EILANDGEBIED ST. MAARTEN NEDERLANDSE ANTILLEN AB 2010
Nr. 21
AFKONDIGINGSBLAD VAN HET EILANDGEBIED SINT MAARTEN EILANDSBESLUIT, houdende algemene maatregelen, van de 6de juli 2010, houdende nadere regels terzake de beoordeling en bezoldiging van ambtenaren in dienst van het eilandgebied Sint Maarten (Bezoldigingsregeling ambtenaren)
HET BESTUURSCOLLEGE VAN HET EILANDGEBIED SINT MAARTEN, Gelet op de artikelen 15, vierde lid, 17, 18, 19, 31, 32, 33, 75, derde lid, en 75a van de Landsverordening Materieel Ambtenarenrecht (P.B. 1964, nr. 159); Besluit: Vast te stellen het navolgende eilandsbesluit, houdende algemene maatregelen: Hoofdstuk I Algemene bepalingen Artikel 1 In dit besluit wordt verstaan onder: a. landsverordening: de Landsverordening Materieel Ambtenarenrecht (P.B. 1964, nr. 159); b. ambtenaar: de ambtenaar in dienst van het eilandgebied Sint Maarten, wiens bezoldiging niet bij afzonderlijke verordening is geregeld; c. bezoldiging: het loon van de ambtenaar voor het vervullen van zijn functie, met inachtneming van de bepalingen van dit besluit aan de hand van een bezoldigingsschaal vastgesteld; d. bezoldigingsschaal: een als zodanig in de bij dit besluit behorende bijlage A vermelde, van een volgnummer voorziene reeks van bedragen; e. bezoldigingstrede: elk afzonderlijk binnen een bezoldigingsschaal opgenomen bezoldigingsbedrag; f. functie: het samenstel van werkzaamheden door de ambtenaar in zijn ambt te verrichten krachtens en overeenkomstig hetgeen hem door of namens het daartoe bevoegde gezag uitdrukkelijk of impliciet is opgedragen; g. maximum-bezoldiging: het bedrag behorende bij de hoogste bezoldigingstrede van een bezoldigingsschaal, waarvan de volgnummeraanduiding uitsluitend uit een getal bestaat;
1 C:\Documents and Settings\Iliana Schotborgh\My Documents\Werk\Projecten\Bestuurlijke ontwikkeling\Bezoldigingsregeling\2010, 21, Bezoldigingsregeling ambtenaren.docx
h. toelage: een een- of meermalige toeslag op de bezoldiging in meerdering en tezamen met deze bezoldiging betaalbaar gesteld; i. beoordelingsautoriteit: de leidinggevende van de directe leidinggevende van de ambtenaar in het kader van de beoordeling of, bij gebreke van een dergelijke leidinggevende, de directe leidinggevende van de ambtenaar; j. politieke gezagdrager: een politieke gezagdrager als bedoeld in de Pensioenregeling politieke gezagdragers (P.B. 2006, nr. 31). Artikel 2 1. De bezoldiging en eventuele met de bezoldiging verbonden toelagen worden maandelijks aan of tegen het einde van de maand waarop de betaling betrekking heeft betaald. 2. Wanneer de bezoldiging of een toelage moet worden uitbetaald over een gedeelte van een kalendermaand, wordt het te betalen bedrag berekend door het voor een maand vastgestelde bedrag te vermenigvuldigen met het aantal dagen gedurende welke de betrokken ambtenaar in dienst is geweest en het produkt te delen door dertig. 3. Van het eerste en tweede lid kan worden afgeweken, ingeval daartoe naar het oordeel van het bevoegde gezag op grond van bijzondere omstandigheden aanleiding bestaat. Hoofdstuk II De bezoldiging Artikel 3 1. Bij de indiensttreding of bij de overgang naar een andere functie wordt de bezoldigingsschaal bepaald met inachtneming van de aard en het niveau van de functie waarmede de betrokken ambtenaar wordt belast. 2. Van het eerste lid kan worden afgeweken, indien het gebrek aan ervaring met betrekking tot de arbeid die de betrokkene in de functie moet verrichten de verwachting aannemelijk maakt dat zijn wijze van functioneren zich tegen de toepassing van dat artikellid vooralsnog verzet. In dit geval kan de bezoldigingsschaal worden bepaald en gedurende een tijdvak van ten hoogste vier jaren blijven bepaald op ten hoogste twee nummers beneden de schaal die met toepassing van het eerste lid in aanmerking zou komen. 