Jaarverslag 2008 Universiteit Maastricht
juni 2009
INHOUDSOPGAVE 1. Inleiding................................................................................................................. 2 1.1 1.2 1.3 1.4
Missie ............................................................................................................................ 2 Visie .............................................................................................................................. 3 Strategische doelen 2010 .................................................................................................. 3 Governance .................................................................................................................... 5
2. Onderwijs ............................................................................................................... 6 2.1 Een aantrekkelijk onderwijsaanbod ..................................................................................... 7 2.2 Onderwijs van onderscheidende kwaliteit ............................................................................. 7
3. Studenten............................................................................................................... 9 3.1 3.2
Excellente studenten..................................................................................................... 9 Instroom per 2010: 3.100 bachelor- en 2.750 masterstudenten ......................................... 12
4. Onderzoek ............................................................................................................ 20 4.1 4.2
Versterkte nadruk op focus en kwaliteit.......................................................................... 20 Werving van aanvullende onderzoeksmiddelen ................................................................ 25
5. Mensen en middelen ............................................................................................. 28 6. Universitaire Ontwikkeling ................................................................................... 31 6.1 6.2 6.3 6.4 6.5 6.6
Sturingsconcept: prestatieafspraken en Balanced Scorecard.................................................. 31 Organisatie ................................................................................................................... 31 Communicatie en Marketing............................................................................................. 32 Tweetaligheid ................................................................................................................ 33 Samenwerking .............................................................................................................. 33 Duurzame ontwikkeling................................................................................................... 36
7. Kengetallen .......................................................................................................... 38 8. Samenwerking met azM........................................................................................ 44 8.1 8.2 8.3 8.4
Strategische ontwikkelingen............................................................................................. 44 Onderzoek .................................................................................................................... 44 Onderwijs en opleiding.................................................................................................... 45 Financiering .................................................................................................................. 45
9. Financieel jaarverslag 2008.................................................................................. 46 10. Jaarrekening 2008.............................................................................................. 56 10.1 Accountantsverklaring................................................................................................... 90
11. Verslag Raad van Toezicht.................................................................................. 92 12. Beloningsbeleid CvB en vergoedingen voor Raad van Toezicht........................... 94 13. Afkortingenlijst................................................................................................... 96
1
1. Inleiding Voor u ligt het jaarverslag over 2008 van de Universiteit Maastricht. In het jaar 2008 is een vervolg gegeven aan de realisatie van de doelen uit het Strategisch Programma 2007-2010. In september 2006 heeft de Universiteit Maastricht een breed gedragen strategisch programma voor de periode 2007-2010 gepresenteerd, met de titel In het teken van talent. De strategische agenda die hieruit voortgekomen is, vormde de basis voor de activiteiten in 2008. Het strategisch programma is het antwoord van de universiteit op de huidige en toekomstige uitdagingen vanuit de internationale samenleving. De Universiteit Maastricht neemt met de in het programma uitgezette koers haar verantwoordelijkheid om onderwijs en onderzoek optimaal ter beschikking te stellen aan haar omgeving - een omgeving waarin het hoger onderwijs steeds concurrerender en internationaler wordt. De strategie van de UM is gericht op het stimuleren van excellentie en talent. Aangezien de planperiode van In het teken van talent de jaren 2007 tot en met 2010 beslaat, is 2008 het tweede jaar geweest waarin gewerkt werd met het strategisch programma. De in 2007 gestarte projecten zijn gecontinueerd, en daarnaast is een aantal nieuwe projecten, voortvloeiend uit het strategisch programma gestart. De in het document verwoorde strategische doelen In het teken van talent vormen, evenals vorig jaar, de rode draad voor dit jaarverslag. In de volgende paragrafen wordt daarom kort ingegaan op de missie, visie en strategische koers zoals geschetst in In het teken van talent. Enerzijds zijn de strategische doelen en keuzes voor de komende jaren een leidraad geweest voor de werkzaamheden in 2008. Anderzijds vormt het strategisch programma het kader voor de werkzaamheden van de universiteit voor de komende jaren. Om de aansluiting van het jaarverslag bij het strategisch programma zo groot mogelijk te maken, is het opgebouwd langs de vijf inhoudelijke hoofdlijnen van het strategisch programma: Onderwijs, Studenten, Onderzoek en Kennisvalorisatie, Mensen en Middelen, en Universitaire Ontwikkeling. Op deze manier wordt een heldere toetsing van de realisatie van de voornemens uit het strategisch programma mogelijk. Het jaarverslag gaat in ieder hoofdstuk eerst in op de realisatie van de voor het betreffende onderdeel gestelde doelen. Daarna wordt ingegaan op de stand van zaken van de acties, projecten en programma’ s die in gang zijn gezet om de realisatie van die doelen dichterbij te brengen (zie 1.3).
1.1 Missie Het opstellen van het strategisch programma 2007-2010 heeft onder meer geleid tot een herijking van de missie van de UM, die in 2006 in enigszins aangepaste vorm opnieuw is vastgesteld. De missie van de UM, zoals verwoord in het nieuwe strategisch programma, luidt: De Ø Ø Ø
Universiteit Maastricht is een internationaal georiënteerde universiteit die kiest voor: een onderscheidend onderwijsaanbod van Europese topkwaliteit hoogstaand onderzoek rond geselecteerde thema’ s actieve samenwerking met bedrijven en instellingen Ø bijdrage aan de ontwikkeling van de(Eu)regio, waarvan Limburg deel uitmaakt.
2
1.2 Visie In het strategisch programma heeft de UM gekozen voor een koers die berust op de verantwoordelijkheid die de universiteit – krachtens de haar toegewezen taken – voelt voor de Nederlandse en Europese gemeenschap. Kennis is een van de belangrijkste grondstoffen van de Nederlandse en Europese samenleving. Door het afleveren van hoger opgeleiden, het bieden van arbeidsplaatsen, het ontwikkelen van nieuwe inzichten en het creëren van bedrijvigheid draagt de UM bij aan de verdere ontwikkeling van de Nederlandse en Euregionale kenniseconomie, en aan de realisatie van werkgelegenheid in Limburg. Op die manier investeert de UM in de realisatie van de maatschappelijke doelstellingen van de Nederlandse samenleving. Door haar internationale studentenpopulatie, de internationale thematiek van haar opleidingen en onderzoek en haar vele internationale samenwerkingsverbanden werkt de UM mee aan de verwezenlijking van een Europa, dat zich kan meten met de sterkste kenniseconomieën ter wereld. De UM brengt studenten van binnen en buiten de EU in aanraking met het onderwijs en onderzoek van de UM, werkt samen met buitenlandse universiteiten en zet haar onderwijsconcept in bij de opbouw van universiteiten in ontwikkelingslanden. Zo snijdt het mes aan twee kanten: een kwaliteitsimpuls naar binnen en een maatschappelijke bijdrage naar buiten. In een sterk globaliserende samenleving die steeds competitiever wordt, zijn communicatie, samenwerking, besef van sociale verhoudingen en maatschappelijke verantwoordelijkheid belangrijke bindmiddelen. De UM maakt zich daar in haar onderwijs sterk voor. De universiteit streeft ernaar om globalisering en de gevolgen ervan waar relevant te onderzoeken en in het onderwijs aan de orde te stellen.
1.3 Strategische doelen 2010 In 2007 is de UM van start gegaan met de gemaakte en geprioriteerde strategische keuzes. Afgelopen jaar is aan de hand van een aantal concrete doelen en activiteiten gewerkt aan de ambities van het strategische programma 2007-2010: In 2010 blijkt uit externe beoordelingen dat alle opleidingen van de Universiteit Maastricht de vaste plek in de Nederlandse top-3 behouden hebben en aantoonbaar behoren tot de Europese top-10. Om dit doel te realiseren legt de universiteit de nadruk enerzijds op een aantrekkelijk onderwijsaanbod en anderzijds op een uitmuntende onderwijskwaliteit tezamen met een onderscheidend onderwijsconcept. De UM zal in de periode 2007–2010 onder meer: - portfoliomanagement voor het totale opleidingenaanbod invoeren. Op die manier kan de universiteit bij het maken van keuzes optimaal het totale UM-profiel bewaken en de aantrekkelijkheid van het onderwijsaanbod waarborgen; - universiteitsbreed nieuwe aantrekkelijke elementen in de curricula aanbrengen en de mogelijkheden voor interfacultair keuzeonderwijs verbeteren; - het Probleem Gestuurd Onderwijs (PGO) doorontwikkelen, onder meer om in te spelen op de veranderende samenstelling van de studentenpopulatie, technologische ontwikkelingen en nieuwe inzichten in leren; - de mogelijkheden van prestatiebekostiging in het onderwijs onderzoeken.
3
Excellent onderwijs vraagt om excellente studenten. De UM wil een studentenpubliek dat bij de universiteit past en ontwikkelt een HRM-beleid voor studenten. Dit beleid omvat onder meer: - toelating van studenten waarin zelf-selectie van studenten wordt geëntameerd als onderdeel van een proces dat is gericht op de beste matching tussen student en opleiding; - een universiteitsbrede invoering van het bindend studieadvies; - extra uitdagingen en beloningen voor studenten die goed presteren; - het gratis laten studeren van de top-3% van de studenten door hen op basis van resultaten een beurs te verstrekken ter hoogte van het door hen betaalde collegegeld; - scouting van wetenschappelijk talent onder studenten en het bieden van een omgeving waarin het talent zich kan ontwikkelen in wetenschappelijk onderwijs en onderzoek; - career services om studenten te ondersteunen bij hun intrede op de arbeidsmarkt. In 2010 heeft de universiteit een instroom van 3.100 bachelorstudenten (in 2005 waren dat er 2.650) en 2.750 masterstudenten. Net als in 2005 komt 30 procent van de bachelors uit het buitenland. Het percentage masterstudenten afkomstig uit andere EU-landen is gestegen naar 35 procent en het percentage van buiten de EU naar 15 procent. Om dit te bereiken zal de UM in de periode 2007–2010 onder meer: - intensief studenten werven en zorgen voor een goed studentenbeleid; - bruggenhoofden in binnen- en buitenland op- en uitbouwen. In 2010 is het onderzoek van de Universiteit Maastricht in de breedte van goede kwaliteit en behoort het op geselecteerde terreinen tot de top-5 van Europa. Om dit te bereiken zal de UM in de periode 2007–2010 onder meer: - portfoliomanagement in het onderzoek introduceren. In 2010 hebben alle faculteiten vier tot vijf geprioriteerde onderzoekslijnen. Deze lijnen passen binnen de UM-breed gedefinieerde invalshoeken: life sciences, governance en innovatie; - een gedifferentieerd carrièrepad voor wetenschappelijk medewerkers uitwerken; - starten met strategisch leerstoelbeleid; - het promotiestelsel verbeteren. Het aantal promoties stijgt van zo’ n 140 in 2005 naar 200 in 2010. In 2010 is het landelijke aandeel in tweede geldstroomprojecten gestegen van 3 naar 6 procent. Het derde geldstroomonderzoek is toegenomen met 60 procent. Om dit te bereiken zal de UM in de periode 2007–2010 onder meer: - het indienen van projecten stimuleren door incentives en ondersteuning voor wetenschappers; - meedingen naar vormen van (mede-)financiering door derden van grootschalige innovatieve projecten en programma’ s, zoals de technologische en maatschappelijke topinstituten, de smart mix en de besteding van de gelden uit het Fonds Economische Structuurversterking; - bedrijvigheid en ondernemerschap stimuleren. In 2010 zijn de slagkracht van de beheerorganisatie en de bedrijfsvoering vergroot en zijn tevens substantiële middelen vrijgemaakt voor onderwijs en onderzoek. Om dit te bereiken is een start gemaakt met het programma Stroomlijning UM. Behalve de verbetering van ondersteunende processen en voorzieningen krijgt het programma als uitdrukkelijke doelstelling mee: geld vrijmaken voor het primaire proces. De universiteit stemt haar bestuur en organisatie af op de doelen van het strategisch programma. Om dit te bereiken zal de UM in de periode 2007–2010 onder meer: - zich ontwikkelen tot een volledig tweetalige universiteit (Engels-Nederlands);
4
-
-
een gericht HRM-beleid voeren: zo zal de UM het aandeel vrouwelijke hoogleraren doen stijgen naar 20% in 2010 en werkt de universiteit een gedifferentieerd carrièrepad uit voor wetenschappelijk medewerkers (onderwijs/onderzoekscarrière); samenwerken met andere organisaties en instellingen op (inter)nationaal en Euregionaal niveau.
1.4 Governance Op 1 januari 2007 is de Code Goed Bestuur voor de Nederlandse universiteiten in werking getreden. De Code Goed Bestuur is een gemeenschappelijk product van de Nederlandse universiteiten en geeft een visie op de maatschappelijke positie van de Nederlandse universiteiten en regelt de beginselen van bestuur, toezicht, financieel beheer en maatschappelijke verantwoording. De Code bouwt voort op bestaande codes, zoals de Code Tabaksblatt en schetst kaders voor het besturen van de universiteit en de verantwoording die daarover dient te worden afgelegd. Ook in 2008 committeert de UM zich aan de Code Goed Bestuur voor de Nederlandse universiteiten. Middels dit jaarverslag legt het College van Bestuur verantwoording af over bestuur en beheer. Een separaat hoofdstuk is gewijd aan het beloningsbeleid van het College van Bestuur en vergoedingen voor de Raad van Toezicht, die in de Code Goed Bestuur nadrukkelijk aan de orde komen. De profielschets van de Raad van Toezicht wordt middels de website van de universiteit openbaar gemaakt. Ten slotte heeft de Raad van Toezicht een verslag opgesteld waarin onder meer de samenstelling en werkzaamheden aan de orde komen; zie hiervoor het verslag van de Raad van Toezicht verderop in dit jaarverslag.
5
2. Onderwijs De UM biedt een aantal unieke bachelor-, master- en PhD-opleidingen aan de meest internationale studentenpopulatie van Nederland. De opleidingen zijn veelal Engelstalig en hebben veelal een internationaal of Europees vertrekpunt. UM-studenten benaderen grensoverschrijdende vraagstukken vanuit een breed, internationaal perspectief en lossen problemen op vanuit verschillende dimensies. Het wetenschappelijk onderzoek van de universiteit vormt daarbij een onmisbare bron van kennis. Het onderwijs aan de UM scoort hoog op rankings van zowel studenten als onderwijsinstanties en de overheid, mede dankzij het PGO, waarvan de UM de Europese grondlegger is. Via deze onderwijsmethodiek doen studenten niet alleen essentiële kennis op, maar ook waardevolle vaardigheden die hen in staat stellen na hun afstuderen in zeer korte tijd volwaardig mee te draaien op de arbeidsmarkt. Zo stoomt de UM professionals klaar voor de internationale arbeidsmarkt, waarin ontwikkelingen zelden meer gebonden zijn aan grenzen of nationaliteiten. Ten aanzien van onderwijs stelt de UM zich in haar Strategisch Programma het volgende doel: De UM heeft zich in het strategisch programma ten doel gesteld dat alle opleidingen een vaste plek in de Nederlandse top-3 behouden en aantoonbaar behoren tot de Europese top-10. Om dit doel te realiseren legt de universiteit de nadruk enerzijds op een aantrekkelijk onderwijsaanbod en anderzijds op een uitmuntende onderwijskwaliteit tezamen met een onderscheidend onderwijsconcept. In 2008 blijft de UM hoog scoren in de Keuzegids hoger onderwijs. Zes opleidingen komen in de vergelijking met andere relevante opleidingen als nummer 1 uit de bus. Vijf opleidingen bezetten een tweede plaats, één een derde. Drie opleidingen scoren buiten de top-3, waarvan er twee een vierde plaats bezetten. Volgens de studentenoordelen zoals gepresenteerd in de thema-uitgave ‘ studeren’van de Elsevier bezetten vier UM-opleidingen een eerste plaats, één een tweede en twee een derde. Geen van de gerankte UM-opleidingen scoort buiten de top-3. Volgens de ondervraagde hoogleraren scoren vier opleidingen in de top-3 en twee daarbuiten. Naar aanleiding van een analyse van de rankings wordt in 2009 een aantal verbeteracties uitgezet. Na de bacheloropleiding Psychologie zijn in 2008 ook de opleidingen Economics, International Business en European Studies opgenomen in de ranking van het Centrum für Hochschulentwicklung (CHE). De opleidingen eindigen op een groot aantal belangrijke facetten waaronder het totaaloordeel van studenten over de opleiding in de topgroep. Het masterprogramma International Business bezet in de ranking van de Financial Times een 25ste plaats. In de Times World University ranking bezet de UM net als in 2007 een 111e plaats. Studenten van de Faculteit der Rechtsgeleerdheid waren succesvol in verschillende nationale en internationale pleitwedstrijden. Zo vertegenwoordigde een Maastrichts koppel Nederland na het winnen van de nationale voorronde in de International Client Counseling Competition in Bangalore, wist het pleitgenootschap Gaius voor de derde keer in vijf jaar de eerste prijs binnen te halen bij de Nationale Pleitmarathon en zag een team van Maastrichtse fiscalisten zich beoordeeld als beste mondeling pleitteam in de European and International Tax law Competition.
6
2.1 Een aantrekkelijk onderwijsaanbod Portfoliomanagement Als uitvloeisel van het innovatiemodel dat binnen de UM wordt gehanteerd voor haar opleidingenaanbod is in 2008 een nieuwe research master in Metabolism and Nutrition van start gegaan. Daarnaast is een substantieel aantal voorstellen voor nieuwe opleidingen na een intern toetsingsproces ter goedkeuring voorgelegd aan de Nederlands Vlaamse Accreditatie Organisatie. Het betreft masteropleidingen in Artistic Research, Forensic Psychology, Sustainable Development, Health Food Innovation Management (lokatie Venlo) en een research master in European Studies. De nieuwe masteropleiding Global Supply Chain Management and Change (eveneens lokatie Venlo) is geaccordeerd door de NVAO en is ter goedkeuring doorgeleid naar het ministerie van OC&W. In september startte een nieuwe track Marketing-Finance binnen de master International Business, een nieuwe track Banking binnen de master Financial Economics en een nieuwe track Actuarial Sciences binnen de master Econometrics and Operations Research. Deze laatste track is recent erkend door het Actuarieel Genootschap. De UM Business School startte in 2008 met een Engelstalig modulair MBA programma. Verder is in 2008 de juridische bacheloropleiding van de Universiteit Hasselt van start gegaan. Deze opleiding, waaraan vanuit de Maastrichtse faculteit der Rechtsgeleerdheid een prominente bijdrage wordt geleverd, kende in haar eerste bestaansjaar een instroom van 250 studenten. Aantrekkelijke curricula De UM heeft zich ten doel gesteld universiteitsbreed elementen in de curricula aan te brengen die de aantrekkingskracht van de UM-opleidingen vergroten en tegelijkertijd bijdragen aan het onderscheidend vermogen van het onderwijs aan de Universiteit Maastricht. De universiteit wil het volgen van interfacultair keuzeonderwijs vergemakkelijken. In de planperiode van het strategisch programma werkt de UM aan het wegnemen van mogelijke belemmeringen. In aanvulling op de bestaande vaak faculteitsgebonden minors ontwikkelt de universiteit interfacultaire minors waarin studenten kennis kunnen maken met gebiedsoverstijgende thema’ s. In 2008 is de ontwikkeling van deze minors ter hand genomen met als doel dat met ingang van september 2009 elke faculteit tenminste twee minors aanbiedt aan studenten van andere faculteiten. Voor talentvolle studenten bestaat er binnen elke faculteit een honours programma. In paragraaf 3.1 wordt hierover meer informatie gegeven. In deze paragraaf wordt ook nader ingegaan op het project ‘ onderzoekgestuurd leren’waarmee de UM de samenhang tussen onderwijs en onderzoek nieuw gestalte wil geven in het kader van talentontwikkeling van excellente studenten.
2.2 Onderwijs van onderscheidende kwaliteit Onderwijsprofiel De Universiteit Maastricht kiest onverkort voor PGO als hét onderwijsmodel voor de toekomst, voor PGO als onderscheidend handelsmerk van de universiteit. Het structureel bijhouden en vernieuwen van het onderwijsprofiel is daarom van groot belang: de universiteit wil open blijven staan voor nieuwe manieren van leren. Op geleide van het Strategisch Programma 2007-2010 zijn thema’ s geïdentificeerd in het kader van onderwijsvernieuwing en e-Learning die bijdragen aan de doorontwikkeling van het PGO en die in
7
aanmerking komen om in projectvorm verder te worden uitgewerkt. Hiervoor zijn meerjarig middelen gereserveerd. In 2008 zijn binnen een daartoe ingestelde taskforce verschillende e-Learning projecten besproken en opgepakt. Onder toezicht van de Onderwijsadviesraad zijn in 2008 diverse onderwijsthema’ s besproken en opgepakt. Zo is er een seminar georganiseerd over toetsing in een PGO context en is er verder invulling gegeven aan het thema ‘ Werken en Leren’ . Voorts zijn diverse e-Learning projecten opgestart en de Research Based Bachelor (SIRIUS) van start gegaan. In december is het University College Maastricht gastheer geweest van de jaarconferentie studiesucces ‘ de kunst van het veranderen’van de VSNU. Tijdens deze conferentie is op een interactieve manier kennis uitgewisseld en zijn ervaringen gedeeld met betrekking tot projecten gericht op het vergroten van studiesucces in de bachelorfase. Kwaliteitszorg In het kader van het OKE (Onderwijs Kwaliteits Evaluatie) project zijn in 2008 verdere stappen gezet om de in het kader van onderwijskwaliteitszorg relevante gegevens voor betrokkenen eenvoudig toegankelijk te maken. In 2009 zal hier een vervolg aan worden gegeven met gebruikmaking van Business Intelligence software. Binnen de Faculteit der Rechtsgeleerdheid heeft in 2008 een majeure onderwijsherziening plaatsgevonden. In deze herijkingoperatie is getracht de inhoudelijke samenhang van programma's en onderlinge aansluiting van blokken daarbinnen te verbeteren en tegelijkertijd het aantal blokken zodanig te verminderen dat de onderwijsbegroting beheersbaar zou worden. Tevens is bij de herijking het vaardighedenonderwijs in de bachelorprogramma's kritisch onder de loep genomen. Binnen het University College is het curriculum committee gestart met een proces van stroomlijning en uitbouw van de cursuscatalogus binnen de huidige concentrations. Voor de komende jaren wordt verder in lijn met het kwaliteitsplan uitbouw op het terrein van de kunsten (muziek en theater) en maatschappelijk georiënteerde stages beoogd. Accreditatie Voor de bacheloropleidingen Psychologie en Kennistechnologie is in 2008 een nieuwe NVAO accreditatie verworven. Hetzelfde geldt voor de masteropleidingen Psychology en Mental Health. Ook is er een aantal postinitiële masteropleidingen geaccrediteerd. Het betreft masters in Affective Neuroscience, Health Professions Education en Public Health for Professionals. Met de accreditatie van laatstgenoemde opleidingen zijn alle bachelor- en masterprogramma’ s die aan de UM worden aangeboden geaccrediteerd. De Faculteit der Economie en Bedrijfskunde is in 2008 geheraccrediteerd door de EFMD; daarmee heeft de faculteit haar EQUIS-accreditatie verlengd.
8
3. Studenten Bij het realiseren van een universiteit met excellent onderwijs en onderzoek, ligt er voor de UM de uitdaging om zowel voor de bachelor- als voor de masterfase voldoende studenten te werven en er tegelijkertijd voor te zorgen dat die studenten van goede kwaliteit zijn. Hun actieve bijdrage, die het onderwijssysteem van de UM vereist, bepaalt immers in hoge mate de kwaliteit van het onderwijs. Daartoe zijn de volgende twee strategische doelen geformuleerd: 1. Excellent onderwijs vraagt om excellente studenten. De UM wil een studentenpubliek dat bij de universiteit past en ontwikkelt een HRM-beleid voor studenten. 2. In 2010 heeft de universiteit een instroom van 3.100 bachelorstudenten (in 2005 waren dat er 2.650) en 2.750 masterstudenten. Net als in 2005 komt 30 procent van de bachelors uit het buitenland. Het percentage masterstudenten afkomstig uit andere EU-landen is gestegen naar 35 procent en het percentage van buiten de EU naar 15 procent. Onderstaand zal per doel de stand van zaken worden aangegeven en wordt er inzicht verschaft in de activiteiten die in 2008 zijn ontplooid of voortgezet om deze doelstellingen te bereiken.
3.1
Excellente studenten
HRM-voor studenten Excellent onderwijs vraagt om excellente studenten. Daarom wil de UM een studentenpubliek dat bij de universiteit past en ontwikkelt de universiteit een HRM-beleid voor studenten, gericht op in-, door- en uitstroom. Instroom: selectie en matching, numerus fixus In het kader van een sterk studentenbeleid, dat tot doel heeft studenten tijdens de individuele leerweg optimaal te ondersteunen en begeleiden, kiest de UM in haar strategisch programma 2007-2010 voor een selectieve toelating van studenten, gericht op matching tussen student en opleiding. Selectie en matching leiden er naar verwachting toe dat de kwaliteit van de studentenpopulatie toeneemt, de kosten dalen door lagere uitval en dat de aantrekkingskracht op (top)studenten die kwaliteit en uitdaging zoeken, groter wordt. In 2007 heeft het CvB besloten om sterk in te zetten op de ontwikkeling van UM-beleid en instrumentarium gericht op selectie en matching. Er is geld vrijgemaakt voor een vijftal projecten binnen de FdR, FdEWB, FdCMW, FdP en FHML. Het betreft projecten die in de pilotfase gericht zijn op implementatie binnen de eigen faculteit, maar waar in de vervolgfase gekeken wordt naar een universiteitsbrede uitrol van de instrumenten. In 2008 heeft de pilotfase van de projecten plaatsgevonden. De projecten zijn van start gegaan, er heeft dataverzameling plaatsgevonden en een eerste analyse van de beschikbare gegevens. In 2009 zullen de projecten verder gestalte krijgen en overgaan naar fase twee waarin wordt gestart met de universiteitsbrede uitrol van de instrumenten. In 2008 kozen de bacheloropleidingen Geneeskunde en International Business voor een numerus fixus, waarbij International Business tevens een decentrale selectieprocedure heeft ingesteld voor 50 procent van haar beschikbare plaatsen. Naast fixus-opleidingen in de bachelorfase is bij een aantal masteropleidingen bewust gekozen voor het instellen van een capaciteitsfixus. De ingestelde capaciteitsfixus voor een doorstroommaster geldt uiteraard niet voor doorstroom bachelorstudenten. In 2008 is door de FdCMW en FdR een wijziging van de hoogte van de capaciteitsfixus van een aantal
9
masters aangevraagd en goedgekeurd. De gewijzigde capaciteitsfixi zullen met ingang van het academisch jaar 2009-2010 tot uitvoering worden gebracht. In 2008 kenden in totaal 11 masteropleidingen binnen 3 faculteiten (FdP, FdR en FdCMW) een capaciteitsfixus; de maximale vastgestelde capaciteitsfixus varieert van 25 tot 60 studieplaatsen. Doorstroom: universiteitsbreed BSA Selectie en matching worden door de UM gekoppeld aan een universiteitsbreed bindend studie advies (BSA). Sinds enige jaren werken verschillende faculteiten van de UM met een BSA voor de bachelorfase. In 2008 heeft het CvB het verzoek van de FdCMW om met ingang van het academisch jaar 2009/2010 een BSA in te voeren voor de opleiding Cultuurwetenschappen/Arts and Culture, ingewilligd. In 2008 kenden in totaal negen bacheloropleidingen binnen vier faculteiten (FdR, FdEWB, FdCMW en FHS) een BSA. 475 studenten hebben in het academisch jaar 2007-2008 een negatief BSA gekregen. De komende jaren wordt aandacht besteed aan de uitrol van BSA bij de resterende faculteiten. Uitstroom: Career Services De arbeidsmarkt wordt steeds internationaler en stelt steeds hogere eisen. Om de studenten in een vroeg stadium in aanraking te laten komen met en te begeleiden naar deze arbeidsmarkt, heeft de UM de faciliteit Career Services ontwikkeld. Er wordt op een proactieve manier aan alle studenten van de UM educatie, informatie, advies en begeleiding gegeven, gericht op hun (internationale) loopbaan. Verder fungeert Career Services als een breed platform, waarin contacten worden gelegd en samengewerkt kan worden met zowel interne (faculteiten, alumni, studieverenigingen) als externe partijen (nationale en internationale bedrijven, recruitment bureaus). Sinds het opzetten van de Career Services is het aantal activiteiten en het aantal studenten dat gebruikt maakt van de gerelateerde dienstverlening sterk gestegen. De activiteiten van Career Services betreffen onder andere individuele begeleiding van studenten (bijvoorbeeld Quick Career Advice), het Career and Information Centre (virtueel en hardcopy informatiecentrum), workshops en trainingen, het leveren van een bijdrage aan andere carrière-evenementen (alumni-lezingen, activiteiten van faculteiten en studieverenigingen), het opbouwen van interne en externe netwerken en de op- en uitbouw van de website Career Services die bedrijven en studenten van informatie en verdere resources voorziet. De Quick Career Service is in 2008 steeds meer een begrip geworden onder studenten. Er is hard gewerkt aan een meer uitgebreid en samenhangend workshopaanbod, dat zoveel mogelijk tweetalig is. De PR-richting studenten is verder uitgebreid en er is vanuit Career Services een actieve bijdrage geleverd aan career events vanuit studieverenigingen en faculteiten (o.a. European Career Days i.s.m. Concordantia, FdR en FdCMW). Tevens is gestart met een UM Career Services vacancy database, met daarin stages/internships, student jobs, vrijwilligerswerk en startersvacatures. De komende jaren zal de uitdaging voor Career Services zijn gelegen in het bereiken en het bewerken van de arbeidsmarkt. Dit zal een zeer arbeids- en tijdsintensief traject zijn met veel potentieel. Een juiste afstemming tussen, wensen, doelen en beschikbare capaciteit en middelen is hierin onontbeerlijk. Extra uitdagen en belonen van studenten die goed presteren De excellente student speelt een belangrijke rol bij het bevorderen van excellentie binnen zowel het onderwijs als het onderzoek. Het beleid van de UM is er op gericht om talent te scouten, optimaal te laten ontwikkelen te koesteren en te behouden.
