Regeling Profileringsfonds 2014-2015 Studenten Universiteit Maastricht
Vastgesteld door het College van Bestuur op 17 juni 2013 na verkregen instemming van de Universiteitsraad In werking getreden op 1 september 2013 en gewijzigd op 10 juni 2014
Regeling Profileringsfonds UM
Inhoudsopgave art. art. art. art. art. art. art. art. art. art. art. art. art. art. art. art. art. art.
1 2 3 3A 4 5 6 7 8 9 10 11 12 13 14 15 16 17
begripsbepalingen doel van de regeling bijzondere omstandigheden niet-EU/EER-studenten voorwaarden melding studievertraging vaststelling studievertraging en duur en hoogte ondersteuning aanvraag ondersteuning uitbetaling van de ondersteuning bestuursbeurs topsportondersteuning ondersteuning vanwege zwangerschap en bevalling voorliggende voorziening afwijkingsbevoegdheid bezwaar- en beroepsmogelijkheden mandaat overgangsbepaling inwerkingtreding en citeertitel
Bijlagen: 1. Nadere voorwaarden en procedure bestuursbeurs 2. Nadere voorwaarden en procedure topsportondersteuning Waar in de regeling de student wordt aangeduid met ‘hij’, ‘hem’ of ‘zijn’, wordt ook ‘zij’ of ‘haar’ bedoeld. Artikel 1
Begripsbepalingen
1.1 In deze regeling wordt verstaan onder: a. bestuursactiviteiten: de bijzondere omstandigheden zoals genoemd in artikel 3 sub a en b; b. College van Bestuur: College van Bestuur van de Universiteit Maastricht; c. DUO: Dienst Uitvoering Onderwijs (voorheen IB-Groep) te Groningen, de studiefinancieringsorganisatie; d. EU/EER-landen: België, Bulgarije, Cyprus, Denemarken, Duitsland, Estland, Finland, Frankrijk, Griekenland, Groot Brittannië, Hongarije, Ierland, Italië, Kroatië, Letland, Liechtenstein, Litouwen, Luxemburg, Malta, Nederland, Noorwegen, Oostenrijk, Polen, Portugal, Roemenië, Slovenië, Slowakije, Spanje, Tsjechië, IJsland, Zweden e. harde knip: de absolute scheiding tussen bachelor- en masteropleiding: alleen toegang tot de masteropleiding indien het bachelordiploma is behaald f. niet-EU/EER-student: de student die niet de nationaliteit heeft van een EU/EER-land g. nominale studieduur: de duur van de opleiding volgens de WHW; h. ondersteuning: financiële vergoeding uit het Profileringsfonds van de UM i. prestatiebeursstudent: student die vanaf 1 september 1996 voor het eerst studiefinanciering ontving voor een opleiding in het hoger onderwijs; j. SSC: Studenten Service Centrum van de Universiteit Maastricht; k. student: degene die aan de UM als voltijdstudent staat ingeschreven en daarvoor aan de UM het wettelijk dan wel instellingscollegegeld betaalt; l. studiefinanciering: de periode van gemengde studiefinanciering; dat wil zeggen: de beursperiode waarin recht bestaat op een basisbeurs, eventuele aanvullende beurs en eventuele aanvullende lening (NB: de 3-jarige leenperiode valt hier niet onder); m. studiejaar: het tijdvak dat begint op 1 september en eindigt op 31 augustus van het Regeling Profileringsfonds 2014-2015
2
daarop volgende kalenderjaar; n. UM: afkorting voor Universiteit Maastricht; o. UM-Sport: het bureau UM-Sport dat deel uitmaakt van het SSC, en sport en bewegingsrecreatie ten behoeve van studenten en medewerkers verzorgt; p. WHW: de Wet op het Hoger Onderwijs en Wetenschappelijk Onderzoek (Wet van 8 oktober 1992, Stb. 1992, 593 en zoals nadien gewijzigd); q. WSF 2000: de Wet studiefinanciering 2000 (Wet van 29 juni 2000, Stb. 2000, 286 en zoals nadien gewijzigd). 1.2 De overige in deze regeling voorkomende begrippen hebben, indien zij ook voorkomen in de wet, de betekenis die de wet daaraan geeft. Artikel 2
Doel van de regeling
Artikelen 7.51 t/m 7.51k van de WHW bepalen dat voorzieningen worden getroffen voor de financiële ondersteuning van studenten wanneer zij studievertraging hebben opgelopen als gevolg van bijzondere omstandigheden. Daarnaast biedt deze wetsbepaling de mogelijkheid niet-EU/EER-studenten te ondersteunen. De onderhavige regeling bevat een uitwerking van deze wettelijke bepaling voor de studenten van de Universiteit Maastricht (UM). Artikel 3
Bijzondere omstandigheden
