Academiejaar 2012 – 2013
UNIVERSITEIT ANTWERPEN FACULTEIT TOEGEPASTE ECONOMISCHE WETENSCHAPPEN
Is er een groeiende kloof tussen de bestsellers en de andere titels in de Vlaamse boekenverkoop? Een kwantitatief en kwalitatief onderzoek naar de bestsellercultuur in Vlaanderen Catherine Vanheusden Masterscriptie voorgedragen tot het bekomen van de graad van: Master in de Toegepaste Economische Wetenschappen – Cultuurmanagement
Promotor: Prof. dr. Patrick De Pelsmacker Copromotor: Jef Maes – Boek.be
2
Abstract Auteur: Catherine Vanheusden Promotor: Prof. dr. Patrick De Pelsmacker Copromotor: Jef Maes – Boek.be Universiteit Antwerpen Academiejaar 2012-‐2013 Titel: “Is er een groeiende kloof tussen de bestsellers en de andere titels in de Vlaamse boekenverkoop? Een kwantitatief en kwalitatief onderzoek naar de bestsellercultuur in Vlaanderen.” John B. Thompson (2010) voerde een uitgebreid onderzoek naar de Angelsaksische boekenmarkt en stelde er het probleem van “bestselleritis” vast: de oplages en omzet van de bestsellers blijven stijgen, terwijl het aandeel van al de overige titels in de verkoop kleiner wordt. In deze masterscriptie wordt er onderzocht of er ook op de Vlaamse boekenmarkt tussen 2008 en 2012 op het vlak van de verkoop een groeiende kloof is tussen de bestsellers en de andere boeken. Dit wordt enerzijds onderzocht aan de hand van een kwantitatieve analyse van de Vlaamse boekenverkoopcijfers, aangeleverd door marktonderzoekbureau GfK. In deze kwantitatieve analyse wordt zowel gekeken naar de boekenverkoop in zijn totaliteit als naar de verkoop van vijf verschillende genres (literaire fictie, non-‐fictie vrije tijd, non-‐fictie informatief, kinderboeken en stripverhalen) en de verkoop in drie verschillende retailkanalen (boekhandels, warenhuizen en entertainmentwinkels). Anderzijds worden er expertinterviews afgenomen met uitgevers, waarin deze worden bevraagd naar hun perceptie van bestsellers en het evoluerend gewicht van de bestsellers in de totale boekenverkoop. De belangrijkste conclusie uit het kwantitatief onderzoek is dat de bestsellers globaal genomen geleidelijk aan wel belangrijker worden in de verkoop, maar dat de mate waarin deze trend zich voordoet sterk verschilt per genre en per verkoopkanaal. Het genre waarin we de trend naar bestselleritis het sterkst kunnen waarnemen is non-‐fictie vrije tijd. Het verkoopkanaal waar de evolutie het duidelijkst zichtbaar is, zijn de warenhuizen. Uit de expertinterviews blijkt dat ook de uitgevers de dominantie van de bestsellers in de totale verkoop ondervinden en deze zelfs als een economische noodzaak ervaren. Meer nog, bestsellers blijken nog vaak te worden aangewend om aan interne subsidiering te kunnen doen. Ook het belang van een gerichte marketingstrategie wordt onderkend. Sleutelwoorden: bestsellers – bestselleritis– boekenverkoop Vlaanderen – expertinterviews
3
Executive summary In this thesis research is conducted on the assumption that there is an increasing difference between sales figures of bestsellers and other titles. John B. Thompson (2010) carried out a similar experiment in the Anglo-‐Saxon book industry and concluded that a possible issue (appropriately called “bestselleritis”) has arisen. Herein it was established that the market is increasingly concentrating on a number of best-‐selling titles, whereas there is a decreasing interest for titles that, in comparison, sell more modestly. In this thesis, a similar field of research was applied to the Dutch-‐ speaking book industry of Flanders, Belgium between the year 2008 and 2012. Firstly, a theoretical framework has been drafted as to provide an academic background on which the conclusions have been drawn. Some of the theories used are those of Thompson (2010), Greco (2005) and Epstein (2002). Secondly, a methodological framework has also been created in order to support the research that was to be conducted. This research is divided into a quantitative and a qualitative method. A quantitative analysis was performed on the numbers of the book sales provided by the market research institution GfK. Three main research questions have subsequently been drafted in order to determine whether there is indeed a case of bestselleritis. These questions are: 1. Is the bestseller share rising when examining the total book sales between the year 2008 and 2012? 2. Is the potentially increased share of bestsellers a phenomenon that is present in multiple genres? 3. How do the sales of bestsellers compare to different channels of distribution? In terms of total circulation, the shares of the top 10, top 11-‐100, top 101-‐500 and the Long Tail were further examined. The first research question concerns the total amount of sales whereas the second and third research questions entail different genres and distribution channels. Differences in genres are made based on the NUR codes. The genres in question are works of literary fiction, leisurely non-‐fiction, informative non-‐fiction, children’s books and comic books. The different channels of distribution are bookstores, mass markets and entertainment stores. Through these distinctions, it was possible to examine whether there is a case of the so-‐called bestselleritis taking into account the different genres and the different channels of distribution.
4
The qualitative research consists of expert interviews on the account of publishers. They have been asked to give their opinion on the matter of the sales numbers of bestsellers and the other titles. Consequently, the following question arose: 4. How do publishers experience bestsellers and the importance thereof in terms of total book sales? More concrete, the publishers were asked whether they experience the so-‐called phenomenon of bestselleritis as threatening and what the possible positive outcomes of the phenomenon could be. Subsequently, they were also asked if the publishing of bestsellers could be regarded as a way of internally funding future projects. The manner in which a bestseller comes about from the perspective of the publisher has also been examined; the importance of marketing and the possibilities of serialization and celebrity endorsement have therefore also been considered. The main conclusion of this thesis is that the share of bestsellers is increasing gradually as a whole, but it is also apparent that there are differences in terms of genres and distribution channels. The genres in which the so-‐called bestselleritis phenomenon is the strongest are those of leisurely non-‐fiction and literary fiction. The distribution channel in which the increase has been the most visible is that of the mass markets. From the expert interviews one can conclude that the publishers are also subject to the dominance of bestsellers in terms of total sales numbers. Due to a lack of concrete data that was obtained via the interviews, it is difficult to determine whether the share of the publishers’ bestsellers compared to other sales has increased or decreased in the recent years. The possibility for future research is certainly present. A similar research where the online sales would be included, for example, could prove to be fruitful as well. Since online sales have the possibility to be a measure against bestselleritis, this could lead to interesting results in regards of proving or disproving the notion of the bestselleritis phenomenon.
5
Lijst van figuren Figuur 1: Aandeel van de oplages in % van de totale afzet ...................................................................45 Figuur 2: Aandeel van de oplages in % van de totale omzet.................................................................46 Figuur 3: Omzet van de oplages ............................................................................................................47 Figuur 4: Procentuele omzetgroei.........................................................................................................48 Figuur 5: Aantal verschillende titels nodig om 5% en 10 % van de totale omzet te bereiken ..............49 Figuur 6: Aantal titels nodig om een % van de omzet te bereiken........................................................49 Figuur 7: Aandeel van de genres in de totale afzet...............................................................................51 Figuur 8: Aandeel van de genres in de totale omzet.............................................................................52 Figuur 9: Aandeel van de genres in omzet van de top 10 .....................................................................53 Figuur 10: Aandeel van de genres in omzet van de top 100 .................................................................54 Figuur 11: Aandeel van de oplages in de omzet van het genre literaire fictie ......................................56 Figuur 12: Aandeel van de oplages in de omzet van het genre non-‐fictie vrije tijd ..............................57 Figuur 13: Aandeel van de oplages in de omzet van het genre non-‐fictie informatief .........................58 Figuur 14: Aandeel van de oplages in de omzet van het genre kinderboeken .....................................59 Figuur 15: Aandeel van de oplages in de omzet van het genre stripverhalen ......................................60 Figuur 16: Aandeel van de verkoopkanalen in de totale omzet............................................................62 Figuur 17: Aandeel van de verkoopkanalen in de totale afzet..............................................................63 Figuur 18: Aandeel van de verkoopkanalen in de omzet van de top 10 ...............................................64 Figuur 19: Aandeel van de verkoopkanalen in de afzet van de top 10 .................................................65 Figuur 20: Aandeel van de oplages in de omzet van de bookstores .....................................................66 Figuur 21: Aandeel van de oplages in de omzet van de mass markets .................................................67 Figuur 22: Aandeel van de oplages in de omzet van de entertainment stores.....................................68
6
Inhoudsopgave 8
ALGEMENE INLEIDING 1. THEORETISCH LUIK
10
1.1. INLEIDING 1.2. EVOLUTIES IN HET BOEKENVAK 1.2.1. DE BOEKENINDUSTRIE BREIDT UIT 1.2.2. HET BOEKBEDRIJF ALS ONDERDEEL VAN DE CREATIEVE INDUSTRIEËN 1.2.3. CULTUURPESSIMISME IN HET BOEKENVAK 1.3. DE BESTSELLERCULTUUR 1.3.1. DE BESTSELLER 1.3.2. BESTSELLERITIS 1.3.3. OORZAKEN VAN BESTSELLERITIS 1.3.4. BESTSELLERITIS IN HET DIGITALE TIJDPERK 1.4. CONCLUSIE
10 10 10 13 15 20 20 21 24 33 34
2. EMPIRISCH LUIK – DEEL 1: ONDERZOEKSVRAGEN EN METHODOLOGISCH KADER
36
2.1. PROBLEEMSTELLING EN ONDERZOEKSVRAGEN 2.2. METHODOLOGISCH KADER 2.2.1. KWANTITATIEF ONDERZOEK: ANALYSE VAN DE BOEKENVERKOOPCIJFERS 2.2.2. KWALITATIEF ONDERZOEK: EXPERTINTERVIEWS 2.2.3. ONDERZOEKSVERLOOP
36 37 37 39 43
3. EMPIRISCH LUIK – DEEL 2: ONDERZOEKSBEVINDINGEN
45
3.1. ANALYSE VAN DE VLAAMSE BOEKENVERKOOPCIJFERS IN DE PERIODE 2008-2012 3.1.1. BEVINDINGEN UIT DE ANALYSE VAN DE ALGEMENE BOEKENVERKOOP 3.1.2. BEVINDINGEN UIT DE ANALYSE PER GENRE 3.1.3. BEVINDINGEN UIT DE ANALYSE PER VERKOOPKANAAL 3.1.4. CONCLUSIE 3.2. ANALYSE VAN DE EXPERTINTERVIEWS 3.2.1. PERCEPTIE VAN BESTSELLERS EN DE BESTSELLERCULTUUR 3.2.2. DE PLAATS VAN DE BESTSELLER EN ANDERE TITELS IN DE UITGEVERIJ 3.2.3. HET STREVEN NAAR EEN BESTSELLER 3.2.4. DE ROL VAN DE VERKOOPKANALEN 3.2.5. CONCLUSIE
45 45 51 62 69 71 71 77 81 85 88
4. ALGEMENE CONCLUSIE
91
5. BIBLIOGRAFIE
96
VERKLARING OP WOORD VAN EER BIJLAGEN
7
Algemene inleiding Met de regelmaat van de klok verschijnen er nieuwsberichten over het succes van de bestsellers en meer bepaald de absolute megasellers in de boekenverkoop. De afgelopen jaren regende het vooral berichten over de dominantie van de Dagelijkse Kost-‐reeks en wat later ook de Vijftig Tinten-‐ trilogie. Niet alleen de succesvolle boeken komen veel in de belangstelling te staan, maar ook de auteurs van deze boeken lijken het onderwerp te zijn van veel berichtgeving. Doordat er tegenwoordig zoveel aandacht wordt gehecht aan de toptitels en hun auteurs, lijkt het alsof we in een cultuur leven waarin de bestsellers de plak zwaaien en de overige titels meer naar de achtergrond verdwijnen. Deze dominantie van de bestsellers zou zich bovendien niet alleen laten blijken in de media-‐aandacht die eraan wordt besteed, maar zou ook steeds opvallender te zien zijn in de verkoop zelf. Ralf de Jong wijdde in de Nederlandse krant Trouw nog vrij recent een artikel aan wat de bestsellercultuur wordt genoemd. In deze bestsellercultuur zouden er van steeds minder titels steeds hogere oplages worden verkocht, waardoor een klein deel van het aanbod een groot deel van de totale omzet realiseert. Het selecte groepje van de toptitels en de grote groep van de overige titels zouden zich zo in de verkoop steeds meer van elkaar verwijderen (de Jong, 2013). Het doel van deze masterscriptie is om na te gaan of er op de Vlaamse boekenmarkt op het vlak van de verkoop inderdaad een groeiende kloof is tussen de bestsellers en de andere boeken. Het initiatief voor dit onderzoek komt vanuit Boek.be, de confederatie van belangenverenigingen van het Vlaamse boekbedrijf. De aanleiding voor het onderzoeksonderwerp is een gelijkaardig onderzoek dat John B. Thompson (2010) uitvoerde voor de Angelsaksische boekenmarkt. Hij stelde er het probleem van “bestselleritis” vast, wat concreet inhoudt dat de oplages van bestsellers blijven stijgen, terwijl de oplages en verkoop van andere boeken steeds verder achterop hinken. In dit onderzoek wordt nagegaan in welke mate deze trend zich ook voordoet op de Nederlandstalige boekenmarkt in Vlaanderen. Een soortgelijk academisch onderzoek werd in Vlaanderen nog niet eerder uitgevoerd, wat de wetenschappelijke relevantie van deze scriptie onderlijnt. Binnen het gekozen onderzoeksonderwerp werd de volgende probleemstelling geformuleerd: “Is er in de periode 2008-‐2012 een groeiende kloof tussen de bestsellers en de andere boeken in de verkoop in Vlaanderen?” Het empirisch onderzoek dat zich over deze probleemstelling buigt wordt voorafgegaan door een theoretisch luik, waarvoor een literatuuronderzoek werd verricht. Na het theoretisch luik volgt het eerste deel van het empirisch luik, waarin eerst de probleemstelling en de onderzoeksvragen worden
8
uiteengezet. Daarna wordt er een methodologisch kader geschetst waarin de gekozen methodes worden toegelicht en het onderzoeksverloop wordt beschreven. Het tweede deel van het empirisch luik bestaat uit het eigenlijke onderzoek en wordt opgedeeld in een kwantitatieve en een kwalitatieve component. In het kwantitatief onderzoek wordt gepoogd een antwoord te formuleren op de eerste drie onderzoeksvragen, het kwalitatief onderzoek buigt zich over de vierde onderzoeksvraag. De onderzoeksvragen luiden als volgt: 1. Stijgt het aandeel van de bestsellers in de totale boekenverkoop tussen 2008 en 2012? 2. Is het al dan niet toenemend gewicht van de bestsellers een genreoverschrijdend fenomeen? 3. Hoe verhoudt de verkoop van bestsellers zich tussen de verschillende verkoopkanalen? 4. Hoe ervaren uitgevers bestsellers en het evoluerend gewicht van bestsellers in de totale boekenverkoop en hoe gaan ze hiermee om? Eerst wordt er op basis van een kwantitatieve analyse van de boekenverkoopcijfers achterhaald of er tussen 2008 en 2012 al dan niet sprake is van een groeiend aandeel van de bestsellers in de totale verkoop. Hiervoor wordt er beroep gedaan op de verkoopcijfers die worden aangeleverd door marktonderzoekbureau GfK (“Growth from Knowledge”). De drie onderzoeksvragen die in deze kwantitatieve analyse worden onderzocht hebben betrekking op het aandeel van de bestsellers in de totale verkoop, in de verkoop per genre en in de verkoop per retailkanaal. Deze onderzoeksvragen worden in paragraaf 3.1 nader toegelicht. Na de kwantitatieve analyse volgt het kwalitatief onderzoek, waarvoor expertinterviews met vier uitgevers werden afgenomen. De onderzoeksvraag die hierin wordt behandeld, heeft betrekking op de perceptie van uitgevers op het bestsellerfenomeen. De uitgevers werden bevraagd naar hun kijk op bestsellers en de verkoopcijfers van de bestsellers en de andere boeken. Ook deze onderzoeksvraag wordt in paragraaf 3.1 toegelicht. Zoals gezegd, wordt er aangevangen met het theoretisch luik, waarin de context wordt geschetst waarbinnen het vermeende fenomeen van bestselleritis zich afspeelt. Ten eerste wordt er ingegaan op de evoluties die de uitgeverijen en de verkoopkanalen de afgelopen decennia doormaakten en het hele boekenlandschap drastisch hervormden. We staan tevens stil bij de negatieve reacties die deze evoluties binnen sommige kringen uitlokten. Ten tweede hebben wordt de bestsellercultuur onder de loep genomen, waarbij een invulling wordt gegeven aan de begrippen bestseller en bestselleritis. Ook wordt hier gekeken naar vier factoren die het bestsellergegeven stimuleren: de invloed van de bestsellerlijst, het openbreken van de smaakpatronen, de rol van marketing en de rol van de verschillende verkoopkanalen.
9
1. Theoretisch luik 1.1.
Inleiding
“bestseller /best’seləә/ noun 1. a popular book of which a very large number of copies are sold 2. an author who writes bestsellers” (The Guardian, 2006: 21). Hoewel bovenstaande omschrijving van de bestseller vrij algemeen en oppervlakkig is, geeft het ons wel de essentie mee van wat een bestseller precies is: een boek waarvan een aanzienlijk aantal exemplaren wordt verkocht. We kunnen deze omschrijving verder specificeren en er twee verschillende interpretaties aan geven. In de eerste plaats kunnen bestsellers worden beschouwd als boeken die populairder zijn en een groter commercieel succes kennen dan de andere boeken die op datzelfde moment in de handel zijn (The Guardian, 2006: 22). Volgens deze interpretatie zijn bestsellers eerder kortstondige successen die hun weerslag vinden in de bestsellerlijst van een gegeven moment. In de tweede plaats kunnen boeken die behoren tot de backlist van een uitgeverij en jaar na jaar goed blijven verkopen zonder noodzakelijk op de bestsellerlijsten te verschijnen – de longsellers – ook als bestseller worden beschouwd (Dessauer, 1981: 32). In deze scriptie gaan we echter hoofdzakelijk uit van de eerste interpretatie aangezien we in het kwantitatief onderzoek de jaarlijkse boekenverkoopcijfers tussen 2008 en 2012 onder de loep nemen en bestsellers dus eerder vanuit een kortetermijnperspectief benaderen. Om het fenomeen van de bestsellers beter te begrijpen, dient het te worden gekaderd binnen de bredere context van de boekenindustrie en de evoluties die deze industrie de afgelopen decennia heeft doorgemaakt. We vangen dit theoretisch luik daarom aan met een uiteenzetting van de evoluties in het boekenvak die volgens velen hebben geleid tot een mentaliteitsshift en die mede hebben geleid tot het ontstaan van de bestsellercultuur zoals we die vandaag kennen.
1.2.
Evoluties in het boekenvak
1.2.1. De boekenindustrie breidt uit De boekenindustrie bestond gedurende lange tijd uit een verzameling van vele kleine actoren die vaak als een familieonderneming werden opgericht en slechts een bescheiden rendement boekten (Schiffrin, 2000: 7). Met name de sectoren van de uitgeverijen en de verkoopkanalen werden alleszins tot de jaren ’50 van de vorige eeuw gekenmerkt door de talrijke aanwezigheid van onafhankelijke ondernemingen die op kleine schaal opereerden (Epstein, 2002: 8). Oude rotten in
10
het vak mijmeren nog vaak over dit gouden tijdperk waarin uitgeverijen uiteenlopende werken met een ‘hoog intellectueel karakter’ voor een gecultiveerd publiek publiceerden (Schiffrin, 2000: 69; Thompson, 2010: 26) en waarin de vele onafhankelijke boekhandels een platform creëerden voor het diverse aanbod dat werd uitgebracht (Epstein, 2002: 100). De eigenaarstructuren in de boekenwereld zijn sinds enkele decennia echter drastisch gewijzigd. Het is in hoofdzaak het neoliberaal klimaat van de late jaren ’80 dat de context schiep voor deze veranderingen en dat de expansie en concentratie van uitgeverijen en boekhandels met zich meebracht (Gardiner, 2000: 65). In wat volgt bespreken we de belangrijkste evoluties die de sectoren van de uitgeverijen en de verkoopkanalen gedurende de afgelopen hebben doorgemaakt.
1.2.1.1.
De uitgeverijen
Binnen de uitgeverijen veranderden de eigenaarstructuren grondig. In de jaren ‘60 kwam er in de Angelsaksische wereld een proces van fusies en overnames van uitgeverijen op gang, een proces dat in de jaren ‘80 in een stroomversnelling terechtkwam en sindsdien is blijven aanhouden. Een handvol ondernemingen groeide middels het toepassen van een globale marktstrategie en gewiekste managementpraktijken uit tot moderne boekenconcerns. We kunnen hier met name twee achterliggende factoren voor aanwijzen: de toepassing van de bedrijfslogica uit de algemene economie in de boekenwereld enerzijds, en het toenemend belang dat aan marketing wordt gehecht anderzijds (Greco, 2005: 51-‐61, 87). Wanneer we ons licht werpen op de uitgevers in Vlaanderen, valt echter op dat dit proces van concernvorming hier in veel mindere mate is opgetreden. De reden hiervoor is dat de boekensector in Vlaanderen veel trager op gang is gekomen dan in de rest van de Westerse wereld. Vlaanderen kan namelijk pas vanaf 1973, door de oprichting van de Vlaamse Cultuurraad, autonoom een eigen cultuurbeleid ontwerpen en implementeren (Van Baelen in De Voldere & Maenhout, 2007: 28). Daarnaast heeft de Vlaamse uitgeverij van oorsprong een eerder ideologisch en familiaal karakter, wat een rem heeft gezet op de professionalisering van het vak. De heersende mentaliteit was er overigens één van ieder voor zich, wat voor sommige Vlaamse uitgeverijen het faillissement heeft betekend (De Voldere & Maenhout, 2007: 36). Vlaanderen heeft dus lang een achterstand gehad ten opzichte van Nederland en dit uit zich ook in de grote aanwezigheid van Nederlandse actoren op de Vlaamse boekenmarkt. Een aanzienlijk aantal Vlaamse uitgeverijen werd in de afgelopen decennia opgeslorpt door Nederlandse uitgeverijen, die wel een proces van concernvorming hebben doorgemaakt. Dit heeft de Nederlandse greep op het Vlaamse boekenvak – de Vlaamse literaire uitgeverij in het bijzonder – enorm versterkt (De Voldere, Maenhout, Onkelinx & Sleuwaegen, 2006: 77, De Voldere & Maenhout, 2007: 36). Inmiddels is een
11
aantal van de grote spelers terug in Vlaamse handen door enkele recente overnames (Guiette, Jacobs, Schramme & Vandenbempt, 2011: 154). Hoewel een select groepje van uitgeverijen een substantieel marktaandeel voor zich neemt, kunnen we niet van de volledige teloorgang van de kleine en middelgrote ondernemingen spreken. Naast de concerns blijven er immers talrijke kleinere onafhankelijke uitgeverijen actief, wat volgens Thompson (2010: 146) een polarisatie van het landschap teweegbrengt. Ook in Vlaanderen zien we in zekere mate een versnippering van het uitgeversvak. We kunnen deze versnippering illustreren door het ledenbestand te raadplegen van de Vlaamse Uitgevers Vereniging (VUV) – de belangenbehartiger voor uitgevers van algemene boeken en educatieve, wetenschappelijke en informatieve werken. De VUV telt momenteel 109 leden (www.boekenvak.be), wat erop wijst dat de grootste uitgeverijen geen absolute heerschappij hebben over het boekenvak, maar binnen een complex van vele kleine en middelgrote uitgeverijen opereren.
1.2.1.2.
De verkoopkanalen
Ook in de retailsector wijzigden de eigenaarstructuren en zien we hoe een groot aantal onafhankelijke boekhandels door de boekenketens werd weggeveegd. Deze boekenketens begonnen zich reeds te manifesteren in de jaren ‘70 en kenden dankzij talrijke overnames een bloeiperiode in de jaren ‘90 (Thompson, 2010: 26-‐30). Ook in Vlaanderen kunnen we deze beweging waarnemen. Hoewel de onafhankelijke boekhandels zeker niet van het toneel zijn verdwenen – getuige de recente oprichting van Confituur, de beroepsvereniging die vandaag zo’n 33 Vlaamse onafhankelijke boekhandels vertegenwoordigt (D’Haene, 2013: 42-‐44) – wordt de Vlaamse boekenmarkt wel steeds meer gedomineerd door de grotere spelers. De belangrijkste boekenketen in Vlaanderen is zonder twijfel Standaard Boekhandel (De Voldere & Maenhout, 2007: 52), dat vandaag meer dan 140 vestigingen heeft in Vlaanderen en Brussel. De keten werd reeds in 1919 opgericht en kende qua omzet en aantal winkels een sterke groei in de jaren ‘90 en ‘00 (www.standaardboekhandel.be). Het marktaandeel van Standaard Boekhandel wordt volgens sommigen op een derde van de totale boekenverkoop geschat (De Koning, 2011: 83), volgens anderen loopt dit marktaandeel nog verder op tot zo’n 35 à 40 procent (Verhoeven, 2005). De onafhankelijke boekhandel kan nog maar moeilijk het hoofd boven water houden: in juni 2013 sloten maar liefst vijf boekhandels op één week tijd de deuren (Boek.be, 2013a). Naast de klassieke distributie – handelaars wiens hoofdactiviteit uit het verkopen van boeken bestaat – speelt de alternatieve distributie een steeds grotere rol in de verkoop van boeken (De Voldere & Maenhout, 2007: 52). Onder alternatieve distributie verstaan we de verkoopkanalen
12
waarvan het verkopen van boeken niet tot de kernwerking hoort maar eerder een bijkomende activiteit is, zoals de supermarkten en andere ketens zoals de grotere entertainment stores en speciaalzaken. Zeker wat de commerciële titels betreft, snoepen de supermarkten veel verkochte exemplaren van de boekenketens en de andere boekhandels af (Thompson, 2010: 46-‐47). In Vlaanderen is het vooral de supermarkt Carrefour die de verkoop van de populaire uitgaven op zich neemt. Ook Fnac, in se geen boekhandel, blijkt een centrale rol te spelen in de boekenverkoop in Vlaanderen (Willems in De Voldere & Maenhout, 2007: 57). Met andere woorden, wat betreft de verkoopkanalen van boeken zien we, zowel in een internationale omgeving als in Vlaanderen, een toenemende diversificatie. Wanneer we het later hebben over de bestsellercultuur, gaan we dieper in op de gevolgen van deze diversificatie van de retailers. De tendens naar een meer diverse retailsector, die bestaat uit ketens allerhande en gedomineerd wordt door enkele grote actoren, lokt negatieve reacties uit van liefhebbers van het boekenvak: “[…] the retail marketplace […] became mechanized and faceless, for which books were not precious or curious artefacts but stock-‐keeping units.” (Epstein, 2002: 104). Deze negatieve denkwijze keert wel vaker terug, zowel in het boekenvak zelf als in de academische wereld. Verderop staan we uitgebreider stil bij deze denkwijze en gaan we tevens in op de betekenis ervan voor onze hedendaagse bestsellercultuur.
1.2.2. Het boekbedrijf als onderdeel van de creatieve industrieën Uit bovenstaande beschouwingen kunnen we concluderen dat de boekenindustrie in de afgelopen decennia sterk is geprofessionaliseerd. Het uitgeven van boeken is dan ook een business die in de meeste gevallen wordt uitgeoefend met het oog op commerciële doeleinden en die de nodige expertise en ondernemerschap vereist (Dessauer, 1981: xi, 13). Het blijft evenwel een business die zich toelegt op het produceren en in de markt zetten van culturele content. Dit snijvlak tussen cultuur en economie wordt verder uitgediept in het volgend hoofdstuk, maar we kunnen dus al aannemen dat het uitgeven van boeken zonder twijfel een volwaardige tak van de culturele industrieën is (Dessauer, 1981: 13). Daarnaast is de boekenindustrie volgens velen ook steeds meer verweven met andere takken van de creatieve en culturele industrieën, in het bijzonder met de media-‐ en communicatie-‐ industrieën. In de Angelsaksische wereld kan worden vastgesteld dat vele uitgeverijen tegenwoordig onder het dak van machtige mediaconglomeraten vertoeven (Schiffrin, 2000: 2; Epstein, 2002: 11). In veel gevallen werden uitgeverijen opgeslokt door mediaconcerns die aanvankelijk weinig voeling hadden met de boekenwereld, een investering maakten in een uitgeverij en zo snel mogelijk waar
13
voor hun geld wilden zien. Als resultaat zien we het ontstaan van interdisciplinaire ondernemingen die er een divers portfolio van zowel boeken als andere vormen van massacommunicatie en entertainment op nahouden (Greco, 2005: 126). In Vlaanderen manifesteert deze trend van interdisciplinariteit zich minder uitgesproken, al kunnen we ook hier gevallen waarnemen van bedrijven die zich niet beperken tot het uitgeven van boeken. Zo geeft WPG, de Nederlandse uitgever wiens activiteitendomein zich voor een groot deel in Vlaanderen bevindt, naast boeken ook talrijke tijdschriften uit (www.wpg.nl). Daarnaast is VTM Books een voorbeeld van een audiovisuele maatschappij die zich ook is gaan toeleggen op het uitgeven van boeken (vtm.be/vtmbooks). Een belangrijke oorzaak van deze interdisciplinaire ontwikkeling is convergentie en het bijbehorend belang dat aan content wordt gehecht. In de media-‐ en entertainmentindustrie beseft men al snel dat content koning is, in het bijzonder in de gedrukte en de audiovisuele sector. Convergentie, het naar elkaar toegroeien van afzonderlijke mediakanalen-‐ en technologieën, maakt het mogelijk dat content via verschillende wegen beschikbaar wordt gesteld aan het publiek (Greco, 2005: 54-‐55, 60). Voor het boekenvak impliceert dit dat uitgevers zich niet langer tot de klassieke boekvorm hoeven te beperken, maar content ook met behulp van alternatieve media zoals apps en games de wereld in kunnen sturen. Dit levert extra promotie op voor de betreffende content en hier kan het papieren boek mee de vruchten van plukken (Hanegreefs, 2012). Ook de Vlaamse uitgevers erkennen het belang van content voor het boekenbedrijf. Een bekend succesverhaal is dat van Dagelijkse Kost, het kookprogramma van de Vlaamse tv-‐kok Jeroen Meus. De recepten van Meus zijn niet alleen omgezet in boekvorm, maar zijn ook te raadplegen op de website van de televisiezender en op de mobiele applicatie. Hoewel de recepten dus via verschillende kanalen al dan niet gratis beschikbaar zijn voor de consument, lijdt de boekenverkoop er allesbehalve onder: de Dagelijkse Kost boeken zijn regelrechte bestsellers (Hanegreefs, 2012). We kunnen concluderen dat de boekenindustrie vandaag de dag verre van geïsoleerd is van andere industrieën, maar een belangrijke schakel is binnen de creatieve industrieën en steeds meer is ingebed in de gehele media-‐ en entertainmentsector. De boekenindustrie kende de afgelopen decennia een grote expansie en we zien het ontstaan van enkele invloedrijke ondernemingen. Welke voordelen en kansen levert dit nu op voor het boekenvak? En welke gevaren komen erbij te kijken? Globaal genomen kunnen we twee kansen onderscheiden. In de eerste plaats kunnen we spreken van een toenemende democratisering van het lezen. De verspreiding van de boekenketens in de nationale steden en gemeenten brengen het boek dichter bij de gewone man en kan de mensen meer aan het lezen brengen (Thompson, 2010: 30). Het feit dat nu ook supermarkten en andere verkoopkanalen het boek ter beschikking stellen aan een massapubliek kan in dit opzicht
14
tevens als een goede zaak worden beschouwd. In de tweede plaats is er de financiële weerbaarheid van de grotere uitgeverijen. Een uitgeverij of divisie die huist onder een grote uitgeversgroep kan vaak op meer geldmiddelen terugvallen om zich te beschermen tegen financiële risico’s en om de hoge kosten te dekken die vandaag de dag inherent zijn aan het uitgeversvak, zoals de vaste productiekosten, de auteursrechten, eventuele voorschotten aan auteurs en de hoge promotiekosten (Thompson, 2010: 150; Guiette et al., 2011: 154; De Koning, 2011: 89). Ten eerste levert dit een behoorlijk concurrentievoordeel op ten opzichte van andere uitgevers die over minder uitgebreide fondsen beschikken. Ten tweede hebben de grote uitgeverijen vooral in tijden van economische instabiliteit een grotere overlevingskans dan de minder gegoede uitgeverijen (Thompson, 2010: 150). De keerzijde van de medaille is hier uiteraard dat, zoals eerder vermeld, de sterke concurrentiepositie van de concerns ten koste kan gaan van de kleine onafhankelijke ondernemingen. Hoewel de sectoren van de onafhankelijke uitgevers en boekhandels voorlopig nog niet verdwenen zijn, kan de dominantie van de grote spelers verstikkend werken en uiteindelijk fataal zijn voor de independents (De Voldere & Maenhout, 2007: 55). Zo zou de eerder besproken diversificatie van de verkoopkanalen in het gedrang kunnen komen, waarbij vooral de boekenketens en de alternatieve distributie aan belang toenemen (De Voldere et al., 2006: 78). Ook de mogelijke negatieve consequenties van een al te sterke mediadominantie voor de democratische publieke sfeer worden geregeld aangehaald als een nadeel van de expansie van de boekenindustrie (Greco, 2005: 64). Daarnaast worden er vanuit verschillende hoeken vragen gesteld over de kwaliteit van de output die door de concerns aangeleverd wordt en die door de grote retailkanalen verkocht wordt. Er wordt al eens gesproken van de teloorgang van de kwaliteitsvolle publicaties, die meer en meer plaats moeten maken voor commerciële titels bestemd voor een massapubliek. We gaan nu kort in op deze kwestie van het zogenaamde culturele verval en het spanningsveld tussen geld en cultuur.
