Werkgroep Bestuurlijke en Financiële Verhoudingen Nederlandse Antillen
Interimrapportage Werkgroep Bestuurlijke en Financiele Verhoudingen Nederlandse Antillen 1 juli 2004 def.
“Geef sturing aan veranderingen, voordat veranderingen jou sturen”
1
Werkgroep Bestuurlijke en Financiële Verhoudingen Nederlandse Antillen
Inhoudsopgave 1. Inleiding 2. Voorlopige bevindingen analysefase en voorlopige uitgangspunten 3. Vervolg Bijlagen Vragenlijsten self-assesssment eilanden en stakeholders
2
Werkgroep Bestuurlijke en Financiële Verhoudingen Nederlandse Antillen I.Inleiding 1. Goed bestuur is de sleutel tot effectieve aanpak van de grote problemen waar de eilanden en het Land mee kampenen ook tot duurzame economische en sociale ontwikkeling. De regeringen van de Nederlandse Antillen, de eilandbesturen en de Nederlandse regering erkennen de noodzaak van ingrijpende veranderingen op bestuurlijk en financieel terrein. Daarom hebben zij gezamenlijk besloten tot de instelling van de Werkgroep bestuurlijke en financiële verhoudingen Nederlandse Antillen. De werkgroep heeft tot taak om de gewenste veranderingen in de bestuurlijke en financiele verhoudingen in kaart te brengen, analyses te plegen en aanbevelingen voor oplossingen te doen. De werkgroep hoeft zich in haar advisering niet te beperken tot de kaders van het Statuut. 2. De werkgroep heeft U na haar eerste vergadering in april j.l. bij brief van de hoogte gesteld van het Plan van aanpak. De werkzaamheden zijn op basis van dat plan in vier fasen verdeeld: -Analyse -Vaststellen van uitgangspunten -Uitwerking op hoofdlijnen -Eindrapport. De werkgroep verwacht de analysefase medio juli af te sluiten. Centraal in de analyse tot nu toe staan de self-assessments die door de eilanden zijn opgesteld, aan de hand van een uitvoerige vragenlijst. De eilandbesturen hebben veel energie gestoken in een adequate beantwoording van deze vragen. Deze self-assessments geven een beoordeling van de wensen van de eilandgebieden, en brengen de belemmeringen in kaart die zij ondervinden. De self-assessments geven ook een schat aan feitelijke informatie. De analyse wordt medio juli aangevuld en aangescherpt met een analyse van beoordelingen van stakeholders op alle eilanden. Dat geschiedt aan de hand van vragenlijsten en een groot aantal hoorzittingen per eiland. Ook worden in de julivergadering de (thans nog voorlopige) uitgangspunten vastgesteld. Inmiddels is ook een inventarisatie en analyse uitgevoerd van alle hervormingsprocessen uit het verleden, om zowel procesmatig als inhoudelijk lessen te kunnen trekken.Ook zijn enkele deskundigen, zowel uit de Nederlandse Antillen als uit Nederland, ingeschakeld om de werkgroep bij te staan bij de ontwikkeling van voorstellen op basis van de analyses . Ten behoeve van de ontwikkeling van ideeën heeft de werkgroep werkbezoeken afgelegd aan de Nederlandse Bank over de positie van de Bank en de Gemeente Amsterdam over het proces en de inrichting van binnengemeentelijke decentralisatie; Ook is oriënterend gesproken met fractievoorzitters van CDA en D66 in Nederland en met de voorzitter van de vaste commissie NAAZ. Het is de bedoeling dat ook op de NA “een ronde” wordt gehouden met deskundigen en bestuurders. Voorts is studie gemaakt van bestuursmodellen in andere landen waarbij de meeste aandacht uitging naar de situatie binnen het Verenigd Koninkrijk.