Als bijzondere omstandigheden van de student worden aangemerkt: a. het lidmaatschap van het bestuur van een studentenorganisatie van enige omvang met volledige rechtsbevoegdheid, een opleidingscommissie, het opleidingsbestuur, het faculteitsbestuur, de faculteitsraad, de universiteitsraad, b. activiteiten op bestuurlijk of maatschappelijk gebied die naar het oordeel van het instellingsbestuur mede in het belang zijn van de instelling of van het onderwijs dat de student volgt, c. ziekte of zwangerschap en bevalling, d. een handicap of chronische ziekte, e. bijzondere familieomstandigheden, f. studievertraging die het gevolg is van de wijze waarop de instelling de opleiding feitelijk verzorgt, zoals een onvoldoende studeerbare opleiding (anders dan op basis van inschrijvingsregels) en de verlenging van een masteropleiding zonder dat er studiefinancieringsrechten tegenover staan; hieronder valt in ieder geval niet de studievertraging als gevolg van de harde knip, g. het beoefenen van topsport, h. andere dan de in de onderdelen a tot en met g bedoelde omstandigheden die, indien een daarop gebaseerd verzoek om financiële ondersteuning door het instellingsbestuur niet zou worden gehonoreerd, zouden leiden tot een onbillijkheid van overwegende aard. Artikel 3A
Niet-EU/EER-studenten
3A.1 Een student uit een niet-EU/EER-land komt in aanmerking voor financiële ondersteuning indien de student voldoet aan de voorwaarden genoemd in artikel 7.51d WHW, zijnde: a. de student is aan de UM ingeschreven voor een opleiding waarvoor aan hem nog geen graad is verleend, en b. behoort niet tot de groepen van personen als bedoeld in artikel 2.2 WSF 2000 en bezit niet de Surinaamse nationaliteit. 3A.2
In afwijking van de overige financiële ondersteuning vanuit het Profileringsfonds
Regeling Profileringsfonds 2014-2015
3
zijn de voorwaarden en procedures voor de steun op grond van dit artikel neergelegd in separate regelingen. 3A.3 De regels inzake selectie van niet-EU/EER studenten en uitbetaling van de financiële ondersteuning vanuit het Profileringsfonds zijn eveneens opgenomen in separate regelingen. Artikel 4
Voorwaarden
4.1 De student komt in aanmerking voor ondersteuning op grond van bijzondere omstandigheden indien: a. de student aan de UM als voltijdstudent is ingeschreven en aan de UM het wettelijk collegegeld heeft betaald voor een opleiding waarvoor aan hem nog geen graad is verleend, b. de student in verband met de aanwezigheid van een bijzondere omstandigheid de opleiding niet of niet geheel volgt, en voor die opleiding gedurende het betreffende studiejaar aanspraak heeft of heeft gehad op prestatiebeurs als bedoeld in hoofdstuk 5 van de WSF 2000 (= periode van de basisbeurs), en c. de student studievertraging heeft opgelopen of naar verwachting zal oplopen als gevolg van bijzondere omstandigheden, of d. de student is ingeschreven voor een masteropleiding waarvan het College van Bestuur op grond van artikel 7.4a, lid 8, WHW heeft bepaald dat deze een grotere studielast heeft dan 60 studiepunten, of e. de student is ingeschreven voor een opleiding waaraan niet opnieuw accreditatie is verleend en waarvoor aan hem nog geen graad is verleend. 4.2 In afwijking van het eerste lid onder a en b komt een student die studievertraging heeft opgelopen of zal oplopen als gevolg van bestuursactiviteiten eveneens in aanmerking voor ondersteuning indien de student een full time bestuursfunctie verricht en tevens gebruik maakt van de regeling ‘collegegeldvrij besturen’. 4.3 In afwijking van het eerste lid onder b komt een student die studievertraging heeft opgelopen of zal oplopen als gevolg van bestuursactiviteiten eveneens in aanmerking voor ondersteuning indien de bestuursactiviteiten zijn verricht in de eerste 12 maanden na afloop van de periode waarin recht bestond op studiefinanciering. 4.4 In afwijking van het eerste lid komt tevens in aanmerking de buitenlandse student die op grond van die nationaliteit geen studiefinanciering ontvangt, en die in de eerste 60 maanden van zijn inschrijving aan de UM vertraging heeft opgelopen of zal oplopen als gevolg van bestuursactiviteiten. Artikel 5
Melding studievertraging
5.1 Met het oog op mogelijke ondersteuning moet de student iedere bijzondere omstandigheid die tot studievertraging heeft geleid of kan leiden, zo spoedig mogelijk melden of laten melden bij een studieadviseur van de faculteit of een studentendecaan van het SSC. 5.2 De melding vindt zo spoedig mogelijk plaats, maar in beginsel altijd binnen twee maanden na het ontstaan van de bijzondere omstandigheid die tot studievertraging heeft geleid of kan leiden. Indien de melding later plaatsvindt, bestaat geen aanspraak op ondersteuning voor studievertraging die eerder dan twee maanden voor de melding van de bijzondere omstandigheid is ontstaan. 5.3 In afwijking van het eerste lid geldt voor de melding van bestuursactiviteiten, topsport, zwangerschap en bevalling een aparte procedure, zoals beschreven in de artikelen 10, 11 en 12 en in de betreffende bijlagen.