1.2.3. Cultuurpessimisme in het boekenvak Het uitgeven van boeken werd lang gezien als een intellectueel en politiek geëngageerd vak. De kleine, traditionele uitgeverijen die we vooral in de eerste helft van de 20e eeuw zien, hadden volgens sommigen een sterke voeling met het culturele leven en met de maatschappelijke vraagstukken van die periode. Daarenboven prezen de uitgevers zichzelf voor het vinden van de perfecte balans tussen het behalen van financiële doelstellingen en het uitgeven van waardevolle boeken. Er wordt vanuit bepaalde hoeken al eens geargumenteerd dat deze balans vandaag de dag ver te zoeken is en dat uitgeverijen in hoofdzaak winstbejag vooropstellen (Schiffrin, 2000: 5-‐7). De belangrijkste oorzaak voor deze vermeende evolutie kunnen we vinden in de opkomst van de
15
marktideologie na de Koude Oorlog. Deze ideologie kenmerkt zich door een sterk vertrouwen in de markt en een geloof in de consumentensoevereiniteit die met het vrijemarktdenken gepaard gaat (Schiffrin, 2000: 6). Ook in de productie en verspreiding van cultuur in het algemeen en in de boekenwereld in het bijzonder lijkt deze denkwijze te zijn doorgedrongen. Volgens het democratische marktsysteem is het niet aan de elite om haar waarden op te dringen aan het lezerspubliek; het is de lezer die zelf kiest wat hij wilt lezen en een eigen smaak ontwikkelt. Hoe hoger het gerealiseerd rendement, hoe groter het bewijs dat dit marktsysteem ook effectief werkt. Als dit leidt tot een afstomping van het aanbod, zoals de critici al eens beweren, “so be it” (Schiffrin p. 103). De in het vorig hoofdstuk besproken professionalisering ging dus gepaard met een mentaliteitswijziging in het boekenvak. Een groot vraagstuk dat zowel mensen in het boekenvak als daarbuiten bezighoudt, luidt dan ook als volgt: “Is book publishing solely an intellectual and cultural endeavor? Or is it intrinsically a business enterprise?” (Greco, 2005: 3). Het spanningsveld tussen cultuur en economie is nog niet verdwenen en er is tot op de dag van vandaag dan ook nog geen pasklaar antwoord op deze vraag geformuleerd. Langs de ene kant blijven boeken dragers van cultuur en hebben ze nog steeds het vermogen ideeën over te dragen, mensen te onderwijzen en vorm te geven aan literaire creaties. (Dessauer, 1981: 13). Velen zijn dan ook van mening dat het boek zich door haar maatschappelijke wortels en culturele lading nog steeds onderscheidt van andere goederen en geen louter handelsartikel is zoals televisies en yoghurt dat bijvoorbeeld wel zijn. Het boek heeft een rijkere, meer complexe relatie met het publiek, ook al wordt het via dezelfde methode verkocht als om het even welk ander massaproduct (Mexal, 2011: 1088). Het uitgeven mag dus wel een business zijn, het blijft een business die zich toelegt op het produceren van culturele inhouden die het lezerspubliek kunnen informeren en vermaken. Dit is en blijft volgens de verdedigers van het vak een fiduciaire verantwoordelijkheid van uitgevers ten opzichte van de eigen uitgeverij, de lezers en de samenleving (Greco, 2005: 3-‐4). Langs de andere kant is er een groep van critici die meent dat het boek in de afgelopen decennia wél is gecommodificeerd, en dit dankzij het ontstaan van de grote uitgeverijen en conglomeraten, die het boekenvak benaderen als een massamarkt en de regels van het reguliere marktsysteem toepassen (Epstein, 2002: 33). Volgens de logica van dit marktsysteem zijn de objectieven van de uitgeverij vrij eenduidig: zo veel mogelijk exemplaren verkopen van een titel opdat alle kosten worden gedekt en er daarboven ook winst kan worden gerealiseerd (Greco, 2005: 8). De verkoop is heilig en daarom is het voor uitgevers van cruciaal belang om zo goed mogelijk in te spelen op de wensen en noden van de lezers. Om deze reden wordt er volgens de critici van het hedendaagse
16
boekenvak al te zwaar ingezet op de boeken met het grootste commerciële potentieel, zonder voldoende stil te staan bij de culturele of literaire dimensie van de titels (Dessauer, 1981: ix; Schiffrin, 2000: 76). Onder andere door de bestsellerlijsten uit te pluizen en ze als belangrijkste leidraad te hanteren zouden uitgeverijen dus de smaak van het publiek, de grote massa, volgen. Het is deze smaak van de massa waar men zich al eens bezorgd over uitlaat. Zo wordt er gevreesd dat het succes van de elektronische media ertoe leidt dat een generatie van couch potatoes, die vooral hersenloos entertainment tot zich neemt, de bovenhand krijgt in de Westerse wereld. Dit zou op zijn beurt leiden tot de achteruitgang van het lezen en van de culturele geletterdheid en tot de afkalving van een betekenisvol publiek discours, waarvan de hoogstaande literatuur en serieuze titels altijd een belangrijk deel hebben uitgemaakt (Greco, 2005: 133-‐134; Soetaert, 2006: 11). In dit pessimistische kamp gaat men dus uit van een tanende kwaliteit en een verpulping van het boek. Deze vermeende trend laat het grote lezerspubliek echter koud, getuige het succes van de Fifty Shades-‐trilogie, die werd neergesabeld door recensenten en als inhoudsloze pulp werd afgedaan, maar één van de grootste internationale successen is van de laatste jaren (Maryles, 2013: 22). Naast een dalende kwaliteit, beweren kwatongen ook al eens dat de boekenmarkt steeds homogener wordt, waarbij de natuurlijke diversiteit van het vak afneemt en er steeds meer uniforme titels worden uitgebracht (Epstein, 2002: 12-‐13). Dit alles gaat volgens de critici ten koste van de goede literatuur en de serieuze non-‐fictie, oftewel de wat ‘moeilijkere’ titels: “Editors in some of these large houses have found it difficult to gain support for meritorious but economically marginal and risky manuscripts, in particular for first fiction and literary fiction.” (Dessauer, 1981: ix) Nieuwe auteurs en nieuwe titels vragen vaak tijd om te groeien en die tijd hebben veel uitgeverijen meestal niet (meer). Het is bovendien moeilijk om op korte termijn te voorspellen hoe een boek het zal doen en daarom wordt er zwaar ingezet op de verwachte kaskrakers, terwijl veel waardevolle titels de selectie niet halen (Schiffrin, 2000: 104). Ook het toenemend belang van marketing in het boekenvak stemt sommigen tot bezorgdheid. Terwijl de meer verdienstelijke titels steeds meer naar de achtergrond verdwijnen, zou de markt worden overspoeld met commerciële en vaak middelmatige titels die via agressieve marketingcampagnes hun weg naar het publiek vinden. Deze titels worden met veel toeters en bellen in de markt gezet en dragen zo bij aan de hypecultuur die eigen is aan onze tijd (Dessauer, 1981: ix; Greco, 2005: 200).
17
1.2.3.1.
Kanttekeningen bij het cultuurpessimisme
De tweede visie die hierboven werd beschreven lijkt wel heel pessimistisch en is bovendien niet erg genuanceerd. We dienen ze dan ook enigszins te relativeren. In de eerste plaats is het altijd gemakkelijk om te stellen dat de situatie vroeger beter was en alleen maar in negatieve zin blijft evolueren. Vroeger werd er uiteraard ook gezocht naar manieren om boeken zo populair en lucratief mogelijk te maken. Het spanningsveld tussen culturele en economische doelstellingen is dus niet uniek aan de hedendaagse boekenwereld, maar is een kwestie die al zo oud is als de boekenindustrie zelf. Het heeft dus weinig zin vast te klampen aan een romantisch ideaalbeeld van de vroegere uitgeverijen (Greco, 2005: 3, 207). In de tweede plaats is de situatie minder zwart-‐wit dan de critici doen uitschijnen. Uitgeverijen zijn hoe dan ook genoodzaakt om economische wetmatigheden in acht te nemen opdat het financiële plaatje zou blijven kloppen. Dit hoeft echter niet te betekenen dat de kwaliteit – wat overigens een subjectief begrip is – erop achteruit gaat of dat er minder zorg wordt besteed aan de creatieve input die uitgeverijen voor zich krijgen of zelf voortbrengen (De Voldere & Maenhout, 2007: 37). Om de opvattingen van de doemdenkers te nuanceren dienen we hier tevens het blijvend belang van het symbolisch kapitaal van uitgeverijen aan te stippen. Geïnspireerd door het gedachtegoed van de Franse socioloog Pierre Bourdieu maakte John Thompson een opdeling van de verschillende soorten van kapitaal die een rol spelen in het boekenvak. De twee belangrijkste soorten kapitaal zijn het economisch en het symbolisch kapitaal. Economisch kapitaal heeft betrekking op alle financiële bronnen en reserves van een onderneming, waaronder ook de voorraden. Het belang van economisch kapitaal voor uitgevers ligt voor de hand: de uitgevers lopen, onder andere door het recht op retour, het hoogste risico in het boekenvak en moeten dus kunnen terugvallen op hun fondsen om eventuele tegenslagen op te vangen en om de hoge kosten te dekken die gepaard gaan met het uitgeven en vermarkten van boeken. Hoe gezonder de financiële staat van een uitgeverij, hoe beter diens concurrentiepositie is bij het vergaren van content en hoe meer er kan worden geïnvesteerd in marketing en promotie. Ook kan de uitgeverij inzetten op veel verschillende titels en hierdoor de risico’s beter spreiden (Thompson, 2010: 5-‐6). Hoewel de critici die eerder aan bod kwamen ervan uitgaan dat het economisch kapitaal het hoogste goed is voor een uitgeverij, mag ook het belang van symbolisch kapitaal niet worden onderschat. Het symbolisch kapitaal is van een heel andere aard en heeft betrekking op de verworven status en prestige van de uitgever. Een uitgever is niet alleen een financiële ondernemer maar ook een
18
culturele gatekeeper en mediator, en het is weinig waarschijnlijk dat er uitgevers zijn die er graag bekend om staan enkel pulp uit te geven. Het symbolisch kapitaal is als intangible asset van cruciaal belang voor het imago van een uitgever. Een positief imago verhoogt het aanzien van de uitgever binnen het gehele kluwen van de boekenindustrie: van auteurs en boekhandels tot literaire recensenten en andere actoren uit de mediasector. Een goed imago kan zich bovendien in financiële successen vertalen. Het winnen van een vooraanstaande literaire prijs kan resulteren in een sterke groei in de verkoop van het boek en kan tevens de verkoop van andere boeken van dezelfde auteur stimuleren (Thompson, 2010: 8-‐9). De economische en symbolische waardes van een bepaald boek hoeven elkaar dus niet per se uit te sluiten, maar kunnen net complementair zijn aan elkaar. Daarom is het kort door de bocht om te stellen dat de kwaliteit in het algemeen minder hoog in het vaandel wordt gedragen dan vroeger. Het aanbieden van kwaliteit blijft een streven van veel uitgeverijen om verscheidene redenen, die al dan niet van financiële aard zijn. Prestigieuze prijzen kunnen niet alleen een tijdelijke boost geven aan de verkoop, maar kunnen er vaak ook voor zorgen dat de winnende titels een langer leven beschoren zijn dan de meeste ‘commerciële’ titels. Daarnaast is het voor uitgeverijen aangewezen een divers portfolio van zowel populaire boeken als meer serieuze titels uit te bouwen om de risico’s te spreiden en zich zo goed mogelijk te wapenen tegen de onvoorspelbaarheid van de boekenverkoop (Thompson, 2010: 10, 139-‐140). Ondanks de blijvende relevantie van symbolisch kapitaal meent Thompson wel dat er bepaalde uitgeverijen zijn die een eerder commerciële reputatie hebben omdat ze zich in de eerste plaats oriënteren op hoge verkoopcijfers en de accumulatie van economisch kapitaal. Daar tegenover staan volgens hem de uitgeverijen met een hoog literair karakter die uiteraard ook de verkoopcijfers nauwgezet in het oog houden, maar het vergaren en uitdragen van symbolisch kapitaal als primair doel beschouwen (Thompson, 2010: 10). De balans tussen economisch en symbolisch kapitaal verschilt dus van uitgeverij tot uitgeverij. We kunnen concluderen dat de meningen over de staat van het hedendaagse boekenvak sterk kunnen verschillen. Waar de pessimisten zich negatief uitlaten over wat zij als een tanende kwaliteit van het product percipiëren, zijn er ook zij die nog sterk geloven in het vak en in de bijzondere waarde van het boek. Ook wat betreft bestsellers horen we verschillende stemmen met betrekking tot de kwaliteit en de impact ervan op de boekenindustrie. In het volgend hoofdstuk gaan we dieper in op deze visies en onderzoeken we de oorzaken van de hedendaagse bestsellercultuur.
19
1.3.
De bestsellercultuur
1.3.1. De bestseller In de inleiding werd reeds een interpretatie aan het begrip bestseller gegeven: een bestseller is
een boek dat beter verkoopt dan de andere boeken die op datzelfde moment in de handel zijn (cf. supra). De term ‘bestseller’ is eigen aan de moderne consumptiemaatschappij en de opkomst ervan valt samen met de opkomst van de massaproductie in de late negentiende eeuw (Mexal, 2011: 1088). Ook de diversificatie van de vrijetijdsbesteding van het publiek ligt mee aan de basis van de bestsellercultuur. Hoewel de opkomst van de film-‐ en radio-‐industrie er voor zorgde dat er minder tijd overbleef voor het lezen van boeken, konden radio-‐ en filmadaptaties van literaire werken wel een zeer breed publiek warm maken voor boeken (Khlebnikov & Deming, 1998: 82-‐83). Dit heeft het karakter van het boekenlandschap en de leescultuur danig veranderd: “[…] literary fashion became more diversified, more complicated, more capricious, and more short-‐lived, but it also grew more oriented towards the masses and more infectuous. […] millions of people were engrossed in reading one and the same novel at the same time, and a writer could end up being just as fashionable an idol as a movie star.” (Khlebnikov & Deming, 1998: 82-‐83). We weten nu grosso modo binnen welke context en dankzij welke factoren de bestseller ontstond. Het begrip blijft echter erg relatief en verschilt naargelang het gehanteerde perspectief. Het bijhouden en publiceren van bestsellerlijsten vereist niet alleen het juiste bronmateriaal bij de verschillende retailkanalen; het dient ook steeds te gebeuren met een bepaald geografisch, linguïstisch en economisch publiek voor ogen. De bestseller is dus een sociaal fenomeen dat onafscheidbaar is van een bepaald publiek (Mexal, 2011: 1088). Voor de Vlaamse boekenmarkt bestaat er geen consensus over hoeveel exemplaren er precies van een boek moeten worden verkocht vooraleer we van een bestseller kunnen spreken. Tijdens de gesprekken met de uitgevers werden dan ook uiteenlopende aantallen opgenoemd, afhankelijk van het genre en de periode waarin het boek een plaats in de bestsellerlijst verwerft. Wanneer een boek de bestsellerstatus verkrijgt is met andere woorden relatief, al heeft men het globaal genomen over een minimum van 5.000 tot 10.000 verkochte exemplaren (cf. infra). In het vorige hoofdstuk zagen we dat er al eens gevreesd wordt voor een steeds homogenere boekenmarkt. Ook wanneer we het specifiek over bestsellers hebben, horen we deze negatieve klanken terug. Reeds in de jaren 1920 ontstaat er in bepaalde kringen een debat over de ‘gevaren’ van bestsellers en over het conformisme dat gepaard zou gaan met en zelfs inherent zou zijn aan bestsellers. In de naoorlogse periode wordt dit debat nog sterker aangewakkerd wanneer het
20
leesgedrag van de Amerikaanse bevolking een voorspelbaar patroon begint te volgen en de populaire auteurs de bestsellerlijsten jaar na jaar beginnen te domineren (Schiffrin, 2000: 9-‐10). In dit verband wordt er ook wel eens gesproken over de massificatie van het boekenvak, waarbij de titels die gericht zijn op het grote publiek qua vorm en inhoud steeds homogener worden en alleen de ‘laagste trede’ van de literaire smaak bedienen. Dit zou de lezer ontdoen van zijn kritisch denkvermogen, hem herleiden tot een passieve consument en zou uiteindelijk ook de culturele diversiteit in het gedrang brengen. De al dan niet negatieve impact van bestsellers op de leescultuur en op het literair erfgoed blijft tot op de dag van vandaag een actueel vraagstuk (Greco, 2005: 147-‐148). We dienen dit pessimistische standpunt echter opnieuw te relativeren. Hoewel er vaak moord en brand wordt geschreeuwd over bestsellers en over de massacultuur in het algemeen, kunnen ook deze cultuuruitingen waardevol zijn en interessant om nader te bestuderen. Net zoals de literatuur met de grote L zijn bestsellers belangrijke culturele artefacten en hebben ze een niet te onderschatten intrinsieke waarde. Door mee vorm te geven aan het publieke discours hebben ze niet alleen een aanzienlijke invloed op het boekenvak, maar ook op de samenleving in haar totaliteit. Ze houden de samenleving tevens een spiegel voor en reflecteren het gedachtegoed dat op dat moment prevaleert bij het publiek. Om de moderne maatschappij en de mensen die er deel van uitmaken te bestuderen en te evalueren is het dus waardevol om de bestsellers niet als verwerpelijk te beschouwen, maar ze aan een grondige analyse te onderwerpen (Greco, 2005: 148-‐149; Mexal, 2011: 1088).
1.3.2. Bestselleritis Hoewel de bestseller dus zeker zijn strepen verdient, kent de term nog vaak een eerder
negatieve connotatie. Het groeiend belang van bestsellers in de boekenverkoop wordt zelfs al eens pejoratief ‘bestselleritis’ (De Koning, 2011: 91) genoemd, een term die doet vermoeden dat deze trend veelal als een probleem wordt ervaren. Momenteel blijkt het over het algemeen nochtans goed te gaan met de boekenverkoop. Na een lichte daling in 2012 ging de boekenverkoop er in het eerste kwartaal van 2013 opvallend op vooruit met een omzetstijging van 7,4% en een afzetstijging van 5,9%. Vooral de genres literaire fictie en kinderboeken kenden een sterke stijging en we zien tevens een sterke opkomst van het segment hobbyboeken binnen de non-‐fictie (Boek.be, 2013b). Het is echter voorbarig om te stellen dat de verkoop zich in deze stijgende lijn zal voortzetten en de sector dus op zijn lauweren kan rusten. Problemen als bestselleritis blijven het boekenvak ook vandaag de dag nog bezighouden. Globaal genomen houdt bestselleritis in dat het lezerspubliek zich, ondanks het feit dat het een ontzettend uitgebreid aanbod krijgt voorgeschoteld, telkens opnieuw en steeds meer lijkt te wenden tot een select aantal populaire titels (Greco, 2005: 135). Gevolg is dat
21
bestsellers steeds meer het marktbeeld gaan bepalen en uitgeverijen een aanzienlijk aandeel van hun jaarlijkse omzet realiseren uit een smalle basis van een select aantal succesvolle titels (Seynaeve, 2011: 76; Van Baelen, 2011: 40). Wanneer auteurs en uitgevers, die geen top 10-‐titels hebben kunnen voortbrengen, in moeilijk vaarwater terechtkomen, kan dit als een probleem worden beschouwd en kunnen we spreken over ‘bestselleritis’. In lijn met de kritieken die eerder werden aangehaald, wordt ook in dit verband de diversiteit in het boekenlandschap in vraag gesteld. We dienen hier echter op te merken dat we het begrip diversiteit op verscheidene manieren kunnen benaderen. Thompson (2010: 388-‐389) geeft er twee verschillende interpretaties aan: diversiteit van de output en diversiteit in de marktplaats. De diversiteit van de output slaat op het aantal verschillende uitgebrachte titels. Doordat er vandaag de dag meer titels dan ooit worden geproduceerd, zowel door de grote als de onafhankelijke uitgeverijen, kunnen we stellen dat deze diversiteit van de output groter is dan ooit tevoren (Sorensen, 2007: 721; Thompson, 2010: 388-‐389). Wanneer we het echter over het fenomeen van bestselleritis hebben, spreken we vooral over de diversiteit in de marktplaats. Deze diversiteit in de marktplaats gaat over het aantal titels dat door de lezers daadwerkelijk wordt opgemerkt, aangekocht en gelezen. Ondanks de overvloed aan boeken die jaarlijks worden uitgebracht, is dit aantal volgens Thompson zeer beperkt. Omdat de nadruk steeds meer op de toptitels wordt gelegd, vindt de diversiteit in de output dus geen weerslag in de diversiteit in de marktplaats (Thompson, 2010: 389). Er kunnen verschillende concrete invullingen aan het fenomeen van bestselleritis worden gegeven. In veel gevallen wordt het Pareto-‐principe aangehaald om dit fenomeen te duiden. Dit wil zeggen dat plusminus 20% van alle titels goed is voor maar liefst 80% van de totale omzet (Greco, 2005: 7). Binnen de Vlaamse context gaan sommigen nog verder en wordt er een 20/95-‐regel of een 10/90-‐regel toegepast, waarmee bedoeld wordt dat respectievelijk 20% en 10% van het aanbod zo’n 95% en 90% van de verkoop voor zich neemt (De Voldere & Maenhout, 2007: 40; De Koning, 2011: 92). Hoewel deze verdelingen een goede indicatie geven van wat bestselleritis precies inhoudt, gaat het in veel gevallen echter om een ruwe schatting en dienen de verhoudingen ietwat te worden genuanceerd. Naast het gewicht dat de bestsellers innemen in de totale omzet, kunnen we het fenomeen van bestselleritis ook volgens de afzet bekijken. Het onderzoek dat Thompson hierover uitvoerde is wellicht het meest tekenend. Hij bekeek het aandeel van de toptitels binnen de totale afzet op de Britse boekenmarkt tussen 2002 en 2006. Zijn bevinding is dat de titels waarvan een aanzienlijk aantal exemplaren worden verkocht een steeds groter aandeel binnen de afzet voor zich nemen,
22
terwijl de titels die het bescheidener doen in de verkoop verhoudingsgewijs fors aan belang inboeten. De markt concentreert zich bijgevolg op een klein aantal absolute bestsellers; de wat matiger verkopende titels en de Long Tail (cf. infra) verschuiven meer naar de achtergrond (Thompson, 2010: 389-‐391). Naast het onderzoek van Thompson als belangrijkste illustratie van bestselleritis zijn er nog verscheidene auteurs die wijzen op het toenemend belang van de bestsellers. Zo wees een Amerikaans onderzoek uit dat het marktaandeel van de 30 best verkochte titels in de totale verkoop tussen 1986 en 1996 bijna verdubbelde, terwijl de andere boeken het met een telkens afnemend aandeel moeten stellen. Daarenboven bleken in diezelfde periode maar liefst 63 van de 100 bestsellers geschreven te zijn door in totaal maar 6 schrijvers. Beide bevindingen wijzen dus op een toenemende concentratie van de toptitels en de topauteurs binnen de boekenmarkt (Epstein, 2002: 33). Het grote succes van een klein aantal topauteurs blijkt trouwens een blijvende trend. In 2012 waren bijvoorbeeld de 10 best verkochte romantische fictieboeken afkomstig van slechts vier verschillende auteurs (Habash, 2013: 26). Het fenomeen van bestselleritis lijkt zich dus niet alleen op titelniveau, maar ook op het niveau van de auteur te situeren. De trend waarbij de bestsellers een grote portie van de totale boekenafzet representeren, laat zich bovendien ook in Vlaanderen zien (Van Baelen, 2011: 40). Hoewel de reikwijdte en de onderzoeksopzet van de verschillende studies naar bestsellerits kunnen verschillen, wijzen de cijfers wel allemaal op dezelfde trend: het groter wordend belang van de bestsellers in de boekenverkoop. Het overwicht van de bestsellers zou bovendien gepaard gaan met een kortetermijndenken binnen de boekenwereld. De levenscyclus van een bestseller is onvoorspelbaar en veelal aan de korte kant. Hoewel er gevallen zijn van titels die traag op gang komen en het dan steeds beter doen, concentreert de verkoop van veel populaire titels zich vooral in de eerste weken en maanden sinds de uitgave (Dessauer, 1981: 32; Thompson, 2010: 269; Maryles, 2013: 25). Door de nood aan een constante inkomstenstroom en door het feit dat de grote verkoopkanalen de voorkeur geven aan de populairste boeken van het moment, zouden veel uitgevers inzetten op een sterke frontlist – de korte successen – zonder daarbij aan een langetermijnstrategie te denken. Dit zou ten koste gaan van de backlist, die stabieler en veel minder kostenintensief is, maar veel moeilijker om op te bouwen (Thompson, 2010: 219-‐221, 371). Hoe komt het nu dat bestsellers zo allesbepalend zijn in het hedendaagse boekenlandschap? In het vorig hoofdstuk haalden we reeds het cruciaal belang aan van het economisch kapitaal van een uitgever. Kort gezegd kunnen we stellen dat bestsellers uitgevers de nodige ademruimte geven om op een gezonde manier te kunnen blijven functioneren in de concurrentiële boekenindustrie. Doordat de markt zich zo lijkt te concentreren op de toptitels, is het vanzelfsprekend dat de uitgevers
23
er alles aan doen om een aantal van deze titels te verwezenlijken en dat de verkoopkanalen het liefst deze titels in hun winkels zien liggen. Bestsellers zijn dus niet alleen voor het publiek een fixatie, maar ook voor de andere schakels uit de waardeketen van de boekenindustrie (Thompson, 2010: 391). We kunnen enkele achterliggende redenen voor dit belang en de alomtegenwoordigheid van bestsellers onderscheiden. In het volgend hoofdstuk bespreken we de belangrijkste oorzaken voor onze hedendaagse bestsellercultuur en mogelijk ook voor het fenomeen van bestselleritis.
1.3.3. Oorzaken van bestselleritis We kunnen de voornaamste oorzaken onderverdelen in sociologische, publieksgebonden oorzaken en structurele oorzaken. Wat betreft de publieksgebonden oorzaken bespreken we het bandwagon effect in de consumentenomgeving en het openbreken van de elitaire smaakpatronen als factoren die een wezenlijke rol spelen in het succes van bestsellers. De structurele oorzaken hebben te maken met de rol van de verkoopkanalen en het belang van marketing en celebrity endorsements in de boekenwereld.
1.3.3.1.