10
Honours programma’ s De Honours programma’ s ten behoeve van talentvolle studenten, zijn gericht op het verbreden en verdiepen van kennis en inzicht. Ze bereiden talentvolle studenten voor op een onderzoekscarrière, internationale carrière of bijvoorbeeld, bij FHML, op een klinische carrière. Daarnaast verhogen ze hun kansen op de arbeidsmarkt. Elke faculteit biedt één of meerdere Honours programma’ s aan. Het UCM vervult daarnaast als Universitair Honours College een speciale rol. Dit Engelstalige bachelorprogramma biedt gemotiveerde en talentvolle studenten de mogelijkheid hun kennis maximaal te ontwikkelen en kent een speciale aanmeldingsprocedure. UM-Beurzenprogramma Voor het academisch jaar 2008-2009 zijn naast externe beursprogramma’ s, zoals het Huygens Scholarship Programme, wederom beurzen verstrekt uit het UM-Beurzenfonds. Het gaat dan om de UM High Potential Scholarships en de UM-Bedrijfsbeurzen en de Agent Scholarships. De bedrijfsbeurzen werden mogelijk gemaakt door APG, Sabic Europe, ING Bank, Belden, Océ, en Strouven. In totaal werd aan maar liefst 64 studenten een beurs toegekend. Om de hoeveelheid beschikbare middelen voor beurzen te vergroten, zal de UM in samenwerking met het Universiteitsfonds Limburg de fondsenwerving zo veel mogelijk verder uitbouwen en beheren. Het gaat daarbij om de werving van vooral private middelen in de vorm van bijdragen van bedrijven, alumni en andere (vermogende) particulieren en stichtingen. Ten bate van de fondsenwerving voor beurzen zijn diverse programma’ s ontwikkeld, zoals het project “ 50 Friends make the difference” . Ook hebben in 2008 30 studenten en young professionals uit met name Midden- en Oost Europa een beurs gekregen, gefinancierd vanuit de subsidie die is toegekend aan de UM in het kader van het MTEC/MATRA-programma. Top-3% regeling In aanvulling op de beurzen die de UM verstrekt aan talentvolle studenten die een master aan de UM willen volgen, zoals de High Potential beurzen, is in 2008 voor het eerst uitvoering gegeven aan het in 2007 ontwikkelde beleid om de top-3% van de bachelor en master studenten in ieder studiejaar gratis te laten studeren door hen achteraf een beurs te verstrekken ter hoogte van het door hen betaalde collegegeld. In 2007 zijn de kaders van de top-3% regeling opgesteld en goedgekeurd. Met ingang van het academisch jaar 2007-2008 kwamen eerstejaars studenten, dat wil zeggen studenten die dat jaar gestart zijn met een Ba- of Ma-opleiding, in aanmerking voor een top-3% beurs of prijs ter hoogte van het door hen betaalde collegegeld. De komende academische jaren zal een getrapte invoering van de regeling plaatsvinden en de top-3% selectieprocedure zal jaarlijks worden geëvalueerd. Voor aanvang van het studiejaar wordt de selectieprocedure bekend gemaakt aan studenten, opdat zij op de hoogte zijn van de voorwaarden en criteria. Op 30 oktober 2008 zijn de eerste certificaten uitgereikt aan 139 studenten afkomstig uit Duitsland, Nederland, België, China, Denemarken, Finland, Hongarije, Italië, Kroatië, Oostenrijk, Polen, Roemenië, Rusland en de VS. Onderzoekgestuurd Leren Ter stimulering van excellentie in het hoger onderwijs heeft het Ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap het Sirius-programma ontwikkeld. In het kader van dit programma heeft de UM in 2008 de activiteit onderzoekgestuurd leren en hieraan gekoppeld de incentiveregeling onderzoeksgerelateerd studentenbudget voorgedragen voor subsidie. Met onderzoekgestuurd leren wil de UM de samenhang tussen onderwijs en onderzoek nieuw gestalte geven in het kader van de binding met excellente studenten. Het gaat om een overkoepelend programma waarin verschillende excellentiebevorderende instrumenten zijn verweven, met als kernpunten; onderzoeksoriëntatie en interdisciplinariteit in een maatschappelijke context. Er zijn twee clusters van activiteiten voorgedragen: een universiteitsbreed
11
programma en een specifiek programma bij het University College Maastricht (UCM) en hieraan gekoppeld een onderzoeksgeoriënteerde incentiveregeling. In oktober 2008 heeft OCW de UM-subsidieaanvraag goedgekeurd. Het betreft een vierjarig programma waarvoor de UM maximaal 50% van de verwachte kosten van M€ 4 krijgt vergoed. Het resterende deel wordt gematched door de UM. Daarvoor is in de periode 2009-2012 jaarlijks k€500 gereserveerd. Het pilotproject PEERS loopt al bij het University College Maastricht. De onderzoekgestuurde lerenprojecten bij de andere faculteiten gaan in 2009 van start. Goede opvang en service: Student Services en klantgericht informatie voor studiekiezers en studenten De UM hecht veel waarde aan de verbetering van de service en informatievoorziening voor studenten en de persoonlijke begeleiding van studenten. De verwachtingen van de studenten ten aanzien van de studentgerelateerde dienstverlening groeien en er is een trend waarneembaar waarbij de student zich meer en meer als klant opstelt. Ze stellen hoge eisen aan de infrastructuur van hun universiteit, met name aan studieplekken, de universiteitsbibliotheek, IT-faciliteiten en aan huisvestings- en sportfaciliteiten. De UM probeert hieraan tegemoet te komen door de inrichting van een nieuwe campus die kan voorzien in kwalitatief goede woonruimte en in goede indoor-sportvoorzieningen en door het verbeteren van de student services en informatievoorziening. In 2008 is de in 2007 opgestarte inventarisatie van geleverde studentdiensten en de kwaliteit van deze dienstverlening afgerond en heeft er ten aanzien van de volgende vijf diensten een verdiepend onderzoek en evaluatie plaatsgevonden: 1) studentenhuisvesting, 2) talencursussen, 3) beurzenbeleid, 4) arbeidsmarktvoorbereiding en 5) de VISA-procedure en procedure voor het aanvragen van een bankrekeningnummer. De complexiteit van de informatievoorziening is mede door de overgang naar de bama-structuur en de verdere internationalisering, sterk toegenomen. Meer dan tevoren dienen de studiekiezer en de student op een overzichtelijke wijze, binnen een overzienbare termijn over kwalitatief goede en eenduidige informatie te kunnen beschikken. De informatievoorziening van de UM dient daar op te worden afgestemd. Om hier invulling aan te geven, zijn in 2008 de eerste stappen gezet om de onderwijslogistieke processen op elkaar af te stemmen binnen het zogenaamde MUSL-project. In 2008 is FdEWB als eerste faculteit overgestapt op de nieuwe manier van roosteren die zorgt voor persoonlijke roosters voor alle studenten en medewerkers. De andere faculteiten zullen begin 2009 volgen. In 2009 zal de implementatie van het grootste deel van het MUSL-project plaatsvinden. Uigebreide informatie over alle opleidingen wordt via de website op een eenvormige manier toegankelijk gemaakt. Ook krijgen de studenten online inzicht in bijvoorbeeld de status van hun toelatingsverzoeken, hun studievoortgang en hun afstudeeraanvragen. In 2009 wordt de UM-website geheel vernieuwd om beter op de informatiebehoeften te kunnen inspelen.
3.2
Instroom per 2010: 3.100 bachelor- en 2.750 masterstudenten
In het strategisch programma heeft de UM zich als doel gesteld dat in 2010 de universiteit een instroom heeft van 3.100 bachelorstudenten (in 2005 waren dat er 2.650) en 2.750 masterstudenten. Net als in 2005 komt dan 30 procent van de bachelors uit het buitenland. Het percentage masterstudenten afkomstig uit andere EU-landen is gestegen naar 35 procent en het percentage van buiten de EU naar 15 procent. De instroom in 2008 bedroeg 3.305 voor de bachelorfase (van wie 45,9% afkomstig uit andere EU-landen en 1,7% uit niet EU/EEA-landen) en 1.510 voor de masterfase (van wie 34,4%, afkomstig uit andere EUlanden en 10,9% uit niet EU/EEA-landen). Dit is exclusief circa 500 voorwaardelijk toegelaten masterstudenten.
12
Aantallen studenten
Instroom bachelor- en masterstudenten per faculteit (1ste jaars WO-Opleiding-Instelling) 5.250 5.000 4.750 4.500 4.250 4.000 3.750 3.500 3.250 3.000 2.750 2.500 2.250 2.000 1.750 1.500 1.250 1.000 750 500 250 0
FHML FdR FdEWB FdCMW FPN FHS/MICC FHS/UCM FHS/MGSoG
06/07
07/08 Academ isch jaar
08/09
De instroom per faculteit is opgenomen in Hoofdstuk 7. 08/09
1510 31%
BA MA 3305 69%
07/08
1405 31%
BA MA
06/07 3180 69%
1174 28%
BA MA
2960 72%
13
Intensief studenten werven en zorgen voor een goed studentenbeleid Werving van studenten In 2008 is voortvarend gewerkt aan het implementeren van de ontwikkelde doellandenstrategie voor de nationale en internationale werving van studenten. De Universiteit Maastricht richt de werving op een beperkt aantal doellanden. In deze landen wordt op basis van intensieve samenwerking met partneruniversiteiten en het bedrijfsleven gewerkt wordt aan reputatieopbouw van de Universiteit Maastricht en het aantrekken van talentvolle studenten. De werving is zowel op de bachelor- en masterstudenten gericht als op PhD-kandidaten en promovendi. Het accent ligt echter op de masteropleidingen. De streefcijfers voor de bachelorfase zijn inmiddels vrijwel gerealiseerd. Een uitzondering is het aandeel studenten van buiten de EU/EEA, dat de komende jaren flink zal moeten toenemen. In de Nederlandse markt is naast toename ook een evenwichtige spreiding van de instroom vanuit de verschillende regio’ s een aandachtspunt. Masterwerving, gericht op een ouder en meer ervaren studentenpubliek, vraagt een heel eigen en andere aanpak dan bachelorwerving. Het beleid van de UM is erop gericht op maat de service te bieden die aankomende masterstudenten verwachten. Deze aanpak is bedoeld om te komen tot een verhouding van bachelor- en masterstudenten in de orde van grootte van 3:1, waarbij de masterfase ook nog eens een substantieel aandeel internationale studenten trekt. Het realiseren van deze ambitie vergt een grote inspanning. Ter bevordering van de instroom kiest de universiteit derhalve voor een sterk gezamenlijk beleid. De huidige doellanden zijn Duitsland, België, het Verenigd Koninkrijk, Polen, Turkije, China en India. Per doelland is een landenteam ingesteld. Daarin werken de faculteiten samen aan het ontwikkelen en uitvoeren van de wervingsstrategie, toegesneden op de sociaal economische context in het doelland en de positie van de Universiteit Maastricht in dat land. Een landenteam staat onder voorzitterschap van een senior academicus en wordt ondersteund door professionele marketingcommunicatiemedewerkers. In 2008 is ook voor Nederland een landenteam opgericht. Het Platform Werving, Toelating en Selectie is omgevormd tot Task Force Werving en Toelating en heeft voor alle doellanden en –regio’ s marketingcommunicatieplannen laten uitwerken. In China en India zijn overeenkomsten met een selectieve groep universiteiten aangegaan. Dit heeft inmiddels de eerste resultaten opgeleverd in termen van gastdocentschappen, gezamenlijke opleidingen en onderzoekssamenwerking. In het kielzog hiervan is de belangstelling voor masteropleidingen en Phd-training aan de Universiteit Maastricht fors toegenomen. In 2008 is in Maastricht het India Instituut van start gegaan, waarin de strategische onderzoeksagenda betreffende India ontwikkeld wordt en dat fungeert als een (virtueel) centrum waarin onderzoeksactiviteiten in relatie tot India gecoördineerd worden. Daarnaast zijn de laatste voorbereidingen getroffen voor de inrichting van een kantoor van de Universiteit Maastricht te Bangalore in India. Hierin wordt het wetenschappelijk onderzoek met betrekking tot India gebundeld en de wetenschappelijke samenwerking tussen de verschillende partners in Nederland en in India gecoördineerd. Dit kantoor zal in 2009 officieel haar deuren openen voor Indiase studenten en partnerinstellingen en bedrijven. In Duitsland, België, Polen en het Verenigd Koninkrijk zijn presentaties gegeven op middelbare en internationale scholen; de presentaties vielen veelal samen met de deelname aan beurzen. Het opvolgen van geïnteresseerden studenten is in 2008 verder geïntensiveerd met behulp van digitale nieuwsbrieven zijn op maat per doelland en persoonlijke contacten. Binnen Europa zijn de wervingsactiviteiten in Duitsland opnieuw zeer succesvol. Het aantal Duitse studenten dat een opleiding start aan de Universiteit Maastricht neemt nog steeds toe. Ondanks het feit dat het voor buitenlandse instellingen moeilijk is in België studenten te informeren over studiemogelijkheden over de grens heeft de werving in België een extra impuls gekregen op instigatie van het België-team. Naast een groot aantal schoolbezoeken aan Franstalige en Nederlandstalige middelbare scholen, heeft dit team het algemene probleem van de erkenning van buitenlandse diploma’ s in België aan de orde gesteld bij de Vlaamse politiek en via de
14
officiële kanalen bij de Vlaamse minister van Onderwijs. Ten aanzien van de Vlaamse werkwijze met betrekking tot de diplomawaardering wordt op verzoek van de Universiteit Maastricht een 2009 een uitspraak van de Europese Commissie verwacht. De wervingsactiviteiten in Polen, het Verenigd Koninkrijk en Turkije zijn volgens planning verlopen. Voor de Nederlandse bachelorinstroom blijft de UM zich met haar wervingsactiviteiten, naast regionale initiatieven, tevens op andere gebieden binnen Nederland richten. Dat gebeurt o.a. door het aanbieden van gerichte voorlichting- en aansluitingsactiviteiten zowel op scholen, in het land, als aan de universiteit zelf. Denk hierbij aan de deelname aan bachelor- en masterbeurzen, het organiseren van open dagen (groot- en kleinschalig), het bezoeken en ontvangen van scholen, het aanbieden van class days en masterclasses etc. In de Nederlandse studentenwervingsmarkt is – naast de bekende activiteiten - in 2008 vooral gewerkt aan de voorbereiding van een nieuwe campagne in Nederland, gericht op een versterking en verdieping van een netwerk met middelbare scholen, met een speciale focus op internationale scholen en scholen met tweetalig onderwijs. In samenspraak met deze scholen wordt een pakket ontwikkeld, waarbij scholen een beroep kunnen doen op de inhoudelijke expertise van de Universiteit Maastricht. Het betreft vakinhoudelijke, pedagogische en didactische expertise. Scholieren worden in deze campagne uitgenodigd zelf de universiteit en de stad te ontdekken binnen een studiekeuzemodule, die conform de systematiek van probleem gestuurd onderwijs is opgezet. In combinatie met de standaard activiteiten moeten deze campagne ertoe bijdragen dat in een tijd van regionalisering van de instroom aanstaande studenten uit heel Nederland richting de Universiteit Maastricht blijven komen. In aanvulling op de gemeenschappelijke werving hebben faculteiten en schools in landen die niet tot de doellanden behoren eigen wervingsactiviteiten ontplooid. Deze wervingsactiviteiten van faculteiten zijn aanvullend op de gemeenschappelijke werving en komen voort uit specifieke contacten van individuele faculteiten. Ten slotte is op initiatief van de Task Force Werving Toelating en Selectie, en in samenspraak met de faculteiten, gewerkt aan het verhelderen en harmoniseren van de toelatingseisen voor de masteropleidingen. Dit zal in 2009 resulteren tot de bijstelling van de verschillende Onderwijs en Examenregelingen op dit punt. Tevens heeft de Task Force geadviseerd tot het inrichten van een onestop-shop binnen het studenten service centrum, waar aanstaande bachelor en masterstudenten met al hun vragen over toelating en studeren aan de Universiteit Maastricht terecht kunnen. Dit advies is door het Management Team van de universiteit overgenomen. De one-stop-shop heeft per 1 januari 2009 zijn beslag gekregen. Aansluitingsactiviteiten VO-WO De aansluitingsactiviteiten zijn gericht op het aanbieden van de juiste begeleiding tijdens het studiekeuzeproces van scholieren uit het voortgezet onderwijs. Hierbij richt de UM zich zowel op de oriëntatie- als ook op de verdiepingsfase. In 2008 hebben de volgende aansluitingsactiviteiten plaats gevonden: -
Doorlopende Leerlijnen Doorlopende Leerlijnen biedt leerlingen van het Stella Maris College en het Graaf Huyn College de mogelijkheid gedurende een aantal maanden onderwijsgroepen, masterclasses en/of profielwerkstukbegeleiding te volgen op de Universiteit Maastricht. In 2008 deden 150 scholieren hieraan mee.
-
Beta1op1 Bèta 1op1 is een project voor alle leerlingen van 5 en 6 Vwo die geïnteresseerd zijn in technische en natuurwetenschappen. Het project is een initiatief van het Platform Bèta Techniek dat vanuit OCW alle universiteiten in Nederland financieel in de gelegenheid stelt om bètagerelateerde
15
activiteiten aan te bieden. Wie deelneemt aan Bèta 1op1, krijgt de kans om kennis te maken met één van de bètaopleidingen die Universiteit Maastricht aanbiedt (Moleculaire Levenswetenschappen, Econometrie, de Sciences track bij UCM en Kennistechnologie). 115 scholieren namen deel aan bèta 1 op 1 in 2008. -
Masterclasses De Masterclasses worden georganiseerd voor de extra gemotiveerde 5- en 6-vwo leerlingen die zich in de verdiepende fase van hun studiekeuzeproces bevinden. De doelstellingen van de Masterclasses zijn tweezijdig. Enerzijds is het programma erop gericht de leerlingen kennis laten maken met de Universiteit Maastricht en het Probleem Gestuurd Onderwijs, anderzijds het contact met vakdocenten van het VO verbeteren en versterken zodat er een betere VO-WO aansluiting ontstaat. In 2008 waren er 88 deelnemers.
In 2008 zijn 2 activiteiten voor de eerste keer georganiseerd: -
Pre University College Een pilot die in 2008 voor het eerst georganiseerd is en waarschijnlijk in 2009 weer zal plaats vinden. Doel van het project is om naast het reguliere curriculum van het voortgezet onderwijs extra uitdaging te bieden voor de meest getalenteerde 5 en 6 VWO leerlingen. Met Pre University College wordt de mogelijkheid geboden om een vak te volgen aan de universiteit net zoals een reguliere student dat doet. Aan dit project deden 3 leerlingen mee.
-
Tweedaags Evenement In het najaar van 2008 heeft Maastricht University twee keer kennismakingsdagen georganiseerd voor twee middelbare scholen. Maastricht University heeft een programma opgesteld waarin leerlingen uitleg kregen over het Probleem Gestuurd Onderwijs, de onderwijsmethode die wordt toegepast. Naast deze uitleg mochten leerlingen ook zelf van het onderwijs proeven, door de simulatie van onderwijsgroepen, waarin zij het middelpunt van het onderwijs waren, en het studeren in de bibliotheek. Er deden 268 scholieren mee.
In het kader van Doorlopende Leerlijnen, Bèta 1 op 1 en Proefstuderen (de voormalige Masterclasses) worden ook in 2009 weer activiteiten ontplooid. Pre University College was een pilot, maar wordt hoogst waarschijnlijk 2009 ook weer uitgevoerd.
Ingeschreven studenten Het aantal ingeschreven studenten is van 12.080 studenten in het academisch jaar 2007-2008 gestegen naar 13.117 studenten in het academisch jaar 2008-2009.
16
Ingeschreven studenten per faculteit 14.000
Aantal ingeschreven studenten
12.000
10.000
FHML FdR FdEWB
8.000
FdCMW FPN 6.000
FHS/MICC FHS/UCM FHS/MGSoG
4.000
2.000
0 06/07
07/08
08/09
Academisch jaar
Bruggenhoofden in binnen- en buitenland Ten behoeve van de verdere versterking van het (internationale) profiel van de UM wordt gewerkt aan het aangaan en onderhouden van samenwerkingsverbanden in zowel binnen- als buitenland. In 2008 hebben de activiteiten zich, evenals in 2007, gericht op Saoedi-Arabië. Zoals hierboven aangehaald zijn tevens voorbereidingen getroffen voor een bruggenhoofd in India, en zijn middelen verworven voor onderzoek naar activiteiten in Oman. Dichter bij huis zijn activiteiten ontplooid richting België (Hasselt) en Nederland (Venlo). Allereerst is het programma voor instroom van Saoedi-Arabische studenten gecontinueerd. Vanaf voorjaar 2007 verzorgt UCM jaarlijks voor ca. 40 studenten uit Saoedi-Arabië een programma dat hen voorbereidt op de opleiding tot arts aan de UM. Voorts zijn voorbereidingen getroffen om het studeren aan de UM voor een derde cohort studenten mogelijk te maken. Belangrijk aandachtspunt daarbij was het voeren van overleg met de ministeries van Buitenlandse Zaken, Justitie en Onderwijs, Cultuur en Wetenschappen alsmede de IND over de mogelijkheden van uitbreiding van verblijfsmogelijkheden voor de begeleiders van vrouwelijke studenten. De plannen om te komen tot een opleiding Verkeerskunde zijn verder uitgewerkt in het kader van de tUL, het samenwerkingsverband van de UM met de UHasselt. In 2008 zijn een businessplan en een accreditatieaanvraag opgesteld. Daarnaast is de opleiding Belgisch-Nederlands Recht, die wordt verzorgd in samenwerking met de UHasselt en de Universiteit Leuven, in september 2008 van start gegaan. Samen met de Euregio en in afstemming met het HBO is in het kader van de UMVenlo gewerkt aan de ontwikkeling van masterprogramma’ s. Daarbij is de strategische keuze gemaakt voor twee masters: Global Supply Chain Management and Change (GSCMC) en de master Health Food Management and Innovation (HFMI) (werktitels), die naar verwachting in september 2009 van start gaan. In 2008 zijn is gewerkt aan de voorbereiding van de accreditatieaanvragen voor beide opleidingen. Er is veelvuldig
17
gesproken met (regionale) stakeholders en de Provincie Limburg en de Gemeente Venlo hebben middelen toegezegd ter financiering van de opstart van de UMVenlo. De UMVenlo zal op deze wijze haar intermediaire rol in Noord-Limburg kunnen versterken, gericht op de verankering van kennis door kennisuitwisseling tussen de UM en de regio Limburg-Noord. Voorts is zoals gesteld gewerkt aan een businessplan voor een bruggenhoofd in India. De plannen betreffen de oprichting van een India Office in Bangalore. Het Office krijgt een drieledige taak: (1) het verstrekken van informatie over de Universiteit Maastricht alsmede het faciliteren van het wervings- en toelatingsproces; (2) het aanbieden van private onderwijsprogramma’ s en trainingsprogramma’ s die voorbereiden op studeren aan de Universiteit Maastricht en (3) het initiëren van academische samenwerkingsverbanden. Als counterpart wordt in Maastricht een India Instituut opgericht, dat deskundigheid bundelt op het gebied van het hedendaagse India, georiënteerd op de gebieden Business & Management, Life Sciences, IPR,&Kennismanagement, Innovatie, Cultuur&Technologie, alsmede de zogeheten “ Base/Bottom of the Pyramid (BoP)”strategieën. Tenslotte heeft de Universiteit Maastricht eind 2008 een subsidie verworven van het Ministerie van OCW voor het verrichten van een haalbaarheidsstudie naar de kansen van het Nederlandse hoger onderwijs en onderzoek in Oman en de verdere regio. Gezien de sterkten van het Nederlands Hoger Onderwijs en de behoeften en mogelijkheden van de regio, denken wij aan een instituut dat zich vooral profileert op het terrein van 'education and learning'. De resultaten van het onderzoek worden medio 2009 verwacht. Internationale studentenmobiliteit In het studiejaar 2007-2008 verbleven 1.449 studenten voor hun studie een periode in het buitenland.
Uitwisselingsstudenten uitgaand per faculteit 1. 600
1. 400
1. 200 FHM L Aantal studenten
1. 000
FdR FdEWB FdC MW
800
FPN FHS/MICC
600
FHS/UCM
400
200
0 05/ 06
In het studiejaar 2007-2008 verbleven uitwisselingsprogramma aan de UM.
06/07
767
07/08
buitenlandse
studenten
in
het
kader
van
een
18
Uitwisselingsstudenten inkomend per faculteit 900
800
700 FHML
600
Aantal studenten
FdR FdEWB
500
FdCM W FPN
400
FHS/MICC FHS/UCM
300
200
100
0 05/06
0 6/07
07/08
19
4. Onderzoek Het onderzoek van de UM is ingericht rondom thema’ s en richt zich op internationale vraagstukken die van belang zijn voor de samenleving van vandaag en morgen. UM-wetenschappers excelleren in onderzoek naar bijvoorbeeld hart- en vaatziekten, kanker, gezondheidseconomie, pensioenvoorzieningen, eetstoornissen, leugendetectie, artificiële intelligentie en rechterlijke dwalingen. Hun expertise vormt regelmatig de basis voor nationaal en Europees beleid. De intensieve, multidisciplinaire samenwerking met bedrijven en andere kennisinstellingen, via consortia en topinstituten, is een krachtige motor achter het UM-onderzoek. Baanbrekende vindingen worden via deze weg snel omgezet in praktische toepassingen in bijvoorbeeld de gezondheidszorg. Door samen te werken met het bedrijfsleven en maatschappelijk relevante organisaties wil de UM haar doelstellingen op het gebied van het vermarkten van kennis realiseren. Het streven naar meer octrooien, het bevorderen van ondernemerschap en het verhogen van het rendement van de UM-Holding vormen de kern van het valorisatiebeleid. De participatie in (Technologische en Maatschappelijke) Top Instituten, waar ‘ best practice’de norm vormt, is hiervoor van onschatbare waarde. Het Strategisch Programma stelt twee doelen ten aanzien van onderzoek: 1. In 2010 is het onderzoek van de Universiteit Maastricht in de breedte van goede kwaliteit en behoort het op geselecteerde terreinen tot de top-5 van Europa. 2. In 2010 is het landelijke aandeel in tweede geldstroomprojecten gestegen van 3 naar 6 procent. Het derde geldstroomonderzoek is toegenomen met 60 procent. In onderstaande paragrafen wordt ingegaan op de realisatie van deze doelen en de stand van zaken met betrekking tot de acties die zijn genomen om deze doelen te bereiken.
4.1
Versterkte nadruk op focus en kwaliteit
Ten aanzien van het eerste doel blijkt uit de in 2007 en 2008 uitgevoerde onderzoeksvisitaties dat het beoordeelde onderzoek van goede tot excellente kwaliteit is. De Universiteit Maastricht was in 2007 in the Times Higher Education Supplement, een internationale ranking van universiteiten met een zwaartepunt op onderzoek, gestegen van de 172e in 2006 naar een 111e plaats in 2007. En ook in de THE World University Rankings 2008 stond de UM op de 111e plaats.