3. Indien het functioneren van de ambtenaar wiens bezoldigingsschaal op twee nummers beneden de functieschaal is bepaald, blijkens een beoordeling dusdanige vooruitgang heeft geboekt, dat de verwachting is gerechtvaardigd dat binnen een of twee jaren zijn wijze van functioneren zich niet meer tegen de toepassing van het eerste lid zal verzetten, wordt hij bevorderd naar de naast-hogere aanloopschaal en zijn bezoldiging bepaald op het bedrag van de naast-hogere bezoldigingstrede in die schaal. 4. Indien het functioneren van de ambtenaar zich blijkens een beoordeling na een periode van twee jaren nog tegen de toepassing van het derde lid verzet of indien het functioneren van de ambtenaar aan het einde van het in het tweede lid genoemde tijdvak van vier jaren blijkens een beoordeling de toepassing van het eerste lid nog niet toelaat, wordt hij geplaatst in een functie waarvan de aard en het niveau in overeenstemming is met de schaal volgens welke hij wordt bezoldigd, of wordt hem ontslag aangezegd.
2 C:\Documents and Settings\Iliana Schotborgh\My Documents\Werk\Projecten\Bestuurlijke ontwikkeling\Bezoldigingsregeling\2010, 21, Bezoldigingsregeling ambtenaren.docx
5. Indien de wijze van functioneren van de ambtenaar wiens bezoldiging met toepassing van het tweede of derde lid is bepaald, zich blijkens een beoordeling niet langer tegen de toepassing van het eerste lid verzet, wordt hij bevorderd naar de krachtens het eerste lid bepaalde bezoldigingsschaal en zijn bezoldiging bepaald op het bedrag van de naast-hogere bezoldigingstrede in die schaal. Artikel 4 1. Aard en niveau van een functie worden bepaald aan de hand van functiebeschrijvingen en functieniveau-karakteristieken, welke deel uitmaken van het functiewaarderingssysteem. 2. Anders dan bij wijze van disciplinaire straf als bedoeld in hoofdstuk VIII van de landsverordening, kan zonder voorafgaand ontslag voor een ambtenaar geen bezoldigingsschaal worden vastgesteld die een lagere maximum-bezoldiging bevat dan die welke in de voordien voor hem geldende bezoldigingsschaal is aangegeven. Artikel 5 Indien de ambtenaar anders dan bij wijze van disciplinaire straf als bedoeld in hoofdstuk VIII van de landsverordening, wordt belast met een andere functie, als gevolg waarvan zijn bezoldiging op grond van de overige bepalingen van dit besluit een verlaging zou moeten ondergaan, zonder dat de bekleding met die andere functie bij wijze van waarneming als bedoeld in artikel 26 van de landsverordening geschiedt of zonder dat ontslag voorafgegaan is, blijft deze verlaging achterwege. Artikel 6 1. De bezoldiging van de ambtenaar wordt verhoogd tot het bedrag dat behoort bij de naast-hogere bezoldigingstrede in de schaal, indien hij naar het oordeel van de beoordelingsautoriteit of van het bevoegde gezag, dat is neergelegd in een formele beoordeling als bedoeld in artikel 9, zijn functie naar behoren vervult. Deze beoordeling vindt voor iedere ambtenaar aan het einde van elk jaar of bij overgang naar een andere functie plaats. De beoordeling van een ambtenaar die met ingang van 1 juli of later in een jaar in dienst is getreden, vindt voor de eerste maal aan het einde van het daarop volgende jaar plaats. 2. Vervult de ambtenaar zijn functie naar het oordeel van de beoordelingsautoriteit of van het bevoegde gezag niet naar behoren, dan blijft verhoging van de bezoldiging achterwege. 3. De in het eerste lid bedoelde verhoging van de bezoldiging wordt met ingang van 1 januari van een jaar toegekend, zolang de ambtenaar de maximum-bezoldiging van de voor hem geldende bezoldigingsschaal nog niet heeft bereikt, doch voor de eerste maal niet eerder dan nadat sinds zijn aanstelling als ambtenaar ten minste zes maanden zijn verstreken. Artikel 7 De bezoldiging van de ambtenaar met een onvolledige werktijd wordt vastgesteld op een evenredig deel van de bezoldiging bij een volledige werktijd.