Regeling Profileringsfonds 2014-2015
4
Artikel 6
Vaststelling studievertraging en duur en hoogte ondersteuning
6.1 Vaststelling van studievertraging en ondersteuning vindt plaats aan het einde van het studiejaar waarin de melding als bedoeld in artikel 5 heeft plaatsgevonden of zoveel eerder als de studievertraging is vast te stellen. 6.2 De periode van studievertraging wordt vastgesteld aan de hand van verschillende factoren waaronder de duur van de bijzondere omstandigheden, de feitelijk opgelopen vertraging, de onderwijsprogrammering en de tijd waarin de vertraging is in te lopen. De aldus vastgestelde periode van studievertraging, uitgedrukt in maanden, is tevens de maximale periode waarvoor de student in aanmerking komt voor ondersteuning. 6.3 De financiële ondersteuning is niet hoger dan de studiefinanciering die betrokkene geniet uit hoofde van hoofdstuk 3 van de Wet studiefinanciering 2000, dan wel zou hebben genoten, indien hij daarop aanspraak zou maken of zou hebben mogen maken. 6.4 Voor de buitenlandse student die op grond van artikel 4.3 dan wel artikel 11 in aanmerking komt voor ondersteuning is de hoogte van de ondersteuning gelijk aan het bedrag van de basisbeurs voor de uitwonende student. 6.5 De duur van de financiële ondersteuning als bedoeld in artikel 3, onder a en b, in samenhang met artikel 4.1, is maximaal 18 maanden over de gehele periode dat de student bij de UM staat ingeschreven. Per studiejaar is de ondersteuning gemaximeerd op 12 maanden. 6.6 De duur van de financiële ondersteuning als bedoeld in artikel 3, onder c, d, en e, in samenhang met artikel 4.1, is maximaal 6 maanden over de periode dat de student bij de UM staat ingeschreven indien de student 12 maanden verlenging prestatiebeurs toegekend heeft gekregen. In uitzonderlijke gevallen kan deze maximum periode worden verlengd, zulks ter beoordeling van de directeur SSC. 6.7 De duur van de financiële ondersteuning als bedoeld in artikel 4.1, onder d, bedraagt de periode die overeenstemt met de voor de desbetreffende opleiding vastgestelde studielast minus 60 studiepunten. 6.8 In afwijking van het tweede lid wordt de studievertraging op grond van bestuursactiviteiten, topsport en zwangerschap en bevalling forfaitair vastgesteld door of namens het College van Bestuur binnen de daartoe door het College van Bestuur vastgestelde kaders. Zie hiertoe de bijlagen bij deze regeling. 6.9 Studievertraging van minder dan één maand leidt niet tot een toekenning van enige financiële ondersteuning. Artikel 7
Aanvraag ondersteuning
7.1 Een aanvraag voor vaststelling van studievertraging en ondersteuning wordt door de student zelf, met gebruikmaking van het daartoe vastgestelde formulier, ingediend bij het College van Bestuur, ter attentie van het SSC. Een aanvraag wordt zo spoedig mogelijk ingediend, doch uiterlijk binnen 6 maanden na afloop van het studiejaar waarin de studievertraging als gevolg van bijzondere omstandigheden zich heeft voorgedaan. 7.2 Op een aanvraag als bedoeld in lid 1 is de Algemene wet bestuursrecht van toepassing. 7.3 Indien het betreffende studiejaar het laatste studiejaar is, dient een aanvraag uiterlijk in juli van dat studiejaar te worden ingediend. Indien het betreffende laatste studiejaar eindigt op 31 januari, dient een aanvraag uiterlijk in december van het voorgaande kalenderjaar te worden ingediend. 7.4 Bij de aanvraag worden in ieder geval de volgende stukken meegezonden: a. een verklaring van een studieadviseur of studentendecaan met betrekking tot de melding van de studievertraging als bedoeld in artikel 5; b. indien de aanvraag berust op een van de gronden, genoemd in artikel 3, onder c en d: een gedagtekende verklaring van een (behandelend) arts, psycholoog of verloskundige waaruit blijkt gedurende welke periode de omstandigheden optraden; c. indien de studievertraging berust op bijzondere familieomstandigheden: schriftelijke Regeling Profileringsfonds 2014-2015
5
bewijsstukken waaruit de bijzondere familieomstandigheden blijken; d. ingeval de studievertraging berust op bestuursactiviteiten: een verklaring van het desbetreffende bestuur of orgaan waaruit de periode van bestuursactiviteiten blijkt; e. ingeval de studievertraging berust op een onvoldoende studeerbare opleiding: een uitleg van de student en een verklaring van de faculteit; f. afschrift van berichten van DUO met gegevens over de genoten studiefinanciering in het studiejaar waarin de bijzondere omstandigheden speelden. 7.5 Indien de aanvraag niet volledig is, wijst het SSC de student op de ontbrekende documenten en stelt hem gedurende een redelijke termijn in de gelegenheid de aanvraag aan te vullen. 7.6 Een aanvraag wordt voor advies voorgelegd aan de studentendecaan. De studentendecaan kan de student in de gelegenheid stellen zijn zienswijze naar voren te brengen. 