Het bandwagon effect en de invloed van de bestsellerlijst
Reeds in de jaren 1950 wordt de vraag gesteld waarom veel mensen dezelfde dingen kopen, dragen en consumeren als hun naasten en als andere consumenten; waarom men er zo graag bij wilt horen. Leibenstein (1950: 184, 189) behandelt dit onderwerp in een studie en kleeft er de term bandwagon effect op. Concreet houdt dit in dat wanneer een product reeds populair blijkt te zijn en goed in de markt ligt, de vraag voor dit product tot op een bepaalde hoogte blijft toenemen. Hoewel er altijd tegenculturen en consumenten zullen zijn die zich afkeren van de populaire smaak en eerder exclusiviteit opzoeken, richten we ons hier enkel op het bandwagon effect dat met de populaire massaproducten gepaard gaat. Aan het bandwagon effect gaat een zeker sociaal proces vooraf waarbij mensen elkaars gedrag en voorkeuren beïnvloeden. We kunnen talrijke voorbeelden bedenken van sociale en economische situaties waarin ons besluitvormingsproces wordt beïnvloed door het gedrag van de anderen rondom ons. Of het nu gaat om het uitkiezen van een onderwijsinstelling, een restaurantbezoek of het consumeren van populaire cultuur: we laten ons vaak leiden door wat het op dat bepaald moment goed blijkt te doen bij onze medeconsumenten of peers. Dit fenomeen wordt volgens de theorie van het observationeel leren al eens herd behavior oftewel kuddegedrag genoemd (Banerjee, 1992: 797-‐ 798). Aan de basis van dit fenomeen zouden de zogenaamde informatiecascades liggen:
24
“An informational cascade occurs when it is optimal for an individual, having observed the actions of those ahead of him, to follow the behavior of the preceding individual without regard to his own information.” (Bikhchandani, Hirshleifer & Welch, 1992: 992). Volgens het concept van de informatiecascade zou men bij het maken van beslissingen vooral rekening houden met de informatie die men via anderen verkrijgt en minder met eigen informatie. Deze informatiecascades zouden een verklaring kunnen bieden voor het succes van bepaalde producten of diensten. Volgens sommigen zouden ze ook leiden tot een grotere conformiteit maar ook fragiliteit van het massaconsumptiegedrag. Een kleine wijziging in de cascade zou een grote trendbreuk binnen een samenleving tot gevolg kunnen hebben en kan nieuwe modegrillen, hypes en dus ook de populariteit van nieuwe boeken in het leven roepen (Bikhchandani, Hirshleifer & Welch, 1992: 992-‐994). Waarom kiezen mensen er nu voor om via observatie het voorbeeld van andere consumenten te volgen? Waarom ontstaat er zoiets als een informatiecascade en waarom blijkt dit te werken? Een eerste, voor de hand liggende reden is van sociaalnormatieve aard. We haalden eerder aan dat sommige mensen er gewoonweg ‘bij willen horen’. Men wil kunnen meepraten, zich conformeren aan de rest en op de hoogte blijven van alles wat op dat moment ‘in’ is (Leibenstein, 1950: 189; Sorensen, 2007: 718). Een tweede reden is van informationele aard. Zoals gezegd, ontstaat een informatiecascade op basis van externe informatie – informatie van onze voorgangers – en niet zozeer op basis van onze eigen bedenkingen en aannames. Volgens Banerjee (1992: 798-‐800) baseren consumenten zich op de informatie van anderen omdat ze ervan uitgaan dat de beslissingen die anderen in het verleden maakten, rationele beslissingen waren. De consument zou ervan uitgaan dat deze beslissingen gebaseerd zijn op waardevolle informatie die zijn voorgangers wel hadden en hijzelf niet. Dit zou ertoe leiden dat veel mensen zich voornamelijk baseren op het gedrag van anderen en hun eigen, al dan niet contrasterende, overwegingen negeren. Dit zal op zijn beurt een invloed uitoefenen op het toekomstig gedrag van nog andere consumenten en kan een zeker sneeuwbaleffect veroorzaken. Hoewel we hierover moeilijk veralgemeningen kunnen maken en niet met precisie kunnen zeggen in welke mate consumenten zich nu net laden leiden door anderen, zijn er talrijke studies die aantonen dat kuddegedrag inderdaad een wezenlijke factor speelt in het (koop)gedrag van mensen (Banerjee, 1992; Cai, Chen & Fang, 2008; Carare, 2010). We kunnen vermoeden dat ook de rijzende bestsellercultuur mede wordt veroorzaakt door het bandwagon effect en het kuddegedrag van het leespubliek. Omdat boeken in zekere zin belevingsproducten zijn en de kwaliteit ervan nooit op voorhand bekend is voor de consument, baseren veel lezers zich op de aanbevelingen van anderen. Daarbij gaat het niet alleen om de
25
aanbevelingen van hun naasten, maar ook om die van mensen die ze niet persoonlijk kennen: de anonieme massa. Hierbij komen de bestsellerlijsten, die de populariteit van een bepaalde categorie van producten openbaar maken, goed van pas voor de consument (Carare, 2010: 2-‐3). Op het eerste zicht lijkt het doel van bestsellerlijsten eenduidig: een verslag publiceren van de meest verkochte producten binnen een afgebakende periode. Echter, bestsellerlijsten doen meer dan alleen het puur reflecteren van het consumentengedrag, ze hebben ook de mogelijkheid dit consumentengedrag zelf te beïnvloeden. Dit is voor mensen uit het boekenvak misschien wel de belangrijkste functie van een bestsellerlijst (Sorensen, 2007: 715-‐716, 725). Doordat ze mensen een zicht geven op de producten die op dat moment gesmaakt worden door het grote publiek en kunnen zo een trigger zijn om een bepaald product al dan niet aan te kopen (Carare, 2010: 2-‐3). Tegenwoordig bestaan er diverse lijsten voor de best verkochte muziek, films, games enzovoort. De eerste bestsellerlijst voor boeken werd reeds in 1895 door het Amerikaanse literaire tijdschrift The Bookman gepubliceerd (Carare, 2010: 2). Bestsellerlijsten kunnen dus fungeren als een belangrijk component van informatiecascades, met name die van de populaire culturele consumptiegoederen. Het publiceren van bestsellerlijsten wordt dan ook nog vaak beschouwd als een handige marketingtool voor het versterken van de status quo en dominantie van producten die aan een breed publiek appelleren. Van deze toegankelijke producten worden meestal hoge volumes verkocht, waardoor ze gemakkelijk een graantje kunnen meepikken van het bandwagon effect (Tucker & Zhang, 2011: 26). Tot nu toe is het empirisch onderzoek naar de economische impact van bestsellerlijsten relatief beperkt, al lijkt het onderwerp de laatste jaren steeds meer aandacht te krijgen. Carare (2010: 24-‐25) onderzocht het effect van bestsellerlijsten op de verkoop en richtte zich hiervoor op de markt van de mobiele applicaties. Hij concludeerde dat een hoge ranking van een bepaalde app op de bestsellerlijst een belangrijke determinant is voor de vraag naar deze app. Hoe hoger op de lijst, hoe groter de vraag naar de app werd. Voor de filmindustrie is er het onderzoek van Moretti (2011: 389), waaruit bleek dat succesvolle films nog succesvoller werden nadat ze een plaats in de box office wisten te bemachtigen. Ook voor de boekenmarkt gebeurde reeds onderzoek naar de bestsellerlijsten. Sorensen (2007: 737) onderzocht de mate waarin de bestsellerlijst van de New York Times een invloed uitoefent op de boekenverkoop. Zijn onderzoeksresultaten wezen uit dat het verschijnen van een boek op een bestsellerlijst de verkoopcijfers van dat boek onmiddellijk de hoogte in jaagt. Hierbij haalt hij tevens het probleem van bestselleritis aan. Wanneer de boekenverkoop zich steeds meer concentreert op de toptitels, zou dit ten koste kunnen gaan van de
26
niet-‐bestsellers. Dit zou op zijn beurt de productdiversiteit in het boekenlandschap in het gedrang kunnen brengen, aldus Sorensen (2007: 716). Zowel de studies van Sorensen als Carare bevestigen en ondersteunen de theoretische opvatting dat het bandwagon effect een wezenlijke impact heeft op de verkoop en dat het publiceren van bestsellerlijsten de populaire producten nog populairder kan maken. Deze bevindingen zouden, in combinatie met andere factoren, een mogelijke verklaring kunnen bieden voor het fenomeen van bestselleritis.
1.3.3.2.
Van snobisme naar een inclusief smaakpatroon
Een tweede mogelijke oorzaak voor het groeiende succes van bestsellers vinden we in de veranderende smaakpatronen van het (lees)publiek. Er zijn talrijke studies die de kunst-‐ en cultuurparticipatie onder de loep nemen en vaststellen dat de consumptie van hoge cultuur aan belang inboet als toonbeeld van goede smaak en prestige (Peterson & Kern, 1996; van Eijck, de Haan & Knulst, 2002; DiMaggio & Mukhtar, 2004). Onder ‘hoge cultuur’ – een begrip dat vandaag de dag erg onder vuur ligt – werden traditioneel de kunsten verstaan. Het gaat onder andere over kunsttoneel, klassieke muziek, opera, kunstmusea enzovoort. Wat boeken betreft, heeft men het dan vooral over literatuur met een grote L: literaire romans en poëzie (van Eijck, de Haan & Knulst, 2002: 153). In tegenstelling tot de ‘lage cultuur’, die volks, populair en bestemd voor de massa zou zijn, werden hoge cultuuruitingen vaak als elitair en verheffend beschouwd. Hoge cultuur fungeerde dan ook vooral als statussymbool: door zich in te laten met de hoge cultuur distingeerde men zich van de lagere klassen. Ook het klassieke beschavingsideaal lag aan de basis van de grote interesse voor hoge cultuur. De gegoede klasse streefde lang naar een hoog niveau van individuele kennis en culturele ontwikkeling. Men diende de geest scherp te houden, en dit gebeurde in de eerste plaats door de consumptie van hoge cultuur (van Eijck, de Haan & Knulst, 2002: 153-‐155, 158). Deze opvatting en het bijbehorende elitaire en puristische smaakpatroon zijn sinds een aantal decennia sterk ontwricht. Het idee van een culturele hiërarchie is tegenwoordig erg omstreden en de categorisering van hoge versus lage cultuur gaat volgens velen niet meer op. De stelling dat hoge cultuur in se waardevoller is dan volkscultuur en populaire cultuur wordt in het publieke discours dan ook verworpen (DiMaggio & Muhktar, 2004: 171). Publieksonderzoeken bevestigen deze beweging. Het snobisme van weleer maakte volgens Peterson en Kern (1996: 903-‐904) plaats voor wat zij een ‘omnivoor’ smaakpatroon van de hoger opgeleide klasse noemen. Dit wilt zeggen dat deze klasse meer openstaat voor verschillende vormen van cultuur, waaronder ook de massacultuur en populaire cultuur. van Eijck, de Haan en Knulst (2002: 153-‐156, 160) trekken in hun onderzoek
27
dezelfde conclusies. Hoger opgeleiden, die vooral bekend staan als consumenten van hoge cultuur, blijken zich allerminst te onthouden van populaire cultuurvormen zoals de wat lichtvoetigere boekengenres. Ze combineren verschillende vormen van ‘hoge’ en ‘lage’ cultuur en houden er dus een erg eclectisch smaakpatroon op na. De groep van puristen, die zich exclusief inlaten met hoge cultuur, wordt steeds beperkter in omvang. Er kunnen verschillende oorzaken worden aangewezen voor deze evolutie. Door het verspreiden van verschillende cultuurvormen via de media en via het onderwijs worden kunst en cultuur toegankelijker voor een breed publiek. Cultuur democratiseert en verliest zo voor een deel haar onderscheidende functie (Peterson & Kern, 1996: 905). Tegelijkertijd speelt globalisering een belangrijke rol in de diversificatie van culturele voorkeuren. De sterke geografische en sociale mobiliteit hadden in de 20e eeuw een vermenging van klasse-‐ en streekgebonden smaakpatronen tot gevolg (van Eijck, de Haan & Knulst, 2002: 158). Door deze grotere blootstelling aan cultuur worden consumenten toleranter en bovendien bekwamer in het interpreteren en integreren van verscheidene culturele expressies López-‐Sintas & Katz-‐Gerro, 2005: 314). Dit betekent niet dat de kunsten geen belangrijke component meer zijn van het cultureel kapitaal van mensen, maar betekent wel dat dit cultureel kapitaal zelf een meer inclusieve en multiculturele invulling krijgt (DiMaggio & Muhktar, 2004: 190). Waar het aantal personen dat zich uitsluitend met hoge cultuur inlaat dus sterk is gedaald, valt tegelijkertijd op dat de groep die zich beperkt tot populaire cultuur blijft stijgen. Populaire cultuurvormen lijken dus over de hele lijn aan belang toe te nemen (van Eijck, de Haan & Knulst, 2002: 160-‐162). Deze sterker wordende dominantie van populaire cultuuruitingen – zowel bij de lager als de hoger opgeleiden – kan een mogelijke oorzaak zijn voor het groeiend succes van bestsellers.
1.3.3.3.
De rol van de verkoopkanalen
Naast het effect dat de bestsellerlijsten uitoefenen op de boekenverkoop en het feit dat populaire cultuur in alle lagen van de bevolking aan terrein wint, spelen ook de verkoopkanalen een belangrijke rol in het succes van bestsellers. We bespraken in een vorig hoofdstuk dat de retailsector enkele grote evoluties doormaakte in de loop van de 20e eeuw (cf. supra). Ten eerste was er het ontstaan van boekenketens, die de doodsteek gaven aan vele onafhankelijke boekhandels. Ten tweede is ook de alternatieve distributie – waaronder we onder meer supermarkten en entertainment stores verstaan – een grote rol beginnen te spelen in het boekenlandschap.
28
Naast de kleinere boekhandels zijn de boekenketens en de supermarkten er dus bijgekomen als belangrijke verkoopskanalen van boeken. Nog veel meer dan de ketens leggen de supermarkten en andere massaverkoopkanalen het accent op een bepaald soort van boeken: de bestsellers (Epstein, 2002: 12; Thompson, 2010: 46-‐47). Ze bieden daarbij een veel beperkter aanbod dan de gewone boekhandel, maar dit aanbod bestaat wel grotendeels uit de toptitels. Het beperkt aantal titels dat sterk wordt gepromoot door de handelaars, doet het dus meestal zeer goed in de verkoop (Thompson, 2010: 46-‐48). De supermarkten, en in zekere zin ook de boekenketens, verwachten dan ook van de uitgeverijen dat ze hen een constante voorraad van (potentiële) frontlist bestsellers kunnen verzekeren (Epstein, 2002: 12). Ze zijn met name geïnteresseerd in de recente en kortstondige successen en niet per se in titels die op wekelijkse basis een bescheidener verkoop hebben, maar wel veel langer meegaan (Thompson, 2010: 221). Vooral commerciële fictie van reeds bekende auteurs is zeer gegeerd. De ketens en massaverkoopkanalen hebben namelijk nood aan herkenbare producten die de klanten impulsief kopen. De zogenaamde “brand-‐name authors” (Epstein, 2002: 104), auteurs die reeds een schare trouwe lezers hebben of beroemdheden van alle slag, oefenen een grote aantrekkingskracht uit op het publiek en worden dan ook graag gezien door de winkels. Over de auteur als merknaam komen we in het volgend hoofdstuk terug. De reden waarom bepaalde verkoopskanalen hun aandacht vooral op de bestsellers vestigen is simpel: ze zijn er economisch afhankelijk van. De boekensector is over het algemeen geen al te winstgevende sector door de lage marges en de hoge vastgoedprijzen. De beperkte winkelruimte dient te renderen en bestsellers zijn de meest winstgevende boeken en dus welgekomen hulpmiddelen in financieel moeilijke tijden. Ze worden door de ketens en de supermarkten dan ook in grote aantallen aangekocht (Thompson, 2010: 34). Het voordeel dat voornamelijk de grotere winkels hierdoor bieden, is dat ze een enorme rol kunnen spelen in de visibiliteit van boeken. Ze hebben als geen ander de mogelijkheid om boeken onder de aandacht te brengen bij het publiek. Vooral de supermarkten, die een massaal bereik hebben, kunnen zo de verkoop van bepaalde titels stimuleren (Thompson, 2010: 50). Door er een aanzienlijk aantal in voorraad te nemen en ze een prominente plaats te geven in de winkel, stuwt de handel de populairste titels verder en verder vooruit. Bovendien worden de toptitels van de meeste boekhandels centraal door de keten ingekocht, wat het fenomeen van bestselleritis alleen maar versterkt (De Koning, 2011: 91). Het is duidelijk dat vooral de ketens en de massaverkoopkanalen de middelen hebben om een boek tot een bestseller te maken. De sterke positie van de grotere verkoopkanalen kan tot spanningen leiden in de boekenwereld. Het feit dat de ketens en supermarkten vaak de voorraden opkopen van de populaire boeken, kan ervoor zorgen dat deze titels op een gegeven moment enkel
29
nog bij hen verkrijgbaar zijn (Steinberger, 2011: 118). Bovendien is er in Vlaanderen geen vaste boekenprijs, wat wil zeggen dat de handelaar zelf de prijs voor boeken bepaalt. De grote ketens kunnen de bestsellers dus aanbieden voor veel scherpere prijzen, waardoor de kleine boekhandelaar nog maar moeilijk kan concurreren (Joris, 2011: 24-‐35). En dat terwijl bestsellers ook voor de onafhankelijke boekhandels een broodnodige bron van inkomsten zijn: “[…] de boekhandelaar vindt dat als hij bereid moet zijn het hele jaar door de minder goed verkopende titels van de uitgever in te laden en uit te stallen, hij ook moet kunnen profiteren van die bestseller die hem de nodige zuurstof kan geven.” (Joris, 2011: 25). Zowel door de verhoogde visibiliteit als door de stevige kortingen kunnen grote retailkanalen dus een rol spelen in de populariteit van bestsellers (Sorensen, 2007: 718). Het probleem dat we eerder aankaartten, namelijk dat van de teloorgang van de minder commerciële titels, komt ook hier weer naar boven. Doordat de belangrijkste verkoopkanalen zich zo sterk op de bestsellers richten, zouden ze minder aandacht en visibiliteit geven aan de andere titels. Dit zou er op zijn beurt voor zorgen dat ook de uitgevers sneller geneigd zijn om meer middelen in te zetten op de potentiële bestsellers (Schiffrin, 2000: 125; Epstein, 2002: 12). Ook het recht van retour kan hiervan een medeoorzaak zijn. Dit recht van retour laat de boekhandelaars toe boeken terug te sturen naar de uitgeverij, waardoor ze minder risico lopen wanneer ze wat moeilijkere titels inkopen. Uitgeverijen blijven hierdoor echter vaak achter met een grote voorraad van deze titels waar ze weinig tot niets meer mee kunnen doen. Ook dit zou uitgeverijen aanzetten om vooral titels uit te brengen die aan een groot publiek appelleren (Greco, 2005: 39-‐40).
1.3.3.4.
Het belang van marketing
Zoals eerder werd aangehaald, is het marketingdenken ook in de boekensector steeds meer doorgesijpeld. Het promoten van literatuur gebeurde ook al wel in vroegere stadia van de boekenindustrie, maar deze praktijk ontwikkelde zich pas ten volle na de Tweede Wereldoorlog (Van Dijk, 1999: 175). Het volstaat tegenwoordig niet langer zomaar uit te geven wat men als uitgever zelf goeddunkt; men dient rekening te houden met de wensen en noden van het publiek en de laatste trends aandachtig op te volgen (Greco, 2005: 115, 126). De Fifty Shades-‐trilogie is wederom een goede illustratie van deze ontwikkeling. Van zodra het duidelijk werd dat de trilogie enorm in de smaak viel bij het brede publiek en alle drie de delen als zoete broodjes over de toonbank gingen, kwamen andere uitgeverijen met verscheidene lookalikes op de proppen en kende het genre van de erotische literauur een ware boost (Maryles, 2013: 22). Ook op de kookhype die de afgelopen jaren vurig woedde dankzij de talrijke kookprogramma’s op televisie speelden de uitgevers gretig in. De
30
kookboeken – die overigens vaak worden opgebouwd rond bekende koks en andere beroemdheden – zijn alleen al in Vlaanderen niet meer op één hand te tellen (De Koning, 2011: 91). Veel van dit soort boeken zijn publisher driven: boeken die op initiatief van de uitgever worden uitgedacht en geschreven. Waar uitgevers nog altijd sterk steunen op de input die door auteurs wordt aangeleverd, gaan ze tegenwoordig ook steeds meer zelf op zoek naar interessante concepten voor boeken en naar auteurs die deze concepten kunnen uitwerken (Joris, 2011: 21). Uitgevers dienen echter niet alleen in te spelen op de vraag van het publiek; ze moeten er tevens voor zorgen dat hun aanbod door dit publiek voldoende wordt opgemerkt. Doordat er tegenwoordig meer boeken dan ooit worden uitgegeven krijgen het publiek, maar ook de verkoopkanalen, een overvloed aan boeken voorgeschoteld en komen ze dus voor een steeds moeilijkere keuze te staan. Daarenboven is het lezen van boeken in het digitale tijdperk slechts één van de vele mogelijke vrijetijdsbestedingen, naast andere en vaak meer zinderende mediaproducten. De concurrentie is dus moordend, maar de tijd en de geldmiddelen van het publiek blijven schaars. Uitgevers zien zich bijgevolg genoodzaakt om verscheidene marketingstrategieën te hanteren om een buzz te creëren en in het oog te springen van zowel de verkoopkanalen als van de lezers. Het is dus niet verwonderlijk dat de uitgever steeds meer tijd en middelen in marketing en sales in zijn titels investeert opdat deze titels zouden opvallen tussen de stroom aan boeken (Thompson, 2010: 11, 241-‐242). Het marketingbudget van een uitgever slokt dan ook een steeds groter deel op van zijn totaalbudget (Sorensen, 2007: 721). Het vermarkten van boeken kan zowel via betaalde exposure als via gratis publiciteit gebeuren. Het gaat dan onder andere over het versturen van catalogi, direct mailing, proefdrukken en verschillende vormen van reclame en e-‐marketing (Thompson, 2010: 21). Ook de media – zowel de traditionele als de nieuwe media – spelen een cruciale rol in de marketing en promotie van boeken en kunnen een auteur of een bepaalde titel maken of kraken. Het is voor uitgevers dan ook van belang de media aan hun kant te hebben en op tijd en stond via de verschillende mediakanalen onder de aandacht te komen, zij het door middel van recensies en artikels, zij het via uiteenlopende vormen van promotionele acties (Greco, 2005: 194-‐195; Thompson, 2010: 252-‐257; Guiette et al., 2011: 156). Naast de marketing-‐ en publiciteitscampagnes spelen, zoals hierboven aangehaald, ook de verkoopkanalen een belangrijke rol in het promoten van bepaalde titels. Door bepaalde boeken in veelvoud en op prominente plaatsen in de winkel te presenteren, springen ze veel meer in het oog dan andere titels. Aan deze vorm van exposure hangt echter een prijskaartje en uitgevers betalen vaak aanzienlijke bedragen om op te vallen in de winkels. Daarnaast speelt de handel ook een actieve rol in de promotie van boeken en dit met behulp van de interne en externe communicatiemedia
31
waarop ze beroep kan doen. Ook dit alles kan het marketingbudget de hoogte in jagen (Thompson, 2010: 238; Guiette et al., 2011: 154). We kunnen de marketing van boeken beschouwen als een gezamenlijk project, waarin niet alleen de uitgever en de boekhandel samenwerken, maar ook de auteur zelf een wezenlijke rol speelt (Van Dijk, 1999: 175). We stipten al aan dat reeds bekende auteurs graag gezien zijn bij uitgevers en boekenhandelaars omdat ze een trouwe lezersbasis hebben en het herhaaldelijk goed doen in de boekenverkoop (Thompson, 2010: 212). Ook het belang van andere beroemdheden, die hun bekendheid niet in de eerste plaats te danken hebben aan het schrijven van boeken, mag vandaag de dag niet worden onderschat. De boekenmarkt is zeer beroemdheidgericht geworden en veel uitgevers hebben tegenwoordig een cluster van celebrity-‐boeken die instaan voor een beduidend aandeel van de omzet (Greco, 2005: 28, 136). Het voordeel dat bekende auteurs en andere beroemdheden bieden is dat ze als merknaam optreden en reeds een sterk platform hebben uitgebouwd waarmee ze hun boek onder de aandacht kunnen brengen. Doordat ze een grote zichtbaarheid hebben en een reeds bestaande markt voor een boek dat nog moet worden uitgebracht, fungeren ze als het ware als een wandelend reclamebord voor hun werk. Dit alles helpt het marketingproces al een heel eind vooruit, wat zich in veel gevallen ook in de boekenverkoop laat zien. Omdat er op voorhand het vermoeden is dat boeken van bekende personen goed zullen verkopen, wordt er al eens beweerd dat beroemdheden net omwille van dit platform vaak een voorkeursbehandeling krijgen van uitgevers en de mogelijkheid krijgen een boek uit te geven (Gardiner, 2000: 65-‐70; Campbell, 2009: 36-‐37; Thompson, 2010: 203). Ook zogenaamde movie tie-‐ ins en novelisaties van films en televisiereeksen zijn manieren om het vermarkten van boeken te vergemakkelijken en ze bij een breder publiek te laten aanslaan. Ze kunnen tijdelijke pieken in de verkoop van een bepaalde titel veroorzaken en zo een wezenlijke rol spelen in het succes van de bestsellers (Schiffrin, 2000: 119, Thompson, 2010: 282). Het belang van content, dat ook in het eerste hoofdstuk werd besproken, blijkt dus ook te gelden op gebied van marketing. Het uitgeversvak is in zekere zin een “black swan industry” (Thompson, 2010: 190) en bestsellers kunnen uit de meest onverwachte hoeken rijzen. Hoewel een uitgever nooit met zekerheid kan zeggen welke titel een bestseller zal worden en welke niet (Thompson, 2010: 191), delen veel uitgevers het gros van hun marketingbudget op over een beperkt aantal titels. Op deze manier hebben ze een meer gerichte aanpak en kunnen ze proberen een aantal uitgaven zo goed mogelijk vermarkten. Doordat er zware marketinginspanningen worden geleverd voor minder titels, kan men maar beter hopen dat dit klein aantal titels het wel uitzonderlijk goed doet in de verkoop. Ook op marketingvlak is er dus een sterkere focus op een aantal grote titels, een gegeven dat het stijgend
32
succes van de bestsellers mogelijk kan verklaren (Thompson, 2010: 191). We mogen de invloed van marketing op de boekenverkoop echter ook niet overschatten: “In spite of all the resources spent on marketing, one of the best kinds of publicity – appearing on a bestseller list – cannot be bought.” (Sorensen, 2007: 722). Bepaalde titels kunnen het dankzij marketing dus wel tot bestseller schoppen, maar het succes van boeken blijft een onvoorspelbaar gegeven. Ook vanuit onverwachte hoek en zonder de hulp van zware marketinginspanningen kan er al eens een bestseller ontstaan.
1.3.4. Bestselleritis in het digitale tijdperk In de voorgaande hoofdstukken hadden we het op het vlak van de verkoopkanalen in hoofdzaak over de klassieke distributie en de alternatieve distributie in de vorm van supermarkten en andere ketens. Daarnaast is er echter nog een marktkanaal dat tegenwoordig een aanzienlijk aandeel van de boekenverkoop voor zich neemt: de internetwinkels. Dit aandeel lijkt de laatste jaren bovendien te blijven stijgen: maar liefst 11% van de boekenverkoop verliep in het eerste kwartaal van 2013 via het internet, een stijging van 29% ten opzichte van dezelfde periode in 2012 (Boek.be, 2013b). Hoewel er al eens wordt getwijfeld over het democratiserende effect van het internet (Schiffrin, 2000: 148-‐149), wordt er vaak van uitgegaan dat de online boekenverkoop een tegengewicht kan bieden aan het probleem van bestselleritis en de diversiteit in het landschap kan bevorderen. Het internet maakt het namelijk mogelijk om meer producten te produceren, promoten en verkopen. Naast de kleine groep van de populaire bestverkopende producten is er een enorme verzameling van uiteenlopende producten te verkrijgen waarvoor de vraag gering is. Chris Anderson doopte deze verzameling de Long Tail en stelt dat deze Long Tail in zijn geheel een groter marktaandeel kan innemen dan het select aantal succesproducten. Het idee van de Long Tail kan ook worden toegepast op de boekenmarkt. Waar een gemiddelde fysieke boekhandel tussen de 40.000 en 100.000 unieke titels kan verkopen, zijn er op de online boekhandels, waarvan Amazon.com de belangrijkste is, zo’n 3 miljoen boeken beschikbaar (Brynjolfsson, Hu & Smith, 2006: 1-‐2). Uit onderzoek blijkt dat zo’n 30 à 40% van de online boekenverkoop wordt gerepresenteerd door boeken die normaliter niet verkrijgbaar zijn in de klassieke verkoopkanalen. Het feit dat de lezer toegang heeft tot nichetitels en de meer ‘obscure’ boeken heeft dus ook zijn gevolgen voor de verkoop (Brynjolssson et al., 2006: 9). De veelheid aan verschillende titels waarvan kleine hoeveelheden worden verkocht, genereert in haar totaliteit een steeds groter deel van de totale omzet en het Pareto-‐principe lijkt dan ook steeds minder te gelden (De Voldere & Maenhout, 2007: 40).
33
We kunnen dus vermoeden dat de verkoop van boeken via het internet een mogelijke oplossing zou kunnen bieden voor het probleem van bestselleritis. Omdat de online boekhandels echter niet werden ingesloten in de dataverzameling van deze scriptie, kunnen we geen uitspraken doen over de mate waarin het internet de verhoudingen in de boekenverkoop terug op evenwicht brengt. Dit zou in de toekomst een interessante onderzoekspiste kunnen zijn.
1.4.
Conclusie
In dit theoretisch kader bespraken we de voornaamste concepten en evoluties met betrekking tot de bestseller en de bestsellercultuur. In het eerste hoofdstuk werd de context geschetst waarbinnen het zogenaamde fenomeen van bestselleritis plaatsvindt. We zagen hoe er zich zowel in het uitgeversvak als in de retailsector een professionalisering voltrok die de hoedanigheid van het boekenvak definitief veranderde. In de uitgeverswereld ontstaan er naast de middelgrote en kleine uitgevers een aantal grote boekenconcerns. Wat de verkoopkanalen betreft, zagen we hoe het ontstaan van machtige boekenketens en de opkomst van de alternatieve distributiekanalen de kleine onafhankelijke boekhandels verdringen. Deze ontwikkelingen in beide sectoren stemmen in sommige kringen tot bezorgdheid en er zijn dan ook heel wat cultuurpessimistische standpunten te horen in de boekenwereld. Deze standpunten gaan voornamelijk uit van het cultureel verval en een vervlakking van het boek, maar kunnen grotendeels gerelativeerd worden. Het snijvlak tussen geld en cultuur is immers minder zwart-‐wit dan men vaak laat uitschijnen. In het tweede hoofdstuk werd er ingezoomd op de bestsellercultuur en het fenomeen van bestselleritis. Ten eerste werden er enkele kenmerken van en visies omtrent de bestseller aangehaald. Ook hier waren er negatieve klanken te horen met betrekking tot een verpulping van het boek en opnieuw dienden deze te worden gerelativeerd. Ten tweede werd er stilgestaan bij wat bestselleritis precies inhoudt en werden er verscheidene concrete invullingen aan het fenomeen gegeven. Globaal genomen komt het erop neer dat de bestsellers een groot deel van de inkomstenkoek representeren en een stijgend gewicht innemen van zowel de afzet als de omzet. Ten derde werden vier mogelijke oorzaken van deze evolutie onder de loep genomen. De eerste twee oorzaken waren van sociologische aard en betroffen het effect van de bestsellerlijsten en de evolutie naar een inclusief smaakpatroon. De twee overige oorzaken hadden eerder te maken met de wetmatigheden van het boekenvak zelf. Zo zijn er de verkoopkanalen die steeds meer een accent op de bestsellers leggen. Met name de ketens en de warenhuizen, die vaak een vrij beperkt aantal toptitels op centraal niveau inkopen, spelen zo een belangrijke rol in het succes van de bestsellers. Ook het belang van marketing werd aangehaald als een oorzaak van het bestsellerfenomeen. Door een beperkter aantal titels een sterkere marketingduw te geven en ze via verscheidene platformen
34
te promoten kan het marketingpersoneel een greep hebben op het succes van titels. Meer marketing voor minder titels kan dus een mogelijke verklaring bieden voor het groeiend succes van de bestsellers. Tot slot werd er gekeken naar de mogelijkheden van de online boekenverkoop, dat wellicht het evenwicht in de verkoop enigszins kan herstellen. Deze theoretische inzichten worden in rekening genomen bij het empirisch luik van deze scriptie, dat uit twee delen bestaat. In het eerste deel worden de probleemstelling en de onderzoeksvragen op een rij gezet en wordt een methodologisch kader geschetst waarbij de kwantitatieve en de kwalitatieve onderzoeksmethode worden toegelicht en het onderzoeksverloop wordt beschreven. In het tweede deel van het empirisch luik worden de onderzoeksbevindingen uiteengezet.
