Bundel
Arbeidswet- en Regelgeving Nederlandse Antillen 2007 Een verzameling van de meest geraadpleegde wet- en regelgeving in het Nederlands-Antilliaanse arbeidsrecht Samengesteld door mr. G.B. (Molly) Steward, partner bij VanEps Kunneman VanDoorne
Uitgegeven door: VanEps Kunneman VanDoorne Omslagontwerp: Peter Reijmer Grafisch Vormgever Druk: Interpress N.V.
ISBN 978 99904 0 816 4
Niets uit deze uitgave mag worden verveelvoudigd, opgeslagen in een geautomatiseerd gegevensbestand of openbaar gemaakt, in enige vorm of op enige wijze, hetzij elektronisch, mechanisch, in fotokopie of anderszins, zonder voorafgaande schriftelijke toestemming van de uitgever.
Hoewel aan de totstandkoming van deze bundel de uiterste zorg is besteed, aanvaardt de samensteller geen aansprakelijkheid voor eventuele fouten en onvolkomenheden, noch voor de gevolgen hiervan.
VOORWOORD Al decennialang worden Antilliaanse juristen opgeleid in de leerstukken van het arbeidsrecht aan de hand van diverse voornamelijk Nederlandse handboeken waarin uiteraard wordt verwezen naar de Nederlandse wetgeving. De Nederlandse arbeidswetgeving is gemakkelijk toegankelijk en goed geordend, waardoor men vrij eenvoudig een beeld krijgt van de wetgeving op dit gebied. Dit geldt echter niet voor de Nederlands-Antilliaanse arbeidswetgeving. Deze is geregeld in een groot aantal afzonderlijke verordeningen; een centraal register is bovendien niet voorhanden. In onze arbeidsrechtelijke praktijk ben ik vaak op dit probleem gestuit; men moet maar net weten dat een bepaald onderwerp in een twintig jaar oude verordening is geregeld die nadien nimmer is gewijzigd. Enkele jaren geleden is het idee ontstaan om de door mij meest geraadpleegde verordeningen te verzamelen in een bundel. Eenmaal aan de slag leek het mij praktisch om ook de relevante verdragen hieraan toe te voegen. Bij de samenstelling van de huidige bundel is gebruik gemaakt van de originele (wets)teksten. De bundel pretendeert noch volledig noch een actuele weergave te zijn van de nieuwe ontwikkelingen op het gebied van het arbeidsrecht. Op dit moment bijvoorbeeld wordt gewerkt aan de nieuwe richtlijnen voor de toepassing van de Landsverordening Beëindiging Arbeidsovereenkomsten. In deze bundel is het vigerend beleid zoals bekendgemaakt opgenomen: de Richtlijnen voor de toepassing van de Landsverordening Beëindiging Arbeidsovereenkomsten (Minister van Arbeid en Sociale Zaken , 23 april 1996). Gebruikers van de bundel wil ik adviseren om alle wetsbepalingen te vergelijken met de officiële tekst van de betreffende verordening, regeling of verdrag. Tot slot ben ik bijzonder veel dank verschuldigd aan mevrouw mr. Mayesi Hammoud, mevrouw mr. Marike Zwartjes, mevrouw Ruby Raven Kaersenhout en mevrouw Mandy Badaracco die een onmisbare bijdrage hebben geleverd aan de totstandkoming van de bundel. Curaçao, 1 november 2007
G.B. (Molly) Steward
INHOUDSOPGAVE Burgerlijk Wetboek Boek 7A.......................................................................1 Burgerlijk Wetboek Boek 2 Artikel 8 .........................................................35 Landsverordening flexibilisering arbeidswetgeving ..................................36 Arbeidsregeling 2000 ...............................................................................44 Arbeidsbesluit I.........................................................................................65 Arbeidsbesluit II........................................................................................68 Arbeidsbesluit III.......................................................................................70 Horecabesluit ...........................................................................................71 Arbeidsbesluit Casino...............................................................................72 Arbeidsbesluit Hotels, Restaurants en Casino’s 2000 .............................73 Vakantieregeling.......................................................................................76 Landsverordening Minimumloon ..............................................................84 Jeugdminimumlonen ................................................................................96 Landsverordening op het ter beschikking stellen arbeidskrachten........................................................................................97 Landsverordening Beëindiging Arbeidsovereenkomst ...........................103 Landsverordening Cessantia..................................................................109 Landsbesluit Beheers- en Beleggingsgelden Cessantiafonds.......................................................................................118 Landsverordening Collectieve Arbeidsovereenkomst ............................122 Arbeidsgeschillenlandsverordening........................................................128 Landsverordening Arbeid Vreemdelingen ..............................................140 Landsverordening Ziekteverzekering .....................................................149 Landsverordening Ongevallenverzekering.............................................174 Landsverordening Ondernemingspensioenfondsen...............................197 Europees Sociaal Handvest ...................................................................210 Internationaal Verdrag inzake Burgerrechten en Politieke Rechten (art. 3 en 26) ............................................................................231 Universele Verklaring van de Rechten van de Mens (art. 23 en 24)......232 Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (art. 429a- 429r) ..................233 Bijlage: Richtlijnen Directie Arbeidszaken Bronvermelding
Burgerlijk Wetboek Boek 7A Van de overeenkomsten tot het verrichten van arbeid
Eerste afdeling Algemene bepalingen Artikel 16131 Vervallen. Artikel 1613a Arbeidsovereenkomst De arbeidsovereenkomst is de overeenkomst, waarbij de ene partij, de arbeider, zich verbindt, in dienst van de andere partij, de werkgever, tegen loon, gedurende zekere tijd arbeid te verrichten. Artikel 1613b2 Aanneming van werk De aanneming van werk van stoffelijke aard is de overeenkomst, waarbij de ene partij, de aannemer, zich verbindt, voor de andere partij, de aanbesteder, tegen een bepaalde prijs een bepaald werk tot stand te brengen. Artikel 1613c Gemengde overeenkomst 1.
2.
1 2
Indien een overeenkomst de kenmerken bevat van een arbeidsovereenkomst, en van enige andere soort van overeenkomst, zullen zowel de bepalingen betreffende de arbeidsovereenkomst als die betreffende de andere soort van overeenkomst, welker kenmerken zij mede bevat, van toepassing zijn; in geval van strijd tussen deze bepalingen zullen die der arbeidsovereenkomst van toepassing zijn. Indien een aanneming van werk door meerdere soortgelijke overeenkomsten, zij het ook telkens met enige tussentijd, is gevolgd, of indien het, bij het aangaan ener aanneming van werk, blijkbaar in de bedoeling van partijen ligt meerdere dergelijke overeenkomsten aan te gaan, in dier voege, dat de verschillende aannemingen tezamen als een arbeidsovereenkomst kunnen worden beschouwd, zullen de bepalingen betreffende de arbeidsovereenkomst op deze overeenkomsten
P.B. 2001, 24. P.B. 2001, 24.
Burgerlijk Wetboek Boek 7A
1
gezamenlijk en op elk harer afzonderlijk, met uitsluiting van de bepalingen der zesde afdeling van deze titel, van toepassing zijn. Is evenwel in een dergelijk geval de eerste overeenkomst bij wijze van proef aangegaan, dan zal deze geacht worden haar aard van aanneming van werk te hebben behouden en zullen de bepalingen der zesde afdeling van deze titel op haar van toepassing zijn. Artikel 1613ca3 Rechtsvermoeden van arbeidsovereenkomst Hij die ten behoeve van een ander tegen beloning door die ander gedurende drie opeenvolgende maanden wekelijks tenminste acht uren dan wel gedurende tenminste vijfendertig uren per maand arbeid verricht, wordt vermoed deze arbeid te verrichten krachtens arbeidsovereenkomst. Artikel 1613 cb4 Rechtsvermoeden omvang arbeid Indien een arbeidsovereenkomst ten minste drie maanden heeft geduurd, wordt de bedongen arbeid in enige maand vermoed een omvang te hebben gelijk aan de gemiddelde omvang van de arbeid per maand in de drie voorafgaande maanden.
Tweede afdeling Van de arbeidsovereenkomsten in het algemeen Artikel 1613d Kosten ten laste van werkgever Wanneer een arbeidsovereenkomst schriftelijk wordt aangegaan, zijn de kosten der akte en andere bijkomende onkosten ten laste van de werkgever. Artikel 1613e Vervallen. Artikel 1613f Arbeidsovereenkomst met minderjarige 1.
3 4
2
Een minderjarige is bekwaam als arbeider arbeidsovereenkomsten aan te gaan, indien hij daartoe door zijn wettelijke vertegenwoordiger, hetzij mondeling, hetzij schriftelijk, is gemachtigd.
P.B. 2000, 68. P.B. 2000, 68.
Burgerlijk Wetboek Boek 7A
2.
3.
4.
Een mondelinge machtiging kan slechts strekken tot het aangaan van een bepaalde arbeidsovereenkomst. Zij wordt verleend in tegenwoordigheid van de werkgever of van degene, die namens deze handelt. Zij kan niet voorwaardelijk worden verleend. Indien de machtiging schriftelijk is verleend, is de minderjarige verplicht haar ter hand te stellen aan de werkgever, die de minderjarige afschrift daarvan geeft en de machtiging bij het einde der dienstbetrekking aan de minderjarige of diens rechtverkrijgenden teruggeeft. 5 Voor zover zulks niet door het stellen van bepaalde voorwaarden in de machtiging uitdrukkelijk is uitgesloten, staat de minderjarige in alles, wat betrekking heeft op de arbeidsovereenkomst, door hem ingevolge de verleende machtiging aangegaan, met een meerderjarige gelijk, behoudens het bepaalde bij het derde lid van artikel 1614f. Echter kan hij niet in rechte verschijnen zonder bijstand van zijn wettelijke vertegenwoordiger, behalve wanneer de rechter gebleken is, dat de wettelijke vertegenwoordiger niet bij machte is zich te verklaren.
Artikel 1613g Rechtsvermoeden vertegenwoordiging tot aangaan arbeidsovereenkomst Indien een daartoe niet bekwame minderjarige een arbeidsovereenkomst heeft aangegaan en dientengevolge gedurende vier weken, zonder verzet van zijn wettelijke vertegenwoordiger, in dienst van de werkgever arbeid heeft verricht, wordt hij geacht door die vertegenwoordiger mondeling tot het aangaan dier arbeidsovereenkomst gemachtigd te zijn geweest. Artikel 1613h Nietigheid arbeidsovereenkomst tussen echtgenoten Een tussen echtgenoten aangegane arbeidsovereenkomst is nietig. Artikel 1613i Reglement 1.
5
Een door de werkgever vastgesteld reglement is voor de arbeider slechts verbindend, indien is voldaan aan de navolgende vereisten: 1°. Dat een volledig exemplaar van het reglement kosteloos door of vanwege de werkgever aan de arbeider is verstrekt; 2°. Dat door of vanwege de werkgever een door deze ondertekend volledig exemplaar van het reglement ter inzage voor een ieder is nedergelegd ter griffie van het gerecht in eerste aanleg, binnen welks rechtsgebied de onderneming, in welke het reglement geldt, gevestigd is;
P.B. 2001, 24.
Burgerlijk Wetboek Boek 7A
3
3°.
2. 3.
Dat een volledig exemplaar van het reglement in de Nederlandse taal en op de Benedenwindse en op de Bovenwindse eilanden bovendien onderscheidenlijk in het Papiaments en in de Engelse taal gesteld op een voor de arbeider gemakkelijk toegankelijke plaats, zo mogelijk in het arbeidslokaal, zodanig opgehangen is en blijft, dat het duidelijk leesbaar is. De nederlegging en de inzage van het reglement ter griffie geschieden kosteloos. Het reglement is eveneens slechts verbindend voor zover de inhoud niet in strijd is met de door de arbeider aangegane arbeidsovereenkomst. Elk beding, strijdig met enige bepaling van dit artikel, is nietig. Artikel 1613j Wijziging reglement
1.
2.
3.
Indien gedurende de dienstbetrekking een reglement wordt vastgesteld of het bestaande wordt gewijzigd, is dit nieuwe of gewijzigde reglement voor de arbeider slechts verbindend, indien een volledig exemplaar van het ontwerp daarvan of van de ontworpen wijzigingen algemeen is bekend gemaakt zodanige tijd tevoren, dat hij zich over de inhoud behoorlijk heeft kunnen beraden. Indien de arbeider na vaststelling van het nieuwe of het gewijzigde reglement mededeelt, dat hij zich daarmede niet verenigt, wordt deze mededeling aangemerkt als een opzegging van de dienstbetrekking tegen de dag, waarop het nieuwe of het gewijzigde reglement in werking zal treden. Is de tijd tussen de dag, waarop het nieuwe of het gewijzigde reglement door of vanwege de werkgever aan de arbeider is verstrekt, en die, waarop het in werking zal treden, korter dan die gedurende welke de dienstbetrekking bij regelmatige beëindiging had behoren voort te duren, dan is de werkgever schadeplichtig. Elk beding, strijdig met enige bepaling van dit artikel, is nietig. Artikel 1613k Toekomstige wijzigingen reglement
Een verklaring van de arbeider, waarbij hij zich verbindt zich met elk in de toekomst vastgesteld reglement of met elke toekomstige wijziging van een bestaand reglement te verenigen, is nietig. Artikel 1613l Afwijken van reglement Van de bepalingen van het reglement kan alleen dan bij bijzondere overeenkomst worden afgeweken, indien deze schriftelijk is aangegaan.
Artikel 1613m
4
Burgerlijk Wetboek Boek 7A
Berekening loon Ter berekening van het in geld vastgestelde loon per dag wordt, voor de toepassing van deze titel, de dag gesteld op tien uren, de week op zes dagen, de maand op vijfentwintig dagen en het jaar op driehonderd dagen. Is het loon, hetzij voor het geheel, hetzij gedeeltelijk, op andere wijze dan naar tijdruimte vastgesteld, dan wordt als het in geld vastgestelde loon per dag aangenomen het gemiddelde loon des arbeiders, berekend over de laatste voorafgegane dertig werkdagen: bij gebreke van die maatstaf wordt als loon aangenomen het gebruikelijke loon voor de, wat aard, plaats en tijd betreft, meest nabij komende arbeid. Artikel 1613n Loonvormen Het loon van arbeiders, welke niet bij de werkgever inwonen, mag niet anders worden vastgesteld dan in: 1°. Geld; 2°. Voedsel te nuttigen, alsmede verlichtingsmiddelen te gebruiken ter plaatse waar ze worden verstrekt; 3°. Kleding, door de arbeider bij de waarneming der dienstbetrekking te dragen; 4°. Een bepaalde hoeveelheid der voortbrengselen van het bedrijf, waarin het loon verdiend wordt, of der grond- of hulpstoffen, in dat bedrijf gebruikt, een en ander voor zover die voortbrengselen of grond- of hulpstoffen, wat aard en hoeveelheid betreft, behoren tot de eerste levensbehoeften van de arbeider en zijn gezin, of als grond- of hulpstoffen, werktuigen of gereedschappen in het bedrijf des arbeiders worden gebezigd, en in ieder geval met uitsluiting van alcoholhoudende drank; 5°. Het gebruik van een aangewezen woning of lokaal, van een bepaald stuk grond of stalling voor een bepaald aantal naar de soort aangeduide dieren, toebehorende aan de arbeider of aan een der leden van zijn gezin; het gebruik van werktuigen of gereedschappen, alsmede onderhoud daarvan; 6°. Bepaalde werkzaamheden of diensten door of voor rekening van de werkgever voor de arbeider te verrichten; 7°. Onderricht door of vanwege de werkgever aan de arbeider te verstrekken. Artikel 1613o Onbepaald loon 1.
Indien bij overeenkomst of bij reglement geen bepaald loon is vastgesteld, heeft de arbeider aanspraak op zodanig loon als ten tijde
Burgerlijk Wetboek Boek 7A
5
2.
van het sluiten der overeenkomst voor arbeid als de bedongene, ter plaatse waar deze moest worden verricht, gebruikelijk was. Indien zodanig gebruik niet bestaat, wordt het loon met inachtneming van der omstandigheden naar billijkheid bepaald. Artikel 1613p Anderssoortig loon
1.
2.
3.
Voor zover het loon anders dan volgens artikel 1613n geoorloofd is, is vastgesteld, wordt het op een bedrag in geld gewaardeerd en geacht vastgesteld te zijn op het vijfvoud van dit bedrag. Het gehele loon, dat dientengevolge verschuldigd zal zijn, zal echter het overeenkomstig de bepalingen van het voorgaande artikel berekende loon niet met meer dan een derde mogen overschrijden. Elk beding, strijdig met enige bepaling van dit artikel, is nietig. Artikel 1613q Verbod van gedwongen winkelnering
1.
2.
6
Ongeoorloofd en nietig is elk beding tussen de werkgever of diens vertegenwoordiger en een arbeider, waarbij deze zich verbindt, het loon of zijn overige inkomsten of een gedeelte daarvan op een bepaalde wijze te besteden, of zich zijn benodigdheden op een bepaalde plaats of bij een bepaalde persoon aan te schaffen. Van deze bepalingen zijn uitgezonderd: 1°. Het beding, waarbij de arbeider deelneemt in enig fonds, dat naar het oordeel van de Gouverneur voldoende waarborg van soliditeit biedt, of waarbij de arbeider toestemt, dat te zijnen behoeve een inlage in de Curaçaosche Postspaarbank wordt gestort; 2°. Ten aanzien van minderjarige arbeiders het beding, dat een gedeelte van het, gedurende de minderjarigheid verdiende, loon door de werkgever ten name van de arbeider zal worden geplaatst in de Curaçaosche Postspaarbank of in een fonds als in sub 1° bedoeld met bepaling, dat het door de arbeider eerst zal kunnen worden opgevorderd, wanneer hij zekere, niet hoger dan eenentwintig jaren te stellen, leeftijd zal hebben bereikt of uit anderen hoofde meerderjarig geworden is of wanneer de rechter in eerste aanleg op verzoek van de wettelijke vertegenwoordiger en na verhoor of behoorlijke oproeping van de minderjarige en van de werkgever tot de uitbetaling machtiging heeft verleend.
Burgerlijk Wetboek Boek 7A
Artikel 1613r Consequenties verboden beding 1.
2.
3.
4.
Indien de arbeider ingevolge een ongeoorloofd en nietig beding, als bedoeld bij het voorgaande artikel, met de werkgever enige overeenkomst heeft aangegaan, ontstaat daaruit generlei verbintenis. De arbeider is gerechtigd het reeds te dier zake op zijn loon in rekening geledene of door hem betaalde van de werkgever terug te vorderen, zonder gehouden te zijn tot teruggave van hetgeen hem ter voldoening aan de overeenkomst is verstrekt. Niettemin is de rechter bevoegd, bij toewijzing van de vordering des arbeiders, de veroordeling te beperken tot zodanig bedrag als hem met het oog op de omstandigheden van het geval billijk zal voorkomen, doch uiterlijk tot de som waarop de door de arbeider geleden schade door hem wordt gewaardeerd. Heeft de arbeider ingevolge een ongeoorloofd en nietig beding, als voormeld, met een ander dan de werkgever enige overeenkomst aangegaan, dan heeft hij het recht dat bedrag van hetgeen hij uit dien hoofde betaald heeft of nog verschuldigd is, van de werkgever te vorderen. De bepaling van het tweede lid is ook ten deze van toepassing. Ieder vorderingsrecht des arbeiders krachtens dit artikel vervalt na verloop van zes maanden. Artikel 1613s Boetebeding
1.
2. 3.
4.
5.
6.
De werkgever kan slechts boete stellen op de overtreding van voorschriften van een reglement, indien die voorschriften bepaaldelijk zijn aangeduid en de boete in het reglement is aangegeven. De overeenkomst waarbij boete wordt bedongen, wordt schriftelijk aangegaan. De overeenkomst of het reglement, waarbij boete is bedongen, moet nauwkeurig de bestemming der boeten vermelden. Zij mogen noch onmiddellijk, noch middellijk strekken tot persoonlijk voordeel van de werkgever zelf of van degene, wie deze de bevoegdheid heeft verleend de arbeiders boete op te leggen. Iedere boete, in een reglement of in een overeenkomst bedongen, moet op een bepaald bedrag gesteld zijn, uitgedrukt in de munt, waarin het loon is vastgesteld. Binnen een week mag aan een arbeider geen hoger bedrag aan gezamenlijke boeten worden opgelegd dat zijn in geld vastgesteld loon voor één dag. Geen afzonderlijke boete mag hoger dan dit bedrag worden gesteld. Elk beding, strijdig met enige bepaling van dit artikel, is nietig.
Burgerlijk Wetboek Boek 7A
7
7.
Het in dit en het volgende artikel bepaalde is mede van toepassing op een door de werkgever bedongen boete als bedoeld in de artikelen 91 tot en met 94 van Boek 6. 6 Artikel 1613t7 Boete en schadevergoeding niet gelijktijdig
1.
2.
De mogelijkheid een boete op te leggen laat het recht op schadevergoeding op grond van de wet onverlet. Echter mag de werkgever ter zake van een zelfde feit niet boete heffen en tevens schadevergoeding vorderen. Elk beding strijdig met de tweede volzin van het vorige lid is nietig. Artikel 1613u8 Vervallen. Artikel 1613v9 Concurrentiebeding
Ieder beding waarbij de arbeider al dan niet gedurende bepaalde tijd beperkt wordt om na het einde van de dienstbetrekking op zekere wijze werkzaam te zijn is nietig.
Artikel 1613w Vrij van zegel en registratie Alle akten en geschriften betreffende het aangaan, wijzigen of eindigen van arbeidsovereenkomsten, benevens alle stukken, die door de werkgever en de arbeider of hun wettelijke vertegenwoordigers tezamen of ieder afzonderlijk, hetzij in onderhandse vorm, hetzij ten overstaan van een openbare ambtenaar, zonder medewerking van derden, ter uitvoering van de arbeidsovereenkomst worden opgemaakt, zijn vrij van zegel en van de formaliteit van registratie of worden, indien deze formaliteit wordt gewenst, kosteloos geregistreerd.
6
P.B. 2001, 24. P.B. 2001, 24. 8 P.B. 2001, 24. 9 P.B. 2000, 68. 7
8
Burgerlijk Wetboek Boek 7A
Artikel 1613x Toepassingsgebied 1.
2.
De bepalingen van deze titel zijn niet van toepassing op de arbeidsovereenkomst tussen de rederij en de schipper en op die tussen de schipper en de scheepsofficieren en scheepsgezellen. Zij zijn voorts niet van toepassing ten aanzien van personen in dienst van de overheid, tenware zij, hetzij vóór of bij de aanvang der dienstbetrekking door of namens partijen hetzij bij algemene verordening van toepassing zijn verklaard. Indien zij wel van toepassing zijn verklaard wordt de overheid ten aanzien dier bepalingen als werkgever beschouwd.
Derde afdeling Van de verplichtingen des werkgevers Artikel 1614 Voldoening loon De werkgever is verplicht de arbeider zijn loon op de bepaalde tijd te voldoen. Artikel 1614a Duur verschuldigdheid loon Het loon, naar tijdruimte vastgesteld, is verschuldigd van het tijdstip, waarop de arbeider in dienst is getreden, tot dat van het einde der dienstbetrekking. Artikel 1614b Geen werk, geen loon Geen loon is verschuldigd voor de tijd, gedurende welke de arbeider de bedongen arbeid niet heeft verricht. Artikel 1614c Behoud van loon 1.
2.
Evenwel behoudt de arbeider zijn aanspraak op het naar tijdruimte vastgestelde loon voor een betrekkelijk korte tijd, wanneer hij tengevolge van ziekte of ongeval verhinderd is geweest zijn arbeid te verrichten, tenzij de ziekte of het ongeval door zijn opzet of onzedelijkheid veroorzaakt of het gevolg is van een lichaamsgebrek, waaromtrent hij bij het aangaan der overeenkomst de werkgever opzettelijk valse inlichtingen heeft gegeven. Komt hem in zodanig geval krachtens de ziekte- of ongevallenregeling of krachtens enige verzekering of uit enig fonds waarin de deelneming is bedongen bij of voorvloeit uit de arbeidsovereenkomst, een geldelijke
Burgerlijk Wetboek Boek 7A
9
3.
4.
5.
6. 7.
vergoeding of uitkering toe, dan wordt het loon verminderd met het bedrag dier vergoeding of uitkering. Eveneens behoudt de arbeider zijn aanspraak op het naar tijdruimte vastgestelde loon voor een korte tijd, naar billijkheid te berekenen, wanneer hij, hetzij tengevolge van de vervulling ener door algemene verordening of overheid, zonder geldelijke vergoeding, opgelegde verplichting, die niet in zijn vrije tijd kon geschieden, hetzij tengevolge van zeer bijzondere, buiten zijn schuld ontstane, omstandigheden, verhinderd is geweest zijn arbeid te verrichten. Onder zeer bijzondere omstandigheden worden, voor de toepassing van dit artikel, begrepen: de bevalling van de echtgenote van de arbeider zomede het overlijden en de begrafenis van een zijner huisgenoten of van een zijner bloed- of aanverwanten in de rechte linie onbepaald en in de tweede graad der zijlinie. Evenzo wordt onder de vervulling ener door een algemene verordening of overheid opgelegde verplichting begrepen de uitoefening der kiesbevoegdheid. Is het loon in geld op andere wijze dan naar tijdruimte vastgesteld, dan zijn de bepalingen van dit artikel eveneens van toepassing met dien verstande, dat als loon wordt aangenomen het gemiddelde loon, hetwelk de arbeider, wanneer hij niet verhinderd ware geweest, gedurende die tijd had kunnen verdienen. Het loon wordt echter verminderd met het bedrag der onkosten, welke de arbeider zich door het niet verrichten van de arbeid heeft bespaard. Van de bepalingen van dit artikel mag alleen bij schriftelijk aangegane overeenkomst of bij reglement worden afgeweken. Artikel 1614ca10 Loon doorbetaling bij zwangerschapsverlof
1.
2.
3.
10
10
Onverminderd het bepaalde in artikel 1614c heeft de vrouwelijke arbeider ingeval van het niet verrichten van arbeid wegens zwangerschap en bevalling, recht op doorbetaling van het volledige salaris gedurende tenminste vier weken voor en ten hoogste zes weken voor de vermoedelijke bevaldatum als zijnde zwangerschapsverlof en gedurende tenminste zes weken na of ten hoogste acht weken na de werkelijke bevaldatum als zijnde bevallingsverlof. De vrouwelijke arbeider bepaalt op grond van de door een huisarts, verloskundige of medisch specialist vastgestelde vermoedelijke bevaldatum en met inachtneming van het bepaalde in het eerste lid, de ingangsdatum van het zwangerschapsverlof. Het zwangerschapsverlof en het bevallingsverlof, bedoeld in het eerste lid, duren samen maximaal twaalf weken, met dien verstande dat het bevallingsverlof, niettegenstaande de achteraf gebleken werkelijke duur van het zwangerschapsverlof, tenminste zes weken duurt.
P.B. 1999, 69.
Burgerlijk Wetboek Boek 7A
4.
Van het bepaalde in dit artikel kan niet ten nadele van de vrouwelijke arbeider worden afgeweken. Artikel 1614d Loondoorbetaling bij bereidheid verrichten arbeid
Ook verliest de arbeider zijn aanspraak op het naar tijdruimte vastgestelde loon niet, indien hij bereid was de bedongen arbeid te verrichten, doch de werkgever daarvan geen gebruik heeft gemaakt, hetzij door eigen schuld of zelfs tengevolge van, hem persoonlijk betreffende, toevallige verhindering. De bepalingen van het tweede, vijfde, zesde en zevende lid van het voorgaande artikel zijn van toepassing. Artikel 1614da11 Arbeidsduur minder dan 15 uur 1.
2.
Indien een arbeidsduur van minder dan 15 uur per week is overeengekomen en de tijdstippen waarop de arbeid moet worden verricht, niet zijn vastgelegd, dan wel indien de duur van de arbeid niet of niet eenduidig is vastgelegd, heeft de arbeider voor iedere periode van minder dan drie uur waarin hij arbeid heeft verricht, recht op het loon waarop hij aanspraak zou hebben indien hij drie uur arbeid zou hebben verricht. Van dit artikel kan niet ten nadele van de werknemer worden afgeweken. Artikel 1614e Bewijsstukken loonbepaling
1.
2.
3.
11 12
Bestaat het loon voor het geheel of voor een gedeelte in een bedrag, dat afhankelijk is gesteld van enig gegeven, dat uit de administratie van de werkgever moet kunnen blijken, dan heeft de arbeider het recht van de werkgever mededeling te verlangen van zodanige bewijsstukken, als voor hem nodig zijn om tot kennis van dat gegeven te geraken. 12 Bij schriftelijk aangegane overeenkomst of bij reglement kan worden bepaald, dat mededeling van de genoemde bewijsstukken, in plaats van aan iedere arbeider afzonderlijk, zal geschieden aan een bepaald aantal arbeiders in dienst van de werkgever of aan een of meer deskundigen inzake boekhouding, allen door de arbeiders bij schriftelijke keuze aan te wijzen. De mededeling van de bewijsstukken door of vanwege de werkgever geschiedt desverlangd onder uitdrukkelijke verplichting van geheimhouding door de arbeider en degene, die hem overeenkomstig het
P.B. 2000, 68. P.B. 2001, 24.
Burgerlijk Wetboek Boek 7A
11
4. 5.
voorgaande lid vervangt; deze kan echter nimmer tot geheimhouding tegenover de arbeider worden verplicht. De verplichting tot geheimhouding is voor zover nodig opgeheven, indien de opgave in rechte wordt betwist. Voor zover het gegeven, in het eerste lid bedoeld, betreft de winst, in des werkgevers onderneming of een deel daarvan behaald, kan van de bepalingen van het eerste lid bij schriftelijk aangegane overeenkomst of bij reglement, ook op andere wijze dan in het tweede lid omschreven, worden afgeweken. Artikel 1614f Schriftelijke volmacht
1. 2.
3.
4.
5.
Een volmacht tot de vordering van loon moet schriftelijk worden verleend.13 Indien in de in artikel 1613f genoemde schriftelijke machtiging de voorwaarde is opgenomen, dat het in geld vastgestelde loon, geheel of gedeeltelijk, in stede van aan de minderjarige, aan de wettelijke vertegenwoordiger zelf moet worden voldaan, wordt deze ten opzichte van de voldoening van het loon, of van het gedeelte hetwelk hem moet worden voldaan, als de arbeider aangemerkt. Ook indien geen zodanige voorwaarde in de machtiging is opgenomen, wordt het aan de minderjarige verschuldigde in geld vastgestelde loon aan de wettelijke vertegenwoordiger voldaan, wanneer deze zich tegen de voldoening aan de minderjarige schriftelijk verzet. In andere gevallen dan die, bedoeld in het tweede en derde lid van dit artikel, is de werkgever door betaling aan de minderjarige behoorlijk gekweten. Voldoening aan derden, in strijd met de bepalingen van dit of het volgende artikel, is nietig. Artikel 1614g Loonbeslag
1.
2.
3.
13
12
Beslag onder de werkgever op het door deze aan de arbeider verschuldigde loon is niet verder geldig dan tot een derde gedeelte van het in geld vastgestelde loon. Generlei beperking geldt, indien het beslag dient tot verhaal van onderhoud, waarop hij, te wiens behoeve het beslag gelegd wordt, volgens de wet aanspraak heeft. Overdracht, inpandgeving of elke andere handeling, waardoor de arbeider enig recht op zijn loon aan een derde toekent, is slechts in zoverre geldig als een beslag op zijn loon geldig zoude zijn. Volmacht tot invordering van het loon, onder welke vorm of welke benaming ook door de arbeider verleend, is steeds herroepelijk.
P.B. 2001, 24.
Burgerlijk Wetboek Boek 7A
4.
Elk beding, strijdig met enige bepaling van dit artikel, is nietig. Artikel 1614h Wettig betaalmiddel
1.
2.
De voldoening van het in geld vastgestelde loon geschiedt in wettig betaalmiddel van de Nederlandse Antillen of met toepassing van artikel 114, eerste lid, van Boek 6, met dien verstande dat in buitenlands geld vastgesteld loon zal worden berekend naar de koers van de dag en plaats der betaling, of, indien aldaar geen koers bestaat, naar die der naastbijgelegen handelsplaats, waar een koers bestaat.14 Wanneer met de berekening van het in geld van een vreemd Rijk vastgestelde loon enige dagen vóór de betaling ervan een aanvang wordt gemaakt, zal kunnen gelden de koers van de dag waarop de berekening geschiedt. Artikel 1614i Voldoening loon conform overeenkomst of reglement
De voldoening van het loon, voor zover het in andere bestanddelen dan in geld is vastgesteld, geschiedt volgens hetgeen bij overeenkomst of reglement is bedongen, of in het geval, bedoeld in artikel 1613p, naar de daar gestelde regelen. Artikel 1614j Nietigheid loonbetaling 1.
2.
3.
14
Voldoening van het loon, voor zover zij anders heeft plaatsgehad dan bij de voorafgaande twee artikelen is bepaald, is nietig. De arbeider behoudt het recht van de werkgever het verschuldigde loon te vorderen, zonder gehouden te zijn hem het bij de nietige voldoening ontvangene terug te geven. Niettemin is de rechter bevoegd, bij toewijzing van de vordering des arbeiders, de veroordeling te beperken tot zodanig bedrag als hem met het oog op de omstandigheden van het geval billijk zal voorkomen, doch uiterlijk tot de som, waarop de door de arbeider geleden schade door hem wordt gewaardeerd. Ieder vorderingsrecht des arbeiders krachtens dit artikel vervalt na verloop van zes maanden.
P.B. 2001, 24.
Burgerlijk Wetboek Boek 7A
13
Artikel 1614k15 Plaats der voldoening Indien de plaats der voldoening van het loon niet bij overeenkomst of reglement, of door het gebruik is bepaald, of het loon met toepassing van artikel 114, eerste lid, van Boek 6 betaald wordt geschiedt de voldoening hetzij ter plaatse waar de arbeid in de regel wordt verricht, hetzij ten kantore des werkgevers indien dit gelegen is op hetzelfde eiland waar de arbeider woont, hetzij aan de woning des arbeiders, ter keuze van de werkgever. Artikel 1614l Uitbetaling naar tijdruimte vastgesteld loon 1.
2. 3.
De uitbetaling van het in geld naar tijdruimte vastgestelde loon zal geschieden als volgt: indien het loon bij de week of bij kortere tijdruimte is vastgesteld, telkens na een week; indien het loon is vastgesteld bij een tijdruimte, langer dan een week, doch korter dan een maand, telkens na verloop van de tijd, waarbij het loon vastgesteld is; indien het loon bij de maand is vastgesteld, telkens na een maand; indien het loon bij langere tijdruimte dan een maand is vastgesteld, telkens na een kwartaal. De uitbetalingstermijnen, bij dit artikel vastgesteld, zullen door partijen, met onderling goedvinden, steeds mogen worden ingekort. De uitbetalingstermijnen mogen niet dan met schriftelijke toestemming van de Gouverneur worden verlengd, terwijl deze toestemming te allen tijde kan worden ingetrokken. Artikel 1614m Uitbetaling niet naar tijdruimte vastgesteld loon
De uitbetaling van het in geld doch niet naar tijdruimte vastgestelde loon, zal geschieden met inachtneming van de bepalingen van het voorgaande artikel, met dien verstande, dat dit loon geacht zal worden te zijn vastgesteld bij de tijdruimte, waarbij het loon gewoonlijk wordt vastgesteld voor de arbeid, welke ten aanzien van aard, plaats en tijd het meest nabijkomt aan de arbeid, waarvoor het loon verschuldigd is. Artikel 1614n Uitbetaling van variabel loon 1.
15
14
Voor zover het in geld vastgestelde loon bestaat in een bedrag, dat afhankelijk is gesteld van enig gegeven, dat uit de administratie van de
P.B. 2001, 24.
Burgerlijk Wetboek Boek 7A
2.
werkgever, moet kunnen blijken, zal de uitbetaling geschieden telkens wanneer het bedrag van dat loon kan worden bepaald, met dien verstande, dat de uitbetaling ten minste eenmaal per jaar zal geschieden.16 Voor zover het gegeven in het eerste lid bedoeld betreft de winst, in des werkgevers onderneming of een deel daarvan behaald en de aard van het bedrijf of het gebruik medebrengt, dat deze winst eerst na langer tijdsverloop dan één jaar wordt bepaald, kan bij schriftelijk aangegane overeenkomst of bij reglement worden bedongen, dat de uitbetaling telkens na die bepaling zal geschieden. Artikel 1614o Gedeeltelijk naar tijdruimte vastgesteld loon
Indien het loon in geld voor een gedeelte naar tijdruimte en voor een ander gedeelte op andere wijze, ofwel indien het loon in gedeelten naar meerdere verschillende tijdruimten is vastgesteld, zullen voor ieder dier gedeelten de voorschriften der artikelen 1614l tot en met 1614n van toepassing zijn. Artikel 1614p Voldoening gehele loonbedrag 1. 2.
Bij iedere uitbetaling zal het gehele bedrag van het verschuldigde loon worden voldaan. Echter kan ten aanzien van het in geld, doch afhankelijk van de uitkomsten van de te verrichten arbeid, vastgestelde loon bij schriftelijk aangegane overeenkomst of bij reglement worden bedongen, dat telkens, behoudens definitieve afrekening op de eerste betaaldag waarop daartoe de mogelijkheid zal bestaan, zal worden uitbetaald een zeker gedeelte van het loon, bedragende ten minste drie vierden van het gebruikelijk loon voor de, wat aard, plaats en tijd betreft, meest nabijkomende arbeid. Artikel 1614pa17 Verplichte loonstrook
1.
16 17
De werkgever is verplicht bij elke voldoening van het in geld vastgestelde loon de arbeider een schriftelijke opgave te verstrekken van het loonbedrag, van de bedragen waaruit dit is samengesteld, van de bedragen die op het loonbedrag zijn ingehouden, alsmede van het bedrag van het loon waarop een persoon van de leeftijd van de werknemer over de termijn waarop het loon is berekend ingevolge het bepaalde bij of krachtens de Landsverordening Minimumlonen aanspraak heeft.
P.B. 2001, 24. P.B. 2000, 68.
Burgerlijk Wetboek Boek 7A
15
2.
De opgave vermeldt voorts de naam van de werkgever en van de werknemer, de datum van indiensttreding, de termijn waarover het loon is berekend, alsmede de overeengekomen arbeidsduur. Artikel 1614q Vertragingsrente
Voor zover het in geld vastgestelde loon, of het gedeelte daarvan, dat overblijft na aftrek van hetgeen door de werkgever niet behoeft te worden uitbetaald, en na aftrek van hetgeen, waarop derden overeenkomstig de bepalingen van deze titel rechten doen gelden, niet wordt uitbetaald uiterlijk de achtste werkdag na die, waarop ingevolge de artikelen 1614l, 1614m en 1614o, de betaling had moeten geschieden, heeft de arbeider, indien deze niet-betaling aan de werkgever is toe te schrijven, aanspraak op een verhoging wegens de vertraging, welke voor de negende tot en met de twaalfde werkdag bedraagt vijf ten honderd per dag en voor elke volgende werkdag een ten honderd, met dien verstande, dat de verhoging wegens vertraging in geen geval de helft van het verschuldigde bedrag zal te boven gaan. Niettemin is de rechter bevoegd de verhoging te beperken tot zodanig bedrag als hem met het oog op de omstandigheden van het geval billijk zal voorkomen. Artikel 1614r18 Verrekening 1.
18
16
Behalve bij het eindigen der dienstbetrekking, is verrekening door de werkgever van zijn schuld tot uitbetaling van het loon alleen toegelaten met de volgende vorderingen op de arbeider: 1°. De door hem aan de werkgever verschuldigde schadevergoeding; 2°. De boeten, door hem volgens artikel 1613s aan de werkgever verschuldigd, mits door deze een schriftelijk bewijs worde afgegeven, vermeldende het bedrag van iedere boete, alsmede de tijd waarop en de reden waarom zij is opgelegd, met opgave van de overtreden bepaling van het reglement of van de schriftelijk aangegane overeenkomst; 3°. De bijdrage tot een fonds of de inlage in de Curaçaosche Postspaarbank, door de werkgever overeenkomstig artikel 1613q, 1° en 2°, ten behoeve van de arbeider gestort; 4°. De huurprijs van een woning, een lokaal, een stuk grond of van werktuigen of gereedschappen, door de arbeider in eigen bedrijf gebruikt, welke door de werkgever bij schriftelijk aangegane overeenkomst aan de arbeider zijn verhuurd; 5°. De koopprijs van gewone en dagelijkse benodigdheden der huishouding, daaronder niet begrepen alcoholhoudende drank, alsmede van grond- of hulpstoffen door de arbeider in eigen bedrijf
P.B. 2001, 24.
Burgerlijk Wetboek Boek 7A
2.
3.
gebruik; een en ander door de werkgever aan de arbeider geleverd, mits van die levering blijke uit een schriftelijke, door de werkgever aan de arbeider afgegeven, verklaring, vermeldende de oorzaak en het bedrag der schuld, en mits de werkgever niet meer berekene dan de kostende prijs, en die prijs niet hoger zij dan die, waarvoor de arbeider zich die benodigdheden der huishouding, grond- of hulpstoffen elders zoude kunnen aanschaffen; 6°. De voorschotten op het loon, door de werkgever in geld aan de arbeider verstrekt, mits daarvan blijke door een verklaring als in het voorgaande nummer vermeld; 7°. Het bedrag van hetgeen op het loon te veel is betaald; 8°. De door de werkgever ingevolge wettelijke regeling voor de werknemer betaalde/te betalen belastingen. Ter zake van hetgeen de werkgever krachtens de nummers 2°, 3° en 5° zoude kunnen vorderen, mag behoudens schriftelijke toestemming van de Gouverneur door hem bij elke uitbetaling van het loon niet meer worden verrekend, dan een vijfde gedeelte van het in geld vastgestelde loon, hetwelk alsdan zoude moeten worden uitbetaald; ter zake van hetgeen hij krachtens de bepalingen van dit artikel in het geheel zoude kunnen vorderen, mag behoudens schriftelijke toestemming van de Gouverneur verrekening niet verder gaan dan tot twee vijfde gedeelten van hetzelfde bedrag. Elk beding, waardoor de werkgever een ruimere bevoegdheid tot verrekening zoude worden toegekend, is nietig. Artikel 1614s Beding tot niet volledige uitbetaling loon
1.
2.
3.
Bedingen, welke de strekking hebben om een zeker bedrag van het loon op de betaaldag niet uit te betalen, zijn alleen geldig, indien zij bij schriftelijk aangegane overeenkomst of bij reglement zijn gemaakt met het doel om op dit bedrag te kunnen verhalen hetgeen de arbeider bij het einde der dienstbetrekking krachtens artikel 1615o, derde lid, verschuldigd mocht zijn, en indien zij voorts voldoen aan de verdere bepalingen van dit artikel. De werkgever is verplicht het niet uitbetaalde bedrag ten name van de arbeider bij de Curaçaosche Postspaarbank te beleggen. De inlage van dit bedrag geschiedt binnen drie dagen na die der loonuitbetaling. Vanaf het ogenblik der loonuitbetaling wordt de arbeider geacht de eigenaar te zijn van het in te leggen bedrag. Dit bedrag mag behoudens schriftelijke toestemming van de Gouverneur bij elke loonuitbetaling niet meer zijn dan een tiende gedeelte van het in geld vastgestelde, alsdan betaalbare, loon. In het geheel mag het ten hoogste het bedrag der schadeloosstelling bedoeld bij artikel 1615r evenaren.
Burgerlijk Wetboek Boek 7A
17
4.
5.