Portfolio onderzoek Met het portfolio onderzoek wil de UM bijdragen aan het verwezenlijken van belangrijke ambities en doelstellingen uit het strategisch programma: onderzoek van topkwaliteit; wervend vermogen; uitmuntend (master)onderwijs waarbij vooral de verwevenheid met onderzoek tot uiting komt; en een aantrekkelijke omgeving voor talent. Richtinggevend hiervoor is het streven naar focus en massa, dat zich vooral zal concentreren rond bestaande, sterke onderzoekslijnen en dat moet uitmonden in een beperkt aantal facultaire onderzoekslijnen (vier tot vijf). Tenminste één ervan zou na afloop van de planperiode tot de internationale top op zijn vakgebied moeten behoren. Facultaire voorstellen voor het portfolio onderzoek worden door het Management Team getoetst aan de uitgangspunten en inhoudelijke criteria van het portfolio onderzoek. Medio 2007 is hiervoor een procedure afgesproken. Een positief
20
beoordeeld facultair voorstel komt in aanmerking voor middelen die in het budget voor vernieuwing van onderwijs en onderzoek naar rato van de facultaire verhoudingen in UMA voor die faculteit zijn gereserveerd. Deze middelen bedragen in totaal M€ 12,4 voor de periode medio 2007 t/m 2010. Voor initiatieven die het strategisch programma in bijzondere mate schragen, van (boven)nationale importantie zijn en ook substantieel door de faculteit gesteund worden, kan het CvB additionele middelen beschikbaar stellen, in totaal M€3,1 over genoemde periode. Na bespreking in het MT zijn in het najaar van 2007 middelen beschikbaar gesteld aan voorstellen van de FdEWB, FdR, FPN en FHML. Het betreft de volgende voorstellen: FdEWB (M€1,680): NSI (sociale innovatie) en ECCE; FdR (M€ 1,104): Ius Commune: European private law, European criminal law en Globalisation and international regulation; FPN (M€0,946 + M€0,3): Neuroimaging (M-BIC) en Forensica/EPP; FHML (M€ 7,056): vorming van centres of excellence op de gebieden Cardiovascular medicine en Primary care. Evaluatie van bibliometrische parameters, promoties, wervend vermogen en peer review door external review committees toont aan dat inmiddels op deze terreinen een top-3 positie in Nederland bereikt is. In de 1e helft van 2008 zijn voorstellen van de FHS en FdCMW besproken en gehonoreerd: FHS (M€0,68): enerzijds het onderzoeksproject bioinformatica (Dept. of Knowledge Engineering, van het MICC) dat mede in overleg met de FHML is ontwikkeld, voor de eerste fase waarvan het CvB in 2007 M€1,14 beschikbaar stelde uit de achtergestelde lening van M€2,3 die de Gemeente Maastricht aan de tUL verstrekt heeft. Anderzijds zijn middelen aangewend voor duurzaam ondernemen (ICIS: ‘ sustainable entrepeneurship, investment and innovation’ ). FdCMW (M€0,89): European (Administrative) Governance, vorming van centres of excellence in Technology and society studies, en Culturele herinnering en diversiteit. In de 2e helft van 2008 is een begin gemaakt met de bespreking van nieuwe voorstellen in het kader van de 2e ronde portfolio onderzoek. Dit resulteerde in de volgende toewijzingen (mede dankzij de inzet van additionele middelen voor onderzoeksgerelateerde innovaties): FHML (M€3,6): vorming van het 3e centre of excellence Chronic diseases (Nutrition and metabolism). Het onderzoek van Nutrim werd in 2007 beoordeeld met ‘ very good’ , waarmee de externe beoordelingscommissie tevens aangaf dat het instituut zich sinds de vorige (KNAW/VSNU-) beoordeling uit 1998 in positieve zin ontwikkeld heeft. Deze beoordeling gaven de faculteit en het CvB aanleiding het thema Chronic diseases additionele middelen te verstrekken om uit te groeien tot centre of excellence. FdCMW (M€ 1,95): extra stimulans voor verwerven van NWO-subsidies en Europese grants door zittende staf, aantrekken van extra onderzoekstalent, extra uitbreiding van graduate school (met promovendi en ruimte voor matching), en verruiming van sabbatical beleid. De faculteit beoogt hiermee centres of excellence te creëren rondom de speerpunten European Administrative Governance; Science, Technology and Society; en Cultural Memory and Diversity; FdR (M€2,556): aanstellen van 5 fte UD’ s, aanstellen van 6 à 8 extra promovendi, en incentivebeleid voor 2e en 3e geldstroom en promoties. De faculteit beoogt hiermee het aantal promoties en de opbrengsten uit 2e en 3e geldstroom te vergroten en tegelijkertijd de onderwijstaakstelling hanteerbaar te maken. Kwaliteitszorg: onderzoekvisitaties en vervolgerkenningen van onderzoekscholen Sinds 2003 vinden onderzoeksbeoordelingen plaats volgens het ‘ Standard Evaluation Protocol 2003-2009 for public research organisations’(SEP). Dit landelijke protocol voorziet in een externe beoordeling van het onderzoek door een external review committee, eens per zes jaar. Elke drie jaar produceert de te beoordelen eenheid een zelfstudie, afwisselend ten behoeve van de externe evaluatie en als intern midterm review. Zo mogelijk wordt de evaluatie gecombineerd met die welke vereist is voor het aanvragen
21
van een vervolgerkenning van een onderzoekschool. Om een (inter)nationale vergelijking van disciplinaire output mogelijk te maken wordt in toenemende mate een bibliometrische analyse uitgevoerd. Regulier gebeurt dit bij het onderzoek van de UMC’ s zoals het Maastricht UMC+. De FHML gebruikt deze gegevens ook voor de periodieke evaluatie van haar instituten in een planning en controlcyclus. Resultaten op het gebied van wi-1 publicaties, impactfactoren, promoties, wervend vermogen en maatschappelijke relevantie worden in deze cyclus gemeten en gerelateerd aan investeringen in mensen en middelen. Ook de FPN heeft in (april) 2008 door CWTS (Leiden) een analyse laten verrichten naar impactfactoren van haar onderzoek over de periode 1997-2006. Ten opzichte van het gemiddelde van de internationale tijdschriften op alle wetenschapsterreinen scoorden de facultaire onderzoekers in het aantal citaties 17% hoger dan collega’ s. De faculteit behoort met haar cognitieve hersenonderzoek en de ontwikkeling van nieuwe MRI data-analysemethoden tot de internationale top. Eind 2008 is een begin gemaakt met een zelfstudie t.b.v. de mid-term review van Grow (FHML). Het CvB heeft met de FHS, department of Knowledge Engineering (v/h MICC), afgesproken dat er in de 1e helft van 2009 een mid-term review van het kennistechnologische onderzoek zal plaatsvinden. In 2008 zijn extern beoordeeld de onderzoekschool Ius Commune (FdR) en ICIS (FHS, in het kader van de beoordeling en vervolgerkenningsaanvraag van de onderzoekschool SENSE). Carim ontving in mei 2007 een overall beoordeling ‘ very good to excellent’ , waarmee het vol vertrouwen eind 2007 een vervolgerkenning voor de onderzoekschool Hart- en vaatziekten heeft ingediend bij de Erkenningscommissie onderzoekscholen (ECOS van de KNAW). Carim werd in juni 2008 hererkend. Deze beoordeling steunt de ontwikkeling tot centre of excellence. ICIS is beoordeeld in het kader van de onderzoekschool SENSE waarin het participeert. Het ontving de beoordeling ‘ good’tot ‘ very good’ . De onderzoekschool heeft eind 2007 een vervolgerkenningsaanvraag bij de ECOS (KNAW) ingediend en werd in juni 2008 hererkend. METEOR had in december 2006 een vervolgerkenningsaanvraag ingediend. Medio 2007 werd de onderzoekschool door de ECOS (KNAW) opnieuw voor zes jaar erkend. METEOR neemt intussen deel aan een landelijke onderzoeksvisitatie bedrijfskunde/economie, die met een jaar vertraging in 2009 zal plaatsvinden. De vertraging komt door agendaproblemen van leden van de visitatiecommissie. De FHML en FPN zijn besprekingen begonnen om het onderzoek op het gebied van de (klinische) neurocognitie beter op elkaar af te stemmen. Mede in verband hiermee zijn de aanvraag voor hererkenning van de onderzoekschool EURON (FHML) en de hieraan voorafgaande onderzoekbeoordeling van de facultaire school MHeNS (FHML) uitgesteld. De onderzoekschool Ius Commune met de FdR als penvoerder heeft mede op basis van een goede onderzoeksbeoordeling eind 2008 een aanvraag voor vervolgerkenning bij de ECOS ingediend. De faculteit overweegt in 2009 tevens deel te nemen aan een landelijke onderzoeksbeoordeling van alle juridische faculteiten. Onderzoekers van topkwaliteit: carrièrepad voor wetenschappelijk medewerkers De kwaliteit van onderzoek staat of valt met de kwaliteit van personeel. De UM wil een aantrekkelijke werkplaats zijn voor talentvolle onderzoekers. In samenhang met de introductie van het portfolio is gestart met een strategisch leerstoelenbeleid en een gedifferentieerd carrièrepad voor WP op basis van prestaties in onderzoek of juist onderwijs. Op maat gesneden incentives worden ingezet om dit beleid te ondersteunen. Zo is, mede om onbenut potentieel aan te boren, de stimuleringsregeling voor vrouwen in hogere functies (VIDI en VICI) ook in 2008 gecontinueerd. Dat geldt ook voor de premie die faculteiten ontvangen als zij vrouwen benoemen op een reguliere hoogleraarsplaats. Dit kan men beschouwen als een vorm van
22
strategisch hooglerarenbeleid. Over deze en andere vormen is in 2008 de discussie voortgezet, waarbij men kan denken aan dakpanconstructies in verband met de vergrijzing van het hooglerarenbestand, het aantrekken van excellente onderzoekers op plaatsen die van strategisch belang zijn voor een faculteit of de hele instelling (vernieuwing van PGO, ontwikkeling van internationaliseringsbeleid, marketing). Ook liet het CvB prof.dr. Mineke Bosch onderzoek doen naar het aandeel van vrouwen onder het hooglerarencorps. Veel faculteiten hebben de vroegere regeling van het CvB overgenomen om de overgang tussen het afstuderen en een promotieplaats te overbruggen, resp. tussen de promotie en een baan als postdoc. De incentives worden onder meer gebruikt om een promotie-onderwerp te schrijven of een aanvraag voor bijvoorbeeld VENI. Enkele persoonsgebonden programma’ s waarvoor de incentives bedoeld zijn, worden hierna belicht. NWO startte in 2006 met het programma Toptalent. Jonge, creatieve laatstejaars studenten schrijven hun eigen promotievoorstel dat na honorering wordt uitgevoerd aan de universiteit van hun keuze. Op advies van een interne selectiecommissie diende de UM zeven voordrachten bij NWO in. NWO honoreerde in april 2007 de voordrachten van mw. A. Goebbels FHML (‘ The value of statistical life: a promising efficiency parameter for health care?’ ) en dhr. N. Kilian-Hütten FPN (‘ Cognitive neuroimaging of real-life and social audition’ ). Begin 2008 diende de UM na een interne selectie wederom zeven voordrachten bij NWO in. Hiervan werden er vier gehonoreerd: dhr. Tom de Graaf FPN (‘ Brain systems of visual consciousness: functional relevance and connectivity’ ), dhr. Michael Kaisers FHS/MICC (‘ Multi-agent learning in auctions: the design and analysis of markets and traders’ ), dhr. Pim Peeters FPN (‘ Social threat hurts! The influence of the social context on pain’ ) en mw. Michelle Moerel FPN (‘ Discovering new dimensions in the human auditory cortex with real-life stimuli’ ). Doel van het Rubicon-programma van NWO is talentvolle onderzoekers bij Nederlandse universiteiten en onderzoeksinstituten van KNAW en NWO na voltooiing van hun promotie voor de wetenschap te behouden. Rubicon biedt recent gepromoveerde wetenschappers de mogelijkheid ervaring op te doen aan een buitenlands topinstituut of aan een excellent Nederlands onderzoeksinstituut. Het programma gaat vooraf aan het VENI-programma. In de rondes van 2007 ontvingen dhr. J. Jocken FHML, dhr. R. Koopman FHML en dhr. T. Smeets FPN een subsidie om onderzoekervaring in het buitenland op te doen. Vier jonge onderzoekers kregen begin 2008 een Rubicon-subsidie om buitenlandse onderzoekservaring op te doen. Het ging om dr. Maarten Peters, dr. Maaike Lauwaert, dr. Robby Nieuwlaat en drs. Judith Sluimer, allen oud-studenten van de Universiteit Maastricht. Ze ontvangen de beurs vanwege hun bewezen talent voor het doen van innoverend, grensverleggend onderzoek. In december 2008 was dr. T Smeets een van de gelukkigen die een subsidie ontving. De vernieuwingsimpuls van NWO richt zich op jonge, excellente onderzoekers met een opvallend en origineel talent en een grote fascinatie voor het doen van uitdagend en grensverleggend onderzoek. De vernieuwingsimpuls richt zich met drie subsidievormen (VENI, VIDI en VICI) op drie verschillende fasen in de wetenschappelijke carrière van onderzoekers. In de subsidieronde 2007 zijn subsidies toegekend aan vier VENI-kandidaten (mw. N. Reynart FHML, dhr. O. Bochet FdEWB, dhr. A. Predtetchinski FdEWB en mw. N. van Atteveldt FPN), vier VIDI-kandidaten (mw. E. Lutgens FHML, U. Schotten FHML, mw. A. Krabbendam FHML en L. de Windt) en twee VICI-kandidaten (mw. C. Kemner FPN en mw. M.Peters FPN). In de subsidierondes van 2008 viel deze eer te beurt aan (VENI) dhr. Y. Temel FHML, dhr. B. Kramer FHML, dhr. K. Reesink FHML, mw. B. Schroen FHML, dhr. P. Kiiver FdP en dhr. T. Smeets FPN, (VIDI) dhr. S. Heymans FHML en dhr. R. Peeters FdEWB en (VICI) dhr. P. Schrauwen FHML. Enkele onderzoekers van de UM hebben aanvragen ingediend voor de eerste ronde van de Starting independent research grants van de ERC (‘ ERC Starting Grants’ ), een persoonsgebonden subsidieonderdeel van KP7. De beoordeling van de ERC geschiedt in twee fasen (stages). Ondanks de
23
soms excellente beoordelingen door referenten, zijn de aanvragen van de UM in de 1e fase afgevallen. Helaas geldt dit ook voor de ingediende aanvragen voor een ‘ advanced grant’van de ERC. Gezien het toenemende belang dat men hecht aan persoonsgebonden subsidies van NWO en EU (i.h.b. van de ERC) en de als gevolg hiervan toegenomen competitie om schaars talent, hebben het CvB en het CvD in 2008 een interne evaluatie van dergelijke programma’ s uitgevoerd. Het CvD heeft in februari 2008 met enkele UM-leden van vernieuwingsimpulscommissies gesproken; ook heeft het CvD de hoogleraren Bijker en Struijker Boudier om een analyse gevraagd. Dit leidde ertoe dat het Management Team in oktober 2008 een plan van aanpak heeft aanvaard om de achterblijvende prestaties van de UM bij de werving van NWO-subsidies te verbeteren. Mede ondersteund door gegevens van (het Algemeen Bestuur van) NWO gaat het er vooral om niet de hoeveelheid maar de kwaliteit van de aanvragen en aanvragers te verhogen. Faculteiten hebben een begin gemaakt met op het individu toegespitste ‘ draaiboeken’voor de verwerving van subsidies (selectie van kansrijke onderzoekers; hierop toegespitst HRM-beleid en facilitering; en met een tijdschema). Het CvB wil dit periodiek met de faculteiten bespreken en studeert daarnaast op de herintroductie van de earningpowerregeling, vooral toegespitst op NWO- en ERC-subsidies. In het voorjaar van 2009 worden de voortgang en enkele implementatievoorstellen in het MT besproken. Verbetering promotiestelsel In de nota ‘ Promoveren aan de Universiteit Maastricht: de derde cyclus ingevuld’uit 2006 heeft het CvB zijn gedachten ontvouwd over de inrichting van graduate schools, organisatorische eenheden waarbinnen onder meer de verzorging en in- en externe kwaliteitszorg van de promotieopleiding gestalte krijgen. De concept-nota is in diverse gremia besproken. Het MT heeft op hoofdlijnen een positief advies uitgebracht. Gezien het belang dat het CvB hecht aan de kwaliteitszorg van de promotieopleiding is de inrichting van graduate schools als eerste opgepakt. Dit past ook in de voornemens van het strategisch programma en die van de minister van OCW in zijn strategische agenda. Eind 2007 zijn daartoe uitgangspunten en een modelreglement voor graduate schools ontworpen. Het CvB hoopt met de invoering van graduate schools een inspirerend onderzoeks- en vooral opleidingsklimaat voor jonge onderzoekers te scheppen. Het CvB verwacht dat het aantal promoties mede hierdoor zal toenemen en heeft zijn prestatieafspraken met faculteiten hierop afgestemd. Het CvB heeft zijn plannen voor de inrichting van graduate schools aan de UR voorgelegd en heeft in 2008 een evaluatie afgerond van a) de invoering en vormgeving van graduate school(s) bij de faculteiten, b) de inrichting van promotieopleidingen daarbinnen, c) de verschillende verschijningsvormen van de promovendus aan de faculteit en welke regelingen hiervoor gehanteerd kunnen worden en d) vernieuwingen van het facultaire promotietraject die ter bevordering van de kwaliteit en kwaliteitszorg van het promotiestelsel mede met middelen van het ministerie van OCW (k€ 362) en decentrale arbeidsvoorwaardengelden (k€150 per jaar voor vijf jaar) in 2006 in gang zijn gezet. Uiteindelijk doel is een hoogstaand systeem van kwaliteitszorg voor het promotietraject te ontwerpen met een uitstekende promotieopleiding. In december 2008 heeft de rector de voortgang besproken met alle graduate schools. De discussie over de verschijningsvormen van de promovendus en op hierop van toepassing zijnde regelingen is in 2009 voortgezet, mede met het doel te komen tot een eenduidig administratief volgsysteem (AO-systeem). Het Kenniscentrum Buitenlandse Medewerkers speelt hierin een rol. Een beursregeling voor het alternatieve systeem van promotiestudenten maakt mogelijk op termijn hiervan deel uit. Per ultimo 2008 zijn de volgende facultaire graduate schools geformeerd of in oprichting (os = met deelname aan opleidingsprogramma voor promovendi van de aangeduide onderzoekschool of -scholen): FHML School for Cardiovascular Diseases (Carim; os Carim); School for Nutrition, Toxicology and Metabolism (Nutrim; os VLAG);
24
School for Mental Health and Neuroscience (MHeNS; v/h Hersenen & Gedrag; os EURON); School for Oncology and Developmental Biology (Grow; os Grow); School for Public Health and Primary Care (Caphri; os CaRe; os WTMC); Mogelijkheid tot opleiding van promovendi bij het onderwijsinstituut FHML (os ICO) en SHE. FdR METRO Graduate School of Law, een samenvoeging van het onderzoekinstituut METRO en de facultaire graduate school (os Ius Commune; os Rechten van de Mens). FdEWB METEOR Graduate school (os METEOR); Mogelijkheid tot opleiding van promovendi bij UNU-Merit (os METEOR). FdCMW FASOS Graduate school (os WTMC; os Huizinga-Instituut; os OSL; os NIG; os NOV met name t.b.v. het Centrum voor Gender & Diversiteit). FPN Mogelijkheid tot opleiding van promovendi bij de vier capaciteitsgroepen Cognitive Neuroscience (CNCN; os EPOS), Neuropsychology & Psychopharmacology (os EURON), Work & Social Psychology (os Psychology & Health) en Clinical Psychological Science (os EPP; v/h capaciteitsgroep DMKEP van FHML). De oprichting van één of meer graduate schools is voorzien. FHS Maastricht Graduate School of Governance (MGSoG); Graduate School MUST i.o. (graduate school i.o. van ICIS; os SENSE); Mogelijkheid tot PhD-opleiding bij Department of Knowlegde Engineering (DKE, v/h MICC; os DISC; os SIKS).
4.2
Werving van aanvullende onderzoeksmiddelen
De tweede geldstroom had in 2008 een omvang van ca. M€ 13,7 (M€ 10,1 in 2007) en is hiermee flink toegenomen ten opzichte van 2007 (het doel voor 2008 was M€14,8). De derde geldstroom bedroeg ca. M€33,1 en is hiermee gelijk gebleven ten opzichte van 2007 (doel voor 2008 was 34,9). Deze resultaten brachten het CvB ertoe extra aandacht te besteden aan de werving van 2e en 3e geldstroommiddelen. Meer onderzoeksvolume in de tweede en derde geldstroom Zowel CvB als faculteiten trachten met incentives en andere vormen van ondersteuning wetenschappers aan zich te binden en tot topprestaties uit te nodigen. Eind 2006 is de A-status NWO-regeling op verzoek van de faculteiten weer ingevoerd. Doel ervan is het stimuleren van het indienen van zoveel mogelijk uitstekende subsidieaanvragen bij NWO. Projecten die geen NWO-subsidie ontvangen maar wel een beoordeling ‘ subsidiabel’kregen (de zgn. A-status), ontvangen een bonus van k€ 25, die bijvoorbeeld besteed kan worden aan het schrijven van een verbeterde aanvraag. De regeling is medio 2007 uitgebreid met bepaalde persoonsgebonden NWO subsidieaanvragen (vernieuwingsimpuls, Toptalent, Mozaïek). Begin 2008 zijn ook bepaalde projectaanvragen die vanaf 2007 geschreven zijn in het kader van KP7 tot de regeling gaan behoren. Als alle 2008-aanvragen in de loop van 2009 gehonoreerd zijn, zal in 2008 k€ 855 aan de A-statusregeling zijn uitgekeerd. In 2007 besloot het CvB op advies van het MT tot invoering van een incentiveregeling voor medewerkers die participeren in commissies van NWO. De verwachting is dat medewerkers van de UM zo beter
25
geïnformeerd worden over nieuwe ontwikkelingen bij NWO, hierop beter kunnen inspelen en hun subsidieaanvragen een hogere slaagkans hebben. In 2008 is k€288 aan incentives uitgekeerd, voor 45 personen die deelnemen aan een of meer NWO-commissies. Het Kenniscentrum contractonderzoek is opgericht ter ondersteuning van de werving in de tweede en derde geldstroom. In het Kenniscentrum Contractonderzoek heeft de UM schaarse en specifieke expertise met betrekking tot de werving en het beheer van contracten voor onderzoek vanuit verschillende disciplines en afdelingen binnen de UM gebundeld. Het kenniscentrum adviseert op het gebied van subsidies, bedrijfsvoering, juridische zaken, intellectueel eigendom (IPR) en spin-off, financiën, belastingen en administratie. Het kenniscentrum is de motor bij het initiëren, ontwikkelen en monitoren van grootschalige innovatieve projecten: enerzijds regionale (Versnellingsagenda Limburg) en nationale projecten (topinstituten) en anderzijds internationale projecten (7e kaderprogramma, Interreg, European Science Foundation, National Institute Health). Deze projecten moeten tevens een krachtige impuls geven aan maatschappelijk en economisch relevant onderzoek, met name ook in regionaal verband. In 2008 heeft het kenniscentrum de training en coaching van onderzoekers gecontinueerd in het werven en beheren van onderzoek vanuit NWO, ZONMW, STW, Collectebusfondsen en KP7, alsmede van beheerders en controllers in het bewaken van de risico’ s. Binnen de grootste faculteit, de FHML, is in 2009 de officiële instelling van het Centre for Research Innovation, Support and Policy (CRISP) voorzien. In deze eenheid wordt de ondersteuning op het gebied van wetenschappelijk onderzoek (strategieontwikkeling onderzoek, verwerving subsidies, datamanagement, medisch-ethische en dierethische protocollering e.d.) ondergebracht. Grootschalige innovatieve projecten en programma’ s Het streven naar focus en massa heeft ook in 2008 vruchten afgeworpen door verdere samenwerking met industriële en publieke partners voor het verwerven van externe middelen en kennisvalorisatie. Al eerder nam de UM deel aan technologische en maatschappelijke (top)instituten en programma’ s als The Virtual Knowledge Studio VKS (KNAW en UM/FdCMW; VKS ging op 14 november 2007 officieel van start), Netspar, HILL, TI Pharma, CTMM, BMM, TI Food and Nutrition, Parelsnoer, ECCE en het Netwerk sociale innovatie. In 2008 is dit palet uitgebreid met deelname aan het Top Institute for Evidence-Based Education Research TIER (UvA, RUG en UM/FdEWB; TIER ging op 14 mei 2008 van start) en The Maastricht Forensic Institute TMFI (FdR, FPN, DSM Resolve, IT Security-specialist Fox-IT; de TMFI werd officieel per 1 mei 2008 geopend). Achterstandsfinanciering onderzoek en extra onderzoekmiddelen voor alfa/gamma De minister van OCW heeft de discussie over de achterstandfinanciering van de jonge universiteiten in 2007 beëindigd door aan hen extra middelen beschikbaar te stellen. Tevens heeft de minister erkend dat er binnen het alfa- en gammadomein aan de Nederlandse universiteiten een financiële achterstand is ontstaan. Samen met de middelen voor een kwaliteitsimpuls Hoger Onderwijs ontstaat er in de periode 2008-2012 een "Strategische Ruimte" die voor de UM in totaal ± M€30 bedraagt. Dit bedrag is als volgt opgebouwd: a) M€ 1 uit de kwaliteitsimpuls Hoger Onderwijs, b) M€ l8,2 uit de achterstandsfinanciering en c) M€10,9 uit de alfa- en gammafinanciering. De middelen zijn als volgt bestemd: versterking van onderzoekslijnen en strategische leerstoelen in het alfa- en gammadomein in overeenstemming met de onderzoekszwaartepunten in het portfolio onderzoek (promovendi, promotiebeurzen en promotie van ‘ in-house’talenten), zie onder 2e ronde portfolio onderzoek; creëren van een marktplaats voor ‘ ongebonden’onderzoeksvoorstellen uit het alfa- en gammadomein met een aantoonbaar wervend vermogen; en uitbreiding van de samenwerking met het bedrijfsleven in de opstart van bedrijven die voortkomen uit de technologische (top)instituten waarin de UM participeert, middels de inzet van wetenschappelijk personeel.
26
Kennisvalorisatie en ondernemerschap Kennisvalorisatie en ondernemerschap staan hoog op de agenda van de Universiteit Maastricht. Hiervoor zijn de volgende entiteiten neergezet: 1) BioMedbooster: een in 2005 opgerichte organisatie voor kennisvalorisatie. Zij heeft als doel de identificatie van nieuwe vindingen te koppelen aan een analyse van de marktpotentie en de mogelijkheden tot kennisexploitatie en verdere ontwikkeling van producten en spin-offs. 2) Biopartner Center Maastricht: een incubator voor startende bedrijven op met name het gebied van de life sciences. 3) UM Holding: in de UM Holding zijn bedrijven ondergebracht die voortvloeien uit het onderzoek en diensten van de Universiteit Maastricht. 4) Centre for Entrepreneurship: een expertisecentrum voor ondernemerschap op academisch niveau, gericht op het verzorgen van (post)initiële opleidingen en het doen van onderzoek. Het centrum wordt geleid door de in 2008 benoemd als hoogleraar ondernemerschap, Prof. Dr. Jan Cobbenhagen, die in nauwe samenwerking met het Limburgse en (Eu)regionale bedrijfsleven interdisciplinaire teamgerichte activiteiten ontplooit om mensen te inspireren en onderwijzen, én om bedrijven op te richten en helpen groeien. 5) MKB Loket: het MKB loket faciliteert de kennisoverdracht tussen de universiteit en ondernemers in de (Eu)regio. Het portal werkt als intermediair tussen bedrijfsleven en wetenschappelijke kennis. In 2008 zijn bovenstaande voorzieningen verder ontwikkeld en geïntensiveerd. Daarnaast zijn er plannen ontwikkeld voor de volgende nieuwe faciliteiten: 1) Nieuwe incubator ontwikkelingen als Biopartner II en Neuropartner. De capaciteit van de huidige Biopartner faciliteit heeft inmiddels zijn grenzen bereikt. Voor met name het gebied van nutrition en voeding als mede op het gebied van de neurocognitie en neuroimaging (9.4 T fMRI) in het bijzonder worden deze nieuwe incubators neergezet. 2) Science parks: a. Randwijck; b. Chemelot; c. Euro Avantis en d. Greenport Venlo Naast de ontwikkelingen van faciliteiten is de Universiteit Maastricht samen met het Maastricht University Medical Centre (MUMC) het beleid van kennisvalorisatie en ondernemerschap verder aan het aanscherpen. Hiervoor is een werkgroep gestart onder de naam R&D Support Table onder leiding van de vice-voorzitter CvB van de UM en vice-voorzitter van de RvB van het MUMC (tevens decaan van de faculteit FHML).
27
5. Mensen en middelen HRM-strategienota Mobilising Minds In 2008 is de HRM-strategienota Mobilising Minds gepresenteerd. Centraal daarin staat de notie om op brede schaal talentbeleid te ontwikkelen en te implementeren: het gaat dan met name om het binden en boeien van toppers en talenten alsmede het aanspreken van aanwezige talenten van iedere medewerker door ruime kansen te bieden aan employability. Met talentbeleid wordt gedoeld zowel op de beste mensen als op het beste in mensen. Voor de medewerkers is de uitdaging om employability tot maximale wasdom te brengen, de uitdaging van de leidinggevenden is om hiervoor de faciliteiten te creëren, voor de UM als werkgever is de uitdaging om een omgeving te scheppen die de ontwikkeling van medewerkers ook mogelijk maakt, een omgeving die betrouwbaar en veilig is. De nota Mobilising Minds is eind 2008 in bespreking gebracht en zal in 2009 worden geïmplementeerd. Academisch Leiderschapsprogramma In het najaar van 2008 is het Academisch Leiderschapsprogramma (ALP) officieel van start gegaan. Op basis van twee beleidsdocumenten gericht op de “ UM-visie op leiderschap”en “ het profiel van de UMleidinggevende” is een leiderschapsprogramma ontwikkeld gericht op “ managementvaardigheden” , “ persoonlijk leiderschap”en “ blijvend leren” . Het ALP richt zich op drie doelgroepen: - Mastering Peaks: een programma voor de top - Oxigen: voor het middenmanagement - Steep face: voor het aankomend talent In de jaargesprekken met de leidinggevenden wordt bepaald waar op het gebied van het management ontwikkelingsbehoeften zijn, vervolgens kan individueel in een digitale opleidingsgids de meest passende opleiding worden geïdentificeerd. De opleidingsgids is zodanig ingericht dat zowel op competentie als op thema de meest passende opleiding/training kan worden geselecteerd. Het gaat hierbij dus steeds om een goed samenspel tussen de betreffende leidinggevende medewerker en zijn/haar leidinggevende Opleidingsprogramma ESF In de verslagperiode is het omvangrijke opleidingsprogramma ESF voltooid. Met gebruikmaking van de ESF-subsidies zijn medewerkers in de gelegenheid gesteld trainingen te volgen op de volgende terreinen: - ontwikkeling van vaardigheden - INK-gerichte trainingen - ARBO-trainingen - ICT-opleidingen - Taaltrainingen Laatst genoemde twee trainingen hadden een verplichtend karakter: iedere medewerker werd verplicht een Europees rijbewijs te halen op het gebied van ICT; ook voor de taaltrainingen werd een bepaald niveau verplicht gesteld Buitenlandse collegae Door de toenemende internationalisering neemt ook het aantal buitenlandse collegae toe. De UM afficheert zich dan ook als een tweetalige Universiteit; die tweetaligheid wordt ook van alle medewerkers geëist, daarom was de in het kader van het ESF-programma gegeven taaltraining ook verplicht voor iedere medewerker. Passend bij de functie die wordt uitgeoefend wordt van iedere medewerker verwacht dat men kan communiceren in het Nederlands en in het Engels; Engelstalige beleidsdocumenten zijn de standaard en de voertaal bij een aantal vergaderingen is Engels. De animo om op hoog niveau in twee talen te kunnen communiceren is groot. Het Kenniscentrum voor buitenlandse medewerkers is als centrale voorziening voor de gehele UM faciliterend bij het werven van buitenlandse collegae, vanuit dit
28
Kenniscentrum worden alle benodigde vergunningen geregeld en wordt iedere buitenlandse collega ondersteund bij het aanvragen van de benodigde papieren/vergunningen Jaargesprekken en ontwikkelgesprekken Geconstateerd kan worden dan in de gehele instelling het voeren van jaargesprekken en ontwikkelgesprekken met de medewerkers van hoog tot laag gemeengoed is. Er zijn standaardformulieren ontworpen die instellingsbreed worden gehanteerd. In deze gesprekken wordt ook ruim aandacht geschonken aan employability van de medewerker. Medewerkers en leidinggevenden zijn ook getraind om deze gesprekken op niveau te kunnen voeren. Nieuwe personeelsinstrumenten Alle faculteiten experimenteren met nieuwe personeelsinstrumenten zoals tenure tracks en specifiek talentbeleid. De bedoeling is om mede in relatie tot de implementatie van de nota Mobilising Minds de best practices uit te wisselen om van daaruit met centrale kaderegelingen te komen. Stroomlijningsoperatie De in 2007 ingezette stroomlijningsoperatie heeft er onder meer in geresulteerd dat per 1 september 2008 alle functionarissen werkzaam in het financiële resp. personele domein overgeplaatst zijn naar het Maastricht University Office en aldus onder rechtstreekse aansturing zijn gebracht van de director Finance resp. de director HRM; twee doelstellingen worden daarbij nagestreefd, in de eerste plaats een efficiency doelstelling (minder medewerkers op die terreinen) en in de tweede plaats een verdere professionalisering van deze ondersteunende staf.
Personeelsbestand UM in Fte's (Man-Vrouw/OBP-WP/Overig) 3.000
2.500
2.000 Fte's
WP-Man WP-Vrouw 1.500
OBP-Man OBP-Vrouw Overig
1.000
500
0 2005
2006
2007
2008
Kalenderjaar
Toelichting Tot de categorie overig behoren oproepkrachten en incidentele krachten b.v. surveillanten, horeca medewerkers, balie- en voorlichtingsmedewerkers.
29
Personeelsbestand UM in Personen (Man-Vrouw/OBP-WP/Overig) 4.000
3.500
Personen
3.000
2.500 WP-Man WP-Vrouw 2.000
OBP-Man OBP-Vrouw Overig
1.500
1.000
500
0 2005
2006
2007
2008
Kalenderjaar
Toelichting Tot de categorie overig behoren oproepkrachten en incidentele krachten b.v. surveillanten, horeca medewerkers, balie- en voorlichtingsmedewerkers
Klachtenregelingen Op grond van de Algemene Wet Bestuursrecht heeft iedere student en medewerker het recht om over de wijze waarop een bestuursorgaan (faculteit, servicecentrum en Bureau der Universiteit) zich in een bepaalde aangelegenheid jegens hem of een ander heeft gedragen, een klacht in te dienen bij dat bestuursorgaan. De Universiteit Maastricht heeft ervoor gekozen de klachtenbehandeling te laten plaatsvinden dicht bij de werkvloer. Daarom zijn er klachtencommissies in het leven geroepen die werken conform een vastgestelde regeling: iedere faculteit heeft een klachtencommissie en ook voor het centraal niveau (servicecentra en Bureau der Universiteit) is er een commissie. Als algemene uitgangspunten gelden onder meer dat een klacht snel en doeltreffend behandeld dient te worden, dat bij de behandeling de grootst mogelijke vertrouwelijkheid in acht genomen wordt en dat het principe van hoor en wederhoor wordt toegepast. Voor ongewenste omgangsvormen (sexuele intimidatie, agressie en geweld) bestaat een aparte klachtenregeling en is een aparte commissie ingesteld. Vaak zal men voordat besloten wordt een klacht in te dienen vertrouwelijk met iemand willen praten over de ongewenste bejegening, de gevolgen en de te nemen stappen. Hiertoe kan men contact opnemen met de Vertrouwenspersoon Ongewenste Omgangsvormen. Deze verricht uitsluitend handelingen met toestemming van degene die zich tot haar wendt. De vertrouwenspersoon kan door onderzoek en overleg met de betrokkenen trachten tot een oplossing van het gesignaleerde probleem te komen. Als men een klacht wil indienen dan kan de Vertrouwenspersoon ondersteunen bij de schriftelijke indiening en de mondelinge behandeling door de Commissie Ongewenste Omgangsvormen. Gaat het om een strafbaar feit (aanranding, verkrachting, mishandeling) dan kan de Vertrouwenspersoon tevens behulpzaam zijn bij het doen van aangifte bij de politie.