3
Werkgroep Bestuurlijke en Financiële Verhoudingen Nederlandse Antillen Deze rapportage geeft zicht op de voortgang van het proces, maar nog geen antwoord op de uiteindelijke voorstellen
2. Voorlopige bevindingen 1. Het besluit van de Nederlandse en Nederlands-Antilliaanse regering, met instemming van de eilandbesturen, tot instelling van de werkgroep, is een nieuwe stap in een lang slepende discussie. Vanaf het moment dat de Nederlandse Antillen in 1954 de autonomie verkregen zoals in het Statuut is verankerd, is er vanaf het begin van de jaren negentig nauwelijks een onderwerp te bedenken dat zo intensief (en vruchteloos) in en tussen de landen van het Koninkrijk is besproken als het onderwerp van de staatkundige structuur. Het enige, niet onbelangrijke, tastbare resultaat is de status aparte van Aruba zoals die vanaf 1986 bestaat. 2. Analyse van alle voorgaande pogingen tot herstructurering van de Nederlandse Antillen leidt tot de conclusie dat het sterk insulaire karakter van de Nederlandse Antillen nimmer voldoende is onderkend. Dat karakter heeft kostenverhogende effekten op het voorzieningenniveau tot gevolg. Het is ook van diepgaande invloed op de organisatie van het het economisch en staatkundig leven. Dat is opgebouwd vanuit de eilanden, niet vanuit het Land. Dat alle eilanden in een referendum in 1993 kozen voor het behoud van de Antillen van de vijf had mede te maken met het ontbreken van een realistisch alternatief op dat moment. Juist het ontbreken van een geloofwaardig eindperspectief heeft er toe geleid dat het Staatsverband van de Nederlandse Antillen nog steeds bestaat. Sint Maarten heeft zich als eerste eiland, in 2000, uitgesproken voor een status aparte. Referenda op de andere eilanden zijn in voorbereiding en volgen later dit jaar. Het rapport van de werkgroep vormt onderdeel van een breder proces waarin de eilanden, het Land en Nederland zich zullen uitspreken over de gewenste toekomstige verhoudingen. Het levert daar ook een belangrijke bijdrage aan, naast het inmiddels afgeronde rapport van de commissie van Beuge over de gewenste banden met de Europese Unie, en de nog komende evaluatie van het Statuut. 3. In de samenlevingen van de eilanden is steeds breder waarneembaar dat getwijfeld wordt aan het handhaven van het staatsverband van de NA. De nu jarenlange economische malaise op de NA is daar voor een groot deel de oorzaak van. Dat in een periode van hoogconjunctuur de discussie over de bestuurlijke verhouding minder hoog zou oplaaien is waarschijnlijk, maar dat wil niet zeggen dat we maar weer moeten wachten tot de economie aantrekt. Daar zijn twee argumenten voor. Allereerst moet de bevoegdheidsverdeling tussen de diverse entiteiten van het Koninkrijk conjunctuur bestendig zijn. Een staatkundig verband dat wel mee kan in goede tijden en niet in slechte tijden is uiteindelijk onhoudbaar. Daar komt bij dat een effectief bestuur van de eilanden dat is toegerust met bevoegdheden die waargemaakt kunnen worden en dat samenwerkt met andere eilanden en het Koninkrijk (dat ten behoeve van alle (ei)landen beschikt over bevoegdheden die dat (ei)landelijke niveau te boven gaan) een voorwaarde is in de oplossing van de grote maatschappelijke knelpunten van dit moment. Een grondige heroriëntatie is dus een voorwaarde voor duurzame economische groei. 4.
De self-assessments van alle eilanden leren dat ondanks spanningen binnen het Koninkrijk en de wens tot meer autonomie de structurele betrokkenheid bij het Koninkrijk niet ter discussie
4
Werkgroep Bestuurlijke en Financiële Verhoudingen Nederlandse Antillen staat. Dat geldt evenzeer voor het Nederlanderschap. Mocht er al sprake zijn van een verschil in opvatting tussen het bestuur en de bevolking als het gaat om het belang van meer zelfstandigheid dan dienen we ons te realiseren dat diezelfde bevolking de Koninkrijksband belangrijk vindt. Dat geldt tevens voor het bestuur. 5.
De spanningen in de relaties binnen het Koninkrijk zijn terug te voeren tot een veelheid van factoren. Het niet altijd optimale vermogen om de onmiskenbaar aanwezige culturele kloof te overbruggen is er daar een van. Het niet nakomen van afspraken een ander. Al dan niet vermeende arrogantie van het moederland zal ook een rol spelen. Dat geldt ook voor hiervoor reeds aangeduide onbegrepen gevolgen van kleinschaligheid. Het aspect van de gezamenlijkheid heeft te weinig aandacht gekregen in het Koninkrijk. Dat het Koninkrijk te veel is vereenzelvigd met Nederland is een gegeven waar we voor de toekomst niet in mogen berusten. De negativiteit waarmee het begrip Koninkrijk wordt omgeven dient plaats te maken voor een positieve attitude. Het "Wij" gevoel van het Koninkrijk moeten we versterken. De veranderingen in mentaliteit, maar ook in institutionele vormgeving dienen te worden besproken. Van belang is te stoppen met het naar elkaar wijzen en de eigen verantwoordelijkheid te nemen in het doorvoeren van verbeteringen. Dat is de basis om de eveneens noodzakelijke samenwerking vorm te geven. In die versterking is een zakelijke benadering op zijn plaats, die -mits met gevoel toegepast-, niet leidt tot een verkilling, maar juist tot een verheldering van de relaties. De gedachte van prestatie-kontrakten verdient in dit verband nadere uitwerking.
6.
De beleidsmatige ambities van de eilandsbesturen zijn zonder uitzondering hoog en kennen een sterke parallel. Elementen die daarbij aan de orde komen zijn: een evenwichtiger sociale, economische, financiële en culturele ontwikkeling; adequaat onderwijs en een toereikend systeem van volksgezondheid; verbetering van de interne veiligheid en het scheppen van waarborgen; dreiging van buitenaf tot een minimum te beperken; weerbaarheid van de jeugd versterken en duurzaam beheer van natuurlijke hulpbronnen bevorderen. Teneinde deze ambities te realiseren lopen de eilanden tegen een aantal problemen aan die ook weer een sterke parallel vertonen.
7.