Zodra de dienstbetrekking is geëindigd op een wijze, waardoor de arbeider niet tot het betalen ener schadevergoeding gelijk bij het eerste lid bedoeld, gehouden is, verlangt hij, of zijn rechtverkrijgenden, de vrije beschikking over het aldus te zijnen name ingelegde bedrag en over de daarvan gekweekte renten. Alles wat betreft de inlagen en de terugbetalingen krachtens dit artikel te doen zal verder bij besluiten van de Gouverneur worden geregeld. Artikel 1614t Kost en inwoning
1.
2.
Indien het loon des arbeiders geheel of gedeeltelijk in inwoning, kost, of andere levensbenodigdheden is vastgesteld, is de werkgever verplicht dit, mits overeenkomstig de vereisten van gezondheid en goede zeden, volgens plaatselijk gebruik te voldoen. Elk beding, waardoor deze verplichting des werkgevers zoude worden uitgesloten of beperkt, is nietig. Artikel 1614u Vergoedingsplicht bij verhindering tot voldoening kost en inwoning
De werkgever, die tijdelijk verhinderd is het loon, voor zover dit in inwoning, kost of andere levensbenodigheden is vastgesteld, te voldoen, zonder dat deze verhindering het gevolg is van eigen toedoen van de arbeider, is deze een vergoeding schuldig, waarvan het bedrag bij overeenkomst of, bij gebreke van dien, door het plaatselijk gebruik wordt bepaald. Artikel 1614v Gelegenheid tot ontspanning De werkgever is gehouden inwonende arbeiders, zonder korting van het loon, in de gelegenheid te stellen hun godsdienstplichten te vervullen, alsmede ontspanning van de arbeid te genieten, in beide gevallen op de wijze bij overeenkomst of, bij gebreke van dien, door het plaatselijk gebruik bepaald. Artikel 1614 w Zon- en feestdagen De werkgever is gehouden de arbeid dusdanig te regelen, dat de arbeider geen arbeid heeft te verrichten op zondagen en die dagen, die volgens verordening ten aanzien van de bedongen arbeid met zondagen worden gelijkgesteld, behalve voor zover het tegendeel is bedongen of uit de aard van de arbeid voortvloeit.
18
Burgerlijk Wetboek Boek 7A
Artikel 1614x Veiligheidsverplichtingen werkgever 1.
2.
3.
4.
De werkgever is verplicht de lokalen, werktuigen en gereedschappen, waarin of waarmede hij de arbeid doet verrichten, op zodanige wijze in te richten en te onderhouden, alsmede omtrent het verrichten van de arbeid zodanige regelingen te treffen en aanwijzingen te verstrekken, dat de arbeider tegen gevaar van lijf, eerbaarheid en goed zover beschermd is, als redelijkerwijze in verband met de aard van de arbeid gevorderd kan worden. Zijn die verplichtingen niet nagekomen, dan is de werkgever gehouden tot vergoeding der schade aan de arbeider dientengevolge in de uitoefening zijner dienstbetrekking overkomen, tenzij door hem het bewijs wordt geleverd, dat die niet-nakoming aan overmacht, of die schade in belangrijke mate mede aan grove schuld van de arbeider is te wijten, alles behoudens de betrekkelijke bepalingen van de Ongevallenregeling 1936.19 Indien de arbeider, tengevolge het niet nakomen dier verplichtingen door de werkgever, in de uitoefening zijner dienstbetrekking zodanig letsel heeft bekomen, dat daarvan de dood het gevolg is, is de werkgever overeenkomstig artikel 108 van Boek 6 jegens de daar bedoelde personen aansprakelijk, tenzij door hem het bewijs wordt geleverd, dat die niet-nakoming aan overmacht, of de dood in belangrijke mate mede aan grove schuld van de arbeider is te wijten. Het voorbehoud bij het voorgaande lid gemaakt, is ook ten deze van toepassing. 20 Elk beding, waardoor deze verplichtingen des werkgevers zouden worden uitgesloten of beperkt, is nietig. Artikel 1614y Goed werkgeverschap
De werkgever is in het algemeen verplicht al datgene te doen en na te laten, wat een goed werkgever in gelijke omstandigheden behoort te doen en na te laten. Artikel 1614z Getuigschrift 1. 2.
De werkgever is verplicht bij het eindigen der dienstbetrekking de arbeider op diens verlangen een getuigschrift uit te reiken. Het getuigschrift bevat een juiste opgave omtrent de aard van de verrichte arbeid en de duur der dienstbetrekking, alsmede, doch alleen op bijzonder verzoek van degene aan wie het getuigschrift moet worden
19
Inmiddels vervangen door de Landsverordening Ongevallenverzekering (P.B. 1966,14). 20 P.B. 2001, 24.
Burgerlijk Wetboek Boek 7A
19
3.
4.
uitgereikt, omtrent de wijze, waarop de arbeider aan zijn verplichtingen heeft voldaan en de wijze, waarop de dienstbetrekking geëindigd is; heeft de werkgever de dienstbetrekking echter zonder het aanvoeren van redenen doen eindigen, dan is hij slechts gehouden zulks te vermelden, zonder verplicht te zijn de redenen zelf mede te delen. Heeft de arbeider de dienstbetrekking doen eindigen en is hij deswege schadeplichtig geworden, dan is de werkgever gerechtigd zulks in het getuigschrift te vermelden. De werkgever, die weigert het gevraagde getuigschrift af te geven, die in het getuigschrift tegen beter weten onjuiste mededelingen opneemt, of die het getuigschrift van een kenmerk voorziet, bestemd om aangaande de arbeider enige mededeling te doen, welke niet in de bewoordingen van het getuigschrift is vervat, is zowel jegens de arbeider als jegens derden aansprakelijk voor de daardoor veroorzaakte schade. Elk beding, waardoor deze verplichtingen des werkgevers zouden worden uitgesloten of beperkt, is nietig.
Vierde afdeling Van de verplichtingen des arbeiders Artikel 1615 Arbeid naar beste vermogen De arbeider is verplicht de bedongen arbeid naar zijn best vermogen te verrichten. Voor zover aard en omvang van de te verrichten arbeid niet bij overeenkomst of reglement zijn omschreven, beslist daaromtrent het gebruik. Artikel 1615a Persoonlijke verplichting tot verrichten arbeid De arbeider is verplicht de arbeid zelf te verrichten; hij kan zich daarin niet dan met toestemming des werkgevers door een derde doen vervangen. Artikel 1615b Ordevoorschriften De arbeider is verplicht zich te houden aan de voorschriften omtrent het verrichten van de arbeid alsmede aan die, welke strekken ter bevordering van de goede orde in de onderneming des werkgevers, hem door of namens de werkgever binnen de perken van de bestaande wettelijke regelingen, van overeenkomst of reglement gegeven.
20
Burgerlijk Wetboek Boek 7A
Artikel 1615c Orde des huizes De arbeider, die bij de werkgever inwoont, is verplicht zich te gedragen naar de orde des huizes. Artikel 1615d Goed werknemerschap De arbeider is in het algemeen verplicht al datgene te doen en na te laten, wat een goed arbeider in gelijke omstandigheden behoort te doen en na te laten. Artikel 1615da21 Aansprakelijkheid werknemer 1.
2.
De arbeider die bij de uitvoering van de overeenkomst schade toebrengt aan de werkgever of aan een derde jegens wie de werkgever tot vergoeding van die schade is gehouden, is te dier zake niet jegens de werkgever aansprakelijk, tenzij de schade een gevolg is van zijn opzet of bewuste roekeloosheid. Uit de omstandigheden van het geval kan, mede gelet op de aard van de betreffende overeenkomst, anders voortvloeien dan in de vorige volzin is bepaald. Afwijking van het vorige lid en van artikel 170 lid 3 van Boek 6 ten nadele van de arbeider is slechts mogelijk bij schriftelijke overeenkomst en slechts voor zover de arbeider te dier zake is verzekerd.
Vijfde afdeling Van de verschillende wijzen waarop de dienstbetrekking, door arbeidsovereenkomst ontstaan, eindigt. Artikel 1615e22 Einde van rechtswege 1.
2.
21 22
De dienstbetrekking eindigt van rechtswege, wanneer de tijd is verstreken, bij overeenkomst of reglement, bij landsverordening of door het gebruik aangegeven. Voorafgaande opzegging is in dat geval nodig: 1°. Indien zulks bij schriftelijk aangegane overeenkomst of bij reglement is bepaald; 2°. Indien volgens landsverordening of het gebruik opzegging behoort plaats te vinden en daarvan niet, waar zulks geoorloofd is, bij schriftelijk aangegane overeenkomst of bij reglement is afgeweken.
P.B. 2001, 24. P.B. 2000, 68.
Burgerlijk Wetboek Boek 7A
21
3.
4. 5. 6. 7.
8.
Een dienstbetrekking als bedoeld in het eerste lid, kan slechts tussentijds worden opgezegd indien voor ieder der partijen dat recht schriftelijk is overeengekomen. Voor de beëindiging van een voor onbepaalde tijd aangegane dienstbetrekking is voorafgaande opzegging nodig. Elk beding krachtens hetwelk de dienstbetrekking van rechtswege eindigt wegens het in het huwelijk treden an de arbeider is nietig. Elk beding krachtens hetwelk de dienstbetrekking van rechtswege eindigt wegens zwangerschap of bevalling van de arbeider is nietig. Indien een voor onbepaalde tijd aangegane dienstbetrekking, die anders dan door rechtsgeldige opzegging of ontbinding door de rechter is beëindigd, éénmaal of meermalen is voortgezet door een dienstbetrekking voor bepaalde tijd met tussenpozen van niet meer dan drie maanden, is in afwijking van het eerste lid, voor de beëindiging van de laatste dienstbetrekking voorafgaande opzegging nodig. De termijn voor opzegging wordt berekend vanaf het tijdstip van totstandkoming van de dienstbetrekking voor onbepaalde tijd. Van een voortgezette dienstbetrekking als bedoeld in het zevende lid, is eveneens sprake indien een zelfde arbeider achtereenvolgens in dienst is geweest bij verschillende werkgevers die redelijkerwijze geacht moeten worden ten aanzien van de verrichte arbeid elkanders opvolgers te zijn. Artikel 1615f23 Voortzetting dienstbetrekking
1.
2.
Indien de dienstbetrekking na het verstrijken van de tijd, in het eerste lid van het voorgaande artikel omschreven, door partijen zonder tegenspraak wordt voortgezet, wordt zij geacht voor dezelfde tijd, doch telkens ten hoogste voor een jaar, op de vroegere voorwaarden wederom te zijn aangegaan. Hetzelfde geldt, wanneer in de gevallen, waarin opzegging nodig is, tijdige opzegging achterwege blijft en de gevolgen van de voortzetting der dienstbetrekking niet opzettelijk zijn geregeld. Artikel 1615fa24 Kortlopende contracten
1.
23 24
22
Vanaf de dag dat tussen dezelfde partijen: a. dienstbetrekkingen voor bepaalde tijd elkaar met tussenpozen van niet meer dan drie maanden hebben opgevolgd en een periode van 36 maanden, deze tussenpozen inbegrepen, hebben overschreden; dan wel
P.B. 2000, 68. P.B. 2000, 68.
Burgerlijk Wetboek Boek 7A
b.
2.
3.
4.
5.
meer dan drie voor bepaalde tijd aangegane dienstbetrekkingen elkaar hebben opgevolgd met tussenpozen van minder dan drie maanden; geldt de laatste dienstbetrekking als aangegaan voor onbepaalde tijd. Het eerste lid is van overeenkomstige toepassing op elkaar opvolgende dienstbetrekkingen tussen een arbeider en verschillende werkgevers, die ten aanzien van de verrichte arbeid redelijkerwijze geacht moeten worden elkanders opvolger te zijn. Het eerste lid, onderdeel a en laatste zinsnede, is niet van toepassing op een dienstbetrekking aangegaan voor niet meer dan drie maanden, die onmiddellijk volgt op een tussen dezelfde partijen aangegane dienstbetrekking voor 36 maanden of langer. De termijn van opzegging wordt berekend vanaf het tijdstip van totstandkoming van de eerste dienstbetrekking als bedoeld onder a of b van het eerste lid. Van het eerste, tweede, derde en vierde lid kan slechts bij collectieve arbeidsovereenkomst ten nadele van de arbeider worden afgeweken. Artikel 1615g25 Vervallen. Artikel 1615h26 Opzegging
1. 2.
3.
Opzegging kan geschieden tegen elke dag, tenzij bij schriftelijke overeenkomst of reglement daarvoor een andere dag is aangewezen. De werkgever mag, op straffe van nietigheid, niet opzeggen gedurende de tijd, dat de arbeider ongeschikt is tot het verrichten van zijn arbeid tengevolge van ziekte of ongeval, tenzij de ongeschiktheid ten minste een jaar heeft geduurd. Evenmin mag de werkgever, op straffe van nietigheid, opzeggen gedurende het zwangerschaps- en bevallingsverlof, bedoeld in artikel 1614ca.27 De werkgever mag, op straffe van nietigheid, niet opzeggen gedurende de tijd dat een meerderjarige arbeider verhinderd is de bedongen arbeid te verrichten, omdat hij, anders dan met het oogmerk om de krijgsdienst of andere overheidsdienst bij wijze van beroep te verrichten, een verplichting naleeft, hem opgelegd door de wet, of voortvloeiende uit een verbintenis door hem jegens de overheid aangegaan, ten aanzien van ’s Lands verdediging of ter bescherming van de openbare orde. Hetzelfde geldt ten aanzien van de minderjarige arbeider, indien de dienstbetrekking
25
P.B. 2000, 68. P.B. 2000, 68. 27 P.B. 1999, 69 26
Burgerlijk Wetboek Boek 7A
23
4. 5. 6.
op het ogenblik, waarop de verhindering aanvangt, ten minste zes maanden heeft geduurd. Van het bepaalde in het tweede en het derde lid kan slechts worden afgeweken bij collectieve arbeidsovereenkomst. De werkgever kan, op straffe van nietigheid, de dienstbetrekking niet opzeggen wegens het huwelijk van de arbeider. De werkgever kan, op straffe van nietigheid, de dienstbetrekking niet opzeggen wegens het lidmaatschap van de werknemer van een vereniging van werknemers die krachtens haar statuten ten doel heeft de belangen van de leden als werknemer te behartigen, danwel wegens activiteiten ten behoeve van die vereniging, tenzij die activiteiten in de arbeidstijd van de werknemer worden verricht en de werkgever daaraan op redelijke gronden zijn toestemming heeft onthouden. Artikel 1615i28 Opzegtermijn
1.
2. 3.
4.
5.
28
24
De door de werkgever in acht te nemen termijn van opzegging bedraagt bij een dienstbetrekking die op de dag van opzegging: a. korter dan vijf jaar heeft geduurd: één maand; b. vijf jaar of langer, maar korter dan tien jaar heeft geduurd: twee maanden; c. tien jaar of langer, maar korter dan vijftien jaar heeft geduurd: drie maanden; d. vijftien jaar of langer heeft geduurd: vier maanden; De door de arbeider in acht te nemen termijn van opzegging bedraagt één maand. Indien de toestemming als bedoeld in artikel 4 van de Landsverordening beëindiging arbeidsovereenkomsten, respectievelijk de beoordeling als bedoeld in artikel 5 van evengenoemde landsverordening, is gegeven, wordt de door de werkgever in acht te nemen termijn van opzegging verkort met de in artikel 4 respectievelijk 5 van de Landsverordening beëndiging arbeidsovereenkomsten genoemde termijn, met dien verstand dat de resterende termijn van opzegging ten minste één maand bedraagt. Bij collectieve arbeidsovereenkomst kan worden overeengekomen dat de resterende termijn van opzegging als bedoeld in de eerste volzin, korter dan één maand bedraagt. De termijn, bedoeld in het eerste lid, kan slechts bij collectieve arbeidsovereenkomst worden verkort. De termijn kan bij schriftelijke overeenkomst worden verlengd. Van de termijn, bedoeld in het tweede lid, kan bij schriftelijke overeenkomst worden afgeweken. De termijn van opzegging door de arbeider mag bij verlenging niet langer zijn dan zes maanden en voor de werkgever niet korter dan het dubbele van die van de arbeider. Bij
P.B. 2000, 68.
Burgerlijk Wetboek Boek 7A
6.
collectieve arbeidsovereenkomst kan worden overeengekomen dat de termijn van opzegging voor de werkgever als bedoeld in de tweede volzin, wordt verkort, mits die termijn niet korter is dan die voor de arbeider. Voor de toepassing van het eerste lid worden dienstbetrekkingen geacht een zelfde niet onderbroken dienstbetrekking te vormen in geval van herstel van de dienstbetrekking ingevolge artikel 1615t. Artikel 1615j29 Vervallen. Artikel 1615k30 Vervallen. Artikel 1615l Dood arbeider
De dienstbetrekking eindigt door de dood van de arbeider. Artikel 1615m31 Dood werkgever De dienstbetrekking eindigt niet door de dood van de werkgever tenzij uit de overeenkomst het tegendeel voortvloeit. Echter zijn zowel de erfgenamen van de werkgever als de arbeider bevoegd de dienstbetrekking, voor een bepaalde tijd aangegaan, door opzegging met inachtneming van de bepalingen der artikelen 1615h en 1615i te doen eindigen, als ware zij aangegaan voor onbepaalde tijd. Artikel 1615n Proeftijd 1.
Een proeftijd, gedurende welke ieder der partijen bevoegd is de dienstbetrekking zonder opzegging of zonder inachtneming van de voor opzegging geldende bepalingen te doen eindigen, kan, op straffe van nietigheid, uitsluitend bij schriftelijke overeenkomst worden overeengekomen. Elk beding waarbij de proeftijd niet voor beide partijen gelijk, of op langer dan twee maanden gesteld wordt, alsmede elk beding, waarbij door het aangaan van een nieuwe proeftijd de gezamenlijke proeftijden langer dan twee maanden worden, is nietig. 32
29
P.B. 2000, 68. P.B. 2000, 68. 31 P.B. 2000, 68. 32 P.B. 2000, 68. 30
Burgerlijk Wetboek Boek 7A
25
2.
Bij een zodanige beëindiging is het bepaalde in de artikelen 1615s en 1615t niet van toepassing. Artikel 1615o Schadeplichtigheid
1.
2.
3.
Ieder der partijen kan de dienstbetrekking zonder opzegging of zonder inachtneming van de voor opzegging geldende bepalingen doen eindigen, doch de partij, die dit doet zonder dat de wederpartij daarin toestemt, is schadeplichtig, tenzij zij de dienstbetrekking aldus doet eindigen om een dringende, aan de wederpartij onverwijld medegedeelde reden. Eveneens is schadeplichtig de partij, die door opzet of schuld aan de wederpartij een dringende reden heeft gegeven om de dienstbetrekking zonder opzegging of zonder inachtneming van de voor opzegging geldende bepalingen te doen eindigen, indien de wederpartij van die bevoegdheid heeft gebruik gemaakt of de rechter op die grond krachtens artikel 1615w de arbeidsovereenkomst ontbonden heeft verklaard. Ingeval een der partijen schadeplichtig is, heeft de wederpartij de keus de in artikel 1615r genoemde schadeloosstelling of een volledige schadevergoeding te vorderen. Artikel 1615p Dringende reden voor de werkgever
1.
2.
26
Voor de werkgever worden als dringende redenen in de zin van het eerste lid van het voorgaande artikel beschouwd zodanige daden, eigenschappen of gedragingen van de arbeider, die ten gevolge hebben, dat van de werkgever redelijkerwijze niet kan gevergd worden de dienstbetrekking te laten voortduren. Dringende redenen zullen onder andere aanwezig geacht kunnen worden: 1°. Wanneer de arbeider bij de afsluiting der overeenkomst de werkgever heeft misleid door het vertonen van valse of vervalste getuigschriften, of deze opzettelijk valse inlichtingen heeft gegeven omtrent de wijze waarop zijn vorige dienstbetrekking is geëindigd; 2°. Wanneer hij, in ernstige mate, de bekwaamheid of geschiktheid blijkt te missen tot de arbeid, waarvoor hij zich heeft verbonden; 3°. Wanneer hij zich ondanks waarschuwing overgeeft aan dronkenschap of ander liederlijk gedrag; 4°. Wanneer hij zich schuldig maakt aan diefstal, verduistering, bedrog of andere misdrijven, waardoor hij het vertrouwen van de werkgever onwaardig wordt; 5°. Wanneer hij de werkgever, diens familieleden of huisgenoten, of zijn medearbeiders mishandelt, grovelijk beledigt of op ernstige wijze bedreigt;
Burgerlijk Wetboek Boek 7A
6°.
3.
Wanneer hij de werkgever, diens familieleden of huisgenoten, of zijn medearbeiders verleidt of tracht te verleiden tot handelingen, strijdig met de wetten of de goede zeden; 7°. Wanneer hij opzettelijk, of ondanks waarschuwing roekeloos, des werkgevers eigendom beschadigt, of aan ernstig gevaar blootstelt; 8°. Wanneer hij opzettelijk, of ondanks waarschuwing roekeloos, zichzelf of anderen aan ernstig gevaar blootstelt; 9°. Wanneer hij bijzonderheden aangaande de huishouding of het bedrijf van de werkgever, welke hij behoorde geheim te houden, bekend maakt; 10°. Wanneer hij hardnekkig weigert te voldoen aan redelijke bevelen of opdrachten, hem door of namens de werkgever verstrekt; 11°. Wanneer hij op andere wijze grovelijk de plichten veronachtzaamt welke de overeenkomst hem oplegt; 12°. Wanneer hij door opzet of roekeloosheid buiten staat geraakt of blijft de bedongen arbeid te verrichten. Bedingen, waardoor aan de werkgever de beslissing wordt overgelaten of er een dringende reden in de zin van artikel 1615o, eerste lid, aanwezig is, zijn nietig. Artikel 1615q Dringende reden voor de werknemer
1.
2.
Voor de arbeider worden als dringende redenen in de zin van artikel 1615o, eerste lid, beschouwd zodanige omstandigheden, die ten gevolge hebben, dat van de arbeider redelijkerwijze niet kan gevergd worden de dienstbetrekking te laten voortduren. Dringende redenen zullen onder andere aanwezig geacht kunnen worden: 1°. Wanneer de werkgever de arbeider, diens familieleden of huisgenoten mishandelt, grovelijk beledigt of op ernstige wijze bedreigt, of gedoogt dat dergelijke handelingen door een zijner huisgenoten of ondergeschikten worden gepleegd; 2°. Wanneer hij de arbeider, diens familieleden of huisgenoten verleidt of tracht te verleiden tot handelingen, strijdig met de wetten of de goede zeden, of gedoogt dat dergelijke verleiding of poging tot verleiding door een zijner huisgenoten of ondergeschikten worden gepleegd; 3°. Wanneer hij het loon niet op de bepaalde tijd voldoet; 4°. Wanneer hij, waar kost en inwoning bedongen zijn, niet op behoorlijke wijze daarin voorziet; 5°. Wanneer hij de arbeider, wiens loon afhankelijk van de uitkomsten van de te verrichten arbeid is vastgesteld, geen voldoende arbeid verschaft;
Burgerlijk Wetboek Boek 7A
27
6°.
3.
Wanneer hij de arbeider, wiens loon afhankelijk van de uitkomsten van de te verrichten arbeid is vastgesteld, de bedongen hulp niet of niet in behoorlijke mate verschaft; 7°. Wanneer hij op andere wijze grovelijk de plichten veronachtzaamt welke de overeenkomst hem oplegt; 8°. Wanneer hij, zonder dat de aard der dienstbetrekking dit medebrengt, de arbeider, niettegenstaande diens weigering, gelast, arbeid in het bedrijf van een andere werkgever te verrichten; 9°. Wanneer de voorduring der dienstbetrekking voor de arbeider zou verbonden zijn met ernstige gevaren voor leven, gezondheid, zedelijkheid of goede naam, welke niet blijkbaar waren ten tijde van het sluiten der overeenkomst; 10°. Wanneer de arbeider door ziekte of andere oorzaken zonder zijn toedoen buiten staat geraakt de bedongen arbeid te verrichten. Bedingen, waardoor aan de arbeider de beslissing wordt overgelaten, of er een dringende reden in de zin van artikel 1615o, eerste lid, aanwezig is, zijn nietig. Artikel 1615r Hoogte schadeloosstelling
1.
2.
3.
4.
28
De schadeloosstelling, bedoeld in artikel 1615o, derde lid, is gelijk aan het bedrag van het in geld vastgestelde loon voor de tijd, dat de dienstbetrekking bij regelmatige beëindiging had behoren voort te duren. Is het loon van de arbeider, hetzij voor het geheel, hetzij gedeeltelijk, niet naar tijdruimte vastgesteld, dan geldt de maatstaf van artikel 1613m, tweede zin. Elk beding, waarbij ten behoeve van de arbeider een schadeloosstelling tot een lager bedrag wordt bedongen, is nietig. Bij schriftelijk aangegane overeenkomst of bij reglement mag een schadeloosstelling tot een hoger bedrag worden vastgesteld. De rechter is bevoegd de schadeloosstelling, zo deze hem met het oog op de omstandigheden van het geval bovenmatig voorkomt, op een kleinere som te bepalen, doch niet op minder dan het in geld vastgestelde loon voor de duur van de opzeggingstermijn ingevolge de artkelen 1615h, 1615i en 1615j, noch op minder dan het in geld vastgestelde loon voor drie maanden. Indien de door de arbeider verschuldigde schadeloosstelling meer bedraagt dan het in geld vastgestelde loon voor een maand of de door de werkgever verschuldigde schadeloosstelling meer bedraagt dan het in geld vastgestelde loon voor drie maanden, kan de rechter toestaan, dat de schadeloosstelling op door hem te bepalen wijze in termijnen wordt betaald.
Burgerlijk Wetboek Boek 7A
5.
Van het bedrag der verschuldigde schadeloosstelling is de wettelijke rente verschuldigd, te rekenen van de dag, waarop de dienstbetrekking is geëindigd. 33 Artikel 1615s Kennelijk onredelijk ontslag
1.
2.
3.
4.
Indien een der partijen de dienstbetrekking al of niet met inachtneming van de voor de beëindiging geldende bepalingen, kennelijk onredelijk doet eindigen, kan de rechter steeds aan de wederpartij naar billijkheid een schadevergoeding toekennen. Beëindiging van de dienstbetrekking door de werkgever zal onder andere kennelijk onredelijk geacht kunnen worden: 1°. Wanneer deze geschiedt zonder opgave van redenen of onder opgave van een voorgewende of valse reden; 2°. Wanneer, mede in aanmerking genomen de voor de arbeider getroffen voorzieningen en de voor hem bestaande mogelijkheden om ander passend werk te vinden, de gevolgen der beëindiging voor hem te ernstig zijn in vergelijking met het belang van de werkgever bij de beëindiging; 3°. Wanneer deze geschiedt in verband met een verhindering van de arbeider om de bedongen arbeid te verrichten, als bedoeld in artikel 1615h, derde lid; 4°. Wanneer deze geschiedt in afwijking van een in de bedrijfstak of de onderneming krachtens wettelijke regeling of gebruik geldende getalsverhoudings- of anciënniteitsregeling, tenzij hiervoor zwaarwichtige gronden aanwezig zijn. Beëindiging van de dienstbetrekking door de arbeider zal onder andere kennelijk onredelijk geacht kunnen worden: 1°. Wanneer deze geschiedt zonder opgave van redenen of onder opgave van een voorgewende of valse reden; 2°. Wanneer de gevolgen der beëindiging voor de werkgever te ernstig zijn in vergelijking met het belang van de arbeider bij de beëindiging. Bedingen, waardoor aan een der partijen de beslissing wordt overgelaten of de dienstbetrekking al of niet kennelijk onredelijk is beëindigd, zijn nietig. Artikel 1615t Herstel dienstbetrekking
1.
33
De rechter kan de partij, die schadeplichtig is geworden volgens artikel 1615o of die de dienstbetrekking kennelijk onredelijk doet eindigen, ook veroordelen de dienstbetrekking te herstellen.
P.B. 2001, 24.
Burgerlijk Wetboek Boek 7A
29
2.
3.
4.
5.
Indien de rechter een zodanige veroordeling uitspreekt, kan hij bepalen voor of op welk tijstip de dienstbetrekking moet worden hersteld en kan hij voorzieningen treffen omtrent de rechtsgevolgen van de onderbreking. De rechter kan in het vonnis, houdende veroordeling tot herstel der dienstbetrekking, bepalen dat de verplichting tot herstel vervalt door betaling van een in het vonnis vastgestelde afkoopsom. Is in het vonnis geen afkoopsom vastgesteld, dan zal de rechter deze alsnog vaststellen, indien een der patijen daartoe een verzoek indient. Een zodanig verzoek, door de tot herstel veroordeelde partij ingediend, schorst de tenuitvoerlegging van het vonnis, voor zover betreft de veroordeling tot herstel der dienstbetrekking, todat op het verzoek is beslist, met dien verstande dat, wanneer het verzoek is ingediend door de werkgever, deze in ieder geval verplicht blijft gedurende de schorsing het loon te betalen. De rechter stelt de hoogte der afkoopsom met het oog op de omstandigheden van het geval naar billijkheid vast; hij kan toestaan dat de afkoopsom op door hem te bepalen wijze in termijnen wordt betaald. Indien een afkoopsom wegens het niet naleven van een verplichting om een dienstbetrekking te herstellen op andere wijze is vastgesteld kan de rechter het bedrag van de verschuldigde afkoopsom op verzoek van de meest gerede partij wijzigen in zodanig bedrag als hem met het oog op de omstandigheden van het geval billijk zal voorkomen en kan hij toelaten dat de afkoopsom op door hem te bepalen wijze in termijnen wordt betaald. Artikel 1615u Verjaring vorderingsrecht
Ieder vorderingsrecht krachtens artikel 1615o, derde lid, 1615s, eerste lid en 1615t, eerste lid, verjaart na verloop van zes maanden. Artikel 1615v Opzegging langlopende dienstbetrekking voor bepaalde tijd 1.
2.
30
Indien de dienstbetrekking is aangegaan voor langer dan vijf jaren of voor de duur van het leven van een bepaalde persoon, is niettemin de arbeider bevoegd, van het ogenblik, waarop vijf jaren sedert haar aanvang zijn verlopen, haar op te zeggen met inachtneming van een termijn van zes maanden. Elk beding, waardoor deze bevoegdheid tot opzegging wordt uitgesloten of beperkt, is nietig.
Burgerlijk Wetboek Boek 7A
Artikel 1615w Ontbinding wegens gewichtige redenen 1.
2.
3. 4. 5.
6.
7. 8.
Ieder der partijen is te allen tijde bevoegd zich wegens gewichtige redenen tot de rechter te wenden met het schriftelijk verzoek de arbeidsovereenkomst ontbonden te verklaren. Elk beding, waardoor deze bevoegdheid wordt uitgesloten of beperkt, is nietig. Als gewichtige redenen worden beschouwd omstandigheden, welke een dringende reden, als bedoeld in artikel 1615o, eerste lid, zouden hebben opgeleverd, indien de dienstbetrekking deswege onverwijld beëindigd ware, alsook veranderingen in de omstandigheden, welke van dien aard zijn, dat de dienstbetrekking billijkheidshalve dadelijk of na korte tijd behoort te eindigen. De rechter willigt het verzoek niet in dan na verhoor of behoorlijke oproeping van de wederpartij. Indien de rechter het verzoek inwilligt, bepaalt hij op welk tijdstip de dienstbetrekking eindigt. Indien de rechter het verzoek inwilligt wegens veranderingen in de omstandigheden, kan hij, zo hem dat met het oog op de omstandigheden van het geval billijk voorkomt, aan een der partijen ten laste van de wederpartij een vergoeding toekennen; hij kan toestaan dat de vergoeding op door hem te bepalen wijze in termijnen wordt betaald. Alvorens een ontbinding, waaraan een vergoeding verbonden wordt, uit te spreken, stelt de rechter de partijen van zijn voornemen in kennis en stelt hij een termijn, binnen welke de verzoeker de bevoegdheid heeft zijn eis in te trekken. Indien de verzoeker dat doet, zal de rechter alleen een beslissing geven omtrent de proceskosten. Tegen een beschikking krachtens dit artikel is generlei voorziening toegelaten. Artikel 1615x34 Rechterlijke ontbinding
De bepalingen van deze afdeling sluiten voor geen van beide partijen de mogelijkheid uit van ontbinding wegens een tekortkoming in de nakoming van de overeenkomst en van schadevergoeding. De ontbinding kan slechts door de rechter worden uitgesproken.
34
P.B. 2001, 24.
Burgerlijk Wetboek Boek 7A
31
Zesde afdeling Van aanneming van werk Artikel 1616 Omvang aanneming van werk Bij aanneming van werk kan men overeenkomen, dat de aannemer alleen arbeid verricht, ofwel dat hij ook de stof leveren zal. Artikel 1617 Risicoaansprakelijkheid aannemer Ingeval de aannemer de stof moet leveren, en het werk, op welke wijze ook vergaat, alvorens het geleverd is, komt het verlies voor zijn rekening, tenware de aanbesteder nalatig zij geweest om het werk te ontvangen. Artikel 1618 Schuldaansprakelijkheid aannemer Indien de aannemer alleen arbeid moet verrichten, en het werk vergaat, is hij slechts voor zijn schuld aansprakelijk. Artikel 1619 Verlies werk buiten plichtverzuim Indien het werk, in het geval bij het voorgaande artikel vermeld, buiten enig plichtverzuim van de aannemer is verloren gegaan, voordat de levering geschied is, en zonder dat de aanbesteder nalatig is geweest om het werk op te nemen en goed te keuren, heeft de aannemer geen aanspraak op de bedongen prijs, tenware de zaak door een gebrek in de stof zelf verloren ware gegaan. Artikel 1620 Oplevering in gedeelten Indien een werk bij het stuk of bij de maat bearbeid wordt, kan hetzelve bij gedeelten worden opgenomen; die opneming wordt geacht geschied te zijn voor al de betaalde gedeelten, wanneer de aanbesteder de aannemer telkens betaalt naar evenredigheid van hetgeen afgewerkt is. Artikel 1621 Aansprakelijkheid na oplevering Indien een gebouw, voor een bepaalde prijs aangenomen en afgemaakt, geheel of gedeeltelijk vergaat door een gebrek in de samenstelling, of zelfs uit hoofde van de ongeschiktheid van de grond, zijn de bouwmeesters en aannemers daarvoor, gedurende tien jaren, aansprakelijk.
32
Burgerlijk Wetboek Boek 7A
Artikel 1622 Meerwerk Indien een bouwmeester of aannemer op zich genomen heeft om een gebouw bij aanneming te maken, volgens een bestek, met de eigenaar van de grond beraamd en vastgesteld, kan hij geen vermeerdering van de prijs vorderen, noch onder voorwendsel van vermeerdering der arbeidslonen of bouwstoffen, noch onder dat van gemaakte veranderingen of bijvoegselen, die niet in het bestek begrepen zijn, indien die veranderingen of vergrotingen niet schriftelijk zijn ingewilligd, en over derzelver prijs met de eigenaar geen overeenkomst is getroffen. Artikel 1623 Opzegging door aanbesteder De aanbesteder kan, des goedvindende, de aanneming opzeggen, ofschoon het werk reeds begonnen zij, mits hij de aannemer, wegens al deszelfs gemaakte kosten, arbeid en winstderving, volkomen schadeloosstelle. Artikel 1624 Dood van aannemer 1. 2.
Aanneming van werk houdt op door de dood van de aannemer. Maar de aanbesteder is gehouden aan de erfgenamen, naar evenredigheid van de bij de overeenkomst bedongen prijs, te betalen de waarde van het gedane werk en die der in gereedheid gebrachte bouwstoffen, mits dat werk of die bouwstoffen hem tot enig nut kunnen verstrekken. Artikel 162535 Vervallen. Artikel 1626 Aansprakelijkheid aanbesteder jegens ambachtslieden
Metselaars, timmerlieden, smeden en andere ambachtslieden, welke tot het zetten van een gebouw of het maken van enig ander aangenomen werk gebezigd zijn, hebben geen rechtsvordering tegen degene, te wiens behoeve de werken gemaakt zijn, dan ten belope van hetgeen deze aan de aannemer schuldig is, op het ogenblik waarop zij hun rechtsvordering aanleggen.
35
P.B. 2001, 24.
Burgerlijk Wetboek Boek 7A
33
Artikel 1627 Onderaannemers 1.
2.
Metselaars, timmerlieden, smeden en andere ambachtslieden, die zelf onmiddellijk en voor een bepaalde prijs een werk op zich nemen, zijn gehouden aan de regelen in deze afdeling voorgeschreven. Zij zijn aannemers in het vak, waarin zij werkzaam zijn. Artikel 162836 Rang retentierecht
1.
2.
De aannemer die een retentierecht uitoefent op een onroerende zaak kan dit tegen een hypotheekhouder met een ouder recht slechts inroepen voor zover zijn prestatie tot een hogere opbrengst van het goed ten bate van de hypotheekhouder heeft geleid. Het eerste lid is van overeenkomstige toepassing indien uit andere hoofde dan aanneming van werk een retentierecht wordt uitgeoefend op een onroerende zaak. Artikel 1629 Verplichtingen voerlieden en schippers
De rechten en verplichtingen van voerlieden en schippers zijn in het Wetboek van Koophandel van de Nederlandse Antillen vastgesteld.
36
34
P.B. 2001, 24.
Burgerlijk Wetboek Boek 7A
Burgerlijk Wetboek Boek 2 Artikel 8 Overeenkomst met statutair directeur 1. 2.
3.
4.
5. 6.
7.
Met uitzondering van de artikel 239 bedoelde aandeelhouderbestuurder vennootschap heeft iedere rechtspersoon een bestuur. Behoudens wettelijke of statutaire beperkingen, daaronder begrepen beperkingen krachtens de statuten of door een krachtens de wet of de statuten vastgesteld reglement, is het bestuur belast met het besturen van de rechtspersoon. Individuele bestuurders oefenen hun bevoegdheden uit met inachtneming van de besluiten van het bestuur. Bij de vervulling van zijn taak richt het bestuur zich naar het belang van de rechtspersoon en, voor zover daarvan sprake is, de met deze verbonden onderneming. Tenzij de statuten anders bepalen is het bestuur van een rechtspersoon die niet een stichting is, zonder opdracht van de algemene vergadering niet bevoegd aangifte te doen tot faillietverklaring van de rechtspersoon. De rechtsverhouding tussen een bestuurder en de rechtspersoon wordt niet aangemerkt of mede aangemerkt als een arbeidsovereenkomst. In geval van faillissement van de rechtspersoon zijn loon en andere vergoedingen die de bestuurder toekomen in verband met de uitoefening van zijn functie, vanaf de dag van de faillietverklaring niet voor rekening van de boedel, voor zover de rechter-commissaris in het faillissement niet anders beslist. Het bepaalde in het zesde lid is van overeenkomstige toepassing op vergoedingen die toekomen aan leden van andere organen van de rechtspersoon.
Burgerlijk Wetboek Boek 2
35
Landsverordening Flexibilisering Arbeidswetgeving Artikel I Het Burgerlijk Wetboek van de Nederlandse Antillen wordt gewijzigd als volgt: A.
Na artikel 1613c wordt ingevoegd een nieuw artikel 1613ca, luidende: Artikel 1613ca Hij die ten behoeve van een ander tegen beloning door die ander gedurende drie opeenvolgende maanden wekelijks tenminste acht uren dan wel gedurende tenminste vijfendertig uren per maand arbeid verricht, wordt vermoed deze arbeid te verrichten krachtens arbeidsovereenkomst.
B.
Na artikel 1613ca wordt ingevoegd een nieuw artikel 1613cb, luidende: Artikel 1613cb Indien een arbeidsovereenkomst ten minste drie maanden heeft geduurd, wordt de bedongen arbeid in enige maand vermoed een omvang te hebben gelijk aan de gemiddelde omvang van de arbeid per maand in de drie voorafgaande maanden.
C.
Artikel 1613v komt te luiden: Artikel 1613v Ieder beding waarbij de arbeider al dan niet gedurende bepaalde tijd beperkt wordt om na het einde van de dienstbetrekking op zekere wijze werkzaam te zijn is nietig.
D.
Na artikel 1614d wordt ingevoegd een nieuw artikel 1614da, luidende: Artikel 1614da 1.
2.
36
Indien een arbeidsduur van minder dan 15 uur per week is overeengekomen en de tijdstippen waarop de arbeid moet worden verricht, niet zijn vastgelegd, dan wel indien de duur van de arbeid niet of niet eenduidig is vastgelegd, heeft de arbeider voor iedere periode van minder dan drie uur waarin hij arbeid heeft verricht, recht op het loon waarop hij aanspraak zou hebben indien hij drie uur arbeid zou hebben verricht. Van dit artikel kan niet ten nadele van de werknemer worden afgeweken.
Landsverordening Flexibilisering Arbeidswetgeving
E.
Na artikel 1614p wordt ingevoegde een nieuw artikel 1614pa, luidende: Artikel 1614pa 1.
2.
F.
De werkgever is verplicht bij elke voldoening van het in geld vastgestelde loon de arbeider een schriftelijke opgave te verstrekken van het loonbedrag, van de bedragen waaruit dit is samengesteld, van de bedragen die op het loonbedrag zijn ingehouden, alsmede van het bedrag van het loon waarop een persoon van de leeftijd van de werknemer over de termijn waarop het loon is berekend ingevolge het bepaalde bij of krachtens de Landsverordening Minimumlonen aanspraak heeft. De opgave vermeldt voorts de naam van de werkgever en van de werknemer, de datum van indiensttreding, de termijn waarover het loon is berekend, alsmede de overeengekomen arbeidsduur.
In artikel 1615e worden na het tweede lid een nieuw derde, vierde, vijfde, zesde, zevende en achtste lid ingevoegd, luidende: 3.
4. 5. 6. 7.
8.
Een dienstbetrekking als bedoeld in het eerste lid, kan slechts tussentijds worden opgezegd indien voor ieder der partijen dat recht schriftelijk is overeengekomen. Voor de beëindiging van een voor onbepaalde tijd aangegane dienstbetrekking is vooraf- gaande opzegging nodig. Elk beding krachtens hetwelk de dienstbetrekking van rechtswege eindigt wegens het in het huwelijk treden van de arbeider is nietig. Elk beding krachtens hetwelk de dienstbetrekking van rechtswege eindigt wegens zwangerschap of bevalling van de arbeider is nietig. Indien een voor onbepaalde tijd aangegane dienstbetrekking, die anders dan door rechtsgeldige opzegging of ontbinding door de rechter is beëindigd, éénmaal of meermalen is voortgezet door een dienstbetrekking voor bepaalde tijd met tussenpozen van niet meer dan drie maanden, is in afwijking van het eerste lid, voor de beëindiging van de laatste dienstbetrekking voorafgaande opzegging nodig. De termijn voor opzegging wordt berekend vanaf het tijdstip van totstandkoming van de dienstbetrekking voor onbepaalde tijd. Van een voortgezette dienstbetrekking als bedoeld in het zevende lid, is eveneens sprake indien een zelfde arbeider achtereenvolgens in dienst is geweest bij verschillende werkgevers die redelijkerwijze geacht moeten worden ten aanzien van de verrichte arbeid elkanders opvolgers te zijn.
G.
In artikel 1615f vervallen het derde, vierde en vijfde lid.
H.
Na artikel 1615f wordt ingevoegd een nieuw artikel 1615fa, luidende:
Landsverordening Flexibilisering Arbeidswetgeving
37
Artikel 1615fa 1.
2.
3.
4.
5.