35
2. Empirisch luik – Deel 1: Onderzoeksvragen en methodologisch kader
2.1.
Probleemstelling en onderzoeksvragen
Het onderwerp van deze scriptie werd in de volgende probleemstelling gegoten: “Is er in de periode 2008-‐2012 een groeiende kloof tussen de bestsellers en de andere boeken in de verkoop in Vlaanderen?” In de algemene inleiding werd de aanleiding voor deze probleemstelling reeds verantwoord. Om de probleemstelling verder te concretiseren werd ze opgedeeld in vier meer afgebakende onderzoeksvragen, waarvan de eerste drie betrekking hebben op het kwantitatieve onderzoek en de laatste op het kwalitatieve onderzoek. De onderzoeksvragen luiden als volgt: 1. Stijgt het aandeel van de bestsellers in de totale boekenverkoop tussen 2008 en 2012? Op basis van een analyse van de boekenverkoopcijfers van marktonderzoeksbureau GfK wordt achterhaald of bestsellers al dan niet een groter gewicht innemen in de totale boekenverkoop. Er wordt gekeken naar het aandeel van de oplages van de top 10, de top 11-‐100, de top 101-‐500 en de top > 500 in de totale verkoop over de periode van 2008 tot 2012. 2. Is het al dan niet toenemend gewicht van de bestsellers een genreoverschrijdend fenomeen? Er wordt in dit onderzoek een onderscheid gemaakt naar genres volgens de NUR-‐codes. Er werden in samenspraak met Boek.be vijf genres geselecteerd die de grootste portie van de algemene boekenverkoop voor zich nemen: literaire fictie, kinderboeken, non-‐fictie (vrijetijdsboeken enerzijds en informatie boeken anderzijds) en stripverhalen. Via deze opdeling is het mogelijk om na te gaan of het al dan niet toenemend gewicht van bestsellers al dan niet een genreoverschrijdend fenomeen is. 3. Hoe verhoudt de verkoop van bestsellers zich tussen de verschillende verkoopkanalen? Uit de literatuur leren we dat vooral de alternatieve boekendistributiekanalen het accent leggen op de bestsellers. Hoe verhoudt de verkoop van bestsellers zich nu in Vlaanderen tussen de gespecialiseerde boekhandels en andere verkooppunten van boeken?
36
4. Hoe ervaren uitgevers bestsellers en het evoluerend gewicht van bestsellers in de totale boekenverkoop en hoe gaan ze hiermee om? Deze onderzoeksvraag wordt bestudeerd aan de hand van een kwalitatief onderzoek. Via expertinterviews worden uitgevers ten eerste bevraagd naar hun perceptie van bestsellers en de bestsellercultuur. Ten tweede wordt er gekeken naar de plaats die de bestsellers innemen bij de uitgeverij in kwestie en worden de uitgevers bevraagd naar hun kijk op de verkoopcijfers en de verhouding tussen de bestsellers en de andere boeken. Ten derde worden de strategieën om bestsellers te realiseren onder de loep genomen. Hier wordt met name gekeken naar de rol van marketing en beroemdheden en naar de mogelijkheden van serialisering van boeken. Ook de rol die de verkoopkanalen spelen in het succes van bestsellers en de strategieën die de uitgevers toepassen voor elk verkoopkanaal worden onderzocht.
2.2.
Methodologisch kader
2.2.1. Kwantitatief onderzoek: analyse van de boekenverkoopcijfers 2.2.1.1.
Kenmerken van het kwantitatief onderzoek
In kwantitatief onderzoek wordt gewerkt met numerieke gegevens. Het gaat om het tellen en meten van kwantitatieve data: getallen met een op zichzelf staande betekenis, zoals bijvoorbeeld een omzet, of numerieke scores, zoals bijvoorbeeld een cijfermatige beoordeling (van Thiel, 2010: 29). Het doel van kwantitatief onderzoek is om op een zo objectief mogelijke manier kennis over een onderzoekstopic te verzamelen en te interpreteren. Het werken met cijfers heeft dan ook verschillende voordelen. Ten eerste zijn cijfers ondubbelzinniger dan niet-‐cijfermatig materiaal: ze zijn meestal duidelijker en minder vatbaar voor interpretatie en laten bovendien toe om statistische berekeningen te maken. Deze ondubbelzinnigheid draagt bij aan de objectiviteit van het onderzoek en komt de controleerbaarheid en herhaalbaarheid van de analysefase ten goede (van Thiel, 2010: 15, 29, 35). De objectiviteit wordt ten tweede versterkt door de rol van de onderzoeker te minimaliseren in het kwantitatief onderzoek. Net omdat cijfermateriaal ondubbelzinniger is dan woorden, speelt de interpretatie van de onderzoeker veel minder mee in het analyseren van de onderzoeksgegevens (van Zwieten & Willems, 2004: 631). Het kwantitatief onderzoek gaat dan ook uit van een postpositivistisch uitgangspunt: het idee dat er een realiteit bestaat en dat interpretaties over deze realiteit zo veel mogelijk moeten worden uitgesloten (Mortelmans, 2009: 62-‐63). Ondanks de voordelen die het kwantitatief onderzoek biedt, wordt er ook al eens gezegd dat kwantificering kan leiden tot simplificatie van onderzoeksgegevens en zo afbreuk doet aan de realiteit, die meer
37
complex is. Deze kritiek gaat echter vooral op voor het sociaal wetenschappelijk onderzoek – onderzoek waar het menselijk handelen centraal staat – en is dus minder van toepassing op een onderzoeksonderwerp als de verhoudingen binnen de boekenverkoop (van Thiel, 2010: 29). Hoewel kwalitatief onderzoek als minder objectief wordt afgedaan en vaak in rechte lijn tegen het kwantitatief onderzoek wordt geplaatst, hoeven de twee onderzoeksmethodes elkaar niet uit te sluiten. Ze kunnen elkaar net aanvullen: zo kan een kwalitatief vooronderzoek worden opgevolgd en geëvalueerd door een kwantitatief onderzoek en omgekeerd (van Ijzendoorn, 1988: 287; Philipsen & Vernooij-‐Dassen, 2004: 7). In het geval van deze scriptie worden de bevindingen uit de kwantitatieve analyse van de verkoopcijfers op kwalitatieve wijze getoetst aan de ervaringen van de uitgevers zelf, een praktijk die triangulatie heet en waar verderop bij wordt stilgestaan.
2.2.1.2.
Het uitvoeren van het kwantitatief onderzoek
Een onderzoeker kan ervoor kiezen om zelf kwantitatieve data te verzamelen of om gebruik te maken van reeds bestaand materiaal. In dit onderzoek wordt gewerkt met numerieke gegevens die reeds voorhanden zijn en dus niet werden verzameld met het oog op de probleemstelling in kwestie. Er bestaan verscheidene internationale bureaus, waaronder GfK, die grootschalig en op periodieke basis gegevens registeren. De registratie en opslag van de gegevens gebeurt op systematische wijze en de komst van de computer en het digitale datamanagement heeft nog meer geleid tot de standaardisering van de dataverzameling (Baarda & De Goede, 2006: 201-‐203). Het onderzoeken van reeds bestaand datamateriaal heeft als voordeel dat het snel en relatief goedkoop is, de data werd immers al geproduceerd door een externe instantie. Daarnaast is er de non-‐reactiviteit van het onderzoek. Omdat de gegevens reeds extern geproduceerd werden, zijn ze niet gevoelig voor vertekening door de handelingen van de onderzoeker, wat de invloed van de onderzoeker weer verkleint. Misschien wel het belangrijkste voordeel van een bestaande dataset is dat het toelaat om op een korte periode een longitudinaal onderzoek te doen. Gegevens die al jarenlang worden verzameld lenen zich tot het uitvoeren van een trendonderzoek, waarbij nieuwe ontwikkelingen aan het licht kunnen komen (Baarda & De Goede, 2006: 204). Zo is het voor deze scriptie mogelijk een bepaald topic over vijf jaar tijd te bestuderen dankzij een reeds bestaande dataset. Nadelen van onderzoek met bestaande gegevens zijn dan weer problemen wat betreft toegankelijkheid en de moeilijke kwaliteitsbeoordeling door de onderzoeker (Baarde & De Goede, 2006: 206-‐210). De kwantitatieve component van deze scriptie bestaat uit een analyse van de boekenverkoopcijfers in Vlaanderen in de periode 2008 tot 2012. We doen dit aan de hand van de verkoopgegevens die worden aangeleverd door GfK. Tientallen Vlaamse en Brusselse verkooppunten
38
van boeken sturen wekelijks hun reële verkoopcijfers door naar GfK, dat op zijn beurt deze gegevens voor de participerende winkels gratis en voor uitgevers en importeurs tegen betaling beschikbaar maakt via een webapplicatie. Op deze manier kan er een beeld worden geschetst van de ontwikkelingen in de markt en de ontwikkelingen per individuele uitgever, en kunnen de uitgevers er dus ook hun beleid beter op afstemmen (Boek.be, 2008: 22). We dienen echter op te merken dat de cijfers van GfK niet de volledige Vlaamse boekenmarkt dekken. Sinds 2007 houdt GfK de wekelijkse kassaverkopen bij van drie verkoopkanalen: de boekhandels, de grootwarenhuizen en de muziek-‐ en entertainmentwinkels. De dekkingsgraad werd de afgelopen vijf jaar door GfK tussen 81% en 87% geschat: 85% in 2008, 81% in 2009 en 2010 en 87% in 2011 en 2012 (Boek.be, 2008: 12; Colpaert et al., 2013: 3). Voorlopig geeft het dus nog geen foutloos beeld weer van de Vlaamse algemene boekenverkoop, al is de dekkingsgraad hoog genoeg om tot representatieve resultaten te leiden. De dataverzameling voor dit onderzoek gebeurde dus vooraf door GfK. Op de datapreparatie en data-‐analyse komen we verderop terug.
2.2.2. Kwalitatief onderzoek: expertinterviews 2.2.2.1.
Kenmerken van het expertinterview
Hoewel het expertinterview reeds lange tijd een veelvuldig gehanteerde onderzoeksmethode is – in het bijzonder in de sociale wetenschappen – ontbrak er tot sinds kort een duidelijk methodologisch kader voor deze specifieke vorm van interviews. Het debat rond de toepassing en het nut van expertinterviews kwam pas in het afgelopen decennium geleidelijk op gang en de literatuur over deze methode is op dit moment dan ook nog niet zo uitgebreid als de literatuur over de meer ‘klassieke’ onderzoeksmethodes (Bogner, Littig & Menz, 2009: 1). We kunnen geen allesomvattende definitie van het expertinterview geven. Het is een erg hybride onderzoeksmethode die op verschillende wijzen kan worden gehanteerd. Zo kan het expertinterview zowel volgens de conventies van het kwalitatieve als het kwantitatieve onderzoek worden uitgevoerd – al dient te worden opgemerkt dat het in de meeste gevallen onder het kwalitatieve paradigma valt (Bogner & Menz, 2009: 43-‐44). Daarnaast kunnen expertinterviews voor uiteenlopende doeleinden worden gebruikt. Ze kunnen eerder exploratief van aard zijn en een eerste oriëntatie in een onderzoeksveld verlenen, maar kunnen ook worden aangewend om theorieën te genereren of om op een meer systematische manier aanvullende informatie over een topic te verkrijgen (Bogner, Littig & Menz, 2009: 6-‐7). In deze scriptie wordt er vooral op de laatste variant, het systematische expertinterview gesteund. In het systematische expertinterview wordt de nadruk gelegd op en gepeild naar de kennis die de expert uit de praktijk en uit zijn eigen ervaringen heeft
39
vergaard. Het is de meest voorkomende vorm van het expertinterview en wordt vaak gehanteerd in combinatie met andere onderzoeksmethodes. Dit combineren van onderzoeksmethodes is een praktijk die bekend staat als methodologische triangulatie en – hoewel het niet altijd evident is verschillende methodes te combineren – is dit een belangrijk kwaliteitscriterium voor wetenschappelijk onderzoek (Bogner & Menz, 2009: 46-‐47; Flick, 2009: 168; Mortelmans, 2009: 439). Ook in dit onderzoek wordt zoals eerder gezegd het principe van triangulatie toegepast, in de zin dat de expertinterviews met uitgevers ter ondersteuning en illustratie dienen van de geanalyseerde verkoopgegevens van de Vlaamse boekenmarkt. Een veelvoorkomende verschijningsvorm van het expertinterview is het semi-‐gestructureerde interview. Het expertinterview onderscheidt zich echter van het algemene semi-‐gestructureerde interview in één cruciaal opzicht: het interview draait niet zozeer om de geïnterviewde persoon op zich, maar eerder over zijn of haar capaciteiten in en kennis over een bepaald activiteitenterrein (Flick 2009, 165). Het expertinterview heeft als onderzoeksmethode enkele voor-‐ en nadelen. Een voordeel is dat het een snelle en effectieve manier is om veel gegevens te verzamelen over een bepaald onderzoekstopic. Vaak gaat het om specifieke kennis of insider information die moeilijk te achterhalen is op andere manieren. Een tweede voordeel is dat de onderzoeker en de expert de interesse voor het onderzoeksonderwerp in kwestie delen, wat bevorderlijk kan zijn voor de participatiegraad van de experts. De expert is namelijk begaan met het onderwerp, is er nauw bij betrokken in zijn professionele sfeer en ziet vaak de (wetenschappelijke) relevantie en het persoonlijk nut van het onderzoek in. In veel gevallen is de expert dus benieuwd naar de onderzoeksresultaten, waardoor hij al makkelijker te overtuigen is om deel te nemen aan het interview (Bogner, Littig & Menz, 2009: 2). Een laatste voordeel heeft te maken met het eerder besproken begrip van triangulatie. Hoewel het expertinterview kan worden gehanteerd als een opzichzelfstaande methode, biedt het volgens veel auteurs vooral een meerwaarde wanneer het complementair wordt gebruikt met andere methodes (Pfadenhauer, 2009: 91-‐92). Wanneer het expertinterview wordt afgenomen in navolging van eerdere dataverzameling, zoals dat in dit onderzoek het geval is, kan het de resultaten namelijk valideren of kan het dienen ter verruiming en duiding van de bevindingen (Flick, 2009: 168). Vooral het uitvoeren in combinatie met een kwantitatieve aanpak kan op veel krediet rekenen omdat kwantitatief onderzoeksmateriaal, zoals gezegd, minder vatbaar is voor interpretatie en gemakkelijker kan overtuigen. Cijfermateriaal zegt echter weinig over de achterliggende mechanismen van een bepaald fenomeen en hier kunnen de expertinterviews dan weer bij helpen (Wroblewski & Leitner, 2009: 247).
40
Er zijn echter ook enkele methodologische bedenkingen te maken bij het expertinterview. Hoewel het een snelle en relatief eenvoudige manier is om toegang te krijgen tot onderzoeksgegevens en dus niet verwonderlijk een populaire methode is, mogen we niet vervallen in een naïef vertrouwen in de waarachtigheid en objectiviteit van de door de expert aangeleverde informatie. Het expertinterview wordt best niet benaderd als een snelle shortcut tot het bekomen van kennis en feiten. Het doel van de methode is namelijk vaak gelijkluidend aan dat van het kwalitatieve onderzoek in het algemeen: niet het achterhalen van ‘de waarheid’, maar het reconstrueren van een latente betekenisstructuur (Bogner, Littig & Menz, 2009: 2, 5-‐6, 8). De expert heeft zijn eigen, persoonlijke opvattingen over het onderzoekstopic en is tevens afhankelijk van zijn geheugen en zijn ervaringen. De onderzoeker interpreteert deze opvattingen op zijn beurt volgens een eigen referentiekader. Het expertinterview heeft dus in zekere mate een interpretatief constructivistisch karakter, waardoor de problematiek van subjectiviteit nooit ver weg is (Smaling, 2010: 26). Ook het gebrek aan standaardisering en methodologische rigueur kan als een nadeel worden beschouwd, al is dit wederom eigen aan het kwalitatieve paradigma in het algemeen (Bogner & Menz, 2009: 44). We kunnen ons bovendien de vraag stellen wanneer we al dan niet met een ‘expert’ te maken hebben. Wanneer heeft iemand voldoende expertise over een onderwerp; wanneer kunnen we erop vertrouwen dat de geïnterviewde persoon ons effectief waardevolle informatie verschaft? Dit is een vraag die centraal staat in het methodologisch debat rond expertinterviews (Bogner, Littig & Menz, 2009: 2-‐4). Het antwoord op de vraag is uiteraard relatief. Wie als een expert kan worden beschouwd, hangt niet alleen af van het onderzoekstopic in kwestie, maar ook van de theoretische en analytische invalshoeken die in het onderzoek worden gehanteerd (Deeke in Flick, 2009: 165). Hier schuilt de problematiek dat uiteindelijk iedereen op een gegeven moment als een expert zou kunnen worden bestempeld, waardoor het expertinterview in feite niet afwijkt van het standaard diepte-‐interview (Meuser & Nagel, 2009: 18). In de meeste gevallen gaat het echter om werknemers die een specifieke, veelal strategische of beleidsmatige functie uitoefenen in een organisatie en binnen deze context specifieke professionele ervaring hebben opgedaan en kennis hebben vergaard (Flick, 2009: 166). Hoewel het aan de onderzoeker is om te bepalen wie hij als expert in zijn onderzoek wilt betrekken, is dit geen arbitraire keuze, maar één die mede afhangt van de erkenning die de expert krijgt in zijn discipline (Meuser & Nagel, 2009: 18). We kunnen dus stellen dat wie als expert wordt aanschouwd, zowel een methodologische als een sociale constructie is (Deeke in Abels & Behrens, 2009: 139).
41
Tot slot is er het probleem van toegankelijkheid en ongeremdheid van experts. Hoewel eerder werd aangehaald dat experts sneller geneigd zullen zijn te participeren wanneer het onderwerp hen na aan het hart ligt, geldt dat hoe hoger op de sociale ladder, hoe moeilijker het is de expert te bereiken (Littig, 2009: 104). Ook het tijdsgebrek van de experts kan een organisatorisch probleem vormen. Het geven van interviews is meestal geen prioriteit voor de expert en het tijdschema van het interview moet dus zeer strikt worden ingecalculeerd (Flick, 2009: 168). Naast tijdsdruk is confidentialiteit een vaak terugkerend issue bij expertinterviews. Zo kunnen experts – al dan niet vanuit hun werkgever – de druk voelen om bepaalde vragen niet te beantwoorden of om het interview niet te laten opnemen (Flick, 2009: 168). We kunnen concluderen dat het expertinterview aanzienlijk afwijkt van andere vormen van interviews, en dus een eigen methodische aanpak vergt (Meuser & Nagel, 2009: 17). Hoewel er geen vaste set van methodologische regels bestaat om hét ideale expertinterview uit te voeren (Bogner & Menz, 2009: 73), zijn er wel enkele richtlijnen die kunnen helpen het expertinterview tot een goed einde te brengen. In wat volgt bespreken we de belangrijkste richtlijnen en procedures, van dataverzameling tot analyse.
2.2.2.2.
Het afnemen en verwerken van een expertinterview
Het afnemen van een expertinterview vereist een grondige planning. De interviewer dient zelf voldoende kennis te vergaren over het onderzoeksonderwerp om een zinvol gesprek met de expert aan te kunnen gaan en om een bruikbaar interviewinstrumentarium op te stellen (Littig, 2009: 109). De dataverzameling van het expertinterview gebeurt doorgaans op een semi-‐gestructureerde manier, met behulp van een topiclijst en eventueel een vragenprotocol. De topiclijst is onder meer gebaseerd op theoretische inzichten en vormt de belangrijkste leidraad voor het afnemen van het interview. De uitwerking en het gebruik van de topiclijst kan verschillen naargelang het type expertinterview. Zo is de topiclijst voor een systematisch expertinterview al wat gedetailleerder dan die voor een exploratief interview (Meuser & Nagel, 2009: 31). Door de beperkt beschikbare tijd en door de zeer afgebakende focus van het gespreksonderwerp, dient de topiclijst redelijk strikt te worden gehanteerd, onder meer om te vermijden dat er al te zeer over irrelevante onderwerpen wordt uitgeweid (Flick, 2009: 167). Desondanks kan het nuttig zijn om aandacht te schenken aan de ruimere reflecties en zienswijzen van de expert om ook de latente betekenissen bloot te leggen. De expert moet dus de mogelijkheid krijgen uitgebreid te antwoorden op de vraag. Gesloten vragen of een interview in de vorm van een gestandaardiseerde survey zijn hier minder bruikbaar (Meuser & Nagel, 2009: 31). Bovendien dienen de vragen in een expertinterview op een “supra-‐personal level of
42
knowledge” (Meuser & Nagel, 2009: 34) te worden gesteld. Dit wil zeggen dat de vragen gerelateerd moeten zijn aan de instellingen in kwestie – in dit geval de uitgeverijen – en niet aan de persoonlijke leefwereld van de respondent. Hoewel een consequent gebruik van de topiclijst het mogelijk maakt de verschillende interviews met elkaar te vergelijken, loopt het onderzoek vaak volgens een iteratief proces. De topiclijst en het vragenprotocol kunnen doorheen het onderzoek dus licht aangepast of aangevuld worden met informatie die bovenkomt uit de reeds afgenomen interviews (Meuser & Nagel, 2009: 33, 35). Het is gebruikelijk dat expertinterviews worden opgenomen. In tegenstelling tot het standaard diepte-‐interview is het echter niet nodig het interview in zijn volledigheid, paralinguïstische en non-‐ verbale elementen incluis, te transcriberen. Het volstaat om enkel de relevante passages te transcriberen of te parafraseren (Meuser & Nagel, 2009: 35). Na de transcriptiefase volgt de data-‐analyse. In deze fase draait het eerst om het groeperen van ‘thematische units’: passages die verspreid zijn overeen het gehele interview, maar hetzelfde topic of subtopic behandelen. Dit noemt men het coderen van de data. Elke passage krijgt één of meerdere codes toegewezen en wordt zo met andere passages met dezelfde code verbonden. Hierna kan de eigenlijke analyse van de data beginnen, waarbij de passages met dezelfde code over de interviews heen samen in beschouwing worden genomen. Hier kan per topic worden gekeken naar gelijkenissen en verschillen tussen de verschillende interviews, waarbij tevens dient te worden teruggekoppeld naar het theoretisch kader dat aan de interviews vooraf ging. Ook het uitschrijven van de analyse gebeurt met behulp van de opgedane theoretische kennis. Dit herschikken en analyseren van de data in samenspel met de theorie is het reconstrueren van betekenissen zoals eerder werd aangehaald (Meuser & Nagel, 2009: 35-‐36). De bevindingen uit de data-‐analyse worden in hoofdstuk 4 behandeld, in wat volgt bespreken we eerst het onderzoeksverloop van het kwantitatief en kwalitatief onderzoek.
2.2.3. Onderzoeksverloop De eerste fase van het empirisch onderzoek bestond uit de analyse van de boekenverkoopcijfers in Vlaanderen tussen 2008 en 2012. In de webapplicatie van GfK werden dan ook alleen de Vlaamse verkooppunten van boeken geselecteerd, de Brusselse verkooppunten werden niet opgenomen in de analyse. Er werden drie onderzoeksvragen rond deze kwantitatieve analyse geformuleerd, in samenspraak met de bedrijfsbegeleider van Boek.be. Ze werden in het vorig hoofdstuk nader toegelicht en betroffen de algemene boekenverkoop, de verkoop van de verschillende genres en de verkoop per distributiekanaal. Via de webapplicatie was het eenvoudig om selecties te maken qua
43
periode, genre (volgens de NUR-‐codes) en distributiekanaal (bookstores, entertainment specialists en mass markets), waardoor er efficiënt en per onderzoeksvraag dataselecties konden worden gemaakt. Ook de datapreparatie verliep zeer eenvoudig, de verkoopcijfers konden namelijk rechtstreeks vanuit de webapplicatie in Excel worden ingevoerd. Vanwege de aard van de onderzoeksvragen werden alle berekeningen die er bij de analyse aan te pas kwamen in verschillende Excel bestanden gemaakt en dienden er geen aanvullende statistische verwerkingen te worden gemaakt. Eerst werden per onderzocht jaar (2008-‐2012) de verkoopgegevens geselecteerd van alle gekozen genres en alle verkoopkanalen samen. Hier werden de aandelen van de top 10, de top 11-‐ 100, de top 101-‐500 en de top > 500 (gesorteerd volgens afzet) binnen de totale boekenverkoop berekend, zowel wat betreft omzet als afzet. Alvorens dezelfde oefening ook te maken voor de verschillende genres apart, werd er gekeken naar het aandeel van elk genre binnen de totale boekenverkoop. Dit om na te gaan of elk genre verhoudingsgewijs een belangrijk gewicht inneemt in de verkoop en dus een wezenlijke rol kan spelen in het fenomeen van bestselleritis. Ook het aandeel van de drie verkoopkanalen in de totale verkoop werd berekend, om tot slot per verkoopkanaal te kijken naar de omzet van de verschillende toppen gesorteerd volgens afzet. Om deze materie ook vanuit het oogpunt van de uitgever te bekijken en zo een bredere kijk op het onderzoekstopic te krijgen, werden na de kwantitatieve analyse de expertinterviews afgenomen. In totaal werden er vier interviews afgenomen in de loop van mei en juni 2013. Wat de selectie van de gesprekspartners betreft werd er eerst gekozen voor vier uitgeverijen in Vlaanderen: Lannoo, Van Halewyck, VBK en WPG. Binnen deze uitgeverijen werden personen met een leidinggevende functie of een functie binnen marketing en sales geselecteerd. De bevraagde experts zijn René Van Loon voor VBK, Lut Raymaekers voor Van Halewyck, Katrien Beeusaert voor Lannoo en Johan De Koning voor WPG. De selectie van de gespreksitems en de uitwerking van een meer gedetailleerde vragenlijst werden voor een groot deel gebaseerd op de verworven inzichten uit de literatuurstudie. Er werd tevens gepoogd de gesprekken zoveel mogelijk te koppelen aan de bevindingen uit de kwantitatieve analyse, al leek dit niet altijd evident omdat de gesprekspartners geen gedetailleerd cijfermateriaal voorhanden hadden of dit niet konden vrijgeven. Op de minder bruikbare passages na werden de interviews grondig getranscribeerd, de transcripties werden samen met het vragenprotocol in bijlage toegevoegd. Het materiaal werd gecodeerd volgens het proces dat eerder werd besproken, de onderzoeksbevindingen worden in het volgend hoofdstuk uiteengezet.
44
3. Empirisch luik – Deel 2: Onderzoeksbevindingen
3.1.
Analyse van de Vlaamse boekenverkoopcijfers in de periode 2008-‐ 2012
3.1.1. Bevindingen uit de analyse van de algemene boekenverkoop Dit deel van het empirisch onderzoek bestaat uit een analyse van de boekenverkoop van alle gekozen genres samen (literaire fictie, non-‐fictie vrije tijd, non-‐fictie informatief, kinderboeken en stripverhalen). De drie verschillende distributiekanalen waarvan GfK verkoopgegevens verzamelt (bookstores, entertainment specialists, mass markets) werden samen in de analyse opgenomen. De verkoopsgegevens werden gesorteerd op basis van de afzet en ingedeeld in vier groepen: top 10 (10 bestverkochte titels); top 11-‐100; top 101-‐500; top > 500 (al de overige titels – de Long Tail).
Aandeel van de oplages in % van de totale afzet 4,3% 9,8%
5,4% 10,9%
4,0% 10,4%
5,2% 9,2%
6,5% 10,6%
12,6%
12,0%
12,2%
12,3%
11,7%
73,2%
71,7%
73,4%
73,3%
71,3%
2008
2009
2010
2011
2012
> Top 500
73,2%
71,7%
73,4%
73,3%
71,3%
Top 101-‐500
12,6%
12,0%
12,2%
12,3%
11,7%
Top 11-‐100
9,8%
10,9%
10,4%
9,2%
10,6%
Top 10
4,3%
5,4%
4,0%
5,2%
6,5%
Figuur 1: Aandeel van de oplages in % van de totale afzet
In bovenstaande figuur zien we een duidelijke stijging met 2,2% van het aandeel van de top 10 en een daling met 1,9% van het aandeel van de Long Tail (top > 500) in de totale afzet tussen 2008 en 2012. Het aandeel van de top 11-‐100 neemt met 0,8% lichtjes toe, dat van de top 101-‐500 neemt dan weer licht af met 0,9%. Concreet houdt dit in dat er van bestsellers – de top 100 met daarbinnen
45
vooral de top 10 – verhoudingsgewijs meer boeken worden verkocht, terwijl er van de overige titels – de top 101-‐500 en de Long Tail – in verhouding minder boeken over de toonbank gaan. Deze evoluties doen zich echter niet in één rechte lijn voor. In 2010 zien we namelijk dat de verhoudingen terug in de tegengestelde richting wijzigen, waarbij het gewicht van de bestsellers weer licht afneemt en dat van de Long Tail toeneemt. Ook in verdere analyses zal blijken dat 2010 in veel opzichten een uitzonderlijk jaar was. Hoewel 2012 al behoorlijke verschillen toont met 2008, kunnen we dus nog niet zeggen of we over een blijvende trend kunnen spreken dan wel over een tijdelijk fenomeen.