30
6. Universitaire Ontwikkeling Om succesvol te kunnen opereren in een steeds concurrerender hogeronderwijswereld zijn optimale samenwerking en het behalen van synergievoordelen essentieel. Om aansprekende, onderscheidende en goede onderwijs- en onderzoeksprogramma’ s te realiseren, moet de universiteit korte lijnen creëren en de mogelijkheden benutten van samenwerking tussen de faculteiten. Daarnaast is het belangrijk de blik naar buiten te richten en partners te zoeken bij kennisinstellingen en het bedrijfsleven. Het bestuur en de organisatie van de universiteit dienen daarop afgestemd te zijn, met als centrale aandachtspunten: - het sturingsconcept - de organisatie van de UM - de weg naar een tweetalige universiteit - samenwerking met andere organisaties - nieuwe initiatieven
6.1 Sturingsconcept: prestatieafspraken en Balanced Scorecard Om de realisatie van de doelen uit het strategisch programma optimaal te kunnen monitoren, heeft de UM in 2006 de balanced scorecard (BSC) geïntroduceerd. Het doel van de BSC is om de doelstellingen van een organisatie te operationaliseren in meetbare indicatoren. Deze indicatoren geven vervolgens een beeld van de prestaties die een organisatie heeft geleverd ten aanzien van vier aspecten, te weten het klantperspectief, financiën, innovatie en interne organisatie. Met behulp van de BSC zijn de strategische ambities van de UM vertaald naar SMART gemaakte doelen per organisatie-eenheid. In 2008 is, onder meer via het MUSL-traject, verder gewerkt aan de beschikbaarheid van managementinformatie waarmee de balanced scorecard verder kan worden gevuld.
6.2 Organisatie De oprichting van het Maastricht Universitair Medisch Centrum plus (Maastricht UMC+) Per 1 januari 2008 is, na de fusie van de faculteiten Geneeskunde (FdG) en Gezondheidswetenschappen (FdGW) gefuseerd tot de Faculty of Health, Medicine and Life Sciences (FHML) in 2007, het Maastricht Universitair Medisch Centrum plus (Maastricht UMC+) formeel opgericht. Door in een UMC structureel te gaan samenwerken, willen de UM en het azM de internationale positie van het Maastrichtse onderwijs, onderzoek evenals de patiëntenzorg versterken. Richtinggevend hierbij zijn de concepten” integrated care” ,“ het continuüm van gezondheid en ziekte”en “ het continuüm van zorg” . Maastricht UMC+ kan zich hiermee profileren en de beoogde vernieuwing en verbetering realiseren. In 2008 is veel aandacht besteed aan uitwerking en concretisering van tal van aspecten van de UMCvorming, waaronder de bestuursstructuur. Het UMC wordt bestuurd een Raad van Bestuur Maastricht UMC+, bestaande uit een personele unie identiek aan het Faculteitsbestuur FHML en aan de Raad van Bestuur azM. Door de RvB worden de drie kernfuncties onderwijs, onderzoek en gezondheidszorg op basis van een gemeenschappelijke strategische visie integraal vormgegeven en aangestuurd. In 2008 is gestart met de uitwerking en concretisering van de UMC-vorming. Binnen het UMC is met name gewerkt aan een strategiedocument Maastricht UMC+ en zijn de eerste voorstellen gedaan voor een passende interne organisatiestructuur langs lijnen van zogenaamde ZKO’ s (Ketens van Zorg, Onderzoek en Onderwijs). In 2009 zal de inrichting van ZKO’ s verder vorm krijgen.
31
Daarnaast zijn verschillende andere projecten gedefinieerd. Zo zal kritisch gekeken gaan worden naar de manier waarop in het Maastricht UMC+, werkend vanuit de twee moederorganisatie (UM en azM) optimaal invulling kan worden gegeven aan de beleidsterreinen ICT, financiën en HRM.
6.3 Communicatie en Marketing Branding & relatiemanagement als elementen van profilering van de UM Begin 2008 heeft de UM een nieuw merkenbeleid gelanceerd. Dit beleid is erop gericht de reputatie van de universiteit en haar onderdelen te versterken. Voortaan hanteert de universiteit, passend bij haar internationale ambitie en positie, in haar logo de Engelstalige naam Maastricht University. In combinatie met het hoofdmerk Maastricht University kiest de universiteit ervoor een aantal onderzoeksinstituten en schools als submerken te profileren. ‘ Leading in learning’als subtekst en het statement: ‘ Based in Europe, focused on the world. Maastricht University is a stimulating environment. Where research and teaching are complementary. Where innovation is our focus. Where talent can flourish. A truly student oriented research university’ , geven aan waar het merk Maastricht University voor staat. Het ontwikkelde merkenbeleid en de vernieuwde huisstijl zijn in 2008 stapsgewijs ingevoerd en dragen er toe bij dat externe doelgroepen (aanstaande studenten, potentiële samenwerkingspartners, investeerders, de politiek) een duidelijk beeld hebben van wat de universiteit te bieden heeft en zich daartoe aangetrokken voelen. In aansluiting op het ontwikkelde merkenbeleid en ter versterking van de reputatie van de Universiteit Maastricht is in 2008 een start gemaakt met het ontwikkelen van een universiteitsbreed beleid met betrekking tot de belangrijkste ‘ stakeholders’of relaties. Hoe wil de universiteit de contacten en de interactie daadwerkelijk inhoud geven met de primaire relaties van de universiteit, zoals alumni, het bedrijfsleven en de industrie en andere externe universitaire relaties, zoals regionale, nationale of internationale overheden? Het beleid is op gericht op het verwerven additionele fondsen ten behoeve van universitaire activiteiten en het aantrekken van talentvolle studenten en medewerkers. Dit beleid zal worden ondersteund door een adequaat customer relations systeem. In 2008 is een begin gemaakt met het ontwikkelen van crm systeem gericht op alumni, relaties CvB, donoren en aanstaande studenten. Deze projecten worden de komende periode geïntegreerd op basis van een overkoepelende visie op relatiemanagement. Innovatie digitale communicatie Een belangrijke rol bij het verder uitrollen van het merkenbeleid en de communicatie hierover met de interne en externe doelgroepen is het presenteren van een eenduidige website. Een website die dienst kan doen als het centrale communicatiemiddel van de universiteit. In 2008 is daarom gewerkt aan een nieuwe webomgeving, waarbij niet alleen aandacht is gegeven aan een betere informatie- en communicatie, maar ook sterk is gekeken naar de back office processen en de organisatie achter de digitale communicatie. Medio 2009 staat de publicatie van de nieuwe website gepland. Met ingang van die datum wordt zowel een nieuwe inter-, als intranetomgeving gepresenteerd. De nieuwe intranetomgeving, een integratie van de eigen digitale werkplek en de communicatie en nieuwsomgeving, moet een optimale service bieden aan studenten en medewerkers en bijdragen aan de betrokkenheid bij de universiteit. Naast de nieuwe faciliteiten voor de studenten en medewerkers zullen ook nieuwe services worden geboden voor speciale relatiegroepen van de universiteit. In eerste instantie gaat het hierbij om de UM alumni. Ook zij krijgen toegang tot het intranet en een eigen social community. Op termijn is het de bedoeling dergelijke mogelijkheden ook aan andere externe doelgroepen, zoals aanstaande studenten, te bieden.
32
Manifestaties Jaarlijks organiseert de universiteit een serie manifestaties die de rol als internationale kennisinstelling onderstreept. Bewust behandelt de organisatie tijdens deze evenementen onderwerpen die aansluiten bij het gekozen brandingconcept. In 2008 was dit het geval tijdens de Diesviering en de Opening van het academisch Jaar. Het overkoepelende communicatiethema 2008 –2009 ‘ Based in Europe, focused on the world’is tijdens de Opening van het academisch jaar gepresenteerd. Dit thema weerspiegelt niet alleen de Europese en internationale dimensie in het onderwijs en onderzoek van de Universiteit Maastricht. De universiteit wil met dit thema tevens aangeven dat het zich identificeert met het Europese waardensysteem zoals dit tot uitdrukking komt in respect voor menselijke waardigheid, vrijheid, gelijkheid en solidariteit. In 2008 zijn voor de eerste keer de Top 3% beurzen uitgereikt aan de best presterende studenten van de universiteit. Tijdens een academische zitting hebben de eerste 150 Bachelor en Masterstudenten een certificaat en een beurs ter hoogte van het door hen betaalde collegegeld ontvangen onder het motto ‘ Zeer goed, collegegeld terug!’ . De komende jaren zal de top 3% beurs verder worden uitgebreid tot 600 topstudenten.
6.4 Tweetaligheid In de periode 2007-2010 is de Universiteit Maastricht, blijkens het strategisch programma “ In het teken van talent“ , voornemens zich verder te ontwikkelen tot een volledig tweetalige, Engels/Nederlandstalige universiteit. Na het omvangrijke scholingstraject voor medewerkers, dat plaats heeft gevonden in 2007, is in 2008 verder gewerkt aan de doorontwikkeling van het beleid van de UM op het gebied van tweetaligheid.
6.5 Samenwerking Consortiumvorming Samenwerking met andere organisaties en instellingen is een belangrijke factor bij de verwezenlijking van de ambities van de UM. De toenemende mobiliteit op onderwijsgebied en het steeds omvangrijker worden van onderzoeksprojecten maken het belang van samenwerking des te groter. Veel samenwerkingsverbanden worden aangegaan op het niveau van faculteiten of van afzonderlijke onderwijs- of onderzoeksprogramma’ s. Daarnaast kan echter strategische samenwerking op instellingsniveau een belangrijke toegevoegde waarde hebben. Sinds enige jaren houdt de UM zich daarom actief bezig met de vorming van strategische allianties/consortia. In de (Eu)regio wordt samenwerking tot stand gebracht, veelal met als doel verbreding van het aanbod van onderwijs en versterking in complementariteit van onderzoek. In deze categorie vallen onder meer de samenwerking in het kader van de tUL, de TU/e en de samenwerking met de Universiteiten van Luik, Hasselt en Aachen. Op internationaal vlak zoekt de UM samenwerking met partners geselecteerd uit een beperkt aantal vooralsnog - Europese universiteiten met een overeenkomstig profiel. Tot het internationale consortium behoren behalve de UM universiteiten uit Toulouse, Mannheim, Dublin, Boedapest, Barcelona en Warwick. De samenwerking binnen dit zogenaamd Groupe Maastricht Consortium richt zich met name op het opzetten van joint programmes en joint degrees, uitwisseling van studenten en staf, partnerschap in onderzoek en gezamenlijk optrekken in internationale benchmarking en ranking.
33
In 2008 heeft in Mannheim een plenaire bijeenkomst van het consortium plaatsgevonden. Daarnaast is in 2008 door de Faculteit der Rechtsgeleerdheid verder gewerkt aan de voorbereidingen van een gezamenlijke master met de Universiteit van Warwick. Verbinding met de (Eu)regio Onder de noemer van ‘ Versnellingsagenda. Limburg op weg naar 2012’wordt de route uitgestippeld waarlangs de regio wil bijdragen aan het realiseren van de nationale kennis- en innovatiedoelstellingen van de Lissabonstrategie. Met verbindingen tussen ondernemingen, kennisinstellingen en overheden wil Limburg een versnelling op gang brengen in de ontwikkeling en vernieuwing van haar economie. De Versnellingsagenda moet Limburg tot internationaal toonaangevend onderdeel van de Technologische Topregio Aken – Eindhoven – Leuven laten uitgroeien op terreinen waarin de regio bewezen heeft krachtig te zijn. Initiatieven van de UM komen in verschillende versnellingsprojecten terug. UMVenlo vervult een intermediaire rol in Noord-Limburg, gericht op de verankering van kennis door kennisuitwisseling tussen de UM en de regio Limburg. Samen met de Euregio en in afstemming met het hbo heeft de UM in 2008 verder gewerkt aan de ontwikkeling van UMVenlo tot een volwaardige nevenvestiging met masterprogramma’ s op het gebied van Global Supply Chain Management and Change, en Health Food Management and Innovation. In 2008 is de start van de opleidingen verder voorbereid door het aanvragen van subsidies, het opstellen van accreditatie-aanvragen en afstemming met de provincie Limburg en de gemeente Venlo over de financiering van de aanloopkosten (zie ook 3.2). Transnationale Universiteit Limburg Binnen de transnationale Universiteit Limburg, het samenwerkingsverband van de Universiteit Maastricht en de Universiteit Hasselt (België), worden onder meer een opleiding Kennistechnologie en een opleiding in de Moleculaire Levenswetenschappen, met een aanzienlijke studenteninstroom, verzorgd. In 2008 zijn plannen om te komen tot een opleiding Verkeerskunde verder uitgewerkt. Voorts is de opleiding BelgischNederlands Recht, die verzorgd wordt samen met de Universiteit Hasselt en de Universiteit Leuven in september 2008 van start gegaan (zie ook 3.2). Eind 2007 is het rapport ontvangen van de interdepartementale commissie, die het Verdrag tussen Nederland en Vlaanderen, dat de oprichting van de tUL mogelijk maakte, heeft geëvalueerd. Tijdens deze evaluatie zijn zowel de positieve kanten als de nadelen van het samenwerken in het kader van de tUL aan de orde geweest. De commissie stelt dat er veel bereikt is in korte tijd op het gebied van onderwijs, onderzoek en de contacten met het bedrijfsleven in de regio. Tevens constateert de commissie dat meer bereikt had kunnen worden indien met name de Nederlandse overheid dit initiatief meer ondersteund zou hebben. Dit punt geldt vooral voor ontbreken van structurele onderzoeksfinanciering aan Nederlandse zijde. De commissie adviseert dat de situaties aan Nederlandse en Vlaamse zijde gelijk wordt getrokken. De UM heeft in 2008 gezocht naar manieren waarop invulling kan worden gegeven aan het advies van de commissie. Naar mening van de UM is onderzoeksfinanciering van de zijde van OCW daarbij essentieel. De UM is voorts zeer ingenomen met het advies van de commissie om de reeds lang slepende problemen rondom de accreditatie van de tUL-opleidingen op te lossen door de accreditatietermijnen gelijk te trekken. In 2007 heeft de UM voorts een subsidie verkregen van k€ 75 van het Ministerie van OCW om de mogelijkheden te onderzoeken van een Europees Statuut, dat de problemen die ontstaan bij het samenwerken over de landsgrenzen heen zou moeten ondervangen. Aan dit onderzoek is in 2008 gewerkt door onderzoekers van onder meer de Faculteit Rechten, met betrokkenheid van Nederlandse en Belgische deskundigen. Het eindrapport van het onderzoek wordt medio 2009 verwacht. Samenwerking met partners in ontwikkelingslanden Voor samenwerking met partnerinstellingen in ontwikkelingslanden heeft de UM de faciliteit Mundo gecreëerd. Via door Mundo georganiseerde projecten draagt de UM bij aan capaciteitsopbouw in hoger
34
onderwijs en wetenschappelijk onderzoek binnen partnerinstellingen in Afrika, Azië en Latijns Amerika. Belangrijkste thema's daarbij zijn educational innovation, health professions education en governance. De meeste projecten worden gefinancierd uit het zogenaamde NPT1 programma, dat bekostigd wordt door de Nederlandse minister voor ontwikkelingssamenwerking. Als contractant van twaalf NPT projecten is de UM een der grootste Nederlandse uitvoerders van dit programma. In 2008 werden nieuwe NPT projecten gestart in Jemen, Indonesië (Bali) en Vietnam. Het gaat daarbij om respectievelijk de vernieuwing van het medische curriculum van de Hadhramout Universiteit in Mukalla, de verbetering van het basiscurriculum van de juridische faculteit van de Udayana Universiteit in Denpasar, Bali en de ontwikkeling en introductie van een nationaal curriculum in ‘ preventive medicine’ voor meerdere medische scholen in Vietnam. Het project in Vietnam is van een dusdanige omvang dat bij de uitvoering een aantal partners zijn betrokken, zoals de universiteiten van Nijmegen en Amsterdam (VU), het Koninklijk Instituut voor de Tropen (KIT) en de Thammasat Universiteit in Bangkok, Thailand. Voorts werd in 2008 financiering uit andere bronnen verkregen voor nieuwe projecten in Indonesië, Kenya en voor een project gericht op meerdere Afrikaanse universiteiten. In Indonesië gaat het om samenwerking met de juridische faculteit van de Gadjah Mada Universiteit in Yokjakarta (ondersteund door de zgn. Indonesië faciliteit van het Ministerie van Buitenlandse Zaken) en in Kenya om de ontwikkeling van een programma in family medicine (gesteund uit Nederlandse particuliere fondsen). Met steun van het Europese Edulink programma is einde 2008 een project gestart dat verscheidene Afrikaanse universiteiten zal ondersteunen bij het analyseren van de gevolgen van globalisering voor hun onderwijs en onderzoek, en het ontwikkelen van beleidsstrategieën dienaangaande. Nieuwe initiatieven werden voorbereid in ondermeer Tanzania, Uganda, Turkije, Kenya en Ukraïne. Andere landen waar de UM via Mundo in 2008 actief was zijn Mozambique, Ethiopië, Zuid Afrika, Egypte en Ghana. In 2008 werd de afbouw aangekondigd van het eerder genoemde NPT subsidieprogramma bij NUFFIC. Dit programma zal vanaf 2009 geleidelijk vervangen door een nieuw programma, genaamd het NICHE2. Via het nationale Platform International Education (PIE) heeft de UM inspraak in de vormgeving van het NICHE programma. Het PIE, waar Mundo zitting in heeft, is een overkoepelend overleg- en adviesorgaan over ontwikkelingssamenwerkingsprogramma’ s op het gebied van onderwijs dat richting Ministerie van Ontwikkelingssamenwerking en richting Nuffic advies uitbrengt onder andere over het nieuwe NICHEprogramma. Voor Mundo betekent de overgang naar het nieuwe subsidieprogramma dat haar projectenportefeuille in de komende jaren ingrijpend zal worden vernieuwd. Naar een samenhangende UM strategie inzake globalisering en ontwikkeling In het afgelopen jaar groeide geleidelijk de behoefte meer dwarsverbanden te leggen tussen de projectenactiviteiten van Mundo en andere UM initiatieven in de zich ontwikkelende wereld, zoals de samenwerkings- en wervingsactiviteiten in China, India, de Arabische wereld, enz. In het nieuwe strategisch programma dat vanaf 2009 zal worden ontwikkeld zal getracht worden beleidsmatig meer samenhang te creëren en waar mogelijk via concrete maatregelen dit streven ook concreet te maken. Als aanloop werd in 2008 een informeel platform ‘ UM, Globalization and Development’opgezet. Doel van dit platform van hoogleraren en andere betrokkenen is om binnen de UM af te stemmen over het snel groeiend aantal initiatieven op het terrein van globalisering en ontwikkeling(sproblematiek).
1
NPT = The Netherlands programme for the institutional strengthening of post-secondary education and training capacity 2 NICHE = the Netherlands Initiative for Capacity development in Higher Education institutions 35
6.6 Duurzame ontwikkeling Beleid In 2007/2008 is vanuit diverse geledingen de behoefte geuit om als universiteit helder aan te geven waar we in termen van duurzaamheid voor staan en voor gaan. Met de medewerkers- en studentgeledingen van de U-raad is hierover gesproken en na de inventarisatie van alle initiatieven op dit gebied heeft een werkgroep zich gebogen over de inhoud van duurzaamheidsmissie en de vertaling daarvan in een duurzaamheidsagenda 2008-2010. Deze agenda is opgebouwd uit de volgende onderdelen: onderwijs, onderzoek, beheer en bewustwording. Na het positieve besluit over deze missie en agenda is een werkgroep Duurzaamheidsbeleid UM gestart met de zorg voor de agenda en het coördineren van duurzaamheidsinitiatieven. Onderwijs Er is eind juni 2008 een accreditatie-aanvraag ingediend voor een nieuw masterprogramma Sustainable Development. De aanvraag is nog in behandeling. Sinds enkele jaren worden er op bachelor niveau vakken in het kader van sustainable development gegeven. Op master niveau wordt onder andere de track “ sustainable development”binnen het Master Program in Public Policy and Human Development van de Maastricht Graduate School of Governance gegeven. Op PhD niveau loopt het programma Sustainability, Policy and Practice (SSPP). Daarnaast heeft de UM samen met de VU en het Centre for Development Studies (CDS, Ghana), een masterprogramma ‘ Governance and Sustainable Development’ontwikkeld voor de Cape Coast University in Ghana. Onderzoek In lijn met het strategisch programma van de Universiteit is een plan geschreven voor een Maastricht University graduate school of SusTainability Science (MUST). Deze school is in 2008 goedgekeurd en wordt momenteel verder ontwikkeld. Met de huidige en toekomstige onderzoeksbasis binnen de Universiteit Maastricht op het gebied van Duurzame Ontwikkeling, heeft MUST de potentie om zich verder te ontwikkelen tot een School die een belangrijke bijdrage levert aan de onderwijs- en onderzoeksstrategie op het gebied van duurzame ontwikkeling van de Universiteit, zowel op (Eu)regionaal als internationaal niveau. Energie In het verslagjaar is de UM toegetreden tot de MJA3 (Meerjaren afspraak Energie-efficiency) en verplicht zich hiermee tot 2020 een reductie van 30% CO2 uitstoot per m2 te bewerkstelligen ten opzichte van 2005. Om dit te bereiken wordt om de 3 jaar een EEP (Energie Efficiencyplan) opgesteld waarin de te nemen maatregelen staan vermeld. Buiten deze maatregelen zijn in 2008 bij verbouwingen optimalisaties doorgevoerd als: - Hoogrendement warmteterugwinning (Bou statenzaal, Deb 1, Uns 40, Uns 60en Ts 49A); - Gebruik warmteoverschot in onderwijsgroepsruimten van aanvullende koeling p.c.ruimte (Ts 49A); - Optimalisatie GBSinstellingen (GL17, Kap 2); - Optimalisatie luchtdoorstroom, vermindering van 35% en herinstelling inblaastemperatuur (GL 17). Inkoop De Universiteit Maastricht participeert in de Strategische Werkgroep Duurzaamheid gecoördineerd door de VNSU. Senternovem (onderdeel van VROM) stelt de duurzaamheidcriteria voor de verschillende inkooppakketten vast voor kantoormeubelen en energie tot wegen en kantoorgebouwen. De criteria worden juridisch getoetst en zo opgesteld dat alle overheden ze kunnen toepassen. Voor de eisen geldt dat er voldoende aanbod vanuit de markt is en dat de kosten niet substantieel stijgen. Daarnaast bevatten de criteria
36
‘ wensen’ . Op deze punten kunnen leveranciers zich onderscheiden, net als op de prijs. Met behulp van de criteria kunnen de overheden duurzaamheid inpassen in hun inkoopbeleid en de doelstellingen realiseren. Op dit moment zijn voor 43 van de 85 benoemde productgroepen duurzaamheidscriteria beschikbaar. Op 3 december 2008 heeft de minister van VROM met vertegenwoordigers van Hogescholen en Universiteiten het convenant duurzaam inkopen ondertekend. Het Hoger Onderwijs verplicht zich hiermee om voortvarend aan de slag te gaan met duurzaam inkopen: de doelstelling is dat hogescholen en universiteiten uiterlijk in 2012 voor tenminste 50% duurzaam inkopen. De UM heeft een hoger ambitieniveau: vanaf eind 2008 worden altijd duurzaamheidcriteria (indien omschreven door Senternovem) meegenomen bij Europese aanbestedingen, tenzij dit leidt tot een verstoorde marktwerking en/of een substantiële concessie met betrekking tot de kwaliteit.
37
7. Kengetallen Instroom studenten WO-Opleiding-Instelling Faculteit
Opleiding
FHML
BA MA
FdR
FdEWB
FdCMW
FPN
FHS/MICC
FHS/UCM
FHS/MGSoG UM
08/09
07/08
06/07
724
746
8 18
473
471
3 60
1 .197
1.217
1 .178
BA
470
499
4 17
MA
167
231
1 64
637
730
581
BA
1.008
838
MA
421
309
8 31 307 1 .138
1 .429
1.147
BA
531
459
4 18
MA
222
217
2 03
753
676
621
BA
365
378
2 74
MA
161
110
1 10
526
488
384
BA
31
37
33
MA
20
25
29
51
62
62
BA
176
223
1 69
MA
0
0
1
176
223
170
46 4 .815
42 4.585
0 4 .134
MA Totaal
Bron: ISIS+ (1 december telling)
% Instroom buitenlandse studenten WO-Opl.-Inst. 08/09
07/08
FHML
Faculteit
17%
19%
06/07 28%
FdR
28%
24%
21%
FdEWB
67%
64%
53%
FdCMW
72%
74%
68%
FPN
40%
47%
55%
FHS/MICC
59%
44%
25%
FHS/UCM
63%
52%
43%
FHS/MGSoG
67%
n.b
n.b.
Totaal UM
47%
45%
43%
Bron: ISIS+ (1 decembertelling)
38
Aantal ingeschreven studenten UM 08/09
07/08
FHML
Faculteit
3.916
3.692
06/07 3.981
FdR
1.901
1.775
1.698
FdEWB
3.468
3.122
2.895
FdCMW
1.639
1.468
1.366
FPN
1.394
1.329
1.154
FHS/MICC
155
151
152
FHS/UCM
568
483
370
76
60
0
13.117
12.080
11.616
FHS/MGSoG Totaal Bron: ISIS+ (1 decembertelling) BA: Overzicht 1 (TOTAAL totaal) MA: Overzicht2 (TOTAAL totaal)
Ingeschreven buitenlandse studenten (regulier) Naar continent van herkomst 08/09 Afrika Azie Europa: waarvan EU waarvan non EU
Midden en Zuid Amerika Noord Amerika Oceanie Overig (inl. onbekend) Totaal Totaal ingeschreven studenten UM % ingeschr. buitenlandse studenten % instroom buitenlandse studenten
07/08
06/07
45 129 4.885
32 140 4.189
36 185 3.249
4.794
4.1 18
3 .221
91
71
28
15 33 29 1
10 45 2 1
10 30 3 0
5.137
4.419
3.513
13.117 39% 47%
12.080 37% 45%
11.616 30% 43%
Bron: ISIS+ (1 decembertelling)
Uitwisselingsstudenten inkomend Faculteit
07/08
06/07
62
68
64
FdR
106
96
103
FdEWB
452
4 39
467
FdCMW
98
99
83
FPN
49
39
40
0
1
0
71 838
46 788
55 812
FHML
FHS/MICC FHS/UCM Totaal
05/06
Bron: Opgave faculteiten
39
Uitwisselingsstudenten uitgaand Faculteit
07/08
06/07
05/06
568
4 99
507
37
60
25
FdEWB
498
4 99
583
FdCMW
180
1 78
157
92
98
47
4
4
19
71 1.450
50 1.388
38 1.376
07/08
06/07
05/06
300
583
547
FHML FdR
FPN FHS/MICC FHS/UCM Totaal Bron: Opgave faculteiten
Diploma's UM Faculteit FHML
Doctoraaldiploma's
FdR
Doctoraaldiploma's
208
242 922
FdEWB
Doctoraaldiploma's
40
FdCMW
Doctoraaldiploma's
7
92
FPN
Doctoraaldiploma's
19
159
FHS/MICC
Doctoraaldiploma's
6
21
FHS/UCM
Doctoraaldiploma's
0
0
FHS/MGSoG
Doctoraaldiploma's
UM
Subtotaal
300
863
1.983 05/06
07/08
06/07
FHML
Faculteit Bachelordiploma's
583
327
188
FdR
Bachelordiploma's
226
215
132
FdEWB
Bachelordiploma's
538
557
576
FdCMW
Bachelordiploma's
263
264
226 128
FPN
Bachelordiploma's
220
214
FHS/MICC
Bachelordiploma's
18
25
10
FHS/UCM
Bachelordiploma's
67
72
44
FHS/MGSoG UM
Bachelordiploma's Subtotaal
1.915
1.674
1.304
07/08
06/07
05/06
FHML
Faculteit Masterdiploma's
242
228
121
FdR
Masterdiploma's
268
159
42
FdEWB
Masterdiploma's
405
295
132
FdCMW
Masterdiploma's
209
198
154 34
FPN
Masterdiploma's
159
102
FHS/MICC
Masterdiploma's
17
11
4
FHS/UCM
Masterdiploma's
0
0
FHS/MGSoG UM
Masterdiploma's Subtotaal
36 1336
993
487
FHML/G
Basisartsdiploma's
225
258
232
UM
Totaal generaal
3.776
3.788
4.006
-
40
07/08
06/07
05/06
FHML
Diploma's UM (totalen per faculteit) Diploma's
1350
1396
1088
FdR
Diploma's
494
582
416 1630
FdEWB
Diploma's
943
892
FdCMW
Diploma's
472
469
472
FPN
Diploma's
379
335
321
FHS/MICC
Diploma's
35
42
35
FHS/UCM
Diploma's
67
72
44
FHS/MGSoG
Diploma's
UM
Totaal
36
0
0
3.776
3.788
4.006
Bron: ISIS+ Bekostigde én niet bekostigde diploma's
Refereed
Non Refereed*
Vakpublicaties
Faculteit
2008
2007
2006
2 008
2007
2006
2008
2007
FHML
1.969
2.138
2.380
90
16
24
323
332
281
FdR
350
341
370
90
14 3
160
164
167
150
FdEWB
321
290
259
269
32 1
305
64
65
51
FdCMW
41
44
39
88
78
72
95
107
99
279
292
271
2
1
0
66
57
70
63
103
97
14
14
17
12
12
10
37 3.060
24 3.232
27 3.443
7 560
6 579
18 596
16 740
9 749
15 676
FPN FHS/MICC FHS/ICIS Totaal
2 006
Bron: Gegevens opgave faculteiten * Non-Refereed: FHML, FdP incl. Letters to the editor. FdR betreft annotaties
Dissertaties Dissertaties per faculteit Faculteit
2008
20 07
2006
130
1 25
107
FdR
13
10
5
FdEWB
21
20
16
FdCMW
4
4
2
12
17
14
5 185
3 179
2 146
FHML
FPN FHS Totaal Bron: (CvD) Overzicht UM promoties per persoon
41
Personeelsbestand (fte's) Wetenschappelijk personeel
Man Vrouw
Ondersteunend en Beheerspersoneel
Overig
705,3
660,9
602,3
1.544,6
1.465,0
1.355,3
538,4
523,6
520,6
737,5
707,9
687,2 1.207,8
1.320,2
1.275,8
1.231,5
Man
8,5
10,0
22,8
62,9
Vrouw
7,6
5,2
3,8
47,7
16,1
15,2
26,6
110,6
2.955,1
2.835,7
2.723,1
2.673,7
Man
18,77%
15,71%
13,97%
12,62%
Vrouw
22,05%
20,09%
17,79%
15,82%
Totaal
20,46%
17,92%
15,88%
14,20%
2008
2007
2006
2005
1010
987
928
878
875
814
753
687
1.885
1.801
1.681
1.565
608
589
572
575
Man Vrouw
978
964
921
891
1.586
1.553
1.493
1.466
Man
34
39
66
109
Vrouw
33
30
51
105
67
69
117
214
3.538
3.423
3.291
3.245
Man
19,13%
17,59%
15,71%
14,02%
Vrouw Totaal
20,20% 19,70%
18,97% 18,32%
18,38% 17,11%
16,04% 15,07%
Totaal
Buitenlandse stafleden (%)
760,1 1.618,9 563,9
Vrouw
Overig
2005 753,0
756,3
Man
Ondersteunend en Beheerspersoneel
2006 804,1
Man
Personeelsbestand (personen) Wetenschappelijk personeel
2007 839,3
Vrouw
Totaal
Buitenlandse stafleden (%)
2008 858,8
bron: VSNU WOPI, peildatum 31/12
Aandeel WP en OBP in totaal (FTE) 60,0% 58,0% 56,0% 54,0% 52,0% WP
50,0%
OBP
48,0% 46,0% 44,0% 42,0% 40,0%
2005
2006
2007
2008
WP
52,9%
54,3%
54,8%
55,1%
OBP
47,1%
45,7%
45,2%
44,9%
42
Personeelsbestand (fte's) Wetenschappelijk personeel
Ondersteunend en Beheerspersoneel
2008
2007
2006
2005
FHML
841,5
823,7
780,5
743,3
FdR
142,8
133,3
128,0
135,7
FdEWB
303,6
274,0
242,3
227,9
FdCMW
97,8
93,1
88,0
90,4
FPN
134,4
121,6
115,4
113,9
FHS
74,8
79,1
78,4
66,8
UB
24,0
19,8
18,8
13,8
1.618,9
1.544,6
1.451,3
1.391,7
CvB
3,0
3,0
3,0
4,6
488,8
504,1
481,6
473,4
FdR
50,0
55,1
55,8
52,4
FdEWB
96,1
96,9
90,9
83,4
FdCMW
29,4
32,9
34,8
36,1
FPN
46,6
45,2
40,2
47,9
FHS
28,1
38,4
35,7
30,7
ASC
74,7
63,5
64,6
62,4
117,0
119,0
127,9
141,5
ICTS
64,5
51,1
49,5
52,8
SSC
77,7
65,5
62,5
68,5
UB
98,8
98,6
97,8
101,9
FHML
FD
MUO Overig
145,6
102,7
107,8
102,1
1.320,2
1.275,8
1.251,8
1.257,6
1,3
2,1
2,4
2,8
9,3
8,7
8,6
6,9
FHML FdR FdEWB FdCMW
1,1
0,7
1,3
1,6
FHS
1,0
0,7
2,2
1,1
ICTS
2,4
2,7
0,5
0,5
SSC
2,0
1,3
2,5
2,8
Totaal
fte WP in % van totaal
9,8
16,1
15,2
20,0
24,5
2.955,1
2.835,7
2.723,0
2.673,7
FHML
63,25%
62,04%
61,84%
61,09%
FdR
74,06%
70,75%
69,64%
72,16%
FdEWB
75,95%
73,88%
72,71%
73,21%
FdCMW
76,89%
73,89%
71,66%
71,45%
FPN FHS
74,27% 72,72%
72,92% 67,36%
74,18% 68,74%
70,41% 68,55%
43
8. Samenwerking met azM 8.1 Strategische ontwikkelingen Samenwerking azM - UM De samenwerking tussen UM en azM is op 7 januari 2008 officieel bezegeld met het ondertekenen van overeenkomsten die ertoe leiden dat vanaf dat moment het Maastricht Universitair Medisch Centrum+ (Maastricht UMC+) van start is gegaan. Het Maastricht UMC+ beoogt verdere versterking van de strategische samenhang en verhoogde efficiency. Inhoudelijk stond de samenwerking tussen de universiteit en het ziekenhuis op basis van het onderzoeksplan "Focus en Ketens" al goed op de rails. Daar werd door de vorming van een UMC aan toegevoegd dat afwegingen voor de toekomst over onderwijs, onderzoek en patiëntenzorg plaatsvinden aan één (UMC) bestuurstafel. Dat bevordert de slagvaardigheid. Aan de vorming van het Maastricht UMC+ is een zorgvuldig proces van voorbereiding voorafgegaan. Daarbij heeft de integratie van topklinische en topreferente zorg, excellent onderzoek en onderwijs steeds als uitgangspunt gediend. Door de nauwere samenwerking wordt kennis sneller en efficiënter uitgewisseld, met een directere vertaling van onderzoeksresultaten in de patiëntenzorg. De samenwerking leidt bovendien tot nieuwe kansen voor het verwerven van onderzoekssubsidies. De eerste contouren zijn al duidelijk zichtbaar, bijvoorbeeld in de samenwerking in technologische topinstituten zoals CTMM (Centre for Translational Molecular Medicine), Parelsnoer, BMM (Biomedical Materials) en TI Pharma. Strategische heroriëntatie De verdergaande marktwerking voltrekt zich in een zodanig snel tempo dat in 2008 de strategische koers verder is aangescherpt. De belangrijke thema’ s voor de komende jaren zijn: groei, differentiatie, internationalisering en het ontwikkelen van nieuwe zorgconcepten. Groei vanuit een integrale innovatie van technologie en zorgprocessen, maar in het bijzonder ook vanuit vernieuwing door samenwerking met strategische partners in de regionale, nationale en Euregionale setting. Ketens van zorg, onderzoek en onderwijs Een van de belangrijkste doelstellingen van Maastricht UMC+ is de koppeling van succesvolle onderzoekslijnen aan de academische patiëntenzorg. In het kader van de strategische heroriëntatie heeft het azM speerpunten in de academische (topreferente) patiëntenzorg vastgesteld; hart- en vaatziekten, geestelijke gezondheidszorg, oncologie en chronische ziekten. De vier speerpunten van het azM sluiten volledig aan bij de zwaartepunten van de schools van de FHML. In de ketens voor zorg, onderzoek en onderwijs (ZKO’ s) wordt het onderzoek en onderwijs vanuit de schools en de academische patiëntenzorg vanuit het azM in onderlinge samenhang gebracht en integraal aangestuurd.