Vanaf de dag dat tussen dezelfde partijen: a. dienstbetrekkingen voor bepaalde tijd elkaar met tussenpozen van niet meer dan drie maanden hebben opgevolgd en een periode van 36 maanden, deze tussenpozen inbegrepen, hebben overschreden; dan wel b. meer dan drie voor bepaalde tijd aangegane dienstbetrekkingen elkaar hebben opgevolgd met tussenpozen van minder dan drie maanden; geldt de laatste dienstbetrekking als aangegaan voor onbepaalde tijd. Het eerste lid is van overeenkomstige toepassing op elkaar opvolgende dienstbetrekkingen tussen een arbeider en verschillende werkgevers, die ten aanzien van de verrichte arbeid redelijkerwijze geacht moeten worden elkanders opvolger te zijn. Het eerste lid, onderdeel a en laatste zinsnede, is niet van toepassing op een dienstbetrekking aangegaan voor niet meer dan drie maanden, die onmiddellijk volgt op een tussen dezelfde partijen aangegane dienstbetrekking voor 36 maanden of langer. De termijn van opzegging wordt berekend vanaf het tijdstip van totstandkoming van de eerste dienstbetrekking als bedoeld onder a of b van het eerste lid. Van het eerste, tweede, derde en vierde lid kan slechts bij collectieve arbeidsovereenkomst ten nadele van de arbeider worden afgeweken.
I.
Artikel 1615g komt te vervallen.
J.
Artikel 1615h wordt gewijzigd als volgt: a.
Het eerste lid komt te luiden: 1.
38
Opzegging kan geschieden tegen elke dag, tenzij bij schriftelijke overeenkomst of reglement daarvoor een andere dag is aangewezen.
b.
In het tweede lid wordt in de eerste volzin na het woord "mag" en in de tweede volzin na het woord "werkgever" ingevoegd de zinsnede ”op straffe van nietigheid” voorafgegaan en gevolgd door een komma.
c.
In het derde lid wordt in de eerste volzin na het woord "mag" ingevoegd de zinsnede ”op straffe van nietigheid” voorafgegaan en gevolgd door een komma.
Landsverordening Flexibilisering Arbeidswetgeving
d.
Het vierde lid vervalt, onder vernummering van het vijfde lid tot vierde lid.
e.
Na het vierde lid wordt een nieuw lid wordt ingevoegd, luidende: 5.
f.
Ingevoegd wordt een nieuw lid 6 luidende: 6.
K.
De werkgever kan, op straffe van nietigheid, de dienstbetrekking niet opzeggen wegens het huwelijk van de arbeider.
De werkgever kan, op straffe van nietigheid, de dienstbetrekking niet opzeggen wegens het lidmaatschap van de werknemer van een vereniging van werknemers die krachtens haar statuten ten doel heeft de belangen van de leden als werknemer te behartigen dan wel wegens activiteiten ten behoeve van die vereniging, tenzij die activiteiten in de arbeidstijd van de werknemer worden verricht en de werkgever daaraan op redelijke gronden zijn toestemming heeft onthouden.
Artikel 1615i komt te luiden: Artikel 1615i 1.
2. 3.
De door de werkgever in acht te nemen termijn van opzegging bedraagt bij een dienstbetrekking die op de dag van opzegging: a. korter dan vijf jaar heeft geduurd: één maand; b. vijf jaar of langer, maar korter dan tien jaar heeft geduurd: twee maanden; c. tien jaar of langer, maar korter dan vijftien jaar heeft geduurd: drie maanden; d. vijftien jaar of langer heeft geduurd: vier maanden; De door de arbeider in acht te nemen termijn van opzegging bedraagt één maand. Indien de toestemming als bedoeld in artikel 4 van de Landsverordening beëindiging arbeidsovereenkomsten, respectievelijk de beoordeling als bedoeld in artikel 5 van evengenoemde landsverordening, is gegeven, wordt de door de werkgever in acht te nemen termijn van opzegging verkort met de in artikel 4 respectievelijk 5 van de Landsverordening beëindiging arbeidsovereenkomsten genoemde termijn, met dien verstande dat de resterende termijn van opzegging ten minste één maand bedraagt. Bij collectieve arbeidsovereenkomst kan worden overeengekomen dat de resterende termijn van opzegging als
Landsverordening Flexibilisering Arbeidswetgeving
39
4.
5.
6.
bedoeld in de eerste volzin, korter dan één maand bedraagt. De termijn, bedoeld in het eerste lid, kan slechts bij collectieve arbeidsovereenkomst worden verkort. De termijn kan bij schriftelijke overeenkomst worden verlengd. Van de termijn, bedoeld in het tweede lid, kan bij schriftelijke overeenkomst worden afgeweken. De termijn van opzegging door de arbeider mag bij verlenging niet langer zijn dan zes maanden en voor de werkgever niet korter dan het dubbele van die van de arbeider. Bij collectieve arbeidsovereenkomst kan worden overeengekomen dat de termijn van opzegging voor de werkgever als bedoeld in de tweede volzin, wordt verkort, mits die termijn niet korter is dan die voor de arbeider. Voor de toepassing van het eerste lid worden dienstbetrekkingen geacht een zelfde niet onderbroken dienstbetrekking te vormen in geval van herstel van de dienstbetrekking ingevolge artikel 1615t.
L.
De artikelen 1615j en 1615k komen te vervallen.
M.
In artikel 1615m wordt de verwijzing naar "artikelen 1615h, 1615i en 1615j" vervangen door: artikelen 1615h en 1615i.
N.
In artikel 1615n komt het eerste lid te luiden: 1.
Een proeftijd, gedurende welke ieder der partijen bevoegd is de dienstbetrekking zonder opzegging of zonder inachtneming van de voor opzegging geldende bepalingen te doen eindigen, kan, op straffe van nietigheid, uitsluitend bij schriftelijke overeenkomst worden overeengekomen. Elk beding waarbij de proeftijd niet voor beide partijen gelijk, of op langer dan twee maanden gesteld wordt, alsmede elk beding, waarbij door het aangaan van een nieuwe proeftijd de gezamenlijke proeftijden langer dan twee maanden worden, is nietig.
Artikel II De Landsverordening beëindiging arbeidsovereenkomsten (P.B. 1972, no. 111) wordt gewijzigd als volgt: A.
Aan artikel 2 wordt onder vervanging van de punt achter onderdeel d in een puntkomma, een nieuw onderdeel e toegevoegd, luidende: e.
B.
40
directeuren van een rechtspersoon, een vennootschap, enige andere vereniging van personen of een doelvermogen.
Na artikel 2 wordt een nieuw artikel 2a ingevoegd, luidende:
Landsverordening Flexibilisering Arbeidswetgeving
Artikel 2a 1.
2.
3.
4.
Bij ministeriële beschikking met algemene werking worden op schriftelijk verzoek van het Bestuurscollege van het betreffende Eilandgebied bedrijfstakken aangewezen ten aanzien waarvan voor de beëindiging van de binnen die bedrijfstakken aangegane arbeidsovereenkomsten de artikelen 3 en 4 van deze landsverordening, al dan niet voor een bepaalde tijd, niet van toepassing zijn. Intrekking van de ministeriële beschikking geschiedt eveneens op schriftelijk verzoek van het Bestuurscollege. Een bedrijfstak, bedoeld in het eerste lid, dient te zijn een bedrijfstak, die naar de aard van de ondernemingsactiviteiten geclassificeerd kan worden in één van de volgende sectoren: a. bouw en reparatie van schepen; b. bouwnijverheid; c. hotels en restaurants; d. vervoer, opslag en communicatie; e. onroerend goed activiteiten; f. computer- en aanverwante activiteiten; g. industrie; h. openbare nutsbedrijven; i. groot- en kleinhandel, reparatie van motorvoertuigen en huishoudelijke producten; j. financiële dienstverlening; k. landbouw, jacht en bosbouw; l. visserij, viskwekerijen en aanverwante activiteiten; m. mijnbouw; n. internationale commerciële onderwijsinstituten. Bij ministeriële beschikking met algemene werking worden op schriftelijk verzoek van het Bestuurscollege van het betreffende Eilandgebied bedrijven aangewezen ten aanzien waarvan voor de beëindiging van de bij die bedrijven aangegane arbeidsovereenkomsten de artikelen 3 en 4 van deze landsverordening, al dan niet voor een bepaalde tijd, niet van toepassing zijn. Intrekking van de ministeriële beschikking geschiedt eveneens op schriftelijk verzoek van het Bestuurscollege. Een bedrijf, bedoeld in het derde lid, dient te zijn een bedrijf dat: a. naar de aard van de ondernemingsactiviteiten een sterk variërend arbeidsvolume heeft; of b. gevestigd is in een vrije zone als bedoeld in de Landsverordening Vrije Zones 1975 (P.B.1975, no. 211); of c. door zijn vestiging in de Nederlandse Antillen bijdraagt aan verbreding van de economische basis of diversificatie van de economie van de Nederlandse Antillen, dan wel door zijn werkzaamheid na vestiging hier te lande een
Landsverordening Flexibilisering Arbeidswetgeving
41
5.
C.
In artikel 4, tweede lid, worden onder vervanging van de punt achter onderdeel c, toegevoegd een nieuw onderdeel d en e, luidende: d. e.
D.
deviezengenerende werking zal hebben. Een bedrijf, waarop de artikelen 3 en 4 van deze landsverordening ingevolge een ministeriële beschikking met algemene werking, bedoeld in het eerste of derde lid, niet van toepassing zijn, is verplicht de Directeur onverwijld schriftelijk in kennis te stellen van de beëindiging van een arbeidsovereenkomst, waarvoor hij zonder evenbedoelde ministeriële beschikking toestemming van die Directeur als bedoeld in artikel 4, nodig zou hebben.
indien de opzegging geschiedt ten gevolge van het faillissement van de werkgever; indien de beëindiging betrekking heeft op een al dan niet voortgezette arbeidsovereenkomst voor bepaalde tijd en die beëindiging plaatsvindt tegen de in die overeenkomst opgenomen einddatum, tenzij het een arbeidsovereenkomst voor bepaalde tijd betreft, als bedoeld in artikel 1615e, zevende of achtste lid, van het Burgerlijk Wetboek van de Nederlandse Antillen.
In artikel 5 wordt een derde en een vierde lid toegevoegd, luidende: 3.
4.
De Directeur geeft zo spoedig mogelijk doch uiterlijk binnen zes weken na ontvangst van het afvloeiingsplan een schriftelijk oordeel terzake. Artikel 4, derde lid, tweede volzin, is van overeenkomstige toepassing. Het is de werkgever verboden een arbeidsovereenkomst te beëindigen, zolang de Directeur, met inachtneming van het derde lid, geen beoordeling heeft gegeven.
E.
In artikel 7, eerste lid, wordt de verwijzing naar “artikel 4, eerste lid,” vervangen door: de artikelen 4, eerste lid, en 5, vierde lid.
F.
In artikel 8, eerste lid, wordt na het woord “krachtens” ingevoegd: artikel 2a, vijfde lid.
Artikel III In het tweede lid van artikel 6 van de Landsverordening op het ter beschikking stellen arbeidskrachten (P.B. 1989, no. 73) wordt het cijfer "zes" vervangen door: twaalf.
42
Landsverordening Flexibilisering Arbeidswetgeving
Artikel IV In de Landsverordening van de 4e juli 1946 houdende de instelling van een arbeidsbureau (P.B. 1946, no. 109) komen de artikelen 10 en 11 te vervallen.
Artikel V 1.
2.
3.
Op een beding, als bedoeld in artikel I, onderdeel C, dat van kracht is geworden voor de datum van inwerkingtreding van deze landsverordening blijft van toepassing artikel 1613v van het Burgerlijk Wetboek van de Nederlandse Antillen, zoals dat luidde op het moment van het van kracht worden van dat beding. Op de proeftijd, als bedoeld in artikel I, onderdeel N, die in het kader van een arbeidsovereenkomst mondeling of schriftelijk is overeengekomen en waaraan voor de datum van inwerkingtreding van deze landsverordening reeds uitvoering is gegeven, blijft van toepassing artikel 1615n, eerste lid, van het Burgerlijk Wetboek van de Nederlandse Antillen, zoals dat luidde op het tijdstip, waarop die uitvoering aanving. De dienstbetrekking voor bepaalde tijd, waaraan reeds uitvoering is gegeven voorafgaand aan de datum van inwerkingtreding van deze landsverordening, doch waarvan de einddatum is gelegen na voornoemde datum, dient beëindigd te worden overeenkomstig de bepalingen van het Burgerlijk Wetboek van de Nederlandse Antillen, zoals die luidden onmiddellijk voorafgaand aan de datum van inwerkingtreding van deze landsverordening. In geval van voorzetting van een zodanige arbeidsovereenkomst binnen drie maanden na beëindiging daarvan, wordt de voortgezette dienstbetrekking geacht de tweede dienstbetrekking te zijn in de zin van artikel 1615fa, eerste lid onder b.
Artikel VI 1.
2. 3.
Deze landsverordening treedt in werking met ingang van de eerste dag van de maand, volgend op de maand van uitgifte van het Publicatieblad, waarin haar afkondiging is geschied. Deze landsverordening kan worden aangehaald als: Landsverordening flexibilisering arbeidswetgeving. De Minister van Arbeid en Sociale Zaken zendt binnen drie jaar na inwerkingtreding van de landsverordening aan de Staten een verslag over de doeltreffendheid en effecten van deze landsverordening.
Landsverordening Flexibilisering Arbeidswetgeving
43
Arbeidsregeling 2000 Hoofdstuk 1 Algemene bepalingen Artikel 1 Toepassingsgebied 1. 2.
44
Deze landsverordening en de daarop berustende bepalingen zijn van toepassing op het verrichten en het laten verrichten van arbeid. Deze landsverordening en de daarop berustende bepalingen zijn niet van toepassing op arbeid, verricht: a. door het hoofd of de bestuurder van de onderneming en zijn echtgenoot of bloedverwant in de eerste graad, dan wel verricht door personen, niet zijnde hoofd of bestuurder, die dezelfde bevoegdheden hebben als het hoofd of de bestuurder; b. door straatventers, vissers, kleine handelslieden en land- en tuinbouwers, die geen vergunning nodig hebben op grond van de Vestigingsregeling voor bedrijven; c. met een wetenschappelijk doeleinde; d. door geneeskundigen en verloskundigen, alsmede door personen die werkzaam zijn in een zieken- of verzorgingsinrichting anders dan op basis van een arbeidsovereenkomst of een publiekrechtelijke aanstelling; e. door personen van 18 jaar of ouder ten behoeve van luchtvaartondernemingen en direct verband houdende met de aankomst of het vertrek van luchtvaartuigen en de daarmee vervoerde personen of goederen; f. door personen van 18 jaar of ouder als bemanning ten behoeve van het luchtvaartuig waarop zij dienst doen; g. door personen van 18 jaar of ouder ten behoeve van scheepvaartondernemingen en direct verband houdende met de aankomst of het vertrek van schepen en de daarmee vervoerde personen of goederen; h. door personen van 18 jaar of ouder als opvarende van het schip waarop zij dienst doen; i. door havenarbeiders van 18 jaar of ouder, waarop de Stuwadoorslandsverordening 1946 van toepassing is; j. door personen van 18 jaar of ouder, die ambtenaar zijn in de zin van de Landsverordening Materieel Ambtenarenrecht of van wie de arbeidsvoorwaarden bij of krachtens wettelijke regeling door de Gouverneur dienen te worden goedgekeurd.
Arbeidsregeling 2000
Artikel 2 Definities 1.
2.
In deze landsverordening en de daarop berustende bepalingen wordt verstaan onder: a. werknemer: de arbeider, bedoeld in artikel 1613a van het Burgerlijk Wetboek van de Nederlandse Antillen; b. werkgever: de werkgever, bedoeld in artikel 1613a van het Burgerlijk Wetboek van de Nederlandse Antillen, met uitzondering van degene die beroepsmatig arbeidskrachten ter beschikking stelt aan een derde als bedoeld in de Landsverordening op het ter beschikking stellen arbeidskrachten, doch met inbegrip van degene aan wie arbeidskrachten ter beschikking worden gesteld als bedoeld in die landsverordening; c. kinderen: personen die de leeftijd van vijftien jaar nog niet hebben bereikt; d. jeugdigen: personen die de leeftijd van vijftien jaar, maar nog niet de leeftijd van achttien jaar, hebben bereikt; e. Directeur: op Curaçao de Directeur van het Departement van Arbeid en Sociale Zaken en op Bonaire, Saba, Sint Eustatius en Sint Maarten diens vertegenwoordiger. In deze landsverordening en de daarop berustende bepalingen wordt verstaan onder: a. arbeidsduur: het aantal uren dat de werknemer per week of per dag werkt met uitzondering van overwerk; b. arbeidstijd: de tijdstippen waarbinnen de werknemer arbeid verricht; c. werktijden: de tijdstippen van aanvang en beëindiging van de arbeid; d. rusttijd: de tijd gedurende welke het verboden is arbeid te laten verrichten, anders dan bij wijze van overwerk; e. schemawerk: arbeid, niet zijnde overwerk, verricht volgens een periodiek werkrooster op verschillende, met het oog op de aard van de onderneming noodzakelijke, tijdstippen waardoor de arbeidstijd geheel of gedeeltelijk valt binnen de in artikel 9, eerste lid, bedoelde rusttijd; f. overwerk: arbeid, verricht gedurende de voor de werknemer geldende rusttijd, alsmede arbeid welke ten aanzien van de werknemer de op grond van deze landsverordening of de daarop berustende bepalingen maximaal toegestane arbeidsduur per dag of per week overschrijdt; g. week: een periode van zeven opeenvolgende dagen; h. rustdag: de zondag dan wel de dag die voor de werknemer, die op zondag schemawerk verricht, volgens zijn werkrooster voor de zondag in de plaats komt. De Directeur is bevoegd desverzocht te bepalen, dat voor de belijder van een godsdienst, die een andere wekelijkse rustdag voorschrijft dan de zondag, de voorgeschreven
Arbeidsregeling 2000
45
dag voor de toepassing van deze landsverordening in de plaats treedt van de zondag. Artikel 3 Inkomensgrens 1.
2.
Deze landsverordening is niet van toepassing op werknemers van wie het bruto jaarinkomen meer bedraagt dan 260 maal het dagloon, bedoeld in artikel 8, tweede lid, van de Landsverordening Ziekteverzekering. Voor de toepassing van deze landsverordening en de daarop berustende bepalingen wordt onder inkomen verstaan: alle inkomsten uit arbeid in één onderneming, waaronder mede begrepen het naar tijdruimte vastgestelde loon, het vakantiegeld, provisie en winstbonussen en dergelijke, die als grondslag dienen voor de inkomstenbelasting, met uitzondering van de vergoeding voor overwerk en de toeslag, bedoeld in artikel 11, negende lid. Artikel 4 Verbodsbepaling
Het is verboden arbeid te laten verrichten in strijd met de bepalingen van deze landsverordening of de daarop berustende bepalingen. Artikel 5 Verantwoordelijkheid arbeid minderjarigen De ouder of de voogd van het kind dat of de jeugdige die onder zijn ouderlijke macht respectievelijk voogdij staat, dan wel het hoofd van het gezin, waarin het kind of de jeugdige wordt opgevoed, zorgt ervoor dat het betreffende kind of de betreffende jeugdige geen arbeid verricht die bij of krachtens deze landsverordening wordt verboden. Artikel 6 Meerdere werkgevers Voor de toepassing van deze landsverordening en de daarop berustende bepalingen kunnen meerdere werkgevers jegens de werknemer als één werkgever worden aangemerkt door de Directeur, indien de eigendom van de ondernemingen grotendeels in handen is van dezelfde natuurlijke persoon of rechtspersoon, dan wel indien de feitelijke bestuursbevoegdheid of enige vorm van leiding in handen is van dezelfde natuurlijke persoon of rechtspersoon.
46
Arbeidsregeling 2000
Artikel 7 Afwijking van de landsverordening Van het bepaalde bij of krachtens deze landsverordening kan niet ten nadele van de werknemer worden afgeweken, tenzij dit uitdrukkelijk in de landsverordening bepaald is.
Hoofdstuk 2 Algemene bepalingen ten aanzien van de arbeidsduur, werktijden en rusttijden Artikel 8 Arbeidsduur 1.
2.
3.
4.
De arbeidsduur bedraagt ten hoogste 40 uur per week, berekend over een periode van vier weken, met dien verstande dat de arbeidsduur per dag niet meer dan tien uur bedraagt. 37 De arbeidsduur voor de werknemer, die schemawerk verricht, bedraagt ten hoogste 45 uur per week, berekend over een periode van vier weken, met dien verstande dat de arbeidsduur per dag niet meer dan tien uur bedraagt. Het is verboden een werknemer arbeid te laten verrichten, waardoor de arbeidsduur genoemd in het eerste en tweede lid, wordt overschreden, anders dan bij wijze van overwerk. Bij collectieve arbeidsovereenkomst kan van het eerste en tweede lid worden afgeweken. Artikel 9 Rusttijden
1.
37
Als rusttijd geldt: a. dagelijks de tijd voor 7.00 uur en de tijd na 20.00 uur, met dien verstande dat voor de werknemer in een onderneming, die krachtens enige wettelijke regeling een voorgeschreven sluitingstijd heeft, de laatst bedoelde rusttijd ten hoogste een half uur na die sluitingstijd valt, waarbij het tijdstip van aanvang van de arbeid op de volgende dag zodanig moet zijn dat voor die werknemer een aaneengesloten rusttijd van tenminste 11 uren geldt; b. de wekelijkse rustdag; c. wekelijks tenminste twee maal het gedeelte van een dag, anders dan de rustdag bedoeld onder b, voorafgaand aan of volgend op 13.00 uur; d. feestdagen, als bedoeld in artikel 23.
P.B. 2000, 172.
Arbeidsregeling 2000
47
2.
3.
4.
In afwijking van het eerste lid geldt als rusttijd voor de werknemer, die schemawerk verricht: a. dagelijks de tijd buiten de tijdstippen van aanvang en afloop van zijn arbeidstijd, met dien verstande dat zijn rusttijd in een aaneengesloten tijdruimte van 24 uren tenminste 11 uren aaneengesloten is, zij het dat de aaneengesloten rusttijd éénmaal in een aaneengesloten tijdruimte van zeven maal 24 uren, aanvangende op het tijdstip van de dag waarop de werknemer arbeid verricht, mag worden ingekort tot tenminste acht uren; b. de voor de werknemer volgens zijn werkrooster geldende wekelijkse rustdag; c. wekelijks tenminste eenmaal het gedeelte van een dag, anders dan de rustdag bedoeld onder b, voorafgaand aan of volgend op 13.00 uur; d. feestdagen, als bedoeld in artikel 23, voor zover de werknemer op die feestdagen niet conform zijn werkrooster arbeid verricht, met dien verstande dat de werknemer per kalenderjaar tenminste op vijf feestdagen is vrijgesteld van arbeid. De werkgever organiseert de arbeid zodanig dat de rustdag van de werknemer, die schemawerk verricht, tenminste éénmaal per zeven weken op een zondag valt, een en ander met inachtneming van artikel 2, tweede lid, onder h, tweede volzin. Bij collectieve arbeidsovereenkomst kan van het bepaalde in de eerste volzin worden afgeweken. Het is verboden de werknemer arbeid te laten verrichten gedurende de voor hem geldende rusttijd, anders dan bij wijze van overwerk. Artikel 10 Pauze
1.
2. 3.
De arbeidstijd van een werknemer moet op elke dag waarop hij, al dan niet bij wijze van overwerk, meer dan zes uren arbeid verricht, na ten hoogste vijf uren arbeid worden onderbroken door een pauze van tenminste een half uur. Het is verboden de werknemer gedurende diens pauze arbeid te laten verrichten, anders dan bij wijze van overwerk. Een onderbreking van de arbeidstijd van minder dan 15 minuten geldt niet als pauze. Artikel 11 Consignatie
1.
48
Onder consignatie wordt voor de toepassing van deze landsverordening verstaan: een tijdruimte tussen twee elkaar opeenvolgende diensten of tijdens een pauze, waarin de werknemer verplicht is bereikbaar te zijn om in geval van onvoorziene omstandigheden op oproep zo spoedig mogelijk de bedongen arbeid te verrichten.
Arbeidsregeling 2000
2. 3.
4.
5.
6. 7. 8. 9.
10.
Het is verboden consignatie op te leggen aan werknemers jonger dan 18 jaar. De werkgever deelt de arbeid zo in, dat: a. per vier weken gedurende tenminste 14 aaneengesloten dagen geen consignatie aan de werknemer wordt opgelegd; b. geen consignatie wordt opgelegd op de dag of dagen waarop arbeid in nachtdienst wordt verricht. In afwijking van artikel 8, tweede en vierde lid, bedraagt de arbeidsduur over een periode van 13 weken berekend niet meer dan 40 uur per week, indien de consignatie ook de periode tussen 0.00 uur en 6.00 uur bestrijkt. Als arbeidstijd geldt tijdens de consignatie de werkelijk als gevolg van een oproep gewerkte tijd, met dien verstande dat de arbeid als gevolg van één oproep of meerdere oproepen binnen een half uur geacht wordt tenminste een half uur te duren. Indien na beëindiging van de arbeid als gevolg van een oproep binnen een half uur weer een oproep volgt, geldt die tussenliggende periode ook als arbeidstijd. De arbeid, die voortvloeit uit de consignatie, telt niet mee voor de berekening van de totale arbeidsduur, bedoeld in artikel 8. Op de arbeid, die voortvloeit uit de consignatie, zijn de artikelen 9 en 10 niet van toepassing. De arbeid, die gedurende consignatie wordt verricht, is overwerk, waarvan de beloning geschiedt conform artikel 15. Tenzij anders overeengekomen bij schriftelijke overeenkomst, betaalt de werkgever de werknemer aan wie consignatie is opgelegd, onverminderd het achtste lid en ongeacht of er daadwerkelijk oproepen zijn gedaan of arbeid als gevolg van een oproep is verricht, per dag, waarop die consignatie wordt opgelegd, een toeslag van één percent van zijn bruto maandloon. De Directeur is bevoegd het opleggen van consignatiedienst aan een of meer werknemers in een onderneming te verbieden, dan wel daaraan nadere voorwaarden te verbinden of beperkingen te stellen indien hem dat met het oog op de gezondheid of het welzijn van de betrokken werknemer of werknemers wenselijk voorkomt. Artikel 12 Nachtdienst
1.
2. 3.
4.
Er is sprake van nachtdienst, indien de werknemer, die schemawerk verricht, volgens zijn werkrooster arbeid verricht op of na 0.00 uur of voor 6.00 uur, anders dan bij wijze van overwerk. De arbeidsduur per nachtdienst, exclusief pauze, bedraagt ten hoogste acht uren. In afwijking van artikel 8, tweede lid, bedraagt de arbeidsduur van de werknemer, die arbeid in nachtdienst verricht, over een periode van 13 weken berekend niet meer dan 40 uur per week. De werkgever deelt de arbeid zo in, dat:
Arbeidsregeling 2000
49
a.
5.
6.
de werknemer in elke periode van vier aaneengesloten weken ten hoogste 14 maal arbeid in nachtdienst verricht; b. de werknemer na het verrichten van arbeid in nachtdienst een onafgebroken rusttijd heeft van tenminste 12 uren indien de nachtdienst voor of op 2.00 uur eindigt dan wel van 14 uren indien de nachtdienst na 2.00 uur eindigt, met dien verstande dat de rusttijd in een aaneengesloten periode van zeven maal 24 uren éénmaal kan worden bekort tot tenminste 8 uren; c. de werknemer na ten hoogste 6 maal achtereen arbeid in nachtdienst te hebben verricht een onafgebroken rusttijd heeft van tenminste 48 uren. Het bepaalde in het vierde lid, onder a, is niet van toepassing op de werknemer, wiens werkzaamheden naar de aard ervan hoofdzakelijk of uitsluitend en geheel of gedeeltelijk worden verricht tussen de in het eerste lid bedoelde tijdstippen. Bij collectieve arbeidsovereenkomst kan van het tweede en derde lid worden afgeweken. Artikel 13 Afwijking van werktijden
Indien de werknemer in opdracht van de werkgever zijn werkzaamheden moet aanvangen op een tijdstip dat meer dan een uur afwijkt van de voor de werknemer geldende of gebruikelijke werktijd als aangegeven op de arbeidslijst bedoeld in artikel 28, dan wel indien de werkgever voorziet dat de werknemer langer zal moeten werken dan de op die lijst aangeven arbeidsduur of dat van de op die lijst aangegeven tijdstippen zal moeten worden afgeweken anders dan bij wijze van overwerk, is de werkgever verplicht die opdracht tenminste twee maal 24 uren voorafgaand aan dat afwijkende tijdstip aan de werknemer kenbaar te maken.
Hoofdstuk 3 Overwerk Artikel 14 Arbeidsduur inclusief overwerk 1.
2.
50
De arbeidsduur, bedoeld in artikel 8, eerste lid, bedraagt inclusief overwerk ten hoogste 50 uren per week, berekend over een periode van vier weken, met dien verstande dat de arbeidsduur inclusief overwerk per dag niet meer dan 11 uren bedraagt en de arbeidsduur inclusief overwerk berekend over een periode van 13 weken niet meer dan 45 uren per week bedraagt. De arbeidsduur bedoeld in artikel 8, tweede lid, bedraagt inclusief overwerk ten hoogste 55 uren per week, berekend over een periode van vier weken, met dien verstande dat de arbeidsduur inclusief overwerk per dag niet meer dan 11 uren bedraagt en de arbeidsduur inclusief overwerk
Arbeidsregeling 2000
3.
4. 5.
6.
7.
berekend over een periode van 13 weken niet meer dan 50 uren per week bedraagt. De arbeidsduur van de werknemer, die arbeid in nachtdienst verricht als bedoeld in artikel 12, bedraagt inclusief overwerk maximaal negen uren per dag, met dien verstande dat de arbeidsduur inclusief overwerk berekend over een periode van 13 weken niet meer dan 45 uren per week bedraagt. Voor de bepaling van de duur van overwerk wordt het totale aantal minuten overwerk telkens op halve uren naar boven afgerond. Voor de toepassing van deze landsverordening en de daarop berustende bepalingen wordt overwerk, dat per dag minder dan 15 minuten duurt en dat geen regelmatig karakter draagt, niet als overwerk beschouwd. De Directeur is, onverminderd het bepaalde in artikel 17, bevoegd te bepalen dat in een bepaalde onderneming, al dan niet ten aanzien van één of meerdere werknemers, overwerk, als bedoeld in het vijfde lid, als overwerk in de zin van deze landsverordening moet worden beschouwd, indien hij oordeelt dat zulk overwerk binnen die onderneming, al dan niet ten aanzien van één of meerdere werknemers, een regelmatig karakter draagt. Bij collectieve arbeidsovereenkomst kan van het eerste, tweede en derde lid worden afgeweken. Artikel 15 Compensatie overwerk
1.
2.
3.
Voor verricht overwerk ontvangt de werknemer per uur, naast het voor hem geldende volle uurloon, een overwerktoeslag van tenminste 50 percent van zijn uurloon ter compensatie. Naast de overwerktoeslag, bedoeld in het eerste lid, moet aan de werknemer die geen schemawerk verricht, bovendien een overwerktoeslag worden betaald van: a. tenminste 25 percent van zijn uurloon, indien het overwerk wordt verricht gedurende de rusttijd als bedoeld in artikel 9, eerste lid, onder c; dan wel b. tenminste 50 percent van zijn uurloon, indien het overwerk wordt verricht op diens rustdag, bedoeld in artikel 9, eerste lid, onder b; dan wel c. tenminste 100 percent van zijn uurloon, indien het overwerk wordt verricht op een feestdag, zulks inclusief het bepaalde in artikel 22, eerste lid. Naast de overwerktoeslag, bedoeld in het eerste lid, moet aan de werknemer die schemawerk verricht, bovendien een overwerktoeslag worden betaald van: a. tenminste 25 percent van zijn uurloon, indien het overwerk wordt verricht gedurende de rusttijd als bedoeld in artikel 9, tweede lid, onder c; dan wel
Arbeidsregeling 2000
51
b.
4. 5.
6.
tenminste 25 percent van zijn uurloon, indien het overwerk wordt verricht op dezelfde dag als die waarop arbeid in nachtdienst wordt verricht; dan wel c. tenminste 50 percent van zijn uurloon, indien het overwerk plaatsvindt op de dag die volgens zijn werkrooster een rustdag is; dan wel d. tenminste 100 percent van zijn uurloon, indien het overwerk plaatsvindt op een feestdag, zulks inclusief het bepaalde in artikel 22, eerste lid. Bij collectieve arbeidsovereenkomst kunnen lagere toeslagen dan die genoemd in het eerste, tweede en derde lid, worden overeengekomen. Indien het overwerk geen volle uren betreft, vindt, met inachtneming van artikel 14, eerste tot en met derde lid, evenredige compensatie op de voet van het eerste tot en met het derde lid plaats. Bij schriftelijke overeenkomst kan worden overeengekomen dat de in dit artikel bedoelde compensatie voor overwerk geheel of gedeeltelijk in betaald verlof plaatsvindt op voet van de in het eerste tot en met het derde lid genoemde toeslagen. Artikel 16 Bijzondere bepalingen overwerk
1.
2.
3. 4.
Indien de werkgever de werknemer oproept overwerk te verrichten op een dag, waarop hij geen arbeid verricht, wordt het overwerk geacht tenminste drie uren te duren. In het geval de arbeidsduur per dag inclusief overwerk tenminste tien uren is, is de werkgever verplicht de werknemer een warme maaltijd of een daartoe toereikende vergoeding te geven. Bij collectieve arbeidsovereenkomst kan van het eerste en tweede lid worden afgeweken. Een opdracht tot het verrichten van overwerk wordt door de werkgever zo tijdig mogelijk aan de werknemer gegeven. Bij het geven van een opdracht tot overwerk dient de werkgever de belangen van de werknemer zo veel mogelijk in acht te nemen. Artikel 17 Verbod van overwerk
De Directeur is bevoegd het laten verrichten van overwerk binnen een bepaalde onderneming, al dan niet ten aanzien van een bepaalde werknemer of groep van werknemers, te verbieden, aan een maximum omvang te verbinden of hieraan voorwaarden te verbinden, indien hem dat met het oog op de gezondheid of het welzijn van die werknemer of werknemers wenselijk voorkomt, dan wel indien hij oordeelt, dat de behoefte aan overwerk binnen die onderneming het gevolg is van een structureel tekort aan werknemers binnen die onderneming.
52
Arbeidsregeling 2000
Hoofdstuk 4 Verbod van kinderarbeid Artikel 18 Verbod van kinderarbeid Het is verboden kinderen, al dan niet tegen betaling en al dan niet op grond van een arbeidsovereenkomst, arbeid te laten verrichten. Artikel 19 Definitie kinderarbeid 1.
2.
Voor de toepassing van artikel 18 wordt onder arbeid mede verstaan alle werkzaamheden buiten een onderneming, met uitzondering van werkzaamheden: a. in of ten behoeve van het gezin, waarin het kind wordt opgevoed; b. in scholen, werkkampen en opvoedingsgestichten, mits deze werkzaamheden een opvoedkundig karakter dragen en niet in de eerste plaats gericht zijn op het behalen van een economisch voordeel. Bij of krachtens landsbesluit houdende algemene maatregelen kan, al dan niet onder het stellen van beperkingen of voorwaarden, worden bepaald dat voor de toepassing van artikel 18 onder arbeid niet wordt verstaan: werkzaamheden, verricht door kinderen van twaalf jaar of ouder, die: a. noodzakelijk zijn voor het leren van een vak of beroep mits niet plaatsvindend voor 7.00 uur en niet na 19.00 uur; b. uit de aard ervan door kinderen plegen te worden verricht, mits niet plaatsvindend gedurende schooltijd en niet voor 7.00 uur en niet na 19.00 uur; c. lichamelijk of geestelijk geen hoge eisen stellen of een gevaarlijk karakter dragen, mits niet plaatsvindend gedurende schooltijd en niet voor 7.00 uur en niet na 19.00 uur.
Arbeidsregeling 2000
53
Hoofdstuk 5 Arbeid door jeugdigen Artikel 20 Verbod nachtarbeid jeugdigen Het is verboden jeugdigen arbeid te laten verrichten gedurende de tijd voorafgaand aan 7.00 uur en volgend op 19.00 uur. Artikel 21 Verbod gevaarlijke arbeid jeugdigen 1. 2.
Het is verboden jeugdigen gevaarlijke arbeid te laten verrichten. Bij landsbesluit houdende algemene maatregelen wordt bepaald welke arbeid tenminste als gevaarlijke arbeid moet worden aangemerkt voor de toepassing van het eerste lid.
Hoofdstuk 6 Feestdagen Artikel 22 Aanspraak loon op feestdagen 1.
2.
3.
4.
De werknemer behoudt over een feestdag aanspraak op tenminste het loon dat hij op die dag gedurende de voor hem geldende normale arbeidstijd zou hebben verdiend, indien die dag geen feestdag zou zijn. In afwijking van het eerste lid, heeft de werknemer, die daadwerkelijk schemawerk verricht op een feestdag, aanspraak op tenminste tweemaal het loon, dat hij op die dag gedurende de voor hem geldende normale arbeidstijd zou hebben verdiend, indien die dag geen feestdag zou zijn. Iedere aanspraak op grond van dit artikel vervalt van rechtswege indien, de werknemer verplicht is werk te verrichten op een feestdag en hij deze verplichting zonder wettige reden geheel of gedeeltelijk niet nakomt. De vergoeding van één of meer feestdagen mag niet in de vorm van een opslag op het loon worden uitgekeerd. 38 Artikel 23 Definitie feestdag
1.
38
54
Voor de toepassing van deze landsverordening en de daarop berustende bepalingen wordt verstaan onder feestdag: a. Nieuwjaarsdag;
P.B. 2001, 129.
Arbeidsregeling 2000
b.
2.
3.
4.
de datum vallende na de datum van de in de eilandgebieden Bonaire, Curaçao, Saba en St. Eustatius afzonderlijk gehouden Carnavalsoptocht voor wat betreft die eilandgebieden en de datum vallende voor de datum van de in het eilandgebied Sint Maarten gehouden Carnavalsoptocht voor wat betreft dat eilandgebied; c. de Goede Vrijdag; d. de Eerste en Tweede Paasdag; e. de Hemelvaartsdag; f. de Pinksterzondag; g. de Eerste en Tweede Kerstdag; h. de dag waarop de verjaardag van de Koningin officieel wordt gevierd; i. de Dag van de Arbeid; j. de datum 21 oktober als zijnde “Antillendag”; k. de datum 6 september voor het eilandgebied Bonaire, de datum 2 juli voor het eilandgebied Curaçao, de datum 11 november voor het eilandgebied Sint Maarten, de datum 16 november voor het eilandgebied Sint Eustatius en de datum van de eerste vrijdag van december voor het eilandgebied Saba. De Dag van de Arbeid wordt jaarlijks gevierd op 1 mei, tenzij die dag op een zondag valt of op die dag de verjaardag van de Koningin officieel wordt gevierd, in welke gevallen de Dag van de Arbeid op de eerst volgende werkdag wordt gevierd. het Bestuurscollege van een eilandgebied is bevoegd te bepalen dat in het eilandgebied de in het eerste lid onder b of k bedoelde feestdag op een andere datum wordt gevierd. Bij landsbesluit houdende algemene maatregelen kan worden bepaald dat andere dan in de vorige leden bedoelde dagen als feestdagen gelden.
Hoofdstuk 7 Bijzondere bepalingen Artikel 24 Verlenging arbeidsduur 1.
2. 3.
In afwijking van de artikelen 8 en 14 kan de Directeur op een daartoe strekkend verzoek bij beschikking de arbeidsduur inclusief overwerk voor een onderneming voor een bepaalde tijd vaststellen op ten hoogste 60 uren per week, berekend over een periode van vier weken, voor zover dit voor die onderneming, gezien de bijzondere omstandigheden van het geval, noodzakelijk is voor een gezonde bedrijfsvoering. Aan de beschikking bedoeld in het eerste lid, kunnen voorwaarden worden verbonden. Wijzigingen in de werktijden, rusttijden en arbeidsduur in een onderneming, waarvoor een beschikking, bedoeld in het eerste lid, geldt, alsmede alle andere relevante wijzigingen in de bedrijfsvoering, worden
Arbeidsregeling 2000
55
niet doorgevoerd zonder voorafgaande schriftelijke goedkeuring van de Directeur. De Directeur kan aan zijn goedkeuring nadere voorwaarden verbinden. Artikel 25 Huishoudelijk personeel 1.
2.
Op huishoudelijk werk of persoonlijke diensten, verricht in dienst van een natuurlijke persoon in de huishouding van die persoon, zijn de artikelen 8 tot en met 17 niet van toepassing, met dien verstande dat ten aanzien van de werknemer, die bedoelde arbeid verricht, geldt dat: a. de arbeidsduur per dag ten hoogste 11 uren en per week ten hoogste 55 uren bedraagt; b. de werknemer in iedere periode van zeven dagen zijn wekelijkse rustdag geniet; c. de arbeidstijd tussen 6.00 uur en 22.00 uur ligt, tenzij de dienstbetrekking uitsluitend of hoofdzakelijk ziet op de verzorging van de natuurlijke persoon of één of meer van diens huisgenoten en deze verzorging uitsluitend of hoofdzakelijk dient plaats te vinden buiten de vorenbedoelde tijdstippen.; d. de werknemer na iedere vijf uur arbeid een pauze van tenminste een half uur geniet; e. de werknemer gedurende feestdagen is vrijgesteld van dienst met behoud van loon; f. dat arbeid, welke de dagelijkse of wekelijkse arbeidsduur bedoeld onder a, overschrijdt, alsmede arbeid, verricht buiten de arbeidstijd of gedurende diens pauze wordt beloond met een toeslag van 50 percent van het loon van de werknemer per gewerkt uur, waarbij afronding naar boven geschiedt op halve uren; g. dat arbeid verricht op de rustdag of op een feestdag wordt beloond met een toeslag van 100 percent van het loon van de werknemer per gewerkt uur, waarbij afronding naar boven geschiedt op halve uren. De verplichtingen bedoeld in de artikelen 28 tot en met 30, zijn niet van toepassing op de natuurlijke persoon, bedoeld in het eerste lid. Artikel 26 Arbeid in vol-continu bedrijf
1.
56
Voor de toepassing van dit artikel wordt verstaan onder arbeid in een volcontinu bedrijf: arbeid, die niet uitsluitend een ondersteunend karakter draagt, en die wordt verricht in een onderneming waarbinnen naar de aard van het bedrijfs- of productieproces gedurende 24 uur per dag zonder onderbreking arbeid dient te worden verricht.
Arbeidsregeling 2000
2.
3.
4.
Ten aanzien van arbeid, verricht in een vol-continu bedrijf, geldt in afwijking van de desbetreffende bepalingen van deze landsverordening, het volgende: a. Artikel 9, tweede lid, onder c, is niet van toepassing; b. In afwijking van artikel 9, derde lid, organiseert de werkgever de arbeid zodanig dat de rustdag van de werknemer tenminste éénmaal per dertien weken op zondag valt; c. In afwijking van artikel 10, eerste lid, geldt dat de werkgever de werknemer op een dag waarop deze meer dan zes uren arbeid verricht een pauze van tenminste een half uur toestaat, tenzij de dienst dat niet toelaat; d. Artikel 11, derde, vierde en negende lid, is niet van toepassing; e. Artikel 12, derde lid, is niet van toepassing; f. Artikel 14, tweede en derde lid, is niet van toepassing, met dien verstande dat de arbeidsduur inclusief overwerk per week in geen geval meer dan 60 uur bedraagt. De Directeur is bevoegd ten aanzien van een bepaalde onderneming te bepalen dat de in die onderneming verrichte arbeid niet wordt beschouwd als arbeid bedoeld in het eerste lid. Niettegenstaande het bepaalde in het tweede lid is de Directeur bevoegd ten aanzien van een werknemer of een groep van werknemers, die in een bepaalde onderneming arbeid als bedoeld in het eerste lid verrichten, aanvullende voorwaarden te verbinden ten aanzien van de arbeidsduur, de arbeidsduur inclusief overwerk, de werktijden, de pauze en de rusttijden, indien hem dat met het oog op de gezondheid of het welzijn van die werknemer of groep van werknemers wenselijk voorkomt. Artikel 27 Afwijking bij landsbesluit
Bij landsbesluit, houdende algemene maatregelen, kunnen ten aanzien van een bepaalde bedrijfstak of ten aanzien van een bepaalde soort arbeid nadere of afwijkende regels worden gesteld ten aanzien van de artikelen 8 tot en met 16.