Aandeel van de oplages in % van de totale omzet 5,1% 11,2%
6,9% 11,2%
4,6% 11,4%
6,3% 9,8%
7,7% 11,1%
12,4%
12,3%
12,1%
13,2%
12,5%
71,3%
69,6%
71,9%
70,7%
68,7%
2008
2009
2010
2011
2012
Top >500
71,3%
69,6%
71,9%
70,7%
68,7%
Top 101-‐500
12,4%
12,3%
12,1%
13,2%
12,5%
Top 11-‐100
11,2%
11,2%
11,4%
9,8%
11,1%
Top 10
5,1%
6,9%
4,6%
6,3%
7,7%
Figuur 2: Aandeel van de oplages in % van de totale omzet
Dezelfde oefening werd gemaakt voor het aandeel van elk van de toppen in de totale omzet. Wanneer we in bovenstaande figuur het gewicht van de verschillende toppen (gesorteerd op afzet) in de totale omzet in beschouwing nemen, zien we ten eerste dat de top 11-‐100 en de top 101-‐500 op vijf jaar tijd redelijk stabiel zijn gebleven. Alleen in 2011 vinden er lichte veranderingen plaats, maar in 2012 zijn de verhoudingen alweer te vergelijken met die van 2008. Opvallender is dat we tussen 2008 en 2012 een stijging met 2,6% zien van de top 10 en een daling met 2,6% van de top > 500. Deze cijfers illustreren een toenemend gewicht van bestsellers in de totale boekenverkoop, waarbij het vooral gaat om de tien absolute toptitels en minder om de overige titels in de top 100. We mogen echter opnieuw geen voorbarige conclusies trekken en stellen dat het om een constante evolutie gaat. Nadat het aandeel van de top 10 stijgt in 2009, daalt het immers weer in 2010, om
46
daarna opnieuw te stijgen. De Long Tail legt een gelijkaardig parcours af. Afgaande op zowel de afzet als de omzet kunnen we voorlopig dus eerder van een golfbeweging spreken dan van een constante evolutie naar ‘bestselleritis’. We zouden kunnen veronderstellen dat deze grillige evolutie titelafhankelijk is en de verdeling van de totale omzet over de verschillende toppen dus samenhangt met de specifieke titels die elk jaar worden uitgebracht. Zo kan het hoge aandeel van de top 10 in 2012 een gevolg zijn van de immense populariteit van de Vijftig Tinten-‐ en Dagelijkse Kost-‐reeksen (Boekenvak.be, 2013). Wanneer we figuren 1.1 en 1.2 naast elkaar leggen, zien we dat de verhoudingen binnen de toppen lichtjes anders liggen. Waar de top 10 best verkochte titels in 2012 nog altijd ‘maar’ 6,5% van de totale boekenafzet vertegenwoordigt, staat deze top 10 wel voor zo’n 7,7% van de totale omzet. De meest succesvolle titels lijken in de eigenlijke boekenverkoop verhoudingsgewijs nog niet zo beduidend veel voor te stellen maar genereren toch een flink percentage van de totale omzet. Langs de andere kant representeert de Long Tail in 2012 met 71,3% nog steeds een aanzienlijk deel binnen de afzet, terwijl het met 2,6% minder een kleiner percentage binnen de omzet voor zich neemt. Vooral in de omzet lijkt het al dan niet tijdelijke fenomeen van bestselleritis zich te tonen. We kunnen deze stelling echter nuanceren wanneer we in onderstaande figuur onze blik werpen op de nominale waardes van de omzet binnen de toppen tussen 2008 en 2012.
Omzet van de oplages € 160.000.000 € 140.000.000 € 120.000.000 € 100.000.000 € 80.000.000 € 60.000.000 € 40.000.000 € 20.000.000 € 0 Top >500
2008
2009
2010
2011
2012
€ 91.548.920 € 103.601.359 € 105.403.081 € 112.964.793 € 109.343.442
Top 101-‐500 € 15.950.555 € 18.332.201 € 17.751.827 € 21.117.436 € 19.910.045 Top 11-‐100
€ 14.409.776 € 16.604.121 € 16.719.576 € 15.695.319 € 17.701.564
Top 10
€ 6.550.352
€ 10.333.234
€ 6.812.075
€ 10.087.151 € 12.258.325
Figuur 3: Omzet van de oplages
47
Deze nominale waardes tonen dat niet enkel de omzet van de absolute bestsellers, maar ook die van de overige toppen en de Long Tail sterk stijgt tussen 2008 en 2012. De boekenverkoop blijkt het dus goed te doen over de toppen heen. Hoewel deze bevinding enigszins de gevreesde trend van bestselleritis kan relativeren en het blijvend belang van de Long Tail aantoont, zien we wel dat de omzet van de top 10 bijna verdubbelt, terwijl de omzet van de overige toppen verhoudingsgewijs veel minder stijgt. We kunnen deze bevinding ook uit onderstaande trendgrafiek afleiden.
Procentuele omzetgroei
190% 180% 170% 160% 150% 140% 130% 120% 110% 100%
2008
2009 Totale omzet Omzet Top 11-‐100 Omzet Top >500 Trend Omzet Top 10 Trend Omzet Top 101-‐500
2010
2011
2012
Omzet Top 10 Omzet Top 101-‐500 Trend Totale omzet Trend Omzet Top 11-‐100 Trend Top >500
Figuur 4: Procentuele omzetgroei
Deze figuur toont de procentuele evolutie van de omzet van de verschillende toppen. De blauwe trendpijl geeft de evolutie van de totale omzet weer, de rode trendpijl enkel die van de top 10. De rode pijl wijst op een beduidend sterkere groei van de top 10 dan van de rest van de toppen, wat zou kunnen suggereren dat de bestsellers in de toekomst een steeds groter deel van de inkomstenkoek voor zich zullen nemen. Een andere manier om naar de gegevens te kijken is om na te gaan hoeveel verschillende titels nodig zijn om een bepaald deel van de omzet te bereiken. In onderstaande figuur valt op dat een steeds kleiner aantal titels nodig is om 5 of 10% van de omzet te behalen, wat weerom een indicatie is van het groeiend aandeel van de bestsellers.
48
Aantal verschillende titels nodig om 5% en 10 % van de totale omzet te bereiken 40
Aantal titels
35 30 25 20 15 10 5 0
2008
2009
2010
2011
2012
5% van de omzet
9
7
12
4
5
10% van de omzet
36
21
37
30
18
Figuur 5: Aantal verschillende titels nodig om 5% en 10 % van de totale omzet te bereiken
Deze tendens zet zich door tot meer dan 25 % van de omzet (zie figuur 6). Merk op hoe 25% van de totale omzet in 2012 gehaald werd uit de verkoop van slechts 236 titels. Dit zijn er 30% minder dan dat er nog nodig waren in 2008 om 25% van de omzet te halen.
Aantal titels nodig om een % van de omzet te bereiken 500 450
Aantal titels
400 350 300 250 200 150 100 50 0
2008
2009
2010
2011
2012
15% van de omzet
85
61
82
80
56
20% van de omzet
169
129
182
166
120
25% van de omzet
338
264
341
308
236
30% van de omzet
474
429
Figuur 6: Aantal titels nodig om een % van de omzet te bereiken
49
We kunnen een aantal conclusies trekken uit de analyse van de algemene boekenverkoop. Ten eerste blijkt het aandeel van de bestsellers binnen zowel de afzet als de omzet te stijgen. In deze stijging ligt de nadruk vooral op de top 10 en veel minder op de overige bestsellers. Langs de andere kant slinkt het aandeel van de Long Tail, wat de in het theoretisch luik aangehaalde visies bevestigd. Aangezien de overige toppen constanter blijven, zouden we kunnen stellen dat de winst van de top 10 ten koste gaat van het aandeel van de Long Tail. Deze evoluties gebeuren echter zeer gradueel en bovendien niet volgens een vast patroon. Ze geven dus geen uitsluitsel over hoe de verschillende toppen zich in de toekomst zullen verhouden. Ten tweede stellen we vast dat de omzet van alle toppen nominaal bekeken stijgt. Het boekenvak lijkt het over de hele lijn dus goed te doen, al valt uit de cijfers hier pas echt op hoe sterk de top 10 groeit in de verkoop. Dit zien we wel als een indicatie dat de bestsellers in de toekomst een steeds groter deel van de omzet zullen genereren. Nu we een idee hebben over hoe de toppen zich verhouden in de totale boekenverkoop, kunnen we nagaan of de bevindingen ook opgaan voor de verschillende genres apart.
50
3.1.2. Bevindingen uit de analyse per genre 3.1.2.1.
Aandeel van de verschillende genres binnen de totale boekenverkoop
Alvorens in te gaan op de verdeling van de toppen in de verkoop per individueel genre, werd er gekeken naar het aandeel van elk genre binnen de totale boekenverkoop. Door na te gaan welke genres het meest verkopen en het meest opbrengen krijgen we een indicatie van welke genres de grootste rol spelen in het fenomeen van bestselleritis. Figuur 7 toont het aandeel van de vijf geselecteerde genres in de totale afzet, figuur 8 het aandeel in de totale omzet. Figuur 9 geeft tot slot het aandeel van de vijf genres in de top 10 van de bestverkochte titels. De verdeling van de genres in de overige toppen (top 11-‐100, top 101-‐500 en top > 500) werd niet in deze analyse opgenomen, maar kan in de bijlagen worden geraadpleegd.
Aandeel van de genres in de totale afzet 24,0%
25,0%
27,2%
25,6%
24,9%
26,2%
25,1%
26,0%
26,8%
30,0%
17,0%
19,0%
16,3%
17,8%
16,3%
17,8%
15,1%
15,1%
15,2%
14,5%
15,0%
15,7%
15,4%
14,5%
14,3%
2008
2009
2010
2011
2012
Stripverhalen
15,0%
15,7%
15,4%
14,5%
14,3%
Non-‐ficue informauef
17,8%
15,1%
15,1%
15,2%
14,5%
Non-‐ficue vrije ujd
17,0%
19,0%
16,3%
17,8%
16,3%
Literaire ficue
26,2%
25,1%
26,0%
26,8%
30,0%
Kinderboeken
24,0%
25,0%
27,2%
25,6%
24,9%
Figuur 7: Aandeel van de genres in de totale afzet
Figuur 7 toont tussen 2008 en 2012 een redelijk evenwichtige verdeling tussen de verschillende genres in de totale verkoop. Van de literaire fictie en de kinderboeken gaan er de meeste boeken over de toonbank, de drie overige genres hebben gelijkaardige verkoopsaantallen. Op vijf jaar tijd lijken er geen al te drastische veranderingen te zijn gebeurd, al nam het aandeel van de literaire fictie in 2012 aardig toe waardoor het met voorsprong het bestverkopende genre is.
51
Aandeel van de genres in de totale omzet 19,0%
20,4%
21,7%
19,8%
19,4%
29,1%
28,7%
28,0%
28,8%
32,0%
18,9%
21,7%
20,6%
22,7%
20,5%
26,9%
22,7%
22,6%
22,0%
21,3%
6,2%
6,5%
7,2%
6,7%
6,8%
2008
2009
2010
2011
2012
Stripverhalen
6,2%
6,5%
7,2%
6,7%
6,8%
Non-‐ficue informauef
26,9%
22,7%
22,6%
22,0%
21,3%
Non-‐ficue vrije ujd
18,9%
21,7%
20,6%
22,7%
20,5%
Literaire ficue
29,1%
28,7%
28,0%
28,8%
32,0%
Kinderboeken
19,0%
20,4%
21,7%
19,8%
19,4%
Figuur 8: Aandeel van de genres in de totale omzet
Wanneer we in bovenstaande figuur naar de omzet kijken, liggen de verhoudingen iets anders. Zo valt op dat de stripverhalen een beduidend lager aandeel in de omzet dan in de afzet hebben, wat niet verwonderlijk is aangezien de meeste stripverhalen tegen lagere prijzen worden verkocht dan het gemiddelde boek. Ook de kinderboeken genereren een lagere omzet dan hun aandeel in de afzet doet vermoeden, de non-‐fictie boeken doen het dan weer beter. Opnieuw heeft de literaire fictie het grootste aandeel; in 2012 genereert dit genre bijna een derde van de volledige omzet. De aandelen van non-‐fictie vrije tijd, non-‐fictie informatief en kinderboeken zijn redelijk gelijk verdeeld (elk plusminus 20%). Deze verdeling vinden we niet terug in de top 10, zoals figuur 9 aantoont.
52
Aandeel van de genres in de omzet van de top 10 9,2%
5,1%
53,6%
56,7%
14,6%
10,2% 56,5%
36,3% 84,8% 27,2%
35,5%
38,1%
43,5%
17,1% 4,8%
5,0%
2008
2009
2010
2011
2012
Stripverhalen
1,7%
0,0%
4,8%
5,0%
0,0%
Non-‐ficue informauef
0,0%
0,0%
17,1%
0,0%
0,0%
Non-‐ficue vrije ujd
35,5%
38,1%
27,2%
84,8%
43,5%
Literaire ficue
53,6%
56,7%
36,3%
10,2%
56,5%
Kinderboeken
9,2%
5,1%
14,6%
0,0%
0,0%
Figuur 9: Aandeel van de genres in omzet van de top 10
Bovenstaande figuur geeft onvoldoende informatie om conclusies te trekken: aangezien het slechts over 10 boeken gaat, mag het niet verwonderlijk zijn dat bepaalde genres helemaal niet voorkomen in de top 10. Daarom breiden we onze analyse uit naar de top 100.
53
Aandeel van de genres in omzet van de top 100 13,3%
41,0%
19,8%
45,7%
3,0% 20,8%
30,8%
2,0% 48,8%
34,5% 46,1%
23,9%
22,6% 20,7%
35,5%
11,2%
10,7%
7,4%
10,9%
9,4%
2008
2009
2010
2011
2012
Stripverhalen
5,8%
7,4%
10,9%
9,4%
9,4%
Non-‐ficue informauef
15,9%
6,5%
11,2%
10,7%
4,3%
Non-‐ficue vrije ujd
23,9%
20,7%
22,6%
46,1%
35,5%
Literaire ficue
41,0%
45,7%
34,5%
30,8%
48,8%
Kinderboeken
13,3%
19,8%
20,8%
3,0%
2,0%
15,9% 5,8%
6,5%
4,3% 9,4%
Figuur 10: Aandeel van de genres in omzet van de top 100
Tussen 2008 en 2012 brachten literaire fictie en non-‐fictie vrije tijd het meeste op binnen de top 100 van de bestverkochte boeken. In 2008 en 2009 domineerden deze twee genres samengeteld de top 100 met respectievelijk maar liefst 64,9% en 66,4% van de omzet. In 2010 is deze dominantie van de twee genres minder uitgesproken en is de verdeling van de top 100 meer verspreid over de vijf verschillende genres. Literaire fictie en de vrijetijdsboeken blijven alsnog de bestverkopende genres die samen 57,1% van de totale omzet binnen de top 100 vertegenwoordigen. In 2011 verandert de verdeling danig en nemen de vrijetijdsboeken alleen maar liefst 46,1% in van de omzet binnen de top 100. Het aandeel van de literaire fictie neemt sterk af en staat nog voor 30,8% van de omzet. Bovendien zien we het aandeel van de kinderboeken quasi verdwijnen. De verhoudingen veranderen opnieuw in 2012, waarbij de omzet binnen de top 100 bijna volledig (samen 84,3%) wordt ingenomen door literaire fictie en de vrijetijdsboeken. Hoewel 2011 een dieptepunt was voor de literaire fictie en een hoogtepunt voor de vrijetijdsboeken, lijken we dus voorlopig niet te moeten vrezen voor de toekomst van de fictie: het genre doet het met bijna de helft van de omzet binnen de top 100 weer erg goed in 2012.
54
Uit de analyse van de vijf voorgaande jaren kunnen we vaststellen dat literaire fictie en non-‐fictie vrije tijd de absolute topgenres zijn binnen de top 10 en de top 100. Wanneer we over het toenemend gewicht van de absolute bestsellers in de totale verkoop hebben, lijken we dus vooral te moeten spreken over deze twee genres. Daarbij is het genre van de vrijetijdsboeken de sterkste groeier. Een mogelijke oorzaak voor deze trend kan zijn dat de vrijetijdsboeken vaak publisher driven (cf. supra) uitgaven zijn. In tegenstelling tot uitgevers die vooral literaire fictie brengen en sterk afhankelijk zijn van de creaties van auteurs, kunnen uitgevers van vrijetijdsboeken zelf actief op zoek gaan naar en schaven aan concepten voor potentiële bestsellers. Dit zou kunnen verklaren waarom de vrijetijdsboeken jaar na jaar een aanzienlijk aandeel van de top 10 voor zich nemen, terwijl het succes van de literaire fictie een iets groter waagstuk is en gebonden is wat de auteurs dat jaar te bieden hebben. Nu we een globaal beeld hebben van de verdeling van de genres in de totale boekenverkoop, kunnen we dieper ingaan op de verkoop binnen elk genre apart.
55
3.1.2.2.
Analyse van de boekenverkoop per genre
Voor de analyse van de individuele genres werden vijf aparte datasets met de totale verkoop van elk genre bestudeerd. De titels werden gesorteerd op afzet en van elk van de vier toppen werd er gekeken naar het aandeel binnen de totale omzet van het betreffende genre.
Literaire fictie Aandeel van de oplages in de omzet van het genre literaire ficbe 13% 22%
18% 19%
12%
10%
18%
19%
20%
22%
50%
50%
44%
19% 19%
22%
20%
44%
42%
2008
2009
2010
2011
2012
Top >500
44%
42%
50%
50%
44%
Top 101-‐500
22%
20%
20%
22%
19%
Top 11-‐100
22%
19%
18%
19%
19%
Top 10
13%
18%
12%
10%
19%
19%
Figuur 11: Aandeel van de oplages in de omzet van het genre literaire fictie
Op vijf jaar tijd nemen de 10 bestsellers literaire fictie een groter gewicht in binnen de totale omzet van de literaire fictie. Het aandeel van de top 10 kende een stijging met 6% en bedroeg in 2012 maar liefst 19%. Langs de andere kant daalde het aandeel van de Long Tail echter niet, maar bleef het stabiel met 44% van de omzet. Het is dus de portie van de top 11-‐100 en 101-‐500 die de afgelopen vijf jaar licht is gedaald. Figuur 11 toont dat dit groeiend belang van de top 10 geen trend is die in rechte lijn gaat, maar zich eerder volgens een golfbeweging voordoet. Enerzijds stijgt het aandeel van de top 10 fors in 2009, waarna het in 2010 en 2011 weer een duik neemt om in 2012 terug sterk toe te nemen. De Long Tail maakte de omgekeerde beweging. Het is met andere woorden moeilijk te zeggen hoe de verdeling binnen de toppen in de komende jaren zal evolueren, al kunnen we wel stellen dat de bestsellers bij momenten een aanzienlijk deel van de omzet genereren.
56
In vergelijking met de totale boekenverkoop, kunnen we binnen het genre van de literaire fictie al meer over bestselleritis spreken. Waar de Long Tail in de totale boekenverkoop in 2012 de plak zwaait met meer dan tweederde van de omzet, is deze Long Tail veel minder prominent binnen de literaire fictie. Samen genereren de 500 bestverkopende titels bijna 60% van de totale omzet, al zijn verhoudingsgewijs de top 10 en in mindere mate de top 11-‐100 het belangrijkst in de verkoop.
Non-‐fictie vrije tijd Aandeel van de oplages in de omzet van het genre non-‐ficbe vrije bjd 17%
17%
16%
18%
15%
17%
16%
19%
18%
28%
27%
16%
19%
16%
19%
39%
36%
48%
52%
2008
2009
2010
2011
2012
Top >500
48%
52%
47%
39%
36%
Top 101-‐500
18%
16%
19%
16%
19%
Top 11-‐100
18%
15%
17%
16%
19%
Top 10
17%
17%
16%
28%
27%
47%
Figuur 12: Aandeel van de oplages in de omzet van het genre non-‐fictie vrije tijd
De daling van het aandeel van de Long Tail is het meest uitgesproken in het genre van de vrijetijdsboeken. In vijf jaar tijd is dit aandeel met niet minder dan 12% gedaald; in 2012 bedraagt het nog maar 36%. Langs de andere kant zien we het aandeel van de top 10 tussen 2008 en 2012 sterk stijgen met maar liefst 10%. In 2012 wordt meer dan een vierde van de omzet van alle vrijetijdsboeken vertegenwoordigd door de tien bestsellers. Ook de top 11-‐100 en de top 101-‐500 nemen, net als in het genre van de literaire fictie, samen een beduidende portie van de totale omzet binnen het genre voor zich. Het toenemend belang van bestsellers blijkt zich dus sterk te manifesteren in het genre van de vrijetijdsboeken. Zoals eerder werd aangehaald, kan dit te wijten zijn aan het uitgevergedreven karakter van veel vrijetijdsboeken.
57
In tegenstelling tot de algemene verkoop en tot de literaire fictie, zien we hier wel een redelijk constante beweging richting een dominantie van de bestsellers. Het aandeel van de Long Tail binnen de vrijetijdsboeken neemt in 2009 nog licht toe, maar daalt de jaren erop sterk en bedraagt in 2012 nog maar 9% meer dan dat van de tien bestsellers. Nog meer dan in het genre van de literaire fictie, zijn de absolute toptitels dus van cruciaal belang in de verkoop.
Non-‐fictie informatief Aandeel van de oplages in de omzet van het genre non-‐ficbe informabef 6% 14%
5% 13%
9% 12%
7% 14%
5% 14%
19%
20%
19%
17%
20%
60%
62%
61%
62%
62%
2008
2009
2010
2011
2012
Top >500
60%
62%
61%
62%
62%
Top 101-‐500
19%
20%
19%
17%
20%
Top 11-‐100
14%
13%
12%
14%
14%
Top 10
6%
5%
9%
7%
5%
Figuur 13: Aandeel van de oplages in de omzet van het genre non-‐fictie informatief
In het genre van de informatieve boeken is de verdeling van de toppen relatief stabiel gebleven in de afgelopen vijf jaren. Waar het gewicht van de top 10 in 2010 klom tot 9%, bleef het verder over het algemeen vrij laag gedurende de bestudeerde periode en daalde het in 2012 zelfs tot 5%. In vergelijking met de genres literaire fictie en de vrijetijdsboeken doet de top 11-‐100 het ook iets minder goed met 14%. Waar de 100 bestverkochte vrijetijdsboeken in 2012 46% (zie figuur 12) van de omzet genereerden, genereerde de top 100 informatieve boeken in hetzelfde jaar ‘maar’ 19% van de omzet. De verkoop van de Long Tail bleef het in de gehele periode daarentegen zeer goed doen, dit aandeel steeg zelfs lichtjes tot 62%. Het lijkt erop dat we in het genre non-‐fictie informatief niet kunnen spreken van bestselleritis. Het gros van de verkoop situeert zich nog steeds in de Long Tail en de bestsellers wonnen – ondanks
58
de kleine stijging in 2010 en 2011 – niet aan belang. Dit mag niet verwonderen aangezien het genre non-‐fictie informatief maar een klein aandeel heeft in de globale top 100.
Kinderboeken Aandeel van de oplages in de omzet van het genre kinderboeken 10% 14% 24%
14% 17% 20%
11%
4% 14%
4% 11%
22%
23%
60%
63%
15% 21%
52%
50%
52%
2008
2009
2010
2011
2012
Top >500
52%
50%
52%
60%
63%
Top 101-‐500
24%
20%
21%
22%
23%
Top 11-‐100
14%
17%
15%
14%
11%
Top 10
10%
14%
11%
4%
4%
Figuur 14: Aandeel van de oplages in de omzet van het genre kinderboeken
Net zoals bij de informatieve boeken, kent het aandeel van de top 10 binnen de totale omzet van de kinderboeken een daling tussen 2008 en 2012. Met 6% is deze daling echter aanzienlijk sterker, waardoor de tien bestverkochte kinderboeken in 2012 nog maar 4% van de omzet van de kinderboeken voortbrengen. Ook het gewicht van de overige ‘bestsellers’ (de top 11-‐100) en van de top 101-‐500 daalde in 2010. Langs de andere zien we een sterke toename in het aandeel van de Long Tail: van 52% naar 63%. Net als in de algemene analyse en de analyse van de literaire fictie, kunnen we hier eerder van een golfbeweging dan van een rechtlijnige beweging spreken. Het aandeel van de top 10 neemt in 2009 eerst toe, waarna het in 2010 alweer afneemt en de daaropvolgende twee jaren op 4% blijft steken. Vanaf 2011 lijken we echter een zekere trend te kunnen waarnemen waarbij het gewicht van de top 10 en de top 11-‐100 in de totale omzet daalt en het gewicht van de Long Tail stijgt. Net als in de voorgaande analyse mogen we echter geen voorbarige conclusies trekken. Zo kunnen er tijdelijke pieken in de top 10 ontstaan die te wijten aan de op dat moment populaire titels, zoals bijvoorbeeld
59
de Geronimo Stilton-‐reeks en de Twilight boeken, die in 2010 grote successen boekten (Boekenvak.be, 2010). Deze titelafhankelijkheid van de jaarlijkse verdeling in de boekenverkoop maakt het moeilijk verdere trends te voorspellen.
Stripverhalen Aandeel van de oplages in de omzet van het genre stripverhalen 10%
11%
11%
12%
12%
22%
23%
26%
25%
28%
24%
23%
23%
24%
24%
45%
43%
39%
40%
35%
2008
2009
2010
2011
2012
Top >500
45%
43%
39%
40%
35%
Top 101-‐500
24%
23%
23%
24%
24%
Top 11-‐100
22%
23%
26%
25%
28%
Top 10
10%
11%
11%
12%
12%
Figuur 15: Aandeel van de oplages in de omzet van het genre stripverhalen
In vergelijking met de andere genres valt in de verkoop van de stripverhalen een meer gelijke verdeling van de omzet tussen de toppen op, zeker in de laatste bestudeerde jaren. Waar in 2008 de Long Tail nog bijna de helft van de omzet genereerde, verschillen in 2012 de percentages van de laatste drie toppen niet al te sterk van elkaar. Figuur 2.9 illustreert de kleine en geleidelijke stijging met 2% van het aandeel van de top 10, dat in 2012 op 12% strandt. De grootste stijging kunnen we waarnemen in het aandeel van de top 11-‐ 100, dat toeneemt met 6%. In 2012 wordt meer dan een vierde van de omzet vertegenwoordigd door de top 11-‐100. Het aandeel van de top 101-‐500 blijft stabiel gedurende de bestudeerde periode, maar opvallender is de evolutie die de Long Tail doormaakte in de afgelopen vijf jaren. Dit aandeel daalde namelijk met maar liefst 10%, waardoor de Long Tail in 2012 nog maar 35% van de totale omzet vertegenwoordigde. Hiermee heeft de Long Tail van de stripverhalen het laagste percentage van alle genres. Doordat de Long Tail sterk achteruit gaat ten voordele van de volledige
60
top 100 (die samen voor 40% van de omzet zorgen) lijkt het belang van de bestsellers dus toe te nemen in het genre van de stripverhalen.
61
3.1.3. Bevindingen uit de analyse per verkoopkanaal 3.1.3.1.
Aandeel van de verschillende verkoopkanalen binnen de totale boekenverkoop
GfK verzamelt de verkoopgegevens van drie soorten distributiekanalen: boekhandels (bookstores), warenhuizen (mass markets) en muziek-‐ en entertainmentwinkels (entertainment specialists). We gaan nu na hoe deze drie kanalen zich tot elkaar verhouden in de gehele boekenverkoop in Vlaanderen en doorlopen hiervoor dezelfde stappen als in de analyse van de genres. Figuren 16 en 17 tonen het aandeel van elk kanaal in respectievelijk de omzet en de afzet van de totale verkoop, figuren 18 en 19 spitsen zich alleen toe op de top 10. De verdeling van de verkoopkanalen in de overige toppen werd als bijlage toegevoegd.
Aandeel van de verkoopkanalen in de totale omzet
85,0%
82,3%
82,5%
81,1%
80,1%
4,7% 10,2%
4,8%
7,6%
8,2%
12,9%
5,8% 11,7%
11,2%
11,7%
2008
2009
2010
2011
2012
Mass Markets
10,2%
12,9%
11,7%
11,2%
11,7%
Entertainment Specialists
4,7%
4,8%
5,8%
7,6%
8,2%
Bookstores
85,0%
82,3%
82,5%
81,1%
80,1%
Figuur 16: Aandeel van de verkoopkanalen in de totale omzet
Hoewel het aandeel van de boekhandel in de afgelopen vijf jaar is gedaald, blijft dit kanaal het overgrote deel van de omzet genereren. De warenhuizen nemen de tweede grootste portie van de omzet in beslag, de entertainmentwinkels doen het aanvankelijk zeer bescheiden maar maken wel een sterke groei door en hebben duidelijk marktaandeel van de boekhandels ingenomen.
62
Aandeel van de verkoopkanalen in de totale afzet
71,8%
72,3%
68,9%
68,3%
6,8%
8,1%
13,3%
13,8%
16,5%
21,5%
19,6%
17,8%
17,9%
2008
2009
2010
2011
2012
Mass Markets
16,5%
21,5%
19,6%
17,8%
17,9%
Entertainment Specialists
7,2%
6,8%
8,1%
13,3%
13,8%
Bookstores
76,3%
71,8%
72,3%
68,9%
68,3%
76,3%
7,2%
Figuur 17: Aandeel van de verkoopkanalen in de totale afzet
Hoewel we het gewicht in de afzet met maar liefst 8% op vijf jaar tijd zien slinken, blijft de boekhandel met meer dan tweederde van de totale verkoop in 2012 wel met voorsprong het belangrijkste verkoopkanaal van boeken. Het tweede belangrijkste verkoopkanaal zijn de warenhuizen, die het het ene jaar al wat beter doen dan het andere, maar globaal gezien wel lichtjes marktaandeel innemen. De entertainmentwinkels hebben tot slot het kleinste aandeel in de verkoop maar kennen met een stijging van 6,6% de sterkste groei in marktaandeel. Wanneer we de afzet met de omzet vergelijken zien we een opmerkelijk verschil in de verdeling. Het aandeel van de boekhandels is in de afzet globaal genomen plusminus 10% kleiner dan het aandeel in de omzet. Langs de andere kant brengen zowel de warenhuizen als de entertainmentwinkels minder op dan hun aandeel in de afzet doet vermoeden. Een logische verklaring is dat de gemiddelde prijs voor een boek in de boekhandel hoger ligt dan in de andere winkels, iets wat uit de analyse inderdaad zo blijkt. In 2012 was de gemiddelde prijs voor een boek in de boekhandel € 14,80 terwijl het gemiddelde boek in de warenhuizen en de entertainmentwinkels respectievelijk maar € 8,25 en € 7,52 kostte. Het volledige cijfermateriaal in verband met de prijszetting kan wederom in de bijlagen worden teruggevonden.
63
Aandeel van de verkoopkanalen in de omzet van de top 10
68,3%
76,4%
74,0%
2,6%
3,6%
3,2%
17,7%
21,6%
20,0%
22,9%
26,3%
2008
2009
2010
2011
2012
Mass Markets
17,7%
21,6%
20,0%
22,9%
26,3%
Entertainment Specialists
3,0%
2,6%
3,6%
3,2%
5,3%
Bookstores
79,3%
75,7%
76,4%
74,0%
68,3%
79,3%
3,0%
75,7%
5,3%
Figuur 18: Aandeel van de verkoopkanalen in de omzet van de top 10
Ook bij de verkoop van de tien bestverkochte titels blijft de boekhandel de grootste portie innemen, al daalt het aandeel net als in de totale boekenverkoop vrij sterk met 11% op vijf jaar tijd. Opvallend is dat, hoewel de warenhuizen telkens maar een relatief bescheiden aandeel innemen in de totale verkoop, ze wel een relatief groot gewicht hebben bij de tien bestsellers. Dit gewicht groeit over de jaren heen bovendien vrij sterk en loopt in 2012 zelfs op tot 26,3%. Hoewel de boekhandel dus nog steeds de belangrijkste verstrekker van bestsellers is, winnen ook de warenhuizen aan belang en kunnen ze tot een vierde van de omzet binnen de top 10 voor zich nemen. De entertainmentwinkels hebben in de hele periode een zeer klein aandeel in de top 10, al stijgt dit tussen 2008 en 2012 wel licht met 2,3%.
