken als de ongeconditioneerde stimulus; de neutrale stimulus is nu de geconditioneerde stimulus geworden.
Afbeelding: Klassieke conditionering
2) Verwachtingen Onderzoeken naar het placebo-effect laten zien dat bij de mens geconditioneerde placebo reacties meestal worden veroorzaakt door verwachtingen. Dit betekent dat wanneer een persoon verwacht dat er iets gaat gebeuren, het ook zal gebeuren. Het verschil tussen het verwachten en het conditioneren is dat verwachten een bewust proces is. Verwachtingen helpen de lichaam en geest voor te bereiden op wat er gaat gebeuren. Dat verwachtingen een rol spelen bij de reactie is aangetoond door onderzoeken met een verborgen toediening en een open toediening van een placebo. Een verborgen toediening houdt in dat de placebo word toegediend zonder dat de patiënt hier iets vanaf weet. Bijvoorbeeld via een infuus dat door een computer word geregeld. Een open toediening houdt in dat de placebo word toegediend in het volle zicht van de patiënt. Dit is bijvoorbeeld als een verpleegkundige de patiënt een prik geeft. Hier zijn veel onderzoeken mee gedaan. Zo is in 2006 een onderzoek gedaan, onder meer naar de bijdrage van het placebo-effect in het gebruik van morfine. Bij dit onderzoek werd vastgesteld dat de open toediening meer effect had dan de verborgen toediening. Ook onderbrekingen in de toediening van een placebo werden onderzocht. Bij een open onderbreking werd de terugval van pijn snel ervaren door de patiënt en was de intensiteit van de pijn 8
ook groter dan bij een verborgen onderbreking. De patiënt had een negatieve verwachting van pijn terugval en dit wekte een nocebo-effect op (het tegenovergestelde van een placebo-effect). Hieronder is een afbeelding te zien met een overzicht van de resultaten uit dit onderzoek. 3) De omgeving Het effect van een placebo wordt niet alleen beïnvloed door conditionering en verwachtingen. De manier waarop de placebo wordt toegediend en de manier waarop daar mee om wordt gegaan heeft ook invloed op het effect van de placebo. Een voorbeeld. In geval van ziek zijn, worden mensen vaak gestrest en worden bang als ze naar een dokter toe moeten. Als de dokter de patiënt vervolgens steunt en met de patiënt mee voelt, is de kans groot dat de patiënt zich beter gaat voelen. Als de dokter echter op een kille manier met de patiënt omgaat en de patiënt zich niet begrepen voelt, is de kans klein dat de patiënt zich beter gaat voelen. De manier waarop de dokter met de patiënt om gaat heeft dus veel invloed op de werking van een placebo.
9
H5 Neurologische verklaringen Placebo analgesie In 1978 werd voor het eerst ontdekt dat placebo analgesie (de vermindering van de pijn die wordt geproduceerd door de placebo) heeft te maken met endogene opioïden. Placebo analgesie kan worden geblokkeerd door de opioïde antagonist. Opioïden zijn natuurlijke stoffen die door het lichaam in grote hoeveelheden worden aangemaakt als reactie op stress en pijn. Ze functioneren door zich te binden aan opioïden receptorden in het centrale en perifere zenuwstelsel. Opioïde analgetica (pijnstillers) verlicht de pijn doordat die direct werkt op het centrale zenuwstelsel. Endorfine is een stof die door het lichaam word aangemaakt en een morfine-achtige werking heeft. Er zijn verschillende soorten endorfine, deze zijn bekend als endogene opioïden. Deze endogene opioïden zijn opioïde eiwitten die kunnen binden aan verschillende soorten opioïde receptoren. Pijnprikkels die worden gegenereerd in de nociceptoren, worden via de aanvoerende pijnvezels vervoerd naar de synaps, en vervolgens naar de hersenen. Endogene opioïden binden zich aan de opiaatreceptoren op die synaps. Hierdoor word de overdracht van pijn van de synaps naar de hersenen geremd. In de thalamus is nu geen waarneming van pijn. Niet alleen opioïde zijn betrokken bij placebo analgesie. Dopamine en cholecystokinine zijn hier ook bij betrokken. Bij cholecystokinine (CCK) denken mensen vaak aan gevoelens als verlies, angst en paniek. CCK is een stof die in grote hoeveelheden aanwezig is in het centrale zenuwstelsel. Er word vermoed dat CCK de basis is van nocebo hyperalgesie. Nocebo hyperalgesie is de verhoging van pijn bij een nocebo-effect, het is dus het tegenovergestelde van placebo analgesie. Bij dopamine denken mensen vaak aan gevoelens van blijdschap en genot. Over de werking van het placebo-effect is nog niet heel erg veel bekend, dus het is lastig om hier veel over te vinden. Er zijn verschillende verklaringen voor de werking van het placebo-effect in de hersenen. De verklaring die hierboven staat uitgelegd is hier een van. Er zijn er nog veel meer, maar die zijn niet allemaal helemaal uitgewerkt en ook niet allemaal te begrijpen.