7.7 De directeur van het SSC beslist namens het College van Bestuur op de aanvraag binnen acht weken na ontvangst van de aanvraag. Deze termijn wordt opgeschort met ingang van de dag dat het SSC de student heeft uitgenodigd de aanvraag aan te vullen tot de dag waarop de aanvraag is aangevuld of de daarvoor gestelde termijn ongebruikt is verstreken. 7.8 De beslissing houdt in: - ofwel de toekenning van ondersteuning over een in het besluit te bepalen periode; - ofwel een afwijzing; - ofwel het niet in behandeling nemen van de aanvraag, omdat deze niet tijdig is ingediend, of omdat een onvolledige aanvraag niet of onvoldoende binnen de termijn is aangevuld. Een besluit om de aanvraag niet te behandelen wordt bekendgemaakt binnen vier weken nadat de aanvraag is aangevuld of nadat de daarvoor gestelde termijn ongebruikt is verstreken. 7.9 De gemotiveerde beslissing wordt schriftelijk meegedeeld aan de student. De beslissing vermeldt de mogelijkheid en de termijn voor het indienen van een bezwaarschrift, en waar het bezwaarschrift wordt ingediend. Artikel 8
Uitbetaling van de financiële ondersteuning
8.1 Uitbetaling van de financiële ondersteuning vindt plaats in de vorm van een gift. Er zijn twee opties voor uitbetaling: uitbetaling van het gehele bedrag ineens op een door de student te bepalen tijdstip, met dien verstande dat uitbetaling van de financiële ondersteuning voor bestuursactiviteiten plaatsvindt ná 1 januari van het betreffende studiejaar; ofwel maandelijkse uitbetaling vanaf een door de student te bepalen tijdstip. 8.2 Voorwaarde voor uitbetaling van de ondersteuning is dat de student ten tijde van de uitbetalingsaanvraag ingeschreven is als student aan de UM en daarvoor aan de UM het wettelijk dan wel instellingscollegegeld betaalt. In afwijking van de vorige volzin geldt voor studenten die gebruik maken van de regeling ‘collegegeldvrij besturen’ dat zij als zodanig ingeschreven dienen te staan aan de UM. 8.3 De uitbetaling van de ondersteuning wordt beëindigd na afloop van de periode waarop recht op ondersteuning bestaat dan wel met ingang van de maand waarin de inschrijving als student is beëindigd. Artikel 9
Bestuursbeurs
De nadere voorwaarden en procedure aangaande bestuursbeurzen zijn opgenomen in bijlage 1, die onderdeel vormt van deze regeling.
Regeling Profileringsfonds 2014-2015
6
Artikel 10
Topsportondersteuning
De nadere voorwaarden en procedure aangaande topsportondersteuning zijn opgenomen in bijlage 2, die onderdeel vormt van deze regeling. Artikel 11
Ondersteuning vanwege zwangerschap en bevalling
12.1 Een studente die tijdens haar studie aan de UM zwanger is of is geweest en/of is bevallen komt met inachtneming van het bepaalde in deze regeling in aanmerking voor ondersteuning. 12.2 De zwangerschap wordt bevestigd door een (huis)arts of verloskundige, door een geboortekaart of door een geboorteakte van de betreffende gemeente. 12.3 De duur van de ondersteuning bedraagt 4 maanden forfaitair. Artikel 12
Voorliggende voorziening
Er bestaat geen recht op financiële ondersteuning op grond van deze regeling voor zover een beroep kan worden gedaan op een voorliggende voorziening zoals genoemd in artikel 5.6, tiende lid, WSF 2000. Artikel 13
Afwijkingsbevoegdheid
In die gevallen, waarbij de afwijzing van een verzoek op grond van deze regeling of de toepassing van bepalingen in deze regeling tot onbillijkheden van overwegende aard zou leiden, kan de directeur van het SSC van deze regeling afwijken. Artikel 14
Bezwaar- en beroepsmogelijkheden
14.1 Tegen beslissingen op grond van deze regeling, kan door de betrokken student binnen zes weken na bekendmaking van de beslissing een bezwaarschrift worden ingediend bij het College van Bestuur, ter attentie van het Complaints Service Point. (Voor meer informatie en het aanbiedingsformulier CSP, zie de UM website onder: “studiegerelateerde juridische ondersteuning”). 14.2 Binnen zes weken na bekendmaking van de beslissing op het bezwaarschrift kan beroep worden ingesteld bij het College van Beroep voor het Hoger Onderwijs, Postbus 16137, 2500 BC Den Haag. Artikel 15
Mandaat
Het College van Bestuur heeft de directeur van het SSC gemandateerd voor het nemen van beslissingen op grond van deze regeling1 met uitzondering van de besluiten genomen op grond van artikel 14 (bezwaar en beroep). Artikel 16
Overgangsbepaling
Een aanspraak die voor de inwerkingtreding van deze regeling is toegekend op grond van bestuursactiviteiten, kan voor zover uitbetaling nog niet heeft plaatsgevonden, op
1
Het College van Bestuur heeft de decanen der faculteiten gemandateerd nadere regels te stellen met betrekking tot de facultaire procedures rondom financiële ondersteuning op grond van bestuursactiviteiten Regeling Profileringsfonds 2014-2015
7
verzoek van de student overeenkomstig het bepaalde in artikel 8 worden uitbetaald. Artikel 17
Inwerkingtreding en citeertitel
Deze regeling is in werking sinds 1 september 2013 en kan worden aangehaald als “Regeling Profileringsfonds Studenten UM”.