64
Aandeel van de verkoopkanalken in de afzet van de top 10
63,1%
60,9%
60,3%
4,7%
7,2%
6,8%
32,2%
31,9%
32,9%
28,1%
2008
2009
2010
2011
2012
Mass Markets
21,6%
32,2%
31,9%
32,9%
28,1%
Entertainment Specialists
6,2%
4,7%
7,2%
6,8%
6,7%
Bookstores
72,2%
63,1%
60,9%
60,3%
65,3%
72,2%
6,2% 21,6%
65,3%
6,7%
Figuur 19: Aandeel van de verkoopkanalen in de afzet van de top 10
In vergelijking met de omzet nemen de boekhandels in bepaalde periodes een beduidend kleiner gewicht van de afzet, terwijl de warenhuizen dan weer een aanzienlijk groter aandeel voor zich nemen en tot bijna een derde van de afzet vertegenwoordigen. Ook de entertainmentwinkels hebben in vergelijking met de omzet een iets groter gewicht in de afzet. Concreet houdt dit dat de alternatieve distributie (de warenhuizen en entertainmentwinkels samen) door een lagere prijszetting minder omzet genereert, maar wel al een aanzienlijk percentage van de tien bestsellers verkoopt. Tussen 2008 en 2012 zien we het aandeel van de alternatieve distributie in de verkoop van de top 10 bovendien toenemen – in 2011 liep dit zelfs op tot bijna 40% -‐ terwijl de verkoop via de boekhandel daalt. Hoewel de boekhandel nog altijd de belangrijkste leverancier is van zowel de bestsellers als de andere boeken, wordt de alternatieve distributie steeds belangrijker in de boekenverkoop en met name in de verkoop van de top 10.
65
3.1.3.2.
Analyse van de boekenverkoop per verkoopkanaal
Voor de analyse van de verschillende verkoopkanalen werden er drie datasets met de totale verkoop binnen elk kanaal bestudeerd. De titels werden gesorteerd op afzet en van elk van de vier toppen werd er gekeken naar het aandeel in de totale omzet binnen het betreffende verkoopkanaal.
Bookstores Aandeel van de oplages in de omzet van de bookstores 5% 11%
6% 11%
5% 11%
6% 10%
7% 11%
13%
13%
12%
14%
14%
71%
70%
72%
70%
69%
2008
2009
2010
2011
2012
Top >500
71%
70%
72%
70%
69%
Top 101-‐500
13%
13%
12%
14%
14%
Top 11-‐100
11%
11%
11%
10%
11%
Top 10
5%
6%
5%
6%
7%
Figuur 20: Aandeel van de oplages in de omzet van de bookstores
Zoals figuur 20 illustreert, zijn de wijzigingen in de verdeling tussen de toppen zeer miniem. Opvallend is dat de top > 500 het in de periode 2008-‐2012 goed blijft doen met plusminus 70% van de totale omzet, al slonk dit aandeel wel met een kleine 2%. De Long Tail blijft ondanks een kleine daling dus erg belangrijk voor de boekhandels. Het aandeel van de top 10 is relatief laag, maar steeg op vijf jaar tijd wel licht met 2%. De twee middelste toppen, de top 11-‐100 en de top 101-‐500, zijn gedurende de bestudeerde periode relatief stabiel gebleven. Omdat de veranderingen zeer gradueel gebeuren en zich bovendien niet volgens een rechtlijnig patroon voordoen, kunnen we voor de boekhandels voorlopig niet over een trend naar bestselleritis spreken. Het toenemend belang van de bestsellers is nog maar miniem en de Long Tail vertegenwoordigt nog een aanzienlijk gedeelte van de totale omzet die de boekhandels genereren.
66
Op te merken valt dat in figuur 20 gelijkaardige patronen waar te nemen zijn als in figuur 2. We zouden dan ook kunnen concluderen dat de algemene markttrends overeen komen met deze in de boekhandels, zij het iets minder uitgesproken.
Mass Markets Aandeel van de oplages in de omzet van de mass markets 12%
9%
16%
16%
15%
16%
63%
57%
59%
56%
52%
2008
2009
2010
2011
2012
Top >500
63%
57%
59%
56%
52%
Top 101-‐500
15%
15%
16%
15%
13%
Top 11-‐100
13%
16%
16%
15%
17%
Top 10
9%
12%
9%
14%
18%
9% 13% 15%
14% 15% 15%
18% 17% 13%
Figuur 21: Aandeel van de oplages in de omzet van de mass markets
In de warenhuizen vinden we wel een grote stijging van het aandeel van de top 10. Hier vertegenwoordigt de top 10 in 2012 maar liefst 18% van de omzet, een verdubbeling sinds 2008. Ook het aandeel van de top 11-‐100 neemt in vijf jaar toe met 5%, terwijl dat van de top 101-‐500 daalt met 2%. De grootste daling kunnen we waarnemen in het aandeel van de Long Tail, dat 11% verliest. Hoewel we ook hier van een golfbeweging kunnen spreken lijken we toch een trend te kunnen waarnemen. Zo kent het aandeel van de top 10 dan wel een terugval in 2010, maar stijgt het terug opvallend vanaf 2011. Langs de andere kan lijkt het aandeel van de Long Tail na een kleine heropleving in 2010 in een neerwaartse spiraal te zitten. In de boekenverkoop in de warenhuizen lijken we dus wel van een duidelijke trend naar bestselleritis te spreken.
67
Entertainment Stores Aandeel van de oplages in de omzet van de entertainment stores 3% 9%
5% 10%
19%
18%
69%
67%
2010
2011
2012
60%
62%
69%
67%
21%
22%
21%
19%
18%
Top 11-‐100
11%
14%
14%
9%
10%
Top 10
3%
4%
3%
3%
5%
4% 14%
3% 14%
22%
21%
65%
60%
62%
2008
2009
Top >500
65%
Top 101-‐500
3% 11% 21%
Figuur 22: Aandeel van de oplages in de omzet van de entertainment stores
De duidelijke trend die zich bij de warenhuizen voordoet zien we veel minder uitgesproken bij de entertainmentwinkels. Hier wint namelijk niet alleen de top 10 aan terrein maar ook de Long Tail. Beiden kennen op vijf jaar tijd een stijging van 2%. Het aandeel van de top 11-‐100 neemt af met 1%, het aandeel van de top 101-‐500 met 3%. In bovenstaande figuur zien we hoe het aandeel van de Long Tail eerst afneemt, om daarna geleidelijk terug toe te nemen. Ook de andere toppen evolueren volgens een golfbeweging, al blijven de percentages over de vijf jaar redelijk stabiel. Het valt op dat de top 10 maar een minimaal aandeel heeft in de totale verkoop. Van de meer succesvolle titels zijn het voornamelijk de top 11-‐100 en 101-‐500 die van belang zijn voor de entertainmentwinkels. Kortom, net als bij de boekhandels zien we hier geen evolutie naar bestselleritis.
68
3.1.4. Conclusie Uit de analyse van de totale boekenverkoop blijkt het aandeel van de top 10 binnen zowel de afzet als de omzet licht en geleidelijk te zijn gestegen ten nadele van de Long Tail, die het desondanks nog steeds relatief goed doet. Omdat de veranderingen zich niet in één rechte lijn voordoen kunnen we echter geen voorspellingen doen over hoe de evolutie zich zal verder zetten. Voorlopig is het moeilijk te zeggen of we van een blijvende trend naar bestselleritis kunnen spreken, al zijn er indicaties die op een groeiend belang van de bestsellers wjzen. Een analyse van de nominale verkoopsgegevens toonde ons namelijk dat de procentuele omzetstijging van de top 10 veel sterker is dan van de andere toppen, wat er op wijst dat de bestsellers aan belang winnen. Bovendien zijn er steeds minder titels nodig om een bepaald percentage van de omzet te genereren. Vooral het aantal titels dat nodig is om 10% van de totale omzet te genereren is in de afgelopen vijf jaar sterk gedaald. Waar we uit de analyse van de totale boekenverkoop dus kunnen concluderen dat de bestsellers geleidelijk aan inderdaad belangrijker worden, kunnen we geen eenduidig antwoord formuleren op de vraag of de verkoop binnen de bestudeerde genres en verkoopkanalen ook afstevent op een grotere dominantie van de bestsellers. Bij slechts drie van de vijf genres (literaire fictie, non-‐fictie vrije tijd en stripverhalen) zien we het aandeel van de top 10 in de totale verkoop binnen elk genre toenemen tussen 2008 en 2012. In de twee overige genres (kinderboeken en non-‐fictie informatief) kunnen we een tegengestelde beweging waarnemen. Bij de kinderboeken neemt het aandeel van de top 10 en de top 11-‐100 af, terwijl de Long Tail op vijf jaar tijd sterk is gegroeid. Ook bij de informatieve boeken zien we deze trend, in iets mindere mate, terug. Bij de stripverhalen nam het aandeel van de Long Tail wel sterk af, maar zagen we tegelijkertijd geen al te sterke toename van de top 10. Het gros van de verkoop situeert zich in dit genre dus vooral in de middenmoot. Van alle genres heeft non-‐fictie vrije tijd de sterkste veranderingen ondergaan tussen 2008 en 2012. Hier zien we langs de ene kant een sterke stijging van het aandeel van de top 10 en langs de andere kant een sterke daling van het aandeel van de Long Tail. In dit genre zien we dus wel een duidelijke evolutie naar de dominantie van de bestsellers. Het tweede genre waarin de top 10 een groot deel van de totale omzet opslokt is literaire fictie. In de verdeling van de genres in de totale boekenverkoop zagen we al dat deze twee genres vooral in de top 10 en de top 100 domineren en deze bevinding weerspiegelt zich nu dus ook in de individuele analyses. Er zijn dus sterke indicaties dat het fenomeen bestselleritis zich alvast voordoet bij de vrijetijdsboeken en de fictieboeken. Wat de verkoopkanalen betreft, zien we in de eerste plaats dat de boekhandel het belangrijkste kanaal blijft – zowel in de totale boekenverkoop als in de verkoop van de toptitels – maar wel steeds
69
meer de concurrentie voelt van de alternatieve distributie. Het fenomeen van bestselleritis zien we niet al te sterk terug binnen de boekhandel. Het aandeel van de top 10 stijgt wel en dat van de Long Tail daalt, maar de veranderingen zijn momenteel nog vrij beperkt. De top 10 is procentueel gezien nog minder belangrijk binnen de entertainmentwinkels, al kunnen we ook hier een kleine stijging waarnemen. Deze stijging gaat echter niet ten koste van de Long Tail, maar van de twee middelste toppen. Het verkoopkanaal waar we wel duidelijk de evolutie naar bestselleritis ondervinden zijn de warenhuizen. Waar het aandeel van de warenhuizen in de totale boekenverkoop nog relatief bescheiden bleef, is het aandeel binnen de top 10 wel aanzienlijk. Hier nemen ze tot een vierde in de omzet en tot bijna een derde in de afzet in. Dit doet al vermoeden dat de absolute bestsellers een belangrijke bron van inkomsten zijn voor de warenhuizen. Uit de analyse blijkt inderdaad dat de top 10 sterk aan belang toeneemt en in 2012 bijna een vijfde van de omzet vertegenwoordigt. Het gewicht van de Long Tail neemt daarentegen sterk af en genereert in 2012 nog maar de helft van de omzet. Hoewel het dus verschilt per genre en per verkoopkanaal, zien we in een aantal gevallen een duidelijke evolutie naar bestselleritis. Zoals in het theoretisch luik werd aangekaart kan dit voor de uitgevers voor problemen zorgen. Om de problematiek rond het hoge aandeel van bestsellers in de boekenverkoop vanuit het oogpunt van de uitgever te benaderen werden er vier expertinterviews afgenomen, waarvan we de bevindingen nu uiteenzetten.
70
3.2.
Analyse van de expertinterviews
Aan de hand van de expertinterviews werd onderzocht hoe uitgevers de bestsellers en het evoluerend gewicht ervan in de totale verkoop ervaren en hoe ze hiermee omgaan. Ten eerste werd de perceptie van bestsellers en de bestsellercultuur bevraagd. Ten tweede werd er tijdens de interviews ingegaan op het fenomeen bestselleritis en de verhouding tussen de bestseller en de andere titels. Ten derde is er gekeken naar manieren om bestsellers te realiseren, waarbij er wordt ingegaan op het belang van marketing en de mogelijkheden van serialisering en beroemdheden. Tot slot wordt de specifieke rol van de verschillende verkoopkanalen onder de loep genomen.
3.2.1. Perceptie van bestsellers en de bestsellercultuur 3.2.1.1.
Wat is een bestseller?
De longsellers Bij aanvang van het theoretisch luik werden er twee verschillende interpretaties aan het woord bestseller gegeven. Enerzijds zijn er de kortstondige successen die het gedurende een bepaalde periode beter doen in de verkoop dan de andere titels. Anderzijds zijn er de longsellers, titels die jaar na jaar goed verkopen zonder noodzakelijk op de bestsellerlijsten te (blijven) verschijnen. Hoewel bestsellers vanuit het oogpunt van de uitgevers veelal worden beschouwd als de eerder kortstondige successen, wezen de uitgevers in de interviews ook op het blijvend belang van de longsellers. Deze titels zijn cumulatief gezien namelijk nog steeds een belangrijke bron van inkomsten voor uitgeverijen en zijn in deze zin ook bestsellers. “[…] longsellers, titels die wij jaar na jaar blijven verkopen en die cumulatief een mooie omzet betekenen. Als uitgever heb je dan een basis om op terug te vallen. Voor andere boeken moet je elk jaar opnieuw het ei van Columbus vinden en dat legt een enorme druk op een organisatie en maakt je heel erg afhankelijk van net die ene toptitel.” (Beeusaert, 14 juni 2013) Hoewel de longsellers dus niet noodzakelijk tot de absolute bestsellers van een bepaald moment behoren, zijn het wel boeken die zekerheid bieden op langere termijn. In dit opzicht hebben ze een streepje voor op de kortstondige bestsellers, waar elk jaar opnieuw moet naar worden gezocht. De boeken die volgens Katrien Beeusaert, commercieel directeur bij Lannoo, echter nog het meest gewenst zijn voor een uitgeverij, zijn boeken die starten als een succesvolle bestseller en geleidelijk aan evolueren tot een longseller.
71
De oplage van een bestseller Zoals eerder aangehaald, is er in de Vlaamse boekenmarkt geen consensus over hoeveel exemplaren er van een titel moeten worden verkocht vooraleer we van een bestseller kunnen spreken. In de vier gesprekken kwamen dan ook uiteenlopende aantallen naar boven. De ene uitgever spreekt globaal genomen over een minimum van 10.000 verkochte exemplaren, de andere uitgever heeft het dan weer over gemiddeld 25.000 en 50.000 exemplaren. We kunnen de aantallen ook bekijken per genre en per periode waarin de titel op de markt verschijnt. Volgens Beeusaert spreekt men binnen het genre fictie over een bestseller vanaf grosso modo 15.000 verkochte exemplaren. Voor non-‐fictietitels ligt de lat wat lager en is een bestseller een boek waarvan minstens 10.000 exemplaren worden verkocht. Lut Raymaekers, uitgever bij Van Halewyck, en Johan De Koning, directeur uitgever bij WPG België, hanteren nog andere maatstaven voor het genre non-‐fictie (zowel de informatieve als de vrijetijdsboeken). Zij spreken al over een non-‐fictiebestseller wanneer er 5.000 exemplaren van een titel worden verkocht. Voor de stripverhalen zouden de aantallen dan weer beduidend hoger liggen. Met andere woorden: in elk genre liggen de normen anders naargelang de historiek, al kan er binnen elk genre al eens een uitschieter voorkomen, aldus De Koning. Bovendien merkt Raymaekers op dat de aantallen ook gerelativeerd dienen te worden naargelang de periode: “Dat getal 5.000 voor een non-‐fictieboek is natuurlijk niet heilig. In het najaar zet iedereen zijn vermoedelijke bestsellers op de markt en wordt ingezet op de wat populairdere titels met het oog op de Boekenbeurs. Dan moet je dus veel harder knokken om in de top 10 te komen dan in de zomer. Als je in juni een boek in de top 10 hebt […] zou het wel eens kunnen dat het absolute cijfer daarachter veel lager is. Je moet dat dus relativeren, in de top 10 staan.” (Raymaekers, 16 mei 2013). Met andere woorden: in de zomermaanden kan men al sneller een bestseller realiseren zonder een aanzienlijk aantal exemplaren te verkopen terwijl er in het najaar veel meer boeken moeten worden verkocht om nog op de bestsellertafel terecht te komen. Ook de populariteit van een genre binnen een bepaalde periode relativeert de aantallen van bestsellers. René Van Loon, directeur van VBK België, illustreert dit aan de hand van het segment kookboeken. Toen een kookboek van Jamie Oliver een aantal jaren terug op één jaar tijd 13.000 exemplaren verkocht, sprak men over een bestseller. De afgelopen jaren wonnen de kookboeken echter sterk aan populariteit met de SOS Piet-‐ boeken, waarvan meer dan een miljoen exemplaren over de toonbank gingen, en meer nog met de Dagelijkse Kost-‐reeks van Jeroen Meus. Dankzij deze hypes zal men vandaag de dag een boek van Jamie Oliver al minder snel een echte bestseller noemen binnen het segment van de kookboeken.
72
Het is met andere woorden moeilijk een getal op een bestseller te kleven en volgens Van Loon heeft het dan ook in de eerste plaats te maken met het doorbreken van het verwachtingspatroon van een titel binnen een bepaald genre. Wanneer er bijvoorbeeld van een poëziebundel meer exemplaren worden verkocht dan in Vlaanderen de norm is, kunnen we over een bestseller spreken omdat die titel het buiten verwachting goed doet. Dat de titel in kwestie niet op de bestsellertafel in de boekhandels komt te liggen, doet dan minder ter zake. In de interviews werd er echter een aantal keer ingegaan op een vrij recente categorie binnen de bestsellers waarvan de oplages van een nog heel ander kaliber zijn: de megasellers.
De megasellers De Koning stelt dat megasellers tot twee jaar lang een grote rol kunnen spelen in de boekenverkoop en vaak uit series van meerdere delen bestaan. Waar dit soort megasellers vroeger veelal uitzonderingen waren en voor een additionele omzet zorgden, maken ze volgens De Koning sinds een vijftal jaar deel uit van de gewone bedrijfsvoering: “De echte megasellers werden vaak gedreven door mensen die eigenlijk nooit boeken kopen, maar alleen dat soort megasellers kopen waarover gesproken wordt. Dat was een extra piek die nu een onderdeel uitmaakt van de reguliere opbouw van de gerealiseerde omzet in het boekenvak. De bestseller neemt dus een steeds groter stuk in en is niet meer de uitschieter of de kers op de taart. Je moet ze bijna hebben, want als je ze niet hebt, dan zit je met een probleem. En dat is natuurlijk ooit wel anders geweest in mijn aanvoelen.” (De Koning, 28 juni 2013) We kunnen tegenwoordig dus een onderscheid maken tussen twee categorieën van bestsellers. Enerzijds zijn er de ‘reguliere’ bestsellers waarvan de oplages hierboven werden genoemd en anderzijds de megasellers die tegenwoordig niet meer de pieken vormen bovenop een gezonde omzetmix, maar bijna een noodzaak zijn geworden voor een uitgeverij. Om van een megaseller – de werkelijke bestseller van vandaag de dag – te kunnen spreken, volstaat een afzet van 10.000 exemplaren niet langer, maar moeten hier op een relatief korte periode al minstens een veelvoud van worden verkocht. Volgens Van Loon en De Koning spreken we over een echte megaseller wanneer er 100.000 exemplaren van een titel over de toonbank gaan. In de afgelopen jaren zien we dus een aanzienlijke stijging van de oplages die de reguliere omzet van een uitgeverij realiseren.
De onvoorspelbaarheid van een bestseller Naast de definiëring van een bestseller aan de hand van de oplage en de verkochte periode werden de experts tevens gevraagd welke overige kenmerken aan een bestseller kunnen worden
73
toegekend. Volgens Beeusaert gaat het vooral om het goed verpakken van de juiste content zodat het aansluit op een publiek dat zich ermee kan associëren. Verder bleek het erg moeilijk een nadere invulling te geven aan het begrip bestseller. Achteraf kunnen er wel bepaalde kenmerken van een bestseller worden vastgesteld, maar om er op voorhand de vinger op de leggen is een veel moeilijkere opgave: “Helaas is het niet vooraf te voorspellen, want vaak heb je alle ingrediënten aan boord om te verwachten dat het een bestseller wordt, maar jammer genoeg werkt het niet zo.” (Van Loon, 15 mei 2013) De megasellers zijn het meest onvoorspelbaar volgens De Koning. Wanneer er een nieuwe megaseller ontstaat, kunnen achteraf de ingrediënten ervan wel worden herkend en ontstaan er veel lookalikes vanuit andere uitgeverijen. Hoewel deze lookalikes het ook goed kunnen doen in de verkoop, worden ze meestal lang niet zo populair als het eerste originele boek. Hoewel uitgevers dus kunnen inspelen op de trends en componenten kunnen wegplukken bij populaire formats, hebben ze nog steeds geen glazen bol. Ook op basis van eerder succes van een bepaalde titel in het buitenland kan niet met zekerheid worden gezegd dat de titel ook in Vlaanderen zal aanslaan. Het voordeel van deel uit te maken van een grote uitgeversgroep is volgens Van Loon dat je in staat bent om te kijken wat in het buitenland werkt. Op basis hiervan kan worden geprobeerd het ook op de lokale markt te laten werken, al geeft het dus geen garantie op succes en zijn er talrijke voorbeelden van buitenlandse bestsellers die op de Vlaamse markt flopten. Deze onvoorspelbaarheid werd in alle vier de gesprekken aangehaald en is volgens de uitgevers bovendien niet eigen aan fictieboeken, maar is evengoed een kenmerk van de publisher driven boeken, waar het segment non-‐fictie deels onder valt. Het feit dat uitgevers voor dit soort titels vaak zelf op zoek gaan naar interessante en potentieel succesvolle concepten en ervoor zorgen dat een titel inspeelt op wat er leeft bij het publiek en hiervoor ook de juiste componenten bevat, is dus niet genoeg. Hoewel de maakbaarheid van non-‐fictietitels volgens De Koning wel groter is dan bij fictietitels, blijft het dus koffiedik kijken.
3.2.1.2.
De bestsellercultuur
In het theoretisch luik bespraken we de evolutie naar een bestsellercultuur en zagen we dat bepaalde critici dit vooral als een negatieve evolutie ervaren. Alle vier de experts zijn echter van mening dat de bestsellercultuur niet eigen is aan het hedendaagse boekenvak, maar van alle tijden is. Het zou de laatste jaren alleen meer worden beklemtoond omdat er meer manieren zijn om bestsellers onder de aandacht te brengen. Vooral de media, in de ruimste zin van het woord, spelen
74
hier volgens de uitgevers een belangrijke rol in. Bestsellers zijn er altijd geweest maar kunnen nu worden opgepikt door meer mediakanalen, waardoor titels sneller succesvol worden. Bovendien betroffen bestsellers vroeger vooral de langere successen, terwijl tegenwoordig de nadruk op de kortstondige bestsellers ligt: “Het kon toen ook al wel, alleen was het allemaal wat geruislozer en meer gespreid over een aantal jaar. Nu wordt er vooral ingepikt op de bestsellers die op een paar weken tijd duizenden boeken verkopen.” (Beeusaert, 14 juni 2013) Het internet en de nieuwe media maken informatie daarenboven nog toegankelijker voor een breder publiek, waardoor er nog meer hypes in het leven worden geroepen. De nieuwe media spelen met andere woorden een cruciale rol in het maken of kraken van een titel: “Er zijn tegenwoordig zelfs Facebookboeken, waarmee ik bedoel dat ze de bestsellerstatus hebben gekregen door Facebook. Bestsellers kunnen tegenwoordig ook worden gemaakt door de nieuwe media.” (Raymaekers, 16 mei 2013) De critici van de bestsellercultuur vrezen vooral voor een tanende kwaliteit van de uitgegeven boeken en voor een al te sterke commercialisering van het vak. Volgens de uitgevers heeft deze pessimistische houding echter geen zin en is het evenmin correct om bestsellers tot pure pulp te reduceren. Ten eerste werd door Raymaekers opgemerkt dat de boekenwereld zich niet in een vacuüm afspeelt, maar deel uitmaakt van een hele context. Een sterkere commercialisering is niet eigen aan het boekenvak, maar kunnen we op alle vlakken in de samenleving waarnemen. Het heeft dan ook geen zin het vergrootglas te leggen op de boekenindustrie, die niet anders kan dan meegaan met de algemene evoluties. Ten tweede kunnen we de waarde van een boek volgens Van Loon niet afmeten aan de inhoudelijke kwaliteit ervan, wat subjectief is. Een betere graadmeter is de mate waarin het boek de verwachtingen van het publiek kan invullen. Recensenten kunnen de Vijftig Tinten-‐trilogie dan wel neersabelen en afdoen als minderwaardige lectuur, het grote succes van de serie geeft toch aan dat het beantwoordt aan een bepaalde verwachting. Het feit dat niet alleen het eerste deel, maar ook het tweede en het derde deel het erg goed doen, onderlijnt dit nog eens. Bovendien is er volgens de experts niets mis met het commerciële karakter waar door de critici op wordt neergekeken. Volgens Raymaekers en Beeusart oefenen uitgevers hun vak niet uit om een hoger doel te dienen, maar willen ze wel graag op een correcte en kwalitatieve manier te werk gaan. Kwaliteit gaat hier echter niet over het inhoudelijk-‐literaire aspect maar heeft vooral betrekking op de uitvoering en de zorgvuldige afwerking van een boek. Ook de wat luchtigere titels worden met de
75
grootste zorg door de uitgevers gemaakt en mogen dus niet zomaar als minderwaardig worden bestempeld. “Wij zijn geen zendelingen, wij willen goede en mooie boeken uitgeven, wij willen boeken uitgeven met een goede look and feel, maar we doen het niet om de blijde boodschap te verkondigen. De teneur van het moment is dat bestsellers ‘zo commercieel’ zijn. Wat is er fout met commercieel? Commercieel staat niet haaks op kwaliteit.” (Raymaekers, 16 mei 2013) Een bijkomend argument dat de kritieken in een ander perspectief plaatst heeft te maken met het buitengewone karakter van de boekenindustrie. Het boekenvak bevindt zich op het snijvlak tussen economie en cultuur, maar het blijft in de eerste plaats een business waarbij er liefst zoveel mogelijk producten over de toonbank gaan. “Het mooie van ons vak is natuurlijk dat we op twee benen kunnen staan. Dat we enerzijds een bepaalde culturele doelstelling hebben en anderzijds een economische. Het ene gaat niet zonder het andere. In de meest brede zin maken wij cultuurproducten voort. Dat gaat van strips tot kookboeken tot jeugdboeken tot poëzie en alles wat daartussen zit. Maar het financiële plaatje moet natuurlijk kloppen. […] Iedereen in de keten wilt dat het een zo groot mogelijk succes wordt.” (De Koning, 28 juni 2013) Het boekenvak is bovendien een economisch moeilijke sector met lage marges. De marges worden volgens Raymaekers nog kleiner wanneer boeken gelieerd zijn aan productiehuizen die een groot deel van de royalties innen. Ook het recht op retour, wat in de normale distributie niet gekend is, zet de uitgever in een zwakke positie. Alle extra’s die door de bestsellers kunnen worden voorzien zijn dan meer dan welkom. Met name de bestsellers die het buitengewoon goed doen, de megasellers waar De Koning het eerder over had, kunnen ademruimte bieden en zijn dan ook broodnodig voor een uitgeverij. “Uitgevers zijn commerciële bedrijven die een bepaalde omzet willen halen. We weten dat we met ons reguliere fonds aan 85% hiervan komen en moeten zoeken naar manieren om de overige 15% te krijgen. Dan is het op uw blote knieën gaan zitten en hopen dat er een bestseller bijzit. En dan hebben we het niet over de reguliere bestsellers zoals Nicci French, waarvan we kunnen verwachten dat die hetzelfde aantal zal verkopen als de vorige Nicci French. Een onverwachte bestsellers is dan een absolute verademing.” (Van Loon, 15 mei 2013) Hoewel de bestsellers dus een uitkomst kunnen bieden in moeilijke tijden, kunnen ze volgens Beeusaert op economisch vlak echter ook een enorm risico betekenen. Hoe groter een bestseller,
76
hoe groter het aantal exemplaren dat ervan in de markt moet worden gezet om de titel permanent ter beschikking te stellen en zichtbaar te houden. Wanneer de verkoop van de titel in kwestie dan vermindert of volledig stilvalt, krijgt de uitgever door het recht op retour alle onverkochte exemplaren terug. In deze zin kunnen de bestsellers dus ook een vergiftigd geschenk zijn.
3.2.2. De plaats van de bestseller en andere titels in de uitgeverij 3.2.2.1.
Aantal verhoopte en gerealiseerde bestsellers
Op de vraag hoeveel bestsellers een uitgeverij minstens dient te realiseren op jaarbasis, konden een aantal experts kort maar krachtig antwoorden: zoveel mogelijk. Volgens De Koning is het de opdracht van elke uitgever om ervoor te zorgen dat elk boek een zo groot mogelijk publiek bereikt en in die zin een bestseller wordt. De kernopdracht blijft dus het verkopen van zoveel mogelijk exemplaren van elke uitgebrachte titel. Beeusaert haalde wel enkele specifieke doelstellingen aan die bij uitgeverij Lannoo voor ogen worden gehouden. Hier worden de verschillende soorten boeken ingedeeld in fondsen en komt het erop aan om jaarlijks per fonds minstens drie boeken te realiseren die het potentieel hebben om tot bestseller te evolueren en dit ook daadwerkelijk doen. Ook bij Van Halewyck, een relatief kleine uitgeverij, wordt een verhoopt aantal titels met een bepaalde oplage voor ogen gehouden, al is dit aantal gestegen om de redenen die hierboven werden besproken. “Wij hebben uitgerekend dat je vroeger twee of drie keer een boek nodig had van 10.000 à 15.000 verkochte stuks en dat dat aantal nu gestegen is. Je hebt er nog meer nodig omdat er nog meer concurrentie is en omdat er nog meer wordt afgeroomd door de tv-‐ en productiemaatschappijen met wie je samenwerkt.” (Raymaekers, 16 mei 2013) Op de vraag hoeveel bestsellers de uitgeverijen het afgelopen jaar effectief wisten te realiseren, konden de experts geen pasklaar antwoord geven. Twee uitgevers hadden hier tijdens het gesprek geen zicht op. De andere uitgevers moesten het op een gok wagen. Eén uitgever schatte dat het om 5 titels ging waarvan meer dan 10.000 à 15.000 exemplaren werden verkocht, in een andere uitgeverij zou het om meer dan 10 titels gaan.
3.2.2.2.