Hoofdstuk 8 Administratieve bepalingen Artikel 28 Arbeidslijst 1.
In de onderneming wordt op een plaats, die vrij toegankelijk is voor de betrokken werknemers, een arbeidslijst op zodanige wijze opgehangen, dat daarvan gemakkelijk kennis kan worden genomen. De arbeidslijst geeft een systematisch overzicht van de verschillende binnen de onderneming aanwezige functies en het daarbij begrote personeelsbestand, alsmede van de binnen de onderneming gehanteerde
Arbeidsregeling 2000
57
2.
3.
4.
5.
werktijden of werkroosters en van de binnen de onderneming geldende rusttijden. Indien de op de arbeidslijst vermelde arbeidstijden geheel of gedeeltelijk vallen binnen de in artikel 9, eerste lid, bedoelde rusttijd, dan wel indien de arbeidslijst geheel of gedeeltelijk betrekking heeft op werknemers, die schemawerk verrichten, zendt de werkgever onverwijld een afschrift van de arbeidlijst, alsmede bericht van iedere wijziging daarvan, toe aan de Directeur. De Directeur is bevoegd de toepassing van de werktijden of een werkrooster, zoals opgenomen in de arbeidslijst, ten aanzien van een werknemer of een bepaalde groep werknemers in een onderneming geheel of gedeeltelijk te verbieden dan wel daaromtrent bindende aanwijzingen te geven, indien: a. hij oordeelt, dat de aard van de onderneming, bedoeld in artikel 2, tweede lid onder e, arbeid gedurende de op de arbeidslijst vermelde arbeidstijden niet noodzakelijk maakt. Een en ander uitsluitend voor zover die arbeidstijden vallen binnen de in artikel 9, eerste lid, bedoelde rusttijd; dan wel b. hem dat met het oog op de gezondheid of het welzijn van de betreffende werknemer of werknemers wenselijk voorkomt. Indien er ten behoeve van de betreffende onderneming een beschikking, bedoeld in artikel 24, is afgegeven, wordt een afschrift daarvan aan de arbeidslijst gehecht, op zodanige wijze dat daarvan door de betrokken werknemers gemakkelijk kennis kan worden genomen. Bij landsbesluit houdende algemene maatregelen kunnen nadere regels gesteld worden waaraan de arbeidslijst dient te voldoen. Artikel 29 Personeelsregister
De werkgever overlegt op verzoek van de Directeur een personeelsregister, waarin de namen, geboortedata en nationaliteiten van de werknemers in de onderneming vermeld staan. Van werknemers, die niet van rechtswege zijn toegelaten in de Nederlandse Antillen, wordt het nummer en de datum van afgifte van de verblijfsvergunning vermeld. Artikel 30 Overwerkregister De werkgever overlegt op verzoek van de Directeur een register van het binnen zijn onderneming verrichte overwerk over ten hoogste de afgelopen twaalf maanden. Het register geeft een overzicht van de namen van de werknemers, die overwerk hebben verricht, de data waarop het overwerk is verricht, de duur van het verrichte overwerk per werknemer en de voor het overwerk gegeven compensatie.
58
Arbeidsregeling 2000
Hoofdstuk 9 Bezwaar en beroep Artikel 31 Bezwaar 1.
2.
3.
4. 5.
Tegen een beschikking van de Directeur op grond van deze landsverordening of de daarop berustende bepalingen kan binnen 6 weken na de dagtekening daarvan bezwaar worden ingediend bij de Directeur. Het bezwaar heeft geen schorsende werking. Het bezwaarschrift bevat tenminste: a. de naam en het adres van de indiener; b. de dagtekening; c. een omschrijving van de beschikking waartegen het bezwaarschrift is gericht; d. de gronden van het bezwaar. De Directeur beslist op het bezwaar binnen zes weken na ontvangst daarvan. De Directeur kan de beslissing voor ten hoogste zes weken verdagen onder schriftelijke mededeling daarvan aan de indiener. Verklaart de Directeur het bezwaar gegrond, dan treedt die beslissing in de plaats van de bestreden beschikking. Indien het bezwaarschrift niet voldoet aan de in het eerste en tweede lid gestelde vereisten verklaart de Directeur het bezwaar niet-ontvankelijk. Indien niet is voldaan aan de in het tweede lid gestelde vereisten geeft de Directeur de indiener van het bezwaar echter eerst een redelijke termijn om de door hem geconstateerde gebreken te herstellen. Artikel 32 Beroep
1.
2.
3.
Tegen de beslissing op het bezwaar, bedoeld in artikel 31, kan, onder overlegging van een afschrift van die beslissing, binnen 6 weken na dagtekening daarvan beroep worden aangetekend bij de Gouverneur. Het beroep heeft geen schorsende werking. De vereisten, welke in artikel 31, eerste en tweede lid, worden gesteld aan het bezwaarschrift, zijn van overeenkomstige toepassing op het beroepschrift. Voor zover de Gouverneur het beroep ontvankelijk en gegrond acht, vernietigt hij de bestreden beschikking en neemt zonodig in de plaats daarvan een nieuwe beslissing.
Arbeidsregeling 2000
59
Hoofdstuk 10. Naleving en toezicht op de naleving Artikel 33 Zorgplicht werkgever 1.
2. 3.
4.
De werkgever draagt er zorg voor, dat in de onderneming geen arbeid wordt verricht in strijd met het bepaalde bij of krachtens deze landsverordening. Tevens draagt de werkgever er zorg voor, dat de voorwaarden, die door de Directeur krachtens deze landsverordening worden gesteld, nageleefd worden. Met de werkgever bedoeld in het eerste lid, worden gelijkgesteld het hoofd en de bestuurder van de onderneming. Gelijke verplichtingen als bedoeld in het eerste lid, rusten op het toezichthoudend personeel, voor zover door de werkgever belast met de zorg voor de naleving van de in dat lid bedoelde bepalingen. De werkgever dan wel het toezichthoudend personeel worden geacht aan de verplichtingen als bedoeld in het eerste respectievelijk derde lid te hebben voldaan, indien zij aantonen dat door hen de nodige bevelen zijn gegeven, de nodige maatregelen zijn genomen, de nodige middelen zijn verschaft en tevens het redelijkerwijze te vorderen toezicht is gehouden om de naleving te verzekeren van de bepalingen, voor de naleving waarvan zij verplicht zijn zorg te dragen. Artikel 34 Toezicht
1.
2. 3.
4.
60
Met het toezicht op de naleving van het bij deze landsverordening bepaalde zijn belast de daartoe bij landsbesluit aan te wijzen ambtenaren en andere personen. Een aanwijzing als bedoeld in het eerste lid wordt bekendgemaakt in de Curaçaosche Courant. Bij de uitoefening van hun taak dragen de toezichthoudende ambtenaren en personen een legitimatiebewijs bij zich. Desgevraagd tonen zij hun legitimatiebewijs aanstonds. Het legitimatiebewijs bevat een foto van de toezichthoudende ambtenaar of persoon en vermeldt in ieder geval diens naam en hoedanigheid. De krachtens het eerste lid aangewezen ambtenaren en personen zijn, uitsluitend voorzover dat voor de uitoefening van hun taak redelijkerwijs noodzakelijk is, bevoegd: a. alle inlichtingen te vragen; b. inzage te verlangen van alle boeken, bescheiden en andere informatiedragers en daarvan afschrift te nemen of deze daartoe tijdelijk mee te nemen;
Arbeidsregeling 2000
c.
5. 6.
7.
alle plaatsen, met uitzondering van woningen, zonder de uitdrukkelijke toestemming van de bewoner, te betreden, vergezeld van de daartoe door hen aangewezen personen; d. woningen of tot woning bestemde gedeelten van vaartuigen zonder de uitdrukkelijke toestemming van de bewoner te betreden. Zonodig, wordt de toegang tot een plaats als bedoeld in het vierde lid, onderdeel c, verschaft met behulp van de sterke arm. Op het binnentreden van woningen of van tot woning bestemde gedeelten van vaartuigen als bedoeld in het vierde lid, onderdeel d, is titel X van het Derde Boek van het Wetboek van Strafvordering van overeenkomstige toepassing, met uitzondering van de artikelen 155, vierde lid, 156, tweede lid, 157, tweede en derde lid, 158, eerste lid, laatste volzin, en 160, eerste lid, en met dien verstande dat de machtiging wordt verleend door de procureur-generaal. Een ieder is verplicht de in het eerste lid bedoelde ambtenaren en personen alle medewerking te verlenen die op grond van het vierde lid wordt gevorderd. Artikel 35 Geheimhoudingsplicht
Een ieder die betrokken is bij de uitvoering van deze landsverordening en daarbij de beschikking krijgt over gegevens waarvan hij het vertrouwelijke karakter kent of redelijkerwijs moet vermoeden, en voor wie niet reeds uit hoofde van ambt, beroep of wettelijk voorschrift ter zake van die gegevens een geheimhoudingsplicht geldt, is verplicht tot geheimhouding van die gegevens, behoudens voor zover enig wettelijk voorschrift hem tot mededeling verplicht of uit zijn taak de noodzaak tot mededeling voortvloeit.
Hoofdstuk 11 Strafbepalingen Artikel 36 Strafbepalingen 1.
2.
3.
Hij, die opzettelijk de artikelen 8, derde lid, 9, vierde lid, 10, tweede lid, 11, tweede lid, 18, 20 of 21, eerste lid, overtreedt, wordt gestraft met een gevangenisstraf van ten hoogste vier jaren, een geldboete van ten hoogste honderdduizend gulden of met beide straffen. Hij, die een voorschrift, verplichting of voorwaarde, bij of krachtens deze landsverordening gesteld, niet of niet volledig naleeft, wordt gestraft met hechtenis van ten hoogste een jaar, een geldboete van ten hoogste vijfentwintigduizend gulden of met beide straffen. De in het eerste lid strafbaar gestelde feiten zijn misdrijven. De in het tweede lid strafbaar gestelde feiten zijn overtredingen.
Arbeidsregeling 2000
61
Hoofdstuk 12 Overgangs- en slotbepalingen Artikel 37 Overgangsbepaling Indien en voor zover op het tijdstip van inwerkingtreding van deze landsverordening overeenkomsten of reglementen bestaan, welke in voor de werknemer nadelige zin afwijken van het bij of krachtens deze landsverordening bepaalde, dan blijft het bij die overeenkomsten of reglementen bepaalde voor ten hoogste een jaar na inwerkingtreding van deze landsverordening ten aanzien van die werknemer gelden. Artikel 38 Overgangsbepaling ten opzichte van Arbeidsregeling 1952 Indien toepassing van het bij of krachtens deze landsverordening bepaalde voor de werknemer, op wie de Arbeidsregeling 1952 tot het moment van inwerkingtreding van deze landsverordening van toepassing was, voor hem nadelig is ten opzichte van toepassing van de Arbeidsregeling 1952 of de daarop berustende bepalingen, dan vindt toepassing daarvan niet eerder plaats dan na een jaar na inwerkingtreding van deze landsverordening, tenzij de werknemer uitdrukkelijk schriftelijk instemt met een eerdere toepassing daarvan, dan wel indien die eerdere toepassing bij collectieve arbeidsovereenkomst wordt overeengekomen. Artikel 39 Overgangsbepaling bij goedgekeurde werktijdenregeling De werkgever, die op het moment van inwerkingtreding van deze landsverordening beschikt over een goedgekeurde werktijdenregeling als bedoeld in artikel 2, eerste lid, van Arbeidsbesluit I (PB 1954, no. 93), waarin een arbeidsduur wordt toegepast welke afwijkt van de artikelen 8 of 14 van deze landsverordening, wordt geacht voor een periode van ten hoogste een jaar, te rekenen vanaf de dag van inwerkingtreding van deze landsverordening, te beschikken over de toestemming bedoeld in artikel 24. De eerste volzin is van overeenkomstige toepassing op de werkgever die beschikt over een goedgekeurde werktijdenregeling, bedoeld in artikel 1, eerste lid van het Horeca-besluit (P.B. 1968, no. 3) of een goedgekeurde werktijdenregeling, bedoeld in artikel 1, eerste lid, van het Arbeidsbesluit Casino (P.B. 1977, no. 35). Artikel 40 Overgangbepaling bij schemawerk in bakkersbedrijf 1.
62
Ten aanzien van de werknemer van 18 jaar of ouder, die schemawerk verricht in een bakkersbedrijf en wiens arbeid bestaat uit het bakken van brood of banket dan wel uit werkzaamheden die daarmee direct samenhangen en op wie op tot het moment van inwerkingtreding van deze landsverordening het bepaalde in Arbeidsbesluit II (P.B. 1954, no.
Arbeidsregeling 2000
2. 3.
94) van toepassing was, geldt gedurende ten hoogste een jaar na inwerkingtreding van deze landsverordening dat: a. in afwijking van artikel 8, tweede lid, de arbeidsduur per week ten hoogste 45 uur bedraagt, berekend over een periode van vier weken met dien verstande dat de arbeidsduur per dag ten hoogste 10 uren bedraagt;39 b. als rusttijd geldt de rusttijd bepaald in artikel 9, tweede lid, met dien verstande dat in afwijking daarvan tevens de tijd na 23.00 uur en de tijd voor 5.00 uur als rusttijd geldt; c. arbeidsduur inclusief overwerk gelijk is aan de arbeidsduur, bedoeld in artikel 14, tweede lid, en dat voorts ten aanzien van overwerk de bepalingen, die gelden voor de werknemer die schemawerk verricht, van overeenkomstige toepassing zijn. Het eerste lid laat de toepassing van artikel 24 onverlet. Artikel 28, derde lid, is van overeenkomstige toepassing. Artikel 4140 Vervallen. Artikel 42 Vrij van zegel en registratie
Alle ten gevolge van deze landsverordening opgemaakte, overgelegde en over te leggen stukken zijn vrij van zegel en worden, indien registratie verplicht is gesteld, kosteloos geregistreerd. Artikel 43 Inwerkingtreding 1.
2.
3.
39 40
Deze landsverordening treedt in werking met ingang van de eerste dag van de maand, volgend op de maand van uitgifte van het Publicatieblad, waarin haar afkondiging is geschied. Met ingang van de datum van inwerkingtreding van deze landsverordening komen te vervallen de Arbeidsregeling 1952 (P.B. 1952, no. 93) en de daarop berustende regelingen, met dien verstande dat het Arbeidsbesluit jeugdige personen (P.B. 1989, no. 47) met ingang van evengenoemd tijdstip geacht wordt te strekken ter uitvoering van artikel 21, tweede lid. Indien de door de regering op 26 oktober 1999 aan de Staten aangeboden ontwerp-Landsverordening administratieve rechtspraak (Zitting 1999-2000-2303) nadat deze tot landsverordening is verheven, in
P.B. 2000, 172. P.B. 2000, 172.
Arbeidsregeling 2000
63
werking treedt, dan komen de artikelen 31 en 32 op het zelfde tijdstip te vervallen. Artikel 44 Verslag De Minister van Arbeid en Sociale Zaken zendt binnen drie jaar na inwerkingtreding van deze Landsverordening aan de Staten een verslag over de doeltreffendheid en de effecten van deze Landsverordening. Artikel 45 Aanhaling Deze landsverordening kan worden aangehaald als de “Arbeidsregeling 2000”.
64
Arbeidsregeling 2000
Arbeidsbesluit I Artikel 1 Definities Dit landsbesluit verstaat onder “arbeid”, “onderneming”, “arbeiders”, “bevoegde autoriteit”, “week”, “voorwaarde” en “overwerk”, hetgeen daaronder wordt verstaan door de Arbeidsregeling 1952. Artikel 2 Toepassingsgebied 1.
2.
3.
41 42
Het bepaalde in de artikelen 5, 8, 9 en 17 van de Arbeidsregeling 1952 is niet van toepassing ten aanzien van: a. arbeid, welke om redenen van technische of maatschappelijke aard op alle tijden moet kunnen worden verricht, met inbegrip van werkzaamheden welke ten behoeve van of in verband met de uitvoering van zondanige arbeid noodzakelijk zijn; b. arbeid, welke gedeeltelijk bestaat uit het ter beschikking zijn van de arbeider, waarbij deze niet vrij is in zijn doen en laten; c. vervallen;41 d. arbeid in scheepvaart- en luchtvaartondernemingen en in ondernemingen vertegenwoordigende scheepvaarten luchtvaartondernemingen, welke verband houdt met de werkzaamheden bedoeld in artikel 2, letters c tot en met f van de Arbeidsregeling 1952; e. arbeid, welke, zonder te voldoen aan de omschrijving onder letter a van dit artikel, regelmatig – geheel of gedeeltelijk gedurende rusttijd – als bedoeld in artikel 8 van de Arbeidsregeling 1952 moet kunnen worden verricht42 mits die arbeid en werkzaamheden worden verricht volgens werktijdenregelingen welke door de bevoegde autoriteit, gehoord de commissie bedoeld in artikel 21, eerste lid van de Arbeidsregeling 1952, zijn goedgekeurd. Aan deze goedkeuring kunnen voorwaarden worden verbonden. De bevoegde autoriteit beslist of enigerlei soort arbeid beschouwd moet worden als arbeid bedoeld in het vorige lid, behoudens het bepaalde in artikel 5. Ten aanzien van de arbeid bedoeld in het eerste lid, kan worden afgeweken van het aanvangsuur van de dag, vastgesteld in artikel 4, eerste lid, letter g van de Arbeidsregeling 1952, mits die afwijking door de bevoegde autoriteit, gehoord de commissie, bedoeld in artikel 21 lid 1 van
P.B. 1968, 3. P.B. 1963, 208.
Arbeidsbesluit I
65
die regeling is goedgekeurd, of in een collectieve arbeidsovereenkomst is opgenomen. 43 Artikel 344 Maximum Arbeidstijd De arbeidstijd ingevolge een werktijdenregeling als bedoeld in artikel 2, met inbegrip van overwerk, mag niet meer bedragen dan gemiddeld vier en zestig uren per week, berekend over een periode van vier weken, dan wel, indien het een arbeider betreft als bedoeld in artikel 5, tweede lid van de Arbeidsregeling 1952, twee en zeventig uren per week, berekend over een periode van vier weken, onverminderd de verplichting tot vergoeding van overwerk ingevolge artikel 22 van de Arbeidsregeling 1952 en behoudens het bepaalde in de artikelen 6 en 7. Artikel 4 Wijziging werktijdenregeling Wijziging van een werktijdenregeling als bedoeld in artikel 2 ter verlenging/verschuiving van de arbeidstijden dan wel ter verkorting/verschuiving van de rusttijden, mag, behoudens ingeval zodanige verlenging/verschuiving of verkorting/verschuiving gevorderd is wegens invoering, wijziging of afschaffing van ploegenstelsels, en onverminderd het bepaalde in artikel 3, niet geschieden dan na verkregen goedkeuring van de bevoegde autoriteit, gehoord de commissie, bedoeld in artikel 21, eerste lid van de Arbeidsregeling 1952. Artikel 5 Hoger Beroep 1.
2.
Tegen een beslissing van de bevoegde autoriteit ingevolge artikel 2 of artikel 4, kan binnen dertig dagen na kennisneming daarvan beroep worden aangetekend bij de Gouverneur. Wordt in beroep de beslissing vernietigd of gewijzigd, dan treedt de beslissing in beroep respectievelijk de gewijzigde beslissing daarvoor in de plaats. Artikel 645 Vergoeding van overwerk
Indien een arbeider behoort tot een categorie van arbeiders, die op het tijdstip van de inwerkingtreding van de Arbeidsregeling 1952 in geval van overwerk geen aanspraak had op een in geld uitgedrukte vergoeding voor overwerk, kan 43
P.B. 1963, 208. P.B. 1958, 83. 45 P.B. 1958, 83. 44
66
Arbeidsbesluit I
aan die arbeider, in afwijking in zoverre van de desbetreffende bepalingen in genoemde regeling, worden gegeven: a. in plaats van de geldelijke vergoeding, bedoeld in het tweede lid van artikel 22 van de Arbeidsregeling 1952, geheel of gedeeltelijk, een vergoeding in vrije tijd van tenminste anderhalve maal onderscheidenlijk tweemaal de duur van het overwerk; b. in plaats van de geldelijke vergoeding, bedoeld in het tweede lid van artikel 23 van de Arbeidsregeling 1952, geheel of gedeeltelijk, een vergoeding in vrije tijd van tenminste tweemaal het aantal uren, gedurende welke de arbeider andere arbeid dan overwerk heeft verricht. Artikel 746 Uitzonderingsbepalingen De vergoeding voor overwerk als bedoeld in artikel 22 van de Arbeidsregeling 1952, is niet verschuldigd: a. indien voor een arbeider op zijn verzoek dan wel voor een bepaalde categorie van arbeiders op verzoek van de meerderheid hunner, een werktijdenregeling als bedoeld in artikel 2 is vastgesteld en goedgekeurd, krachtens welke afwisselend in een periode langer en in aansluitende gelijke periode een gelijk aantal uren minder dan de voor hem of hen geldende, over het tijdvak van vier weken berekende gemiddelde arbeidstijd wordt gewerkt; b. indien aan wachtlopende arbeiders op hun verzoek bij wijze van uitzondering toestemming is verleend om van wacht te wisselen. Artikel 8 Inwerkingtreding Dit landsbesluit, hetwelk kan worden aangehaald als “Arbeidsbesluit I”, treedt in werking met ingang van de dag waarop de Arbeidsregeling 1952 met betrekking tot arbeid en categorieën van arbeiders als in dit landsbesluit bedoeld, voor de eilandgebieden Aruba en Curaçao in werking treedt.
46
P.B. 1958, 83.
Arbeidsbesluit I
67
Arbeidsbesluit II Artikel 1 Definities In dit landsbesluit wordt verstaan onder: a. broodbakkerij: alle open of besloten ruimten, behorende tot een inrichting, waar ten behoeve van een onderneming brood wordt bereid of stoffen een daartoe strekkende bewerking ondergaan, voor zover in die ruimten, al of niet voortdurend, met de broodbereiding verband houdende werkzaamheden worden verricht; b. bakkersarbeid: alle werkzaamheden verricht in een broodbakkerij, met uitzondering van die dienende tot bewaking of tot reiniging der inrichting, tot herstelling van ovens of werktuigen, die tot herstelling of onderhoud van gebouwen, alsmede die tot het stoken van een stoomketel, voor zover laatstbedoelde werkzaamheden worden verricht door een arbeider, die in de onderneming geen andere arbeid verricht dan het bedienen van een stoommachine of een stoomketel; c. bakker: een arbeider, die al of niet voortdurend in de onderneming van een ander bakkersarbeid verricht. Artikel 2 Werktijden De werktijden voor bakkers bedraagt ten hoogste 8½ uur per dag en 48 uren per week. De bepalingen van artikel 8 van de Arbeidsregeling 1952 zijn ten deze niet van toepassing. Artikel 3 Verbodsbepalingen 1. 2.
3.
Het is verboden des Zondags bakkersarbeid te verrichten. Indien een zon- of feestdag onmiddellijk gevolgd wordt door een of meer andere zon- of feestdagen, mag op dier dagen, ter keuze van de werkgever, bakkersarbeid worden verricht. Indien op de Goede Vrijdag bakkersarbeid is verricht, is het niet geoorloofd op een der beide Paasdagen deze arbeid te verrichten. Artikel 4 Afwijkingsbevoegdheid
Indien zich bijzondere omstandigheden voordoen kan door de in de Arbeidsregeling 1952 genoemde autoriteit schriftelijk een voorwaardelijk of onvoorwaardelijk vergunning worden gegeven, dat in broodbakkerijen wordt afgeweken van het bepaalde bij voorgaande artikelen, de Commissie ex artikel 21, vierde lid der Arbeidsregeling 1952 gehoord.
68
Arbeidsbesluit II
Artikel 5 Inwerkingtreding Dit landsbesluit, hetwelk kan worden aangehaald als “Arbeidsbesluit II”, treedt in werking met ingang van het tijdstip van inwerkingtreding van de Arbeidsregeling 1952.
Arbeidsbesluit II
69
Arbeidsbesluit III Artikel 1 Werktijden 1.
2.
In afwijking van artikel 8, eerste lid sub d van de Arbeidsregeling 1952 mogen de werkzaamheden van kappers, barbiers en schoonheidsspecialisten ook worden verricht op werkdagen tussen 18.30 uur en 21.00 uur. Eveneens in afwijking van artikel 8, eerst lid sub d van de Arbeidsregeling 1952 mogen schoonmaakwerkzaamheden worden verricht in winkels, kantoren en werkplaatsen op dagen, welke geen Zondagen of daarmede gelijkgestelde dagen zijn, van 18.30 uur tot 24 uur. Artikel 2 Inwerkingtreding
Dit landsbesluit, hetwelk kan worden aangehaald als “Arbeidsbesluit III”, treedt in werking met ingang van het tijdstip van inwerkingtreding van de Arbeidsregeling 1952.
70
Arbeidsbesluit III
Horecabesluit Artikel 147 Arbeidsduur 1.
2.
Bij arbeid in ondernemingen, waarvoor een vergunning is verleend ingevolge de Vergunningsverordening 1949 dan wel enige andere wettelijke regeling ter vervanging van genoemde verordening, mag de arbeidsduur ten hoogste acht en een half uur per dag bedragen en achtenveertig uren per week, mits de arbeid wordt verricht volgens werktijdenregelingen welke door de bevoegde autoriteit, gehoord de commissie bedoeld in artikel 21 eerste lid van de Arbeidsregeling 1952, zijn goedgekeurd. Aan deze goedkeuring kunnen voorwaarden worden verbonden. Bij arbeid als in het eerste lid bedoeld is het bepaalde in de artikelen 5, 8 en 9, voor zover het nachtarbeid van vrouwen betreft, artikel 17 van de Arbeidsregeling 1952 niet van toepassing. Artikel 2 Vervallenverklaring art. 2, lid 1, sub c Arbeidsbesluit I
Bij de inwerkingtreding van dit landsbesluit vervalt het gestelde in artikel 2, lid 1 sub c van het Arbeidsbesluit I (P.B. 1954, no. 93) Artikel 3 Inwerkingtreding Dit landsbesluit, kan worden aangehaald als “Horecabesluit”, treedt in werking met ingang van de dag na die van zijn afkondiging.
47
P.B. 1968, 3.
Horecabesluit
71
Arbeidsbesluit Casino Artikel 1 Arbeidsduur 1.
2.
3.
Bij arbeid in ondernemingen, waarvoor een vergunning is verleend ingevolge de Landsverordening Hazardspelen1948 dan wel enige andere wettelijke regeling ter vervanging van genoemde landsverordening, mag de arbeidsduur ten hoogste acht en een half uur per dag en een gemiddelde arbeidstijd van ten hoogste vijfenvijftig uren per week, berekend over een periode van vier weken, bedragen, mits de arbeid wordt verricht volgens werktijdenregelingen welke door de bevoegde autoriteit, gehoord de commissie bedoeld in artikel 21 eerste lid van de Arbeidsregeling 1952, zijn goedgekeurd. Aan deze goedkeuring kunnen voorwaarden worden verbonden. Bij arbeid als in het eerste lid bedoeld is het bepaalde in de artikelen 5, 7, 8 en 9 en voor zover het nachtarbeid van vrouwen betreft, artikel 17 van de Arbeidsregeling 1952 niet van toepassing. De tewerkstelling van vrouwen in een onderneming als bedoeld in het eerste lid kan slechts geschieden met inachtneming van de voorwaarden dat er op grond van sekse geen onderscheid zal mogen worden gemaakt tussen de salariëring van mannen en die van vrouwen. Artikel 2 Inwerkingtreding
Dit landsbesluit, dat kan worden aangehaald als “Arbeidsbesluit Casino”, treedt in werking met ingang van de dag na die van zijn afkondiging.
72
Arbeidsbesluit Casino
Arbeidsbesluit Hotels, Restaurants en Casino’s 2000 Artikel 1 Arbeidsduur 1.
2.
3.
De arbeidsduur voor de werknemer, die werk verricht in de bedrijfstakken respectievelijk bedrijfssectoren hotels, restaurants en casino’s, zoals omschreven in de letters H, onderdelen 551 en 552, en N, onderdeel 92420, van de CBS bedrijfstak – classificatie versie 2-mei 98, bedraagt per week maximaal 48 uren, berekend over een periode van vier weken, met dien verstande dat de arbeidsduur per dag maximaal tien uren bedraagt. Betreft het een werkgever in de bedrijfssector casino’s, genoemd in de eerste volzin, die op het moment van inwerkingtreding van de Arbeidsregeling 2000 beschikte over een goedgekeurde werktijdenregeling, bedoeld in artikel 1, eerste lid, van het Arbeidsbesluit Casino (P.B. 1977, no. 35), dan bedraagt de arbeidsduur voor de werknemer per week maximaal de in die goedgekeurde werktijdenregeling genoemde arbeidsduur, voor zover dat aantal uren meer is dan het in de eerste volzin genoemde aantal uren, berekend over een periode van vier weken, met dien verstande dat de arbeidsduur per dag maximaal tien uren bedraagt.48 Het is verboden een werknemer arbeid te laten verrichten, waardoor de arbeidsduur genoemd in het eerste lid, wordt overschreden, anders dan bij wijze van overwerk. Bij collectieve arbeidsovereenkomst kan van het eerste lid worden afgeweken. Artikel 249 Afwijking van Arbeidsregeling 2000
1.
48 49
Ten aanzien van arbeid, verricht in de bedrijfstakken in de bedrijfssectoren hotels en restaurants zoals omschreven in letter H, onderdelen 551 en 552, CBS versie 2-mei 98 en casino’s, geldt in afwijking van de desbetreffende bepalingen van de Arbeidsregeling 2000 (P.B. 2000, no. 67), het volgende: a. Artikel 9, eerste lid, onderdelen a en c, van de Arbeidsregeling 2000 zijn niet van toepassing; b. Artikel 9, tweede lid, onderdelen a en c, van de Arbeidsregeling 2000 zijn niet van toepassing; c. In afwijking van artikel 9, tweede lid, onderdeel d, van de Arbeidsregeling 2000 heeft de werknemer geen recht op tenminste vijf feestdagen vrijstelling van arbeid per kalenderjaar;
P.B. 2001, 115. P.B. 2001, 115.
Arbeidsbesluit Hotels, Restaurants en Casino’s
73
d.
2.
74
In afwijking van artikel 9, derde lid, van de Arbeidsregeling 2000 organiseert de werkgever de arbeid zodanig dat de rustdag van de werknemer tenminste éénmaal per dertien weken op zondag valt; e. In afwijking van artikel 10, eerste lid, van de Arbeidsregeling 2000 geldt dat de werkgever de werknemer op een dag waarop deze meer dan zes uren arbeid verricht een pauze van tenminste een half uur toestaat, tenzij de dienst dat niet toelaat; f. Artikel 11, derde, vierde en negende lid, van de Arbeidsregeling 2000 is niet van toepassing; g. Artikel 12, derde lid, van de Arbeidsregeling 2000 (P.B. 2000, no. 67) is niet van toepassing; h. In afwijking van artikel 14, eerste lid, van de Arbeidsregeling 2000 bedraagt de arbeidsduur, bedoeld in artikel 8, eerste lid, van de Arbeidsregeling 2000, inclusief overwerk ten hoogste 55 uren per week, berekent over een periode van vier weken, met dien verstande dat de arbeidsduur inclusief overwerk per dag nier meer dan 11 uren bedraagt en de arbeidsduur inclusief overwerk berekend over een periode van 13 weken niet meer dan 48 uren per week bedraagt; i. Artikel 14, tweede en derde lid, van de Arbeidsregeling 2000 (P.B. 2000, no. 67) is niet van toepassing, met dien verstande dat de arbeidsduur inclusief overwerk per week in geen geval meer dan 60 uur bedraagt; j. Artikel 15, tweede lid, onderdeel a, van de Arbeidsregeling 2000 is niet van toepassing; k. In afwijking van artikel 15, tweede lid, onderdeel b, van de Arbeidsregeling 2000 moet aan de werknemer die geen schemawerk verricht, naast de overwerktoeslag bovendien een overwerktoeslag worden betaald van tenminste 50 percent van zijn uurloon, indien het overwerk wordt verricht op diens rustdag, bedoelt in artikel 9, eerste lid, onderdeel b, of op een feestdag als bedoeld in artikel 23 van de Arbeidsregeling 2000; l. Artikel 15, tweede lid, onderdeel c, van de Arbeidsregeling 2000 is niet van toepassing; m. Artikel 15, derde lid, onderdelen a, b en d, van de Arbeidsregeling 2000 zijn niet van toepassing; n. In afwijking van artikel 15, derde lid, onderdeel c, van de Arbeidsregeling 2000 moet aan de werknemer die schemawerk verricht, naast de overwerktoeslag bovendien een overwerktoeslag worden betaald van tenminste 50 percent van zijn uurloon, indien het overwerk plaatsvindt op de dag die volgens zijn werkrooster een rustdag of een feestdag als bedoeld in artikel 23 van de Arbeidsregeling 2000 is. Niettegenstaande het bepaalde in het eerste lid is de Directeur bevoegd ten aanzien van een werknemer of een groep van werknemers, die in een bepaalde onderneming arbeid als bedoelt in het eerste lid verrichten,
Arbeidsbesluit Hotels, Restaurants en Casino’s
aanvullende voorwaarden te verbinden ten aanzien van de arbeidsduur, de arbeidsduur inclusief overwerk, de werktijden, de pauze en de rusttijden, indien dat met het oog op de gezondheid of het welzijn van die werknemer of groep van werknemers bepaaldelijk noodzakelijk is. 50 Artikel 3 Inwerkingtreding Dit landsbesluit treedt in werking met ingang van de dag na die van de uitgifte van het Publicatieblad waarin het is geplaatst. Artikel 4 Aanhaling Dit landsbesluit wordt aangehaald als “Arbeidsbesluit hotels, restaurants en casino’s 2000”.
50
P.B. 2001, 115.
Arbeidsbesluit Hotels, Restaurants en Casino’s
75
Vakantieregeling 194951 I Definities Artikel 1 Definities In deze landsverordening en de naar aanleiding daarvan uitgevaardigde besluiten wordt verstaan: Onder werkgever: ieder natuurlijk of rechtspersoon, die een of meer arbeiders in dienst heeft. Voor de toepassing van deze landsverordening wordt voor zoveel betreft de werkgever, die arbeid in één of meer der eilandgebieden van de Nederlandse Antillen doet verrichten doch daarbuiten woont of gevestigd is, diens vertegenwoordiger of agent in één of meer dezer eilandgebieden, binnen welke de arbeid wordt verricht, als zodanig aangemerkt. De Regering van de Nederlandse Antillen en de Besturen der eilandgebieden worden niet als werkgever in de zin van dit artikel beschouwd ten aanzien van die arbeiders, die zij anders dan op burgerrechtelijke overeenkomst in hun dienst hebben. Onder arbeider: ieder, die in dienstverhouding tegen loon arbeid verricht. Voor de toepassing van deze landsverordening worden niet als arbeiders beschouwd personen, die krachtens de bepalingen van het Tweede Boek van het Wetboek van Koophandel recht hebben op vakantie, thuiswerkers en inwonende kinderen van een werkgever, die uitsluitend voor zijn rekening arbeid verrichten.52 Onder loon: elke uitkering in welke vorm ook, welke de arbeider als vergoeding voor zijn arbeid gedurende de voor hem geldende arbeidstijd van zijn werkgever ontvangt, uitgezonderd overwerkgelden, premiegelden en vergoedingen voor het tijdelijk verrichten van andere dan zijn gewone arbeid; voor de berekening van het loon worden meegerekend ontvangsten van derden, welke van invloed zijn op de voorwaarden der arbeidsovereenkomst. Het loon per dag, voorzover niet op deze wijze vastgesteld, wordt berekend: a. voor de arbeider voor wie een zesdaagse werkweek geldt:
51 52
76
P.B. 1968, 112. (Geldende tekst) P.B. 1981, 250.
Vakantieregeling 1949
1.
b.
door het tussen werkgever en arbeider overeengekomen loon per uur te vermenigvuldigen met het gemiddelde aantal werkuren per week van de betrokken arbeider en het verkregen product te delen door 6; 2. door het weekloon te delen door 6; 3. door het maandloon te vermenigvuldigen met drie en het verkregen product te delen door 78; voor de arbeider voor wie een vijfdaagse werkweek geldt: 1. door het tussen werkgever en arbeider overeengekomen loon per uur te vermenigvuldigen met het gemiddeld aantal werkuren per week van de betrokken arbeider en het verkregen product te delen door 5; 2. door het weekloon te delen door 5; 3. door het maandloon te vermenigvuldigen met drie en het verkregen product te delen door 65.
II Van de vakantie Artikel 2 Aanspraak op vakantie 1.
2.
3.
53 54
De arbeider heeft voor ieder jaar, dat hij onafgebroken werkzaam is geweest in dienst van éénzelfde werkgever, aanspraak op vakantie gedurende tenminste driemaal het bedongen aantal werkdagen per week met behoud van het loon, dat hij tijdens zijn vakantie met werken zou hebben verdiend, met dien verstande evenwel dat de arbeider voor wie een zesdaagse werkweek geldt aanspraak heeft op vakantie van tenminste vijftien werkdagen. 53 De werkgever is verplicht de arbeider op diens verzoek de in het vorige lid bedoelde vakantie te verlenen, behoudens het bepaalde in de artikelen 5, 6, en 7, terwijl de arbeider verplicht is deze vakantie, ook indien ongevraagd verleend, te nemen. Niet als werkdagen worden aangemerkt de voor de arbeider krachtens zijn werktijdenregeling geldende rustdagen en, voor zover betreft de arbeider die niet werkzaam is krachtens een werktijdenregeling welke op grond van een regeling ter uitvoering van artikel 20 van de Arbeidsregeling 1952 (P.B. 1958, no. 24) werd goedgekeurd, tevens de krachtens die landsverordening met de zondag gelijkgestelde dagen.54
P.B. 1981, 250. P.B. 1981, 250.
Vakantieregeling 1949
77
Artikel 3 Verval van aanspraak op vakantie 1.
2.
De aanspraak op vakantie over een afgelopen jaar vervalt, indien de arbeider gedurende dat jaar van zijn werk is weggebleven: a. wegens ziekte of ongeval in totaal tenminste zes maanden; b. ter voldoening aan wettelijke verplichtingen in totaal tenminste zes weken. Ingeval van afwezigheid van het werk zonder toestemming van de werkgever en zonder wettige reden, verliest de arbeider zijn aanspraak op een overeenkomstig deel van zijn vakantie, waarbij een gedeelte van een dag gerekend wordt als een gehele dag. Artikel 4 Verlening vakantie
1. 2.
3.
De vakantie wordt bij voorkeur onafgebroken verleend. Indien de arbeider het verzoekt of de werkzaamheden het wenselijk maken, kan de vakantie worden gesplitst. Tenminste de helft van de vakantie wordt echter aaneensluitend verleend. De beslissing omtrent het tijdstip, waarop de vakantie zal ingaan, alsmede die omtrent de tijdvakken, waarin de vakantie overigens zal worden gesplitst berust bij de werkgever. Daarbij dient, voor zover de belangen van het bedrijf en die van het overige personeel dit toelaten, zoveel mogelijk rekening te worden gehouden met de wensen van de arbeider. Artikel 4a55 Verbod opslag loon
De vergoeding van één of meer vakantiedagen mag niet in de vorm van een opslag op het loon worden uitgekeerd.
III Van uitstel en intrekking der vakantie Artikel 5 Uitstel van vakantie De werkgever kan een vakantie, waarvan het tijdstip van ingang reeds overeenkomstig artikel 4 is vastgesteld, slechts om redenen van bedrijfsbelang of op verzoek van de arbeider uitstellen en op een later tijdstip doen ingaan.
55
78
P.B. 2001, 129.
Vakantieregeling 1949
Artikel 6 Intrekking van vakantie 1.
2.
De werkgever kan een vakantie, welke reeds is ingegaan, slechts om redenen van bedrijfsbelang of op verzoek van de arbeider intrekken en het nog niet genoten deel daarvan op een later tijdstip doen ingaan, een en ander onverminderd het bepaalde in artikel 4 lid 2, tweede volzin. De dag, waarop de arbeider als gevolg van de intrekking slechts gedeeltelijk vakantie geniet, wordt niet geteld als een vakantiedag. Artikel 7 Arbeidsongeschiktheid of ziekte tijdens vakantie
1.
2.
Indien de arbeider bij de aanvang van zijn vakantie ongeschikt is tot werken in de zin van de Landsverordening Ongevallenverzekering (P.B. 1966, no.14) dan wel op dat tijdstip of tijdens zijn vakantie ziek is of wordt in de zin der Landsverordening Ziekteverzekering (P.B. 1966, no. 15), wordt de vakantie onderscheidenlijk het nog niet genoten deel daarvan, beschouwd, als te zijn ingetrokken. Het bepaalde in artikel 6 is voorzover mogelijk van overeenkomstige toepassing. Artikel 8 Vergoeding van kosten bij uitstel of intrekking van vakantie
De werkgever vergoedt de schade ter zake van eventuele reis- of verblijfskosten, welke de arbeider als onmiddellijk gevolg van uitstel der vakantie krachtens artikel 5 dan wel intrekking daarvan op grond van artikel 6 mocht lijden, tenzij het uitstel of de intrekking op verzoek van de arbeider is geschied.
IV Van samenvoeging van en vergoeding voor niet genoten vakantie Artikel 9 Meenemen vakantiedagen 1.
2.
56
De vakantie, waarop aanspraak is verkregen, doch welke nog niet genoten is op het tijdstip, dat een nieuwe aanspraak ontstaat, en de vakantie krachtens deze nieuwe aanspraak worden samengevoegd tot een maximum aantal werkdagen gelijk aan zesmaal het bedongen aantal werkdagen per week. 56 De werkgever is verplicht de samengevoegde maximum vakantie binnen drie maanden na aanvraag te doen ingaan, terwijl de arbeider verplicht is deze vakantie ook indien ongevraagd verleend, te nemen. Voor bedrijven,
P.B. 1981, 250.
Vakantieregeling 1949
79
3.
waarin op basis van vierentwintig uren per dag wordt gewerkt, geldt een termijn van zes maanden. De samengevoegde maximum vakantie wordt onafgebroken verleend en kan niet worden uitgesteld of ingetrokken, behoudens het bepaalde in artikel 7, in welk geval het niet genoten deel daarvan ingaat de dag volgende op die van het herstel van de arbeider in de zin der desbetreffende regeling. Artikel 10 Betaling voor niet genoten vakantie bij einde dienstbetrekking
1.
2.