Dat is ten eerste het gebrek aan een machtsbalans tussen de eilanden onderling en het land. Het kiesstelsel kent grote manco's: er zijn door het reeds aangeduide insulaire karakter geen landelijke partijen maar er is wel een landelijk beleid en een landelijke regering. Een landelijke regering bestaande uit eilandelijke partijen en gedomineerd door de partijen van het grootste eiland. Dit wekt al gauw de verdenking op zich dat het vooral op het belang van het (grootste) eiland gaat en niet of minder om het belang van de andere eilanden en het Land als geheel. Het gebrek aan synchronisatie van verkiezingen leidt tot een voortdurende bestuurlijke verlamming omdat er altijd weer snel verkiezingen aankomen. Alle eilanden voelen de Landsregering meer als last dan als lust. (zelfs Curaçao, dat in de Staten van het Land de meerderheid aan zetels bezit en zetel is van de centrale regering)
8. De dubbele bestuurslaag, die van dit stelsel een kenmerkend onderdeel vormt is duur, werkt kostenverhogend en bureaucratiebevorderend. Bovendien biedt het gelegenheid tot het wegspelen van verantwoordelijkheden.
5
Werkgroep Bestuurlijke en Financiële Verhoudingen Nederlandse Antillen 9. De financiële arrangementen en het fiscale stelsel zijn eveneens een bron van onvrede. Eilanden leggen op dit gebied hun eigen accent. Zo is unaniem te wens geuit heffing en inning van belastingen te decentraliseren naar de eilanden. De kleinere eilanden hebben dringend behoefte aan een regeling over het Solidariteitsfonds. Leningsbevoegdheid, schuldsanering dan wel herverdeling van de schuld die op nationaal niveau bestaat is een wezenlijk element in de analyse van de kansen en bedreigingen. Dat er op financieel gebied overigens ook bedreigingen zijn is duidelijk. Vanaf 1999 niet of nauwelijks afgedragen pensioenpremies in een vergrijzende samenleving is slechts een voorbeeld. De eilanden moeten financieel op eigen benen kunnen staan. 10. Uit de geformuleerde ambities van de eilanden kan wel de vraag worden opgeworpen hoe men het gewenste voorzieningenniveau wenst te formuleren. Is de maatstaf Europa of de regio?. 11. Ambities en mogelijkheden zaken te realiseren lijken niet helemaal met elkaar te sporen. Diverse eilanden geven nu al aan onvoldoende bestuurskracht te hebben teneinde de aan hen opgedragen taken goed en geloofwaardig uit te voeren. Dat eilanden hier een zelfkritische houding aannemen is zeer te prijzen. Het blootleggen van de eigen zwakte of tekortkoming kan ons in staat stellen hier een goed antwoord op te formuleren. Meer taken betekent dus nog meer aandacht voor de uitvoering. Kiezen voor effectiviteit en versterking van het bestuurlijke vermogen zal ook betekenen op het juiste moment kiezen voor een vorm van gezamenlijke uitvoering (intereilandelijk of in het Koninkrijk). Een voorbeeld hier is de gewenste financiële beleidsvrijheid. Uit de analyse komt naar voren dat op een aantal eilanden jaarrekeningen vanaf 1999 niet of nauwelijks zijn opgemaakt, laat staan voorzien van een accountantscontrole. Dit vraagt om versterking van het uitvoerende apparaat. Ook is sprake van een zorgwekkende schuldpositie van de eilanden en van begrotingstekorten, die gesaneerd moeten worden. 12. Integriteit van het bestuur is geen vanzelfsprekendheid. Gedragscodes, die niet op alle eilanden bestaan, zouden kunnen worden overwogen. Integriteit verdient voortdurende aandacht. 13. Als schakel tussen bestuur en burger spelen de maatschappelijke organisaties een belangrijke rol. De mate van inspraak, dan wel structurele inbedding in de beleidsontwikkeling is niet optimaal. Juist in een bottom-up benadering en ter versterking van het draagvlak van (soms impopulaire) maatregelen is het verstandig hierbij stil te staan. Het voorbeeld van Kollaborativo op Curaçao laat zien dat hier winst te behalen is. 14. Internationalisering en globalisering gaan niet aan de NA voorbij. Zeker waar de eilanden zelf ook hun eigen kwetsbaarheid onderkennen dient hier voldoende aandacht aan te worden gegeven. Toenemende (vaak drugs gerelateerde) criminaliteit en opkomend terrorisme vragen