Na verkregen instemming van de Universiteitsraad door het College van Bestuur vastgesteld in zijn vergadering van 17 juni 2013 en gewijzigd op 10 juni 2014.
Regeling Profileringsfonds 2014-2015
8
BIJLAGE 1 – Bestuursbeurs Deze bijlage is onderdeel van de Regeling Profileringsfonds Studenten UM Nadere voorwaarden en procedure voor financiële ondersteuning op grond van bestuursactiviteiten Artikel 1
Voorwaarden voor toekenning van een bestuursbeurs
1.1 Met inachtneming van het bepaalde in de Regeling Profileringsfonds Studenten UM wordt als ondersteuning voor studievertraging op grond van bestuursactiviteiten een bestuursbeurs toegekend. 1.2 Toekenning van ondersteuning in de vorm van een bestuursbeurs (ofwel ‘bestuursmaanden’) vindt plaats indien een student: a. universitaire of facultaire bestuursactiviteiten verricht en b. voorafgaande aan de periode waarin de bestuursactiviteiten worden verricht, is voorgedragen voor ondersteuning door de desbetreffende organisatie. Artikel 2
Bestuursactiviteiten
2.1 Onder universitaire bestuursactiviteiten als genoemd in artikel 1.2 onder a worden verstaan: a. studentlidmaatschap van de universiteitsraad: b. studentbestuurders van universitaire studentenorganisaties (verenigingen, stichting) van enige omvang met volledige rechtsbevoegdheid; c. studentleden van voornoemde organisaties die een belangrijke eenmalige activiteit organiseren waarmee een aanzienlijke tijdsinvestering is gemoeid. 2.2 Onder facultaire bestuursactiviteiten als genoemd in artikel 1.2 onder a worden verstaan: a. studentlidmaatschap van een faculteitsraad; b. studentlidmaatschap van een opleidingsbestuur; c. studentlidmaatschap van een opleidingscommissie; d. studentadviseurschap van een faculteitsbestuur en daarmee vergelijkbare en door het College van Bestuur erkende functies; e. studentbestuurders van facultaire studentenorganisatie (vereniging, stichting) van enige omvang met volledige rechtsbevoegdheid; f. studentleden van voornoemde organisaties die een belangrijke eenmalige activiteit organiseren waarmee een aanzienlijke tijdsinvestering is gemoeid. 2.3 Een universitaire vereniging of stichting komt in aanmerking voor toekenning van ondersteuning in de zin van deze regeling indien zij: a. niet gericht is op het maken van winst, b. een doelstelling heeft die faculteitsoverstijgend is en niet vakgericht, c. waar het verenigingen betreft: tenminste 50 contributie betalende leden, waarvan minimaal 80% als student staat ingeschreven bij de universiteit; d. zich inzet voor belangen van Maastrichtse studenten in het algemeen en studenten van de UM in het bijzonder, e. geen financiële tegemoetkoming verstrekt aan haar bestuurders en f. een goede administratie voert van haar activiteiten en haar financiën g. minimaal twee jaar bestaat, of op andere wijze continuïteit kan aantonen. Daarnaast komt – voor zover van toepassing met inachtneming van a t/m f - ook in aanmerking een koepelorganisatie dan wel een organisatie die is aangesloten bij een landelijke of internationale studentenvereniging. 2.4 Een facultaire vereniging of stichting komt in aanmerking voor toekenning van ondersteuning indien zij daartoe door de decaan van de desbetreffende faculteit is aangewezen op grond van door de decaan van de faculteit te stellen nadere regels. Regeling Profileringsfonds 2014-2015
9
Artikel 3
Commissie verdeling bestuursbeurzen
Door de directeur SSC wordt jaarlijks een commissie ingesteld. De commissie brengt gevraagd en ongevraagd advies uit aan het College van Bestuur en de directeur van het SSC over zaken die betrekking hebben op ondersteuning in verband met bestuursactiviteiten. De adviesbevoegdheid strekt zich niet uit tot individuele aanvragen. De commissie bestaat uit een evenwichtige vertegenwoordiging van de studentenorganisaties en/of medezeggenschaps- en inspraakorganen. In de commissie hebben zitting ten hoogste 10 personen, van wie er minimaal 4 en maximaal 9 student zijn. Artikel 4
Toedeling bestuursbeurzen