De werkgever betaalt de arbeider voor niet genoten vakantie, waarop bij het eindigen der dienstbetrekking aanspraak bestaat, een bedrag gelijk aan zijn in geld uitgedrukt, ten tijde van dat eindigen geldend, loon over het aantal dagen der niet genoten vakantie. Voor de toepassing van het bepaalde in het voorgaande lid en in afwijking van het bepaalde in artikel 2, lid 1, wordt onverminderd het bepaalde in artikel 3 geacht mede aanspraak te bestaan op een evenredig aantal vakantiedagen over de periode gedurende welke de arbeider bij dezelfde werkgever onafgebroken in dienst is geweest en waarover hij geen vakantie heeft genoten. Bij de berekening van het aantal vakantiedagen wordt een gedeelte van een dag gerekend als een gehele dag. 57
V Algemene bepalingen Artikel 11 Verbod verrichting arbeid tijdens vakantie Het is de arbeider verboden gedurende een hem verleende vakantie arbeid ten behoeve van zijn werkgever of derden te verrichten. Artikel 12 Verbod werkgever om werknemer arbeid te laten verrichten Het is de werkgever verboden de arbeider gedurende diens vakantie werkzaamheden te laten verrichten. Artikel 1358 Vervallen.
57 58
80
P.B. 1981, 250. P.B. 1997, 237 (XLII).
Vakantieregeling 1949
Artikel 1459 Register De werkgever houdt een register bij van de per arbeider verleende en genoten vakantie; het register ligt ter inzage voor de arbeiders en de toezichthoudende personen. Artikel 15 Vrij van zegel en registratie Alle tengevolge van deze landsverordening opgemaakte of overlegde stukken, verzoekschriften en beschikkingen zijn vrij van het recht van zegel en van de formaliteit van registratie. Artikel 16 Afwijking 1.
2.
De vakantieregeling in een arbeidsovereenkomst of arbeidsreglement mag slechts ten voordele van de arbeider van het in deze landsverordening bepaalde afwijken. Als niet overeengekomen wordt beschouwd iedere voorwaarde, welke erop gericht is de aanspraak op vakantie geheel of gedeeltelijk afhankelijk te doen zijn van de verlenging of wijziging der arbeidsovereenkomst dan wel van het aangaan van een andere arbeidsovereenkomst.
VA Toezicht Artikel 16a60 Toezicht 1.
2.
59 60
Met het toezicht op de naleving van het bij of krachtens deze landsverordening bepaalde zijn belast de daartoe bij landsbesluit aangewezen personen. Een zodanige aanwijzing wordt bekendgemaakt in De Curaçaosche Courant. De krachtens het eerste lid aangewezen personen zijn, uitsluitend voor zover dat voor de vervulling van hun taak redelijkerwijze noodzakelijk is, bevoegd: a. alle inlichtingen te vragen; b. inzage te verlangen van alle boeken, bescheiden en andere informatiedragers en daarvan afschrift te nemen of deze daartoe tijdelijk mee te nemen;
P.B. 1997, 237 (XLII). P.B. 1997, 237 (XLII).
Vakantieregeling 1949
81
c.
3. 4.
5.
alle plaatsen, met uitzondering van woningen zonder de uitdrukkelijke toestemming van de bewoner, te betreden, vergezeld van door hen aangewezen personen. Zo nodig, wordt de toegang tot een plaats als bedoeld in het tweede lid, onderdeel d, verschaft met behulp van de sterke arm. Bij landsbesluit, houdende algemene maatregelen, kunnen regels worden gesteld met betrekking tot de wijze van taakuitoefening van de krachtens het eerste lid aangewezen personen. Een ieder is verplicht aan de krachtens het eerste lid aangewezen personen alle medewerking te verlenen die op grond van het tweede lid wordt gevorderd.
VI. Strafbepalingen Artikel 17 Strafbepalingen 1.
2.
Met hechtenis van ten hoogste een maand of geldboete van ten hoogste duizend gulden wordt gestraft hij, die het bepaalde bij de artikelen 2, 4a, 9, 11, 12 en 14 niet of niet volledig nakomt. 61 De feiten in het vorige lid bedoeld, worden beschouwd als overtredingen. Artikel 1862 Vervallen.
VII Slotbepalingen Artikel 1963 Aanhaling 1.
2.
Deze landsverordening kan worden aangehaald als “Vakantieregeling”, onder toevoeging van het jaartal van het Publicatieblad, waarin zij is geplaatst. Zij treedt in werking met ingang van de dag na die harer afkondiging. Artikel 2064 Vervallen.
61
P.B. 1997, 237; P.B. 2001, 129. P.B. 1997, 237 (XLII). 63 P.B. 1997, 237 (XLII). 64 P.B. 1997, 237 (XLII). 62
82
Vakantieregeling 1949
Artikel 21 Overgangsbepaling De periode, gedurende welke de arbeider vóór de inwerkingtreding van deze landsverordening onafgebroken werkzaam is geweest in dienst van een werkgever, wordt tot een maximum van één jaar medegerekend, bij de bepaling van de aanspraak op vakantie krachtens artikel 2. Overgangsbepaling van P.B. 1952, no. 166 Artikel 2 De arbeider, die bij het inwerkingtreden van deze landsverordening onafgebroken werkzaam is geweest in dienst van eenzelfde werkgever gedurende minder dan een jaar, heeft aanspraak op vakantie van een werkdag voor iedere maand diensttijd.
Vakantieregeling 1949
83
Landsverordening Minimumlonen Hoofdstuk I Algemene bepalingen Artikel 165 Minister Voor de toepassing van het bij of krachtens deze landsverordening bepaalde wordt onder de Minister verstaan de Minister van Arbeid en Sociale Zaken. Artikel 266 Toepassingsgebied 1.
2.
Voor de toepassing van het bij of krachtens deze landsverordening bepaalde wordt ten aanzien van een dienstbetrekking onder normale arbeidsduur verstaan de arbeidsduur die in soortgelijke dienstbetrekkingen ingevolge de overeenkomsten waarop zij plegen te berusten, het arbeidsreglement, de collectieve arbeidsovereenkomst of de betrokken wettelijke regeling als volledige dienstbetrekking wordt beschouwd. De Minister kan, de Sociaal-Economische Raad gehoord, ambtshalve dan wel op gezamenlijk verzoek van een werkgever of een rechtspersoonlijkheid bezittende organisatie van werkgevers en een zodanige organisatie van werknemers ten aanzien van een door hem aangewezen categorie dienstbetrekkingen de arbeidsduur vaststellen die voor de toepassing van het bij of krachtens deze landsverordening bepaalde als normale arbeidsduur wordt beschouwd. Artikel 3 Dienstbetrekking
1.
2.
65 66
84
Voor de toepassing van het bij of krachtens deze landsverordening bepaalde wordt onder dienstbetrekking verstaan de dienstbetrekking krachtens arbeidsovereenkomst naar burgerlijk recht. Onder dienstbetrekking wordt mede verstaan de arbeidsverhouding van degene die krachtens overeenkomst met een ander tegen beloning geregeld bemiddeling verleent bij het tot stand komen van overeenkomsten van die ander – of een opdrachtgever van deze – met derden, mits hij de bedoelde bemiddeling uitsluitend voor die ander verleent, het verlenen van die bemiddeling niet een voor hem bijkomstige
P.B. 1990, 20 P.B. 1990, 20
Landsverordening Minimumlonen
3.
werkzaamheid is en hij zich daarbij doorgaans niet door meer dan twee personen laat bijstaan. Onder dienstbetrekking wordt niet verstaan de arbeidsverhouding tussen de werkgever en zijn echtgenoot of tussen de werkgever en een bij hem inwonend pleegkind of een bij hem inwonende bloed- of aanverwant in de rechte lijn of in de zijlijn tot en met de derde graad. 67 Artikel 4 Werknemer
1.
2.
Voor toepassing van het bij of krachtens deze landsverordening bepaalde wordt onder werknemer verstaan de natuurlijke persoon, die in het kader van een dienstbetrekking werkzaamheden verricht. Ten opzichte van de betrokken werkgever en de bemanning worden voor de toepassing van het bij of krachtens deze landsverordening bepaalde als deel van de Nederlandse Antillen beschouwd luchtvaartuigen, die ingeschreven staan in het luchtvaartuigregister, bedoeld in het Curaçaos Luchtvaartbesluit 1935 (P.B. 1935, no. 96), zoals gewijzigd laatstelijk bij landsverordening van de 16de november 1961 (P.B. 1961, no. 193), en schepen met thuishaven in de Nederlandse Antillen en/of varend met een zeebrief van de Nederlandse Antillen, die uitsluitend of in hoofdzaak dienst doen in het verkeer tussen de eilanden van de Nederlandse Antillen. Artikel 5 Werkgever
1.
2.
Voor de toepassing van het bij of krachtens deze landsverordening bepaalde wordt onder werkgever verstaan de natuurlijk of rechtspersoon of het lichaam, tot wie een werknemer in dienstbetrekking staat. In het geval, bedoeld in artikel 3, tweede lid, wordt onder werkgever verstaan de natuurlijke persoon of rechtspersoon of het lichaam, met wie de overeenkomst tot het verlenen van bemiddeling is gesloten. Artikel 6 Werkdag
Voor de toepassing van het bij of krachtens deze landsverordening bepaalde wordt onder werkdag verstaan een dag, waarop de werknemer arbeid heeft verricht, of een dag, waarop hij weliswaar geen arbeid heeft verricht, doch waarover hij desalniettemin recht heeft op loon, ingevolge enige wettelijke bepaling, uit de overeenkomst waarop de dienstbetrekking berust.
67
P.B. 2000, 69.
Landsverordening Minimumlonen
85
Artikel 7 Loon 1.
2. 3.
4.
5.
Voor de toepassing van het bij of krachtens deze landsverordening bepaalde worden onder loon verstaan de geldelijke inkomsten die een vast bestanddeel van het inkomen uit hoofde van een dienstbetrekking van een werknemer vormen met uitzondering van: a. verdiensten uit overwerk; b. vakantiebijslagen; c. winstuitkeringen; d. uitkeringen bij bijzondere gelegenheden; e. uitkeringen ingevolge aanspraken om na verloop van tijd of onder een voorwaarde één of meer uitkeringen te ontvangen; f. vergoedingen voorzover zij geacht kunnen worden te strekken tot bestrijding van noodzakelijke kosten, die de werknemer in verband met zijn dienstbetrekking heeft te maken; g. bijzondere vergoedingen voor kostwinners en gezinshoofden. Bij landsbesluit, houdende algemene maatregelen kunnen andere uitzonderingen dan de in het eerste lid genoemde worden gesteld. Bij landsbesluit, houdende algemene maatregelen kan worden bepaald, dat tot een daarbij aangewezen categorie behorende niet geldelijke inkomsten uit hoofde van de dienstbetrekking mede onder loon worden verstaan. De Minister stelt de geldswaarde van deze inkomsten vast, de Sociaal-Economische Raad gehoord. De werkgever of werknemer kan zich tot de Minister wenden met een daartoe strekkend verzoek. De Minister kan de Sociaal-Economische Raad gehoord, regelen stellen naar welke wordt beoordeeld welke inkomsten moeten worden aangemerkt als uitkeringen of vergoedingen als bedoeld in het eerste lid onder c tot en met g. Alvorens de Gouverneur een voordracht tot een landsbesluit, houdende algemene maatregelen, als bedoeld in het tweede of derde lid, wordt gedaan, stelt de Minister de Sociaal-Economische Raad in de gelegenheid, hem terzake van advies te dienen.
Hoofdstuk II Minimumloon Artikel 8 Vaststelling minimumloon 1.
86
Uit de overeenkomst, waarop een dienstbetrekking berust, heeft de werknemer, die de leeftijd van 21 jaar heeft bereikt, voor de arbeid door hem in dienstbetrekking verricht, jegens de werkgever tenminste aanspraak op een loon, dat gebaseerd is op het minimumuurloon, bedoeld in de volgende artikelen. Indien het loon naar tijdruimte wordt vastgesteld, geschiedt de vaststelling van het minimumloon voor die
Landsverordening Minimumlonen
2.
3.
4.
5.
tijdruimte, tenzij anders overeengekomen, onder afronding op hele guldens naar boven, als volgt: minimum-weekloon: het aantal gewerkte uren per week te vermenigvuldigen met het minimumuurloon; minimum-maandloon: het aantal gewerkte uren per week te vermenigvuldigen met het minimumuurloon en het verkregen product te vermenigvuldigen met 4,33. 68 Bij landsbesluit houdende algemene maatregelen, kan worden bepaald, dat werknemers - dan wel dat werknemers, behorende tot een bij dit landsbesluit aangewezen categorie - beneden de leeftijd van 21 jaar die een bij dit landsbesluit aangewezen lagere leeftijd hebben bereikt, eveneens aanspraak hebben op een bij dit landsbesluit vast te stellen minimumloon, dat in redelijke verhouding staat tot de in artikel 9 genoemde bedragen. 69 Beloningen, die de werknemer van 21 jaar of ouder voor arbeid, door hem in de dienstbetrekking verricht, van derden ontvangt, worden, voor zover zij deel uitmaken van de arbeidsvoorwaarden, voor de toepassing van het bij of krachtens het eerste of tweede lid bepaalde geacht van de werkgever te zijn ontvangen. Uitkeringen waarop een werknemer van 21 jaar of ouder, ingevolge enige wettelijke bepaling of uit de overeenkomst waarop de dienstbetrekking berust, recht heeft over een periode waarin hij tijdens de dienstbetrekking geen arbeid heeft verricht, worden voor de toepassing van het bij of krachtens het eerste of tweede lid bepaalde, aangemerkt als het minimumloon. Alvorens de Gouverneur een voordracht tot een landsbesluit, houdende algemene maatregelen, als bedoeld in het tweede lid te doen, stelt de Minister de Sociaal-Economische Raad in de gelegenheid, hem terzake van advies te dienen. Artikel 970 Minimumloon
1.
Het minimumuurloon bedraagt voor werknemers van 21 jaar of ouder, werkzaam in de industrie met uitzondering van de elektronische industrie en de textiel- en kledingindustrie, olieopslagplaatsen, de sector ambacht met uitzondering van stoffeerderijen en schoenreparatiebedrijven, de bouwnijverheid, het bank- en verzekeringswezen, accountants-, notaris-, en advocatenkantoren, ingenieursen architectenbureaus, stuwadoorsbedrijven, de binnensleepvaart en de binnenvaart en aanverwante takken van bedrijf of beroep in het eilandgebied: a. Curaçao : NAF. 6.14;
68
P.B. 2000, 69. P.B. 1990, 20; P.B. 2000, 69 70 P.B. 1990, 20; P.B. 2000, 69; P.B. 2006, 97. 69
Landsverordening Minimumlonen
87
2.
3.
88
b. Bonaire : NAF. 6,16; c. Saba : NAF. 6,12; d. Sint Eustatius : NAF. 5,82; e. Sint Maarten : NAF. 7,79. Het minimumuurloon bedraagt voor werknemers van 21 jaar of ouder, werkzaam in het vervoer met uitzondering van stuwadoorsbedrijven alsmede met uitzondering van de binnensleepvaart en de binnenvaart, het communicatiewezen, het hotel-, restaurant- en amusementswezen, apotheken, de dienstverlening met uitzondering van die vermeld in het eerste, derde en vierde lid, en de aanverwante takken van bedrijf of beroep: a. in het eilandgebied: 1. Curaçao : NAF. 5,20; 2. Bonaire : NAF. 5,36; 3. Saba : NAF. 4,62; 4. Sint Eustatius : NAF. 4,04; 5. Sint Maarten : NAF. 6,35; b. vanaf de datum van ingang van de tweede fase van gelijktrekking in het eilandgebied: 1. Curaçao : NAF. 5,49; 2. Bonaire : NAF. 5,68; 3. Saba : NAF. 5,20; 4. Sint Eustatius : NAF. 4,76; 5. Sint Maarten : NAF. 6,35; c. vanaf de datum van ingang van de derde fase van gelijktrekking in het eilandgebied: 1. Curaçao : NAF. 6.14; 2. Bonaire : NAF. 6,16; 3. Saba : NAF. 6,12; 4. Sint Eustatius : NAF. 5,82; 5. Sint Maarten : NAF. 7,79. Het minimumuurloon bedraagt voor werknemers van 21 jaar of ouder, werkzaam in de landbouw, tuinbouw, veeteelt en visserij, de handel met uitzondering van apotheken, de elektronische industrie, de textiel- en kledingindustrie, wasserijen, stoffeerderijen, schoenreparatiebedrijven en alle andere takken van bedrijf of beroep die niet begrepen zijn onder de werking van het eerste of het tweede lid: a. in het eilandgebied: 1. Curaçao : NAF. 5,20; 2. Bonaire : NAF. 5,36; 3. Saba : NAF. 4,62; 4. Sint Eustatius : NAF. 4,04; 5. Sint Maarten : NAF. 6,35; b. vanaf de datum van ingang van de tweede fase van gelijktrekking in het eilandgebied: 1. Curaçao : NAF. 5,49;
Landsverordening Minimumlonen
4.
5.
6.
2. Bonaire : NAF. 5,68; 3. Saba : NAF. 5,20; 4. Sint Eustatius : NAF. 4,76; 5. Sint Maarten : NAF. 6,35; c. vanaf de datum van ingang van de derde fase van gelijktrekking in het eilandgebied: 1. Curaçao : NAF. 6.14; 2. Bonaire : NAF. 6,16; 3. Saba : NAF. 6,12; 4. Sint Eustatius : NAF. 5,82; 5. Sint Maarten : NAF. 7,79. Het minimumuurloon bedraagt voor werknemers van 21 jaar of ouder, die in hoofdzaak of uitsluitend huishoudelijke diensten in de huishouding van natuurlijke personen verrichten: a. in het eilandgebied: 1. Curaçao : NAF. 4,16; 2. Bonaire : NAF. 4,30; 3. Saba : NAF. 4,91; 4. Sint Eustatius : NAF. 4,75; 5. Sint Maarten : NAF. 5,34; b. vanaf de datum van ingang van de tweede fase van gelijktrekking in het eilandgebied: 1. Curaçao : NAF. 4,97; 2. Bonaire : NAF. 5,15; 3. Saba : NAF. 5,34; 4. Sint Eustatius : NAF. 5,12; 5. Sint Maarten : NAF. 5,85; c. vanaf de datum van ingang van de derde fase van gelijktrekking in het eilandgebied: 1. Curaçao : NAF. 6.14; 2. Bonaire : NAF. 6,16; 3. Saba : NAF. 6,12; 4. Sint Eustatius : NAF. 5,82; 5. Sint Maarten : NAF. 7,79. In afwijking van het bepaalde in het tweede lid ten aanzien van dienstverlening, wordt het minimumloon voor werknemers van 21 jaar of ouder, die als ter beschikking gestelde arbeidskrachten in de zin van de Landsverordening op het ter beschikking stellen van arbeidskrachten (P.B. 1989, no. 73) feitelijk werkzaam zijn in een tak van bedrijf of beroep waarop het eerste lid van toepassing is, bepaald overeenkomstig laatstgenoemd lid. Bij landsbesluit, houdende algemene maatregelen, kunnen de in het eerste en in het tweede lid genoemde takken van bedrijf of beroep onder de werking van het tweede respectievelijk het derde lid worden gebracht en kunnen de in het tweede en derde lid genoemde takken van bedrijf of
Landsverordening Minimumlonen
89
7.
8.
9.
10.
11.
beroep onder de werking van een van de voorgaande leden worden gebracht. De Minister kan op voorstel van het bestuurscollege van een eilandgebied voor dat eilandgebied, voor een door hem te bepalen termijn, hogere of lagere dan de in het eerste tot en met vierde lid genoemde bedragen vaststellen. Een zodanig besluit kan hij op voorstel van het bestuurscollege wijzigen of intrekken. Alvorens een besluit krachtens het zesde lid bij de Gouverneur voor te dragen of een beschikking krachtens het zevende lid te nemen, stelt de Minister de Sociaal-Economische Raad in de gelegenheid hem terzake van advies te dienen. Waar in deze landsverordening wordt verwezen naar de in dit artikel genoemde bedragen, worden als zodanig, indien toepassing is gegeven aan artikel 13, de daarbij laatstelijk in hun plaats gestelde bedragen aangemerkt. De takken van bedrijf of beroep, vermeld in de bijlage bij deze landsverordening, vallen onder de werking van het daarbij aangegeven lid van artikel 9. De minister kan, de Sociaal-Economische Raad gehoord, ambtshalve dan wel op gezamenlijk verzoek van een werkgever of een rechtspersoonlijkheid bezittende organisatie van werkgevers en een zodanige organisatie van werknemers andere takken van bedrijf of beroep aan een der drie hoofdrubrieken van die bijlage toevoegen. De datum van ingang van de tweede fase en de datum van ingang van de derde fase van de in het tweede, derde en vierde lid bedoelde gelijktrekking worden beide afzonderlijk bij landsbesluit, houdende algemene maatregelen, vastgesteld. Artikel 10 Periode van afrekening
Indien bij collectieve arbeidsovereenkomst een periode van afrekening, welke meerdere uitbetalingstermijnen, omvat, is vastgesteld, wordt zodanige periode van afrekening voor de toepassing van artikel 9 als uitbetalingstermijn beschouwd. Een periode van afrekening kan ten hoogste drie maanden omvatten. Artikel 11 Verlaging minimumloon 1.
90
De Minister kan op verzoek van een werkgever of een rechtspersoonlijkheid bezittende organisatie van werkgevers of van werknemers het minimumloon van tot een door hem aangewezen categorie behorende werknemers in een onderneming dan wel in een tak van bedrijf of beroep voor telkenmale ten hoogste een jaar op lagere dan de in artikel 9 eerste, tweede, of derde lid genoemde bedragen vaststellen indien naar zijn oordeel het voortbestaan van of de omvang der
Landsverordening Minimumlonen
2.
3.
4.
bedrijvigheid in die onderneming dan wel die tak van bedrijf of beroep ernstig wordt bedreigd. Aan deze vaststelling kunnen voorwaarden worden verbonden. Op een verzoek wordt niet beslist, zo lang niet is gebleken dat de verzoeker met de naar het oordeel van de Minister representatieve organisaties van werknemers onderscheidenlijk van werkgevers terzake overleg heeft gepleegd. 71 Bij toepassing van het eerste lid zullen de daarin bedoelde bedragen niet lager kunnen worden gesteld dan op 75% van de in artikel 9 genoemde bedragen. Alvorens een beschikking krachtens het eerste lid te nemen, stelt de Minister de Sociaal-Economische Raad in de gelegenheid hem terzake van advies te dienen. 72 Een beschikking van de Minister krachtens het eerste lid wordt in het publicatieblad bekend gemaakt. Artikel 1273 Vervallen. Artikel 12a74 Minimumloon arbeidsongeschikte of werknemer in opleiding
Indien ten aanzien van een werknemer, die door ziekte of gebreken niet ten volle geschikt is voor de door hem te verrichten arbeid dan wel op grond van een leerof opleidingsovereenkomst werkzaam is, toekenning van het bedrag, dat krachtens de artikelen 8 tot en met 12 voor hem als minimumloon geldt, in verband met zijn arbeidsprestatie redelijkerwijs niet kan worden gevergd, stelt de Minister op verzoek van de betrokken werkgever of werknemer danwel ambtshalve voor een daarbij aan te geven periode een lager bedrag als minimumloon voor die werknemer vast. Artikel 1375 Indexering 1.
Indien uit de door het Centraal Bureau voor de Statistiek vast te stellen prijsindexcijfers van de gezinsconsumptie blijkt, dat het cijfer voor de maand augustus van het lopende jaar, vergeleken met het cijfer voor de maand augustus van het voorafgaande jaar is gestegen of gedaald, kan de minister, de Sociaal-Economische Raad en het Bestuurscollege van het betrokken eilandgebied gehoord, bedragen vaststellen, die met
71
P.B. 1990, 20 P.B. 1990, 20 73 P.B. 2000, 69. 74 P.B. 1990, 20 75 P.B. 1990, 20 72
Landsverordening Minimumlonen
91
2.
3.
4.
ingang van 1 januari van het komende jaar in de plaats treden van de in artikel 9 eerste tot en met vierde lid, genoemde bedragen. De minister bepaalt welk prijsindexcijfer van de gezinsconsumptie zoals vastgesteld door het Centraal Bureau voor de Statistiek voor de toepassing van het bepaalde in de eerste zin wordt gebruikt. Het cijfer kan voor de onderscheiden eilandgebieden verschillend zijn. 76 Buiten het geval, bedoeld in het eerste lid, kunnen, indien hiertoe bijzondere aanleiding bestaat, de Sociaal-Economische Raad gehoord, bij landsbesluit, houdende algemene maatregelen, hogere dan in de artikel 9 eerste, tweede, derde of vierde lid genoemde bedragen worden vastgesteld, welke daarvoor in de plaats treden; een zodanige vaststelling wordt voor de eerstvolgende toepassing van het eerste lid geacht niet te hebben plaatsgehad. De Minister vraagt in januari 1976 en vervolgens telkenmale na verloop van een termijn van drie jaren aan de Sociaal-Economische Raad advies over de vraag of er omstandigheden aanwezig zijn, welke een bijzondere verhoging van het minimumloon wenselijk maken. Nadat bedoeld advies aan de Minister is uitgebracht, kunnen, indien hiertoe aanleiding bestaat, bij landsbesluit houdende algemene maatregelen bedragen worden vastgesteld, welke in de plaats treden van de bedragen genoemd in artikel 9, eerste, tweede, derde en vierde lid, en kan evenzo een leeftijd worden vastgesteld, welke in de plaats treedt van de in artikel 8, lid 1, genoemde leeftijd. Een beschikking van de Minister krachtens het eerste lid wordt in het Publicatieblad bekend gemaakt.
Hoofdstuk IIa Toezicht Artikel 13a77 Toezicht 1.
2.
76 77
92
Met het toezicht op de naleving van het bij of krachtens deze landsverordening bepaalde zijn belast de daartoe bij landsbesluit aangewezen personen. Een zodanige aanwijzing wordt bekendgemaakt in De Curaçaosche Courant. De krachtens het eerste lid aangewezen personen zijn, uitsluitend voor zover dat voor de vervulling van hun taak redelijkerwijze noodzakelijk is, bevoegd: a. alle inlichtingen te vragen; b. inzage te verlangen van alle boeken, bescheiden en andere informatiedragers en daarvan afschrift te nemen of deze daartoe tijdelijk mee te nemen;
P.B. 1990, 20; P.B. 2000, 69 P.B. 1997, 237 (LXXIV).
Landsverordening Minimumlonen
c.
3. 4.
5.
goederen aan opneming en onderzoek te onderwerpen en deze daartoe tijdelijk mee te nemen; d. alle plaatsen, met uitzondering van woningen zonder de uitdrukkelijke toestemming van de bewoner, te betreden, vergezeld van door hen aangewezen personen. Zo nodig, wordt de toegang tot een plaats als bedoeld in het tweede lid, onderdeel d, verschaft met behulp van de sterke arm. Bij landsbesluit, houdende algemene maatregelen, kunnen regels worden gesteld met betrekking tot de wijze van taakuitoefening van de krachtens het eerste lid aangewezen personen. Een ieder is verplicht aan de krachtens het eerste lid aangewezen personen alle medewerking te verlenen die op grond van het tweede lid wordt gevorderd.
Hoofdstuk III Straf- en Slotbepalingen Artikel 14 Nietigheid Bedingen, die strijdig zijn met het bij of krachtens deze landsverordening bepaalde, zijn nietig. Artikel 15 Strafbepalingen 1.
2.
De werkgever, die opzettelijk de werknemer een loon toekent, dat minder bedraagt dan het voor deze geldende minimumloon, pleegt een misdrijf en wordt gestraft met hetzij gevangenisstraf van ten hoogste twee jaren en geldboete van ten hoogste vijfentwintig duizend gulden, hetzij één van deze straffen. De werkgever aan wiens schuld te wijten is, dat hij de werknemer een loon toekent, dat minder bedraagt dan het voor deze geldende minimumloon, pleegt een overtreding en wordt gestraft met hetzij hechtenis van ten hoogste een jaar en geldboete van ten hoogste tienduizend gulden, hetzij één van deze straffen. Artikel 1678 Vervallen.
78
P.B. 1997, 237 (LXXIV).
Landsverordening Minimumlonen
93
Artikel 1779 Vervallen. Artikel 1880 Vervallen. Artikel 19 Geheimhoudingsplicht 1.
2.
3.
4. 5.
Allen, die uit hoofde van hun ambt of beroep betrokken zijn of zijn geweest bij de uitvoering van voorschriften, bij of krachtens deze landsverordening gegeven, zijn verplicht tot geheimhouding van al hetgeen hun in hun hoedanigheid bekend is geworden, voor zover zij niet uit hoofde van dat ambt of beroep tot mededeling daarvan bevoegd of verplicht zijn. Hij, die opzettelijk de verplichting tot geheimhouding schendt, wordt gestraft met gevangenisstraf van ten hoogste zes maanden of geldboete van ten hoogste duizend gulden. Hij aan wiens schuld schending van de verplichting tot geheimhouding is te wijten, wordt gestraft met gevangenisstraf van ten hoogste drie maanden of geldboete van ten hoogste zeshonderd gulden. De in dit artikel strafbaar gesteld feiten worden beschouwd als misdrijven. Geen vervolging heeft plaats dan op klachte van degene, tegen wie het feit is gepleegd, of, indien het tegen een rechtspersoon, een vennootschap, een vereniging van personen of een doelvermogen is gepleegd, op klachte van de bestuurder, en indien er meer bestuurders zijn, van één dezer. Artikel 20 Overgangsrecht
De werknemer kan aan deze landsverordening geen aanspraken ontlenen over een periode welke vooraf gaat aan het tijdstip waarop zij in werking treedt. Artikel 21 Wijziging minimumlonen Voor wat betreft de in het eerste, tweede, derde en vierde lid van artikel 9 genoemde bedragen kan een wijziging als bedoeld in artikel 13, eerste lid, voor de eerste maal met ingang van 1 januari 1973 plaatsvinden.
79 80
94
P.B. 1997, 237 (LXXIV). P.B. 1997, 237 (LXXIV).
Landsverordening Minimumlonen
Artikel 22 Aanhaling Deze landsverordening minimumlonen”.
kan
worden
aangehaald
als
“Landsverordening
Artikel 23 Inwerkingtreding 1.
2.
Deze landsverordening treedt in werking met ingang van de eerste dag van de vierde kalendermaand na die, waarin de datum van uitgifte van het Publicatieblad, waarin deze landsverordening wordt geplaatst, valt. Op hetzelfde tijdstip vervalt de Loonregeling 1946 (P.B. 1947, no. 2), zoals gewijzigd bij de “Overdrachtslandsverordening XIII: Sociale en Economische Zaken” (P.B. 1955, no. 91).
Landsverordening Minimumlonen
95
Jeugdminimumlonen Artikel 1 Toepassingsgebied De werknemer die de leeftijd van 16 jaar doch niet die van 21 jaar heeft bereikt, heeft de aanspraak bedoeld in artikel 8, tweede lid, van de Landsverordening minimumlonen (P.B. 1972, no. 110). Artikel 2 Minimumloon Het minimumloon waarop artikel 1 aanspraak geeft, bedraagt voor de hierna te onderscheiden leeftijdsklassen het daarbij aan te geven percentage van het minimumloon, dat ingevolge artikel 9, eerste tot en met vierde lid, van de Landsverordening minimumlonen voor de desbetreffende werknemer zou hebben gegolden indien hij de leeftijd van 21 jaar al zou hebben bereikt: de 16 en 17-jarigen: 65 de 18-jarigen: 75 de 19-jarigen: 85 de 20-jarigen: 90. Artikel 3 Inwerkingtreding Dit landsbesluit treedt in werking met ingang van 1 september 1993.
96
Jeugdminimumlonen
Landsverordening op het Ter Beschikking Stellen van Arbeidskrachten Artikel 1 Toepassingsgebied 1.
2.
3.
Voor de toepassing van het bij of krachtens deze landsverordening bepaalde wordt onder “ter beschikking stellen van arbeidskrachten” verstaan: het tegen vergoeding ter beschikking stellen van arbeidskrachten aan een ander voor het, anders dan krachtens een met deze gesloten arbeidsovereenkomst, in diens onderneming verrichten van aldaar gebruikelijke arbeid. Voor de toepassing van het bij of krachtens deze landsverordening bepaalde wordt onder “ter beschikking stellen van arbeidskrachten” niet verstaan: a. het bij wijze van hulpbetoon zonder winstoogmerk ter beschikking stellen van arbeidskrachten, die bij degene, die hen ter beschikking stelt, ten behoeve van arbeid in diens onderneming in dienst zijn; b. het voor beperkte tijd ter beschikking stellen van arbeidskrachten als bedoeld onder a. ter uitvoering van een taak ten aanzien van een door degene, die hen ter beschikking stelt, ten behoeve van de onderneming, waarin zij worden te werk gesteld, geleverde zaak of tot stand gebracht werk; c. het door een instelling, welke door ondernemers gezamenlijk of een organisatie van ondernemers, al dan niet tezamen met een organisatie van werknemers, daartoe in het leven is geroepen, zonder winstoogmerk ter beschikking stellen van arbeidskrachten aan de betrokken ondernemers. Voor de toepassing van het bij of krachtens deze landsverordening bepaalde worden met onderneming gelijk gesteld: a. niet tot een onderneming behorende inrichtingen en kantoren; b. bedrijven, diensten en instellingen van publiekrechtelijke lichamen. Artikel 2 Verbodsbepalingen
1. 2.
Het is verboden arbeidskrachten ter beschikking te stellen zonder door het bestuurscollege verleende vergunning. Bij Eilandsbesluit houdende algemene maatregelen kan van het in het eerste lid bedoelde verbod voor gevallen, behorende tot bij dat besluit daartoe aangewezen categorieën, vrijstelling worden verleend.
Landsverordening op het Ter Beschikking Stellen van Arbeidskrachten
97
Artikel 3 Aanvraag vergunning 1.
2.
3.
Bij Eilandsbesluit houdende algemene maatregelen kan worden geregeld welke gegevens bij een aanvrage om een vergunning als bedoeld in artikel 2, eerste lid, moeten worden verstrekt en welke bewijsstukken daarbij moeten worden overlegd. De aanvrage wordt geacht niet te zijn ingediend, zolang de krachtens het eerste lid verlangde gegevens niet zijn verstrekt of de krachtens dat lid verlangde bewijsstukken niet zijn overlegd. Op de aanvrage wordt binnen twee maanden na indiening door het bestuurscollege beslist. Wanneer deze termijn is verstreken, zonder dat een vergunning is verleend, wordt het bestuurscollege geacht het geven van een vergunning te hebben geweigerd. Artikel 4 Verlening vergunning
1. 2.
Een vergunning kan onder beperkingen worden verleend. Aan een vergunning kunnen voorschriften worden verbonden. Een beschikking tot verlening van een vergunning, al dan niet onder beperkingen of met voorschriften, wordt aan de aanvrager toegezonden bij aangetekende brief. Artikel 5 Weigering vergunning
1.
2.
Een vergunning wordt slechts geweigerd, indien gegronde vrees bestaat, dat het ter beschikking stellen van arbeidskrachten door de aanvrager het belang van goede verhoudingen op de arbeidsmarkt zou schaden of dat daarbij het belang van de betrokken arbeidskrachten onvoldoende gewaarborgd zou zijn. Een beschikking tot weigering van een vergunning is met redenen omkleed en wordt aan de aanvrager toegezonden bij aangetekende brief. Artikel 6 Voorwaarden ter beschikking stellen
1.
98
Het ter beschikking stellen van arbeidskrachten door een houder van een vergunning betreft uitsluitend de volgende gevallen: a. bij tijdelijke afwezigheid van een vaste werknemer gedurende de duur van diens afwezigheid; b. gedurende de duur van de opschorting van een arbeidsovereenkomst, behalve in geval van een collectief arbeidsconflict;
Landsverordening op het Ter Beschikking Stellen van Arbeidskrachten
c.
2.
bij beëindiging van een arbeidsovereenkomst in afwachting van de daadwerkelijke indiensttreding van de vaste werknemer die de werknemer moet vervangen wiens arbeidsovereenkomst is beëindigd; d. bij toevallige vermeerdering van het werk; e. bij aanvang van nieuw werk; f. bij spoedeisend werk dat onmiddellijk moet worden uitgevoerd om dreigende ongevallen te voorkomen, om reddingsmaatregelen te organiseren of tekortkomingen van het materieel aan de installaties of aan de bedrijfsgebouwen die gevaar voor de werknemers kunnen opleveren, te herstellen. De houder van een vergunning stelt een arbeidskracht voor een tijdvak van ten hoogste 12 maanden aan een onderneming ter beschikking. 81 Artikel 7 Arbeidsovereenkomst
1.
2.
De overeenkomst met de arbeidskracht die ter beschikking wordt gesteld, alsmede die met degene aan wie een arbeidskracht ter beschikking wordt gesteld, worden schriftelijk door de houder van een vergunning aangegaan. De overeenkomst tussen de houder van een vergunning en de arbeidskracht die ter beschikking wordt gesteld is een arbeidsovereenkomst als bedoeld in artikel 1613a van het Burgerlijk Wetboek van de Nederlandse Antillen. Artikel 8 Nadere regels vergunninghouder
Bij landsbesluit houdende algemene maatregelen kunnen nadere regelen worden gesteld welke door de houder van een vergunning in acht genomen moeten worden. Artikel 9 Intrekking vergunning 1.
81
Een vergunning kan slechts worden ingetrokken en de aan de vergunning verbonden beperkingen of voorschriften kunnen slechts worden gewijzigd, indien: a. de verstrekte gegevens zodanig onjuist of onvolledig blijken, dat op de aanvrage een andere beslissing zou zijn genomen, indien bij de beoordeling daarvan de juiste omstandigheden volledig bekend waren geweest;
P.B. 2000, 68.
Landsverordening op het Ter Beschikking Stellen van Arbeidskrachten
99
b.
beperkingen of voorschriften als bedoeld in artikel 4, eerste lid, niet in acht zijn genomen; c. de vergunninghouder in strijd handelt met het bepaalde in de artikelen 6 of 7, of het bepaalde krachtens artikel 8; d. zich na de vergunningverlening nieuwe omstandigheden hebben voorgedaan, welke grond zouden hebben opgeleverd voor weigering van de vergunning of voor het stellen van andere beperkingen dan wel voor het verbinden van andere voorschriften aan de vergunning. Een beschikking tot intrekking van een vergunning of wijziging van de aan een vergunning verbonden beperkingen of voorschriften is met redenen omkleed en wordt aan de vergunninghouder toegezonden bij aangetekende brief.
2.
Artikel 1082 Vervallen. Artikel 11 Meldingsplicht 1.
Bij Eilandsbesluit, houdende algemene maatregelen kan, indien naar het oordeel van het bestuurscollege het belang van goede verhoudingen op de arbeidsmarkt of het belang van de betrokken arbeidskrachten dit vereist, in het algemeen of voor gevallen, behorende tot bij de maatregel daartoe aangewezen categorieën aan degenen, aan wie arbeidskrachten ter beschikking worden gesteld, de verplichting worden opgelegd de terbeschikkingstelling schriftelijk bij het bestuurscollege te melden overeenkomstig bij dat Eilandsbesluit te stellen regelen. Het bepaalde in artikel 2, tweede lid, is van overeenkomstige toepassing op een krachtens het eerste lid opgelegde verplichting.
2.
Artikel 1283 Toezicht 1.
Met het toezicht op de naleving van het bij of krachtens deze landsverordening bepaalde zijn belast de door het bestuurscollege aangewezen personen. Een zodanige aanwijzing wordt bekendgemaakt in De Curaçaosche Courant. De krachtens het eerste lid aangewezen personen zijn, uitsluitend voor zover dat voor de vervulling van hun taak redelijkerwijze noodzakelijk is, bevoegd: a. alle inlichtingen te vragen;
2.
82 83
P.B. 2001, 80 (L) P.B. 1997, 237 (XCIII).
100
Landsverordening op het Ter Beschikking Stellen van Arbeidskrachten
b.
3. 4.
5.
inzage te verlangen van alle boeken, bescheiden en andere informatiedragers en daarvan afschrift te nemen of deze daartoe tijdelijk mee te nemen; c. goederen aan opneming en onderzoek te onderwerpen, deze daartoe tijdelijk mee te nemen; d. alle plaatsen, met uitzondering van woningen zonder de uitdrukkelijke toestemming van de bewoner, te betreden, vergezeld van door hen aangewezen personen. Zo nodig, wordt de toegang tot een plaats als bedoeld in het tweede lid, onderdeel d, verschaft met behulp van de sterke arm. Bij landsbesluit, houdende algemene maatregelen, kunnen regels worden gesteld met betrekking tot de taakuitoefening van de krachtens het eerste lid aangewezen personen. Een ieder is verplicht aan de krachtens het eerste lid aangewezen personen alle medewerking te verlenen die op grond van het tweede lid wordt gevorderd. De verstrekking van krachtens het tweede lid, onderdeel a, verlangde inlichtingen dient volledig en naar waarheid te geschieden. Artikel 1384 Vervallen. Artikel 14 Geheimhoudingsplicht
Allen die betrokken zijn of zijn geweest bij de uitvoering van deze landsverordening, zijn verplicht tot geheimhouding van al hetgeen hun daarbij bekend is geworden, voor zover die verplichting uit de aard van de zaak volgt of hun uitdrukkelijk is opgelegd. Artikel 1585 Strafbepalingen 1.
2.
84 85
Hij die een bepaling van deze landsverordening overtreedt of handelt zonder of in strijd met een vergunning, een voorschrift of een voorwaarde als in deze landsverordening bedoeld, wordt gestraft met hechtenis van ten hoogste twee jaar of geldboete van ten hoogste vijfentwintigduizend gulden. De feiten bij deze landsverordening strafbaar gesteld, zijn overtredingen.
P.B. 1997, 237 (XCIII). P.B. 1997, 237 (XCIII).
Landsverordening op het Ter Beschikking Stellen van Arbeidskrachten
101
Artikel 1686 Vervallen. Artikel 1787 Vervallen. Artikel 18 Overgangsbepaling Ondernemingen, welke op het tijdstip van inwerkingtreding van deze landsverordening het ter beschikking stellen van arbeidskrachten aan derden als bedrijf uitoefenen, kunnen gedurende zes maanden na dat tijdstip met die oefening voortgaan. Artikel 19 Inwerkingtreding Deze landsverordening kan worden aangehaald als “Landsverordening op het ter beschikking stellen arbeidskrachten”. Zij treedt in werking op een bij landsbesluit te bepalen tijdstip, hetwelk voor de verschillende eilandgebieden verschillend kan zijn.
86 87
P.B. 1997, 237 (XCIII). P.B. 1997, 237 (XCIII).
102
Landsverordening op het Ter Beschikking Stellen van Arbeidskrachten
Landsverordening Beëindiging Arbeidsovereenkomst Artikel 1 Definities In deze landsverordening wordt verstaan onder: a. Directeur: de Directeur van het Departement van Arbeid en Sociale Zaken. In de eilandgebieden Bonaire, Saba, St. Eustatius en St. Maarten diens vertegenwoordiger; b. werknemer: de arbeider, bedoeld in artikel 1613a van het Burgerlijk Wetboek van de Nederlandse Antillen; c. werkgever: de werkgever, bedoeld in artikel 1613a van het Burgerlijk Wetboek van de Nederlandse Antillen; d. dringende reden voor de werkgever: zodanige daden, eigenschappen of gedragingen van de werknemer, welke ten gevolge hebben, dat van de werkgever redelijkerwijze niet kan worden gevergd de dienstbetrekking te laten voortduren. Artikel 2 Toepassingsgebied Deze landsverordening is niet van toepassing op de arbeidsovereenkomst van: a. werknemers bij een publiekrechtelijk lichaam; b. onderwijzend en docerend personeel, werkzaam bij onderwijsinrichtingen, staande onder beheer van een natuurlijk of rechtspersoon; c. personen, die een geestelijk ambt bekleden; d. werknemers, die uitsluitend of in hoofdzaak huishoudelijke of persoonlijke diensten in de huishouding van private personen verrichten; e. directeuren van een vennootschap of een doelvermogen.88 Artikel 2a89 Buitentoepassingverklaring 1.