om intensieve samenwerking. Geconstateerd moet worden dat er in de keten van de rechtshandhaving sprake is van tekorten aan middelen en misschien ook aan mogelijkheden. Kleiner biedt kansen en bedreigingen. Over de kansen zal voldoende worden gesproken. De nieuwe bestuurlijke en financiele arrangementen moeten ruimte bieden om in te spelen op de kansen die de eilanden hebben om zich te ontwikkelen, zoals toerisme en off shore. Aandacht dient er ook te zijn voor de bedreigingen die kleinschaliger bestuur met zich mee brengt. Dan gaat het niet alleen om veiligheid, of daaraan gerelateerde onderwerpen. De eisen die worden gesteld aan de kwaliteit van de democratie en de inrichting van de rechtsstaat zijn hoog. Zeker
6
Werkgroep Bestuurlijke en Financiële Verhoudingen Nederlandse Antillen als de bestuurlijke entiteit kleiner wordt zal de blik kritischer worden. Terecht of onterecht. Het zal zo gaan. Delen van deze analyse geeft vertrouwen in een adequaat antwoord. 15. Bij het ontwikkelen van voorstellen hanteert de werkgroep de volgende – nog voorlopigeuitgangspunten. Deze zijn ontleend aan het instellingsprotocol, aan de bevindingen uit de selfassessments en aan besprekingen in de werkgroep: • • • • •
•
•
De Eilanden blijven deel uitmaken van het Koninkrijk. Het Nederlanderschap staat niet ter discussie De dubbele bestuurslaag verdwijnt; nader te bepalen instellingen en samenwerkingsverbanden op het niveau van de Antillen blijven gehandhaafd respektievelijk worden ontwikkeld. Maatwerk per eiland is gewenst in de bestuurlijke en financiële verhoudingen onderling, met Nederland, en met het Koninkrijk Alle bestaande Koninkrijkstaken worden gehandhaafd. Een grondige herorientatie is nodig op de rol van het Koninkrijk. De positieve kanten daarvan, zowel bestuurlijk als maatschappelijk, moeten worden versterkt. Nederland en het Koninkrijk moeten sterker van elkaar worden onderscheiden De nieuw te ontwikkelen bestuurlijke en financiele verhoudingen moeten garanties bieden voor goed bestuur, goed financieel bestuur, onafhankelijke rechtspraak, naleving van mensenrechten, nakoming internationale verplichtingen, eenvormige basiswetgeving op alle eilanden, een adequate handhaving en toezicht. Het Koninkrijk ontwikkelt standaards voor goed bestuur. Veranderingen in de struktuur dienen gepaard te gaan met ingrijpende verbeteringen in de bestuurskracht (mensen/middelen) en in basis processen van het bestuur, zoals de begroting en rekening.
3. Vervolg De werkgroep zal de analysefase afronden met verwerking van de resultaten van de gesprekken met maatschappelijke spelers (de stakeholders) op de eilanden en zal vervolgens uitgangspunten vaststellen en verder uitwerken in voorstellen. Dit geschiedt in twee vergaderingen (augustus en september)
7
Werkgroep Bestuurlijke en Financiële Verhoudingen Nederlandse Antillen Bestuurscollege T.a.v. Adres
Datum
Geacht Bestuurscollege, De Werkgroep Bestuurlijke en Financiële Verhoudingen (BFV) Nederlandse Antillen heeft op 13 en 14 april jl. voor het eerst vergaderd. Tijdens deze vergadering is het Plan van Aanpak vastgesteld en wordt u hierbij ter kennisneming toegezonden. In de komende maanden zal de werkgroep een analyse uitvoeren en de uitgangspunten voor het eindadvies vaststellen. De werkgroep wil daarbij de eilandgebieden uitnodigen om in deze analysefase actief te participeren. Om een goed beeld te krijgen van de knelpunten die er op bestuurlijk en financieel gebied bestaan, wil ik u uitnodigen de bijgevoegde vragenlijst te beantwoorden. Uit de beantwoording moeten de knelpunten die thans bestaan duidelijk naar voren komen en moet daarnaast helder worden wat de lange termijn doelstellingen zijn van de eilandgebieden en wat er volgens het bestuurscollege nodig is om die doelstellingen te halen. In de vragenlijst wordt u ook gevraagd om uw toekomstplannen toe te lichten en wat er volgens u nodig is om deze plannen te realiseren. Mede op basis van de antwoorden zal de werkgroep haar analyse uitvoeren. De conclusies uit de analyse zullen de uitgangspunten vormen van het advies van de werkgroep BFV.