4.1 Het College van Bestuur stelt jaarlijks, gehoord de Universiteitsraad, uiterlijk in de maand juni voorafgaand aan het desbetreffende studiejaar, het totaal aantal maanden ondersteuning vast dat in een studiejaar voor facultaire bestuursactiviteiten aan de afzonderlijke faculteiten wordt verstrekt. De vaststelling geschiedt op basis van de 1 decembertelling van het studiejaar dat voorafgaat aan het studiejaar waarin de bestuursactiviteiten worden verricht. Hierbij wordt uitgegaan van een basistoewijzing afhankelijk van het aantal wettelijke facultaire organen en een toewijzing in relatie tot het aantal bij de faculteit ingeschreven studenten. In bijzondere gevallen kan het College van Bestuur van deze vaststelling afwijken. 4.2 Het College van Bestuur bepaalt jaarlijks, uiterlijk in de maand juni voorafgaand aan het desbetreffende studiejaar, het totaal aantal maanden ondersteuning dat voor universitaire bestuursactiviteiten aan de afzonderlijke universitaire verenigingen en stichtingen ter beschikking wordt gesteld. De vaststelling geschiedt als volgt: a. een vereniging, niet zijnde een sportvereniging, of een stichting die een besloten pand beheert en een contributie heeft van tenminste € 45,- per student per jaar, heeft naar rato van het op 1 april ingeschreven aantal leden/contribuanten recht op in beginsel maximaal 90 maanden ondersteuning; b. een vereniging, niet zijnde een sportvereniging, of een stichting die niet voldoet aan de in a genoemde nadere voorwaarden, heeft naar rato van het op 1 april ingeschreven aantal leden/contribuanten en op basis van (de aard van) de geplande activiteiten recht op in beginsel maximaal 36 maanden ondersteuning; c. het aantal maanden ondersteuning voor een studentenorganisatie die niet behoort tot a of b wordt beoordeeld op basis van een activiteitenplan en doelomschrijving; d. de MUSST heeft als koepelorganisatie voor studentensportverenigingen recht op een totaal aantal maanden ondersteuning waarvan een deel bestemd is voor de MUSST en een ander deel ter verdeling onder de studentensportverenigingen. Verdeling onder de studentsportverenigingen vindt plaats conform de voorwaarden opgesteld door de MUSST. 4.3 Belangrijke eenmalige activiteiten met een bijzonder karakter waarmee een aanzienlijke tijdsinvestering is gemoeid en die een positieve uitstraling hebben voor de UM en Maastricht als studentenstad, worden afzonderlijk gewaardeerd door het College van Bestuur. 4.4 Besturen van universitaire verenigingen en stichtingen waarvan de studentbestuurders in aanmerking wensen te komen voor ondersteuning, kunnen hiertoe uiterlijk op 1 mei voorafgaande aan het studiejaar waarvoor de ondersteuning wordt gevraagd, een schriftelijk verzoek indienen bij het College van Bestuur. 4.5 Besturen van facultaire verenigingen en stichtingen, waarvan de studentbestuurders in aanmerking wensen te komen voor ondersteuning, kunnen hiertoe een schriftelijk verzoek indienen bij de decaan van de desbetreffende faculteit. De decaan stelt nadere regels vast met betrekking tot de aanvraagprocedure. Regeling Profileringsfonds 2014-2015
10
4.6 Besturen van studentenorganisaties die voornemens zijn een activiteit te organiseren als bedoeld in artikel 4.3, dienen bij voorkeur voorafgaand aan het studiejaar waarin zij de activiteit willen organiseren, een schriftelijk verzoek om erkenning van de activiteit en ondersteuning voor betrokken studentleden in bij het College van Bestuur. Een gemotiveerd verzoek moet altijd een beschrijving bevatten van de voorgenomen activiteit en de vereiste tijdsinvestering, een begroting, alsmede een opgave van de personen die voor ondersteuning in aanmerking komen. Artikel 5
Voordracht bestuursbeurzen
5.1 Uiterlijk 1 november van het jaar waarin de desbetreffende bestuursfuncties worden vervuld, dient het desbetreffende vereniging- of stichtingsbestuur aan het College van Bestuur schriftelijk een opgave te doen van de personen die zij voor een aanspraak op ondersteuning op grond van bestuursactiviteiten wenst voor te dragen. 5.2 Ondersteuning van bestuursactiviteiten als genoemd in artikel 3.1 onder a en b van de regeling voor een periode van meer dan 6 maanden per studiejaar kan alleen worden toegekend aan studenten die in het bezit zijn van het propedeutisch getuigschrift dan wel tenminste 60 ECTS-punten in het 1e jaar van de bacheloropleiding hebben behaald én tenminste gemiddeld (gerekend vanaf het eerste studiejaar) 40 ECTS-punten per studiejaar hebben behaald. 