Bij ministeriële beschikking met algemene werking worden op schriftelijk verzoek van het Bestuurscollege van het betreffende Eilandgebied bedrijfstakken aangewezen ten aanzien waarvan voor de beëindiging van de binnen die bedrijfstakken aangegane arbeidsovereenkomsten de artikelen 3 en 4 van deze landsverordening, al dan niet voor een bepaalde tijd, niet van toepassing zijn. Intrekking van de ministeriële
88
P.B. 2000, 68; P.B. 2004, 16 (XXXI). P.B. 2000, 68; P.B. 2000, 90; P.B. 2003, 88 (bij ministeriële beschikking (P.B. 2003, 88) is de ministeriële beschikking van 11 september 2000 (P.B. 2000, 90), waarin de bedrijfstakken die bedoeld worden in artikel 2a lid 1 worden opgesomd, ingetrokken.).
89
Landsverordening Beëindiging Arbeidsovereenkomst
103
2.
3.
4.
5.
104
beschikking geschiedt eveneens op schriftelijk verzoek van het Bestuurscollege. Een bedrijfstak, bedoeld in het eerste lid, dient te zijn een bedrijfstak, die naar de aard van de ondernemingsactiviteiten geclassificeerd kan worden in één van de volgende sectoren: a. bouw en reparatie van schepen; b. bouwnijverheid; c. hotels en restaurants; d. vervoer, opslag en communicatie; e. onroerend goed activiteiten; f. computer- en aanverwante activiteiten; g. industrie; h. openbare nutsbedrijven; i. groot- en kleinhandel, reparatie van motorvoertuigen en huishoudelijke producten; j. financiële dienstverlening; k. landbouw, jacht en bosbouw; l. visserij, viskwekerijen en aanverwante activiteiten; m. mijnbouw; n. internationale commerciële onderwijsinstituten. Bij ministeriële beschikking met algemene werking worden op schriftelijk verzoek van het Bestuurscollege van het betreffende Eilandgebied bedrijven aangewezen ten aanzien waarvan voor de beëindiging van de bij die bedrijven aangegane arbeidsovereenkomsten de artikelen 3 en 4 van deze landsverordening, al dan niet voor een bepaalde tijd, niet van toepassing zijn. Intrekking van de ministeriële beschikking geschiedt eveneens op schriftelijk verzoek van het Bestuurscollege. Een bedrijf, bedoeld in het derde lid, dient te zijn een bedrijf dat: a. naar de aard van de ondernemingsactiviteiten een sterk variërend arbeidsvolume heeft; of b. gevestigd is in een vrije zone als bedoeld in de Landsverordening Vrije Zones 1975 (P.B.1975, no. 211); of c. door zijn vestiging in de Nederlandse Antillen bijdraagt aan verbreding van de economische basis of diversificatie van de economie van de Nederlandse Antillen, dan wel door zijn werkzaamheid na vestiging hier te lande een deviezen- genererende werking zal hebben. Een bedrijf, waarop de artikelen 3 en 4 van deze landsverordening ingevolge een ministeriële beschikking met algemene werking, bedoeld in het eerste of derde lid, niet van toepassing zijn, is verplicht de Directeur onverwijld schriftelijk in kennis te stellen van de beëindiging van een arbeidsovereenkomst, waarvoor hij zonder evenbedoelde ministeriële beschikking toestemming van die Directeur als bedoeld in artikel 4, nodig zou hebben.
Landsverordening Beëindiging Arbeidsovereenkomst
Artikel 390 Adviescommissie 1.
2. 3.
4.
5.
Bij landsbesluit wordt zoveel mogelijk voor elk eilandgebied afzonderlijk een commissie benoemd die tot taak heeft de Directeur van advies te dienen met betrekking tot ieder bij hem ingediend verzoek om toestemming tot het beëindigen van een arbeidsovereenkomst. Elke commissie bestaat uit een voorzitter en tenminste vier overige leden, alsmede hun plaatsvervangers. De voorzitter en zijn plaatsvervanger mogen niet werkzaam zijn bij het Departement van Economische Zaken of het Departement van Arbeid en Sociale Zaken. Van de overige leden zomede van hun plaatsvervangers wordt de helft benoemd op voordracht van werkgeversorganisaties en de helft op voordracht van werknemersorganisaties. Een lid of plaatsvervangend lid van een commissie wordt ontslagen, indien de werkgevers- of werknemersorganisatie die de voordracht voor zijn benoeming heeft gedaan, dit verzoekt. De voorzitter en de leden van een commissie zijn verplicht tot geheimhouding van al hetgeen zij in hun hoedanigheid vernemen, voorzover mededeling daarvan niet bij of krachtens landsverordening is voorgeschreven. Artikel 491 Toestemming beëindiging arbeidsovereenkomst
1.
2.
Het is de werkgever verboden de arbeidsovereenkomst te beëindigen zonder toestemming van de Directeur dan wel in strijd met een voorwaarde waaronder de toestemming is gegeven. Het verbod, bedoeld in het eerste lid, geldt niet: a. indien de beëindiging geschiedt om een dringende aan de werknemer onverwijld medegedeelde reden; b. indien de beëindiging geschiedt met wederzijds goedvinden; c. indien de beëindiging geschiedt tijdens de proeftijd; d. indien de opzegging geschiedt ten gevolge van het faillissement van de werkgever;92 e. indien de beëindiging betrekking heeft op een al dan niet voortgezette arbeidsovereenkomst voor bepaalde tijd en die beëindiging plaatsvindt tegen de in die overeenkomst opgenomen einddatum, tenzij het een arbeidsovereenkomst voor bepaalde tijd betreft, als bedoeld in artikel 1615e, zevende of achtste lid, van het Burgerlijk Wetboek van de Nederlandse Antillen.93
90
P.B. 1996, 22. P.B. 1996, 22. 92 P.B. 2000, 68. 93 P.B. 2000, 68. 91
Landsverordening Beëindiging Arbeidsovereenkomst
105
3.
De Directeur besluit binnen twee weken na ontvangst van het advies van de commissie, bedoeld in artikel 3, doch in ieder geval binnen zes weken na ontvangst van het verzoek om toestemming tot het beëindigen van de arbeidsovereenkomst. In bijzondere gevallen kan de Minister van Arbeid en Sociale Zaken op verzoek van de Directeur bij met redenen omklede beschikking de termijn van zes weken verlengen tot ten hoogste twaalf weken. Het verzoek om toestemming tot het beëindigen van een arbeidsovereenkomst wordt gedaan door indiening van een ingevuld en ondertekend formulier bij de Directeur. Het model van dit formulier wordt vastgesteld door de Minister van Arbeid en Sociale Zaken en in het Publicatieblad bekend gemaakt. Het verzoek wordt geacht niet te zijn gedaan, zolang de in het formulier vereiste gegevens niet zijn verstrekt en de daarin vereiste bewijsstukken niet zijn overgelegd.
4.
Artikel 5 Collectief ontslag 1.
Onverminderd het bepaalde in artikel 4 dient een werkgever, zodra hij voornemens is binnen een termijn van drie maanden vijf en twintig werknemers of meer dan wel meer dan 25% van het aantal werknemers in een vestiging ener onderneming, voorzover dit percentage niet resulteert in vijf of minder werknemers, te ontslaan dit voornemen minstens twee maanden voor het beëindigen der arbeidsovereenkomst aan de Directeur te kennen te geven. Binnen acht dagen na de kennisgeving legt de werkgever aan de Directeur een afvloeiingsplan voor. De Directeur geeft zo spoedig mogelijk doch uiterlijk binnen zes weken na ontvangst van het afvloeiingsplan een schriftelijk oordeel ter zake. Artikel 4, derde lid, tweede volzin, is van overeenkomstige toepassing. 94 Het is de werkgever verboden een arbeidsovereenkomst te beëindigen, zolang de Directeur, met inachtneming van het derde lid, geen beoordeling heeft gegeven. 95
2. 3.
4.
Artikel 6 Nadere voorschriften Bij landsbesluit, houdende algemene maatregelen, kunnen nadere voorschrift worden gegeven ter uitvoering van de bepalingen van deze landsverordening.
94 95
P.B. 2000, 68. P.B. 2000, 68.
106
Landsverordening Beëindiging Arbeidsovereenkomst
Artikel 7 Nietigheid 1. 2.
Handelingen in strijd met de artikelen 4, eerste lid, en 5, vierde lid, zijn nietig. 96 De werknemer kan deze nietigheid gedurende zes maanden inroepen. Artikel 7a97 Toezicht
1.
2.
3. 4.
5.
Met het toezicht op de naleving van het bij of krachtens deze landsverordening bepaalde zijn belast de daartoe bij landsbesluit aangewezen personen. Een zodanige aanwijzing wordt bekendgemaakt in De Curaçaosche Courant. De krachtens het eerste lid aangewezen personen zijn, uitsluitend voor zover dat voor de vervulling van hun taak redelijkerwijze noodzakelijk is, bevoegd: a. alle inlichtingen te vragen; b. inzage te verlangen van alle boeken, bescheiden en andere informatiedragers en daarvan afschrift te nemen of deze daartoe tijdelijk mee te nemen; c. goederen aan opneming en onderzoek te onderwerpen en deze daartoe tijdelijk mee te nemen; d. alle plaatsen, met uitzondering van woningen zonder de uitdrukkelijke toestemming van de bewoner, te betreden, vergezeld van door hen aangewezen personen. Zo nodig, wordt de toegang tot een plaats als bedoeld in het tweede lid, onderdeel d, verschaft met behulp van de sterke arm. Bij landsbesluit, houdende algemene maatregelen, kunnen regels worden gesteld met betrekking tot de wijze van taakuitoefening van de krachtens het eerste lid aangewezen personen. Een ieder is verplicht aan de krachtens het eerste lid aangewezen personen alle medewerking te verlenen die op grond van het tweede lid wordt gevorderd. Artikel 8 Strafbepalingen
1.
Hij die handelt in strijd met het bepaalde bij of krachtens artikel 2a, vijfde lid, artikel 4, eerste lid, of artikel 5 wordt gestraft met hechtenis van ten hoogste zes maanden of geldboete van ten hoogste tienduizend gulden. 98
96
P.B. 2000, 68. P.B. 1997, 237 (LXXV). 98 P.B. 2000, 68 97
Landsverordening Beëindiging Arbeidsovereenkomst
107
2.
De strafbare feiten bedoeld in het eerste lid worden beschouwd als overtredingen. Artikel 8a Overtreding artikel 3
1.
2.
3.
Overtreding van het voorschrift gesteld in artikel 3, vijfde lid, wordt, voor zover opzettelijk begaan, beschouwd als misdrijf en gestraft met gevangenisstraf van ten hoogste twee jaar of geldboete van ten hoogste vijfduizend gulden. Overtreding van het voorschrift bedoeld in het eerste lid wordt, voorzover niet opzettelijk begaan, beschouwd als overtreding en gestraft met hechtenis van ten hoogste drie maanden of een geldboete van ten hoogste zeshonderd gulden. Indien de overtreding tegen een bepaalde persoon gepleegd is, wordt zij slechts vervolgd op diens klacht. Artikel 999 Vervallen. Artikel 10100 Vervallen. Artikel 11101 Vervallen. Artikel 12 Aanhaling en inwerkingtreding
Deze landsverordening kan worden aangehaald als “Landsverordening beëindiging arbeidsovereenkomsten” en treedt in werking met ingang van een nader bij landsbesluit te bepalen tijdstip.
99
P.B. 1997, 237 (LXXV). P.B. 1996, 22. 101 P.B. 1997, 237 (LXXV). 100
108
Landsverordening Beëindiging Arbeidsovereenkomst
Landsverordening Cessantia Inleidende bepalingen Artikel 1 Definities Voor toepassing van het bepaalde bij of krachtens deze landsverordening wordt verstaan onder: Minister: de Minister van Arbeid en Sociale Zaken; Bank: de Sociale Verzekeringsbank; werkgever: de werkgever, bedoeld in artikel 1613a van het Burgerlijk Wetboek van de Nederlandse Antillen; werknemer: de arbeider, bedoeld in artikel 1613a van het Burgerlijk Wetboek van de Nederlandse Antillen, met uitzondering van een persoon werkzaam bij een publiekrechtelijk lichaam alsmede een beambte of leerkracht bij het gesubsidieerd bijzonder onderwijs; cessantia-uitkering: de eenmalige uitkering als bedoeld in artikel 3 lid 1; loon: elke uitkering in welke vorm ook welke de werknemer als vergoeding voor zijn arbeid ten laste van zijn werkgever geniet, alsook ontvangsten van derden, welke van invloed zijn op de voorwaarden der arbeidsovereenkomst, behalve: vergoeding voor het verrichten van overwerk in de zin van de Arbeidsregeling 1952 (P.B. 1985, no. 24); de toeslag op het loon ingevolge artikel 58 van de Landsverordening Algemene Ouderdomsverzekering (P.B. 1960, no. 83) en artikel 52 van de Landsverordening Algemene Weduwen- en wezenverzekering (P.B. 1965, no. 194); de sociale verzekeringspremies welke ten laste van de werkgever komen; vergoeding boven het normale loon voor het tijdelijk verrichten van andere dan de normale arbeid, waartoe hij ingevolge arbeidsovereenkomst in het bedrijf van zijn werkgever is verplicht; vergoeding, welke bij uitzondering wordt gegeven voor het verrichten van een boven het normale liggende arbeidsprestatie; weekloon: bij een uurloon: de geldswaarde van het loon per uur vermenigvuldigd met het aantal werkuren per week van de betrokken werknemer;
Landsverordening Cessantia
109
bij een dagloon: de geldswaarde van het loon per dag vermenigvuldigd met het aantal werkdagen per week van de betrokken werknemer; bij een maandloon: de geldswaarde van het loon per maand vermenigvuldigd met 12 en gedeeld door 52.
Vaststelling van het weekloon Artikel 2 Vaststelling weekloon 1.
2.
3.
4.
Werkgever en werknemer stellen bij de aanvang van het dienstverband en telkens, wanneer het loon gewijzigd wordt, het weekloon vast met inachtneming van het daaromtrent in artikel 1 bepaalde. Indien het loon geheel of gedeeltelijk bestaat uit huisvesting, verstrekkingen in natura, onderricht of geldelijke uitkeringen waarvan de grootte niet bij voorbaat vast staat zoals provisie, commissie, tantième en fooien, bepalen werkgever en werknemer ter vaststelling van het weekloon de gemiddelde geldswaarde daarvan. Indien het aantal werkuren per week, in het geval een uurloon wordt betaald, niet bij voorbaat vaststaat, bepalen werkgever en werknemer, ter vaststelling van het weekloon het te verwachten gemiddelde aantal werkuren per week. Bij landsbesluit, houdende algemene maatregelen kunnen regelen worden vastgesteld, welke bij de bepaling van de geldswaarde van het niet in geld genoten loon moeten worden in acht genomen.
Cessantia-uitkering Artikel 3 Cessantia-uitkering 1.
110
De werknemer wiens dienstbetrekking eindigt, anders dan door zijn schuld of tengevolge van een aan hem toe te rekenen omstandigheid, wordt door de werkgever een eenmalige uitkering, gebaseerd op het laatstgenoten loon, toegekend, waarvan de hoogte als volgt wordt berekend: voor het eerste tot en met het tiende volle dienstjaar één weekloon per dienstjaar; voor het elfde tot en met het twintigste volle dienstjaar een en een kwart maal het weekloon per dienstjaar; voor de daarop volgende volle dienstjaren tweemaal het weekloon per dienstjaar. Voor de berekening van volle dienstjaren geldt een periode van meer dan zes maanden na het eerste dienstjaar als een vol dienstjaar.
Landsverordening Cessantia
2.
3.
4.
5.
6.
Voor de toepassing van het eerste lid worden dienstbetrekkingen geacht éénzelfde, niet onderbroken dienstbetrekkingen te vormen in de in artikel 1615k, eerste lid, van het Burgerlijk Wetboek van de Nederlandse Antillen genoemde gevallen. Van het bepaalde in het eerste lid kan slechts ten gunste van de werknemer worden afgeweken, terwijl van het bepaalde in het tweede lid slechts bij collectieve arbeidsovereenkomst kan worden afgeweken. Het bepalen in het eerste lid vindt geen toepassing indien een werknemer bij het einde van zijn dienstbetrekking in het genot van een pensioen of uitkering bij wijze van pensioen of ouderdomsverzorging wordt gesteld. Het bepaalde in het vierde lid vindt geen toepassing wanneer het pensioen of de uitkering bij wijze van pensioen of ouderdomsverzorging, dat aan de werknemer bij het einde van zijn dienstbetrekking wordt uitgekeerd, minder bedraagt dan het dan geldende wettelijk ouderdomspensioen, danwel, het pensioen ingeval daarop het wettelijke ouderdomspensioen geheel of gedeeltelijk in mindering wordt gebracht, minder bedraagt dan tweemaal het bedrag van het dan geldende wettelijk ouderdomspensioen. Het vorderingsrecht van de gewezen werknemer op de cessantiauitkering jegens de werkgever verjaart na verloop van één jaar. Artikel 4 Faillissement/Sursèance van betaling
1.
2.
102
Indien geen of geen tijdige betaling geschied van de cessantia-uitkering ten laste van een werkgever, die in staat van faillissement is verklaard of aan wie surséance van betaling is verleend, kan de werknemer jegens de Bank aanspraak maken op de cessantia-uitkering, met dien verstande dat bij de berekening van de door de Bank toe te kennen cessantia-uitkering het weekloon in aanmerking genomen wordt voor zover dit niet een normbedrag overschrijdt, gelijk aan anderhalf maal het weekloon dat wordt afgeleid uit de dagloonbedragen zoals deze ingevolge artikel 8, tweede lid van de Landsverordening Ziekteverzekering (P.B. 1966, no. 15) zijn of zullen worden vastgesteld. Indien het normbedrag niet is een getal in gehele guldens en deelbaar door vijf, wordt het gesteld op het naast-hogere bedrag dat aan deze voorwaarden voldoet. 102 De Bank kan beslissen dat het bepaalde in het eerste lid overeenkomstige toepassing vindt indien een werkgever verkeert in de toestand dat hij heeft opgehouden te betalen, terwijl hij niet of nog niet in staat van faillissement is verklaard en hem geen of nog geen surséance van betaling is verleend.
P.B. 1986, 33.
Landsverordening Cessantia
111
Artikel 5 Verzoek uitkering Cessantia door SVB 1.
De cessantia-uitkering wordt krachtens artikel 4 aan de gewezen werknemer op zijn verzoek door de Bank toegekend, dan wel, bij zijn overlijden, aan zijn nagelaten betrekkingen op hun verzoek door de werkgever of krachtens artikel 4 door de Bank toegekend, mits het verzoek binnen twaalf maanden na het einde van de dienstbetrekking bij de werkgever onderscheidenlijk de Bank is ingediend. Met het einde van de dienstbetrekking wordt voor de toepassing van dit artikellid gelijkgesteld een in kracht van gewijsde gegane rechterlijke uitspraak waarbij een dienstbetrekking als geëindigd wordt verklaard. Voor de toepassing van het vorige lid wordt onder nagelaten betrekkingen verstaan: a. de langstlevende der echtgenoten; b. bij ontstentenis van de onder a bedoelde persoon, de kinderen tot wie de overledene in familierechtelijke betrekking stond die de leeftijd van 21 jaar nog niet hebben bereikt en niet gehuwd zijn of gehuwd geweest zijn;103 c. bij ontstentenis van vorengenoemde personen, degenen ten aanzien van wie de overledene grotendeels in de kosten van het bestaan voorzag en met wie hij in gezinsverband leefde, dan wel duurzaam samenwoonde; d. bij ontstentenis van vorengenoemde personen, degenen, die de kosten van de laatste ziekte en van de begrafenis van de overledene hebben betaald, met dien verstande dat hun recht op de cessantia-uitkering reikt tot het bedrag van die kosten. Onder de onder b bedoelde kinderen zijn mede begrepen de kinderen tot wie de overledene in familierechtelijke betrekking stond, die de leeftijd van 25 jaar nog niet hebben bereikt, indien:104 a. hun tijd, behoudens in geval van ziekte of vakantie, geheel of grotendeels in beslag wordt genomen door of in verband met het volgen van onderwijs of van beroepsopleiding; b. zij ten gevolge van ziekte of gebreken buiten staat zijn om met arbeid, die voor hun krachten is berekend, één derde te verdienen van hetgeen lichamelijk en geestelijk gezonde kinderen van gelijke leeftijd en van soortgelijke bekwaamheid in staat zijn met arbeid te verdienen. De betaalbaarstelling van de cessantia-uitkering ingevolge het vorige lid geschiedt niet eerder dan zes maanden na het einde van de dienstbetrekking.
2.
3.
103 104
P.B. 2001, 24 (Artikel XIII) P.B. 2001, 24 (Artikel XIII)
112
Landsverordening Cessantia
4.
De cessantia-uitkering, welke niet is ingevorderd binnen twee jaren na de eerste dag, waarop zij kon worden ingevorderd, wordt niet meer uitbetaald door de Bank.
Uitvoeringsorgaan Artikel 6 Cessantiafonds 1.
2.
3.
In de uitvoering van artikel 4 van deze landsverordening wordt voorzien door de Bank middels een door haar te beheren fonds, genaamd Cessantiafonds. Het Cessantiafonds bezit de hoedanigheid van rechtspersoon en is gevestigd te Willemstad op Curaçao. Het fonds is vrijgesteld van winstbelasting. Bij landsbesluit, houdende algemene maatregelen worden nader regelen vastgesteld, betreffende het beheer en de belegging van de gelden van het Cessantiafonds. Artikel 7 Verplichtingen werkgever
1.
2.
3.
De werkgever is verplicht uiterlijk in de maand juni van ieder kalenderjaar ten behoeve van een in zijn dienst zijnde werknemer een bijdrage aan de Bank te doen waarvan het bedrag wordt vastgesteld bij landsbesluit houdende algemene maatregelen, de Sociaal-Economische Raad gehoord. De Bank treedt voor het bedrag van de door haar betaalde cessantiauitkering in de rechten van de werknemer op de cessantia-uitkering jegens de werkgever. Ten laste van de Bank komen de door de Bank betaalbaar gestelde cessantia-uitkeringen als bedoeld in artikel 4 van deze landsverordening, alsmede alle andere kosten verbonden aan de uitvoering van artikel 4 van deze landsverordening. Artikel 8 Storting
1.
2.
De voldoening van de in artikel 7, eerste lid, bedoelde bijdrage aan de Bank geschiedt middels storting op aangifte bij de door de Bank aangewezen betaalinstellingen. De aangifte wordt gelijktijdig met de storting van de bijdrage gedaan. Indien de bijdrage geheel of gedeeltelijk niet binnen de voorgeschreven tijd is voldaan, wordt de te weinig betaalde bijdrage bij wijze van boete verhoogd met één ten honderd van het niet voldane bedrag van de bijdrage voor elke maand of gedeelte van een maand dat het bedrag niet
Landsverordening Cessantia
113
is voldaan. De werkgever is verplicht de boete op eerste vordering van de Bank te betalen. De vorderingen van de werknemer en de Bank op de werkgever tot nakoming van diens verplichting ingevolge artikel 3, eerste lid, en artikel 7, eerste lid, alsmede het tweede lid van dit artikel zijn bevoorrecht op alle goederen van de werkgever en gaan boven alle andere voorrechten met uitzondering van die ter zake van de directe belastingen, die van de artikelen 287 en 288, onder a, van Boek 3 van het Burgerlijk Wetboek, alsmede dat van artikel 284 van Boek 3 van het Burgerlijk Wetboek, voor zover de daar bedoelde kosten zijn gemaakt na het ontstaan van de vorderingen van de werknemer of de Bank. 105
3.
Beroep Artikel 9106 Beroep Tegen een beschikking van de directeur van de Bank met betrekking tot de toekenning of betaalbaarstelling van een cessantia-uitkering als bedoeld in artikel 4, staat voor belanghebbende binnen zes weken na de dag waarop deze is gegeven, beroep open bij het Gerecht in eerste aanleg van de Nederlandse Antillen.
Vorderingen en aansprakelijkheid Artikel 10 Verjaring, vordering en aansprakelijkheid 1.
De cessantia-uitkeringen als bedoeld in deze landsverordening, welke niet zijn ingevorderd binnen twee jaar na de eerste dag waarop zij konden worden ingevorderd, worden niet meer uitbetaald. Ieder beding, dat de aansprakelijkheid van de werkgever ingevolge de bepalingen van deze landsverordening uitsluit of vermindert, is nietig. Het is de werkgever verboden de voor hem uit de bepalingen van deze landsverordening voortvloeiende kosten geheel of gedeeltelijk te verhalen op het loon van de werknemer. De cessantia-uitkering is a. onvervreemdbaar; b. niet vatbaar voor verpanding of belening; c. behoudens voor zover dit dient tot verhaal van onderhoud, waartoe de werknemer of de gewezen werknemer volgens wettelijke regeling is gehouden niet vatbaar voor executoriaal of conservatoir beslag, noch voor faillissementsbeslag.
2. 3.
4.
105 106
P.B. 2001, 24 (Artikel XIII) P.B. 2001, 80 (XLV).
114
Landsverordening Cessantia
Volmacht tot ontvangst van een cessantia-uitkering, onder welke vorm of welke benaming ook verleend, is steeds herroepelijk. Elk beding, strijdig met enige bepaling van dit artikellid, is nietig.
Uitvoering en toezicht Artikel 11 De Bank 1.
2.
3.
4.
5. 6.
Een ieder is verplicht ten behoeve van de uitvoering van artikel 4 van deze landsverordening alle door de Bank verlangde inlichtingen te verstrekken, desverlangd schriftelijk en binnen een door de Bank te stellen redelijke termijn. De werkgever, die verkeert in de toestand als vermeld in artikel 4, is verplicht bij het beëindigen en bij het eindigen van de dienstbetrekking de Bank onverwijld hieromtrent in te lichten. De Bank kan voor het verstrekken van deze inlichtingen formulieren beschikbaar stellen waarop de voor het beoordelen van het recht van de werknemer op de cessantiauitkering door de Bank gewenste gegevens dienen te worden vermeld en welke door de werkgever ondertekend bij de Bank dienen te worden ingediend. Ingeval de dienstbetrekking van de werknemer krachtens het bepaalde in artikel 3, tweede lid, dan wel anderszins als rechtens ononderbroken dient te worden beschouwd, en de werkgever verkeert in de toestand als vermeld in artikel 4, geeft de werkgever zo spoedig mogelijk hiervan kennis aan de Bank. Degene aan wie door de Bank een cessantia-uitkering als bedoeld in artikel 4 geheel of gedeeltelijk ten onrechte is betaalbaar gesteld of uitbetaald, geeft onverwijld hiervan kennis aan de Bank. Hij is verplicht het ten onrechte genotene op eerste vordering van de Bank terug te betalen. Het bepaalde in artikel 8 is van overeenkomstige toepassing. Vervallen.107 Vervallen. 108 Artikel 12 Nadere regels
Ter uitvoering van deze landsverordening kunnen nadere regelen worden vastgesteld bij landsbesluit, houdende algemene maatregelen.
107 108
P.B. 1997, 237 (LXXXIV). P.B. 1997, 237 (LXXXIV).
Landsverordening Cessantia
115
Artikel 12a109 Toezicht 1.
Met het toezicht op de naleving van het bij of krachtens deze landsverordening bepaalde is belast de Bank. De Bank is, uitsluitend voor zover dat voor de vervulling van haar taak redelijkerwijze noodzakelijk is, bevoegd: a. alle inlichtingen te vragen; b. inzage te verlangen van alle boeken, bescheiden en andere informatiedragers en daarvan afschrift te nemen of deze daartoe tijdelijk mee te nemen; c. alle plaatsen, met uitzondering van woningen zonder de uitdrukkelijke toestemming van de bewoner, te betreden, vergezeld van door hen aangewezen personen. Zo nodig, wordt de toegang tot een plaats als bedoeld in het tweede lid, onderdeel c, verschaft met behulp van de sterke arm. Een ieder is verplicht aan de Bank alle medewerking te verlenen die in het kader van de toezichtuitoefening op grond van het tweede lid wordt gevorderd.
2.
3. 4.
Artikel 13 Vrij van zegel en registratie Alle ingevolge deze landsverordening opgemaakte of overlegde stukken, verzoekschriften en beschikkingen zijn vrij van het recht van zegel en van de formaliteit van registratie.
Strafbepalingen Artikel 14110 Strafbepalingen 1.
Hij die opzettelijk inlichtingen als bedoeld in artikel 11 onjuist verstrekt, dan wel een valse verklaring aan de Bank aflegt, wordt gestraft met gevangenisstraf van ten hoogste een jaar of geldboete van ten hoogste tienduizend gulden. Overtreding van artikel 10, tweede lid, dan wel het niet of niet tijdig nakomen van een der verplichtingen gesteld bij of krachtens de artikelen 7, eerste lid, 8, eerste lid, 11, eerste, tweede en derde lid, en 12 wordt gestraft met hechtenis van ten hoogste een maand of geldboete van ten hoogste vijfduizend gulden. De in het eerste lid strafbaar gestelde feiten zijn misdrijven. De in het tweede lid strafbaar gestelde feiten zijn overtredingen.
2.
3. 4. 109 110
P.B. 1997, 237 (LXXXIV). P.B. 1997, 237 (LXXXIV).
116
Landsverordening Cessantia
Overgangs- en slotbepalingen Artikel 15 Aanhaling en inwerkingtreding 1.
2.
3.
Deze landsverordening, welke kan worden aangehaald als “Cessantialandsverordening”, treedt in werking met ingang van een nader bij landsbesluit te bepalen tijdstip. Indien een werknemer ingevolge een op het in het eerste lid bedoelde tijdstip bestaande regeling of toezegging van de werkgever bij het einde van de dienstbetrekking ten laste van de werkgever aanspraak kan maken op een uitkering ineens, wordt de cessantia-uitkering in mindering gebracht op deze uitkering. In afwijking van het bepaalde in artikel 7, eerste lid is de werkgever verplicht voor het kalenderjaar 1983 uiterlijk op 31 december 1983 de in dat artikellid bedoelde bijdrage te doen voor de in zijn dienst zijnde werknemer.
Artikel 16 Wijziging Burgerlijk Wetboek
Met ingang van het tijdstip van inwerkingtreding van deze landsverordening wordt het Burgerlijk Wetboek van de Nederlandse Antillen, zoals gewijzigd, nader gewijzigd als volgt: I. In artikel 1615j vervallen de leden 3, 4, 5 en 6; II. In de aanhef van artikel 1615k wordt in plaats van “artikel 1615j” gelezen: “artikel 1615j, eerste lid,”.
Landsverordening Cessantia
117
Landsbesluit Beheers- en Beleggingsgelden Cessantiafonds Artikel 1 Algemeen Het beheer en de beleggingen van het Cessantiafonds, verder te noemen het fonds, worden beheerst door de hierna volgende regelen. Artikel 2 Beheerder 1.
2. 3.
Het fonds wordt beheerd door de Directeur van de Bank, verder te noemen de directeur. De directeur neemt daarbij de aanwijzingen van het Bestuur van het fonds, verder te noemen het Bestuur, in acht. Het Bestuur stelt, de directeur gehoord, het algemeen beleid vast. De directeur vertegenwoordigt het fonds in en buiten rechte. De Raad van Toezicht en Advies van de Bank, verder te noemen de Raad, is belast met het toezicht op het beheer van het fonds. Artikel 3 Het Bestuur
1. 2.
3.
4.
5.
6.
118
Het Bestuur bestaat uit een voorzitter en twee overige leden. De voorzitter wordt door de Gouverneur benoemd voor de tijd van drie jaren. Hij kan evenwel tussentijds door de Gouverneur worden geschorst en ontslagen. Van de twee overige leden van de Raad wordt een lid door de Gouverneur benoemd uit werkgeverskring en een lid uit werknemerskring voor de tijd van drie jaren. Benoembaar tot voorzitter of lid van het Bestuur zijn alleen Nederlanders, tevens ingezetenen van de Nederlandse Antillen, die de ouderdom van dertig jaren hebben bereikt, bij krachtens wettelijk voorschrift uitgeschreven verkiezingen niet van de verkiesbaarheid zijn ontzet, noch van de uitoefening van het recht bij zodanige verkiezingen zijn uitgesloten, noch bij een onherroepelijke beslissing van een terzake bevoegde autoriteit zijn ontzet van het recht ambten te bekleden. Niet benoembaar tot voorzitter of lid van het Bestuur zijn degenen, die bij de Bank of het fonds in dienstbetrekking zijn, noch zij, die deel uitmaken van een College van Beroep, dat te oordelen heeft over geschillen tussen de Bank of het fonds enerzijds en werkgevers en/of verzekerden anderzijds, of die deel uitmaken van de Raad. Aan een lid van het Bestuur kan op eigen verzoek dan wel anderszins bij een met redenen omkleed landsbesluit binnen het in het derde lid bedoelde tijdvak eervol ontslag worden verleend.
Landsbesluit Beheers- en Beleggingsgelden Cessantiafonds
7.
Aan het lid van het Bestuur dat langer dat zes achtereenvolgende maanden buiten de Nederlandse Antillen verblijft, wordt eervol ontslag verleend. Artikel 4111 Bevoegdheid directeur
De directeur is bevoegd met machtiging van het Bestuur tot het aangaan en het opzeggen van arbeidsovereenkomsten naar burgerlijk recht met het overige personeel van het fonds, met dien verstande dat bij de berekeningen van de door de Bank toe te kennen cessantia-uitkering het weekloon in aanmerking genomen wordt voor zover dit niet een normbedrag overschrijdt, gelijk aan anderhalf maal het weekloon dat wordt afgeleid uit de dagloonbedragen zoals deze ingevolge artikel 8, tweede lid van de Landsverordening Ziekteverzekering (P.B. 1966, no. 15) zijn of zullen worden vastgesteld. Indien het normbedrag niet is een getal in gehele guldens en deelbaar door vijf, wordt het gesteld op het naast hogere bedrag dat aan deze voorwaarden voldoet. Artikel 5 Boekjaar Het boekjaar van het fonds loopt van 1 januari tot en met 31 december, met dien verstande dat het boekjaar voor de eerste maal loopt vanaf de dag van de instelling van het fonds tot en met 31 december 1984. Artikel 6 Verantwoordingsstukken De jaarlijks in de maand april door de directeur op te maken en door het Bestuur goedgekeurde verantwoordingsstukken worden door de Raad onderzocht. De cijfers in die verantwoordingsstukken worden getoetst aan die, voorkomende in de door de directeur aangehouden boeken en toelichtende bescheiden. De financiële controle wordt door de Raad opgedragen aan een particuliere accountant, die haar ten laste van het fonds uitvoert, tenzij de Minister de Landsaccountantsdienst aanwijst tot het houden van controle op de boeken en financiële handelingen van het fonds. Artikel 7 Waarmerking verantwoordingsstukken Indien de Raad van oordeel is, dat tegen goedkeuring van de verantwoording van het Bestuur en de directeur geen bedenkingen bestaan of de gemaakte bedenkingen door de directeur bevredigend zijn opgelost, worden de verantwoordingsstukken door de voorzitter van de Raad gewaarmerkt en 111
P.B. 1986, 33
Landsbesluit Beheers- en Beleggingsgelden Cessantiafonds
119
tegelijkertijd met de accountantsverklaring gezonden aan de Gouverneur. De waarmerking der stukken strekt tot décharge van het Bestuur en van de directeur. Artikel 8 Besluitvorming Bestuur 1. 2.
Het Bestuur neemt besluiten bij meerderheid van stemmen. Bij staking van stemmen wordt de behandeling van de zaak tot een volgende vergadering uitgesteld. Staken de stemmen wederom, dan beslist de voorzitter. Voor een wettig besluit moeten ten minste twee leden van het Bestuur op de vergadering aanwezig zijn.
3.
Artikel 9 Presentiegeld De voorzitter en de overige leden van het Bestuur en van de Raad ontvangen voor hun bemoeiingen een presentiegeld, dat bij landsbesluit112 wordt vastgesteld. Artikel 10 Kosten De kosten van het beheer en van de administratie van het fonds komen ten laste van het fonds. Artikel 11 Het ontvangen en betalen voor het fonds De directeur bepaalt wie namens hem belast zijn met het ontvangen en betalen voor het fonds. Artikel 12 Beleggingsgelden 1.
De gelden, die voor belegging beschikbaar komen, worden zo spoedig mogelijk op een der volgende wijzen belegd in de Nederlandse Antillen: in overheidsprojecten; in onroerende goederen; Indien geen geschikte lokale beleggingsmogelijkheden aanwezig zijn, kan tijdelijk in het buitenland worden belegd. Voor het beleggen van gelden overeenkomstig het bepaalde in het eerste lid is de goedkeuring vereist van de Raad.
2.
112
P.B. 1985,16
120
Landsbesluit Beheers- en Beleggingsgelden Cessantiafonds
3.
Het aankopen en te gelde maken van effecten, alsmede het bewaren van de geldswaardige papieren, eigendom van het fonds, geschiedt op de door het Bestuur te bepalen en door de Raad goed te keuren wijze. Artikel 13 Aanhaling en inwerkingtreding
Dit landsbesluit, dat kan worden aangehaald als “Landsbesluit Beheers- en Beleggingsgelden Cessantiafonds”, treedt in werking met ingang van de dag waarop de Cessantialandsverordening (P.B. 1983, no. 85) in werking treedt.
Landsbesluit Beheers- en Beleggingsgelden Cessantiafonds
121
Landsverordening Collectieve Arbeidsovereenkomst Artikel 1 Collectieve arbeidsovereenkomst 1.
2.
3.
Onder collectieve arbeidsovereenkomst wordt verstaan de overeenkomst, aangegaan door een of meer werkgevers, of een of meer werkgeversverenigingen met volledige rechtsbevoegdheid, en een of meer werknemersverenigingen met volledige rechtsbevoegdheid, waarbij voornamelijk of uitsluitend worden geregeld arbeidsvoorwaarden, bij arbeidsovereenkomsten in acht te nemen.113 Zij kan ook betreffen aannemingen van werk en overeenkomsten tot het verrichten van enkele diensten. Hetgeen in deze landsverordening omtrent arbeidsovereenkomsten, werkgevers en werknemers is bepaald, vindt dan overeenkomstige toepassing. 114 Het beding, waarbij een werkgever verplicht wordt, personen van een bepaald ras, een bepaalde godsdienstige of staatkundige overtuiging of leden van een bepaalde vereniging niet dan wel uitsluitend in dienst te nemen, is nietig. 115 Artikel 2 Bevoegdheid
Een vereniging van werkgevers of van werknemers is slechts bevoegd tot het aangaan van collectieve arbeidsovereenkomsten, indien de statuten der vereniging deze bevoegdheid met name noemen. Artikel 3 Schriftelijkheidsvereiste Een collectieve arbeidsovereenkomst kan slechts schriftelijk worden aangegaan. Artikel 4 Verplichtingen vereniging 1.
2.
Een vereniging, welke een collectieve arbeidsovereenkomst heeft aangegaan, draagt zorg dat ieder van haar leden, die bij de overeenkomst betrokken is, zo spoedig mogelijk de woordelijke inhoud van de overeenkomst in zijn bezit heeft. Indien door de partijen een toelichting op de collectieve arbeidsovereenkomst is opgesteld, geldt de in het vorige lid bedoelde verplichting ook ten aanzien van deze toelichting.
113
P.B. 2004, 16 (XII). P.B. 1971, 170. 115 P.B. 1971, 170. 114
122
Landsverordening Collectieve Arbeidsovereenkomst
Artikel 5 Wijziging collectieve arbeidsovereenkomst In geval van wijziging van de collectieve arbeidsovereenkomst en van uitdrukkelijke verlenging van haar duur, vinden de bepalingen van de artikelen 3 en 4 overeenkomstige toepassing. Artikel 6 Wijziging statuten vereniging Een wijziging van bepalingen in de statuten van een vereniging, welke het nakomen, het wijzigen, het verlengen of het opzeggen van collectieve arbeidsovereenkomsten betreffen, werkt niet ten aanzien van een vóór de statutenwijziging door de vereniging aangegane collectieve arbeidsovereenkomst, tenzij de andere partijen bij die overeenkomst daarin toestemmen. Artikel 7 Werking der collectieve arbeidsovereenkomst 1.
2.
Wanneer het tijdstip, waarop de werking der collectieve arbeidsovereenkomst aanvangt, niet bij de overeenkomst zelf is bepaald, vangt die werking aan met ingang van de vijftiende dag, volgende op die waarop de overeenkomst is aangegaan. Wanneer bij de collectieve arbeidsovereenkomst niet anders is bepaald, strekt haar werking zich van het tijdstip waarop deze aanvangt mede uit over op dat tijdstip reeds aangegane arbeidsovereenkomsten. Artikel 8 Verplichting tot bevorderen nakoming collectieve arbeidsovereenkomst
1.
2.
Een vereniging, welke een collectieve arbeidsovereenkomst heeft aangegaan, is gehouden te bevorderen, in de mate als de goede trouw medebrengt, dat haar leden de daarbij te hunnen aanzien gestelde bepalingen nakomen. De vereniging staat voor haar leden slechts in, voor zover zulks in de overeenkomst is bepaald. Artikel 9 Gebondenheid aan de collectieve arbeidsovereenkomst
1.
Allen, die tijdens de duur van de collectieve arbeidsovereenkomst, te rekenen van het tijdstip waarop zij is aangegaan, lid zijn of worden van een vereniging, welke de overeenkomst heeft aangegaan, en bij de overeenkomst zijn betrokken, zijn door die overeenkomst gebonden.
Landsverordening Collectieve Arbeidsovereenkomst
123
2.
Zij zijn tegenover elk van de partijen bij de collectieve arbeidsovereenkomst gehouden, al datgene, wat te hunnen aanzien bij die overeenkomst is bepaald, te goeder trouw ten uitvoer te brengen, als hadden zij zelf zich daartoe verbonden. Artikel 10 Verlies lidmaatschap
1.
2. 3.
De leden van een vereniging, die door een collectieve arbeidsovereenkomst gebonden zijn, blijven ook na het verlies van het lidmaatschap door die overeenkomst gebonden. Die gebondenheid eindigt, wanneer de overeenkomst na het verlies van het lidmaatschap wordt gewijzigd. In geval van verlenging van de overeenkomst na het verlies van het lidmaatschap duurt de gebondenheid voort tot het tijdstip, waarop de overeenkomst zonder deze verlenging zou zijn geëindigd. Artikel 11 Ontbinding vereniging
Ontbinding van een vereniging, welke een collectieve arbeidsovereenkomst heeft aangegaan, heeft geen invloed op de rechten en verplichtingen, welke uit die overeenkomst voortvloeien. Artikel 12 Nietigheid 1.
2.
Elk beding tussen een werkgever en een werknemer, strijdig met een collectieve arbeidsovereenkomst door welke zij beiden gebonden zijn, is nietig; in plaats van zodanig beding gelden de bepalingen van de collectieve arbeidsovereenkomst. De nietigheid kan steeds worden ingeroepen door elk van de partijen bij de collectieve arbeidsovereenkomst. Artikel 13 Aanvullende werking
Bij gebreke van bepalingen in een arbeidsovereenkomst omtrent aangelegenheden, geregeld in een collectieve arbeidsovereenkomst door welke zowel de werkgever als de werknemer gebonden zijn, gelden de bepalingen van de collectieve arbeidsovereenkomst.