10
H6 Mijn eigen onderzoek Voor mijn eigen onderzoek heb ik gekozen om het onderzoek te richten op de psychologische verklaring “verwachtingen”. Ik wilde onderzoeken of denken invloed heeft op wat je doet. Het lijkt dat dit niets met mijn hoofdvraag te maken heeft, maar het tegendeel is waar. Een onderdeel van het placebo-effect is om door verwachtingen een resultaat bereiken. In de psychologie noemen ze dat “primen”. Primen is dus een vorm van het placebo-effect in de psychologie. Primen is eigenlijk zorgen dat iemand ergens aan denkt waar hij een bepaalde associatie mee heeft. Met primen kun je bijvoorbeeld zorgen dat iemand tijdelijk slimmer wordt, of dat iemand langzamer gaat lopen. Hier zijn verschillende onderzoeken naar gedaan. Hoogleraar Ap Dijksterhuis, Radboud Universiteit Nijmegen, heeft hier een interessant onderzoek naar gedaan. Het onderzoek van Ap Dijksterhuis ging als volgt. Hij deelde een groep studenten in in twee groepen. De ene groep was de onderzoeksgroep, de ander was de controlegroep. De mensen in de onderzoeksgroep heeft hij een woordenreeks laten zien met allemaal woorden die te maken hebben met professoren. De mensen in de controlegroep heeft hij niks laten zien. De onderzoeksgroep heeft na het bekijken van de woordenreeks een tentamen gemaakt. De controlegroep heeft ditzelfde tentamen gemaakt. De onderzoeksgroep bleek uiteindelijk dit tentamen beter gemaakt te hebben dan de controlegroep. Dit komt doordat wij professoren associëren met slim en geleerd. Er zijn ook andere onderzoeken gedaan naar primen. Bij een van de onderzoeken moesten mensen een test doen. Deze test bestond uit woordenreeksen waar de mensen zinnen mee moesten maken. Wat deze mensen niet door hadden, was dat al deze woordenreeksen te maken hadden met oude mensen en dingen. Er werden woorden gebruikt die vrij oudbollig zijn. De man die dit onderzoek deed keek hierbij niet naar de resultaten van de testen, maar naar hoe de mensen naar binnen en naar buiten liepen. Al deze mensen liepen veel langzamer naar buiten, dan dat ze naar binnen liepen. Dit komt door de associatie die mensen hebben. Als wij aan oude mensen denken, gaan we dus langzamer lopen, zonder dat wij dat door hebben. Het onderzoek van Ap Dijksterhuis heb ik geprobeerd na te doen in een 10e klas, wiskunde B havo. Deze klas werd willekeurig in twee groepen gedeeld. Ik dacht dat dit onderzoek moet met behulp van een foto in plaats van met een woordenreeks. Ik heb zelf een testje in elkaar gezet, hiervoor heb ik verschillende opgaves uit IQ-testen gebruikt. Deze test is te vinden in de bijlage. De ene groep heb ik op de gang het testje laten doen, zonder er iets bij gezegd te hebben. Dit was dus de controlegroep. De andere groep heb ik een foto van professoren laten zien, en hen gevraagd hier aan te denken. Ik heb gezegd dat ze zich voor moesten stellen dat ze zelf professoren waren. Dit was dus de onderzoeksgroep. Hierna hebben zij hetzelfde testje gedaan als de controlegroep. Hypothese Ik verwacht dat ik duidelijke verschillen ga zien in de resultaten van de testjes die de twee groepen gaan doen. Ik denk wel dat het lastig wordt om te zorgen dat ik alles goed vertel. Ik moet mijn onderzoek nu in een hele korte tijd in elkaar zetten. Dit komt doordat er in verband met tentamens weinig tijd is om dit onderzoek te doen. Het is nu allemaal heel kort dag. Dit vind ik wel jammer, omdat ik het nu niet helemaal perfect kan voorbereiden.