5.3 De student die wordt voorgedragen voor meer dan 6 maanden ondersteuning per studiejaar dient een overzicht van zijn studieresultaten over te leggen. 5.4 Tijdens de wervingsprocedure voor nieuwe bestuursleden, registreert het bestuur van de studentenorganisatie welke studenten in aanmerking komen voor meer dan 6 maanden ondersteuning en verzoekt de betreffende studenten een overzicht van hun studieresultaten over te leggen, met als doel geen studenten voor te dragen voor bestuursactiviteiten als zij niet voldoen aan artikel 5.2. 5.5 De decaan van de faculteit stelt nadere regels vast met betrekking tot de opgave van de personen die door de facultaire verenigingen of stichtingen voor een aanspraak op de ondersteuning worden voorgedragen. 5.6 De decaan doet uiterlijk 1 november opgave aan het College van Bestuur van de studentbestuurders die voor een aanspraak op ondersteuning in aanmerking komen. 5.7 Studenten die bestuursactiviteiten verrichten worden door het SSC van de aanspraak op ondersteuning in kennis gesteld; dit gebeurt na opgave van het bestuur dat hen heeft benoemd en voor ondersteuning bij het College van Bestuur heeft voorgedragen. 5.8 Het College van Bestuur stelt jaarlijks de duur van de ondersteuning vast, gehoord de Universiteitsraad. Het College van Bestuur kan de vaststelling opdragen aan de decanen van de desbetreffende faculteiten. Artikel 6
Uitbetaling bestuursbeurzen
6.1 Uitbetaling van de ondersteuning vindt plaats overeenkomstig artikel 8 van de Regeling Profileringsfonds Studenten UM. 6.2 Ondersteuning op grond van bestuursactiviteiten is mogelijk tot een maximum van 18 maanden over de periode dat de student bij de UM staat ingeschreven en is per studiejaar gemaximeerd op 12 maanden. 6.3 Indien de student zijn bestuursfunctie voortijdig neerlegt, zal de toegekende ondersteuning naar rato worden aangepast. De student dient het SSC hiervan zo spoedig mogelijk in kennis te stellen en de eventueel teveel ontvangen ondersteuning terug te betalen.
Regeling Profileringsfonds 2014-2015
11
Artikel 7
Verdere uitgangspunten en criteria voor toekenning
7.1 Belangrijk uitgangspunt is het gegeven dat het om een beperkte hoeveelheid te verdelen bestuursbeurzen gaat. 7.2 Verder zijn als speerpunten aangemerkt: Internationalisering Multiculturele activiteiten Aansluiting op de arbeidsmarkt Verstandhouding tussen studentenpopulatie en gemeenschap (w.o. vrijwilligerswerk) Integratie van studentenorganisaties tot grotere, levensvatbare eenheden Interfacultaire ofwel opleidingsoverstijgende activiteiten. 7.3 Overige uitgangspunten: Expliciete ontmoediging van aanvragen voor ondersteuning voor activiteiten die niet eigen zijn aan de vereniging en waarvoor andere studentenorganisaties al verantwoordelijkheid dragen (een voorbeeld: gezelligheidsverenigingen die sportactiviteiten willen ontplooien). De feitelijke bestuursactiviteiten zijn niet zonder meer bepalend voor de omvang van de toekenning van bestuursbeurzen. Uitgangspunt is de omvang van de activiteiten waarmee de organisatie zich zou moeten inzetten bij een functioneren naar behoren. Pertinente afwijzing van de gedachte dat elk besteed uur als student-bestuurder ook tot overeenkomstige studievertraging leidt en derhalve 1 op 1 met bestuursbeurzen moet worden gecompenseerd. 7.4 Voor gezelligheidsverenigingen (zonder pand) wordt voorts uitgegaan van de volgende staffeltabel: Indien meer dan 50 leden, dan bestaat aanspraak op maximaal 3 maanden, indien meer dan 75 leden, dan bestaat aanspraak op maximaal 6 maanden, indien meer dan 100 leden, dan bestaat aanspraak op maximaal 12 maanden, indien meer dan 150 leden, dan bestaat aanspraak op maximaal 24 maanden, indien meer dan 200 leden, dan bestaat aanspraak op maximaal 30 maanden, indien meer dan 250 leden, dan bestaat aanspraak op maximaal 36 maanden. 7.5 Voor niet-gezelligheidsverenigingen geldt: - de organisatie is faculteitsoverstijgend - de organisatie heeft enige omvang; de omvang is hierbij niet rechtstreeks gekoppeld aan het ledental, maar kan ook aannemelijk worden gemaakt uit hoofd van de aansluiting bij een landelijke of internationale studentenvereniging.