Bestselleritis
Om de bevindingen uit de kwantitatieve analyse te vergelijken met de beleving en de ervaringen van de uitgevers, werden de uitgevers bevraagd naar het eigenlijke aandeel dat de bestsellers innemen in de totale omzet van de uitgeverij. Jammer genoeg hadden drie van de vier uitgevers op het moment van het gesprek echter geen duidelijk zicht op hoe groot dit aandeel precies is. Het Pareto-‐principe, dat in het theoretisch luik werd gehanteerd om bestselleritis te duiden, werd wel
77
twee keer aangehaald in de gesprekken. Twee uitgevers maakten namelijk de assumptie dat ongeveer 20% van de titels goed is 80% van de omzet. Een derde uitgever ging dan weer uit van de veronderstelling dat de 10 bestverkopende titels zo’n 10% van de omzet vertegenwoordigen. Naast deze drie ruwe schattingen had een vierde uitgever meer precieze kennis over dit aandeel. De uitgever in kwestie rekende deze informatie echter tot bedrijfsgeheim en wilde ze dus niet prijsgeven. Of het aandeel van de bestsellers de afgelopen jaren nu wel dan niet steeg, kon niet eenduidig worden afgeleid uit de interviews. Zo meent Beeusaert dat de verhouding tussen de bestsellers en de andere titels niet al te sterk is gewijzigd omdat er vroeger minder titels werden uitgebracht. Ook probeert Lannoo vooral aan een stevige basis te werken die jaar na jaar verkoopt, waardoor het aandeel van de bestsellers in de omzet al bij al nog meevalt. De Koning ziet wel een opvallende stijging van het aandeel van de toptitels in de totale omzet, wat vooral te wijten is aan de megasellers. De echte uitzonderlijke megasellers vormen tegenwoordig zo’n piek dat ze vaak niet meer in de klassieke begroting worden opgenomen. In twee uitgeverijen ging het slechts over 1 titel of de titels van 1 auteur die uit te begroting werden gehaald. Dit om te kijken hoe de uitgeverij het, naast de buitennormale titels, voor de rest doet. “In het jaar 2005 was Dan Brown met De Da Vinci Code goed voor 16% van onze omzet. Eén titel. Het jaar nadien was het goed voor 15% van onze omzet. Het jaar nadien is diezelfde titel terug gezakt naar 1%. Je ziet dus onmiddellijk wat de impact is van een echte bestseller. De reden waarom we die bestseller apart vermelden in onze begroting is juist omdat ze een zodanige impact heeft. We filteren de grote titel eruit om een reële stand van zaken te zien over hoe onze omzet echt beweegt. […] Kortom, titels die het goed doen maken het verschil en bestsellers komen helaas niet op bestelling.” (Van Loon, 15 mei 2013) Ook in de afzet merkte Van Loon een overwicht van de absolute bestsellers op. De tien meest succesvolle titels, waaronder de megasellers, staan voor een zeer hoog percentage van de afzet, terwijl de reguliere bestsellers het met een beduidend lager aantal verkochte exemplaren doen. De verkoop gaat volgens Van Loon dus “heel snel van heel hoog naar beneden”. Ook hieruit blijkt het belang van de megasellers, die een steeds groter aandeel van de ‘gewone’ bestsellers wegsnoepen.
78
3.2.2.3.
De bestsellers versus de andere titels
Het is niet verwonderlijk dat er veel druk ligt op uitgeverijen om voldoende bestsellers te realiseren. De uitgevers gaven dan ook aan dat de jacht op bestsellers een zeer stresserende bezigheid is, net omdat, zoals Beeusaert aanhaalde “elk jaar opnieuw het ei van Columbus” moet worden gevonden. De plus in de omzet wordt meestal dan wel door de bestsellers gecreëerd, het zijn elk jaar wel andere bestsellers die deze taak op zich moeten nemen, aldus Beeusaert. Er moeten dus continu risico’s worden genomen en investeringen worden gedaan die niet altijd het verhoopte resultaat geven en tot verliezen kunnen leiden. Desalniettemin blijven de bestsellers de belangrijkste focus in de boekenmarkt. Omdat er steeds meer boeken verschijnen, terwijl er maar 10 plaatsen in de bestsellerlijst zijn, wordt de drang om een bestseller te realiseren groter en groter. Bovendien kunnen de wat meer commerciële megasellers een lokmiddel zijn om andere grote auteurs aan te trekken: “Als je titels hebt die opvallen, vooral op een korte periode, dan zijn auteurs sneller geneigd om naar je uitgeverij te stappen. In die zin is er wel een soort druk, omdat je natuurlijk altijd op zoek bent naar dat soort titels.” (Beeusaert, 14 juni 2013) Het verschijnen op de bestsellerlijst is volgens Beeusaert tegenwoordig dan ook de meetlat voor succes. Dit terwijl de andere titels – en dan vooral de longsellers – ook nog steeds van grote waarde zijn voor een uitgeverij. Hoe zit het nu met die andere titels? In het theoretisch luik zagen we dat de dominantie van de bestsellers ten koste gaat van de overige titels. Ook De Koning had het over een evolutie waarbij de bestsellers niet meer de pieken vormen maar in de reguliere omzet zakken en zo de andere titels dreigen te verdringen: “Je moet dan natuurlijk heel anders omgaan met je andere titels. Vandaar ook het nieuwe axioma in het vak waarbij iedereen zegt dat we minder titels moeten hebben. […] Want wat er overblijft na aftrek van de bestsellers, daar zitten te veel titels in die de overige omzet als het ware zouden moeten delen. Daar moet wel iets in veranderen.” (De Koning, 28 juni 2013) Volgens de critici zouden van al de overige titels vooral de titels met het minste commerciële potentieel naar de achtergrond verdwijnen. De uitgevers betwisten deze stelling en menen dat er wel nog voldoende wordt geïnvesteerd in dit soort titels. Meer nog, het zijn in de eerste plaats de opbrengsten van de bestsellers die worden aangewend om het wat moeilijker werk aan bod te kunnen laten komen:
79
“Bij ons in de uitgeverij, waar we moeten nadenken over elke cent en hoe die te besteden, gelden de bestsellers als een interne subsidie. Een wat moeilijker boek waarvan we denken dat het erg sterk is en erg goed is geschreven, maar waar we maar 2000 exemplaren van kunnen drukken, kunnen wij enkel realiseren omdat wij ademruimte hebben door de bestsellers. Dankzij bestsellers kunnen we andere dingen doen.” (Raymaekers, 16 mei 2013) Van Loon en De Koning beamen dat het systeem van interne subsidiering ook bij hen nog steeds wordt toegepast. Hoewel het risicovol is het moeilijkere werk te blijven uitgeven, is het dus wel nog steeds mogelijk dankzij de successen die elders worden geboekt. Deze boeken doen het veel minder spectaculair in de verkoop maar worden nog vaak uitgegeven vanuit de optiek dat ze maatschappelijk relevant zijn of een andere bijdrage leveren aan de boekenwereld. “Wij stappen daar dan mee naar de boekhandel maar krijgen die titels vaak ook niet verkocht. Wij geven die boeken toch uit omdat we ze zodanig waardevol vinden en vinden dat ze een kans moeten krijgen. We geven die titels uit omdat we als uitgever vinden dat we het aan onze eigen stand verschuldigd zijn ze uit te geven.” (Van Loon, 15 mei 2013) Dit uitgeven van ‘waardevolle’ titels blijft echter niet zonder belang. In het theoretisch luik kaartten we aan dat het symbolisch kapitaal van blijvend nut is en dat het uitgeven van op het eerste zicht minder populair werk een visitekaartje is voor een uitgeverij. Ook het commercieel potentieel dat dit soort titels in zich dragen werd besproken. Deze blijvende relevantie van symbolisch kapitaal werd in de gesprekken beaamd: “[…] een uitgever drijft ook op een stuk imago, natuurlijk, en op een stuk aanzuigkracht van de kwaliteit en het culturele gehalte van zijn boeken. Er zijn mensen die graag met een bepaalde uitgeverij willen samenwerken omdat daar andere auteurs zitten die ze erg bewonderen.” (De Koning, 28 juni 2013) “Die prestigetitels blijven belangrijk en ik hoop dat dat nog lang het geval is. Daar zitten dan ook de potentiële bestsellers van morgen in. Het kan zomaar beginnen gisten en ineens een nieuwe bestseller worden.” (Van Loon, 15 mei 2013). Het systeem van interne subsidiering wordt echter niet binnen elke uitgeverij toegepast. Uitgeverij Lannoo werkt volgens een cottagemodel, wat wil zeggen dat elke afdeling binnen de uitgeverij op zichzelf staat en een eigen profit en loss heeft. Hoewel er binnen elke afdeling wel een vorm van interne subsidiering kan voorkomen, wordt het model in principe verder doorgetrokken
80
zodat elk project op zichzelf staat en rendabel moet zijn. In deze zin worden de wat moeilijkere projecten niet gerealiseerd dankzij de opbrengsten van de bestsellers, aldus Beeusaert.
3.2.3. Het streven naar een bestseller Marketing Uit de theorie blijkt dat marketing een belangrijke rol kan spelen in het succes van boeken en dus bestsellers in het leven kan roepen. Dit belang van marketing werd in de gesprekken bevestigd. Nu blijkt dat de bestsellers volgens de uitgevers inderdaad een aanzienlijk deel van de omzet voor zich nemen, is het niet verwonderlijk dat de uitgevers er alles aan doen om zo veel mogelijk bestsellers per jaar te verwezenlijken. Het optimaal vermarkten van een boek wordt dan ook beschouwd als een wezenlijk onderdeel van wat een uitgever doet: “Wij proberen ten eerste de kwaliteit van wat in het Nederlandstalige deel wordt aangeboden om te zetten in een goed boek en er vervolgens voor te zorgen dat het een succes wordt. […] En hoe werkt dat dan? Door een vliegwiel, door de mensen die het aan elkaar doorvertellen. En als het vliegwiel werkt, wordt het opgevangen door andere kanalen en dan blijft het aan gang en gaat het stilaan omhoog.” (Van Loon, 15 mei 2013) In bovenstaand citaat blijkt dat het bandwagon effect, zoals in het theoretisch luik besproken, inderdaad een stuwende factor kan zijn in het bestsellergegeven. Goede marketing kan helpen het bandwagon effect te versterken en de vier uitgevers waren het er dan ook unaniem over eens dat marketing een steeds centralere rol speelt binnen de uitgeverij en tevens meer tijd en middelen in beslag neemt. Het vermarkten van boeken kan op uiteenlopende manieren gebeuren en het is dan ook belangrijk om een titel waar potentieel in wordt gezien op alle mogelijke manieren te ondersteunen. “Hoe vindt een boek zijn lezers? Daar is de marketing een heel belangrijk onderdeel van in de meest brede zin, dat gaat van het bewerken van de media tot de eigen social media als de instore promotie. Het is die hele marketingmix die een rol speelt.” (De Koning, 28 juni 2013) De manier waarop een boek vermarkt wordt verschilt echter naargelang het soort boek en er wordt dan ook per titel gekeken welke aanpak het meest gepast is. In het theoretisch luik werd aangehaald dat de marketinginspanningen voor bepaalde titels veel groter zijn dan voor andere titels, waardoor het bestsellerfenomeen nog versterkt wordt. Hoewel het volgens Beeusaert inderdaad zo is dat bepaalde boeken meer marketing genieten, hoeft dit niet automatisch te betekenen dat deze titels het tot bestsellers schoppen en andere titels niet:
81
“Sommige titels, zoals SOS Piet, kondig je met toeters en bellen aan, andere titels met een fijn viooltje. Dat is het verschil qua aanpak, maar beide aanpakken kunnen even goed aanslaan. Maar geen van beide aanpakken zal automatisch tot bestsellers leiden.” (Beeusaert, 14 juni 2013) Hoewel we eerder zagen dat het inspelen op trends en het overnemen van populaire boekcomponenten geen garantie biedt op succes, wordt dit door de uitgevers wel als een belangrijk onderdeel van marketing beschouwd. Beeusaert en De Koning merken op dat uitgevers actief op zoek gaan naar bestsellers door alert te zijn voor wat er leeft in de wereld en door in te spelen op wat er op dat moment door het publiek wordt gesmaakt. Omdat uitgeven een traag vak is, zit hier bovendien een hoog voorspellend gehalte in. De vraag is dus waar mensen mee bezig zijn en waar ze in de toekomst mee bezig gaan zijn. Ook Raymaekers ziet dit als een van de essenties van het uitgeven en haalt tevens de rol die online media hierin kunnen spelen aan: “Uitgevers zijn natuurlijk wel snuffelaars, het uitgeversvak en marketing liggen heel dicht bij elkaar. […] Er zijn ook heel veel dingen waar we zelf naar op jacht gaan. Daarvoor moet je permanent buiten zijn en een enorm netwerk hebben waardoor je kan opvangen waar de mensen vandaag mee bezig zijn. […] Eén van onze redacteuren heeft een enorme neus voor blogs en sociale media en ziet wat er online allemaal beweegt. Je weet dan ook dat er automatisch een hele community achter zit. Je gaat na of er al een zekere basis is om het boek te ondersteunen en dat is misschien al een eerste mogelijkheid om een boek te doen slagen.” (Raymaekers, 16 mei 2013) Omdat veel bestsellers dus inpikken op de trends, zouden we volgens De Koning een bestseller dan ook kunnen definiëren aan de hand van de periode waarin we leven. Hoewel er voor fictieboeken ook een aantal inhoudelijke trends kunnen worden geïdentificeerd, is de maakbaarheid van een non-‐fictietitel groter, zoals eerder aangehaald. Het genre non-‐fictie heeft namelijk een sterke lokale invulling, terwijl er voor de fictieboeken een grote instroom aan titels uit het buitenland is. Momenteel zijn de personality-‐koks zeer populair en is er de sterke opkomst van de DIY-‐beweging, wat zich ook toont door het aantal succesvolle titels dat binnen deze segmenten wordt uitgegeven. Ook de media spelen een belangrijke rol in het vermarkten van boeken. De verschillende media spelen volgens De Koning zeker een rol in de snelheid waarmee dingen succesvol worden en hebben tevens de mogelijkheid een boek te maken of te kraken, al hoeft een positieve recensie of een andere vorm van media-‐aandacht geen garantie te bieden op succes. Niet alleen de traditionele media, maar tegenwoordig ook de social media zijn belangrijke instrumenten om de doelgroep te
82
bereiken en om mensen attenderen dat in de enorme stroom aan boeken er nieuwe boeken beschikbaar zijn die aansluiten bij hun interesses. Hoewel marketing op verscheidene manieren en via verschillende kanalen het succes van boeken de hoogte in kunnen stuwen, merkt Van Loon op dat niet alles noodzakelijkerwijs vermarkt kan worden door louter wat ingrediënten samen te voegen uit vroegere succesvolle titels. Ook hier geldt volgens Raymaekers de regel dat kwaliteit het belangrijkste is voor een boek. De goede promotie, mooie cover en aanlokkelijke lanceerprijzen ten spijt, als het boek kwalitatief niet in orde is, zal het niet aanslaan bij het grote publiek.
Serialisering en beroemdheden Ook serialisering werd in de interviews besproken als een belangrijk element van het bestsellergegeven. Uit de datasets van het kwantitatief onderzoek bleek dat een aantal titels uit dezelfde serie het erg goed doen in de verkoop. In de eerste jaren van de analyse viel vooral de serie SOS Piet op, in de latere jaren waren het de series Dagelijkse Kost en de Vijftig Tinten-‐trilogie. Een eerste voordeel van serialisering is dat het het marketingproces van deze boeken kan vergemakkelijken: “Dat maakt het marketingwerk natuurlijk wel gemakkelijker. Je heb een trein die rijdt en je hangt er gewoon nog een wagonnetje aan. In sommige gevallen werkt dat ook, maar in andere gevallen is het net dat wagonnetje te veel.” (Beeusaert, 14 juni 2013) Een tweede voordeel van serialisering is dat er een onderscheidende en coherente vormgeving aan de verschillende boeken kan worden gegeven. Als aan al de titels dezelfde aankleding en look and feel wordt gegeven, vormen ze samen een geheel en is het voor het publiek duidelijk dat het om een serie gaat. Ten derde geeft een serie vertrouwen aan het publiek. Wanneer er al meerdere boeken binnen een bepaalde serie zijn uitgegeven, gaat het publiek er sneller van uit dat de verschillende delen wel de moeite waard zullen zijn. Een goede serie is dan ook een serie die continu beantwoordt aan de verwachtingen van de lezer, om terug te komen op de Vijfitg Tinten-‐trilogie. Wie het eerste boek niet is bevallen, zal niet snel deel twee en drie kopen. Al dient te worden opgemerkt dat, zoals het citaat van Beeusaert hierboven al aantoont, een serie niet te veel mag worden uitgemolken om een averechts effect te vermijden. Wegens de voordelen die serialisering biedt, is het een mogelijkheid die uitgevers op voorhand in het achterhoofd houden, vaak nog voor het eerste deel van de serie is verschenen. In de non-‐fictie is serialisering een relatief makkelijk toe te passen strategie. Vooral kookboeken lijken er volgens de
83
uitgevers baat bij te hebben omdat er talrijke boeken kunnen verschijnen met verschillende soorten gerechten. Bovendien kunnen aangepaste registers met verwijzingen naar recepten uit de andere boeken uit de kookserie mensen aansporen om de hele serie te kopen. Serialisering is echter ook mogelijk voor fictieboeken. Zo haalde Van Loon de populaire reeks Game of Thrones aan, waarvan de echte fans absoluut alle delen willen hebben: “Dat zijn lezers die zich echt laten leiden door serialisering en bij manier van spreken alle twintig delen kopen.” (Van Loon, 15 mei 2013) De Koning gaf een bredere invulling aan het begrip serialisering, dat zich niet tot boeken beperkt, maar kan worden doorgetrokken naar andere dragers van culturele content: “We kijken ook heel erg naar wat we er op mediavlak mee kunnen doen. Of we er bijvoorbeeld zelf tv-‐reeksen van kunnen produceren, zowel van de non-‐fictie als van de fictie, zoals Aspe. Of andersom is er de novelisation, de spin-‐offs van televisiereeksen of van films, zoals Witse. Ook dat is een convergentie die we de laatste jaren steeds meer zien en ook in onze onderneming wordt dat als een mogelijkheid gezien. De content die we hebben kan op veel verschillende manieren geëxploiteerd worden en het zal multimediaal zijn.” (De Koning, 28 juni 2013) Bovenstaand citaat van De Koning bevestigt het belang van content dat in het theoretisch luik werd besproken. Series kunnen de grenzen van het boek overstijgen en zo aan populariteit winnen bij een breder publiek. Ook dit kan het bestsellerfenomeen een duw in de rug geven. Ook de rol die beroemdheden spelen in het succes van boeken werd met de experts besproken. Waar we in de literatuurstudie zagen dat sommigen van mening zijn dat beroemdheden de boekenwereld steeds meer domineren, blijken de uitgevers het hier niet helemaal mee eens te zijn. Beeusaert merkt wel op dat de auteur een belangrijke factor is van het bestsellergegeven en dat het kan helpen in de verkoop wanneer er een gezicht op een boek kan worden gekleefd. Ook De Koning ziet een trend naar een sterkere dominantie van personality-‐uitgaven in de top 10. Toch geloven de vier experts niet in het gegarandeerde succes van de zogenaamde BV-‐boeken. Hoewel de bekendheid van een persoon kan in samenwerking met andere media en met name met televisie wel helpen, zijn BV’s geen vereiste voor een succesvol boek: “Het werkt toch niet zo dat het een gegarandeerd succes is omdat het door een BV is geschreven. Maar in sommige gevallen helpt het wel, zeker met de ondersteuning van andere media, met name televisie.” (Van Loon, 15 mei 2013)
84
De andere uitgevers bevestigden de voordelen die beroemdheden kunnen bieden met betrekking tot marketing en communicatie. In de veronderstelling dat beroemdheden zelf al de juiste contacten hebben om boeken te promoten hebben BV’s dan ook nog vaak een streepje voor in de uitgeverijen. Maar uiteindelijk gelden volgens de uitgevers dezelfde regels als voor de andere boeken: als het inhoudelijk niet goed is, zal het ook geen succes worden in de verkoop.
3.2.4. De rol van de verkoopkanalen In het theoretisch luik zagen we hoe de verschillende verkoopkanalen andere nadrukken leggen in het boekenaanbod. Vooral de alternatieve distributie, maar in zekere mate ook de boekenketens focussen zich hierbij grotendeels op de bestsellers. In de gesprekken met de uitgevers werd dan ook aandacht geschonken aan de specifieke rol die de verschillende kanalen spelen in het bestsellergegeven en aan de strategieën waarmee de uitgevers naar de verkoopkanalen stappen. Tot spijt van Van Loon zijn uitgeverijen “strategievolgers in plaats van strategiebepalers.” De verkoopkanalen implementeren elk hun eigen strategie en de uitgeverij kan bijna niets anders dan zich hiernaar te schikken. Bepaalde verkoopkanalen zijn erg selectief in het aankopen van boeken, terwijl andere kanalen een meer verscheiden aanbod tot zich nemen. Al naargelang het kanaal passen uitgeverijen volgens De Koning hun verkoopstrategie en marketingstrategie aan. Een uitgever dient het aanbod dus af te stemmen op de verschillende kanalen: “Wij proberen wel in elk specifiek retailkanaal de juiste klemtonen te leggen, soms in een poging wat accenten te verschuiven. Wij weten dat Fnac een eigengereide keuze wilt maken. Confituur wil zich onderscheiden van de Dan Browns van deze wereld. Dat doen ze niet met de zoveelste thriller, maar met Murakami, met Joseph Roth,… Voor Carrefour doen we dat ook, maar dan eerder met hun eigen strategie. De respectievelijke retailkanalen spelen dus een specifieke rol.” (Van Loon, 15 mei 2013). Voor elk boek wordt er gekeken welke verkoopkanalen het meest gepast zijn. Hiervoor nemen de uitgevers niet alleen de meer klassieke kanalen in acht, maar worden er ook alternatieve verkooppunten in overweging genomen. Voor het groeiende segment van de DIY-‐boeken, waar onder andere de brei-‐ en haakboeken deel van uitmaken, ging men bij Van Halewyck bijvoorbeeld zelf op zoek naar hobbywinkels om de boeken aan te slijten. Ook voor het bierboek werd gezocht naar brouwerijen en toeristische verkooppunten om het boek te verkopen. Voor elke titel lijken er dus wel een aantal adequate verkoopkanalen te zijn.
85
Dit neemt niet weg dat bepaalde kanalen een eerder beperkt aanbod van bestsellers inkopen. Vooral warenhuizen als Carrefour en Makro wachten vaak tot een boek al een redelijke populariteit heeft verworven alvorens het op te nemen in het aanbod. Deze afwachtende houding kan bij de uitgevers tot frustratie leiden, die deze kanalen als ‘volgers’ beschouwen. Ook Standaard Boekhandel, de grootst boekenketen in Vlaanderen, zou zich eerder afwachtend opstellen bij het inkopen van titels. Hoewel Standaard Boekhandel volgens Van Loon nog steeds vrij breed geassorteerd inkoopt, is het geen echte pionier meer op het vlak van nieuwe titels: “Soms kunnen ze ons helpen, maar over het algemeen zijn ze in onze ogen redelijk passief. Dedicated followers of fashion, helaas. En wie maakt de fashion? Dat is eerder de zelfstandige boekhandel.” (Van Loon, 15 mei 2013) Ook de prijszetting van de grootwarenhuizen werd in de interviews besproken. In tegenstelling tot de boekhandels zijn de warenhuizen niet in de eerste plaats afhankelijk van de boekenverkoop en kunnen ze dus stuntprijzen geven aan de bestsellers: “Ze gebruiken het boek als een soort lokartikel en zullen wel genoeg omzet realiseren door de verkoop in andere producten. De reden waarom een boekhandel dat niet kan en die marge van een bestseller ook nodig heeft is omdat we verwachten dat een boekhandel een breder assortiment biedt dan wat Makro aanbiedt. In Makro vind je een paar honderd titels, in de betere boekhandel vind je er 2.000.” (Van Loon, 15 mei 2013). Hoewel deze prijszetting dus vooral bij de boekhandels tot ergernis leidt, wordt het ook door de uitgevers als een knelpunt ervaren: “Ik heb er geen problemen mee dat er boeken liggen bij Carrefour of bij Makro, maar het is wel jammer dat boeken waar heel veel tijd, geld en energie van de auteur en uitgeverij in is geïnvesteerd als een soort lokmiddel wordt ingezet door middel van prijsstunts. Bepaalde producten zijn wel bestseller geworden dankzij die techniek. (Beeusaert, 14 juni 2013) Volgens Beeusaert speelt de scherpe prijszetting dus zeker een rol in het bestsellergegeven. Ook de communicatiecampagnes van de warenhuizen werden aangehaald als een factor die meespeelt in het succes van de bestsellers. Dankzij het bereik en de communicatiemiddelen van de warenhuizen springen bepaalde boeken veel meer in het oog van het publiek, waardoor bestsellers in het leven kunnen worden geroepen:
86
“Boeken worden nu ook breder verkocht dan vroeger, waardoor er een groter bereik is voor boeken. Ook qua communicatie is er die verbreding. De folders van Carrefour kennen een verspreiding die geen enkel boekhandelmagazine heeft. Overal kom je die producten tegen omdat de markt meer en ruimere kanalen ter beschikking heeft. […] Vanuit dat bereik kan je die bestsellers gaan creëren. In dat opzicht hebben we die kanalen ook wel nodig om bestsellers te kunnen maken. Dan kan het gaan over een oplage van 100.000 exemplaren. Dat kan je in Vlaanderen met de boekhandel bijna niet meer realiseren.” (Beeusaert, 14 juni 2013) De verkoop van bestsellers verloopt volgens bovenstaand citaat dus veelal via de massakanalen. Voor de overige titels werd het blijvend belang van de onafhankelijke boekhandel aangehaald: “Ik denk dat het onze opdracht is om proberen de goedlopende titels van morgen een kans te geven en die kans kan je maar realiseren door dat samen te doen met de handel. De nieuwe boekhandelsgroep Confituur is een uitgelezen vragende partij om juist wat moeilijker werk aan de bieden, om zich zo te profileren en zich te onderscheiden. Ik denk dat het zeer wijs is dat ze dat proberen te doen, dat zij het juist anders doen dan de doorsnee boekhandel of de doorsnee rayon in een grootwarenhuis.” (Van Loon, 15 mei 2013) In bovenstaand citaat spreekt Van Loon over de goedlopende titels van morgen. Hoewel de onafhankelijke boekhandel een belangrijk verkoopkanaal blijft voor deze titels, is er volgens Van Loon wel het probleem dat eenmaal een titel succesvoller begint te worden, ze vooral via de ketens en later ook via de warenhuizen zal worden verkocht: “De kleinere boekhandels moeten zich ook telkens realiseren dat de onbekende titels van vandaag op termijn ook wel eens zouden kunnen worden weggesnoept van hun grote concurrenten. Dat is het moeizame verhaal van de marketing binnen de verkoopskanalen.” (Van Loon, 15 mei 2013) “Als we bijvoorbeeld kijken naar de boeken van Jeroen Meus, zie je dat in het begin het aandeel van de reguliere handel heel groot is en dat daarna, wanneer het een bestseller wordt, het aandeel van de supermarkten procentueel ook groter wordt.” (De Koning, 28 juni 2013) Langs de andere kant mogen hier volgens De Koning echter niet zomaar uit afleiden dat de warenhuizen een aandeel van de boekhandels wegnemen: “De vraag is altijd welk deel er van de boekhandel gebleven zou zijn wat nu naar de andere verkoopkanalen gaat. Er zijn zo veel mensen die nooit in een boekhandel komen, dus dat kan je
87
bijna niet berekenen. Maar dat is wel onze overtuiging, dat je binnen bepaalde kanalen bepaalde groepen mensen bereikt die je anders nooit zou bereiken omdat ze niet naar een boekhandel zouden gaan. Die mensen worden wel bediend via een bepaald kanaal. Het gaat niet allemaal ten koste van de boekhandel. En ze helpen ook mee om bepaalde titels tot grotere hoogtes te stuwen.” (De Koning, 28 juni 2013) Hoe passen uitgevers hun strategieën nu aan aan deze evoluties? Zoals eerder aangegeven, zijn de uitgevers vooral strategievolgers en dienen ze hun aanbod af te stemmen op de verschillende kanalen. Volgens Beeusaert komt het er ten eerste op aan om ofwel te kiezen voor een zeer brede aanpak, ofwel net voor een meer specifieke aanpak met een nichepubliek. Met andere woorden: niet alle titels vinden hun weg naar het publiek noodzakelijk via een massakanaal. Van sommige titels kan wel verwacht worden dat ze zowel in de boekhandels als in de warenhuizen zullen aanslaan, van andere titels is op voorhand geweten dat ze bijvoorbeeld in de boekhandel geen lang leven beschoren zullen zijn, maar wel ideaal zijn voor de warenhuizen. Ten tweede zien we volgens De Koning een trend waarbij er in uitgeverijen minder personeel in de verkoopafdeling werkt en meer personeel in de marketingafdeling. Doordat de ketens, die steeds centraler inkopen, belangrijker worden in de boekenverkoop sturen de uitgevers minder vertegenwoordigers op pad. In plaats hiervan wordt er meer gewerkt met een marketingplan dat aansluit bij deze centrale afname.
3.2.5. Conclusie Uit de gesprekken blijkt dat het niet eenvoudig is om zomaar een omschrijving te geven aan het woord bestseller. Zo worden niet alleen de kortstondige successen door de uitgevers als bestsellers beschouwd, maar kan ook een longseller als een vorm van een bestseller worden opgevat. Ook wat de oplage betreft is het niet heel duidelijk vanaf wanneer we van een bestseller kunnen spreken. De minimale aantallen verschillen per genre en periode en schommelen tussen de 5.000 en de 15.000 volgens de ene en vanaf 25.000 verkochte exemplaren volgens de andere. Naast deze ‘reguliere’ bestsellers zijn er ook de megasellers, de absolute toptitels die sinds recent ook een onderdeel zijn gaan uitmaken van de reguliere bedrijfsvoering en bijna een must zijn geworden voor de uitgeverijen. Van deze megasellers moeten er al minstens 100.000 exemplaren over de toonbank gaan. Naast de verkochte periode en de oplage konden er geen concrete kenmerken van een bestseller worden gegeven. Hoewel er vaak rekening wordt gehouden met de huidige (en toekomstige) trends en men met goede marketing al een eind kan komen, is het voor elke nieuwe titel maar de vraag of het zal aanslaan of niet. Ook in het segment van de non-‐fictie, waar de maakbaarheid al groter is, speelt deze onzekerheid mee.