11
Achteraf Nadat ik dit onderzoek heb gedaan, ben ik de resultaten gaan vergelijken. Hieruit kwam helaas niet wat ik had verwacht en gehoopt. De groep die vooraf geen foto had gezien maakte de test beter dan de groep die vooraf wel de foto had gezien. Dit vond ik heel jammer. Discussie Ik denk wel dat ik weet hoe het komt dat het onderzoek niet goed is gegaan. Ik heb het onderzoek met een foto gedaan, en niet met een woordenreeks. De groep heb ik willekeurig in twee groepen gedeeld, dit had ik beter op basis van de schoolresultaten kunnen doen. Ook is het lastig om te weten of de leerlingen daadwerkelijk aan professoren denken, en niet aan iets anders. Bijvoorbeeld aan waarom ze dat zouden moeten doen. Ik had beter met de leerlingen kunnen gaan praten over professoren. Dit zijn de punten waar ik, denk ik, mis ben gegaan in mijn onderzoek. Ik heb dit aan een psycholoog, Marc de Haan, gevraagd en hij vertelde dat mijn onderzoek niet was mislukt maar dat er blijkbaar een verschil in condities (omstandigheden) was tussen de twee groepen. En dat dat verschil een groter effect had dan het effect dat ik uit mijn onderzoek wilde halen. Een verschil in conditie kan zijn dat de groep die naar de gang moest uit de gewone schoolsfeer werd gehaald en daardoor de test beter maakte. Statistieken Hieronder zijn drie grafieken weergegeven. De eerste is een staafdiagram van de resultaten van de controlegroep. De tweede is een staafdiagram van de resultaten van de onderzoeksgroep. De laatste is een staafdiagram van het gemiddelde resultaat van de controlegroep tegenover het gemiddelde resultaat van de onderzoeksgroep. Bij de eerste twee diagrammen geeft elk nummer op de horizontale as een proefpersoon aan, en elk nummer op de verticale as het aantal vragen. De verticale as in de derde diagram is hetzelfde als bij de eerste twee diagrammen. In totaal bestond de test uit twintig vragen. Hieronder zijn ook twee tabellen weergegeven. Hierin zijn de resultaten van de twee groepen verwerkt. Elk nummer staat voor een proefpersoon.
-
Tabel 1: Resultaten onderzoeksgroep
pr.pers
goed 1 2 3 4 5 6 7 8
totaal gem
10 13 9 10 15 12 10 15 94 11,8
fout 10 7 11 10 5 8 10 5 66 8,3
-
Tabel 2: Resultaten controlegroep
pr.pers goed fout 1 17 3 2 14 6 3 15 5 4 14 6 5 11 9 6 14 6 7 14 6 totaal 99 41 gem 14,1 5,9
12
25
20
15 goed 10
fout
5
0 1
2
3
4
5
6
7
8
proefpersonen Grafiek 1: Resultaten onderzoeksgroep
25
20
15 goed 10
fout
5
0 1
2
proefpersonen
3
4
5
6
7
Grafiek 2: Resultaten controlegroep
13
25,0
onderzoeksgroep
controlegroep
20,0
15,0 fout goed 10,0
5,0
0,0
Grafiek 3: Resultaten gemiddelden controle en onderzoeksgroep
Uit de grafieken blijkt dat de controlegroep beter scoort dan de onderzoeksgroep. De controlegroep had gemiddeld 14,8 goed en de onderzoeksgroep 11,8. Het verschil in hoogste en laagste score is in beide groepen ongeveer gelijk. De controlegroep scoort dus 70 % goed en de onderzoeksgroep bijna 60 %. Dit effect is andersom dan ik had verwacht.