3 C:\Documents and Settings\Iliana Schotborgh\My Documents\Werk\Projecten\Bestuurlijke ontwikkeling\Bezoldigingsregeling\2010, 21, Bezoldigingsregeling ambtenaren.docx
Artikel 8 Ingeval de ambtenaar wordt bevorderd naar een functie waaraan een bezoldigingsschaal is verbonden die een hogere maximum-bezoldiging bevat dan die welke voorkomt in de schaal volgens welke hij tot dusverre is bezoldigd, wordt hem de bezoldigingstrede in de nieuwe schaal toegekend waarvan het bedrag procentueel ten minste zoveel hoger is dan dat van de hem laatstelijk toekomende bezoldigingstrede in de oude schaal, als in die oude schaal het procentuele verschil tussen twee bezoldigingstreden uitmaakt. Hoofdstuk III De beoordeling Artikel 9 1. Een ambtenaar wordt jaarlijks beoordeeld aan de hand van een door het bevoegde gezag vastgestelde leidraad voor functioneringsbeoordeling. 2. De beoordeling bestaat uit een plannings-, een functionerings- en een beoordelingsgesprek met de directe leidinggevende van de ambtenaar. 3. De ambtenaar en diens directe leidinggevende geven hun volle medewerking aan de beoordeling en nemen de geldende voorschriften en de aanwijzingen van het bevoegde gezag nauwgezet in acht. 4. De beoordeling geschiedt op basis van de voor de ambtenaar geldende functiebeschrijving of, bij afwezigheid daarvan, de door het bevoegde gezag opgedragen werkzaamheden. 5. De in het kader van de beoordeling gemaakte afspraken en de door de ambtenaar bereikte resultaten worden vastgelegd in een daartoe door het bevoegde gezag beschikbaar gesteld beoordelingsformulier. Artikel 10 1. Het planningsgesprek vindt plaats in de maand december of januari en is gericht op het maken van afspraken met de ambtenaar over de door hem te bereiken individuele doelstellingen in het daarop aansluitende jaar met betrekking tot de organisatie, prestaties en wijze van functioneren. 2. Het functioneringsgesprek vindt plaats zo dikwijls als de ambtenaar of de directe leidinggevende zulks wenselijk acht, doch ten minste eenmaal per kalenderjaar, uiterlijk in de maand mei. Het functioneringsgesprek is gericht op een evaluatie van de gemaakte afspraken. Zo nodig vindt aanpassing van de afspraken plaats. 3. Het beoordelingsgesprek vindt plaats in de maand november en is gericht op de beoordeling van de algemene prestatie van de ambtenaar in het betreffende kalenderjaar. Daarbij worden beoordeeld de mate waarin gemaakte afspraken, bedoeld in het eerste en, indien van toepassing, het tweede lid, zijn gerealiseerd, de door de ambtenaar geleverde prestatie en diens wijze van functioneren in het betreffende kalenderjaar, waaronder de communicatie dienaangaande. Artikel 11 1. Elk onderdeel van de beoordeling, genoemd in artikel 9, tweede lid, wordt afgesloten met ondertekening van het betreffende onderdeel van het beoordelingsformulier door de ambtenaar en diens directe leidinggevende.