8.2 Onderzoek Medio 2007 is het researchdocument “ Focus en ketens: onderzoek en topreferente zorg in Maastricht UMC+”uitgegeven. Dit researchdocument geeft in eerste instantie een nulmeting met betrekking tot de kwantiteit en kwaliteit van het huidige onderzoek. Daarnaast heeft het Maastricht UMC+ keuzes gemaakt in het onderzoek en de topreferente zorg. Deze keuzes zijn ondergebracht in de ZKO’ s: Hart- en Vaatziekten, Oncologie, Geestelijke Gezondheid en Neurowetenschappen en Chronische ziekten met als verbindend profiel Public Health and Primary Care. De keuzes, zoals beschreven in het researchdocument, vormen de basis voor het onderzoeksbeleid van Maastricht UMC+ in de komende jaren en dienen als uitgangspunt voor de planning en control-cyclus. Landelijk is thans een internet-portal beschikbaar, waarmee de 8 UMC’ s patiënten en huisartsen informeren over het actuele aanbod van
44
topreferente zorg per UMC. Het Maastricht UMC+ levert regelmatig een bijdrage aan deze NFU-website, ook met nieuwe technieken en behandelingen.
8.3 Onderwijs en opleiding Basisopleiding geneeskunde Het Maastrichtse curriculum maakt het mogelijk dat de student geneeskunde al in een heel vroeg stadium van de studie veel contacten met patiënten heeft. Sinds 2006 wordt hierbij het jaar 6 als schakeljaar in het totale medische opleidingscontinuüm geboden. Dit schakeljaar is bedoeld om de student geneeskunde vrijwel zelfstandig te laten functioneren en participeren in patiëntenzorg en onderzoek. Het schakeljaar biedt bij uitstek de mogelijkheid om een optimale aansluiting tussen de basis- en de vervolgopleiding in de opleidingsziekenhuizen van de Onderwijs- en Opleidingsregio Zuid-Oost Nederland (OOR ZON) te realiseren. Medische vervolgopleidingen Binnen OOR ZON worden in de regel de specialistenopleidingen voor een deel in het UMC en voor een deel in een opleidingsziekenhuis in de regio gevolgd. Binnen de regionale clusteropleidingen werken de participerende opleiders samen in een centrale opleidingscommissie. Hierbij worden tussen de opleiders afspraken gemaakt over de inhoud en andere aangelegenheden van de gezamenlijke opleiding. In het verlengde van de landelijke vraagstuk van de toewijzing van de opleidingscapaciteit is het regioplan van OOR ZON een belangrijk instrument om het gewenste aantal plaatsen voor de medische vervolgopleidingen van OOR ZON te bewerkstelligen. OOR ZON Op landelijk niveau is de focus van het onderwijs van studenten geneeskunde en de specialistenopleidingen vooral gericht op verbetering en innovatie. Op dit gebied wenst Maastricht UMC+, in nauwe samenwerking met de partners in OOR ZON-verband, voorop te lopen. In dit kader heeft Maastricht UMC+ de rol van onderwijskundig expertisecentrum. De borging van het medische opleidingscontinuüm geldt hierbij als uitgangspunt. Voor het jaar 2008 kunnen de volgende initiatieven van de regionale samenwerking worden genoemd: cursussen docentenprofessionalisering, ontwikkeling van enkele modules discipline overstijgend onderwijs, OOR ZON symposia, open inloopspreekuur / vertrouwenspersoon voor aios, onderzoek bij aios naar opleidingsklimaat in de OOR ZON opleidingsziekenhuizen en gezamenlijk regioplan 2009 betreffende de instroomcapaciteit van nieuwe aios. Voor het verwerven van (talentvolle) studenten geneeskunde en aios, en ook voor de financiering, is het leveren van kwaliteit steeds belangrijker. In 2009 zal in het bijzonder in het Maastricht UMC+, samen met de OOR ZON partners, worden gewerkt aan de opzet van een (jaarlijkse) kwaliteitscyclus voor de medische vervolgopleidingen. Voorbeelden hiervan zijn doorontwikkeling van interne audits en discipline overstijgende cursussen, en ontwikkeling van een regionaal elektronische leeromgeving en digitaal portfolio en aiosvolgsysteem en een OOR ZON website. Daarnaast wordt begin 2009 in het azM een simulatiecentrum voor diverse opleidingen in gebruik genomen.
8.4 Financiering De Rijksbijdrage 2008 van 54,7 mln euro is bedoeld voor de financiering van de kosten van de werkplaatsfunctie voor wetenschappelijk onderzoek en onderwijs die het azM vervult ten behoeve van de universiteit. Net als voorgaande jaren zullen de gerealiseerde kosten van de werkplaatsfunctie van het azM in 2008 hoger zijn dan de ontvangen Rijksbijdrage. De resultaten van de besteding van de Rijksbijdrage van het azM betreffende het verslagjaar worden opgenomen in de jaarrekening 2008 van het azM. De verantwoording van de besteding van de Rijksbijdrage 2007 en de voorcalculatie van de besteding van de Rijksbijdrage 2009 van het azM zijn opgenomen in het gezamenlijk Plandocument 2009-2010.
45
9. Financieel jaarverslag 2008 Algemeen In het financieel verslag wordt inzicht gegeven in de financiële situatie van de Universiteit Maastricht aan de hand van het exploitatiesaldo per beheerseenheid, de liquiditeitspositie en het vermogen.
Exploitatiesaldi faculteiten In onderstaande tabellen zijn de resultaten van de faculteiten weergegeven, waarbij de oorspronkelijke begroting naast de realisatie is gezet.
FaSoS Bedragen x €1.000,Opbrengsten Rijksbijdrage algemeen Rijksbijdrage specifiek Examen- en collegegelden Contract NWO/KNAW Contract overige derden Extern overig Rente Interne verrekeningen Opbrengsten totaal Kosten Personeel Huisvesting Apparatuur/inventaris Materialen/Bureau Interne verrekeningen Overige Kosten totaal Initieel resultaat
begroting
FEBA
realisatie
9.700
10.028
2.294 918 821 147 0 945 14.825
2.347 499 1.402 438
8.991 970 178 321 2.938 1.274 14.672 153
begroting
FPN
realisatie
1.148 15.862
30.187 0 4.427 0 1.731 5.636 0 7.483 49.464
31.206 878 4.649 777 950 6.198 0 7.261 51.918
8.923 984 213 167 3.247 1.639 15.173 689
22.548 3.405 1.036 785 10.181 3.814 41.769 7.695
22.563 3.272 980 872 10.079 4.828 42.595 9.323
begroting
FL
realisatie
11.755
12.328
2.190 2.300 700 165
begroting
745 17.855
1.919 1.684 1.801 432 0 1.988 20.152
10.786 0 2.737 944 483 1.492 0 2.205 18.647
11.357 2.016 1.529 314 1.675 774 17.665 190
11.668 2.163 1.208 299 2.858 1.207 19.403 748
12.973 1.518 160 634 3.484 1.199 19.968 -1.321
FHML realisatie
11.162
begroting
realisatie
2.632 181 438 1.519
71.598 1.522 5.719 9.200 30.938 14.653
73.959 1.569 5.443 7.775 35.861 11.929
2.605 18.537
23.921 157.551
29.808 166.344
13.251 1.565 325 496 3.807 1.377 20.822 -2.285
83.749 12.559 4.951 8.129 33.155 19.786 162.329 -4.778
88.428 11.678 4.544 8.138 27.946 17.751 158.484 7.859
De faculteit FHS is apart weergegeven, omdat deze vier separate onderdelen omvat.
Faculteit FHS Bedragen x €1.000,Opbrengsten Rijksbijdrage algemeen Rijksbijdrage specifiek Examen- en collegegelden
UCM begroting
MGSoG
realisatie
begroting
ICIS
realisatie
2.180
2.877
224
291
839
765
461
240
Rente Interne verrekeningen Opbrengsten totaal Kosten Personeel Huisvesting Apparatuur/inventaris Materialen/Bureau Interne verrekeningen Overige Kosten totaal Initieel resultaat
MICC
realisatie
275
284
121 593
75 409 197
begroting
2.230
realisatie
1.280
496 9
1.107
473 788
331 4.630
499 4.646
100 1.892
194 1.986
211 1.199
225 1.191
-105 3.649
2.305 0 228 193 525 126 0 819 4.195
1.601 493 47 65 2.673 270 5.150 -520
1.879 548 61 97 2.360 304 5.250 -604
1.697 414 222 20 396 769 3.517 -1.625
2.515 417 207 60 624 970 4.794 -2.808
777 69 19 17 76 241 1.198 1
622 68 18 7 94 69 877 313
3.039 269 64 28 596 237 4.234 -584
2.581 275 73 27 790 152 3.898 297
Contract NWO/KNAW Contract overige derden Extern overig
begroting
176 383 965
46
In algemene zin kan het volgende worden opgemerkt: - De algemene rijksbijdrage is bij alle faculteiten hoger dan geraamd doordat het budget is vastgesteld op basis van de loon- en prijscompensatie 2007 en bijstelling heeft plaatsgevonden voor de loon- en prijscorrectie 2008. - Collegegelden: Voor de gehele universiteit zijn deze begroot op M€18,8 en de realisatie is M€18,7. Beide zijn dus goed met elkaar in overeenstemming. - Contract NWO/KNAW: Deze 2e geldstroom is bij alle faculteiten, met uitzondering van FEBA, lager dan geraamd. Voor de universiteit is de achterblijvende 2e geldstroom een aandachtspunt voor de komende jaren. De doelstelling uit het Strategisch programma om het aandeel van de UM te vergroten van 3% naar 6% is nog niet gerealiseerd. - Contract overige derden: Onder deze opbrengstensoorten is vooral de 3e geldstroom verantwoord. Met name FHML heeft een beduidend hoger resultaat op contractonderzoek. - Personeelslasten: Bij vrijwel alle faculteiten bestaat een opwaarts effect op de personele lasten als gevolg van de loonstijging door de nieuwe CAO en een neerwaarts effect door het niet of later invullen van vacatures. Onderstaand worden de voornaamste oorzaken van de verschillen tussen begrote en gerealiseerde resultaten per faculteit genoemd. FaSoS Een snellere verrekening met MGSoG voor het verrichte serviceonderwijs; Vertraging bij de invulling van een tweetal leerstoelen. Dit kan nog invloed hebben op het behalen van de strategische doelstellingen met betrekking tot het wervend vermogen in de 2e en 3e geldstroom. FEBA Oponthoud bij de opstart van een groot aantal nieuwe initiatieven3, voornamelijk SPRINT, waaronder begrepen BELS, PhD education, E-learning, NSI, ECCE, Neuroeconomic en het nieuwe topinstituut TIER; Vertraging bij de uitbreiding van bestaand onderzoek: de Meteor promovendipool. De omzet 2e en 3e geldstroom komt overeen met de begroting. FPN Vertraging in de uitvoering van portfolioprojecten1; De stelselwijziging van de richtlijn van de jaarverslaglegging (RJ660). FL Het uitblijven van financiering voor de tUL en (gedeeltelijk) voor het Montesquieu Instituut. Ook bij de postdoctorale opleidingen bleven de opbrengsten achter; Hogere personele lasten veroorzaakt door CAO-stijgingen en in beperkte mate door extra aanstellingen (promovendi en onderwijscapaciteit) en hogere ICT-kosten door extra ICT-werkplekken en maatwerkvoorzieningen. FHML Oponthoud bij de opstart en uitbouw van nieuwe initiatieven1. De stelselwijziging van de richtlijn van de jaarverslaglegging (RJ660).
3
Wordt gefinancierd uit 1e geldstroom. Consequentie is dat de komende jaren kosten voor de opstart en uitbouw van deze initiatieven worden gemaakt, waarvoor de middelen dan niet meer in de exploitatierekening (maar een bestemmingsreserve) staan, met negatieve resultaten als gevolg.
47
MGSoG Brutering van Marie Curie allowances en eveneens brutering van promovendi (welke tot in 2008 als bursaal werden geclassificeerd). Deze bruteringen hebben zowel betrekking op 2008 als volgende jaren (in verband met ontoereikende financiering door derden). ICIS Uitvoeren van 2e en 3e geldstroomprojecten (conform begroting) met een lagere dan begrote personele inzet. MICC De overstap van een aantal medewerkers, actief op het gebied van kunstmatige intelligentie, naar een andere universiteit.
Exploitatiesaldi servicecentra In onderstaande tabellen zijn de resultaten van de servicecentra en het talencentrum weergegeven, waarbij ook hier de oorspronkelijke begroting naast de realisatie is gezet.
service centra Bedragen x €1.000,Opbrengsten Rijksbijdrage algemeen Rijksbijdrage specifiek Examen- en collegegelden Contract NWO/KNAW Contract overige derden Extern overig Rente Interne verrekeningen Opbrengsten totaal Kosten Personeel Huisvesting Apparatuur/inventaris Materialen/Bureau Interne verrekeningen Overige Kosten totaal Initieel resultaat
ASC begroting
0 0 0 0 245 33 0 4.833 5.111 3.601 367 102 499 403 19 4.991 120
FD
realisatie
begroting
ICTS realisatie
begroting
SSC
realisatie
begroting
39 5.404 -69 10.575 15.949
0 79
58 120
3.783
5.314 5.683
0 0 0 0 53 4.846 -50 8.983 13.833
5.238 5.317
5.737 5.915
4.254 396 114 472 468 107 5.810 -128
6.119 3.581 753 246 498 2.626 13.823 11
6.922 4.346 763 287 689 2.526 15.532 417
3.969 248 298 34 198 570 5.317 0
4.205 302 235 22 195 770 5.729 186
275 93
590
UB
realisatie
begroting
talencentrum realisatie
begroting
realisatie
663
2.203 128
1 .762 157
786
659
6.455 10.828
423 3.010 0 7.804 11.900
11.558 13.889
11 .957 13.876
1.546 2.332
1.865 2.524
4.252 1.446 287 736 1.531 2.707 10.958 -130
4.880 1.343 280 713 1.219 3.328 11.764 136
5.733 2.806 829 3.699 522 157 13.746 143
5 .555 3 .282 778 2 .990 684 276 13.565 311
1.497 185 90 50 90 275 2.187 145
1.983 211 22 13 91 191 2.512 13
Onderstaand worden de voornaamste oorzaken van de verschillen tussen begrote en gerealiseerde resultaten per servicecentrum genoemd. ASC - Vraag naar extra dienstverlening; hiervoor zijn relatief veel externe krachten ingehuurd, welke veel duurder zijn dan de reguliere krachten. FD - Extra –betaalde –activiteiten bij de afdeling Inkoop; - Vrijval van uit voorzichtigheidsbeginsel getroffen voorzieningen in 2007 en 2008 voor de omzetgarantie Océ. ICTS - Extra omzet in vrije dienstverlening, met een positief verschil tussen tariefopbrengsten en kosten. SSC - Een niet begrote bijdrage in de vorm van sponsorgelden voor het Visitorcentre, waarvan de inrichting vóór 2008 heeft plaatsgevonden.
48
UB - Minder aanschaf van mediamaterialen. Talencentrum - De verwachte krimp in de omvang van de dienstverlening is niet uitgekomen, waardoor ook de personele inzet aanzienlijk hoger uitkwam. Exploitatiesaldi centrale posten In onderstaande tabel zijn de begroting en realisatie van de meest belangrijke centrale posten weergegeven. centrale onderdelen Bedragen x €1.000,Opbrengsten Rijksbijdrage algemeen Rijksbijdrage specifiek Examen- en collegegelden Contract NWO/KNAW Contract overige derden Extern overig Rente Interne verrekeningen Opbrengsten totaal Kosten Personeel Huisvesting Apparatuur/inventaris Materialen/Bureau Interne verrekeningen Overige Kosten totaal Initieel resultaat
Centraal beleid begroting
realisatie
CAS be groting
huisvesting
realisatie
begroting
realisatie
MUO 1) begroting
6.423
realisatie
26.437 0 0 0 0 0 0 1.744 28.180
27.240 0 450 0 1.717 521 122 3.793 33.844
4.819 0 0 0 32 83 0 2.010 6.945
4.933 0 0 0 33 49 0 3.567 8.582
47 0 0 0 0 1.431 55 25.432 26.965
68 0 0 0 24 1.313 0 27.696 29.101
1.073 7.701
327 108 50 842 7.970
1.783 0 0 0 8.245 20.638 30.666 -2.486
1.775 74 79 531 9.640 18.085 30.185 3.658
-21 157 4.298 55 811 2.309 7.609 -665
537 80 4.188 150 1.447 1.750 8.153 429
0 32 0 44 27.144 19 27.239 -274
37 0 0 87 28.489 35 28.649 452
5.868 500 125 56 882 215 7.646 55
5.971 611 95 104 829 294 7.904 66
205
6.644
1) Excl. MUNDO en ALMA
Onderstaand worden de voornaamste oorzaken van de verschillen tussen begrote en gerealiseerde resultaten genoemd. Centraal Beleid - Grote vertragingen in de opstart van portfolio onderwijs en portfolio onderzoek (o.a. uitstel in investeringen in TI’ s). De verwachting is dat de bestedingen in 2009 en 2010 aantrekken, waarbij dan een beroep zal worden gedaan op de opgebouwde eigen ABR. Daarnaast zijn de toekenningen FHS en FdCMW, die eind 2008 zijn gedaan, nog niet verwerkt; deze zal in 2009 plaatsvinden; - De geplande projecten met betrekking tot de diverse landenteams hebben vertraging opgelopen en zullen nu in 2009 van start gaan; - Meer promotie-incentives door een groter dan verwacht aantal vrouwelijke hoogleraren; - Vertragingen in de opstart van een aantal HRM-projecten in het kader van ontwikkeling van medewerkers; - Verstrekking van minder beurzen dan verwacht: het betreft de beurzen voor de top-3 studenten aan de UM (in 2009 wordt deze regeling uitgebreid), bedrijfsbeurzen en kennisbeurzen/HiPo. CAS - Het budget voor ICT-innovatieprojecten is aanzienlijk opgehoogd in verband met enkele nieuwe grote projecten. Het grootste project betreft de vervanging van de oude studentadministratie- en volgsystemen. De kosten van dit project betreffen niet alleen ICT, maar ook kosten van veranderingen in de organisatie en processen. Twee andere belangrijke projecten die de interne dienstverlening en de ICT infrastructuur overzichtelijker en minder divers zullen maken, zijn de invoering van de standaardwerkplek voor alle medewerkers en de herinrichting van de financiële en personele
49
processen met de bijbehorende systemen. Tot slot is geïnvesteerd in een nieuwe website, die begin 2009 operationeel zal zijn. De kostenkant van de ICT-innovatieprojecten kent een grilliger verloop dan de middelenkant. Huisvesting - Het realiseren van een niet begrote financiële bijdrage in de upgrade van een gebouw; - Hogere kosten voor huurpanden; - Hogere energiekosten; - Hogere kosten voor klein onderhoud om de gebouwkwaliteit van onderwijs- en onderzoekruimtes aan te laten sluiten bij het gewenste niveau; - Meer verhuur aan derden.
Financiële positie Bij de UM is de verantwoordelijkheid voor de inzet van middelen ten behoeve van onderwijs, onderzoek, kennisvalorisatie en internationalisering door het College van Bestuur grotendeels gemandateerd aan de faculteiten en service centra. Het financiële beleid op centraal niveau heeft dan ook grotendeels betrekking op het monitoren van de planning & control cyclus, het bewaken van de financiële positie en het beheer van de liquide middelen en geldstromen. In deze paragraaf wordt inzicht verstrekt in de financiële positie van de UM. Inzicht in de financiële positie en ontwikkeling wordt verkregen door een meerjarig kasstroomoverzicht. De onderstaande tabel toont het kasstroomoverzicht van de UM (enkelvoudig) voor de periode 2004-2008.
KASSTROMEN (x 1 M€)
2008
2007
2006
2005
2004
Kasstroom operationele activiteiten
45,8
21,9
7,5
10,3
42,8
Kasstroom investeringsactiviteiten
-17,5
-19,3
-10,9
-18,8
-29,3
3,0
-3,3
-0,8
-3,8
-5,2
31,3
-0,7
-4,2
-12,3
8,3
Kasstroom financieringsactiiviteiten Netto kasstroom
De kasstromen met betrekking tot de operationele activiteiten bestaan uit het exploitatieresultaat (M€23,4), de afschrijvingen (M€18,0), mutaties in voorzieningen (€ - 3,1) en de mutaties in het werkkapitaal (M€ 7,5). Als gevolg van deze mutaties bedraagt de operationele kasstroom in 2008 M€45,8. De investeringsactiviteiten betreffen investeringen in onroerend goed voor M€ 7,3 en in apparatuur/inventaris voor M€9,5. De post financiële vaste activa nam met M€0,7 toe, voornamelijk als gevolg van positieve resultaten bij de deelnemingen en van de verstrekking van leningen aan studentenverenigingen. De kasstromen uit financieringsactiviteiten betreffen de mutaties in de langlopende schulden en het eigen vermogen. De uitgaven van 2008 zijnde M€0,8 hebben voornamelijk betrekking op de jaarlijkse aflossing van enkele langlopende leningen. Liquiditeits- en vermogenspositie Aan de hand van een aantal kengetallen, zoals liquiditeits- en solvabiliteitsratio’ s, wordt de financiële ontwikkeling van de UM (enkelvoudig) weergegeven.
50
Kengetallen In onderstaande tabel is een aantal kengetallen weergegeven over een periode van vijf jaar. De cijfers zijn gebaseerd op de jaarrekeningen van de desbetreffende jaren. KENGETALLEN
Benchmark
2008
2007
2006
2005
2004
Liquiditeit
0,99
0,90
0,64
0,48
0,43
0,52
Solvabiliteit 1
0,55
0,60
0,57
0,53
0,48
0,46
Solvabiliteit 2
0,66
0,66
0,64
0,58
0,54
0,52
Rentabiliteit %
1,50
7,64
5,80
3,70
-0,10
0,30
Definities * Liquiditeit: vlottende activa gedeeld door vlottende passiva Solvabiliteit 1: eigen vermogen gedeeld door totaal vermogen Solvabiliteit 2: eigen vermogen en voorzieningen gedeeld door totaal vermogen Rentabiliteit: exploitatiesaldo gedeeld door totale baten ** Benchmark OCW jaarrekeningen WO 2002-2006: gemiddelden van alle Nederlandse universiteiten
De liquide middelen zijn in het afgelopen jaar toegenomen met M€ 31,3 tot een bedrag van M€ 36,2. Daarnaast was sprake van een afname van de vorderingen en voorraden met M€ 2,8 en een toename van de kortlopende schulden met M€ 4,7. Per saldo is de liquiditeitspositie aanmerkelijk verbeterd en sluit goed aan bij de benchmark uitkomst. De financiële gezondheid en weerbaarheid van de UM worden weergegeven door de solvabiliteitsratio. De solvabiliteitsratio kan gezond worden genoemd en ligt zelfs hoger dan de benchmark uitkomst. De rentabiliteit bedraagt 7,64%, hetgeen in meerjarenperspectief gezien uitzonderlijk is. De hoge score in 2007 en 2008 is het gevolg van hoger resultaten door de diplomabult in deze periode. De jaren 2009 en 2010 zullen een omgekeerd beeld laten zien omdat zich in deze jaren de diplomadip zal manifesteren.
51
De financieringsstructuur van de UM in percentages van het totaal is te zien in de volgende grafiek. 100% 90% 80% 70%
Schulden Voorzieningen Eigen vermogen
60% 50% 40% 30% 20% 10%
20 01
20 02
20 03
20 04
20 05
20 06
20 07
20 08
Be nc hm ar k
0%
Gewenst versus aanwezig eigen vermogen Het eigen vermogen heeft zowel een financierings- als ook een bufferfunctie. Met de financieringsfunctie wordt bedoeld dat tegenover de vaste activa een gelijke hoeveelheid aan eigen vermogen moet staan onder aftrek van het permanente deel van de voorzieningen (75%). De bufferfunctie dient ter dekking van onvoorziene omstandigheden en komt overeen met de helft van de risicobuffer (10% van de omzet). In de volgende tabel is aan de hand van de richtlijnen van de commissie Koopmans de gewenste omvang van het eigen vermogen bepaald. GEWENST EIGEN VERMOGEN
2008
2007
2006
2005
2004
50% herbouwwaarde gebouwen
162,5
156,5
149,0
142,0
151,7
Boekwaarde terreinen
19,1
19,2
19,2
19,2
19,0
Boekwaarde overige vaste activa (excl UB)
42,7
40,1
40,2
42,0
39,4
Risicobuffer 5% omzet
15,3
16,7
15,3
14,8
14,0
af: 75% voorzieningen
-11,3
-13,6
-11,2
-14,2
-13,2
Totaal
228,4
218,9
212,5
203,8
210,9
Als indicatie voor de herbouwwaarde van het totale gebouwenbezit van de UM wordt de verzekerde waarde genomen, omdat hierbij sprake is van jaarlijkse taxaties. De verzekerde waarde bedraagt M€325 volgens de verzekeringspolis per 1 juli 2008. Uit onderstaande tabel blijkt dat er nog steeds een aanzienlijk verschil is tussen het feitelijke en gewenste eigen vermogen, namelijk M€ 38,8. De UM beraadt zich over de wenselijke omvang van het eigen
52
vermogen van de commissie Koopmans aangezien een versterking van het eigen vermogen uitsluitend kan worden gerealiseerd door toekomstige hoge positieve resultaten. 250,0
200,0
150,0
100,0
50,0
0,0
-50,0
-100,0
2008
2007
2006
2005
2004
2003
2002
Gewenst
228,4
218,9
212,5
203,7
210,8
203,7
191,6
Aanwezig
190,4
162,8
145,8
134,6
134,9
134,1
133,9
Verschil
-38,0
-56,1
-66,7
-69,0
-75,9
-69,6
-57,7
Treasurymanagement Sinds 1999 zijn de randvoorwaarden voor de processen van sturen, beheersen en bewaken van de financiële positie en geldstromen van de UM vastgelegd in een door het College van Bestuur vastgesteld en door de Raad van Toezicht goedgekeurd treasurystatuut. De bepalingen uit het eigen statuut voldoen volledig aan die uit de ‘ Regeling beleggen en belenen door instellingen voor onderwijs en onderzoek’van OCW uit 2001. Het treasurymanagement is erop gericht op een risicomijdende wijze het renteresultaat te optimaliseren en ervoor te zorgen dat de UM op ieder moment aan haar betalingsverplichtingen kan voldoen. De UM heeft de afgelopen jaren fors geïnvesteerd in onroerend goed, deels uit eigen middelen en deels door het aantrekken van vreemd vermogen. De UM heeft in 2003 een overeenkomst gesloten met de ING Bank, waarbij de laatste zich heeft gecommitteerd tot 1 januari 2013 de UM een kredietlijn ter beschikking te stellen van maximaal € 72 mln. Het renterisico over de variabele rente van de kasgeldleningen is gedeeltelijk afgedekt middels een tweetal derivatenconstructies. De rente over het verwachte liquiditeitstekort uit de planning van 2003 is voor 30% gemaximeerd op 4,50% via een rentecap tot 1 april 2009 terwijl de overige 70% bewust variabel worden gehouden om maximaal te kunnen profiteren van de lage rentestand. De eerder aangehouden renteswap is in de loop van 2007 verkocht. Deelnemingen in gelieerde vennootschappen worden bij de UM ondergebracht bij de UM Holding B.V. (UMH). De UM houdt op deze manier een strikte scheiding tussen haar publieke taken en commerciële marktactiviteiten. Haar rol als (enig) aandeelhouder van de UMH heeft de UM de afgelopen twee jaar sterk geïntensiveerd. Mede daardoor is het geconsolideerde resultaat van de UMH sterk verbeterd.