3 mei 2004 ns kenmerk BFV_103
Uw kenmerk kenmerk
Inlichtingen B.P. van der Bijl T +31 70 4266574 F +31 70 4268227 Cell +31 624217645
Email:
[email protected]
Blad
De Antilliaanse leden die door de eilandgebieden zijn aangewezen zijn graag bereid de vragenlijst toe te lichten. Vanzelfsprekend kunt u met uw vragen ook terecht bij het secretariaat van de werkgroep. Ik hoop dat u in staat zult zijn de beantwoording van de vragenlijst af te ronden vóór 22 mei 2004, zodat de antwoorden voorafgaand aan de volgende werkgroepvergadering kunnen worden voorgelegd aan de werkgroepleden. Ik dank u bij voorbaat zeer voor uw medewerking en ben ervan overtuigd dat u zich realiseert dat een zo volledig mogelijke beantwoording van de vragen de werkgroep in haar werk zeer zal helpen. Met de meeste hoogachting,
1 van 1
O Aantal bijlagen 1
Postadres Schedeldoekshaven 200 Postbus 20011 2500 EA Den Haag
E.A.V. “Papy” Jessurun Voorzitter Werkgroep Bestuurlijke en Financiële Verhoudingen
8
Werkgroep Bestuurlijke en Financiële Verhoudingen Nederlandse Antillen Bijlage Vragenlijst eilandgebied (selfassessment)
Bestuurlijke en staatkundige verhoudingen 1. Wat zijn de belangrijkste beleidsambities van uw eilandgebied? 2. Op welke manier en in welk tijdsbestek wilt u deze beleidsambities realiseren? [Hierbij kan desgewenst worden gerefereerd aan de meerjarige samenwerkingsprogramma’s.] 3. Wat zijn de belangrijkste hindernissen die het realiseren van de beleidsambities in de weg staan? 4. Welke knelpunten ervaart uw eilandgebied als gevolg van de huidige verdeling van taken en bevoegdheden tussen het Land en uw eilandgebied. 5. Welke knelpunten ervaart uw eilandgebied met de huidige staatkundige structuur van de Nederlandse Antillen (bijvoorbeeld vertegenwoordiging in de Staten, formatie Regering, bevoegdheden van eilandgebieden). 6. Op welke manier staan de door u genoemde knelpunten ten aanzien van de bevoegdheidsverdeling en de staatkundige structuur het bereiken van de doelstellingen, bedoeld bij vraag 1, in de weg? 7. Op welke wijze zouden de door u genoemde knelpunten ten aanzien van de bevoegdheidsverdeling en de staatkundige structuur opgelost moeten worden? 8. Zouden er taken en bevoegdheden van het Land naar het niveau van uw eilandgebied moeten worden gedecentraliseerd, zo ja welke en waarom? 9. Welke problemen hebben zich in het verleden voorgedaan bij decentralisatie van taken en bevoegdheden naar uw eilandgebied. Zijn deze problemen opgelost, en zo ja op welke wijze? 10. Op welke wijze zouden de eventueel door u bij vraag 8 genoemde taken en bevoegdheden, gedecentraliseerd moeten worden? 11. Voorziet u financiële en/of capaciteitsproblemen bij decentralisatie van de door u bij vraag 7 genoemde taken en bevoegdheden, en zo ja op welke wijze zouden deze problemen opgelost moeten worden? 12. Op welke terreinen zou uw eilandgebied op vrijwillige basis (intensiever) willen samenwerken met de andere eilandgebieden? 13. Welke taken en bevoegdheden van het Land zouden volgens uw eilandgebied niet gedecentraliseerd moeten worden? 14. Zijn er taken en bevoegdheden van het Land die aan onafhankelijke instituties zouden moeten worden overgedragen? 15. Wat zijn de belangrijkste redenen voor uw eilandgebied om deel te willen blijven uitmaken van het Koninkrijk? 16. Op welke terreinen zou uw eilandgebied (intensiever) willen samenwerken binnen het Koninkrijk? 17. Zijn er taken en bevoegdheden die naar het niveau van het Koninkrijk zouden moeten worden verplaatst? 18. Hoe zouden de mensenrechten, rechtszekerheid en deugdelijkheid van bestuur op uw eilandgebied het beste gewaarborgd kunnen worden en door wie? 19. Indien uw eilandgebied geen deel meer zou uitmaken van het Land Nederlandse Antillen, noch deel zou uitmaken van Nederland, hoe zou uw eilandgebied dan vertegenwoordigd moeten worden in de raad van ministers van het Koninkrijk en hoe zou Koninkrijksbesluitvorming tot
9
Werkgroep Bestuurlijke en Financiële Verhoudingen Nederlandse Antillen stand moeten komen? 20. Hoe ziet uw eilandgebied de eigen staatkundige toekomst?