4 C:\Documents and Settings\Iliana Schotborgh\My Documents\Werk\Projecten\Bestuurlijke ontwikkeling\Bezoldigingsregeling\2010, 21, Bezoldigingsregeling ambtenaren.docx
2. Indien de ambtenaar weigert te ondertekenen, betrekt de directe leidinggevende een getuige bij de afronding van het betreffende gesprek. Indien de ambtenaar in zijn weigering te ondertekenen volhardt, wordt zulks, zo mogelijk met vermelding van de redenen, door de directe leidinggevende op het beoordelingsformulier aangetekend. 3. Indien de ambtenaar zich met een of meer onderdelen van het beoordelingsgesprek niet kan verenigen, maakt hij zijn bezwaar terzake binnen zeven dagen na de datum van zijn ondertekening van het betreffende onderdeel van het beoordelingsformulier dan wel na de datum waarop hij in zijn weigering te ondertekenen heeft volhard, schriftelijk kenbaar aan de beoordelingsautoriteit. Artikel 12 1. Het resultaat van het beoordelingsgesprek wordt binnen zeven dagen na ondertekening door de directe leidinggevende van de beoordeelde ambtenaar aan de beoordelingsautoriteit ter kennisneming voorgelegd. 2. De beoordelingsautoriteit gaat na of hij zich uit eigen waarneming met het resultaat van het beoordelingsgesprek kan verenigen. De beoordelingsautoriteit kan wijzigingen daarin aanbrengen, mits hij die genoegzaam motiveert. De beoordelingsautoriteit gaat daartoe niet over, dan nadat hij zich terzake met de ambtenaar en diens directe leidinggevende heeft verstaan. 3. De beoordelingsautoriteit ondertekent binnen zeven dagen na ontvangst het al dan niet door hem gewijzigde resultaat van het beoordelingsgesprek en stelt daarmede de beoordeling vast. 4. De beoordeling wordt na vaststelling onverwijld aan de ambtenaar uitgereikt. Artikel 13 1. Indien de ambtenaar tegen een of meer onderdelen van het beoordelingsgesprek aan de beoordelingsautoriteit zijn bezwaar heeft kenbaar gemaakt, gaat deze niet over tot het aanbrengen van wijzigingen daarin of tot vaststelling daarvan, dan nadat hij de ambtenaar in de gelegenheid heeft gesteld zijn bezwaar binnen zeven dagen na ontvangst door de beoordelingsautoriteit in persoon aan hem toe te lichten. De beoordelingsautoriteit kan bepalen dat andere personen bij dat gesprek aanwezig zijn. 2. De beoordelingsautoriteit beslist op het bezwaar. Indien het bezwaar hem daartoe aanleiding geven, brengt de beoordelingsautoriteit de nodige wijzigingen aan in het resultaat van het beoordelingsgesprek. 3. Binnen veertien dagen na de toelichting, bedoeld in het eerste lid, ondertekent de beoordelingsautoriteit het al dan niet door hem gewijzigde resultaat van het beoordelingsgesprek en stelt hij daarmede de beoordeling vast. 4. De beslissing van de beoordelingsautoriteit op het bezwaar en de beoordeling worden onverwijld aan de ambtenaar uitgereikt. Hoofdstuk IV Toelagen Artikel 14 1. Aan de ambtenaar, aan wie zodanige eisen worden gesteld, dat zijn positie of taak een bijzonder karakter draagt, kan het bevoegde gezag een in ieder afzonderlijk geval vast te stellen toelage toekennen voor de duur van ten hoogste een jaar.