124
Landsverordening Collectieve Arbeidsovereenkomst
Artikel 14 Verplichtingen werkgever Wanneer bij de collectieve arbeidsovereenkomst niet anders is bepaald, is de werkgever, die door die overeenkomst gebonden is, verplicht, tijdens de duur van die overeenkomst haar bepalingen omtrent arbeidsvoorwaarden ook na te komen bij de arbeidsovereenkomsten als in de collectieve arbeidsovereenkomst bedoeld, welke hij aangaat met werknemers, die door de collectieve arbeidsovereenkomst niet gebonden zijn. Artikel 15 Schadevergoeding Een vereniging, welke een collectieve arbeidsovereenkomst heeft aangegaan, kan, indien een der andere partijen bij die overeenkomst of een der leden van deze handelt in strijd met een van haar of zijn verplichtingen, vergoeding vorderen niet alleen voor de schade, welke zij zelf dientengevolge lijdt, doch ook voor die, welke haar leden lijden. Artikel 16 Schadevergoeding naar billijkheid Indien de schade niet op geld waardeerbaar is, zal als schadevergoeding een som geld naar billijkheid verschuldigd zijn. Artikel 17 Voorziening voor schadevergoeding Bij de collectieve arbeidsovereenkomst kan met betrekking tot de schadevergoeding een voorziening worden getroffen, welke afwijkt van het bepaalde bij de artikelen 15 en 16. Artikel 18 Duur Een collectieve arbeidsovereenkomst kan niet voor langere tijd dan vijf jaren worden aangegaan behoudens verlenging zodanig dat de partijen nimmer langer verbonden zijn dan vijf achtereenvolgende jaren, te rekenen van het tijdstip waarop de verlenging wordt overeengekomen.
Artikel 19 Verlenging 1.
Wanneer een collectieve arbeidsovereenkomst voor een bepaalde tijd is aangegaan, wordt zij, zo niet bij de overeenkomst anders is bepaald,
Landsverordening Collectieve Arbeidsovereenkomst
125
2.
geacht telkens voor gelijke tijd, doch ten hoogste voor een jaar, te zijn verlengd, behoudens opzegging; de termijn van opzegging is, tenzij bij de overeenkomst anders is bepaald, een twaalfde gedeelte van de tijd, waarvoor zij oorspronkelijk is aangegaan. Wanneer de tijd, waarvoor een collectieve arbeidsovereenkomst wordt aangegaan, niet bij de overeenkomst is bepaald, wordt zij geacht te zijn aangegaan voor een jaar, met verlenging telkens voor gelijke tijd, behoudens opzegging tenminste een maand vóór het einde van het jaar. Artikel 20 Opzegging
1. 2.
De opzegging van een collectieve arbeidsovereenkomst moet worden gedaan aan alle partijen bij die overeenkomst. Zij kan slechts geschieden bij aangetekende brief of bij deurwaardersexploot. Artikel 21 Gevolgen opzegging
Wanneer bij de collectieve arbeidsovereenkomst niet anders is bepaald, heeft een opzegging door een van de partijen ten gevolge dat de overeenkomst voor alle partijen eindigt. Artikel 22 Vrij van zegel en registratie Alle akten en geschriften betreffende het aangaan, wijzigen of eindigen van collectieve arbeidsovereenkomsten, benevens alle stukken, welke door de partijen bij een collectieve arbeidsovereenkomst, tezamen of ieder afzonderlijk, hetzij in onderhandse vorm, hetzij ten overstaan van een openbare ambtenaar, zonder medewerking van derden, ter uitvoering van de collectieve arbeidsovereenkomst worden opgemaakt, zijn vrij van het recht van zegel en van de formaliteit van registratie of worden, indien deze formaliteit wordt gewenst, kosteloos geregistreerd.
Artikel 23 Minister van Arbeid en Sociale Zaken 1.
126
Elk der bij een collectieve arbeidsovereenkomst betrokken partijen is verplicht een gewaarmerkt exemplaar van de collectieve arbeidsovereenkomst alsmede van de daarin aangebrachte wijzigingen aan de Minister van Arbeid en Sociale Zaken toe te zenden.
Landsverordening Collectieve Arbeidsovereenkomst
2.
Van de beëindiging alsmede van de uitdrukkelijke verlenging van de duur ener collectieve arbeidsovereenkomst doen partijen zo spoedig mogelijk schriftelijk mededeling aan de Minister van Arbeid en Sociale Zaken. Artikel 24 Aanhaling en inwerkingtreding
1. 2. 3.
4.
Deze landsverordening kan worden aangehaald als “Landsverordening collectieve arbeidsovereenkomst”. Zij treedt in werking op een door de Gouverneur te bepalen tijdstip. Ten aanzien van verenigingen, welke op het tijdstip van de inwerkingtreding van deze landsverordening partij zijn of in de twee daarvan voorafgaande jaren partij geweest zijn bij een collectieve arbeidsovereenkomst, vindt artikel 2 eerste twee jaren na die inwerkingtreding toepassing. Van bestaande collectieve arbeidsovereenkomsten wordt door partijen bij de collectieve arbeidsovereenkomst binnen een maand na de inwerkingtreding van deze landsverordening een exemplaar aan de Minister van Arbeid en Sociale Zaken toegezonden.
Landsverordening Collectieve Arbeidsovereenkomst
127
Arbeidsgeschillenlandsverordening 1946 Hoofdstuk I Inleidende bepalingen Artikel 1116 Landsbemiddelaar 1.
2.
3.
In elk der eilandgebieden Curaçao en Aruba is een landsbemiddelaar overeenkomstig het bepaalde bij of krachtens deze landsverordening, tot bevordering van de arbeidsvrede. De landsbemiddelaar in het eilandgebied Curaçao is tevens landsbemiddelaar voor het eilandgebied Bonaire en het eilandgebied de Bovenwindse Eilanden.117 De Gouverneur benoemt, schorst en ontslaat de landsbemiddelaar en stelt diens instructie vast. Artikel 2 Definities
Deze landsverordening verstaat onder: a. geschil: ieder geschil tussen werknemers en een of meer werkgevers over arbeidsaangelegenheden; b. rechtsgeschil: ieder geschil, dat ingevolge artikel 1 van het Reglement op de inrichting en samenstelling van de rechterlijke macht in Curaçao, uitsluitend ter kennisneming van de rechterlijke macht staat; 118 c. werknemersraad: een vertegenwoordiging, welke bij vrije en geheime stemming is gekozen uit en door de tot een of meer categorieën van werknemers behorende werknemers van eenzelfde bedrijf ter behartiging van hun arbeidsaangelegenheden, een en ander zoals nader omschreven in een door de Landsregering goedgekeurd reglement, waarvan een gezamenlijk door of namens het bestuur van het betrokken bedrijf en door de betrokken vertegenwoordiging van werknemers in dat bedrijf gewaarmerkt exemplaar bij de Landsregering is gedeponeerd. 119
116
P.B. 1952, 30. P.B. 1971, 83. 118 P.B. 1952, 30. 119 P.B. 1952, 30. 117
128
Arbeidsgeschillenlandsverordening 1946
Hoofdstuk II Van geschillen § 1. Van de tussenkomst van de Landsbemiddelaar Artikel 3 Inroeping landsbemiddelaar 1.
2.
3.
4.
Indien in het eilandgebied Aruba, Bonaire, Curaçao of de Bovenwindse Eilanden een geschil is ontstaan, dat tot staking of uitsluiting aanleiding dreigt te geven en waarbij vijfentwintig werknemers of meer betrokken zijn, dient onverwijld door bij het geschil betrokken werkgevers en/of werknemers of door bestuurders van hun vakverenigingen schriftelijk de tussenkomst van de landsbemiddelaar, aangewezen voor het betreffende eilandgebied, te worden ingeroepen, welke inroeping onverwijld schriftelijk wordt bevestigd.120 Betreft het een geschil dat tot staking of uitsluiting aanleiding kan geven en waarbij minder dan 25 werknemers betrokken zijn, dan zijn partijen bevoegd schriftelijk te tusschenkomst van den Landsbemiddelaar in te roepen. Indien een geschil als bedoeld in het eerste of tweede lid van dit artikel is ontstaan in een bedrijf, waarin voor de bij dat geschil betrokken categorie van werknemers een werknemersraad bestaat, wordt, in afwijking in zoverre van het bepaalde in het eerste en het tweede lid van dit artikel, door het bestuur of bij ontstentenis daarvan door de vertegenwoordiger(s) binnen het gebied der Nederlandse Antillen van dat bedrijf en die werknemersraad over het geschil onderhandeld en getracht zo spoedig mogelijk een oplossing in der minne tot stand te brengen. Ieder van de betrokken partijen geeft aan de landsbemiddelaar kennis van de aanvang dezer onderhandelingen, welke kennisgeving onverwijld schriftelijk wordt bevestigd. 121 Wanneer de landsbemiddelaar van een dreigende staking of uitsluiting dan wel van de aanvang van de onderhandelingen als bedoeld in het vorige lid kennis heeft gekregen krachtens het bepaalde in het eerste, tweede of derde lid van dit artikel of op andere wijze, deelt hij dit onverwijld aan de Landsregering mede. 122
120
P.B. 1952, 30; P.B. 1971, 83. P.B. 1952, 30. 122 P.B. 1952, 30. 121
Arbeidsgeschillenlandsverordening 1946
129
Artikel 3A123 Afkoelingsperiode Indien in een bedrijf een geschil is ontstaan, dat tot staking of uitsluiting in dat bedrijf aanleiding geeft of heeft gegeven, dan wel naar het oordeel van de Landsregering kan geven, is het gedurende een bij landsbesluit te bepalen termijn van ten hoogste dertig dagen zowel de werknemer als de werkgever verboden in zodanig bedrijf naar aanleiding van dat geschil het verrichten van arbeid of werkzaamheden, waartoe de werknemers zich uitdrukkelijk hebben verbonden of waartoe zij uit kracht van een overeenkomst verplicht zijn, geheel of gedeeltelijk te staken, te weigeren, na te laten, of zodanige arbeid of werkzaamheden al dan niet voorwaardelijk of al dan niet met inachtneming van een termijn op te zeggen, onverminderd de bevoegdheid tot beëindiging van een dienstbetrekking om een dringende reden als bedoeld in de artikelen 1615p en 1615q van het Burgerlijk Wetboek voor Curaçao. Artikel 3B124 Afkoelingsperiode bij bijzondere overheidsinstanties 1.
Indien in een bij een ter uitvoering van dit lid uitgevaardigd landsbesluit houdende algemene maatregelen genoemd bedrijf een geschil is ontstaan of dreigt te ontstaan, is het in de in dat landsbesluit houdende algemene maatregelen genoemde bedrijven verboden naar aanleiding van dat geschil het verrichten van arbeid of werkzaamheden waartoe de werknemers zich uitdrukkelijk hebben verbonden of waartoe zij uit kracht van een overeenkomst verplicht zijn, geheel of gedeeltelijk te staken, te weigeren, na te laten, of zodanige arbeid of werkzaamheden al dan niet voorwaardelijk of al dan niet met inachtneming van een termijn op te zeggen, totdat de bemiddeling van de landsbemiddelaar ter vereffening of ter voorkoming van het geschil zal zijn geëindigd. Indien in een bedrijf als bedoeld in het vorige lid een geschil is ontstaan dat tot staking of uitsluiting in dat bedrijf aanleiding geeft of naar het oordeel van de landsregering kan geven, of indien in een zodanig bedrijf een staking of uitsluiting reeds is ingetreden, is het – onverminderd het bepaalde in het eerste lid – gedurende een bij landsbesluit te bepalen termijn van ten hoogste negentig dagen verboden in zodanig bedrijf naar aanleiding van het geschil het verrichten van arbeid of werkzaamheden waartoe de werknemers zich uitdrukkelijk hebben verbonden of waartoe zij uit kracht van een overeenkomst verplicht zijn, geheel of gedeeltelijk te staken, te weigeren, na te laten, of zodanige arbeid of werkzaamheden al
2.
123 124
P.B. 1952, 30; P.B. 1956, 66. P.B. 1952, 30.
130
Arbeidsgeschillenlandsverordening 1946
dan niet voorwaardelijk of al dan niet met inachtneming van een termijn op te zeggen.125 Artikel 4 Bevoegdheden 1.
2.
3. 4.
5.
Indien de landsbemiddelaar krachtens het bepaalde in het eerste, tweede of derde lid van artikel 3 of op andere wijze kennis heeft gekregen van een geschil, dat tot staking of uitsluiting aanleiding dreigt te geven of heeft gegeven, stelt hij zich onverwijld in verbinding met partijen en tracht met alle hem ten dienste staande middelen zo spoedig mogelijk een oplossing tot stand te brengen. Betreft het een geval als bedoeld in artikel 3, derde lid, dan is de taak van de landsbemiddelaar in de eerste plaats gericht op het plegen van overleg ter verkrijging van een oplossing in der minne tussen het bestuur of bij ontstentenis daarvan de vertegenwoordiger(s) binnen het gebied der Nederlandse Antillen van dat bedrijf en de betrokken werknemersraad. 126 Hij kan bij het geschil betrokken werkgevers of werknemers of bestuurders van hun vakvereenigingen, tot het geven van inlichtingen betreffende het geschil voor zich doen verschijnen. De opgeroepene is verplicht te verschijnen en alle gewenschte inlichtingen te verstrekken. Partijen zijn verplicht de landsbemiddelaar alle van hen gevorderde bijstand en medewerking te verlenen, waartoe zij redelijkerwijze in staat zijn. 127 Het bepaalde in het voorgaande lid van dit artikel blijft buiten toepassing, indien of zolang de landsbemiddelaar zich ingevolge artikel 5 van tussenkomst dient te onthouden, doch de betrokken partijen zijn verplicht hem desverlangd omtrent het verloop van de onderhandelingen in te lichten. 128 Artikel 4A129 Ambtshalve bemiddelen
De landsbemiddelaar kan ambtshalve zijn bemiddeling aanbieden, met inachtneming van het gestelde in artikel 5.
125
P.B. 1956, 66. P.B. 1952, 30. 127 P.B. 1952, 30. 128 P.B. 1952, 30. 129 P.B. 1952, 30. 126
Arbeidsgeschillenlandsverordening 1946
131
Artikel 5 Beperking bevoegdheid 1.
De landsbemiddelaar onthoudt zich van tusschenkomst of van verdere tusschenkomst in een geschil: a. indien hem blijkt, dat partijen eigen bemiddelaars hebben, tenzij uit de omstandigheden valt af te leiden, dat deze bemiddelaars niet in het geschil gekend zullen worden of het optreden van deze bemiddelaars niet tot vereffening van het geschil heeft geleid; b. indien hem blijkt, dat het geschil een rechtsgeschil is; c. zolang onderhandelingen, als bedoeld in artikel 3, derde lid, gaande zijn en naar zijn oordeel uit de omstandigheden redelijkerwijs valt af te leiden dat die onderhandelingen tot vereffening van het geschil kunnen leiden. 130 Hebben de in het eerste lid onder a en b genoemde omstandigheden slechts betrekking op een gedeelte der bij het geschil betrokken werkgevers of werknemers, dan beslist de landsbemiddelaar, naar gelang van omstandigheden, of en in hoeverre hij in het geschil tusschenbeide zal komen.
2.
Artikel 6 Raadgevende bevoegdheid Indien in het geval, bedoeld in artikel 3 sub 2, de landsbemiddelaar geen termen aanwezig acht voor zijn tusschenkomst, geeft hij daarvan kennis aan de verzoekers. Hij kan hun daarbij zodanige raadgevingen verstrekken als hem dienstig schijnen om eene minnelijke beëindiging van het geschil te bevorderen. Artikel 7 Meerdere bedrijven 1.
Indien het geschil meer dan één bedrijf omvat of in verschillende bedrijven is ontstaan kan de Gouverneur op verzoek van den landsbemiddelaar voor elk bedrijf of voor elk geschil een buitengewonen landsbemiddelaar benoemen. Al hetgeen bij of krachtens deze landsverordening bepaald is met betrekking tot den landsbemiddelaar, geldt eveneens ten aanzien van de krachtens het eerste lid van dit artikel benoemde buitengewone landsbemiddelaars.
2.
130
P.B. 1952, 30.
132
Arbeidsgeschillenlandsverordening 1946
Artikel 7A131 Buitengewone landsbemiddelaars 1.
2.
Indien het geschil is ontstaan in een of meer bedrijven als bedoeld in artikel 3B, eerste lid, en de tussenkomst van de landsbemiddelaar, alsmede c.q. van de in artikel 7 bedoelde buitengewone landsbemiddelaar, niet tot oplossing in der minne van het geschil heeft geleid, kan de landsregering een of meer andere buitengewone landsbemiddelaars - al dan niet in opvolging van elkaar - in dat geschil benoemen. Al hetgeen bij of krachtens deze landsverordening bepaald is met betrekking tot de landsbemiddelaar, alsmede het bepaalde in de artikelen 9, derde lid, 10 en 11, is van overeenkomstige toepassing ten aanzien van krachtens het vorige lid genoemde buitengewone landsbemiddelaar(s), behoudens het bepaalde in de tweede volzin van artikel 4, eerste lid, indien het betreft een geval als bedoeld in artikel 3, derde lid.
§ 2. Van de tusschenkomst van eenen bijzonderen bemiddelaar Artikel 8 Bijzondere bemiddelaar 1.
2.
3. 4.
131
De Gouverneur kan ter vereffening van een geschil dat niet ingevolge artikel 5 aan de tusschenkomst van den landsbemiddelaar is onttrokken, overgaan tot de aanwijzing van een bijzonderen bemiddelaar, al dan niet bijgestaan door een commissie, indien het verzoek daartoe schriftelijk wordt gedaan door of namens de bij het geschil betrokken werkgevers en werknemers, of door of namens zoodanig gedeelte van hen, dat naar het oordeel van den Gouverneur de tusschenkomst van een bijzonderen bemiddelaar kan leiden tot vereffening van het geschil, althans tot eene aanzienlijke beperking van het aantal daarbij betrokken personen. Voor de toepassing van het bepaalde in deze paragraaf worden alleen geacht tot eene partij te behooren de werkgevers, de werknemers, of de vakvereenigingen van werkgevers en werknemers, door of namens wie een verzoek is gedaan, als bedoeld in het eerste lid, alsmede de werkgevers en de werknemers, die bij het geschil zijn betrokken en die door den bijzonderen bemiddelaar zijn toegelaten, om zich, bij de behandeling van het geschil door dien bijzonderen bemiddelaar, daarin te voegen. De landsbemiddelaar kan op verzoek van partijen als bijzondere bemiddelaar optreden. Tenzij het derde lid van dit artikel van toepassing is, onthoudt de landsbemiddelaar zich van tusschenkomst of van verdere tusschenkomst
P.B. 1952, 30.
Arbeidsgeschillenlandsverordening 1946
133
in een geschil, indien door den Gouverneur een bijzonderen bemiddelaar is aangewezen. Artikel 9 Bevoegdheden 1.
2. 3.
De bijzondere bemiddelaar kan tot eene partij behoorende werkgevers en werknemers, bestuurders van vakvereenigingen welke of welker leden tot eene partij behooren, alsmede getuigen en deskundigen voor zich en eventueel voor de commissie doen verschijnen. De opgeroepene is verplicht te verschijnen en alle gewensschte inlichtingen te verschaffen. De bijzondere bemiddelaar kan met goedvinden van den Gouverneur aan deskundigen opdragen een onderzoek in te stellen. Artikel 10 Uitkomst bemiddeling
1.
2.
3.
4.
5.
Komt eene bemiddeling tot stand, zoo wordt daarvan eene akte opgemaakt, welke door den bijzonderen bemiddelaar, eventueel door de Commissieleden en door of namens beide partijen onderteekend wordt. Slaagt de bemiddeling niet, dan kan de bijzondere bemiddelaar, mede namens de commissie, tenzij partijen zich alsnog verbinden het geschil aan de uitspraak van een scheidsgerecht als bedoeld in § 3 van dit hoofdstuk, te onderwerpen, zijn oordeel uitspreken over alle geschilpunten en de middelen tot vereffening van het geschil. Van dit oordeel wordt schriftelijk mededeeling gedaan aan partijen. Bij het doen dezer mededeeling verzoekt de bijzondere bemiddelaar ieder der partijen hem binnen een door dezen gestelden termijn te berichten, of zij de voorgestelde middelen tot vereffening aanvaardt. Verklaren beide partijen de voorgestelde middelen te aanvaarden, dan wordt daarvan eene akte opgemaakt, welke door den bijzonderen bemiddelaar, eventueel door de Commissieleden en door of namens beide partijen onderteekend wordt. Bij gebreke van eene verklaring van een of van beide partijen, dat zij de voorgestelde middelen tot vereffening aanvaarden, kan de bijzondere bemiddelaar zijn oordeel over de geschilpunten en de door hem voorgestelde middelen tot vereffening geheel of gedeeltelijk openbaar maken. Artikel 11 Beslechting van geschillen
Alle geschillen, die ter zake van de behandeling van het geschil door den bijzonderen bemiddelaar, eventueel bijgestaan door een commissie mochten rijzen, worden door hem beslecht.
134
Arbeidsgeschillenlandsverordening 1946
§ 3. Van het scheidsgerecht Artikel 12 Het scheidsgerecht 1.
2. 3.
4.
Partijen kunnen zich met medewerking van de landsbemiddelaar verbinden, een geschil te onderwerpen aan de uitspraak van een scheidsgerecht. De in lid 1 bedoelde verbintenis wordt schriftelijk aangegaan ten overstaan van de landsbemiddelaar. De landsbemiddelaar stelt vast hetgeen in de schriftelijke verbintenis dient te worden opgenomen. Hij is bevoegd alle door hem wenselijk geachte aanwijzingen aan partijen te geven, terzake de verbintenis, scheidsgerecht en de richtige naleving van diens uitspraak. Geen geschil kan onderworpen worden aan de beslissingen van een scheidsgerecht, indien partijen zich niet bij de in lid 2 bedoelde schriftelijke overeenkomst ten genoegen van de landsbemiddelaar verbinden, de beslissing van het scheidsgerecht na te leven. 132 Artikel 13 Bevoegdheden
Het scheidsgerecht kan met goedvinden van de Landsbemiddelaar zich tot partijen wenden als mede getuigen en deskundigen voor zich doen verschijnen. De opgeroepene is verplicht te verschijnen en alle gewenste inlichtingen te verschaffen.
Hoofdstuk III Van het voorkomen van geschillen Artikel 14 Bijstand van de landsbemiddelaar bij het treffen van overeenkomsten De landsbemiddelaar kan op verzoek van werkgevers en werknemers deze bijstaan bij het treffen van overeenkomsten, welke de arbeidsvrede kunnen bevorderen.
132
P.B. 1952, 30.
Arbeidsgeschillenlandsverordening 1946
135
Artikel 14A133 Referendum 1.
De landsbemiddelaar kan op verzoek van de werkgever of van het bestuur van een vakvereniging van werknemers een referendum onder één of meerdere door hem te bepalen categorieën van werknemers in een bedrijf houden teneinde vast te stellen welke vakvereniging door de meerderheid van die werknemers wordt aangewezen om hen bij de behartiging van hun arbeidsaangelegenheden te vertegenwoordigen. Aan het referendum kunnen slechts deelnemen rechtspersoonlijkheid bezittende verenigingen van werknemers, wier statuten de bevoegdheid tot het aangaan van collectieve arbeidsovereenkomsten met name noemen, en die ten genoege van de landsbemiddelaar stukken hebben overgelegd waaruit blijkt dat de meerderheid van de betreffende categorie of categorieën van werknemers lid van die vereniging is. De werkgever is verplicht de betreffende categorie of categorieën van werknemers op de dag waarop het referendum wordt gehouden, gedurende de door de landsbemiddelaar vastgestelde tijd, voor zover deze binnen hun arbeidstijd valt, met behoud van loon vrijaf te geven, teneinde hun stem uit te brengen. De landsbemiddelaar deelt de werkgever en de betreffende vakverenigingen van werknemers de uitslag van het referendum zo spoedig mogelijk schriftelijk mede. De werkgever is verplicht, omtrent het aangaan van een collectieve arbeidsovereenkomst te onderhandelen met het bestuur van de vakvereniging van werknemers, die bij het referendum door de meerderheid van de werknemers werd aangewezen om hen bij de behartiging van hun arbeidsaangelegenheden te vertegenwoordigen.
2.
3.
4.
Artikel 14B134 Bemiddeling bij collectieve arbeidsovereenkomst 1.
De landsbemiddelaar verleent op verzoek van een werkgever of het bestuur van een vakvereniging van werknemers bemiddeling bij de onderhandelingen omtrent het aangaan van een collectieve arbeidsovereenkomst. De landsbemiddelaar kan de werkgever en het bestuur van de vakvereniging van werknemers voor zich doen verschijnen teneinde te trachten partijen met alle hem ten dienste staande middelen bij te staan bij de onderhandelingen omtrent het aangaan van de collectieve arbeidsovereenkomst.
2.
133 134
P.B. 1977, 44. P.B. 1977, 44.
136
Arbeidsgeschillenlandsverordening 1946
3.
Partijen zijn verplicht te verschijnen en de landsbemiddelaar alle van hen gevorderde bijstand en medewerking te verlenen, waartoe zij redelijkerwijze in staat zijn.
Hoofdstuk IV Algemene bepalingen Artikel 15 Vergoeding De landsbemiddelaars, de buitengewone landsbemiddelaars en het hun toegevoegde personeel ontvangen een door de Gouverneur vast te stellen schadeloosstelling, voor door hen verrichte werkzaamheden. Aan de bijzondere bemiddelaars, bedoeld in artikel 8, en de hun toegevoegde commissieleden kan de Gouverneur een schadeloosstelling toekennen. Artikel 16135 Strafbepalingen 1.
2.
3.
4.
135 136
Hij die niet voldoet aan een der verplichtingen omschreven in de tweede volzin van artikel 3, derde lid, artikel 4, derde, vierde en vijfde lid, artikel 9, tweede lid, artikel 13, artikel 14A, tweede en vierde lid, en artikel 14B, derde lid, wordt gestraft met hechtenis van ten hoogste een maand of geldboete van ten hoogste honderd gulden.136 Hij die handelt in strijd met het bepaalde bij artikel 3, eerste lid, artikel 3B, eerste lid, of binnen de gestelde termijn met het verbod als bedoeld in artikel 3B, tweede lid, wordt gestraft met gevangenisstraf van ten hoogste vier jaar. Indien twee of meer personen tengevolge van samenspanning het feit plegen in artikel 3B, tweede lid, omschreven, kan te hunnen aanzien, zomede ten aanzien van de leiders of aanleggers der samenspanning, de gevangenisstraf met een derde worden verhoogd. Hij die binnen de gestelde termijn handelt in strijd met het verbod als bedoeld in artikel 3A, wordt gestraft met hechtenis van ten hoogste een jaar of geldboete van ten hoogste zes honderd gulden. De feiten bij het eerste en derde lid van dit artikel strafbaar gesteld, worden beschouwd als overtredingen. De overige bij deze landsverordening strafbaar gestelde feiten worden beschouwd als misdrijven.
P.B. 1952, 30. P.B. 1977, 44.
Arbeidsgeschillenlandsverordening 1946
137
Artikel 17 Geheimhoudingsplicht Het is aan de landsbemiddelaars, de buitengewoon landsbemiddelaars en het hun toegevoegde personeel, aan de bijzondere bemiddelaars, bedoeld in artikel 8 en de hun toegevoegde commissieleden en aan de in artikel 9 bedoelde deskundigen verboden om hetgeen hun in hunne hoedanigheid gebleken of medegedeeld is, verder bekend te maken dan voor de vervulling van de hun bij of krachtens deze landsverordening opgedragen taak of ter voldoening aan een bij de wet opgelegde verplichting gevorderd wordt. Hij, die opzettelijk de bij of krachtens het vorig lid opgelegde geheimhouding schendt, wordt gestraft met gevangenisstraf van ten hoogste zes maanden of geldboete van ten hoogste driehonderd gulden. Geen vervolging heeft plaats dan op klachte van hem, ten aanzien van wie die geheimhouding is geschonden. Artikel 18137 Vervallen. Artikel 19 Toepassingsgebied Deze landsverordening is niet van toepassing op geschillen tussen personen, die anders dan krachtens arbeidsovereenkomst in dienst zijn van een publiekrechtelijk lichaam en dat lichaam. Artikel 20138 Vervallen. Artikel 21139 Uitvoering landsverordening Hetgeen ter uitvoering dezer landsverordening nodig is regelt de Gouverneur bij landsbesluit houdende algemene maatregelen. Artikel 22 Vrij van zegel en registratie Alle ingevolge van deze landsverordening opgemaakte of overgelegde stukken, verzoekschriften en beschikkingen zijn vrij van het recht van zegel en registratie. 137
P.B. 1952, 30; P.B. 1997, 237 (XL). P.B. 1952, 30. 139 P.B. 1952, 30. 138
138
Arbeidsgeschillenlandsverordening 1946
Artikel 23 Aanhaling Deze landsverordening kan worden aangehaald onder de titel van “ Arbeidsgeschillenlandsverordening 1946 ”. Artikel 24 Inwerkingtreding Deze landsverordening treedt in werking met ingang van de dag volgende op die harer afkondiging.
Arbeidsgeschillenlandsverordening 1946
139
Landsverordening Arbeid Vreemdelingen Hoofdstuk 1 Begripsbepalingen Artikel 1 Definities Voor de toepassing van het bij of krachtens deze landsverordening bepaalde wordt verstaan onder: a. bestuurscollege: het bestuurscollege van het eilandgebied waar de arbeid uitsluitend of in hoofdzaak wordt of zal worden verricht; b. werkgever: 1°. degene die in de uitoefening van een beroep of bedrijf een ander arbeid laat verrichten; of 2°. de natuurlijke persoon die een ander huishoudelijke of persoonlijke diensten laat verrichten; c. tewerkstellingsvergunning: de vergunning welke de werkgever moet aanvragen bij het bestuurscollege voor het laten verrichten van arbeid door een vreemdeling; d. verblijfsvergunning: de vergunning tot tijdelijk verblijf of tot verblijf, bedoeld in artikel 6, eerste lid, van de Landsverordening toelating en uitzetting; e. vreemdeling: een persoon die op grond van de bepalingen van de Landsverordening toelating en uitzetting hetzij van rechtswege toelating heeft tot verblijf in de Nederlandse Antillen, hetzij voor toelating een verblijfsvergunning behoeft.
Hoofdstuk II De tewerkstellingsvergunning § 1. Algemene bepalingen Artikel 2 Verbodensbepalingen 1. 2.
140
Het is een werkgever verboden een vreemdeling arbeid te laten verrichten zonder tewerkstellingsvergunning. Het verbod, bedoeld in het eerste lid, is niet van toepassing met betrekking tot een vreemdeling ten aanzien van wie tevens een ander als werkgever optreedt, indien die ander beschikt over een voor de desbetreffende arbeid geldige tewerkstellingsvergunning.
Landsverordening Arbeid Vreemdelingen
Artikel 3 Uitzonderingsbepalingen Het verbod, bedoeld in artikel 2, eerste lid, is niet van toepassing met betrekking tot een vreemdeling: a. die ingevolge artikel 3, onderdelen a, b, c, d, e, g, h en i, van de Landsverordening toelating en uitzetting van rechtswege toelating tot verblijf in de Nederlandse Antillen heeft; b. die ingevolge artikel 3, onderdeel f, van de Landsverordening toelating en uitzetting van rechtswege toelating tot verblijf in de Nederlandse Antillen heeft, tenzij bij Eilandsbesluit, houdende algemene maatregelen, om redenen van economisch belang van het eilandgebied een regeling wordt getroffen krachtens welke een tewerkstellingsvergunning wordt vereist; c. ten aanzien van wie, ingevolge bepalingen vastgesteld bij overeenkomsten met andere mogendheden dan wel bij een voor de Nederlandse Antillen verbindend besluit van een volkenrechtelijke organisatie, een tewerkstellingsvergunning niet mag worden verlangd; d. die beschikt over een door of namens de minister van Justitie afgegeven verblijfsvergunning voor het verrichten van arbeid als zelfstandige in het desbetreffende eilandgebied, voor zover deze vreemdeling arbeid verricht als zelfstandige; e. die behoort tot een bij Eilandsbesluit, houdende algemene maatregelen, aangewezen categorie functies.
§ 2. Het aanvragen van de tewerkstellingsvergunning Artikel 4 Bevoegdheden bestuurscollege 1. 2.
Het bestuurscollege is bevoegd tot het verlenen, verlengen en intrekken van tewerkstellingsvergunningen. Het bestuurscollege kan deze bevoegdheid, zonodig onder het stellen van regels of aanwijzingen, geheel of gedeeltelijk overdragen aan een hoofd van een ambtelijke dienst van het eilandgebied. Artikel 5 Aanvraag tewerkstellingsvergunning
1. 2. 3.
Een tewerkstellingsvergunning wordt aangevraagd door de werkgever. De aanvraag wordt ingediend bij de vergunningverlenende autoriteit. Bij Eilandsbesluit, houdende algemene maatregelen, wordt bepaald welke gegevens bij de aanvraag van een tewerkstellingsvergunning moeten worden verstrekt en welke bewijsstukken daarbij moeten worden overgelegd. Tot deze gegevens dan wel bewijsstukken behoort in ieder geval de overeenkomst tot het verrichten van arbeid die met betrokken vreemdeling zal worden aangegaan.
Landsverordening Arbeid Vreemdelingen
141
4.
5.
6.
7.
8.
Bij Eilandsbesluit, houdende algemene maatregelen, worden regels gesteld betreffende de voor de aanvrage van een tewerkstellingsvergunning in het desbetreffende eilandgebied verschuldigde vergoeding, de gevallen waarin daarvan ontheffing kan worden verleend en de wijze waarop het verschuldigde bedrag wordt geïnd. Een aanvraag wordt niet in behandeling genomen: a. zolang de krachtens het derde lid vereiste gegevens of bewijsstukken niet of niet volledig zijn verstrekt onderscheidenlijk overgelegd; b. zolang de in het vierde lid, bedoelde verschuldigde vergoeding niet is voldaan; c. indien het een arbeidsplaats betreft waarvan de beschikbaarheid niet tenminste vijf weken vóór het indienen van de aanvraag aan de vergunningverlenende autoriteit is gemeld. Indien het vijfde lid van toepassing is, wordt het aanvraagformulier en de daarbij overgelegde bescheiden aan de aanvrager teruggezonden onder schriftelijke mededeling van de reden waarom de aanvraag niet in behandeling wordt genomen. De tewerkstellingsvergunning vermeldt de naam en de plaats van vestiging van de werkgever, de persoonsgegevens van de vreemdeling, de geldigheidsduur van de tewerkstellingsvergunning, alsmede een omschrijving van de aard en de plaats van de door de vreemdeling te verrichten arbeid. Op een aanvraag wordt uiterlijk binnen zes weken na ontvangst beslist.
§ 3. Beperkingen en voorschriften Artikel 6 Beperkingen en voorschriften 1. 2.
142
Een tewerkstellingsvergunning kan onder beperkingen worden verleend. Aan een tewerkstellingsvergunning kunnen voorschriften worden verbonden. De voorschriften strekken ertoe dat: a. de werkgever inspanningen pleegt arbeidsplaatsen te doen vervullen door arbeidskrachten die op de lokale arbeidsmarkt beschikbaar zijn; b. door de werkgever in de arbeidsvoorwaarden, arbeidsverhouding of arbeidsomstandigheden voor de vervulling van arbeidsplaatsen door arbeidskrachten die op de lokale arbeidsmarkt beschikbaar zijn, gelegen beletselen worden opgeheven.
Landsverordening Arbeid Vreemdelingen
§ 4. Geldigheidsduur van de tewerkstellingsvergunning Artikel 7 Duur tewerkstellingsvergunning Een tewerkstellingsvergunning wordt voor bepaalde of onbepaalde tijd afgegeven.
§ 5. Het weigeren van de tewerkstellingsvergunning Artikel 8 Verplichte weigering 1.
2.
Een tewerkstellingsvergunning wordt geweigerd: a. indien voor het doen verrichten van de arbeid waarop de tewerkstellingsvergunning betrekking heeft arbeidskrachten op de lokale arbeidsmarkt beschikbaar zijn; b. indien in de overeenkomst tot het verrichten van arbeid waarop de tewerkstellingsvergunning betrekking heeft een beding is opgenomen dat in strijd is met een landsverordening of een landsbesluit, houdende algemene maatregelen; c. indien het een arbeidsplaats betreft die behoort tot een bij landsbesluit, houdende algemene maatregelen, aangewezen categorie van arbeid, waarvan het niet in het belang van de Nederlandse Antillen is deze door vreemdelingen te laten verrichten; d. indien deze een vreemdeling betreft die gehandeld heeft in strijd met de bij of krachtens de Landsverordening toelating en uitzetting gegeven regels; e. indien niet voldaan is aan de in de artikel 4, eerste lid, onder ten eerste, onderdeel f, van het Toelatingsbesluit gestelde voorwaarde; f. op andere bij Eilandsbesluit, houdende algemene maatregelen, vast te stellen gronden. Bij Eilandsbesluit, houdende algemene maatregelen, kan ten behoeve van de bevordering van internationale handelscontacten en in het kader van scholing en opleiding worden afgeweken van het eerste lid, onder a. Artikel 9 Onverplichte weigering
Een tewerkstellingsvergunning kan worden geweigerd: a. indien de werkgever niet kan aantonen voldoende inspanningen te hebben verricht de arbeidsplaats te doen vervullen door arbeidskrachten die op de lokale arbeidsmarkt beschikbaar zijn; b. indien er in de arbeidsvoorwaarden, arbeidsverhouding of arbeidsomstandigheden beletselen zijn gelegen voor vervulling van de
Landsverordening Arbeid Vreemdelingen
143
c.
d.
e.
arbeidsplaats door arbeidskrachten die op de lokale arbeidsmarkt beschikbaar zijn; indien voorzienbaar is dat binnen een redelijke termijn voor de desbetreffende arbeidsplaats lokale arbeidkrachten beschikbaar zullen komen; wegens het niet in acht nemen van een beperking waaronder een eerdere vergunning is verleend of wegens het niet naleven van een daaraan verbonden voorschrift. op andere bij Eilandsbesluit, houdende algemene maatregelen, vast te stellen gronden.
§ 6. Het intrekken van de tewerkstellingsvergunning Artikel 10 Intrekking Een tewerkstellingsvergunning wordt ingetrokken: a. indien de voor verkrijging verstrekte gegevens zodanig onjuist of onvolledig zijn geweest, dat op de aanvraag een andere beslissing zou zijn genomen als bij de beoordeling daarvan de juiste omstandigheden volledig bekend waren geweest; b. indien blijkt dat aan de vreemdeling verder verblijf in de Nederlandse Antillen is geweigerd; c. indien de vreemdeling wordt ontslagen; d. indien de werkgever in staat van faillissement wordt verklaard. Artikel 11 Voorwaarde intrekking Onverminderd het bepaalde in artikel 10 kan intrekking van een tewerkstellingsvergunning slechts geschieden wegens het niet in acht nemen van een beperking waaronder de vergunning is verleend, of wegens het niet naleven van een daaraan verbonden voorschrift.
Hoofdstuk III Bezwaar Artikel 12 Bezwaar 1.
144
Degene die rechtstreeks in zijn belang is getroffen door een beschikking ter zake van een tewerkstellingsvergunning kan hiertegen binnen vier weken na de dag waarop deze is gegeven bezwaar indienen bij het bestuurscollege van het desbetreffende eilandgebied. Onder beschikking wordt mede begrepen het niet beslissen door het bestuurscollege binnen
Landsverordening Arbeid Vreemdelingen
2.
3. 4. 5.
de in artikel 5, achtste lid, genoemde termijn. Het bezwaar heeft schorsende werking. Het bezwaarschrift bevat tenminste: a. de naam en het adres van de indiener; b. de dagtekening; c. een omschrijving van de beschikking waartegen het bezwaarschrift is gericht; d. de gronden van het bezwaar. Het bestuurscollege beslist op het bezwaar binnen zes weken na ontvangst daarvan. Verklaart het bestuurscollege het bezwaar gegrond, dan treedt die beslissing in de plaats van de bestreden beschikking. Indien het bezwaarschrift niet voldoet aan de in het eerste en tweede lid gestelde vereisten verklaart het bestuurscollege het bezwaar nietontvankelijk. Indien niet is voldaan aan de in het tweede lid gestelde vereisten geeft het bestuurscollege de indiener van het bezwaar echter eerst een redelijke termijn om de door hem geconstateerde gebreken te herstellen. Artikel 12a Beroep
Degene die rechtstreeks in zijn belang is getroffen door de beschikking op het bezwaarschrift kan hiertegen binnen zes weken, na de dag waarop deze is gegeven bij het Gerecht in Eerste Aanleg van de Nederlandse Antillen, beroep instellen. Onder beschikking wordt mede begrepen het niet beslissen door het bestuurscollege op het bezwaarschrift binnen de bezwaartermijn van zes weken.
Hoofdstuk IV Toezicht en opsporing Artikel 13 Toezicht 1.
2.
Met het toezicht op de naleving van het bij of krachtens deze landsverordening bepaalde zijn belast de door het bestuurscollege aangewezen ambtenaren. Een aanwijzing als bedoeld in het eerste lid wordt bekendgemaakt in het blad waarin van Landswege officiële berichten worden geplaatst.
Landsverordening Arbeid Vreemdelingen
145
Artikel 14 Legitimatieplicht 1. 2. 3.
Bij de uitoefening van hun taak dragen de toezicht houdende ambtenaren een legitimatiebewijs bij zich. Desgevraagd tonen zij hun legitimatiebewijs aanstonds. Het legitimatiebewijs bevat een foto van de toezicht houdende ambtenaar en vermeldt in ieder geval diens naam en hoedanigheid. Artikel 15 Toegang tot elke plaats
1.
2.
3.
De toezichthoudende ambtenaren hebben op vertoon van hun legitimatiebewijs, te allen tijde en ongehinderd toegang tot elke plaats, voor zover dat voor de vervulling van hun taak redelijkerwijs noodzakelijk is. Zonodig verschaffen zij zich toegang met behulp van de sterke arm. Indien de plaats, bedoeld in het eerste lid, een woning is, betreedt een toezicht houdende ambtenaar de woning niet tegen de wil van de bewoner tenzij met een schriftelijke last van de rechter-commissaris of de officier van justitie dan wel in aanwezigheid één hunner of van een hulpofficier van justitie. Van dit binnentreden wordt binnen tweemaal vierentwintig uur procesverbaal opgemaakt, hetwelk wordt ingezonden bij de officier van justitie. Daarin wordt mede van het tijdstip van het binnentreden en van het beoogde doel melding gemaakt. Artikel 16 Bevoegdheden
1.
2.
Voor zover zulks voor de vervulling van hun taak redelijkerwijs noodzakelijk is, zijn de toezichthoudende ambtenaren bevoegd: a. inlichtingen te verlangen; b. inzage te verlangen van zakelijke gegevens en bescheiden; c. kopieën te maken van de in onderdeel b bedoelde gegevens en bescheiden. Indien het maken van kopieën niet ter plaatse kan geschieden zijn de toezichthoudende ambtenaren bevoegd de in het eerste lid, onderdeel b, bedoelde gegevens en bescheiden voor dat doel voor korte tijd mee te nemen tegen een door hen afgegeven schriftelijk bewijs. Artikel 17 Verplichte medewerking
1.
146
Een ieder is verplicht aan toezicht houdende ambtenaren alle medewerking te verlenen die deze redelijkerwijs kunnen verlangen ter uitoefening van hun bevoegdheden.
Landsverordening Arbeid Vreemdelingen
2.
Zij die uit hoofde van ambt, beroep of wettelijk voorschrift verplicht zijn tot geheimhouding, kunnen het verlenen van medewerking weigeren, voor zover hun geheimhoudingsplicht zich daartoe uitstrekt. Artikel 18 Opsporing van strafbare feiten
1.