53
Leningen worden door de UM uitsluitend verstrekt aan gelieerde rechtspersonen die nauw verbonden zijn aan de universiteit of een taak uitoefenen die geheel in het belang van de universiteit is (zoals studentenverenigingen). Daarbij wordt zorgvuldig gekeken naar het debiteurenrisico en worden de belangen van de UM zo veel mogelijk gewaarborgd via zekerheidstellingen en marktconforme voorwaarden.
Besteding Rijksbijdrage Doelmatigheid De rijksbijdrage wordt via een intern verdeelmodel doorverdeeld naar de faculteiten, onder inhouding van een percentage ten behoeve van centrale beleids- en beheerstaken. De ondersteunende diensten zijn ondergebracht in (shared) service centra en worden gefinancierd via dienstverleningscontracten met de faculteiten en het College van Bestuur. In het dienstverleningsproces is de afgelopen jaren een aantal verbeterslagen gerealiseerd teneinde vraag en aanbod beter op elkaar af te stemmen. Na de invoering van de service centra (modernisering dienstverlening) is door middel van het programma verbetering bedrijfsvoering (instrumentarium INK-model) een verdere professionalisering van de dienstverlening bewerkstelligd. In 2006 is een start gemaakt met het programma stroomlijning, waarbij de inzet is om meer middelen vrij te maken voor het primaire proces onderwijs en onderzoek door een aantal ondersteunende processen efficiënter en daarmee kostenbesparend in te richten. Daartoe is een aantal businesscases ontwikkeld, o.a. op het gebied van bestuur en beleidsondersteuning, communicatie en werving, dienstverleningsovereenkomsten, onderwijsondersteuning en logistiek, huisvesting, F-processen en P-processen Op geleide van deze business cases is in de loop van 2007 de implementatie ter hand genomen. Momenteel wordt o.a. de herinrichting van het studentenregistratie- en informatiesysteem (MUSL) ter hand genomen en is een begin gemaakt met de herinrichting van het financiële- en personele domein (organisatie en systemen). In 2008 is in dit verband de F- en P-formatie in het najaar van 2008 gerecentraliseerd en onder centrale aansturing gebracht. In geval van huisvesting ligt het accent op ombuiging van de kapitaalslasten, normering van het ruimtegebruik en de ontwikkeling van een sturingsmechanisme om de huisvestingskosten op instellingsniveau beter te beheersen en hierin de goede (investerings)keuzes te maken. Aanwending rijksbijdrage voor private activiteiten Algemeen Het College van bestuur is zich bewust van zijn verantwoordelijkheid ten aanzien van de aanwending van publieke middelen. In het proces van bestuurlijke besluitvorming staan de primaire doelstellingen van de universiteit centraal en worden alle voorgenomen investeringen in dat licht beoordeeld. Als het omvangrijke investeringen betreft legt het College zijn voornemens voor aan de Raad van Toezicht. Uitbesteed onderwijs Tussen de universiteiten van Maastricht, Utrecht en Groningen bestaat een samenwerkingsverband ten behoeve van de deeltijdopleiding verplegingswetenschappen. Studenten die aan de UM staan ingeschreven en op basis hiervan ook aan de UM worden bekostigd, volgen de deeltijdopleiding in Utrecht of Groningen. Op grond van de overeenkomst vindt jaarlijks een kostenverrekening tussen de partners plaats. In 2008 is een bedrag van k€259 ten laste van de exploitatierekening gebracht. Bekostiging van buitenlandse studenten De Universiteit Maastricht neemt deel aan het ISEP-netwerk. Dit is een wereldwijd netwerk bestaande uit 265 deelnemende universiteiten verspreid over 36 landen. Via dit netwerk nemen ruim 1.800 studenten
54
per jaar deel aan uitwisselingsprogramma's. In Nederland nemen zeven universiteiten deel waaronder de Universiteit Maastricht. Het is mogelijk om in het kader van de uitwisselingsprogramma's getuigschriften te verwerven. Daarnaast is er een intensieve vorm van samenwerking tussen de Baylor-University in de USA en het Center for European Studies van de Universiteit Maastricht. Studenten volgen modules van opleidingen Het volgen van modules van opleidingen is mogelijk in het kader van de eerder genoemde uitwisselingsprogramma's Kennistransfer In 2008 is voor de vierde keer (in een reeks van 5 jaren) een bedrag van van k€ 45 ten laste van de exploitatie gebracht ten behoeve van de Stichting Life Science Incubator Maastricht. De stichting is een samenwerkingsverband tussen de Universiteit Maastricht, het academisch ziekenhuis Maastricht (azM) en de Gemeente Maastricht en heeft tot doel het beheren van een bedrijvenverzamelgebouw voor startende ondernemers in de life sciences in de omgeving van de UM en het azM. Per 31 december 2008 bedraagt de uitstaande lening k€5.069. De resterende looptijd is 25 jaar. De UM participeert via de UM-Holding, samen met het azM en de investeringsbank LIOF, in BioMed Booster BV. Beoogd wordt om voldoende deskundigheid en kapitaal te bundelen voor het beschermen van kennis en vindingen en de daaropvolgende productontwikkeling en vermarkting. Vanaf 2005 draagt de UM jaarlijks voor k€ 130 gedurende 5 jaren bij in BioMed Booster. Ook in 2008 heeft de UM k€ 130 bijgedragen. In 2007 heeft de UM voor k€ 10 deelgenomen in het aandelenkapitaal van Knowhouse BV, een onderneming die is opgericht om de juiste kennisleveranciers te koppelen aan de specifieke onderzoeksvraag of innovatiebehoefte van ondernemers in de agri- en foodbusiness. Daarnaast is aan Knowhouse een lening verstrekt van k€24 waarvan de boekwaarde ultimo 2008 nog k€5 bedraagt. Studenten en studentenfaciliteiten Zoals in de jaarrekening staat vermeld (zie bij de “ niet uit de balans blijkende verplichtingen” ) is aan een studentenvereniging krediet toegezegd in verband met investeringen in huisvesting. Continuïteitsrisico’ s De rijksbijdrage beweegt zich sinds 1999 rond de 60% van de totale opbrengsten van de UM. Als gevolg van de invoering van de bachelor-master structuur (periode 2005-2010) is/wordt dit percentage tijdelijk beïnvloed. Op het gebied van de bekostiging van het onderzoek heeft de UM, samen met twee andere jonge universiteiten, sinds jaar en dag een aantoonbare achterstand. In het licht van de alsmaar toenemende dynamisering van de onderzoeksbekostiging is er duidelijk sprake van een slechtere uitgangspositie voor de jonge universiteiten. Zij hebben minder kansen in de concurrentie met andere universiteiten, omdat ze door de achterblijvende bekostiging te weinig onderzoeksmassa hebben kunnen realiseren en omdat het hen ontbreekt aan voldoende matchingscapaciteit welke hiertoe vereist wordt. Via amendering op de begroting OCW heeft de UM vanaf 2004 een klein deel van deze financieringsachterstand weten te compenseren De verwachting is dat middels uitoefening van het zogeheten Canada-akkoord deze achterstand verder verkleind zal worden, wanneer de daarvoor gereserveerde (oplopende reeks van) enveloppenmiddelen (achterstand en alfa/gamma) jaarlijks beschikbaar komen. In het kader van het strategisch programma 2007-2010 worden maatregelen uitgewerkt om de hoge kwaliteit van het onderwijs en het onderzoek op geselecteerde thema’ s te behouden en de instroom van voldoende studenten veilig te stellen.
55
10. Jaarrekening 2008 Geconsolideerde balans UM Balans per 31 december Activa
2008
2007
Vaste activa Immateriële vaste activa Materiële vaste activa Financiële vaste activa Totaal vaste activa
214.955 11.417 226.372
216.011 11.541 227.552
Vlottende activa Voorraden Vorderingen Liquide Middelen Totaal vlottende activa
272 55.889 44.939 101.100
331 60.551 10.736 71.618
Totaal activa
327.472
299.170
Passiva
2008
2007
93.169 87.982 20.435 201.586
93.169 59.137 20.435 172.741
Voorzieningen
15.605
18.443
Langlopende schulden
10.865
12.091
Kortlopende schulden
99.416
95.895
327.472
299.170
Eigen vermogen Kapitaal Algemene reserve Bestemde reserves Totaal eigen vermogen
Totaal passiva
Geconsolideerde staat van baten en lasten
Baten Rijksbijdragen excl. azM College- en examengelden Contractbaten Overige Baten Totaal baten
2008
begroting 2008
2007
193.324 18.672 57.312 49.074 318.382
184.227 18.843 64.332 46.276 313.678
172.893 18.582 47.489 47.201 286.165
Lasten Personele lasten Afschrijvingen Huisvestingslasten Overige instellingslasten Totaal lasten
195.370 18.120 18.057 64.050 295.597
189.309 15.267 31.732 77.119 313.427
172.004 19.491 15.390 61.154 268.039
22.785 1.953 24.738
251 805 1.056
18.126 1.961 20.087
-238
-
680
24.500
1.056
20.767
Saldo baten en lasten Saldo financiële baten en lasten Resultaat uit gewone bedrijfsvoering Resultaat deelnemingen Exploitatiesaldo
Toelichting: De afschrijvingslasten huisvesting ad M €9,7 zijn verantwoord onder de afschrijvingen en niet onder de huisvestingslasten. Dit verklaart het grote verschil tussen de begrote en gerealiseerde huisvestingslasten.
56
Bedragen x
1.000,-
Kasstroomoverzicht per 31 december (geconsolideerd) Kasstroom uit operationele activiteiten Resultaat boekjaar Lasten die geen uitgaven vergden Afschrijvingen afschrijvingen ivm desinvesteringen
2007
24.500
20.767
18.120 3
19.892 1.100 18.123 -2.838 39.785
Mutaties in voorzieningen Mutaties in werkkapitaal Voorraden Vorderingen Kortlopende Schulden
2008
59 4.662 3.521
20.992 -891 40.868 -65 -5.841 -11.872
8.242
Kasstroom uit investeringsactiviteiten Materiële vaste activa
-17.067
Financiële vaste activa
124
-17.778 -17.849
-16.943
-1.115
-18.964
Kasstroom uit financieringsactiviteiten Overige financiering/mutaties eigen vermogen Langlopende schulden Mutatie liquide middelen
4.345 -1.226 34.203
-2.500 -840 786
Liquide middelen Beginstand liquide middelen Eindstand liquide middelen Mutatie liquide middelen
10.736 44.939 34.203
9.950 10.736 786
57
Grondslagen voor de waardering van de balans en de resultaatbepaling Algemeen De jaarrekening is opgesteld volgens de inrichtingsvereisten van Boek 2, Titel 9 van het Burgerlijk Wetboek en de adviezen van de Raad voor de Jaarverslaggeving, die worden gepubliceerd in de RJ-bundel nummer 660. Voor zover niet anders is vermeld, worden activa en passiva opgenomen tegen nominale waarde. Stelselwijziging en vergelijkende cijfers Met ingang van 1 januari 2008 zijn Titel 9 Boek 2 BW en de Richtlijnen voor de Jaarverslaggeving (RJ) van toepassing voor alle onderwijsinstellingen. Specifiek voor de onderwijsinstellingen is daarbij de RJ 660 ‘ Onderwijsinstellingen’opgesteld. Daardoor komen vanaf 1 januari 2008 de, tot en met 2007, geldende specifieke OC&W-richtlijnen voor hoger en wetenschappelijk onderwijs te vervallen. Tot en met 2007, werd het saldo, vooruit ontvangen termijnen minus onderhanden werk, van de projecten verantwoord als onderhanden werk of als kortlopende schuld. Verliesvoorzieningen werden in mindering gebracht op de post onderhanden werk. Op basis van RJ 660 zijn de projecten van onderwijsinstellingen niet meer te kenmerken als onderhanden werk. Op projecten vooruit ontvangen termijnen dienen als schuld te worden verantwoord en gemaakte en declarabele kosten dienen te worden verantwoord als nog te factureren kosten. De op een project gemaakte additionele kosten worden, voor zover zij declarabel zijn, als opbrengsten verantwoord. Verliesvoorzieningen op onderhanden werk worden gepresenteerd als voorziening verlieslatend contract onder de voorzieningen. Winsten op de contracten worden eerst verantwoord bij afsluiting van het project. Daarnaast zijn diverse voorzieningen en leningen nu conform de regelgeving opgenomen tegen contante waarde. De verwerking van deze stelselwijzigingen in de vergelijkende cijfers van 2007 heeft geen resultaateffect tot gevolg. De vergelijkende cijfers 2007 zijn in de jaarrekening overeenkomstig RJ 660 aangepast. Consolidatie De universiteit kent een aantal verbonden partijen, deels in de vorm van vennootschappen waarin wordt deelgenomen, deels in de vorm van rechtspersonen waarin zij direct of indirect beslissende zeggenschap kan uitoefenen. Omtrent deze verbonden partijen wordt volgens de daartoe geldende ministeriële richtlijnen verslag gedaan door, hetzij deze op te nemen in de geconsolideerde jaarrekening van de universiteit, hetzij door aanvullende informatie in de Toelichting en/of de Overige Gegevens. Tot consolidatie wordt overgegaan, indien de UM direct of indirect beslissende zeggenschap kan uitoefenen. Als zodanig zijn de volgende verbonden partijen in de consolidatie betrokken: Stichting Limburg Institute for Business and Economic Research (LIBER) Stichting Maastricht Economic Research Institute on Innovation and Technology (MERIT) Universiteit Maastricht Holding BV Voor de niet in de consolidatie betrokken, maar wel verbonden partijen wordt verwezen naar de overige gegevens op bladzijde 90. Transacties in vreemde valuta Transacties luidend in vreemde valuta worden in de betreffende functionele valuta van de organisatie omgerekend tegen de geldende wisselkoers per de transactiedatum. In vreemde valuta luidende monetaire activa en verplichtingen worden per balansdatum in de functionele valuta omgerekend tegen de op die datum geldende wisselkoers. Niet-monetaire activa en passiva in vreemde valuta’ s die tegen historische kostprijs worden opgenomen, worden in euro’ s omgerekend tegen de geldende wisselkoersen
58
per de transactiedatum. De bij omrekening optredende valutakoersverschillen worden als last in de staat van baten en lasten opgenomen. Balans Materiële vaste activa De materiële vaste activa worden opgenomen tegen verkrijgingsprijs minus gelijkmatig over de verwachte gebruiksduur gespreide afschrijvingen. De afschrijving vangt aan in het jaar na aanschaf voor wat betreft de investeringen in gebouwen en terreinen. De afschrijving van de overige activa vangt aan in de maand na aanschaf. De aan terreinen toegerekende waarde tot en met 2002 is bepaald op basis van een onafhankelijke taxatie naar de situatie op het moment van verkrijging, voor het eerst op 1 januari 1995; de waarde van de ondergrond van gebouwen verworven in 1999 is gebaseerd op een onafhankelijke taxatie, met als prijspeil 1 januari 2000. Hierop wordt niet afgeschreven. Ten aanzien van de verwachte gebruiksduur wordt van de volgende termijnen uitgegaan: - Casco 60 jaar - Afbouw 30 jaar - Inbouwpakket 15 jaar - Technische installaties 10-15 jaar - Investeringen in huurpanden 10 jaar of kortere huurperiode - Terreinvoorzieningen 30 jaar - Software concerninformatiesystemen 7 jaar - Software overig 3 jaar - Medische- en laboratoriumapparatuur 5 tot 15 jaar - Transportmiddelen 5 jaar Onder de “ gebouwen gereed”worden alle panden begrepen die door de UM in gebruik zijn genomen en, waarvan bij nieuwbouw of verbouw, formeel de oplevering heeft plaatsgevonden. Indien de formele oplevering van nieuwbouw of verbouw nog niet heeft plaatsgevonden, worden de investeringen in dergelijke panden gerubriceerd onder “ gebouwen in aanbouw” . De activeringsgrens in roerende goederen bedraagt €5.000,-. Financiële vaste activa Niet geconsolideerde deelnemingen worden gewaardeerd tegen verkrijgingsprijs. Rentedragende leningen en deposito’ s worden opgenomen tegen de nominale waarde. De achtergestelde lening aan Wonen Boven Winkels Maastricht NV is, gezien het karakter hiervan gewaardeerd tegen contante waarde. Deze waarde is berekend tegen 3,8% over de resterende looptijd. De leningen aan de studentenverenigingen Tragos en Saurus hebben eenzelfde karakter en worden derhalve ook tegen contante waarde gewaardeerd. De geconsolideerde deelneming in de UM Holding BV wordt gewaardeerd tegen de netto vermogenswaarde. De effecten worden tegen de verkrijgingsprijs of de lagere beurswaarde opgenomen, resultaten worden genomen bij mutaties in de portefeuille. Voorraden Voorraden worden opgenomen tegen de verkrijgingsprijs, zo nodig onder aftrek van een voorziening voor incourantheid. Dit betreffen kantoorartikelen, laboratoriumbenodigdheden en NSRvervoersbewijzen. Vorderingen Vorderingen worden opgenomen tegen de nominale waarde, zo nodig onder aftrek van een voorziening voor mogelijke oninbaarheid, die wordt bepaald op basis van een beoordeling van de individuele posten.
59
Het saldo van projecten uit hoofde van werk in opdracht van derden leidt tot een vordering of een schuld op de balans. Het saldo wordt per project bepaald. Een eventueel noodzakelijke voorziening op een project uit hoofde van werk in opdracht van derden wordt gepresenteerd onder de voorziening verlieslatende contracten onder de voorziening. Liquide middelen De liquide middelen worden opgenomen tegen nominale waarde; bedragen in vreemde valuta worden daarbij omgerekend tegen de koers per balansdatum. Eigen vermogen Onder het eigen vermogen worden de algemene reserves, de bestemmingsreserves en de bestemmingsfondsen gepresenteerd. De algemene reserve bestaat uit de reserves die ter vrije beschikking staan van het Bestuur. Indien een beperktere bestedingsmogelijkheid door de organisatie is aangebracht, dan is het aldus afgezonderde deel van het eigen vermogen aangeduid als bestemmingsreserve. Indien de beperktere bestedingsmogelijkheid door derden is aangebracht, dan wordt dit deel aangemerkt als bestemmingsfonds. Voorzieningen Onder de voorzieningen worden de personele voorzieningen, voorziening verlieslatende contracten en de overige voorzieningen gepresenteerd. Tenzij anders aangegeven worden de voorzieningen opgenomen tegen de nominale waarde. Toevoegingen aan voorzieningen vinden plaats ten laste van de staat van baten en lasten. Uitgaven vinden rechtstreeks plaats ten laste van de voorzieningen. Een voorziening in verband met verplichtingen als bedoeld in artikel 2:374 lid 1, eerste volzin BW wordt uitsluitend opgenomen indien op de balansdatum aan de volgende voorwaarden wordt voldaan: a.
de rechtspersoon heeft een verplichting (in rechte afdwingbaar of feitelijk);
b. het is waarschijnlijk dat voor de afwikkeling van die verplichting een uitstroom van middelen noodzakelijk is; en c.
er kan een betrouwbare schatting worden gemaakt van de omvang van de verplichting.
Langlopende schulden De langlopende schulden worden, tenzij anders vermeld, opgenomen tegen de nominale waarde. Er zijn géén zekerheden gesteld. Kortlopende schulden Schulden met een op balansdatum resterende looptijd van ten hoogste één jaar worden aangeduid als kortlopend. Schulden worden niet gesaldeerd met activa. Schulden worden gewaardeerd tegen de reële waarde. Overlopende passiva betreffen vooruitontvangen bedragen (waaronder geoormerkte bijdragen) en nog te betalen bedragen terzake van lasten die aan een verstreken periode zijn toegekend. Van bedragen die voor meerdere jaren beschikbaar zijn gesteld, wordt het nog niet bestede gedeelte op deze post aangehouden. Vrijval ten gunste van de staat van baten en lasten geschiedt naar rato van de besteding. Het saldo van projecten uit hoofde van werk in opdracht van derden leidt tot een vordering of een schuld op de balans. Het saldo wordt per project bepaald. Een eventueel noodzakelijke voorziening op een project uit hoofde van werk in opdracht van derden wordt gepresenteerd onder de voorziening verlieslatende contracten onder de voorziening. Personeelsbeloningen/pensioenen Voor de medewerkers van de organisatie is een pensioenregeling getroffen die kwalificeert als een toegezegde pensioenregeling. Deze pensioenregeling is ondergebracht bij een bedrijfstakpensioenfonds (ABP) en wordt –overeenkomstig de in de RJ aangereikte vereenvoudiging –in de jaarrekening verwerkt
60
als toegezegde bijdrageregeling. Dit betekent dat de over het boekjaar verschuldigde premies als kosten worden verantwoord. De risico’ s van loonontwikkeling, prijsindexatie en beleggingsrendement op het fondsvermogen zullen mogelijk leiden tot toekomstige aanpassingen in de jaarlijkse bijdragen aan het pensioenfonds. Deze risico’ s komen niet tot uitdrukking in een in de balans opgenomen voorziening. Informatie over eventuele tekorten en de gevolgen hiervan voor de pensioenpremies in de toekomstige jaren is niet beschikbaar.
Exploitatierekening Resultaatbepaling De rijksbijdrage wordt toegerekend aan het jaar waarvoor zij worden verkregen. College- en examengelden worden toegerekend aan het jaar waarop zij betrekking hebben. Positieve resultaten van contractonderzoek worden verantwoord in het jaar waarin een project wordt afgerond. Overige baten worden toegerekend aan het jaar waarin de leveringen en diensten hebben plaatsgevonden. Rente wordt verantwoord in het jaar waarop zij betrekking heeft. Met inachtneming van vorenstaande grondslagen wordt het exploitatieresultaat voorts bepaald als het verschil van de baten en lasten over het jaar.
61
Bedragen x
1.000,-
Toelichting op de geconsolideerde balans Materiële vaste activa per 31 december
Terreinen Gebouwen Inventaris en apparatuur Bijzondere bibliotheekcollecties Totaal
2008
2007
19.062 164.181 29.588 2.124 214.955
19.155 166.480 28.252 2.124 216.011
Terreinen Gebouwen en terrein Gereed voorz 19.455 241.227 300 75.642 19.155 165.585
Aanschafwaarde Afschrijvingen Boekwaarde totaal
1-jan 1-jan 1-jan
Mut. in de boekwaarde Investeringen Gerealiseerd Afschrijv. tlv exploitatie Afschrijv. ivm desinvest. Afboeking afgeschr activa Afschr. op afgeb activa Som mut. Boekw. UM
(+) (+) (-) (-) (-) (+) 31-dec
93 19.062
6.537 751 9.587 163.286
Aanschafwaarde Afschrijvingen Boekwaarde totaal
31-dec 31-dec 31-dec
19.455 393 19.062
248.515 85.229 163.286
Activa in aanbouw 895 895
Inventaris
Bibliotheek collecties
Totaal
80.645 52.393 28.252
2.124 2.124
344.346 128.335 216.011
751 -751 895
9.779 8.440 3 554 554 29.591
2.124
17.067 18.120 3 554 554 214.955
895 895
89.870 60.282 29.588
2.124 2.124
360.859 145.904 214.955
Toelichting: De WOZ-waarde van gebouwen gereed inclusief de grond is gesteld op circa M€ 168 prijspeil 1 januari 2007 of recenter. De verzekerde waarde van gebouwen bedraagt M€ 325 volgens de verzekeringspolis per 30 juni 2008.
62
Bedragen x
1.000,-
Financiële vaste activa per 31 december Onder de financiële vaste activa zijn begrepen: Deelnemingen Leningen aan verbonden partijen Overige verstrekte leningen Obligaties en effecten Totaal
1.360 5.440 1.557 3.060 11.417
870 5.570 1.673 3.428 11.541
De specificatie van bovenstaande posten luidt:
Deelnemingen Deelnemingen
Invest./ Desinvest./ Boekwaarde verstrekte afgeloste Herwaar1-1-2008 leningen leningen dering/corr.
Boekwaarde 31-12-2008
Wonen Boven Winkels Maastricht NV Datawyse BV
11 9
-
-
-
11 9
St. IGV NOVAVITAL BV Know house
20 10
-
-
-20 -
10
Overige deelnemingen
820 870
727 727
-
-217 -237
1.330 1.360
Verstrekte leningen aan verbonden partijen Invest./ Desinvest./ Boekwaarde verstrekte afgeloste Herwaar1-1-2008 leningen leningen dering/corr.
Resterende Boekwaarde looptijd in 31-12-2008 Rente jaren
Achtergestelde lening Wonen Boven Winkels Maastricht NV Know house Lening BiopartnerCenter Lening Exhem BV Lening SLIM
220 24
-
-
6 -19
226 5
-
61 / 11
140 9 5.177 5.570
-
9 108 117
-13
140 5.069 5.440
5 6 5
3 25
Overige verstrekte leningen
Lening Koko Lening Tragos Lening Circumflex Lening SSC-Saurus Lening Rechtstraat 41 Overige verstrekte leningen
Invest./ Desinvest./ Boekwaarde verstrekte afgeloste Herwaar1-1-2008 leningen leningen dering/corr. 191 475 18 9 813 1 5 42 3 3 3 149 1.673
38 38
48 70
-101 -84
Resterende Boekwaarde looptijd in 31-12-2008 Rente jaren 191 11 466 -/4 25/10 817 -/5,5 29 45 1/26 38 1.557
63
De overige verstrekte leningen zijn leningen van de Universiteit Maastricht Holding BV (UMH BV) aan een drietal BV’ s die niet binnen de consolidatiekring zijn opgenomen, gezien het belang dat de UMH BV hierin heeft. Lening aan studentenvereniging Koko Als zekerheden gelden verpanding van alle huidige en toekomstige vorderingen en alle roerende zaken en voorraad, alsmede een door de beheersstichting afgegeven garantie van maximaal k€114.
Vlottende activa per 31 december Onder de vlottende activa worden begrepen:
Voorraden Vorderingen Liquide middelen Totaal
2008
2007
272 55.889
331 60.551
44.939 101.100
10.736 71.618
Vorderingen per 31 december Vorderingen hebben een looptijd korter dan een jaar, met uitzondering van leningen aan studenten en verbonden partijen die een looptijd hebben van een tot vijf jaar. De specificatie van de vorderingen luidt als volgt:
Nog te factureren bedragen inzake contractonderzoek
2008
2007
17.186
9.253
Contractonderzoek en overige dienstverlening Collegegelden UM Vooruit betaalde bedragen Nog te ontvangen rentebaten Leningen verstrekt uit Afstudeerfonds Verstrekte voorschotten Vorderingen op verbonden partijen Vordering OCW, kaskorting Vordering rijksbijdrage lopend jaar Overige vorderingen Totaal
25.696 8.651 2.215 1.027 9 10 -112 312 1 894 55.889
34.255 6.811 1.840 244 19 10 2.189 170 1 5.759 60.551
Liquide middelen per 31 december De specificatie luidt als volgt: 2008 Kasgeld Rekening-courant banken Deposito's looptijd korter dan een jaar Totaal
96 24.843 20.000
2007 112 5.624 5.000
44.939
10.736
64
Bedragen x € 1.000,-
Eigen vermogen Het eigen vermogen bestaat uit de volgende posten: Kapitaal - Reserve, voornamelijk ontstaan door de overdracht van het onroerend goed van het Ministerie van OCW aan de UM. Deze reserve staat ter beschikking van het College van Bestuur.
Algemene reserve - deze bestaat uit de cumulatieve exploitatiesaldi van beheerseenheden.
De opbouw en de mutaties in het eigen vermogen zijn als volgt:
Kapitaal Algemene reserve Bestemmingsreserve Voorziening Ambtsjubilea Andere wettelijke reserves
Stand per mutaties Stand per Resultaat Overige Stand per 1-1-2008 beginbalans 1-1-2008 Mutaties 31-12-2008 EUR EUR EUR EUR EUR 93.169 93.169 93.169 59.137 4.345 63.482 24.500 87.982 20.435 20.435 20.435 172.741 4.345 177.086 24.500 201.586
Stand 31-12-2008 (enkelvoudig) EV Merit 1-1-2008 EV Liber 1-1-2008 Resultaat 2008 Merit Resultaat 2008 Liber Overige mutaties Stand 31-12-2008 (geconsolideerd)
192.468 4186 3656 521 773 -18 201.586
De richtlijnen schrijven ten aanzien van het eigen vermogen een onderscheid voor naar het oorspronkelijke kapitaal, de algemene reserve en bestemmingsreserves. Daarbij kan het begrip kapitaal worden vergeleken met het aandelenkapitaal in ondernemingen. De beginstand van de algemene reserves wijkt af van de stand van de algemene reserves zoals vermeld in de jaarrekening 2007. In 2008 zijn slechts drie partijen in de consolidatie betrokken, in 2007 waren dat nog negen partijen. De vergelijkende cijfers 2007 zijn op alle fronten aangepast aan de nieuwe consolidatiekring, zowel de balansposten als de posten in de staat van baten en lasten. De bestemde reserves zijn door de faculteiten afgezonderd en bedragen ultimo 2008 M€ 20,4. De bestemmingen betreffen voor het merendeel uitgestelde kosten in verband met vertraging in de implementatie van nieuwe initiatieven. De mutaties beginbalans op het de algemene reserve betreffen het contant maken van de personeelsvoorzieningen voor zover dat nog niet had plaatsgevonden en het contant maken van de lening tuL. Deze mutaties zijn een stelselwijziging en worden derhalve via de algemene reserves afgewikkeld. Tot januari 2008 vond de waardering van deelnemingen, niet zijnde groepsmaatschappijen, bij de Universiteit Maastricht Holding bv plaats, tegen verkrijgingsprijs of lagere marktwaarde. Met ingang van 1 januari 2008 worden deelnemingen met invloed van betekenis gewaardeerd tegen netto vermogenswaarde. Deze stelselwijziging is via de algemene reserves afgewikkeld.
65
Voorziening sociaal beleid Voorziening verlofsparen Voorziening ambtsjubilea Contant maken lening tUL Herwaarderingen deelnemingen UMH bv
718 2.348 787 386 106 4.345
Voorzieningen De specificatie van de voorzieningen luidt als volgt:
Sociaal beleid Sabbatical leave Verlofsparen Eigen risico WGA Ambtsjubilea Wachtgeld Garantie Verlieslatende contracten
Rente Rente mut. mut.
Saldo per
Kort
Lang
stelsel2008 wijziging (CW)
31-12-2008
< 1 jr
> 1 jr
265 -434 19 60 84 -
2.430 370 2.793 723 2.169 2.420 100
810 225 113 859 -
1.620 370 2.793 498 2.056 1.561 100
-6
4.600 15.605
2.007
4.600 13.598
Saldo per
Dot.