5 C:\Documents and Settings\Iliana Schotborgh\My Documents\Werk\Projecten\Bestuurlijke ontwikkeling\Bezoldigingsregeling\2010, 21, Bezoldigingsregeling ambtenaren.docx
2. De toelage wordt bepaald op ten hoogste vijfentwintig procent (25%) van de bezoldiging van de betrokken ambtenaar, en wordt tezamen met deze betaalbaar gesteld. 3. Indien het onmogelijk blijkt om het tijdvak gedurende welke het recht op de toelage bestaat reeds bij de toekenning te bepalen, wordt in de beschikking waarbij de toekenning geschiedt het tijdstip vastgesteld waarop door het bevoegde gezag zal worden beslist of de gronden daartoe nog steeds aanwezig zijn. Artikel 15 De kindertoelage, bedoeld in artikel 29 van de landsverordening, wordt toegekend voor ten hoogste tien kinderen en bedraagt per maand: a. voor een kind: NAf. 55,00; b. voor een tweede kind: NAf. 50,00; c. voor een derde kind: NAf. 45,00; c. voor een vierde en elk volgend kind: NAf. 25,00. Hoofdstuk V Gratificaties Artikel 16 1. De gratificatie, bedoeld in artikel 75 van de landsverordening, bedraagt ten hoogste een maand bezoldiging, vermeerderd met eventuele kindertoelage en met een bedrag ter grootte van een voor de betrokken ambtenaar geldende maandelijkse toelage als bedoeld in artikel 14. 2. Ingeval de gratificatie in het kader van een beoordeling wordt toegekend als eenmalige bonus wegens uitstekend functioneren, bedraagt deze ten hoogste twaalfmaal de waarde van de op grond van de beoordeling toegekende periodieke verhoging van de bezoldiging. Artikel 17 Bij het bereiken van een diensttijd van 25, 35 en 40 jaren wordt een gratificatie toegekend wegens trouwe dienst ter grootte van een maand bezoldiging, vermeerderd met eventuele kindertoelage en met een bedrag ter grootte van een voor de betrokken ambtenaar geldende maandelijkse toelage als bedoeld in artikel 14. Artikel 18 Indien een ambtenaar jubileert, terwijl hij op non-activiteit is gesteld in verband met het vervullen van het ambt van politieke gezagdrager dan wel hem mede of overwegend in het belang van de dienst of het algemeen belang vrijstelling van dienst wegens bijzondere omstandigheden is verleend, wordt op de datum van het bereiken van een diensttijd als bedoeld in artikel 17 geen gratificatie toegekend. Toekenning van de graficicatie kan alsnog geschieden, zodra de ambtenaar in activiteit is hersteld. Artikel 19 1. Bij de berekening van de diensttijd, bedoeld in artikel 17, wordt mede in aanmerking genomen:
6 C:\Documents and Settings\Iliana Schotborgh\My Documents\Werk\Projecten\Bestuurlijke ontwikkeling\Bezoldigingsregeling\2010, 21, Bezoldigingsregeling ambtenaren.docx
a. de tijd, gedurende welke de ambtenaar in verband met het vervullen van het ambt van politieke gezagdrager op non-activiteit is gesteld geweest; b. de tijd, doorgebracht in dienst van het voormalige eilandgebied de Bovenwindse Eilanden; c. de tijd, doorgebracht in dienst van de Nederlandse Antillen, Aruba of Nederland. 2. Als diensttijd wordt niet in aanmerking genomen een verlofperiode van meer dan een maand, gedurende welke de ambtenaar niet mede of overwegend in het belang van de dienst of het algemeen belang en zonder behoud van bezoldiging verlof heeft genoten. Hoofdstuk VI Administratief beroep Artikel 20 1. De ambtenaar kan binnen dertig dagen na de dag dat hij van de beslissing inzake de vaststelling van een bezoldiging, de toekenning van een verhoging, toelage, gratificatie of andere beloning of de vaststelling van diens beoordeling door de beoordelingsautoriteit dan wel van de weigering om hem een verhoging, toelage, gratificatie of andere beloning toe te kennen in kennis is gesteld of nadat hij kan worden geacht op een andere wijze daarmee bekend te zijn geworden, zijn bezwaar ertegen aan het bevoegde gezag kenbaar maken door de indiening van een bezwaarschrift. 