88
Wat de bestsellercultuur betreft, zijn de uitgevers veel minder pessimistisch dan de critici die in het theoretisch luik aan bod kwamen. De boekenwereld kende vroeger namelijk ook al bestsellers, alleen kwamen ze minder onder de aandacht omdat er minder mediakanalen ter beschikking waren. De verschillende media van vandaag de dag leggen een veel grotere nadruk op de bestsellers, waardoor ze sneller succesvoller kunnen worden. Ook de gevreesde achteruitgang van de kwaliteit van de boeken wordt door de uitgevers genuanceerd. Ten eerste is kwaliteit een subjectief begrip en heeft de waarde van een boek eerder te maken met de mate waarin het de verwachtingen van het publiek kan inlossen. Ten tweede worden ook de boeken met een wat lichtvoetiger karakter nog steeds met de grootste zorg gemaakt. Een uitgeverij bevindt zich bovendien in het spanningsveld tussen cultuur en economie en de onderneming moet uiteraard rendabel blijven. Hierbij zijn de bestsellers een financiële verademing, al kunnen ze, zoals Beeusaert aanhaalde, door het recht op retour ook een risico betekenen. Na de inleidende vragen over bestsellers en de bestsellercultuur, werden de experts bevraagd naar het eigenlijk aandeel van de bestsellers in de totale omzet. Hoewel er meestal geen concreet cijfermateriaal kon worden voorgelegd, zijn de uitgevers het wel allemaal eens dat de bestsellers een aanzienlijk aandeel voor zich nemen. Zo werd het Pareto-‐principe een aantal keer aangehaald en gaf Van Loon het voorbeeld van één titel die maar liefst 16% van de totale omzet in 2005 genereerde. Over de vraag of het aandeel van de bestsellers in de afgelopen jaren ook effectief is toegenomen, is er geen consensus. Waar één uitgever geen al te drastische veranderingen opmerkt, ziet een andere uitgever wel een duidelijke stijging van het aandeel van de bestsellers, een stijging die vooral te wijten is aan het succes van de megasellers. Het grote gewicht van de bestsellers hoeft echter niet volledig ten koste te gaan van de overige titels. Zo is er blijvende aandacht voor het wat moeilijker werk en worden bestsellers nog vaak aangewend om aan interne subsidiering te doen. Ondanks het gebrek aan concreet cijfermateriaal, kunnen we concluderen dat bestsellers van cruciaal belang zijn voor de uitgevers. Het mag dan ook niet verbazen dat een uitgever er het liefst zoveel mogelijk van wilt realiseren. De verhoopte bestsellers dienen op elke mogelijke manier te worden ondersteund en, hoewel een goede marketingstrategie geen garantie biedt op succes, krijgt marketing volgens de experts wel een veel centralere plaats toebedeeld in uitgeverijen. Uitgevers houden continu de ogen open voor wat er leeft bij het publiek en proberen hier zo goed als het kan op in te spelen, al verschilt de specifieke marketingaanpak van boek tot boek. Ook serialisering blijkt een methode die volgens de uitgevers een wezenlijke rol kan spelen in het succes van boeken en dus ook gretig wordt toegepast, al loopt men snel het risico net een stap te ver te gaan. De rol die beroemdheden kunnen spelen in de boekenverkoop werd ook erkend door de uitgevers, maar
89
diende tevens te worden gerelativeerd. Een bekende auteur biedt wel voordelen op het vlak van marketing en communicatie, maar geeft geen garantie op het succes van het boek. Tot slot werd de rol van de verkoopkanalen in het bestsellergegeven besproken. Grootwarenhuizen zoals Carrefour en Makro hebben een eerder afwachtende houding bij de inkoop van boeken en kiezen vooral voor titels die reeds succesvol zijn of voor nieuw werk van topauteurs. Door een scherpe prijszetting te geven aan deze titels kunnen ze het bestsellergegeven nog meer versterken. Deze kanalen hebben bovendien een veel sterkere communicatiecampagne dan de gemiddelde boekhandel, waardoor de toptitels nog meer in het oog springen van het publiek. Voor het wat minder populaire werk blijven de onafhankelijke boekhandels van groot belang. Wanneer een titel die in de onafhankelijke boekhandel werd geïntroduceerd echter aan populariteit wint, zien we het aandeel van de grotere winkels toenemen. Dit kan al eens tot frustraties leiden, al kunnen we niet zomaar zeggen dat de ketens ook effectief een aandeel van de kleinere boekhandels inpikken. Standaard Boekhandel blijkt zich tussen de onafhankelijke boekhandels en de warenhuizen te situeren. Hoewel ze net als de boekhandel nog steeds redelijk verscheiden inkoopt, is deze keten net als de warenhuizen eerder een volger dan een trendsetter. Kortom, elk kanaal heeft zijn eigen kenmerken en niet elke titel kan zijn weg via elk kanaal naar de lezer vinden. Het komt er dus op aan om ofwel een meer brede marktaanpak te hanteren, ofwel meer naar een niche toe te werken.
90
4. Algemene conclusie In deze scriptie werd het evoluerend aandeel van de bestsellers binnen de totale boekenverkoop bestudeerd en werd achterhaald of we al dan niet van het zogenaamde fenomeen van bestselleritis kunnen spreken. We deden dit aan de hand van zowel een kwantitatieve als een kwalitatieve onderzoeksmethode. In het theoretisch vooronderzoek werden eerst de relevante concepten en opvattingen verhelderd die in acht werden genomen tijdens het eigenlijke empirische onderzoek. In het eerste deel werd de context geschetst waarbinnen het bestsellergegeven zich voordoet. Hiervoor werden de belangrijkste evoluties in het boekbedrijf besproken, in het bijzonder de sterke professionalisering van zowel de uitgeverijen als de boekenverkoopkanalen en de groei van de alternatieve distributie. Er werd eveneens ingegaan op een aantal cultuurpessimistische standpunten die door deze evoluties werden uitgelokt en voornamelijk betrekking hebben op het spanningsveld tussen culturele en economische doelstellingen. Het tweede deel van het theoretisch luik ging dieper in op bestsellers en het evoluerend gewicht ervan in de totale boekenverkoop. Er werden verschillende concrete invullingen gegeven aan het begrip bestselleritis, al kunnen we over het algemeen stellen dat de bestsellers de afgelopen jaren zowel qua omzet als qua afzet een groter aandeel innemen van de totale boekenverkoop. Vervolgens werden de mogelijke oorzaken van bestselleritis aangehaald. Deze oorzaken kunnen van sociologische aard zijn, zoals het bandwagon effect en de trend naar meer inclusieve smaakpatronen, maar kunnen ook te maken hebben met de wetten van het boekbedrijf. Vooral de specifieke rol die elk verkoopkanaal speelt in de boekenverkoop bleek in de theorie een belangrijk aandachtspunt. Zo gaat men ervan uit dat het accent in de winkels steeds meer op de bestsellers komt te liggen en dit vooral in de ketens en de supermarkten. Ook de steeds sterkere nadruk die op marketing wordt gelegd, werd aangehaald als mogelijke oorzaak voor het groeiend succes van bepaalde titels. Met deze theoretische voorkennis in het achterhoofd werd onderzocht of het aandeel van de bestsellers binnen de totale boekenverkoop al dan niet steeg in de periode 2008-‐2012. Deze onderzoeksmaterie werd onderzocht aan de hand van een kwantitatieve analyse van de boekenverkoopcijfers en vervolgens aan de hand van expertinterviews met uitgevers. Voor het kwantitatieve onderzoek werden er drie onderzoeksvragen opgesteld.
91
De eerste onderzoeksvraag luidde als volgt: 1. Stijgt het aandeel van de bestsellers in de totale boekenverkoop tussen 2008 en 2012? Uit de analyse van de totale boekenverkoop blijkt dat het aandeel van de bestsellers in de totale verkoop in Vlaanderen inderdaad is gestegen. Deze bevinding bevestigt de opvattingen die in het theoretisch luik werden aangehaald rond het groeiend belang van de bestsellers. Wat de totale boekenafzet betreft, kende het aandeel van zowel de top 10 als de top 11-‐100 best verkochte titels in de periode 2008-‐2012 een stijging, al steeg de top 10 net iets sterker. Wat de totale omzet betreft, zien we alleen het aandeel van de top 10 opvallend stijgen. Deze bevindingen wijzen erop dat van al de bestsellers vooral de absolute toptitels aan belang winnen. De Long Tail boet daarentegen zowel qua afzet als omzet geleidelijk aan belang in. Hoewel we voor de afgelopen vijf jaar een stijgende golvende trend waarnemen, kunnen we niet met zekerheid stellen dat deze trend zich zal voortzetten. Er zijn echter wel sterke aanwijzingen dat er een grotere nadruk komt te liggen op de bestsellers. Zo toont de analyse van de nominale verkoopsgegevens dat de procentuele omzetstijging van de top 10 veel sterker is dan die van de andere toppen. Bovendien blijkt er een steeds kleiner aantal titels nodig te zijn om een bepaald percentage van de totale omzet te genereren. Deze bevindingen onderlijnen wederom het groeiend belang van de absolute bestsellers in de totale boekenverkoop. Omdat het mogelijk is dat niet elk genre even vatbaar is voor een overgewicht van de bestsellers, werd de volgende onderzoeksvraag opgesteld: 2. Is het al dan niet toenemend gewicht van de bestsellers een genreoverschrijdend fenomeen? Het toenemend gewicht van de bestsellers overschreed de grenzen van de verschillende genres niet. Waar we in drie van de vijf genres een stijging van het aandeel van de top 10 konden waarnemen, zagen we dit aandeel voor de twee overige genres dalen op vijf jaar tijd. Om te achterhalen welke genres de grootste rol spelen in het bestsellergegeven, werd er eerst nagegaan welk aandeel elk genre inneemt binnen de verkoop van de totale top 10 en top 100. Uit deze analyse bleek dat literaire fictie en non-‐fictie vrije tijd de bestverkopende genres zijn binnen deze toppen. We lijken het dus vooral over deze genres te moeten hebben wanneer we spreken over het toenemend gewicht van de bestsellers in de totale verkoop. Bovendien bleek uit de individuele analyse per genre dat het aandeel van de top 10 binnen deze twee genres het sterkst steeg. Vooral in het genre non-‐fictie vrije tijd zien we een duidelijke evolutie naar de dominantie van de bestsellers.
92
Hier won de top 10 sterk aan belang: tussen 2008 en 2012 steeg het aandeel met 10% tot 27%. Het aandeel van de Long Tail nam dan weer sterk af en bleef in 2012 steken op slechts 36%. Ook binnen het genre literaire fictie kende het aandeel van de top 10 een duidelijke stijging. Bij deze twee genres lijken de bestsellers dus belangrijker te worden binnen de totale verkoop. Bij de stripverhalen steeg het aandeel van de top 10 eveneens, zij het iets minder opvallend. Bij de genres kinderboeken en non-‐fictie informatief nam het aandeel van de top 10 echter af. De Long Tail won daarentegen aan belang; binnen deze genres kunnen we dus een omgekeerde beweging vaststellen. Met andere woorden: het groeiend gewicht van de bestsellers is geen trend die we in alle genres kunnen waarnemen. 3. Hoe verhoudt de verkoop van bestsellers zich tussen de verschillende verkoopkanalen? Tot slot werd er in de kwantitatieve analyse gekeken naar de verhoudingen tussen de drie verschillende verkoopkanalen waarover GfK gegevens verzamelt. Ten eerste zagen we dat de boekhandel het grootste verkoopkanaal blijft en dit zowel wat de totale boekenverkoop als de verkoop van de bestsellers betreft. Het aandeel van de boekhandel in de totale verkoop en in de verkoop van de top 10 nam in de bestudeerde periode echter wel af, terwijl de alternatieve distributie geleidelijk aan belang won. In het theoretisch luik werd aangehaald dat vooral de warenhuizen de nadruk leggen op de bestsellers. Uit de analyse bleek dit inderdaad het geval: van de verschillende verkoopkanalen nam de top 10 het grootste aandeel in bij de warenhuizen en verdubbelde dit aandeel tot 18% in 2012. Langs de andere kant nam het aandeel van de Long Tail in dit kanaal sterk af op vijf jaar tijd. Het aandeel van de top 10 steeg eveneens in de boekhandels en de entertainmentwinkels, zij het meer bescheiden. Bovendien daalde het aandeel van de Long Tail in de boekhandels veel minder sterk dan in de warenhuizen en kende de Long Tail in de entertainmentwinkels zelfs een lichte stijging. Hoewel de tien bestverkochte titels dus in de drie bestudeerde verkoopkanalen aan belang winnen, zien we de evolutie naar bestselleritis het duidelijkst terug in de warenhuizen. Deze drie onderzoeksvragen samenvattend kunnen we stellen dat er een algemene trend naar een sterker wordend belang van de absolute bestsellers zichtbaar is. Met name de genres non-‐fictie vrije tijd en literaire fictie en het kanaal van de warenhuizen laten deze evolutie duidelijk zien. In de meeste overige gevallen – uitgezonderd de kinderboeken en non-‐fictie informatief – komt de trend ook voor, zij het minder sterk. In combinatie met deze kwantitatieve conclusies kunnen er ook enkele conclusies uit de kwalitatieve expertinterviews worden getrokken.
93
De onderzoeksvraag waarover deze interviews handelden, werd als volgt geformuleerd: 4. Hoe ervaren uitgevers bestsellers en het evoluerend gewicht van bestsellers in de totale boekenverkoop en hoe gaan ze hiermee om? Ten eerste kunnen we concluderen dat de uitgevers wel degelijk een aanzienlijk gewicht van de bestsellers in de totale omzet gewaarworden. We dienen echter een onderscheid te maken tussen de ‘reguliere’ bestsellers en de absolute megasellers, boeken waarvan minstens 100.000 exemplaren over de toonbank gaan. Deze megasellers, die vroeger een mooie extra waren voor de uitgevers, zijn de laatste jaren een onderdeel gaan uitmaken van de reguliere bedrijfsvoering en zijn bijna een economische noodzaak geworden voor de uitgevers. Het zijn vooral deze titels die een rol spelen in de trend naar het groeiend belang van de bestsellers, zoals het voorbeeld van De Da Vinci Code aantoonde. Naast dit voorbeeld konden er geen concrete invullingen worden gegeven aan het bestsellergegeven, al werd het Pareto-‐principe wel een aantal keer aangehaald als mogelijk richtsnoer. Op de vraag of het aandeel van de bestsellers in de afgelopen jaren steeg, zoals uit de kwantitatieve analyse bleek, konden de uitgevers evenmin een eenduidig antwoord geven. Zo is er volgens de ene uitgever een duidelijke trend naar de dominantie van de megasellers zichtbaar, terwijl dit door een andere uitgever werd gerelativeerd door het blijvend belang van de longsellers en de exploitatie van een sterke basis. Ten tweede werd er op een meer algemeen niveau gereflecteerd over bestsellers en de bestsellercultuur. De negatieve visies over de bestsellercultuur werden gerelativeerd en de opvatting dat het moeilijkere werk lijdt onder het succes van de bestsellers werd weerlegd. Meer nog, de bestsellers blijken nog vaak te worden aangewend om aan interne subsidiering te kunnen doen. Ten derde stelden we ons de vraag hoe uitgevers nu met het bestsellerfenomeen omgaan; hoe ze er hun strategie op aanpassen. De belangrijkste conclusie hier is dat marketing een steeds centralere rol krijgt toebedeeld binnen de uitgeverijen. Het uitgeversvak en marketing liggen dicht bij elkaar en het is dan ook belangrijk om de ogen open te houden voor wat er speelt bij het publiek en vervolgens de uitgebrachte titels op elke mogelijke manier te ondersteunen. Ook serialisering en het inzetten van beroemdheden hebben de mogelijkheden een steentje bij te dragen aan het succes van boeken, al biedt geen van deze methodes garantie op succes. Wat de verkoopkanalen tot slot betreft, hebben uitgevers niet veel meer keuze dan de strategie van de retail te volgen. De uitgevers zijn het eens dat vooral de massakanalen een sterke nadruk leggen op de bestsellers, terwijl de onafhankelijke boekhandel een belangrijk verkooppunt van de minder populaire werken blijft. Elk kanaal heeft met andere woorden zijn eigen identiteit en het komt er voor de uitgevers op aan het
94
aanbod hier specifiek op af te stemmen: ofwel opteren voor een bredere marktaanpak, ofwel de focus op een bepaalde niche leggen. Ter afsluiting kunnen er enkele kritische reflecties worden gemaakt en enkele aanbevelingen worden geformuleerd. Ten eerste bleek het een moeilijke opdracht de kwantitatieve onderzoeksbevindingen te toetsen met de expertinterviews. Aangezien er tijdens de meeste interviews geen concreet cijfermateriaal kon worden voorgelegd met betrekking tot de aandelen van de bestsellers en de overige titels in de totale verkoop, konden er geen vergelijkingen worden gemaakt met het eigen kwantitatief onderzoek. Om deze reden bleven de interviews bijwijlen op een abstract niveau steken. Ten tweede dient te worden opgemerkt dat het bestudeerde tijdsbestek van het kwantitatief onderzoek ‘maar’ vijf jaar is. Aangezien dit een relatief korte periode is, was het in sommige specifieke analyses moeilijk om echte trends te bespeuren en konden de resultaten niet worden getoetst aan vroegere periodes. Daar we voor dit onderzoek pas vanaf het jaar 2008 over optimaal materiaal konden beschikken, was het niet mogelijk de bestudeerde periode uit te breiden. Een eerste aanbeveling zou dan ook zijn om in de toekomst een gelijksoortig, longitudinaal onderzoek uit te voeren. Ten slotte bleven de geselecteerde verkoopkanalen beperkt tot fysieke verkooppunten van boeken en werd er dus niet gekeken naar de online boekenverkoop. Aangezien we in het theoretisch luik aanhaalden dat de verkoop via het internet het evenwicht in de boekenverkoop mogelijk enigszins kan herstellen, is de analyse van de online boekenverkoop een interessante onderzoekspiste voor de toekomst. Dit om eventueel de gevreesde trend naar bestselleritis te relativeren of te ontkrachten.
95
5. Bibliografie Monografieën Baarda, D.B. & De Goede, M.P.M. (2006) Basisboek Methoden en Technieken. Handleiding voor het opzetten en uitvoeren van kwantitatief onderzoek. Houten: Noordhoff. Bogner, A., Littig, B. & Menz, W. (eds) (2009). Interviewing Experts. Basingstoke: Palgrave Macmillan. Dessauer, J.P. (1981). Book Publishing. What It Is, What It Does. Second edition. New York: R.R. Bowker Company. Epstein, J. (2002). Book Busines: Publishing Past, Present and Future. New York: Norton. Flick, U. (2009). An Introduction to Qualitative Research. Fourth Edition. London: Sage. Greco, A.N. (2005). The Book Publishing Industry. Second Edition. Mahwah: Lawrence Erlbaum Associates. Mortelmans, D. (2009). Handboek kwalitatieve onderzoeksmethoden. Leuven: Acco. Schiffrin, A. (2000). The Business of Books. Londen: Verso. The Guardian (2006). Dictionary of Publishing and Printing. Third Edition. London: A & C Black. Thompson, J. B. (2010). Merchants of Culture. The Publishing Business in the Twenty-‐First Century. Cambridge: Polity Press. van Thiel (2010). Bestuurkundig Onderzoek. Een Methodologische Inleiding. Bussum: Couthino.
Bijdragen in verzamelwerken Abels, G. & Behrens, M. (2009). Interviewing Experts in Political Science: A Reflection on Gender and Policy Effects Based on Secondary Analysis. In: Bogner, A., Littig, B. & Menz, W. (eds.). Interviewing Experts. Basingstoke: Palgrave Macmillan, pp. 138-‐156. Bogner, A. & Menz, W. (2009). The Theory-‐Generating Expert Interview: Epistemological Interest, Forms of Knowledge, Interaction. In: Bogner, A., Littig, B. & Menz, W. (eds.). Interviewing Experts. Basingstoke: Palgrave Macmillan, pp. 43-‐80.
96
De Koning, J. (2011). Uitgeven in het donker: de algemene uitgeverij. In: Delsaert, P. (red.). De winst van de lezer. Inleiding tot het boekenvak in Vlaanderen. Leuven: Acco, pp. 81-‐93. Joris, G. (2011). Het boekenvak: een keten van auteur tot consument. In: Delsaert, P. (red.). De winst van de lezer: Inleiding tot het boekenvak in Vlaanderen. Leuven: Acco, pp. 13-‐27. Littig, B. (2009). Interviewing the Elite – Interviewing Experts: Is There a Difference? In: Bogner, A., Littig, B. & Menz, W. (eds.). Interviewing Experts. Basingstoke: Palgrave Macmillan, pp. 98-‐113. Meuser, M., Nagel, U. (2009). The Expert Interview and Changes in Knowledge Production. In: Bogner, A., Littig, B. & Menz, W. (eds.) (2009). Interviewing Experts. Basingstoke: Palgrave Macmillan, pp. 17-‐42. Pfadenhauer, M. (2009). At Eye Level: An Expert Interview. In: Bogner, A., Littig, B. & Menz, W. (eds.). Interviewing Experts. Basingstoke: Palgrave Macmillan, pp. 81-‐97. Seynaeve, T. (2011). De educatieve, wetenschappelijke en professioneel-‐informatieve uitgeverij. In: Delsaert, P. (red.). De winst van de lezer. Inleiding tot het boekenvak in Vlaanderen. Leuven: Acco, pp. 65-‐79. Steinberger, Y. (2011). Het genot van een eigen zaak: de onafhankelijke boekhandel. In: Delsaert, P. (red.). De winst van de lezer. Inleiding tot het boekenvak in Vlaanderen. Leuven: Acco, pp. 111-‐123. Van Baelen, C. (2011). De positie van de auteur. In: Delsaert, P. (red.). De winst van de lezer. Inleiding tot het boekenvak in Vlaanderen. Leuven: Acco, pp. 29-‐41. Wroblewski, A. & Leitner, A. (2009). Between Scientific Standards and Claims to Efficiency: Expert Interviews in Programme Evaluation. In: Bogner, A., Littig, B. & Menz, W. (eds.). Interviewing Experts. Basingstoke: Palgrave Macmillan, pp. 235-‐251.
Wetenschappelijke artikels Banerjee, A.V. (1992). A Simple Model of Herd Behavior. In: The Quarterly Journal of Economics, vol. CVII, nr. 3, pp. 797-‐817. Bikhchandani, S., Hirshleifer, D., & Welch, I. (1992). A Theory of Fads, Fashion, Custom, and Cultural Change as Informational Cascades. In: Journal of Political Economy, vol. 100, nr. 5, pp. 992-‐1026. Brynjolfsson, E., Hu, Y. & Smith, M.D. (2006). From Niches to Riches: The Anatomy of the Long Tail. Working Paper MIT Sloan School of Management, http://www.heinz.cmu.edu/~mds/smr.pdf, 12 p.
97
Cai, H., Chen, Y. & Fang, H. (2008). Observational Learning: Evidence from a Randomized Natural Field Experiment. In: American Economic Review, vol. 99, nr. 3, pp. 864-‐882. Carare, O. (2010). The Impact of Bestseller Rank on Demand: Evidence From a Software Market. In: International Economic Review, vol. 53, nr. 3, pp. 717-‐742. DiMaggio, P. & Muhktar, T. (2004). Arts participation as cultural capital in the United States, 1982-‐ 2002: Signs of decline? In: Poetics, vol. 32, pp. 169-‐194. Gardiner, J. (2000). What is an author? Contemporary Publishing Discourse and the Author Figure. In: Publishing Research Quarterly, Spring 2000, pp. 63-‐76. Khlebnikov, B. & Deming, B. (1998). The secret of the bestseller. In: Russian Social Science Review. May/June 1998, vol. 39, nr. 3, pp. 78-‐87. Leibenstein, H. (1950). Bandwagon, Snob, and Veblen Effects in the Theory of Consumer’s Demand. In: Quarterly Journal of Economics, vol. 64, nr. 2, pp. 183-‐207. López-‐Sintas, J. & Katz-‐Gerro, T. (2005). From exclusive to inclusive elitists and further: Twenty years of omnivorousness and cultural diversity in arts participation in the USA. In: Poetics, vol. 33, pp. 299-‐ 319. Mexal, S.J. (2011). Realism, Narrative History, and the Production of the Bestseller: The Da Vinci Code and the Virtual Public Sphere. In: The Journal of Popular Culture, vol. 44, nr. 5, pp. 1085-‐1101. Moretti, E. (2011). Social Learning and Peer Effects in Consumption: Evidence from Movie Sales. In: Review of Economic Studies, vol. 78, pp. 356-‐393. Peterson, R.A. & Kern, R.M. (1996). Changing Highbrow Taste: From Snob to Omnivore. In: American Sociological Review, vol. 61, pp. 900-‐907. Philipsen, H. & Vernooij-‐Dassen, M. (2004). Kwalitatief onderzoek: nuttig, onmisbaar en uitdagend. In: Huisarts en Wetenschap, jg. 47, nr. 10, pp. 454-‐457. Smaling, A. (2010). Constructivisme in soorten. In: KWALON, jg. 15, nr. 1, pp. 20-‐30. Sorensen, A.T. (2007). Bestseller Lists and Product Variety. In: The Journal of Industrial Economics, vol. LV, nr. 4, pp. 715-‐738.
98
Tucker, C. & Zhang, J. (2011). How Does Popularity Information Affect Choices? A Field Experiment. In: Management Science, vol. 57, nr. 5, 32 p. Van Dijk, N. (1999). Een onverbiddellijke bestseller! De promotie van literair werk in de twintigste eeuw. In: Jaarboek voor Nederlandse Boeksgeschiedenis 6, pp. 173-‐188. van Eijck, K., de Haan, J. & Knulst, W. (2002). Snobisme hoeft niet meer. De interesse voor hoge cultuur in een smaakdemocratie. In: Mens & Maatschappij, jg. 77, nr. 2, pp. 153-‐177. van Ijzendoorn, M.H. (1988). De navolgbaarheid van kwalitatief onderzoek I: methodologische uitgangspunten. In: Nederlands Tijdschrift voor Opvoeding, Vorming en Onderwijs, vol. 4, nr. 5, pp. 280-‐288. van Zwieten, M. & Willems, D. (2004). Waardering van kwalitatief onderzoek. In: Huisarts en Wetenschap, jg. 14, nr. 13, pp. 631-‐635.
Onderzoeksrapporten en overige bronnen Boek.be (2008). Jaarverslag 2008. Borgerhout: Boek.be Campbell, M. (2009). How celebrities saved, then killed, the book trade. In: New Statesman, 27 april 2009, pp. 36-‐37. Colpaert, J., Meulders, M., Praet, A., Sels, A. & Vekeman, A. (2013). Bibliotheken en de boekensector. Een onderzoeksopdracht van Vlaams minister voor Cultuur Joke Schauvliege. Brussel: Vlaams Ministerie van Cultuur, Jeugd, Sport en Media. D’Haene, J. (2013). Confituur, het jonge verbond van onafhankelijke boekhandels. In: Sectorlink Magazine, nr. 3, pp. 42-‐44. De Voldere, I., Maenhout, T., Onkelinx, J. & Sleuwaegen, L. (2006). Creatieve Industrie in Vlaanderen. Onderzoeksrapport Flanders DC. De Voldere, I. & Maenhout, T. (2007). Drie sectoren in de Vlaamse Creatieve Industrie. Onderzoeksrapport Vlerick Management School. Guiette, A., Jacobs, S., Schramme, A. & Vandenbempt, K. (2011). Creatieve Industrieën in Vlaanderen: Mapping en bedrijfseconomische analyse. Onderzoeksrapport Flanders DC.
99
Habash, G. (2013). Big Names Dominated Bestsellers in 2012. In: Publishers Weekly, 14 januari 2013, pp. 26-‐28. Hanegreefs, D. (2012). Lezing op de Creative Industries Day, 9 november 2012, Antwerpen. Maryles, D. (2013). A Look At A Year Of Bestseller Lists. In: Publishers Weekly, 14 januari 2013, pp. 22-‐25. Soetaert, R. (2006). De cultuur van het lezen. Den Haag: Nederlandse Taalunie.
Internetbronnen Boek.be
(2013a).
Dramatische
week
voor
boekhandel
in
http://www.boek.be/nieuws/dramatische-‐week-‐voor-‐boekhandel-‐vlaanderen,
Vlaanderen. Datum
van
raadpleging: 17 juli 2013. Boek.be (2013b). Spectaculaire stijging van boekenverkoop in Vlaanderen in 1e kwartaal 2013. http://www.boek.be/nieuws/spectaculaire-‐stijging-‐van-‐boekenverkoop-‐vlaanderen-‐1e-‐kwartaal-‐ 2013, Datum van raadpleging: 20 mei 2013. Boekenvak.be (2013). Lichte daling boekenverkoop in 2013. http://boekenvak.be/nieuws/lichte-‐ daling-‐boekenverkoop-‐2012, Datum van raadpleging: 15 mei 2013. Boekenvak.be (2010). Boekenverkoop in Vlaanderen houdt stand in de 1e helft van 2010. http://www.boekenvak.be/nieuws/boekenverkoop-‐vlaanderen-‐houdt-‐stand-‐de-‐1ste-‐helft-‐van-‐2010, Datum van raadpleging: 15 mei 2013. Boekenvak.be.
Ledenlijst
Vlaamse
Uitgevers
Vereniging.
http://www.boekenvak.be/voor-‐
uitgevers/vlaamse-‐uitgeversvereniging, Datum van raadpleging: 22 april 2013. de Jong, R. (2013). In de bestsellercultuur jaagt niet iedere uitgever op de nieuwe Vijftig Tinten Grijs. Trouw.
http://www.trouw.nl/tr/nl/4468/Schrijf/article/detail/3412516/2013/03/20/In-‐de-‐
bestsellercultuur-‐jaagt-‐niet-‐iedere-‐uitgever-‐op-‐de-‐nieuwe-‐Vijftig-‐Tinten-‐Grijs.dhtml,
Datum
van
raadpleging: 30 april 2013. Standaard Boekhandel. Wie zijn we? http://www2.standaardboekhandel.be/nl/inhoud/wie-‐zijn-‐we, Datum van raadpleging: 22 april 2013. Verhoeven, K. (2005, 19 april). Boekhandels bloeien weer. De Standaard. Geraadpleegd via http://www.standaard.be, Datum van raadpleging: 22 april 2013.
100
Interviews Beeusaert, K. Persoonlijk interview, 14 juni 2013, Tielt. De Koning, J. Persoonlijk interview, 28 juni 2013, Antwerpen. Raymaekers, L. Persoonlijk interview, 16 mei 2013, Leuven. Van Loon, R. Persoonlijk interview, 15 mei 2013, Antwerpen.
101
Verklaring op woord van eer Ik verklaar dat ik deze aan de Faculteit TEW ingediende masterproef zelfstandig en zonder hulp van andere dan de vermelde bronnen heb gemaakt. Ik bevestig dat de direct en indirect overgenomen informatie, stellingen en figuren uit andere bronnen als zodanig aangegeven zijn in overeenstemming met de richtlijnen over plagiaat in de masterproefbrochure. Ik bevestig dat dit werk origineel is, aan geen andere onderwijsinstelling werd aangeboden en nog niet werd gepubliceerd. Ik ben mij bewust van de implicaties van fraude zoals beschreven in artikel 18 van het onderwijs-‐ en examenreglement van de Universiteit Antwerpen. (ww.ua.ac.be/oer) Datum ............................................................... Naam ................................................................ Handtekening ...................................................
102