Bestuurskracht van het eilandgebied 21. Kunt u een beschrijving geven van het overheidsapparaat van uw eilandgebied (organigram, aantallen ambtenaren per dienstonderdeel, aantal niet opgevulde formatieplaatsen per dienstonderdeel, aantal technische bijstanders, etc.)? 22. Kunt u aangeven welke overheidstaken zijn verzelfstandigd (uitgevoerd door stichtingen en overheidsbedrijven)? 23. In 2003 is een Baselinestudie Bestuurlijke Ontwikkeling uitgevoerd. Deze baselinestudie wordt door de werkgroep BFV gebruikt voor de analyse. Hebt u ten aanzien van de uitkomsten van de baselinestudie nog aanvullend commentaar? [u kunt daarbij refereren naar de betreffende indicator] 24. Wat beschouwt u los van de bevoegdheidsverdeling en de staatkundige structuur als de grootste bestuurlijke knelpunten op uw eilandgebied en welke oplossingen ziet u daarvoor? 25. Eilanden zijn voor de realisatie van hun doelen in toenemende mate aangewezen op samenwerking met private partijen en instellingen. Hoe ziet het eiland samenwerking met de bovengenoemde partijen? En in hoeverre is het eiland in staat om in dit krachtenveld als volwaardige bestuurlijke partner op te treden? 26. Bent u tevreden over de kwaliteit van de dienstverlening aan burgers en in hoeverre is de dienstverlening daadwerkelijk snel, zorgvuldig en klantvriendelijk? 27. Uitgaande van de bestuurlijke en staatkundige wensen van uw eilandgebied: welke wijzigingen in het overheidsapparaat zijn daarvoor nodig? Hoe verhoudt dat zich tot het huidige apparaat? 28. Uitgaande van de bestuurlijke en staatkundige wensen van uw eilandgebied: zijn er wijzigingen nodig van de inrichting van de bestuurlijke structuur (lokale democratie, checks and balances) van uw eilandgebied, en zo ja, welke? 29. Welke instituties beschouwt u als essentieel voor de verwezenlijking van een democratische rechtstaat, de rechtszekerheid, de mensenrechten en deugdelijkheid van bestuur? (Voorbeelden: eilandsraad, rechterlijke macht, openbaar ministerie, politie). In hoeverre zijn deze essentiële instituties op uw eilandgebied voldoende toegerust om hun taken te vervullen? Hoe ziet u de toekomst van deze instituties in het licht van uw bestuurlijke en staatkundige wensen? 30. Welke instituties zijn essentieel om een duurzame economische en sociale ontwikkeling te bereiken? Zijn deze instituties voldoende toegerust voor hun taak? Hoe ziet u de toekomst van deze instituties in het licht van decentralisatie van Landstaken en –bevoegdheden naar het eilandsniveau? 31. Zouden bepaalde instituties moeten worden samengevoegd tot Koninkrijksbrede instituties? Zo ja, welke? 32. Is uw eilandgebied voldoende voorbereid op calamiteiten, zoals brand, grote rampen, orkanen? 33. In hoeverre bevordert het eiland naleving van regels door burgers en bedrijven op een pro actieve wijze? Is er voldoende toezicht en handhaving? 34. In hoeverre worden door het eilandsbestuur burgers, bedrijven en maatschappelijke organisaties actief bij de ontwikkeling van het beleid en het beheer betrokken; wat zijn de mogelijkheden van inspraak voor burgers en bedrijven en maatschappelijke organisaties bij beleidsontwikkeling? Op welke manier wordt dit meegenomen in de besluitvorming? Hoe groot is de animo om inspraak
10
Werkgroep Bestuurlijke en Financiële Verhoudingen Nederlandse Antillen te geven? 35. De eilandgebieden vervullen een belangrijke rol als werkgever. Bent u in staat voldoende gekwalificeerde medewerkers aan te trekken en te behouden? Hoe groot is het verloop? Hoe is uw imago als werkgever?
Rechtshandhaving Rechtshandhaving is opgedragen aan een keten van instanties: politie, Openbaar Ministerie, Zittende Magistratuur, gevangeniswezen. Zij functioneren in een wettelijk kader dat grotendeels op landsniveau is vastgesteld. Op dit moment liggen de bevoegdheden grotendeels bij het Land, voornamelijk bij de minister van Justitie, die ook verantwoordelijk is voor het beheer van de belangrijkste instellingen. Voor sommige zaken bestaat is samenwerking georganiseerd in instellingen (Gemeenschappelijk hof, Kustwacht, Recherchesamenwerkingsteam). Ook de gezaghebbers spelen een rol evenals de gouverneur. 36. In hoeverre biedt het hierboven omschreven stelsel voldoende mogelijkheden om een goede rechtshandhaving (voorkomen en terugdringen van criminaliteit, geweld en overlast) en veiligheid voor de inwoners te verzekeren? 37. Welke veranderingen van het stelsel acht u in relatie tot de aan te pakken problemen wenselijk, mede het licht van uw bestuurlijke en staatkundige wensen? (denk aan verandering van bevoegdheden, meer of minder organiseren op eilandsniveau, c.q. op Konininkrijksniveau, verbeteringen in sterkte en kwaliteit van de instellingen, samenwerkingsconstructies).