14
H7 Je brein als medicijn, ja of nee? Na wat ik allemaal heb gelezen en gevonden over het placebo-effect, ben ik van mening dat je brein deels als medicijn kan werken. Zodra ik me ga af vragen hoe het precies kan dat het werkt, kom ik niet op een antwoord. Dit is nog te ingewikkeld voor mij, daarvoor weet ik niet genoeg af van de hersenen. Dit is ook voor mij niet makkelijk te begrijpen, omdat het eigenlijk een beetje boven mijn niveau ligt. Er is eigenlijk nog niemand die precies weet hoe het placebo-effect precies werkt in de hersenen. Omdat er wel voldoende bewijs is van de werking van het placebo-effect, vind ik dat het eigenlijk al moet worden gebruikt in de medische wereld. Dat zou heel makkelijk kunnen. Het geven van een placebo mag natuurlijk niet. Dan ben je als arts een oplichter. Er moeten dus factoren die invloed hebben op het placebo-effect wel worden gebruikt in de medische wereld. Het effect van kleine dingen zoals goed contact met de dokter is misschien wel veel groter dan we denken en wordt dus misschien wel onderschat. Hier moeten we gebruik van maken in de medische wereld. Het placebo-effect moet dus worden gebruikt bij echte medische behandelingen. Het moet samen gaan. Heb ik nu het antwoord op mijn hoofdvraag gevonden? Ik denk van wel. Met je brein kun je misschien niet je lichaam genezen maar je kunt met je brein wel bijdragen aan de genezing van je lichaam. Je brein maakt eigenlijk medicijn aan. Maar het is onzin om te denken dat je een gebroken been kunt genezen door te denken!
15
Nawoord Ik vond het heel erg leuk om dit jaarwerkstuk te maken. Ik heb er erg veel plezier in gehad. Af en toe heb ik wel momenten gehad dat ik er helemaal doorheen zat, doordat ik vast liep. Gelukkig kwam ik hier dan vrij snel weer uit, en kon ik weer verder gaan. Ik ben in het maken van mijn jaarwerkstuk begeleid door mijn wiskundeleraar, Bert Kraai. Helemaal aan het begin van het maken van het jaarwerkstuk moest ik een begeleider kiezen. Hiervoor moest ik drie leraren van school opgeven, in een top drie. Hierbij moest ik een biologieleraar op nummer een zetten. Ik wist allang dat ik geen van de biologieleraren als begeleider wou, maar dat ik Bert Kraai als begeleider wou. Dit was niet omdat ik de biologieleraren van school niet aardig vind, maar omdat ik het vaak goed met Bert Kraai kan vinden. Ook is Bert Kraai heel erg geordend en heeft overal een goed overzicht van, of kan er een goed overzicht over krijgen. Dit is een punt waar ik zelf wat minder goed in ben. Het was voor mij dus belangrijk om een begeleider te hebben die mij daarmee kon helpen. Wat ik ook altijd prettig vind is wanneer leraren met mij communiceren op gelijk niveau, en echt naar mij luisteren. Dit is ook een reden waarom ik Bert Kraai koos als mijn jaarwerkstuk begeleider. Ik ben dan ook heel erg blij dat ik deze keuze heb gemaakt. Ik heb in de tijd van het maken van mijn jaarwerkstuk ook nog een keer mijn biologieleraar, Frank Planting, gevraagd om naar mijn concept van mijn jaarwerkstuk te kijken. Dit vond hij geen probleem, en heeft mijn concept doorgelezen en hier wat commentaar op gegeven. Dit was erg fijn, omdat mijn profiel vak van mijn jaarwerkstuk wel biologie is. Met mijn eigen onderzoek heb ik heel lang in de knoop gezeten. Ik wist maar niet wat ik moest doen. Uiteindelijk kwam mijn moeder, Anne Koot, met het onderzoek van Ap Dijksterhuis. Dit onderzoek heb ik voorgelegd aan Bert Kraai, en dit onderzoek heb ik uiteindelijk uitgevoerd in een van zijn wiskundeklassen. Het was prettig dat hij hierbij met mij meedacht. Voordat ik wist wat voor onderzoek ik wou gaan doen, heb ik Dennis Supér, een klasgenoot, gevraagd mij te helpen met het bedenken van een onderzoek en het uitvoeren daarvan. Dit heeft hij ook gedaan, wat ik heel erg prettig vond. Helemaal aan het einde van de rit, toen ik al mijn teksten af had, hebben mijn ouders al mijn teksten doorgelezen om mij nog wat laatste feedback te geven, en spellingsfouten eruit te halen. Ook dit was prettig, want zo heb ik met een goed gevoel mijn jaarwerkstuk afgerond.