Onttr. vrijval
1-1-2008
2008
2008
3.822 244 4.598 290 2.500 2.500 100
126 1.205 736 491 1.482 -
-871 -154 -322 -95 -1.515 -
-68 -56 -131 -
-718 -2.366 -787 -
4.389 18.443
2.517 6.557
-2.306 -5.263
-255
-3.871
Specifieke voorzieningen De specifieke voorzieningen hebben betrekking op bedragen die voor geen ander doel aangewend mogen worden dan waarvoor zij in het verleden of in dit boekjaar beschikbaar gesteld zijn. Een aantal voorzieningen waren nog niet contant gemaakt. Voor die voorzieningen is dit alsnog gebeurd in 2008. Omdat het een stelselwijziging betreft is die mutatie afgewikkeld op de algemene reserves, en daarmee is de beginstand nu tegen contante waarde. Dit verklaart de afwijking met de bedragen genoemd in jaarrekening 2007. De voorziening sociaal beleid is getroffen ter dekking van op persoonsniveau aangegane verplichtingen in het kader van reorganisaties die hebben plaatsgevonden bij Unigraphic en bij de Faculty of Health, Medicine and Life-sciences en de Faculty of Law. Deze is tegen 5% contant gemaakt. De voorziening verlofsparen is gevormd om in de toekomst de kosten te kunnen dekken indien medewerkers hun gespaarde verlofdagen opnemen. Deze is tegen 5% contant gemaakt. De voorziening eigen risico WGA is gevormd om de kosten van langdurig ziekte verzuim, mogelijk gevolgd door gehele of gedeeltelijke arbeidsongeschiktheid, te kunnen dekken voor de periode waarvoor het eigen risico geldt. Deze is tegen 5% contant gemaakt. De voorziening ambtsjubilea is per balansdatum becijferd op M€ 2,047 (2007: M€ 2,5). Bij de berekening is uitgegaan van de totale nominale verplichting per individuele werknemer. In de berekening is een kans in acht genomen dat in de toekomst geen aanspraak meer wordt uitgeoefend door betrokkene. Deze kans is afhankelijk gesteld van de leeftijd. Deze is tegen 5% contant gemaakt.
66
De voorziening wachtgeld is per balansdatum becijferd op M€2,28 (2007: M€2,5). Bij de berekening is uitgegaan van de totale nominale wachtgeldverplichting per individuele ex-werknemer. In de berekening is een kans in acht genomen dat in de toekomst geen wachtgeldaanspraak meer wordt uitgeoefend door betrokkene. Deze kans is afhankelijk gesteld van de leeftijd. Deze is tegen 5% contant gemaakt.
Langlopende schulden Stand per 1-1-2008 UM tuL
9.822 2.269 12.091
Aangegane lening 2008
Aflossingen 2008 -
840 840
Rente mut. Stand per Looptijd Looptijd Rente stelselwijz. 31-12-2008 < 1 jaar > 5 jaar -386 -386
8.982 1.883 10.865
840 840
8.142 1.883 10.025
3,6% 3,6%
De gemiddelde interestvoet bedraagt 3,6% per jaar. De langlopende schulden UM betreffen volledig leningen betrokken van kredietinstellingen. De langlopende lening tuL betreft een renteloze lening van de Gemeente Maastricht. Er zijn geen zekerheden gesteld.
Kortlopende schulden hebben alle een looptijd korter dan een jaar. De specificatie is als volgt: Vooruitontvangen bedragen uit hoofde van contractonderzoek Overige vooruit ontvangen bedragen Doelsubsidies OCW Leveranciers en declaranten Te betalen vakantie-uitkering en eindejaarsuitkering Af te dragen BTW Af te dragen loonheffing Af te dragen pensioenpremie ABP-USZO Schulden aan verbonden partijen Waarborgsommen en vooruit ontvangen huren Aanspraak verlof Voorlopige teruggaaf belastingdienst Aflossing langlopende schulden Te betalen rentelasten Collegegelden Overige kortlopende schulden Totaal
31-12-2008
31-12-2007
38.822 4.756 345 12.833 5.723 661 7.337 2.327 176 421 7.892 1.238 840 337 14.480 1.228 99.416
42.150 4.543 944 11.868 5.336 416 5.461 2.013 537 218 6.923 1.238 840 381 11.877 1.150 95.895
67
Bedragen x € 1.000,-
Overzicht geoormerkte doelsubsidies OCW en LNV: Projectomschrijving en beschikking
Toegewezen bedrag
Ontvangen t/m 2007
Besteding Saldo Ontvangen Besteding Saldo t/m 2007 31-dec in 2008 exploitatie 31-dec 2007 2008 2008
Subs. huisvesting universiteiten Kenmerk: BVH/BHO-2004/75047 M dd 27 juli 2004 Subs. Merit-Intech Kenmerk: HO/BL/05/32272 dd 22 november 2005 Subsidie Allochtonenbeleid Kenmerk: BGS/UBT-06/100225 U Kenmerk: BGS/UBT-06/100858 U dd 1 juni 2006 Subs.Ruim baan voor Talent Kenmerk: BGS/UBT-05/135426 U dd 13 september 2005 Subs. Functiebeperking Kenmerk: BGS/UBT-06/214483 M Kenmerk: BGS/UBT-06/214481 M Subs. Master in Migration Kenmerk:BGS/UBT-07/91164U dd 16 juli 2007 Subs. Grensoverschr. min. wetgeving kenmerk: BGS/UBT-07/81494U dd 18 juni 2007
1.700
630
1.605
725
880
1.605
-
1.278
-
1.278
-
1.000
811
189
57
57
62
52
57
67
42
84
-
84
-
-
-
-
31
26
15
42
40
72
10
-
50
-
50
50
59
41
-
75
-
75
-
12
63
Eindtotaal
3.150
838
3.044
944
2.027
2.626
345
Niet uit de balans blijkende verplichtingen Per 31 december 2008 heeft de UM de navolgende openstaande verplichtingen: •
In 1994 is een rentedragende geldleenovereenkomst gesloten met Wonen Boven Winkels Maastricht NV voor de som van k€726 met een looptijd van 30 jaar en direct opvraagbaar. Dit bedrag stond per 31 december 2008 nog in depot bij de UM.
•
In verband met verbouwingen zijn verplichtingen aangegaan voor een bedrag van ca. k€250.
•
Toezegging aan studentenvereniging Saurus om op afroep een renteloze lening te verstrekken van k€500.
•
Aan Teikyo Europe BV is een bankgarantie afgegeven ter grootte van k€ 136 als waarborg voor de juiste nakoming van verplichtingen uit hoofde van een huurovereenkomst.
68
Bedragen x € 1.000,-
Toelichting op de geconsolideerde staat van baten en lasten Rijksbijdrage De rijksbijdrage bestaat uit gelden die door de Minister van Onderwijs Cultuur en Wetenschappen door middel van begrotingsbrieven worden toegekend. De specificatie van de rijksbijdrage luidt als volgt: Rijksbijdragen Toewijzing volgens model PBM Nabetaling Bacheloropleiding Integrale Verantwoording Huisvesting Academiseringskosten Vijverdal Subtotaal Doelsubsdies: Huisvesting Allochtonenbeleid Ruim baan voor Talent Belemmering Functiebeperking Grensoverschrijdende minimale wetgeving Retour SOFOKLES Merit-Intech Totaal Doelsubsdies
Totaal Totaal 2008 2007 190.561 162.544 1.293 880 6.635 1.523 192.734 170.702 725 10 32 12 -189 590
975 5 84 -11 -75 -65 1.278 2.191
Overige subsidies OCW Rijksbijdrage Academisch ziekenhuis Maastricht Totaal overige subsidies OCW
54.656 54.656
51.858 51.858
Af: inkomensoverdrachten
-54.656
-51.858
193.324
172.893
Rijksbijdrage als baten verantwoord
Academisch ziekenhuis Maastricht In het kader van de specifieke taken en verantwoordelijkheden op het gebied van onderwijs, onderzoek en patiëntenzorg ontvangen de academische ziekenhuizen jaarlijks een rijksbijdrage van het ministerie van OCW. De rijksbijdrage wordt via de universiteiten aan de academische ziekenhuizen beschikbaar gesteld. De rijksbijdrage aan het azM is per 31 december 2008 vastgesteld op k€54.656. In 2007 was dit bedrag k€51.858. College- en examengelden De door de studenten verschuldigde college- en examengelden worden toegerekend aan het jaar waarop zij betrekking hebben. De post is als volgt opgebouwd:
College- en examengelden studiejaar 06 / 07 College- en examengelden studiejaar 07 / 08 College- en examengelden studiejaar 08 / 09 Totaal college- en examengelden
2008 11.556 7.116 18.672
2007 10.764 7.818 18.582
69
Contractbaten Onder de contractbaten worden alle baten begrepen die zijn behaald uit voor derden verricht langdurig contractonderzoek. Deze baten worden opgenomen voor een bedrag gelijk aan de kosten indien zeker is dat deze kosten declarabel zijn. Een eventueel positief resultaat wordt genomen na voltooiing van de gehele transactie (de zogeheten completed contract methode) Voor een eventueel onvoorzien negatief resultaat wordt een voorziening getroffen die is gepresenteerd als voorziening verlieslatende contracten. Contractonderwijs is niet langdurig vandaar dat deze batenpost gerubriceerd wordt onder de overige baten. Contractonderwijs Contractonderzoek NWO/KNAW Nationale overheid Internationale overheid Nationale non-profit Internationale non-profit Collectebusfondsen Bedrijven Overige contractopbrengsten Overige contractopbrengsten
Dotatie verliesgevende contracten Totaal baten contractonderzoek geconsolideerd
-
-
13.662 3.324 6.839 8.370 3.729 4.015 6.835
10.138 7.759 8.711 4.018 1.008 4.056 6.687
10.495
5.216
57.269
47.593
43
-104
57.312
47.489
Overige baten Onder overige baten worden alle baten begrepen die zijn behaald uit voor derden verrichte diensten of aan derden geleverde producten. Indien het onderzoeksactiviteiten betreft, dan hebben deze activiteiten een looptijd van maximaal één jaar. De overige baten zijn als volgt te specificeren: Overige baten Bijdragen en subsidies Verhuur goederen en faciliteiten Baten cursussen en opleidingen Baten Unicatering Baten drukwerk en bibliotheekdiensten Baten ICT en administratieve dienstverlening Baten medische en zorginstellingen Baten kortlopend onderzoek Overige verkopen goederen en diensten Diverse baten Totaal overige baten geconsolideerd Financiële baten en lasten Rentebaten Koersresultaten Herwaardering leningen en voorzieningen Rentelasten Totaal financiële baten en lasten geconsolideerd Resultaat deelnemingen
2008 2.794 3.397 9.176 2.478 1.958 1.528 10.766 8.512 8.203 262 49.074
2007 2.418 3.152 9.611 2.359 2.452 1.007 10.533 9.906 5.404 359 47.201
2008 2.343 9 30 -429 1.953
2007 2.312 933 -381 -903 1.961
-238
680
70
Bedragen x € 1.000,-
Herwaardering leningen en voorzieningen Leningen en voorzieningen worden tegen contante waarde opgenomen in de balans. Dit contant maken zorgt voor een waarde mutatie. Deze waarde mutatie wordt onder de financiële baten en lasten verantwoord.
Resultaat deelnemingen De Universiteit Maastricht Holding BV neemt deel in diverse BV’ s en maakt derhalve ook een geconsolideerde staat van baten en lasten. Onderlinge resultaten worden geëlimineerd. Na eliminatie resteert bij de Universiteit Maastricht Holding BV een negatief resultaat op deelnemingen van 90k. Daarnaast heeft de Universiteit Maastricht haar deelneming in de St. IGV NOVAVITAL BV afgewaardeerd met 20k.
Personele lasten De specificatie van de personele lasten is als volgt: 2008
2007
129.355 9.901 6.815 4.140 150.211
116.771 9.003 4.474 3.390 133.638
Pensioenlasten
18.380
15.846
Sociale lasten
11.698
9.375
3.536 9.405 2.140 15.081 195.370
2.027 9.286 1.832 13.145 172.004
Beloning voor arbeid Salarissen Vakantieuitkering Eindejaarsuitkering Overige toelagen Totaal beloning voor arbeid
Overige personele lasten Dotaties personeelsvoorzieningen Uitzendkrachten en declaranten Overige personele lasten Totaal overige personele lasten Totaal personeelslasten geconsolideerd
71
De bezoldigingen van de leden van het College van Bestuur en van de Raad van Toezicht zijn in onderstaande tabel weergegeven. Functie
Naam
periode
Fte
Belastbaar jaarloon
bijdrage pensioen
Voorzitter CvB
Ritzen, J.M.M.
2007 2008
1 1
178.749 182.448
77.852 80.970
Vice-voorzitter CvB
Postema, A.
2007 2008
1 1
147.001 155.265
33.775 39.949
Rector Magnificus
Mols, G.P.M.F
2007 2008
1 1
143.816 155.314
34.432 40.709
Voorzitter Raad van Toezicht UM
Elverding, P.A.W.F
2007 2008
Lid Raad van Toezicht UM
Kromhout, J.A.I.
Lid Raad van Toezicht UM
Cramer, J.M.
Lid Raad van Toezicht UM
Veenhof, A.H.A.
Lid Raad van Toezicht UM
Monissen, D.M.J.J.
Lid Raad van Toezicht UM
Lodder, T.M.
Lid Raad van Toezicht UM
Sluimers, D.M.
mei t/m dec 2008
Lid CvB tUL
Ritzen, J.M.M.
2007 2008
onbezoldigd onbezoldigd
Rector Magnificus tUL
Mols, G.P.M.F
2007 2008
onbezoldigd onbezoldigd
Lid Raad van Toezicht tUL
Elverding, P.A.W.F
2007 2008
8.430 9.076
Voorzitter Raad van Toezicht tUL
Kromhout, J.A.I.
jan t/m april 2007 -
5.999 -
Lid Raad van Toezicht tUL
Veenhof, A.H.A.
mei t/m dec 2007 2008
8.430 10.117
12.219 11.345
jan t/m april 2007 -
4.492 -
jan en febr 2007 -
2.296 -
2007 2008
8.431 10.117
mei t/m dec 2007 jan t/m aug 2008
6.121 6.773
dec 2007 2008
765 9.243 -
72
Leiding en toezichthouders consolidatiepartijen Directeur Merit Voorzitter bestuur Merit Penningmeester Merit Lid bestuur Merit
Soete, L. Lemmink, JGAM Palm, F. Wijnen, W.
Voorzitter bestuur Liber Secretaris bestuur Liber Penningmeester Liber Lid bestuur Liber
Lemmink, JGAM Peek, E. Schotman, P.C. Dohmen, T.J.
Directeur Universiteit Maastricht Holding BV
Cobbenhagen, J.
Voorzitter Raad van Commissarissen Universiteit Maastricht Holding BV Gratama - van Andel, AHP Lid Raad van Commissarissen Universiteit Maastricht Holding BV Haffmans, HEFM Lid Raad van Commissarissen Universiteit Maastricht Holding BV Beijer, GJ
Overzicht in het kader van de Wet Openbaarmaking uit Publieke middelen gefinancierde Topinkomens (WOPT) uitkering Functie in uit Jaar Fte Belastbaar Bijdrage beëind. dienst dienst Voorzitter CvB
jaarloon * pensioen
dienstverb. Toelichting
1-1
31-12 2007 1,0
178.749
77.852
Toelage voorzitter CVB
1-1
31-12 2008 1,0
182.448
80.970
Toelage voorzitter CVB
1-1
31-12 2007 1,0
147.001
33.775
1-1
31-12 2008 1,0
155.265
39.949
1-1
31-12 2007 1,0
143.816
34.432
1-1
31-12 2008 1,0
155.314
40.709
Universitair docent 1
1-1
31-12 2007 0,2
42.674
10.621
Toelage vice voorzitter CVB Toelage vice voorzitter CVB Toelage rector magnificus Toelage rector magnificus arbeidsmarkttoelage
Universitair docent 1
1-1 1-1
31-12 2008 0,2 31-12 2007 0,2
43.473 42.526
11.030 10.596
arbeidsmarkttoelage arbeidsmarkttoelage
1-1 1-1 1-1 1-1
31-12 31-12 31-12 31-5
43.245 148.703 160.609 37.957
10.965 36.644 39.414 6.705
1-1
2008 31-12 2007 0,2
1-1
31-12 2008 0,2
Vice-voorzitter CvB
Rector Magnificus
Hoogleraar 1 Universitair hoofddocent Universitair docent 2
2008 2007 2008 2007
0,2 1,0 1,0 1,0
-
-
31.277 35.444
6.474 2.420
arbeidsmarkttoelage arbeidsmarkttoelage arbeidsmarkttoelage 315.097 afkoop dienstverband geen dienstverband Incidenteel onderwijs Incidenteel onderwijs
73
Bedragen x € 1.000,-
Overige lasten De specificatie van de overige lasten is als volgt: 2008
2007
Afschrijvingen Gebouwen en terreinvoorzieningen Afschrijvingen ivm desinvesteringen Inventaris en apparatuur Opbrengst verkopen vaste activa Totaal afschrijvingen geconsolideerd
9.690 8.430 18.120
9.124 1.100 10.767 -1.500 19.491
Huisvestingslasten Huur Energie, water en koeling Wettelijke lasten Overige huisvestingslasten Totaal huisvestingslasten geconsolideerd
4.298 3.561 678 9.520 18.057
3.957 3.493 738 7.202 15.390
Inventaris en apparatuur Aanschaf inventaris en apparatuur Huur/lease inventaris en apparatuur Overige kosten inventaris en apparatuur Totaal inventaris en apparatuur
3.521 2.726 255 6.502
3.030 937 1.822 5.789
Overige goederen en diensten Collectievorming Administratieve hulpmiddelen Grondstoffen/Technische hulpmiddelen Reis- en verblijfkosten Honoraria en advieskosten derden Uitbesteed werk Lasten extern onderwijs Subsidies en bijdragen Representatie Rente- en bankkosten Verlies op debiteuren Diverse Totaal overige goederen en diensten
2.593 4.260 12.254 6.766 7.863 6.621 6.791 6.403 1.528 -70 -26 2.565 57.548
2.468 4.088 11.848 6.019 6.475 4.872 7.088 7.197 1.316 348 113 3.533 55.365
Totaal overige lasten geconsolideerd
64.050
61.154
Overige instellingslasten
Honoraria van de accountant De volgende honoraria van KPMG Accountants zijn ten laste gebracht van de organisatie:
Jaarrekening Controleopdrachten Adviesdiensten Totaal UM
2008 272 391 172 835
2007 252 207 35 494
74
Maastricht, 23 april 2009
College van Bestuur
Voorzitter
dr. Ir. J. M. M. Ritzen
Rector magnificus
prof. mr. G. P. M. F. Mols
Lid
drs. A. Postema
75
Bedragen x € 1.000,-
Voorstel bestemming exploitatiesaldo Het resultaat van het boekjaar 2008 bedraagt k€24.500 positief. Overeenkomstig de richtlijnen wordt het resultaat ten gunste van de algemene reserve gebracht.
De mutatie is als volgt opgebouwd: Toevoeging aan de algemene reserve UM Toevoeging aan de algemene reserve geconsolideerde partijen Totaal
23.206 1.294 24.500
De toevoeging aan de algemene reserve geconsolideerde partijen bestaat uit het resultaat van de Stichting Limburg Institute for Business and Economic Research (LIBER) voor een bedrag van 773k en van de Stichting Maastricht Economic Research Institute on Innovation and Technology (MERIT) voor een bedrag van 521k. Het resultaat van de Universiteit Maastricht Holding BV maakt al deel uit van het enkelvoudige resultaat van de UM en is daarmee al onderdeel van het saldo van 23.206k dat toegevoegd wordt aan de algemene reserves.
76
Bedragen x € 1.000,-
Enkelvoudige balans UM Balans per 31 december Activa Vaste activa Immateriële vaste activa Materiële vaste activa Financiële vaste activa Totaal vaste activa Vlottende activa Voorraden Vorderingen Liquide Middelen Totaal vlottende activa Totaal activa
2008
2007
214.211 13.894 228.105
215.442 13.218 228.660
272 51.543 36.164 87.979
331 54.262 4.840 59.433
316.084
288.093
Passiva
2008
2007
93.169 78.864 20.435 192.468
93.169 51.295 20.435 164.899
Voorzieningen
15.002
18.095
Langlopende schulden
10.865
12.091
Kortlopende schulden
97.749
93.008
316.084
288.093
Eigen vermogen Kapitaal Algemene reserve Bestemde reserves Totaal eigen vermogen
Totaal passiva
Enkelvoudige staat van baten en lasten
Baten Rijksbijdragen College- en examengelden Contractbaten Overige baten Totaal baten
2008
begroting 2008
2007
193.324 18.672 46.817 47.276 306.089
184.227 18.843 58.732 34.884 296.686
172.893 18.582 43.038 46.864 281.377
Lasten Personele lasten Afschrijvingen Huisvestingslasten Overige instellingslasten Totaal lasten
189.782 17.983 17.623 60.092 285.480
182.028 15.055 31.151 68.956 297.190
171.313 19.330 14.951 58.737 264.331
20.609 1.517 22.126
-504 525 21
17.046 738 17.784
1.080
1.035
1.712
23.206
1.056
19.496
Saldo baten en lasten Saldo financiële baten en lasten Resultaat uit gewone bedrijfsvoering Resultaat deelnemingen Exploitatiesaldo
77
Bedragen x € 1.000,-
Kasstroomoverzicht per 31 december (enkelvoudig) Kasstroom uit operationele activiteiten Resultaat boekjaar Lasten die geen uitgaven vergden Afschrijvingen UM Afschrijvingen ivm desinvestering
2007
23.206
19.496
17.983 -
19.730 1.100 17.983 -3.093 38.096
Mutaties in voorzieningen Mutaties in werkkapitaal Voorraden Vorderingen Kortlopende Schulden
2008
59 2.719 4.741
20.830 -904 39.422 -65 -6.005 -11.466
7.519
-17.536
Kasstroom uit investeringsactiviteiten Materiële vaste activa UM
-16.752
-17.355
Materiële vaste activa geconsolideerde deelnemingen Financiële vaste activa
-676
-1.919 -17.428
-19.274
Kasstroom uit financieringsactiviteiten Overige financiering/mutaties eigen vermogen Langlopende schulden Mutatie liquide middelen
4.363 -1.226 31.324
-2.500 -840 -728
Liquide middelen Beginstand liquide middelen Eindstand liquide middelen Mutatie liquide middelen
4.840 36.164 31.324
5.568 4.840 -728
78
Bedragen x € 1.000,-
Toelichting op de balans Materiële vaste activa per 31 december
Terreinen Gebouwen Inventaris en apparatuur Bijzondere bibliotheekcollecties Totaal UM
2008
2007
19.062 164.181 28.844 2.124 214.211
19.155 166.480 27.683 2.124 215.442
Terreinen Gebouwen en terrein Gereed voorz 19.455 241.227 300 75.642 19.155 165.585
Activa in aanbouw 895 895
6.537 751 9.587
751 -751
Aanschafwaarde Afschrijvingen Boekwaarde UM
1-jan 1-jan 1-jan
Mut. in de boekwaarde Investeringen Gerealiseerd Afschrijv. tlv exploitatie Afschrijv. ivm desinvest. Afboeking afgeschr activa Afschr. op afgeb activa Som mut. Boekw. UM
(+) (+) (-) (-) (-) (+) 31-dec
19.062
163.286
Aanschafwaarde Afschrijvingen Boekwaarde UM
31-dec 31-dec 31-dec
19.455 393 19.062
248.515 85.229 163.286
93
Inven- Bibliotheek taris collecties 78.361 50.678 27.683
Totaal
2.124 2.124
342.062 126.620 215.442
895
528 528 28.844
2.124
16.752 17.983 528 528 214.211
895 895
87.297 58.453 28.844
2.124 2.124
358.286 144.075 214.211
9.464 8.303
Toelichting: De WOZ-waarde van gebouwen gereed inclusief de grond is gesteld op circa M€ 168 prijspeil 1 januari 2007 of recenter. De verzekerde waarde van gebouwen bedraagt M€ 325 volgens de verzekeringspolis per 30 juni 2008.
79
Bedragen x € 1.000,-
Financiële vaste activa per 31 december Onder de financiële vaste activa zijn begrepen: 2008 6.935 5.440 1.519 13.894
Deelnemingen Leningen aan verbonden partijen Overige verstrekte leningen Totaal UM
2007 6.124 5.570 1.524 13.218
De specificatie van bovenstaande posten luidt: Deelnemingen Invest./ Desinvest./ Boekwaarde verstrekte afgeloste Herwaar1-1-2008 leningen leningen dering/corr. UM Holding BV 6.074 625 1.000 1.206 Wonen Boven Winkels Maastricht NV Datawyse BV
11 9
St. IGV NOVAVITAL BV Know house
20 10 6.124
Boekwaarde 31-12-2008 6.905 11 9
-20 625
1.000
1.186
10 6.935
Verstrekte leningen aan verbonden partijen Invest./ Desinvest./ Boekwaarde verstrekte afgeloste Herwaar1-1-2008 leningen leningen dering/corr.
Resterende Boekwaarde looptijd in 31-12-2008 Rente jaren
Achtergestelde lening Wonen Boven Winkels Maastricht NV Know house
220 24
Lening BiopartnerCenter Lening Exhem BV Lening SLIM
140 9 5.177 5.570
-
9 108 117
6 -19
226 5
-
61 / 11
-13
140 5.069 5.440
5 6 5
3 25
De herwaardering/correctie bij de UM Holding BV ten bedrage van k€ 1.206 bestaat voor k€ 1.100 uit het behaalde resultaat over 2008. Het restant van k€ 106 heeft betrekking op de afwikkeling van de stelselwijziging op de algemene reserves. Overige verstrekte leningen
Lening Koko Lening Tragos Lening Circumflex Lening SSC-Saurus Lening Rechtstraat 41
Invest./ Desinvest./ Boekwaarde verstrekte afgeloste Herwaar1-1-2008 leningen leningen dering/corr. 191 475 18 9 813 1 5 42 3 3 3 1.524 22 17
Resterende Boekwaarde looptijd in 31-12-2008 Rente jaren 191 11 466 -/4 25/10 817 -/5,5 29 45 1/26 1.519
80
Lening aan studentenvereniging Koko Als zekerheden gelden verpanding van alle huidige en toekomstige vorderingen en alle roerende zaken en voorraad, alsmede een door de beheersstichting afgegeven garantie van maximaal k€114.
Vlottende activa per 31 december Onder de vlottende activa worden begrepen:
Voorraden Vorderingen Liquide middelen Totaal UM
2008
2007
272 51.543
331 54.262
36.164 87.979
4.840 59.433
Vorderingen per 31 december Vorderingen hebben een looptijd korter dan een jaar, met uitzondering van leningen aan studenten en verbonden partijen die een looptijd hebben van een tot vijf jaar. De specificatie van de vorderingen luidt als volgt: Nog te factureren bedragen inzake contractonderzoek
2008
2007
15.146
8.201
Contractonderzoek en overige dienstverlening Collegegelden Vooruit betaalde bedragen Nog te ontvangen rentebaten Leningen verstrekt uit Afstudeerfonds Verstrekte voorschotten Vorderingen op verbonden partijen Vordering OCW, kaskorting Vordering rijksbijdrage lopend jaar Overige vorderingen Totaal UM
23.743 8.651 2.215 451 9 10 461 312 1 544 51.543
33.560 6.811 1.840 244 19 10 2.748 170 1 658 54.262
Liquide middelen per 31 december De specificatie luidt als volgt: 2008 Kasgeld Rekening-courant banken Deposito's looptijd korter dan een jaar Totaal UM
96 16.068 20.000
2007 112 -272 5.000
36.164
4.840
81
Bedragen x € 1.000,-
Eigen vermogen Het eigen vermogen bestaat uit de volgende posten:
Kapitaal - Reserve, voornamelijk ontstaan door de overdracht van het onroerend goed van het Ministerie van OCW aan de UM. Deze reserve staat ter beschikking van het College van Bestuur.
Algemene reserve - deze bestaat uit de cumulatieve exploitatiesaldi van beheerseenheden. De opbouw en de mutaties in het eigen vermogen zijn als volgt:
Kapitaal Algemene reserve Bestemmingsreserve Voorziening Ambtsjubilea Andere wettelijke reserves
Stand per mutaties Stand per Resultaat Overige Stand per 1-1-2008 beginbalans 1-1-2008 Mutaties 31-12-2008 EUR EUR EUR EUR EUR 93.169 93.169 93.169 51.295 4.363 55.658 23.206 78.864 20.435 20.435 20.435 164.899 4.363 169.262 23.206 192.468
De richtlijnen schrijven ten aanzien van het eigen vermogen een onderscheid voor naar het oorspronkelijke kapitaal, de algemene reserve en bestemmingsreserves. Daarbij kan het begrip kapitaal worden vergeleken met het aandelenkapitaal in ondernemingen. De bestemde reserves zijn door de faculteiten afgezonderd en bedragen ultimo 2007 M€ 20,4. De bestemmingen betreffen voor het merendeel uitgestelde kosten in verband met vertraging in de implementatie van nieuwe initiatieven. De mutaties beginbalans op het de algemene reserve betreffen het contant maken van de personeelsvoorzieningen voor zover dat nog niet had plaatsgevonden en het contant maken van de lening tuL. Deze mutaties zijn een stelselwijziging en worden derhalve via de algemene reserves afgewikkeld. Tot januari 2008 vond de waardering van deelnemingen, niet zijnde groepsmaatschappijen, bij de Universiteit Maastricht Holding bv plaats, tegen verkrijgingsprijs of lagere marktwaarde. Met ingang van 1 januari 2008 worden deelnemingen met invloed van betekenis gewaardeerd tegen netto vermogenswaarde. Deze stelselwijziging is via de algemene reserves afgewikkeld. Voorziening sociaal beleid
718
Voorziening verlofsparen
2.366
Voorziening ambtsjubilea
787
Contant maken lening tUL
386
Herwaarderingen deelnemingen UMH bv
106 4.363
82
Bedragen x € 1.000,-
Voorzieningen De specificatie van de voorzieningen luidt als volgt: Rente Rente mut. mut.
Saldo per
Kort
Lang
stelsel2008 wijziging (CW)
31-12-2008
< 1 jr
> 1 jr
265 -436 19 60 84
2.430 370 2.753 723 2.169 2.420
810 225 113 859
1.620 370 2.753 498 2.056 1.561
-8
4.137 15.002
2.007
4.137 12.995
Saldo per
Dot.