Financiële situatie van het eilandgebied 38. Gaarne een exemplaar van de begroting 2004, inclusief toelichting. 39. Kunt u de volgende vragen over de begroting beantwoorden: a) Wanneer is de begroting 2004 door de eilandsraad vastgesteld? b) Kunt u een zo actueel en gespecificeerd mogelijk beeld geven van de realisatie van overheidsinkomsten en –uitgaven (2003). Ten aanzien van de inkomsten graag iedere inkomstenbron apart noemen, waarbij u ook de afdrachten aan het Land vermeldt. Bij de uitgaven graag ook de personeelsuitgaven per dienstonderdeel specificeren. c) Wat is de omvang en verdeling van de schuldpositie en de betalingsachterstanden van het eilandgebied? d) Hoe ziet de meerjarenraming van de eilandsfinanciën t/m 2007 eruit?. Wat zijn de uitgangspunten bij de meerjarenbegroting (o.a. loon- en prijspeil, onvoorzien, vervangingsinvesteringen, nieuwe investeringen, nieuw beleid, overige uitgavenramingen en inkomstenramingen, incidentele uitgaven)? e) Tot welk jaar zijn er jaarrekeningen beschikbaar en zijn deze door de accountant goedgekeurd? Wordt in de analyse bij de rekening aandacht geschonken aan: extra afschrijvingen, extra stortingen/onttrekkingen in reserves en voorzieningen, onderscheid incidentele uitgaven/inkomsten en structurele uitgaven/inkomsten? f) Zijn er onderhoudsplannen aanwezig t.b.v. wegen, verlichting, bruggen, overheidsgebouwen,
11
Werkgroep Bestuurlijke en Financiële Verhoudingen Nederlandse Antillen schoolgebouwen, ICT etc. Zo ja, van welk jaar? g) Zijn de bedragen uit de onderhoudsplannen integraal opgenomen in de begroting? h) Is er sprake van achterstallig onderhoud en zo ja in welke mate. i) Is er een recente nota reserves en voorzieningen? j) Op welke wijze vindt de vorming van de reserves en voorzieningen plaats? k) Zijn er stille reserves (bijvoorbeeld: woningbedrijf, aandelen in overheidsnv’s, etc.)? l) Hoe gaat het eilandgebied om met eigendommen die niet (meer) bestemd zijn voor de openbare dienst (onroerend goed; gronden)? m) Is er een recente nota investerings- en afschrijvingsbeleid? n) Wat is de omvang van de lasten van de (nieuwe) investeringen; zijn de lasten van deze (nieuwe) investeringen in de begroting verwerkt? o) Worden de apparaatskosten (huisvesting, automatisering, overhead e.d.) functioneel toegerekend? p) Heeft het eilandgebied zicht op de flexibiliteit van de uitgaven en zo ja is dat inzicht ook gekwantificeerd (bijv. % van de begroting)? 40. Welke eilandstaken zijn geprivatiseerd, dan wel verzelfstandigd? Is de overheid aandeelhouder in deze ondernemingen en zo ja, voor welk percentage. Kunt u inzicht geven in de financiële huishouding van de bedrijven waar de overheid een aandeel in heeft? Hoe is de toezichtrelatie georganiseerd? 41. Welke eilandstaken zijn overgedragen aan onafhankelijke stichtingen? Wat is de toezichtverhouding tussen het eilandgebied en de stichtingen. Kunt u inzicht geven in de financiële huishouding van de stichtingen? Hoe is het toezicht op de stichtingen georganiseerd? 42. Zijn er redenen waarom het eilandgebied aan bepaalde beleidsvelden veel meer of juist veel minder geld moet/wil uitgeven dan andere eilandgebieden?Zo ja, welke? 43. Heeft het eilandgebied recentelijk (2003, 2004) bezuinigingen/ombuigingen dan wel inkomstenverhogende maatregelen doorgevoerd; wat was de omvang, binnen welke termijn is e.e.a gerealiseerd en op welke terreinen. 44. Staan er nog (taakstellende) bezuinigingen en inkomstenverhogende maatregelen in de begroting 2004 ingeboekt die nog niet gerealiseerd zijn; en zo ja wat is de omvang en het voorziene tijdpad? 45. Inventarisatie mogelijke knelpunten a) Wat zijn de belangrijkste financiële knelpunten voor uw eilandgebied die het behalen van uw doelstellingen in de weg staan en welke oplossingen ziet u daarvoor? b) Wat zijn de grootste financiële risico’s voor uw eilandgebied? Zijn er latente verplichtingen (overheidsgaranties, etc.)? c) Welke verbeteringen van het financiële beheer streeft u na? Bent u het eens met de voorstellen van de Commissie Havermans op dit terrein? d) Voldoet de financiële datavoorziening aan uw wensen? Zijn de gegevens betrouwbaar en tijdig? e) Maakt uw eilandgebied gebruik van een economisch model? Zo ja, op welke wijze? f) Automatisering: is het financiële systeem voldoende uitgerust voor haar taken? g) Kunt u beschrijven hoe het beleid van het eilandgebied wordt vertaald in de eilandbegroting? h) Kunt u beschrijven op welke manier er aan de hand van de uitputting van de begroting wordt (bij)gestuurd? 46. Zijn er op uw eilandgebied in de afgelopen jaren door de Stichting
12
Werkgroep Bestuurlijke en Financiële Verhoudingen Nederlandse Antillen
47. 48. 49. 50. 51.
52. 53.
Overheidsaccountantsbureau (SOAB) en de Rekenkamer onderzoeken uitgevoerd? Zo ja, wat waren daarvan de uitkomsten? Welke fiscale bevoegdheidsverdeling sluit optimaal aan bij de door u gewenste bestuurlijke verhoudingen? Zijn er – los van de fiscale bevoegdheidsverdeling - wijzigingen in het belastingstelsel/fiscale regime nodig in het licht van de door u gewenste bestuurlijke toekomst? Wat zullen de financiële gevolgen zijn van de bestuurlijke en staatkundige wensen van uw eilandgebied? Graag een zo volledig mogelijke financiële onderbouwing geven. Hoe kunnen de sociale voorzieningen en het pensioenstelsel zodanig worden vormgegeven, dat zij duurzaam financierbaar blijven? Hoe zou de financiering van de resterende Landstaken dan wel centrale organen eruit moeten zien als de bevoegdheden van het Land door decentralisatie sterk zijn gereduceerd dan wel overgedragen aan centrale organen? Op welke manier zou de schuld van het Land moeten worden verdeeld en afgelost nadat bevoegdheden zijn overgedragen aan de eilandgebieden en het Koninkrijk? Is een wijziging van de fiscale verhoudingen binnen het Koninkrijk (Belastingregeling voor het Koninkrijk, BRK) gewenst?