2. Het bezwaarschrift wordt de ambtenaar of namens hem door een gemachtigde ondertekend. Indien het bezwaarschrift door een gemachtigde is getekend, worden stukken welke naar aanleiding ervan door het bevoegde gezag tot de ambtenaar worden gericht aan deze gemachtigde of in elk geval mede aan deze toegezonden. 3. De indiening van een bezwaarschrift schorst niet de uitvoering van de beslissing waartegen bezwaar wordt gemaakt. 4. Tenzij het bezwaar kennelijk niet-ontvankelijk of ongegrond is, wordt de ambtenaar in de gelegenheid gesteld over zijn bezwaar te worden gehoord door een of meer personen die het bevoegde gezag daartoe aanwijst; degene die is aangewezen, onderscheidenlijk de meerderheid van degenen die zijn aangewezen, mag niet bij de totstandkoming van de beslissing of van de weigering waartegen het bezwaar is ingebracht betrokken zijn geweest. De ambtenaar kan tijdens de zitting waarin hij wordt gehoord gebruik maken van de diensten van een raadsman. Artikel 21 1. De behandeling van het bezwaarschrift, waaronder het horen van de ambtenaar en het adviseren van het bevoegde gezag omtrent de afdoening van het bezwaarschrift, geschiedt door een bezwarencommissie. 2. De bezwarencommissie bestaat uit vijf leden, waarvan er vier, waaronder de voorzitter, worden aangewezen door het bevoegde gezag en een door het georganiseerde overleg in ambtenarenzaken te Sint Maarten. 3. Voor elk van de in het tweede lid genoemde leden wordt tevens door de aldaar genoemde instanties een plaatsvervanger aangewezen. 4. De bezwarencommissie adviseert het bevoegde gezag binnen twee weken na het horen van de bezwaarde ambtenaar omtrent de afdoening van het bezwaarschrift. 5. Indien geen hoorzitting plaatsvindt, adviseert de bezwarencommissie het bevoegde gezag binnen drie weken na de indiening van het bezwaarschrift.
7 C:\Documents and Settings\Iliana Schotborgh\My Documents\Werk\Projecten\Bestuurlijke ontwikkeling\Bezoldigingsregeling\2010, 21, Bezoldigingsregeling ambtenaren.docx
6. De meerderheid van de leden van de bezwarencommissie mag niet inhoudelijk betrokken zijn geweest bij de totstandkoming van de bestreden beslissing of van de weigering waartegen het bezwaar is ingebracht. Artikel 22 1. De bezwarencommissie is bevoegd alle inlichtingen in te winnen die zij voor het opstellen van haar advies nodig heeft. 2. De bezwarencommissie is bevoegd zich door deskundigen te doen bijstaan, met dien verstande dat de daaraan verbonden kosten de voorafgaande goedkeuring van het bevoegde gezag behoeven. Artikel 23 1. Het bevoegde gezag deelt aan de ambtenaar zijn beslissing op het door deze ingediende bezwaar zo spoedig mogelijk, doch uiterlijk binnen een maand na de ontvangst van het bezwaarschrift of, indien een hoorzitting heeft plaatsgevonden, na de datum van dat gehoor, mede. Het tijdvak van een maand kan door het bevoegde gezag bij gemotiveerde beschikking eenmaal met ten hoogste een maand worden verlengd. 