Met speciale dank aan: Bert Kraai Dennis Supér Anne Koot (moeder) Huib Veringa (vader)
16
Bronnen http://educatie-en-school.infonu.nl/werkstuk/94314-het-lichaam-geest-probleem-verschillendestandpunten.html http://www.innerned.org/inzichtinziekte6.html http://www.volkskrant.nl/vk/nl/2844/Archief/archief/article/detail/3214895/2012/03/03/Hetmenselijk-tekort.dhtml www.wetenschap24.nl
Herhalingen van Hoe? Zo! Wetenschapscafé.
http://www.wetenschap24.nl/nieuws/artikelen/2002/juni/ik-denk-dus-ik-weet-te-veel.html http://jama.jamanetwork.com/article.aspx?articleid=303530 http://www.earth-matters.nl/119/3988/farma/het-placebo-effect-de-triomf-van-de-geest-over-hetlichaam.html http://www.imaginatie.nl/documents/Placebomysterieontrafeld26.5.12.KD.pdf
http://www.kennislink.nl/publicaties/wel-een-medicijn-toch-nog-pijn http://www.exo.science.ru.nl/bronnen/biologie/placebo.html http://www.originpress.com/placeboeffect/placebo_ch3.htm http://overtuigenopinternet.nl/2011/08/priming-hoe-win-je-een-spelletje-triviant/ http://www.united-academics.org/magazine/30464/placebo-and-the-brain-how-does-it-work/ Documentatiemap Boeken: “Tussen de oren”, Koos Neuvel - “Wij zijn ons brein”, Dick Swaab
17
Bijlage
18
Cijferreeksen Welk cijfer hoort er op de plek van het vraagteken aan het einde van de cijferreeksen?
A
1–2–3–5–8-?
B
9 – 6 – 13 – 6 – 17 – 6 - ?
C
4 – 7 – 11 – 16 – 22 - ?
Analogieën Welk woord moet op de plaats van het vraagteken? A) avond : diner ❶ dagsoep ❷ ontbijt ❸ koffie ❹ tijdstip
ochtend : ?
B) heup : enkel ❶ pols ❷ knie ❸ bot ❹ gewricht
schouder : ?
C) jodium : schaafwond ❶ bloed ❷ naald ❸ dokter ❹ snee
hechting : ?
D) proza : poezie ❶ gedicht ❷ zang ❸ taal ❹ horen
gesprek : ?
E) vlag : wimpel ❶ hoofd ❷ mast ❸ veer ❹ waston
hoed : ?
19
Kubus Welke kubus krijg je als je de onderstaande uitslag opvouwt?
A)
❶
❷
❸
❹
❺
❷
❸
❹
❺
❷
❸
❹
❺
B)
❶ C)
❶
20
Figuur Welk onderste figuur kan samengesteld worden uit de losse onderdelen? A)
❶
❷
❸
❹
B)
❶
❷
❸
❹
21
Figuurpatronen Welk figuur hoort op de plaats van het vraagteken? A)
❶
❷
❸
❹
B)
❶
❷
❸
❹
22
C)
❶
❷
❸
❹
23
Diagrammen Voorbeeld: make-up, oogschaduw, lippenstift Het plaatje dat hierbij hoort is:
Bij deze drie woorden is make-up (grote cirkel) een verzamelnaam waar lippenstift en oogschaduw (de kleinere cirkels) onder vallen. De laatste twee hebben echter geen verband met elkaar behalve dan dat het beide make-up artikelen zijn. Als we het voorbeeld toiletartikelen, make-up, mascara nemen, verandert het diagram en krijgt make-up een andere plaats:
Nu is de grootste cirkel toiletartikelen, de middelste cirkel make-up en de kleinste cirkel mascara. Mascara valt immers onder de verzamelnaam make-up en make-up valt onder de verzamelnaam toiletartikelen. Het is de bedoeling dat je in deze diagrammentest bij elke vraag aangeeft welk figuur overeenkomt met de onderlinge relatie van de gegeven woorden. A) Echtgenoten, criminelen, idealisten
❶
❷
❸
❹
❺
❸
❹
❺
❹
❺
B) Auto, stoel, tafel
❶
❷
C) Neerslag, sneeuw, hagel
❶
❷
❸
D) Intelligentie, capaciteiten, persoonlijkheid
❶
❷
❸
❹
❺ 24
Deze toets bestaat uit 6 onderdelen. Elk onderdeel bevat een paar opgaven.
Als je klaar bent met de toets maken, zou ik graag willen dat je de vragen op het achterste blad nog beantwoord. Bedankt voor jullie medewerking! Maud, 12 L
25
Hoe vond je de toets qua niveau? Wat vond je moeilijk en wat vond je makkelijk?
Vond je het leuk om te doen?
Denk je dat je de toets goed gemaakt hebt?
26