1-1-2008
2008
2008
3.822 244 4.559 290 2.500 2.500
126 1.198 736 491 1.482
-871 -146 -322 -95 -1.515
-68 -56 -131
-718 -2.366 -787 -
4.180 18.095
2.263 6.296
-2.306 -5.255
-255
-3.871
Sociaal beleid Sabbatical leave Verlofsparen Eigen risico WGA Ambtsjubilea Wachtgeld Verlieslatende contracten
Onttr. vrijval
Langlopende schulden per 31 december Het verloop van de langlopende schulden is op 31-12-2008 als volgt: Stand per 1-1-2008 UM tuL
9.822 2.269 12.091
Rente mut. Stand per Looptijd Looptijd stelselwij 2008 z. 31-12-2008 < 1 jaar > 5 jaar
Aangegane
Aflossingen
leningen 2008 -
840 840
-386 -386
8.982 1.883 10.865
840 840
8.142 1.883 10.025
Kortlopende schulden hebben alle een looptijd korter dan een jaar. De specificatie is als volgt: 31-12-2008 31-12-2007 Vooruitontvangen bedragen uit hoofde van contractonderzoek 36.042 37.912 Overige vooruit ontvangen bedragen 4.756 4.543 Doelsubsidies OCW 345 944 Leveranciers en declaranten 11.908 10.891 Te betalen vakantie-uitkering en eindejaarsuitkering 5.723 5.336 Af te dragen BTW 661 416 Af te dragen loonheffing 6.989 5.170 Af te dragen pensioenpremie ABP-USZO 2.327 2.013 Schulden aan verbonden partijen 3.790 4.241 Waarborgsommen en vooruit ontvangen huren 421 218 Aanspraak verlof 7.892 6.923 Voorlopige teruggaaf belastingdienst 1.238 1.238 Aflossing langlopende schulden 840 840 Te betalen rentelasten 337 381 Collegegelden UM 14.480 11.877 Overige kortlopende schulden 65 Totaal UM 97.749 93.008
83
Bedragen x € 1.000,-
Toelichting op de staat van baten en lasten Rijksbijdrage De rijksbijdrage bestaat uit gelden die door de Minister van Onderwijs Cultuur en Wetenschappen door middel van begrotingsbrieven worden toegekend. De specificatie van de rijksbijdrage luidt als volgt: Rijksbijdragen Toewijzing volgens model PBM Nabetaling Bacheloropleiding Integrale Verantwoording Huisvesting Academiseringskosten Vijverdal Rijksbijdrage OCW Doelsubsdies: Huisvesting Allochtonenbeleid Ruim baan voor Talent Belemmering Functiebeperking Grensoverschrijdende minimale wetgeving Retour SOFOKLES Merit-Intech Totaal Doelsubsdies
Totaal Totaal 2008 2007 190.561 162.544 1.293 880 6.635 1.523 192.734 170.702 725 10 32 12 -189 590
975 5 84 -11 -75 -65 1.278 2.191
54.656 54.656
51.858 51.858
Af: inkomensoverdrachten
-54.656
-51.858
Rijksbijdrage als baten verantwoord
193.324
172.893
Overige subsidies OCW Rijksbijdrage Academisch ziekenhuis Maastricht Totaal overige subsidies OCW
College- en examengelden De door de studenten verschuldigde college- en examengelden worden door de universiteiten geïnd en als baten verantwoord. De post is als volgt opgebouwd: College- en examengelden studiejaar 06 / 07 College- en examengelden studiejaar 07 / 08 College- en examengelden studiejaar 08 / 09 Totaal college- en examengelden
2008 11.556 7.116 18.672
2007 10.764 7.818 18.582
84
Bedragen x € 1.000,-
Baten werk i.o.v derden Contractonderwijs Contractonderzoek NWO/KNAW Nationale overheid Internationale overheid Nationale non-profit Internationale non-profit Collectebusfondsen Bedrijven Overige contractopbrengsten Overige contractopbrengsten
Dotatie verliesgevende contracten Totaal baten contractonderzoek
2008
2007
-
-
13.662 3.324 6.839 8.370 3.729 4.015 6.835
10.138 7.759 8.711 4.018 1.008 4.056 6.687
-
765
46.774
43.142
43
-104
46.817
43.038
Overige baten Onder overige baten worden alle baten begrepen die zijn behaald uit voor derden verrichte diensten of aan derden geleverde producten. Het derde geldstroom contractonderzoek valt hier niet onder. De overige baten zijn als volgt te specificeren: Overige baten 2008 2.625 3.397 9.176 2.478 1.958 1.528 10.766 8.512 6.574 262 47.276
2007 1.572 3.463 9.611 2.359 2.452 1.007 10.533 9.906 5.602 359 46.864
Rentebaten Koersresultaten Herwaardering leningen en voorzieningen Rentelasten Totaal financiële baten en lasten UM
2008 1.989 15 30 -517 1.517
2007 1.938 9 -382 -827 738
Resultaat deelnemingen
1.080
1.712
Bijdragen en subsidies Verhuur goederen en faciliteiten Baten cursussen en opleidingen Baten Unicatering Baten drukwerk en bibliotheekdiensten Baten ICT en administratieve dienstverlening Baten medische en zorginstellingen Baten kortlopend onderzoek Overige verkopen goederen en diensten Diverse baten Totaal overige opbrengsten UM Financiële baten en lasten
85
Bedragen x € 1.000,-
Personele lasten De specificatie van de personele lasten is als volgt: 2008
2007
122.540 9.357 6.471 4.032 142.400
113.752 8.742 4.290 3.390 130.174
Pensioenlasten
17.429
15.698
Sociale lasten
11.146
9.160
3.536 9.405 5.866 18.807 189.782
2.027 9.286 4.968 16.281 171.313
Beloning voor arbeid Salarissen Vakantieuitkering Eindejaarsuitkering Overige toelagen Totaal beloning voor arbeid
Overige personele lasten Mutaties personeelsvoorzieningen Uitzendkrachten en declaranten Overige personele lasten Totaal overige personele lasten Totaal personele lasten UM
Aantal Fte’ s per 31 december WP/OP OBP Totaal
2008 1.635,0 1.320,1
2007 1.558,9 1.276,8
2.955,1
2.835,7
* NI: niet ingedeeld volgens een UFO-categorie
86
Bedragen x € 1.000,-
Overige lasten De specificatie van de overige lasten is als volgt: 2008
2007
Afschrijvingen Gebouwen en terreinvoorzieningen Afschrijvingen ivm desinvesteringen Inventaris en apparatuur Opbrengst verkopen vaste activa Totaal afschrijvingen UM
9.680 8.303 17.983
9.121 1.100 10.609 -1.500 19.330
Huisvestingslasten Huur Energie, water en koeling Wettelijke lasten Overige huisvestingslasten Totaal huisvestingslasten
3.975 3.527 678 9.443 17.623
3.885 3.473 738 6.855 14.951
Inventaris en apparatuur Aanschaf inventaris en apparatuur Huur/lease inventaris en apparatuur Overige kosten inventaris en apparatuur Totaal inventaris en apparatuur
3.392 2.726 255 6.373
2.858 937 1.822 5.617
Overige goederen en diensten Collectievorming Administratieve hulpmiddelen Grondstoffen/Technische hulpmiddelen Reis- en verblijfkosten Honoraria en advieskosten derden Uitbesteed werk Lasten extern onderwijs Subsidies en bijdragen Representatie Rente- en bankkosten Verlies op debiteuren Diverse Totaal overige goederen en diensten
2.593 4.034 12.024 6.252 7.863 3.324 6.791 7.071 1.416 -70 -26 2.447 53.719
2.461 3.861 11.430 5.387 6.475 3.293 7.088 8.285 1.248 348 113 3.131 53.120
Totaal overige lasten UM
60.092
58.737
Overige instellingslasten
87
Bedragen x € 1.000,-
Overzicht verbonden partijen Onder verbonden partijen worden begrepen partijen waarin de Universiteit Maastricht direct of indirect beslissende zeggenschap kan uitoefenen of waarvan financiële gegevens in de geconsolideerde jaarrekening worden opgenomen.
Meerderheidsdeelneming 100% (BV/NV) Naam
Juridische Statutaire Code Eigen Exploitatie Omzet Verklaring Vorm Zetel act Vermogen Saldo Art. 2:403 31-12-2008 2008 2008 BW ja/nee
Consolidatie Ja/nee
UM Holding BV
BV
Ja
Maastricht
4
6.974
1.275
9.149 Nee
Beslissende zeggenschap (stichting of vereniging) Naam
Juridische Statutaire Code Eigen Exploitatie Omzet Verklaring Vorm Zetel act Vermogen Saldo Art. 2:403 31-12-2008 2008 2008 BW ja/nee
Consolidatie Ja/nee
LIBER MERIT
Stichting Stichting
Ja Ja
Maastricht Maastricht
2 2
Totaal
4.411 4.707
773 521
9.118
1.294
4.211 Nee 5.080 Nee 9.291
Beslissende zeggenschap, maar niet meegenomen in consolidatie op basis van vrijstelling op grond van te verwaarlozen betekenis (stichting of vereniging).
Naam
Juridische
Statutaire
Code
Vorm
Zetel
Activiteit
Observant
Stichting
Maastricht
4
SWUM
Stichting
Maastricht
4
Advocaten-praktijk SSHM
Stichting Stichting
Maastricht Maastricht
4 4
88
Overige verbonden partijen (minderheidsdeelneming en/of geen beslissende zeggenschap) Naam
Juridische vorm
Statutaire Zetel
SWOL SKGZON Studium Generale Tafelstraat 13 tUL Wonen boven Winkels Maastricht NV Datawyse BV SLIM
Stichting Stichting Stichting Stichting Stichting NV BV Stichting
Maastricht Maastricht Maastricht Maastricht Maastricht Maastricht Maastricht Maastricht
Code activiteiten 4 4 4 4 1,2 3 4 3
Betekenis code activiteiten: 1= contractonderwijs 2= contractonderzoek 3= onroerende zaken 4= overig
Vennootschappen waarin door de UM-Holding BV wordt deelgenomen: Naam
Statutaire zetel
-
Maastricht Maastricht Maastricht Maastricht Maastricht Maastricht Maastricht
Biomat BV Maastricht Instruments BV InterUM BV Synapse BV Etil BV Uni Venture BV VitaK BV
ACS Biomarker B.V. Aurus KTS B.V. Balansmeter B.V. Biopartner Center Maastricht B.V. Co-Eur Erim B.V. Exhem B.V. Fabpulous MateUM B.V. Mubio Products B.V. Pharmacell B.V. Pharmatarget B.V. RIKS B.V. Studijob B.V. Thrombinoscope B.V. TMFI BV
Maastricht Maastricht Utrecht Maastricht Heerlen Maastricht Maastricht Maastricht Maastricht Maastricht Maastricht Maastricht Maastricht Amsterdam Maastricht Geleen
Deelnemingspercentage 100,00 100,00 100,00 100,00 100,00 100,00 100,00 16,70 33,33 33,33 30,00 7,50 45,00 40,00 7,20 36,00 9,26 7,40 10,00 30,00 26,00 40,00 50,00
89
10.1 Accountantsverklaring Aan: College van Bestuur van Universiteit Maastricht
Verklaring betreffende de jaarrekening Wij hebben de in dit verslag opgenomen jaarrekening 2008 van de Universiteit Maastricht bestaande uit de balans per 31 december 2008 en de staat van baten en lasten over 2008 met de toelichting gecontroleerd. Verantwoordelijkheid van het bestuur Het bestuur van de entiteit is verantwoordelijk voor het opmaken van de jaarrekening die het vermogen en resultaat getrouw dient weer te geven, alsmede voor het opstellen van het jaarverslag, beide in overeenstemming met de Regeling jaarverslaggeving onderwijs (WJZ/2007/50507). Tevens is het bestuur van de entiteit verantwoordelijk voor de financiële rechtmatigheid van de in de jaarrekening verantwoorde baten, lasten en balansmutaties. Dit houdt in dat deze bedragen in overeenstemming dienen te zijn met de in de relevante wet- en regelgeving opgenomen bepalingen. Deze verantwoordelijkheden omvatten onder meer: het ontwerpen, invoeren en in stand houden van een intern beheersingssysteem relevant voor het opmaken van en getrouw weergeven in de jaarrekening van vermogen en resultaat, zodanig dat deze geen afwijkingen van materieel belang als gevolg van fraude of fouten bevat en voor de naleving van de relevante wet- en regelgeving, het kiezen en toepassen van aanvaardbare grondslagen voor financiële verslaggeving en het maken van schattingen die onder de gegeven omstandigheden redelijk zijn. Verantwoordelijkheid van de accountant Onze verantwoordelijkheid is het geven van een oordeel over de jaarrekening op basis van onze controle, als bedoeld in artikel 2.9, derde lid van de Wet op het hoger onderwijs en wetenschappelijk onderzoek. Wij hebben onze controle verricht in overeenstemming met Nederlands recht waaronder het controleprotocol OCW 2008. Dienovereenkomstig zijn wij verplicht te voldoen aan de voor ons geldende gedragsnormen en zijn wij gehouden onze controle zodanig te plannen en uit te voeren dat een redelijke mate van zekerheid wordt verkregen dat de jaarrekening geen afwijkingen van materieel belang bevat. Een controle omvat het uitvoeren van werkzaamheden ter verkrijging van controle-informatie over de bedragen en de toelichtingen in de jaarrekening. De keuze van de uit te voeren werkzaamheden is afhankelijk van de professionele oordeelsvorming van de accountant, waaronder begrepen zijn beoordeling van de risico’ s van afwijkingen van materieel belang als gevolg van fraude of fouten. In die beoordeling neemt de accountant in aanmerking het voor het opmaken van en getrouw weergeven in de jaarrekening van vermogen en resultaat alsmede het voor de naleving van de betreffende wet en regelgeving relevante interne beheersingssysteem, teneinde een verantwoorde keuze te kunnen maken van de controlewerkzaamheden die onder de gegeven omstandigheden adequaat zijn maar die niet tot doel hebben een oordeel te geven over de effectiviteit van het interne beheersingssysteem van de entiteit. Tevens omvat een controle onder meer een evaluatie van de aanvaardbaarheid van de toegepaste grondslagen voor financiële verslaggeving en van de redelijkheid van schattingen die het bestuur van de entiteit heeft gemaakt, alsmede een evaluatie van het algehele beeld van de jaarrekening. Wij zijn van mening dat de door ons verkregen controle-informatie voldoende en geschikt is als basis voor ons oordeel.
90
Oordeel Naar ons oordeel geeft de jaarrekening een getrouw beeld van de grootte en de samenstelling van het vermogen van de Universiteit Maastricht per 31 december 2008 en van het resultaat over 2008 in overeenstemming met de Regeling jaarverslaggeving onderwijs (WJZ/2007/50507). Voorts zijn wij van oordeel dat de in deze jaarrekening verantwoorde baten, lasten en balansmutaties over 2008 voldoen aan de eisen van financiële rechtmatigheid. Dit houdt in dat deze bedragen in overeenstemming zijn met de in de relevante wet- en regelgeving opgenomen bepalingen, zoals die in het controleprotocol OCW 2008 zijn vermeld.
Verklaring betreffende andere wettelijke voorschriften en/of voorschriften van regelgevende instanties Op grond van de wettelijke verplichting ingevolge artikel 2:393 lid 5 onder e BW melden wij dat het jaarverslag, voor zover wij dat kunnen beoordelen, verenigbaar is met de jaarrekening zoals vereist in artikel 2:391 lid 4 BW. Voorts merken wij op dat is voldaan aan de wettelijke verplichting tot vermelding van de informatie over topinkomens (artikel 6 van de Wet openbaarmaking uit publieke middelen gefinancierde topinkomens). Maastricht, 9 juni 2009 KPMG Accountants N.V.
D.J. Zonneveld RA
91
11. Verslag Raad van Toezicht In het verslagjaar wijzigde de samenstelling van de Raad van Toezicht Universiteit Maastricht. Op voordracht van de Raad van Toezicht – gehoord de Universiteitsraad – heeft de Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap per besluit van 2 juni 2008 drs. D.M. Sluimers benoemd tot lid van de Raad van Toezicht voor de periode 1 mei 2008 t/m 30 april 2012. Per 1 oktober 2008 is mw. drs. D.M.J.J. Monissen teruggetreden als lid van de Raad van Toezicht, omdat dit lidmaatschap onverenigbaar is met haar nieuwe functie van directeur-generaal bij het Ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport. De Raad van Toezicht zal –gehoord de Universiteitsraad –een voordracht doen aan de minister voor invulling van de vacature. De Raad van Toezicht heeft in het verslagjaar 2008 vier maal vergaderd en een extra vergadering gehouden in de tweede week van 2009, telkens in aanwezigheid van het College van Bestuur. Elk van deze vergaderingen werd voorafgegaan door een vergadering van de Raad van Toezicht in eigen kring. Tijdens deze vergaderingen, waarbij het College van Bestuur niet aanwezig was, werd onder meer gesproken over het eigen functioneren van de Raad, de relatie met het College van Bestuur en werden onderwerpen over corporate governance voorbesproken. In deze vergaderingen is ook het functioneren van het voltallige College van Bestuur en van de afzonderlijke leden van het college besproken alsmede beloningsonderwerpen. De Raad van Toezicht heeft functioneringsgesprekken gevoerd met de leden van het College van Bestuur. De Raad hanteert als prestatie-indicatoren voor het College van Bestuur de doelstellingen in het Strategisch Programma Universiteit Maastricht. Er heeft daarnaast regelmatig overleg plaatsgevonden tussen de voorzitter van de Raad van Toezicht en de voorzitter van het College van Bestuur. Drs. A.H.A. Veenhof heeft voor elke vergadering van de Raad van Toezicht over begroting, jaarstukken, financiële tussenrapportages en audit overleg hierover gehad met de vice-voorzitter/ portefeuillehouder bedrijfsvoering College van Bestuur. De voorzitter van de Raad van Toezicht heeft, mede als lid die het bijzondere vertrouwen geniet van de Universiteitsraad, twee keer regulier overleg gehad met het Presidium van de Universiteitsraad. De voortgang van het realiseren van de doelstellingen in het Strategisch Programma is frequent onderwerp van overleg geweest tussen de Raad van Toezicht en het College van Bestuur. De Raad van Toezicht heeft zich - onder meer bij werkbezoeken/kennismakingsgesprekken van leden van de Raad aan faculteiten - laten informeren door decanen en staf over ontwikkelingen binnen faculteiten. De Raad van Toezicht is betrokken geweest bij de benoeming van prof. dr. M. Paul tot nieuwe decaan van de Faculty of Health, Medicine and Life Sciences per 1 september 2008. M. Paul is vanuit deze functie ook vice-voorzitter van de Raad van Bestuur van het Maastricht University Medical Centre + (Maastricht UMC+) dat in januari 2008 van start is gegaan. Gelet op de recente start en de nieuw aangetreden decaan FHML/vice voorzitter Raad van Bestuur Maastricht UMC+ is de Raad van Toezicht akkoord gegaan met het doorschuiven van de geplande evaluatie van Maastricht UMC+ van 2009 naar 2010. Wel zal in 2009 een evaluerend overleg plaatsvinden waarbij de bestuurlijke structuur en de samenstelling van het Gemeenschappelijk Beleidsorgaan Universiteit Maastricht/academisch Ziekenhuis Maastricht meegenomen zullen worden. De Raden van Toezicht van Universiteit Maastricht en academisch Ziekenhuis Maastricht hebben in 2008 één keer gezamenlijk overleg gepleegd over Maastricht UMC+. De Raad van Toezicht heeft in aanwezigheid van de externe accountant de jaarrekening 2007 Universiteit Maastricht, het accountantsrapport bij de jaarrekening 2007 en de managementletter besproken. De Raad heeft na het afgeven van de accountantsverklaring het Jaarverslag/-rekening UM 2007 goedgekeurd. De UM eindigde in 2007 met een groter positief resultaat dan voorzien. Dit positief resultaat vloeide met name voort uit het minder snel op gang komen van nieuwe initiatieven.
92
De Raad van Toezicht heeft met het College van Bestuur gesproken over de voorspelbaarheid en sturing van de resultaten in 2008 binnen de doelstellingen van het Strategisch Programma UM 2007-2010 en de daarvan afgeleide beleidsplannen van de faculteiten. De Raad heeft het college gevraagd creatieve ideeën te ontwikkelen om de instroom van master studenten te verhogen, verbindingen te leggen met het buitenland om het onderwijs en onderzoek van de Universiteit Maastricht verder te ontwikkelen en te profileren en daarin ook te investeren door meerjarig in de reserves middelen daarvoor te oormerken. De Raad van Toezicht heeft de kadernotitie internal audit bij de Universiteit Maastricht en het Auditstatuut goedgekeurd. Er is een Auditadviesraad ingesteld waarin, naast een deskundige (voorzitter) en de accountant, zowel een lid van de Raad van Toezicht als een lid van het College van Bestuur zitting hebben. Voor de auditagenda worden de aandachtspunten uit de managementletters van de externe accountant bij de start als aanknopingspunten gebruikt. De Raad heeft de Begroting UM 2009 – die mede bepaald wordt door invulling van de agenda van het Strategisch Programma UM 2007-2010 –goedgekeurd. De Raad van Toezicht heeft, mede in het licht van de grote onzekerheden door de financieel economische crisis, het College van Bestuur verzocht een extra taakstellende besparing van €5 miljoen toe te passen. De Raad van Toezicht gaat er daarbij van uit dat het investeringsprogramma voor onderwijs en onderzoek voortvloeiend uit het Strategisch Programma UM 2007-2010 uitgevoerd wordt en vertragingseffecten/besparingen met name in niet onderwijs- en onderzoekgerelateerde posten gevonden worden. De structurele uitgaven zullen nauwgezet worden gevolgd zodat College van Bestuur en Raad van Toezicht tijdig kunnen bijsturen als externe ontwikkelingen daartoe aanleiding geven. Naast deze onderwerpen waren de kwaliteit van onderwijs en onderzoek, het beurzenbeleid aan de universiteit, de branding van de Universiteit Maastricht, de universitaire betrokkenheid bij provinciale en (eu)regionale plannen, de samenwerking van de Universiteit Maastricht met de Universiteit Hasselt in de transnationale Universiteit Limburg belangrijke aandachtspunten voor de Raad van Toezicht. De Raad van Toezicht heeft zijn goedkeuring verleend aan wijzigingen in het Bestuurs- en Beheersreglement Universiteit Maastricht. De doorgevoerde wijzigingen betreffen met name de naamswijziging van de Faculteit der Psychologie in de Faculty of Psychology and Neuroscience en wijzigingen als gevolg van de bestuurlijke inrichting van het Maastricht UMC+. De leden van de Raad van Toezicht gaven blijk van hun betrokkenheid bij de Universiteit Maastricht door hun aanwezigheid bij academische zittingen, zoals de Dies Natalis en de opening van het academisch jaar. De Raad van Toezicht spreekt zijn waardering uit voor de inzet en inspanning van het College van Bestuur, de faculteitsbesturen, de medezeggenschapsraden, de medewerkers en de studenten van de universiteit in 2008 en de daarbij bereikte resultaten. Maastricht, maart 2009 De Raad van Toezicht mr. P.A.F.W. Elverding, voorzitter mw. T.M. Lodder mw. drs. D.M.J.J. Monissen (tot oktober 2008) drs. A.H.A. Veenhof drs. D.M. Sluimers (vanaf mei 2008)
93
12. Beloningsbeleid CvB en vergoedingen voor Raad van Toezicht Het realiseren van de strategische doelstellingen van de Universiteit Maastricht veronderstelt een beloningsbeleid waarmee de Universiteit Maastricht in staat is op alle niveaus gekwalificeerde en bekwame functionarissen aan te trekken en te behouden. Bij het bespreken en vaststellen van de beloning van de leden van het College van Bestuur dient de Raad van Toezicht rekening te houden met relevante wettelijke bepalingen, met richtlijnen voor good governance, maatschappelijke ontwikkelingen en met andere best practices die op Universiteit Maastricht van toepassing zijn. Aangezien universiteiten als de Universiteit Maastricht opereren in een concurrerende internationale markt, is het zaak dat ook sectorspecifieke internationale ontwikkelingen op het gebied van beloning in de overwegingen betreffende het beloningsbeleid kunnen worden meegenomen. Richtinggevend voor de Raad van Toezicht is het streven naar een beloningsniveau dat ook waar het gaat om de functies van het college van bestuur vergelijkbaar is met andere organisaties van soortgelijke omvang en complexiteit. Als extern referentiekader wordt hierbij aangewend de systematiek voor salariëring van universitaire bestuurders die door Hay in het jaar 2000 is ontwikkeld in opdracht van de voorzitters van de Raden van Toezicht van Nederlandse universiteiten. De beginselen hiervan zijn vastgelegd in het ‘ Beleidskader Remuneratie Colleges van Bestuur Universiteiten’ . Dit beleidskader bevat richtlijnen voor de vaststelling van het totaal vast inkomen van voorzitters en leden van de colleges van bestuur van Nederlandse universiteiten. In de richtlijnen wordt gerefereerd aan de omvang van de begroting van de instelling, het aantal opleidingen en de omvang van het contractonderzoek. De leden van het College van Bestuur worden gehonoreerd op basis van het maximum van schaal 18 Bezoldigingsregeling van het Rijk plus een toelage op grond van de door Hay – in opdracht van de voorzitters Raden van Toezicht – opgestelde systematiek voor de honorering van universitaire bestuurders. Op basis van deze in 2000 vastgestelde systematiek bedraagt de toelage voor de voorzitter College van Bestuur 80% en kunnen de leden van het College van Bestuur een toelage krijgen van 60% van het maximum van schaal 18 Bezoldigingsregeling van het Rijk. De toelage voor de leden van het College van Bestuur bedraagt in 2008 53,5% van het bruto salaris. Het beloningsbeleid kent geen variabele beloningen (bonussen). In 2007 is op initiatief van de voorzitters van de Raden van Toezicht overleg gestart over een update van deze honoreringsnormen. Aanleiding was het voorgenomen overheidsbeleid om de hele sector onderwijs onder het publieke domein te laten vallen en de maximale beloning voor universitaire bestuurders inclusief toelagen vast te stellen op de Balkenendenorm. Alvorens deze update af te ronden wordt gewacht op een nadere uitwerking van het overheidsbeleid op het terrein van beloningen in de onderwijssector. De leden van het College van Bestuur worden benoemd voor een periode van vier jaar met mogelijkheid van herbenoeming. Na een periode van vier jaar beslist de Raad van Toezicht conform de WHW en – gehoord het Managementteam (College van Bestuur en decanen faculteiten) en de Universiteitsraad – over herbenoeming. Eén jaar voor het aflopen van de benoemingstermijn vindt overleg plaats van de Raad van Toezicht met het betrokken lid van het College van Bestuur. De leden van het College van Bestuur zijn deelnemer in het Algemeen Burgerlijk Pensioenfonds (ABP). De pensioenregeling voor de leden van het College van Bestuur is gelijk aan de regeling voor de medewerkers van Universiteit Maastricht. Ten behoeve van de huidige voorzitter College van Bestuur is bij diens indiensttreding, zoals vorig jaar toegelicht, een koopsomstorting gedaan bij het ABP ter dekking van een pensioengat. Deze afspraak was onderdeel van een pakket dat met betrokkene destijds is overeengekomen. Het totale geboden pakket was volgens de beste inzichten van de Raad van Toezicht
94
noodzakelijk om betrokkene voor deze functie te rekruteren en te kunnen binden. De wijze waarop de betaalde premie in de boekhouding en verslaggeving is verwerkt, was geheel volgens de toen geldende regels. In overeenstemming met de afspraken is dit bedrag toegerekend aan de verwachte diensttermijnen, hetgeen neerkomt op een jaarlijkse last van €34.000. Voor de overige arbeidsvoorwaarden wordt aangesloten bij de voor de medewerkers van de Universiteit Maastricht geldende regels. De voorzitter en leden van de Raad van Toezicht ontvangen een vergoeding van €11.344,50 (Fl. 25.000) resp. € 9.075,60 (Fl. 20.000) overeenkomstig de regeling opgenomen in de brief van de Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap d.d. 9 juli 1997, no. WO/BS/1997/ 11415
TS/090309
95
13. Afkortingenlijst AACSB ABP AFWC AMBA AO ASC azM
Association to Advance Collegiate Schools of Business Algemeen Burgerlijk Pensioenfonds Afwijkend Collegegeld Associaton of MBA's Administratieve Organisatie Administratief Service Centrum Academisch ziekenhuis Maastricht
Ba BELS BMI BMM BoP BSA BSC
Bachelor Business and Economics of Life Sciences Biobusiness Management and Innovation Biomedical Materials Base/Bottom of the Pyramid Bindend studieadvies Balanced Score Card
CARIM CDS CFI CHE CRISP CRM CvB CvD CWTS
Cardiovascular Research Institute Maastricht Centre for Development Studies Centrale Financiën Instellingen Centrum für Hochschulentwicklung Centre for Research, Innovation, Support and Policy Customer Relationship Management College van Bestuur College van Decanen Leidse Center for Technology and Science Studies
DVO
Dienstverleningsovereenkomst
ECCE ECOS EEA EEP EFMD EPP Equis ERC ESF EU EURON
European Centre for Corporate Engagement Erkenningscommissie Onderzoekscholen European Economic Area Energie Efficiency Plan European Foundation for Management Development Experimentele Psychopathologie European Quality Improvement System European Research Council Europees Sociaal Fonds Europese Unie European Graduatie School of Neuroscience
FASOS FD FdCW FEBA FdEWB FdR FHML FHS FL
Faculty of Arts and Social Sciences Facilitaire Dienst Faculteit der Cultuurwetenschappen Faculty of Economics and Business Administration Faculteit der Economische Wetenschappen en Bedrijfskunde Faculteit der Rechtsgeleerdheid Faculty Health, Medicine and Life Sciences Faculty of Humanities and Sciences Faculty of Law
96
fMRI FPN
functionele Magnetische Resonantie Imaging Faculty of Psychology and Neurosciende
GROW GSCMI
Research Institute Growth and Development Global Supply Chain Management and Innovation
HBO HIPO HFMI HRM
Hoger beroepsonderwijs High Potential Health Food Management and Innovation Human Resource Management
IC ICIS ICTS IIoI INSCOPE
Instellings Collegegeld International Centre fot Integrated assessment & sustainable development Informatie Communicatie Technologie Servicecentrum Stichting Internationaal Instituut voor Infonomics
IND INK IPR ISEP
Immigratie en Naturalisatie Dienst Instituut Nederlandse Kwaliteit Intellectual Propeerty Rights International Student Exchange Program
KIT KNAW KP7
Koninklijk Instituut voor de Tropen Koninklijke Nederlandse Academie van Wetenschappen Kader Programma 7
LIBER
Limburg Institute for Business and Economic Research
MATRA METEOR MGSoG MHeNS MKB MICC MMI MTEC MUSL
"Sociaal Transformatie Programma" Maastricht Research School of Economics of Technology and Organizations Maastricht Graduate School of Governance "School for Mental Heath and Neuroscience" Midden- en kleinbedrijf Maastricht ICT Competence Centre Maastricht McLuhan Institute Matra Training for european Cooperation MU Student Lifecycle Management
NSI NVAO NWO
Network Social Innovation Nederlands Vlaamse Accreditatie Organisatie Nederlandse Organisatie voor Wetenschappelijk Onderzoek
OCW OKE
Ministerie Onderwijs cultuur en wetenschap Onderwijs Kwaliteit Evaluatie
PBT PGO PhD PIE
Platform Beta Techniek Probleem Gestuurd Onderwijs Physical Degree Platform International Education
ROA RvT
Researchcentrum voor Onderwijs en Arbeidsmarkt Raad van Toezicht
topinstituut Social Innovation for Competitiveness, Organizational Performance, and Human Excellence
97
SEP SHE SKGZON SLIM SPRINT SSC SSHM SSPP STW SWOL SWUM
Standard Evaluation Protocol School of Health Education Professions Stichting Klinische Genetica Zuid Oost Nederland Stichting Lifescience Incubator Maastricht a multi million investment to build and strenghten research themes Studenten Service Centrum Stichting Studenten Huisvesting Maastricht Programma Sustainability, Policy and Practice Technologiestichting Stichting Wetenschappelijk Onderwijs Limburg Stichting Wetenschapsbeoefening UM
TI TIER tUL
Top Instituut Top Institute for Evidence based Education Research transnationale Universiteit Limburg
UB UCM UFO UM UMC UMERC
Universiteitsbibliotheek University College Maastricht Universitair Functie Ordenen Universiteit Maastricht Universitair Medisch Centrum UM Education Resource Centre
VROM VSNU VU
Ministeries van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer Vereniging van Samenwerkende Nederlandse Universiteiten Vrije Universiteit Amsterdam
WOPI WOPT WOZ WTMC
Wetenschappelijk Onderwijs Personeels Informatie Wet openbaarmaking uit publieke middelen gefinancierde topinkomens wet Waardering Onroerende Zaken Graduate School of Science, Technology and Modern Culture
ZKO2 ZNU ZONMW
Ketens voor zorg, onderzoek en onderwijs Ziektekostenregeling Nederlandse Universiteiten Nederlandse Organisatie voor Gezondheidsonderzoek en zorginnovatie
98