13
Werkgroep Bestuurlijke en Financiële Verhoudingen Nederlandse Antillen Vragenlijst t.b.v. Stakeholders Bestuurskracht van het eilandgebied 1. Wat beschouwt u los van de bevoegdheidsverdeling en de staatkundige structuur als de grootste bestuurlijke knelpunten op uw eiland en welke oplossingen ziet u daarvoor? 2. Is het eilandsbestuur in staat de huidige taken en bevoegdheden adequaat uit te voeren? 3. Zal het eilandgebied in staat zijn om aanvullende taken en bevoegdheden uit te voeren? 4. Welke taken en bevoegdheden zouden in geen geval moeten worden gedecentraliseerd naar het eilandgebied? 5. Eilanden zijn voor de realisatie van hun doelen in toenemende mate aangewezen op samenwerking met private partijen en instellingen. Hoe ziet het eiland samenwerking met de bovengenoemde partijen? En in hoeverre is het eiland in staat om in dit krachtenveld als volwaardige bestuurlijke partner op te treden? 6. Bent u tevreden over de kwaliteit van de dienstverlening aan burgers en in hoeverre is de dienstverlening daadwerkelijk snel, zorgvuldig en klantvriendelijk? 7. Welke instituties zijn essentieel om een duurzame economische en sociale ontwikkeling te bereiken? Zijn deze instituties voldoende toegerust voor hun taak? Hoe ziet u de toekomst van deze instituties in het licht van decentralisatie van Landstaken en –bevoegdheden naar het eilandsniveau? Zouden bepaalde instituties moeten worden samengevoegd tot Koninkrijksbrede instituties? Zo ja, welke?
Bestuurlijke en Staatkundige verhoudingen 8. Welke knelpunten kan uw organisatie noemen als gevolg van de huidige verdeling van taken en bevoegdheden tussen het Land? Welke knelpunten ervaart u met de huidige staatkundige structuur van de Nederlandse Antillen. 9. Wat zijn de belangrijkste redenen om deel te willen blijven uitmaken van het Koninkrijk? 10. Hoe zouden de mensenrechten, rechtszekerheid en deugdelijkheid van bestuur op uw eiland het beste gewaarborgd kunnen worden en door wie? Welke instituties beschouwt u als essentieel voor de verwezenlijking van een democratische rechtstaat, de rechtszekerheid, de mensenrechten en deugdelijkheid van bestuur? (Voorbeelden: eilandsraad, rechterlijke macht, openbaar ministerie, politie). In hoeverre zijn deze essentiële instituties op uw eiland voldoende toegerust om hun taken te vervullen? Hoe ziet u de toekomst van deze instituties in het licht van eventuele nieuwe bestuurlijke en staatkundige wensen? 11. Op welke terreinen zou er een intensievere samenwerking binnen het Koninkrijk kunnen komen? Zijn er taken en bevoegdheden die naar het niveau van het Koninkrijk zouden moeten worden verplaatst? Zo ja, welke? Of zijn er juist taken en bevoegdheden, die naar de eilanden moeten worden gedecentraliceerd. Zo ja, welke? 12. Bent u van mening dat het Land Nederlandse Antillen moet worden opgeheven of dat er behoefte zal blijven bestaan aan een centrale bestuurslaag op de Nederlandse Antillen?
14
Werkgroep Bestuurlijke en Financiële Verhoudingen Nederlandse Antillen Rechtshandhaving 13. In hoeverre biedt het huidige stelsel voldoende mogelijkheden om een goede rechtshandhaving (voorkomen en terugdringen van criminaliteit, geweld en overlast) en veiligheid voor de inwoners te verzekeren? 14. Welke veranderingen van het stelsel acht u in relatie tot de aan te pakken problemen wenselijk (denk aan verandering van bevoegdheden, meer of minder organiseren op eilandsniveau, c.q. op Konininkrijksniveau, verbeteringen in sterkte en kwaliteit van de instellingen, samenwerkingsconstructies)?
Financiële situatie van het eilandgebied 15. Wat zijn de belangrijkste financiële knelpunten en uitdagingen voor uw eiland die het behalen van uw doelstellingen in de weg staan en welke oplossingen ziet u daarvoor? Wat zijn de grootste financiële risico’s voor uw eiland? 16. Zijn er – los van de fiscale bevoegdheidsverdeling - wijzigingen in het belasting-stelsel/fiscale regime nodig in het licht van de gewenste staatkundige/bestuurlijke toekomst? Is een wijziging van de fiscale verhoudingen binnen het Koninkrijk (Belastingregeling voor het Koninkrijk, BRK) gewenst? Opmerking/Vragen:
15