2. De mededeling omtrent de beslissing bevat de overwegingen waarop deze steunt en, indien het bezwaar geheel of gedeeltelijk ontvankelijk is gebleken, de wijziging van de oorspronkelijke beslissing of weigering waartoe een heroverweging van het bevoegde gezag heeft geleid. 3. De beslissing op het bezwaar is een beschikking als bedoeld in artikel 3, eerste lid, van de Regeling Ambtenarenrechtspraak 1951 (P.B. 1951, nr. 134). Indien met deze beslissing niet of niet geheel aan het bezwaar van de ambtenaar wordt tegemoetgekomen, wordt hem in de mededeling, bedoeld in het tweede lid, tevens medegedeeld dat hij bij het gerecht in ambtenarenzaken in beroep kan komen en de termijn waarbinnen dit dient te geschieden. Hoofdstuk VII Overgangs- en slotbepalingen Artikel 24 Het Bezoldigingsbesluit Bovenwindse Eilanden 1968 (AB 1969, 2) wordt ingetrokken. Artikel 25 De onderdelen a, b en d van artikel 1 van het eilandsbesluit, houdende algemene maatregelen, van 7 november 1972 tot vaststelling van een Bovenwindentoelage (AB 1972, 6) vervallen. De onderdelen c, e en f worden geletterd a, b en c. Artikel 26 De bezoldiging van een ambtenaar die op de datum voorafgaand aan die van de inwerkingtreding van dit besluit reeds in dezelfde functie in dienst is, wordt met ingang van de datum van inwerkingtreding van dit besluit vastgesteld op het bij een bezoldigingstrede in de volgens artikel 3, eerste of tweede lid, bepaalde schaal behorende bedrag dat gelijk is aan de bezoldiging die de ambtenaar laatstelijk 8 C:\Documents and Settings\Iliana Schotborgh\My Documents\Werk\Projecten\Bestuurlijke ontwikkeling\Bezoldigingsregeling\2010, 21, Bezoldigingsregeling ambtenaren.docx
voordien heeft genoten, zo mogelijk verhoogd tot het bedrag van de naast-hogere bezoldigingstrede in de schaal . Indien een gelijk bedrag in de schaal ontbreekt, geldt als bezoldiging het naast-hogere bedrag in die schaal, zo mogelijk verhoogd tot het bedrag van de naast-hogere bezoldingstrede in de schaal. Artikel 27 Voor de toepassing van artikel 26 wordt een toelage welke op grond van artikel 25 van de landsverordening, zoals dit luidde voordat de wijziging van de landsverordening van 23 december 1997 (P.B. 1997, nr. 310), waarbij artikel 25 vervallen is verklaard, in werking was getreden, aan een ambtenaar was toegekend en op de datum voorafgaand aan die van de inwerkingtreding van dit besluit nog door die ambtenaar werd genoten, geacht een deel van de genoten bezoldiging uit te maken. Met ingang van de datum waarop de vervolgens vastgestelde nieuwe bezoldiging voor die ambtenaar geldt, vervalt de toelage. Artikel 28 Binnen drie maanden na de datum van inwerkingtreding van dit besluit wordt elke ambtenaar in kennis gesteld van de bezoldigingsschaal, de bezoldigingstrede en het daarbij behorende bedrag welke voor hem gelden, voor zover zulks niet reeds door of namens het bevoegde gezag vooruitlopend op de inwerkingtreding van dit besluit is geschied. Artikel 29 Dit besluit treedt in werking met ingang van de dag na die van zijn afkondiging en werkt terug tot en met 1 januari 2008. Artikel 30 Dit besluit wordt aangehaald als: Bezoldigingsregeling ambtenaren. HET BESTUURSCOLLEGE VAN HET EILANDGEBIED SINT MAARTEN,
De Secretaris, w.g. J.Dovale-Meit
de wnd. Gezaghebber, w.g. R.A. Groeneveldt
Dit besluit is door mij afgekondigd op heden, 14 juli 2010.
de wnd. Gezaghebber, w.g. R.A Groeneveldt
9 C:\Documents and Settings\Iliana Schotborgh\My Documents\Werk\Projecten\Bestuurlijke ontwikkeling\Bezoldigingsregeling\2010, 21, Bezoldigingsregeling ambtenaren.docx