Regeling Profileringsfonds 2014-2015
12
BIJLAGE 2 - topsport Deze bijlage is onderdeel van de Regeling Profileringsfonds Studenten UM Nadere voorwaarden en procedure voor topsportondersteuning Artikel 1
Voorwaarden
1.1. Een student die als topsporter is erkend en daadwerkelijk als zodanig actief is of is geweest gedurende het studiejaar, komt met inachtneming van het bepaalde in deze regeling in aanmerking voor ondersteuning. 1.2. Als topsporters kunnen worden erkend studenten die voldoen aan de voorwaarden als genoemd in artikel 4 van de regeling en topsport beoefenen gedurende de periode waarin zij studiefinanciering genieten en conform een verklaring van ‘Topsport Limburg’, onder één van de volgende categorieën sporters vallen volgens de landelijk vastgestelde criteria door sportbond en NOC*NSF (www.topsportlimburg.nl): • A of B • Internationaal Talent • Nationaal Talent • Belofte • Regio Status 1 1.3. In afwijking van het tweede lid komt tevens in aanmerking de buitenlandse student die op grond van zijn nationaliteit geen studiefinanciering ontvangt en die gedurende enig jaar van zijn nominale studieduur topsport beoefent op het niveau van een van de in artikel 1.2 genoemde categorieën. De student dient deze vergelijkbare status aan te tonen middels een verklaring van het NOC*NSF. 1.4 Een verzoek tot erkenning als topsporter dient te worden ingediend bij het College van Bestuur, ter attentie van het SSC, UM sport, onder overlegging van de verklaring van Topsport Limburg waaruit de status of een vergelijkbare status blijkt. 1.5 De student komt niet in aanmerking voor topsportondersteuning indien hij uit hoofde van de topsport aanspraak heeft op andere vormen van financiële ondersteuning.
Artikel 2
Aanvraag
2.1 De duur van de ondersteuning bij topsport bedraagt forfaitair maximaal 3 maanden per studiejaar en voor de gehele periode dat de student aan de UM is ingeschreven in totaal niet meer dan het maximale aantal maanden ondersteuning (3 per studiejaar) vermenigvuldigd met het aantal jaren nominale studieduur. Om voor maximale ondersteuning in aanmerking te komen, dient de student zich te houden aan de richtlijnen die UM-Sport daartoe hanteert, zijnde Het jaarlijks indienen van een schriftelijk verzoek bij het hoofd UM-Sport, om geregistreerd te worden als topsporter, vóór 1 oktober van het betreffende studiejaar. Het jaarlijks indienen van een overzicht van de behaalde studieresultaten in het voorafgaande studiejaar. Het bij het hoofd UM-Sport melden van blessures, ziekte of andere omstandigheden die de topsportstatus en/of de studievoortgang kunnen beïnvloeden, binnen 2 maanden na het ontstaan hiervan. Het aantonen van het officiële ‘Bericht Studiefinanciering’ waaruit de hoogte van de studiefinanciering in het lopende kalenderjaar blijkt in het kader van de aanvraag voor topsportondersteuning. 2.2 Een aanvraag voor topsportondersteuning wordt, met gebruikmaking van een daartoe vastgesteld formulier, ingediend bij het College van Bestuur, ter attentie van het SSC. In afwijking van artikel 7.3 van de regeling Profileringsfonds wordt een aanvraag ingediend tijdens de aanvraagperiode in het lopende studiejaar, deze periode loopt van 1 april tot en met 31 mei. Regeling Profileringsfonds 2014-2015
13
2.3 Geregistreerde topsporters (volgens artikel 1) worden per e-mail op de hoogte gesteld van de aanvraagperiode en ontvangen het formulier digitaal via UM-Sport. Indien de student niet geregistreerd staat als topsporter maar toch in aanmerking denkt te komen voor deze ondersteuning, kan een aanvraagformulier worden opgevraagd bij UMsport. 2.4 Bij de aanvraag worden in ieder geval de volgende stukken meegezonden: Bewijs/bewijzen met betrekking tot de topsportstatus. Een kopie van de statusbrief van Topsport Limburg Afschrift van berichten van de DUO met gegevens over de ontvangen studiefinanciering in het studiejaar waarin de student als topsporter erkend en actief is of is geweest, alsmede informatie over de hoogte van de laatst ontvangen studiefinanciering. Eventueel een medische verklaring als sprake is geweest van een blessure tijdens het studiejaar 2.5 De bepalingen van artikel 7.5-7.9 van de regeling Profileringsfonds zijn van overeenkomstige toepassing.
Regeling Profileringsfonds 2014-2015
14