2. 3.
Met de opsporing van strafbare feiten zijn naast de ambtenaren bedoeld in artikel 184 van het Wetboek van Strafvordering van de Nederlandse Antillen belast de bij landsbesluit aangewezen ambtenaren. Het bepaalde in artikel 185 van het Wetboek van Strafvordering is van overeenkomstige toepassing. De voordracht voor een landsbesluit als bedoeld in het eerste lid geschiedt na overleg met het bestuurscollege. Een aanwijzing als bedoeld in het eerste lid wordt bekend gemaakt in het blad waarin van landswege officiële berichten worden geplaatst.
Hoofdstuk V Strafbepalingen Artikel 19 Strafbepalingen 1.
2.
De werkgever, die het in artikel 2, eerste lid, neergelegde verbod overtreedt, wordt gestraft met een hechtenis van ten hoogste drie maanden of een geldboete van ten hoogste honderdduizend gulden. De in het eerste lid strafbaar gestelde feit is een overtreding.
Hoofdstuk VI Bijzondere bepalingen Artikel 20 Vermoeden arbeidsduur Indien een werkgever een vreemdeling arbeid doet verrichten in strijd met het bepaalde in artikel 2, eerste lid, wordt de vreemdeling vermoed gedurende tenminste zes maanden werkzaam te zijn voor die werkgever tegen een beloning en een arbeidsduur die in de betreffende bedrijfstak gebruikelijk is.
Landsverordening Arbeid Vreemdelingen
147
Hoofdstuk VII Overgangs- en slotbepalingen Artikel 22 Overgangsbepaling verblijfsvergunningen Een vóór het tijdstip van inwerkingtreding van deze landsverordening verleende verblijfsvergunning, waarbij door of namens de minister van Justitie aan de vreemdeling toestemming is verleend voor een in de verblijfsvergunning met name genoemde werkgever bepaalde arbeid te verrichten, danwel is voorzien van een aantekening van of namens de minister van Justitie waaruit blijkt dat aan die vergunning geen beperkingen zijn verbonden voor het verrichten van arbeid, geldt voor de geldigheidsduur daarvan, doch ten hoogste tot uiterlijk drie jaren na het tijdstip van inwerkingtreding van deze landsverordening, ten behoeve van die werkgever als een tewerkstellingsvergunning. Artikel 22 Overgangsbepalingen aanvragen Aanvragen om een verblijfsvergunning waarbij tevens toestemming is gevraagd voor een met name genoemde werkgever bepaalde arbeid te verrichten, die zijn ingediend vóór het tijdstip van inwerkingtreding van deze landsverordening, worden afgehandeld overeenkomstig de bij of krachtens de Landsverordening toelating en uitzetting gestelde bepalingen, zoals deze luidden voor het tijdstip van inwerkingtreding van de onderhavige landsverordening. Artikel 23 Inwerkingtreding 1. 2.
Deze landsverordening treedt in werking op een bij landsbesluit te bepalen tijdstip. De artikelen 12, tweede tot en met vijfde lid, en 12a vervallen op de datum van inwerkingtreding van Landsverordening administratieve rechtspraak. Artikel 24 Aanhaling
Deze landsverordening kan worden aangehaald als: Landsverordening arbeid vreemdelingen.
148
Landsverordening Arbeid Vreemdelingen
Landsverordening Ziekteverzekering Inleidende bepalingen Artikel 1140 Definities In deze landsverordening wordt verstaan onder: Minister: de Minister van Arbeid en Sociale Zaken. Bank: de Sociale Verzekeringsbank. Werkgever: iedere natuurlijke of rechtspersoon, die hier te lande een of meer werknemers arbeid doet verrichten, alsmede de natuurlijke of rechtspersoon die, hier te lande gevestigd, een of meer werknemers, die eveneens hier te lande gevestigd zijn, arbeid doet verrichten in het buitenland; Werknemer: een ieder die voor een werkgever in dienstverband of persoonlijk in aangenomen werk arbeid verricht, behalve: voor wat degene betreft, die persoonlijk in aangenomen werk arbeid verricht - indien hij zelf door de bank als werkgever is aangemerkt; ouders en inwonende kinderen van de werkgever tenzij van een normaal dienstverband tegen het gebruikelijke loon sprake is; huispersoneel en thuiswerkers; losse werknemers, waaronder wordt verstaan werknemers die als regel geen twaalf achtereenvolgende dagen, niet medegerekend zondagen en daarmede krachtens de Arbeidsregeling 1952 (P.B. 1958, no. 24) gelijkgestelde dagen, in dienst van de werkgever zijn; degene, die een dagloon geniet hoger dan NAF. 159,45 indien voor hem een 6daagse werkweek geldt, ongeacht of dit loon bij één of meerdere werkgevers wordt genoten;141 degene, die een dagloon geniet hoger dan NAF. 191,34 indien voor hem een 5-
140 141
P.B. 1996, 8. P.B. 2007.51.
Landsverordening Ziekteverzekering
149
Gewezen werknemer:
Gezinsleden:
142
daagse werkweek geldt, ongeacht of dit loon bij één of meerdere werkgevers wordt genoten; 142 de kapitein en schepelingen op Nederlands- Antilliaanse zeeschepen; degene, die in dienst is van een publiekrechtelijk lichaam en aan de voor hem geldende rechtspositieregelingen aanspraak op tegemoetkoming bij ziekte kan ontlenen. Indien de in aangenomen werk arbeidende persoon, die niet zelf door de bank als werkgever is aangemerkt, zich bij het verrichten van zijn arbeid door anderen laat bijstaan, worden ook die anderen beschouwd als werknemer van de werkgever, van wie het werk is aangenomen. Bij landsbesluit houdende algemene maatregelen kunnen personen, die ingevolge het voorgaande niet de hoedanigheid van werknemer hebben, als werknemer worden aangemerkt, eventueel onder nader te stellen voorwaarden. een persoon die: niet meer aangemerkt kan worden als werknemer in de zin van dit artikel; ingezetene is; geen aanspraak kan maken op geneeskundige behandeling en verpleging wegens ziekte dan krachtens deze landsverordening; niet de leeftijd van 60 jaar heeft bereikt; en geen inkomen geniet anders dan verstrekkingen ten laste van één van de eilandgebieden van de Nederlandse Antillen. de echtgenote of echtgenoot van een als kostwinner aangemerkte werknemer of gewezen werknemer alsmede diens kinderen en indien voornoemde personen: ingezetenen zijn; geen aanspraak als werknemer of gewezen werknemer kunnen maken op geneeskundige behandeling en verpleging wegens
P.B. 2007.51.
150
Landsverordening Ziekteverzekering
Kinderen:
Pleegkinderen:
Kostwinner:
Verzekerde:
Behandelende geneeskundige:
ziekte krachtens deze landsverordening of een andere landsverordening; en de leeftijd van zestig jaar niet hebben bereikt; minderjarige wettige en natuurlijke kinderen van de werknemer of gewezen werknemer; minderjarige onwettige kinderen ten aanzien van wie de mannelijke werknemer of gewezen werknemer bij rechterlijk vonnis is veroordeeld tot het voorzien in het levensonderhoud danwel bij authentieke akte de onderhoudsplicht heeft erkend, of die met hem in een gezinsverband samenwonen; minderjarige aangehuwde en pleegkinderen behorende tot het gezinsverband van de werknemer of gewezen werknemer; en kinderen, genoemd in de hieraan voorafgaande gedachtestrepen, die meerderjarig zijn geworden en wier tijd geheel of grotendeels in beslag wordt genomen door of in verband met het volgen van onderwijs of van een beroepsopleiding voorzover zij de leeftijd van 25 jaar niet hebben bereikt; de kinderen die door de werknemer of gewezen werknemer worden onderhouden en opgevoed als waren zij eigen kinderen; de werknemer of gewezen werknemer die geheel of in overwegende mate voorziet in het levensonderhoud van de gezinsleden, en die indien binnen een gezinsverband meerdere inkomens zijn, de persoon met het hoogste inkomen is, of indien de inkomens gelijk zijn, de man is; een ieder die krachtens de bepalingen van deze landsverordening tegenover de bank recht heeft op tegemoetkoming, bestaande uit geneeskundige behandeling en verpleging, alsook voor wat betreft de werknemer op uitkeringen in geld; de geneeskundige die op aanwijzing of met goedvinden van de bank de verzekerde onderzoekt of behandelt;
Landsverordening Ziekteverzekering
151
Controlerende geneeskundige: Arbeidsongeschiktheid:
Loon:
152
de geneeskundige die als zodanig door de bank is aangewezen; de toestand waarin de werknemer verkeert, die als gevolg van ziekte gedurende een etmaal of langer niet in staat is om zijn normale arbeid te verrichten of deze arbeid zo lang niet mag verrichten hetzij om een medisch noodzakelijk onderzoek mogelijk te maken hetzij om te voorkomen dat zijn genezing wordt belemmerd, dan wel om besmetting van anderen te voorkomen; elke uitkering in welke vorm ook welke de werknemer als vergoeding voor zijn arbeid ten laste van zijn werkgever geniet, alsook ontvangsten van derden, welke van invloed zijn op de voorwaarden der arbeidsovereenkomst, behalve: vergoeding voor het verrichten van overwerk in de zin van de Arbeidsregeling 1952 (P.B. 1958, no. 24); de toeslag op het loon ingevolge artikel 58 van de Landsverordening Algemene Ouderdomsverzekering (P.B. 1960, no. 83) en artikel 52 van de Landsverordening Algemene Weduwen- en wezenverzekering (P.B. 1965, no. 194); de sociale verzekeringspremies welke ten laste van de werkgever komen; vergoeding boven het normale loon voor het tijdelijk verrichten van andere dan de normale arbeid, waartoe hij ingevolge arbeidsovereenkomst met zijn werkgever verplicht is; vergoeding welke bij uitzondering wordt gegeven voor het verrichten van een boven het normale liggende arbeidsprestatie; hetgeen ingevolge artikel 6, derde lid, onderdelen d tot en met h, van de Landsverordening op de Loonbelasting 1976 (P.B. 1975, no. 254) niet tot het loon wordt gerekend; de verplichte bijdragen van de werkgever in spaarfondsen; uitkeringen voor opleiding of studie van de kinderen; gratificaties bij verjaardagen of ambtsjubilea;
Landsverordening Ziekteverzekering
-
Dagloon van de werknemer voor wie een 6-daagse werkweek geldt:
Dagloon van de werknemer voor wie een 5-daagse werkweek geldt:
Inkomen:
kwijtscheldingen van leningen verstrekt door de werkgever; de financiële voordelen uit geldleningen met een lage rente verstrekt door de werkgever;
bij een uurloon: de geldswaarde van het loon per uur, vermenigvuldigd met het aantal werkuren per week van de betrokken werknemer, het verkregen product gedeeld door 6; bij een weekloon: de geldswaarde van het loon per week gedeeld door 6; bij een maandloon: de geldswaarde van het loon per maand vermenigvuldigd met 3 en gedeeld door 78.
bij een uurloon: de geldswaarde van het loon per uur, vermenigvuldigd met het aantal werkuren per week van de betrokken werknemer, het verkregen product gedeeld door 5; bij een weekloon: de geldswaarde van het loon per week gedeeld door 5; bij een maandloon: de geldswaarde van het loon per maand vermenigvuldigd met 3 en gedeeld door 65. het zuiver inkomen in de zin van de Landsverordening op de inkomstenbelasting 1943 (P.B. 1956, no. 9).
Artikel 1a143 Aanmerking als werknemer 1.
2.
143
Voor de vaststelling of een werknemer aangemerkt wordt als werknemer in de zin van artikel 1 wordt tot het einde van een kalenderjaar geen rekening gehouden met wijzigingen van het loon, welke tijdens de duur van het dienstverband onderscheidenlijk van de verrichting van het aangenomen werk na 1 november van het voorafgaande kalenderjaar plaatsvinden of hebben plaatsgevonden. In afwijking van het eerste lid wordt, ingeval de werknemer tengevolge van een wijziging van werkgever na 1 november van het voorafgaande kalenderjaar een dagloon geniet hoger dan het dagloon, genoemd in artikel 1, onder “werknemer” voor een 6-daagse onderscheidenlijk voor
P.B. 1996, 8.
Landsverordening Ziekteverzekering
153
een 5-daagse werkweek, voor de vaststelling of deze werknemer aangemerkt wordt als werknemer in de zin van artikel 1, uitgegaan van het bij de nieuwe werkgever genoten dagloon. Artikel 1b144 Aanpassing dagloon De bedragen, genoemd in artikel 1 onder “werknemer”, kunnen bij landsbesluit, houdende algemene maatregelen, worden aangepast aan de ontwikkeling van de prijsindexcijfers van de gezinsconsumptie. De aanpassing heeft plaats met ingang van de eerste dag van enig kalenderjaar op basis van de stijging welke het prijsindexcijfer voor de maand augustus daaraan voorafgaande aangeeft ten opzichte van het prijsindexcijfer voor de maand augustus van het voorafgaande jaar. Artikel 1c145 Verzekering gezinsleden De gezinsleden worden alleen verzekerd indien de werknemer onderscheidenlijk de gewezen werknemer ten genoegen van de bank schriftelijk heeft aangetoond dat hij of zij als kostwinner in de zin van deze landsverordening kan worden aangemerkt.
Vaststelling van het dagloon Artikel 2146 Het dagloon 1.
2.
3.
Werkgever en werknemer stellen bij de aanvang van het dienstverband onderscheidenlijk de aanvang van de werkzaamheden en telkens wanneer het loon gewijzigd wordt, het dagloon vast met inachtneming van het daaromtrent in artikel1 bepaalde. Indien het loon geheel of gedeeltelijk bestaat uit huisvesting, verstrekkingen in natura, onderricht of geldelijke uitkeringen waarvan de grootte niet bij voorbaat vaststaat zoals provisie, commissie, tantième, fooien, vergoedingen voor aangenomen werk e.d., bepalen werkgever en werknemer ter vaststelling van het dagloon de gemiddelde geldswaarde daarvan. Indien het aantal werkuren per week, in het geval een uurloon wordt betaald, niet bij voorbaat vaststaat, bepalen werkgever en werknemer ter vaststelling van het dagloon het te verwachten gemiddeld aantal werkuren per week.
144
P.B. 1996, 8. P.B. 1996, 8. 146 P.B. 1996, 8. 145
154
Landsverordening Ziekteverzekering
4.
5.
De bank kan al dan niet op verzoek van werkgever of werknemer het dagloon vaststellen of het vastgelegde dagloon wijzigen. Zij brengt haar beslissing, welke in de plaats treedt van de beslissing van werkgever en werknemer, schriftelijk en met redenen omkleed ter kennis van de werkgever en de werknemer. Bij landsbesluit, houdende algemene maatregelen kunnen regelen worden vastgesteld, welke bij de bepaling van de geldswaarde van het niet in geld genoten loon moeten worden in acht genomen.
Tegemoetkoming Artikel 3147 Recht op tegemoetkoming 1.
2.
3.
De werknemer heeft in geval van ziekte krachtens de bepalingen van deze landsverordening tegenover de bank recht op tegemoetkoming, bestaande uit geneeskundige behandeling en verpleging, en uitkeringen in geld. De gezinsleden en de gewezen werknemer hebben in geval van ziekte krachtens de bepalingen van deze landsverordening tegenover de bank recht op tegemoetkoming, bestaande uit geneeskundige behandeling en verpleging. Met ziekte worden gelijkgesteld zwangerschap en bevalling van de vrouwelijke verzekerde alsook van de vrouwelijke verzekerde die weduwe of gescheiden is, mits de bevalling plaats heeft binnen driehonderd dagen na het overlijden van de echtgenoot, onderscheidenlijk de ontbinding van het huwelijk. De Minister kan, gehoord de bank, in afwijking van het in de voorgaande volzin bepaalde in bijzondere gevallen een ongehuwde vrouwelijke verzekerde recht geven op de gehele of gedeeltelijke tegemoetkoming bij zwangerschap en bevalling. 148 Met ziekte wordt tevens gelijkgesteld lichamelijk letsel als gevolg van een ongeval, tenzij de werknemer op grond daarvan rechten ontleent aan de Landsverordening Ongevallenverzekering.
Geneeskundige behandeling en verpleging Artikel 4149 Rechten van de verzekerde 1.
De verzekerde heeft recht op geneeskundige behandeling en verpleging met ingang van de dag van de ziekmelding.
147
P.B. 1996, 8. P.B. 1972, 108 149 P.B. 1996, 8. 148
Landsverordening Ziekteverzekering
155
2.
De geneeskundige behandeling en verpleging omvat: a. geneeskundig onderzoek en geneeskundige behandeling met inbegrip van specialistisch onderzoek en specialistische behandeling; b. verpleging in een ziekeninrichting met inbegrip van verblijf ter observatie; c. verstrekking van geneesmiddelen en verbandmiddelen; d. tandheelkundige behandeling ter genezing van een mondziekte welke niet terug te brengen is tot een geval van cariës; e. verloskundige hulp, voor- en nabehandeling bij zwangerschap en bevalling; f. vervoer; een en ander voor zover zulks in verband met de ziekte noodzakelijk is, evenwel uitsluitend op het eiland waar de verzekerde verblijft of voor zover aldaar niet te verkrijgen op een ander eiland van de Nederlandse Antillen. In het laatste geval kan aan de verzekerde een vergoeding worden toegekend ter zake van reis- en verblijfkosten overeenkomstig bij landsbesluit, houdende algemene maatregelen vast te stellen regels en aan de werknemer tevens ter zake van ziekengeld. Bij landsbesluit, houdende algemene maatregelen wordt geregeld welke verrichtingen onder de onderdelen a tot en met e vallen. Op schriftelijk verzoek van de verzekerde kan de bank bepalen dat in plaats van geneeskundige behandeling en verpleging een vergoeding wordt verstrekt overeenkomstig de regelen daaromtrent bij landsbesluit, houdende algemene maatregelen vastgesteld.
3.
Uitkeringen in geld Artikel 5150 Uitkering ziekengeld 1.
150
De werknemer die als gevolg van ziekte arbeidsongeschikt is, heeft recht op een uitkering in geld, ziekengeld genaamd, met ingang van de derde dag na die van de ziekmelding. Niettemin wordt over de dag van de ziekmelding en de twee daarop volgende dagen ziekengeld uitgekeerd, indien naar het oordeel van de behandelende geneeskundige de ziekte opneming in een ziekeninrichting noodzakelijk maakt. Het ziekengeld wordt over de bedoelde drie dagen eveneens uitgekeerd, indien de duur van de ziekte tengevolge van dezelfde ziekteoorzaak langer dan drie dagen bedraagt, ook wanneer geen opneming in een ziekeninrichting noodzakelijk is geweest. Ter zake van eenzelfde ziekteoorzaak vervalt dit recht twee jaar nadien, indien het betreft een arbeidsovereenkomst aangegaan voor onbepaalde tijd, ongeacht het voortduren van de arbeidsovereenkomst. Voor een arbeidsovereenkomst aangegaan voor
P.B. 1999, 69.
156
Landsverordening Ziekteverzekering
2.
3.
4.
5.
6.
bepaalde tijd vervalt dit recht na verloop van de periode waarvoor zij is aangegaan maar uiterlijk twee jaren na de dag van de ziektemelding wegens eenzelfde ziekteoorzaak. Indien een overeenkomst voor bepaalde tijd verlengd wordt, is het bepaalde met betrekking tot arbeidsovereenkomsten aangegaan voor onbepaalde tijd van toepassing. In geval van zwangerschap wordt de vrouwelijke werknemer gedurende de duur van het zwangerschaps- en bevallingsverlof, bedoeld in artikel 1614ca van het Burgerlijk Wetboek van de Nederlandse Antillen, geacht arbeidsongeschikt te zijn.151 Het ziekengeld bedraagt per dag 80% van het dagloon van de werknemer maar niet meer dan 80% van het dagloon, genoemd in artikel 1, onder “werknemer”. 152 Indien het loon met terugwerkende kracht is verhoogd, wordt ter bepaling van het ziekengeld met deze verhoging rekening gehouden vanaf het tijdstip dat de verhoging van het loon door de werkgever aan de werknemer is uitbetaald. 153 De werknemer heeft geen recht op ziekengeld: a. over de zondagen of de daarvoor voor hem in de plaats tredende vrije dagen, terwijl de werknemer voor wie een 5-daagse werkweek geldt bovendien geen recht heeft op ziekengeld over de vrije zaterdagen of de daarvoor voor hem in de plaats tredende vrije dagen; b. over de periode dat hem ziekengeld ter zake van een andere ziekte wordt uitgekeerd. 154 Wanneer de werknemer tijdens zijn arbeidsongeschiktheid van zijn werkgever loon ontvangt, wordt het ziekengeld per dag verminderd met het bedrag, waarmede het ziekengeld en het loon per dag tezamen het dagloon, waarnaar het ziekengeld is berekend, overtreft. Tijdens het dienstverband is de werkgever in geval van arbeidsongeschiktheid van de werknemer verplicht een uitkering gelijk aan het ziekengeld waarop de werknemer over de betreffende loontermijn tegenover de bank recht heeft, aan de werknemer uit te betalen op de dag waarop het loon moet worden uitbetaald of zou moeten worden uitbetaald indien de werknemer niet arbeidsongeschikt zou zijn. De werkgever die een uitkering volgens het bepaalde in de voorgaande volzin heeft uitbetaald heeft, in plaats van de werknemer, tegenover de bank recht op het betreffende ziekengeld en op uitbetaling daarvan uiterlijk zeven dagen na schriftelijke aanvrage bij de bank, in te dienen na afloop van de maand waarin de uitkering wordt uitbetaald. Indien de
151
P.B. 1976, 146; P.B. 1996, 8. P.B. 1996, 8. 153 P.B. 1996, 8. 154 P.B. 1996, 8. 152
Landsverordening Ziekteverzekering
157
7.
8.
9.
werkgever de uitkering niet tijdig uitbetaalt, keert de bank het ziekengeld aan de werknemer uit.155 De Bank is bevoegd om op grond van verdragen, convenanten en andersoortige overeenkomsten met uitvoerders van instellingen van sociale voorzieningen, het ziekengeld van een werknemer te verminderen ter ontneming van een ten onrechte verkregen voordeel van de werknemer op het gebied van sociale voorzieningen.156 De Bank is eveneens bevoegd om het ziekengeld van een werknemer te verminderen ter ontneming van een ten onrechte verkregen voordeel van de werknemer op het gebied van de door de Bank uitgevoerde sociale verzekeringswetten. 157 De in het zevende en achtste lid bedoelde vermindering kan ineens geschieden indien het ten onrechte genoten voordeel niet groter is dan een derde deel van het door de Bank verstrekte ziekengeld. In alle andere gevallen kan de vermindering niet meer bedragen dan een derde deel van het ziekengeld. 158
Vaststelling der tegemoetkoming Artikel 6 Mededeling tegemoetkoming 1.
2.
Zo spoedig mogelijk deelt de bank, mede aan de hand van de bevindingen en voorschriften van de behandelende geneeskundige, aan de werknemer schriftelijk mede welke tegemoetkoming hem zal worden verstrekt en eventueel dat en op welke gronden zij zich niet of niet langer tot tegemoetkoming gehouden acht. De werknemer stelt de werkgever onverwijld van deze mededeling in kennis. 159 Zodra de behandelende geneeskundige bevindt dat de werknemer: zich onder geneeskundige behandeling moet stellen; zich niet of niet langer onder geneeskundige behandeling behoeft te stellen; als bedlegerig patiënt behandeld moet worden; niet of niet langer als bedlegerig patiënt behandeld behoeft te worden; arbeidsongeschikt is; niet of niet langer arbeidsongeschikt is; geeft hij van deze bevindingen en zijn daaruit volgende voorschriften schriftelijk kennis aan de bank. 160
155
P.B. 1972, 108. P.B. 2005, 47. 157 P.B. 2005, 47. 158 P.B. 2005, 47. 159 P.B. 1972, 108; P.B. 1996, 8. 160 P.B. 1972, 108; P.B. 1996, 8. 156
158
Landsverordening Ziekteverzekering
3.
Het tweede lid is, met uitzondering van de tekst na de twee laatste gedachtestrepen, van overeenkomstige toepassing op de gezinsleden en gewezen werknemers.161 Artikel 7162 Uitzonderingen recht op tegemoetkoming
1.
2.
3.
4.
De werknemer heeft geen recht op tegemoetkoming of verliest dit recht: a. indien de ziekte te wijten is aan zijn opzet of grove schuld dan wel aan het gebruik van alcoholhoudende drank of bedwelmende middelen; b. indien en zolang hij zich niet onder behandeling van de behandelende geneeskundige heeft gesteld; c. indien hij zich schuldig maakt aan gedragingen waardoor zijn genezing wordt belemmerd; d. indien hij niet op de tijden en plaatsen, door de bank aangewezen, de behandelende geneeskundige toestaat hem te onderzoeken of te behandelen dan wel diens voorschriften niet opvolgt of zich daarnaast aan andere geneeskundige behandeling onderwerpt; e. indien hij niet op de tijden en plaatsen, door de bank aangewezen, de controlerende geneeskundige toestaat hem te onderzoeken; f. indien hij de aanwijzingen van de controlerende geneeskundige, ook wanneer deze afwijken van de voorschriften van de behandelende geneeskundige, niet opvolgt; g. indien hij, zonder de toestemming van de bank het eiland verlaat waar hem de tegemoetkoming wordt verstrekt; h. indien en voor zoveel hij, met betrekking tot de ziekte, recht heeft op tegemoetkoming krachtens de Landsverordening Ongevallenverzekering of krachtens enige wettelijke regeling op het gebied der volksgezondheid. Indien de werknemer tevens rechten ontleent aan een buitenlandse soortgelijke wettelijke regeling worden de rechten, waarop krachtens deze landsverordening aanspraak bestaat, dienovereenkomstig verminderd. Geen recht op geneeskundige behandeling en verpleging bestaat voor zover de kosten daarvan worden gedekt op grond van de Landsverordening algemene verzekering bijzondere ziektekosten (P.B. 1996, no. 211).163 Het eerste lid, onderdelen a tot en met g, en het tweede lid zijn van overeenkomstige toepassing op de gezinsleden en gewezen werknemers.
161
P.B. 1996, 8. P.B. 1996, 8. 163 P.B. 1996, 8; P.B. 1997, 316 (III). 162
Landsverordening Ziekteverzekering
159
Artikel 7a164 Hardheidsclausule In de gevallen dat de beëindiging of het verlies van het recht op tegemoetkoming van de verzekerde als gevolg van de toepassing van de bepalingen van deze landsverordening tot hardheden leidt, is de bank bevoegd, hetzij op verzoek, hetzij ambtshalve deze hardheden geheel of gedeeltelijk op te heffen. Artikel 8165 Premie 1.
2.
3.
4.
Ter zake van de kosten verbonden aan de uitvoering van deze landsverordening is aan de bank een premie verschuldigd. Het bepaalde in de artikelen 3, leden 2, 3, 4, en 5, 4, leden 2 en 4, 21, lid 1, 21a, 21b, 21c en 21d van de Landsverordening op de loonbelasting 1976 (P.B. 1975, no. 254) is van overeenkomstige toepassing ten aanzien van de door de werkgever verschuldigde premie, met dien verstande dat in plaats van “inhoudingspichtige(n)” telkens gelezen wordt “werkgever(s)” en dat de Directeur van de Sociale Verzekeringsbank in de plaats treedt van de Inspecteur der Belastingen.166 De premie voor de werknemer en diens gezinsleden wordt berekend naar een percentage van het dagloon van de werknemer met dien verstande dat over het gedeelte van het dagloon dat boven het dagloon, genoemd in artikel 1, onder “werknemer” ligt, geen premie wordt geheven. De premie voor de gewezen werknemer en diens gezinsleden wordt berekend naar een percentage van het laatst genoten dagloon van de gewezen werknemer. Als regel worden de percentages, bedoeld in het tweede lid, telkens voor een periode van twee jaren vastgesteld en wel zodanig dat het totaal van de over de eerstvolgende periode te ontvangen premies voldoende zal zijn om daaruit de te verwachten uitgaven van het ziektefonds, bedoeld in het tiende lid, over die periode te voldoen, alsmede om een bij landsbesluit, houdende algemene maatregelen te bepalen reserve te vormen en in stand te houden. Indien het loon met terugwerkende kracht is verhoogd, wordt voor de berekening van de premie met deze verhoging rekening gehouden vanaf het tijdstip dat de verhoging van het loon door de werkgever aan de werknemer is uitbetaald. De vordering wegens de premie, met inbegrip van alle kosten, is bevoorrecht op alle goederen van de werkgever en gaat boven alle andere voorrechten met uitzondering van die ter zake van de directe belastingen, die van de artikelen 287 en 288, onder a, van Boek 3 van het Burgerlijk Wetboek, alsmede dat van artikel 284 van Boek
164
P.B. 1996, 8. P.B. 1996, 8. 166 P.B. 2001, 129. 165
160
Landsverordening Ziekteverzekering
5.
6.
7.
8.
9.
10.
11.
12.
167
3 van het Burgerlijk Wetboek , voor zover de daar bedoelde kosten zijn gemaakt na de voorlopige of definitieve aanslag.167 De premie voor de werknemer en diens gezinsleden is verschuldigd door de werkgever, de werknemer en de rechtspersoon de Nederlandse Antillen. Het percentage, bedoeld in de eerste volzin van het tweede lid, alsmede de verdeling van de premie, bedoeld in het vijfde lid, tussen werkgever, werknemer en de rechtspersoon de Nederlandse Antillen worden vastgesteld bij landsbesluit, houdende algemene maatregelen. De premie voor de gewezen werknemer en diens gezinsleden is verschuldigd door de rechtspersoon de Nederlandse Antillen en het percentage, bedoeld in de tweede volzin van het tweede lid, wordt vastgesteld bij landsbesluit, houdende algemene maatregelen. Een overeenkomst met betrekking tot de verzekering van geneeskundige verzorging of van de kosten daarvan, gesloten voor een persoon die nadien ten gevolge van de aanpassing van het dagloon bij landsbesluit, houdende algemene maatregelen als bedoeld in de eerste volzin van artikel 1b, als werknemer krachtens deze landsverordening wordt verzekerd, vervalt met ingang van het tijdstip van inwerkingtreding van dat landsbesluit, voorzover aan de overeenkomst rechten kunnen worden ontleend, gelijkwaardig aan die welke uit de in deze landsverordening geregelde verzekering voortvloeien. De premie, welke voor de geheel of gedeeltelijk vervallen verzekering is vooruitbetaald, wordt door de verzekeraar, naar gelang het vervallen gedeelte van de overeenkomst, terugbetaald onder aftrek van ten hoogste 25 procent van het terug te betalen bedrag voor administratiekosten. Deze bepaling is van overeenkomstige toepassing op de gezinsleden van deze persoon. De premie wordt ten behoeve van de bank geheven: van de werknemer door inhouding op het loon door de werkgever; van de werkgever door middel van afdracht op aangifte; van de rechtspersoon de Nederlandse Antillen door aanslagen op te leggen aan deze rechtspersoon gedifferentieerd per eilandgebied waar de werknemer of gewezen werknemer zijn woonplaats heeft. De premie wordt gestort in een door de bank beheerd ziektefonds. Bij landsbesluit, houdende algemene maatregelen worden voorschriften vastgesteld met betrekking tot de belegging van de gelden van het ziektefonds. Ten laste van het ziektefonds komen de door de bank verstrekte tegemoetkomingen, bedoeld in de artikelen 3, eerste lid, en 5, eerste lid, alsmede alle andere kosten verbonden aan de uitvoering van deze landsverordening. Ingeval het ziekengeld, bedoeld in artikel 5, tweede lid, aan de werknemer persoonlijk door de bank wordt uitbetaald, wordt de premie, bedoeld in het tweede lid, door de bank op het ziekengeld ingehouden. 168
P.B. 2001, 24 (p. 87).
Landsverordening Ziekteverzekering
161
Artikel 8a169 Inhoudingplicht werkgever 1. 2.
De werkgever is inhoudingspichtig ten aanzien van het gedeelte van de premie dat ten laste komt van de werknemer. De werkgever is verplicht de premie in te houden op het tijdstip waarop het loon: a. betaald of verrekend wordt, ter beschikking van de werknemer wordt gesteld of rentedragend wordt; of b. vorderbaar en tevens inbaar wordt. Artikel 8b170 Afdracht premie
1.
2. 3.
4. 5.
6.
De werkgever is verplicht de premie die hij over een tijdvak van een maand of korter heeft ingehouden of had moeten inhouden, alsmede het gedeelte van de premie dat te zijnen laste komt, binnen vijftien dagen na het einde van die maand, op aangifte af te dragen. Indien de inhouding over een tijdvak van langer dan een maand geschiedt, is de werkgever verplicht het gedeelte van de premie dat ten laste van de werknemer komt, alsmede het gedeelte dat te zijnen laste komt, binnen vijftien dagen na het einde van dat tijdvak, op aangifte af te dragen. De werkgever is niet gerechtigd de af te dragen premie te compenseren met vorderingen op de bank. De aangifte wordt gelijktijdig met de afdracht gedaan bij de bank in het eilandgebied waar de werkgever gevestigd is. Indien de werkgever niet binnen de Nederlandse Antillen gevestigd is, geschieden vorenbedoelde aangifte en afdracht bij de bank in het eilandgebied waar de betrokken werknemers hun werkzaamheden verrichten. De bank kan onder door haar te stellen voorwaarden uitstel van het doen van aangifte verlenen. De bank kan van de werkgever die de premie over een tijdvak van langer dan een maand moet afdragen, vorderen dat hij binnen vijftien dagen na het einde van elke maand een gedeelte van de in te houden en af te dragen premie bij wijze van voorlopige betaling afdraagt. Ook in gevallen dat geen premie behoeft te worden ingehouden en afgedragen, moet de aangifte op de in het eerste en derde lid aangegeven wijze gedaan worden.
168
P.B. 1997, 316 (III ). P.B. 1996, 8. 170 P.B. 1996, 8. 169
162
Landsverordening Ziekteverzekering
Artikel 8c171 Aangifteformulier 1.
2.
3.
4.
De bank verstrekt de werkgever het benodigde aantal aangifteformulieren, hetzij op diens verzoek, hetzij ambtshalve. De werkgever is, in het geval hij deze formulieren niet van de bank heeft ontvangen, verplicht om de bank te verzoeken deze te verstrekken. De werkgever is gehouden het aangifteformulier duidelijk, volledig, stellig en zonder voorbehoud naar waarheid in te vullen of te doen invullen en te ondertekenen. De werkgever houdt in en draagt af onafhankelijk van het feit of en tot welk bedrag andere werkgevers van de werknemer inhouden, behoudens een andersluidende beslissing van de bank. Indien onverschuldigd is betaald, zal de onverschuldigd betaalde premie op verzoek door de bank worden gerestitueerd aan de rechthebbenden. De rechtsvordering tot terugbetaling van onverschuldigd betaalde premie verjaart door verloop van vijf jaren sedert het einde van het kalenderjaar, waarin de premie is afgedragen. Een werkgever die de Nederlandse Antillen metterwoon wenst te verlaten, is verplicht terstond aangifte en afdracht te doen over het lopende kalenderjaar. Artikel 8d172 Naheffingsaanslag
1.
2.
Indien de premie geheel of gedeeltelijk niet binnen de voorgeschreven termijn door de werkgever is afgedragen, kan de niet of te weinig afgedragen premie door middel van een aanslag, op te leggen ten name van de werkgever, nageheven worden, zolang niet sedert het einde van het kalenderjaar, waarin de premieschuld is ontstaan, vijf jaren zijn verstreken. De werkgever is gerechtigd het nageheven bedrag te verhalen op zijn werknemer voorzover het betrekking heeft op van de werknemer ten onrechte niet ingehouden premie. Ten aanzien van eenzelfde tijdvak kunnen meerdere aanslagen worden opgelegd. Artikel 8e173 Verhoging premie
1.
Indien de werkgever niet binnen de voorgeschreven termijn aangifte en afdracht doet, danwel het aangifteformulier onjuist of onvolledig invult, wordt het bedrag van de premie verhoogd met ten hoogste 100%.
171
P.B. 1996, 8. P.B. 1996, 8. 173 P.B. 1996, 8. 172
Landsverordening Ziekteverzekering
163
2.
De verhoging, bedoeld in het eerste lid, wordt als premie beschouwd. De werkgever is niet gerechtigd deze verhoging op zijn werknemers te verhalen. De verhoging, bedoeld in het eerste lid, kan buiten toepassing blijven, indien de in gebreke geblevene uit eigen beweging schriftelijk mededeling heeft gedaan, dat ten onrechte geen of te weinig premie is afgedragen en daarbij tevens de nodige inlichtingen verstrekt.
3.
Artikel 8f174 Loonadministratie 1.
De werkgever is gehouden een loonadministratie te voeren, waaruit duidelijk blijkt aan de hand waarvan en de wijze waarop de premie is berekend en ingehouden. De werkgever is gehouden na afloop van het kalenderjaar aan de werknemer, die bij het einde van het kalenderjaar in zijn dienst is of persoonlijk in aangenomen werk arbeid voor hem verricht, een verklaring af te geven betreffende het in dat kalenderjaar verkregen loon en de ingehouden premie. Bij beëindiging van het dienstverband of de werkzaamheden in de loop van het kalenderjaar is de werkgever gehouden aan de werknemer een zelfde verklaring af te geven over de tijd, waarin hij bij hem in dat kalenderjaar in dienstverband werkzaam was onderscheidenlijk voor hem werkzaamheden verrichtte. De verklaring wordt binnen tien dagen na het verzoek van de werknemer afgegeven. De loonadministratie moet gedurende vijf jaren na het einde van het kalenderjaar waarop het betrekking heeft, worden bewaard.
2.
3.
Artikel 8g175 Hoofdelijke aansprakelijkheid 1.
174 175
Hoofdelijk aansprakelijk is: a. voor de premie en de administratieve boete af te dragen respectievelijk verschuldigd door een niet binnen de Nederlandse Antillen wonende of gevestigde werkgever: de leider van zijn vaste inrichting binnen de Nederlandse Antillen, zijn binnen de Nederlandse Antillen wonende of gevestigde vaste vertegenwoordiger danwel degene die de leiding heeft van de hier te lande verrichte werkzaamheden; b. voor de premie en de administratieve boete af te dragen respectievelijk verschuldigd door een binnen de Nederlandse Antillen gevestigde rechtspersoon: ieder van de bestuurders;
P.B. 1996, 8. P.B. 1996, 8.
164
Landsverordening Ziekteverzekering
c.
2.
3.
4.
5.
voor de premie en de administratieve boete af te dragen respectievelijk verschuldigd door twee of meer werkgevers: ieder van de werkgevers. De werknemer kan hoofdelijk aansprakelijk gesteld worden voor de van hem ten onrechte niet of te weinig ingehouden premie, tenzij hij de bank tijdig van de nalatigheid van de werkgever in kennis heeft gesteld. Indien de werkgever niet binnen de Nederlandse Antillen woont of gevestigd is, kan de werknemer mede aansprakelijk worden gesteld voor het gedeelte van de premie dat ten laste komt van de werknemer. De werknemer die in dienstbetrekking is bij of werkzaamheden verricht voor een niet binnen de Nederlandse Antillen wonende of gevestigde werkgever en die de Nederlandse Antillen wenst te verlaten, dient hiervan schriftelijk mededeling te doen aan de bank en kan terstond mede aansprakelijk gesteld worden voor het gedeelte van de premie dat te zijnen laste komt. De heffing van de premie ingevolge het eerste tot en met het vierde lid geschiedt door middel van een aanslag. Artikel 8h176 Verstrekking inzage
1.
2.
3.
176
De werkgever, diens vaste vertegenwoordiger, de leider van de vaste inrichting van de werkgever of degene die de leiding heeft van de hier te lande verrichte werkzaamheden is desgevraagd gehouden aan de bank of aan de door deze aangewezen personen en deskundigen inzage te verlenen of afschrift te verstrekken van de boeken, bescheiden en geschriften, welke voor de vaststelling van de premie redelijkerwijs van belang zijn. Degene die inzage van de boeken, bescheiden en geschriften, bedoeld in het eerste lid, is gevraagd, wordt geacht die in zijn bezit te hebben, tenzij het tegendeel aannemelijk is gemaakt. Bij een weigering om te voldoen aan een verplichting als bedoeld in het eerste lid, kan een werkgever, diens vaste vertegenwoordiger, de leider van de vaste inrichting van de werkgever of degene die de leiding heeft van de hier te lande verrichte werkzaamheden, niet met vrucht een beroep doen op de omstandigheid dat hij uit hoofde van zijn stand, zijn beroep of zijn ambt tot geheimhouding verplicht is, zelfs al mocht deze hem bij enig wettelijk voorschrift zijn opgelegd.
P.B. 1996, 8.
Landsverordening Ziekteverzekering
165
Artikel 8i177 Geheimhoudingsplicht Het is een ieder verboden hetgeen hem, bij de uitvoering van deze landsverordening of in verband daarmede, nopens inkomen, opbrengst, uitdelingen, medische gegevens en in het algemeen nopens de zaken of werkzaamheden van een ander, blijkt of medegedeeld wordt, verder bekend te maken dan nodig is voor de uitvoering van deze landsverordening.
Invordering Artikel 8j178 Invordering premie en boete 1.
Invordering van de premie, de administratieve boete en al hetgeen de bank verder uit hoofde van deze landsverordening te vorderen heeft, heeft plaats volgens de regelen, welke van toepassing zijn op de invordering van de directe belastingen, met dien verstande dat de bank in plaats van de Ontvanger met de invordering is belast. De vordering wegens premie met inbegrip van alle kosten is bevoorrecht op alle roerende en onroerende goederen van de aansprakelijke natuurlijke of rechtspersoon en heeft voorrang boven alle bevoorrechte schulden, met uitzondering van de directe belastingen, van hypotheek en van de gerechtskosten, bedoeld in artikel 1165 ten 1° en artikel 1175 ten 1° van het Burgerlijk Wetboek van de Nederlandse Antillen. Aanslagen zijn invorderbaar vijftien dagen na de dagtekening van het aanslagbiljet. Indien er sprake is van een geval als bedoeld in artikel 8c, vierde lid, of artikel 8g, vierde lid, is de aanslag terstond invorderbaar. De verzending van aanslagbiljetten ten name van de werknemer kan mede plaats hebben door tussenkomst van de werkgever, die alsdan gehouden is het bedrag van de aanslag op het loon van de werknemer in te houden. Artikel 1614r, eerste lid, ten 8°, van het Burgerlijk Wetboek van de Nederlandse Antillen is van overeenkomstige toepassing.
2.
3. 4. 5.
177 178
P.B. 1996, 8. P.B. 1996, 8.
166
Landsverordening Ziekteverzekering
Eigen risico-dragers Artikel 9179 Eigen risicodragers 1.
2.
3.
4.
5.
6.
179 180
In bijzondere gevallen kan de Minister, gehoord de bank, bepalen dat de verzekerde in plaats van tegenover de bank tegenover de werkgever recht heeft op tegemoetkoming als bedoeld in deze landsverordening. In dat geval zijn de werkgever en de werknemer de premie, bedoeld in artikel 8, niet verschuldigd. De Minister maakt van zijn in het voorgaande lid bedoelde bevoegdheid slechts gebruik, indien: a. de werkgever tot zekerheid voor de nakoming van zijn verplichtingen garantie stelt volgens nader bij landsbesluit, houdende algemene maatregelen te stellen regelen; b. de werkgever de beschikking heeft over een medische dienst welke in staat is de verzekerde geneeskundige behandeling en verpleging te verstrekken overeenkomstig de bepalingen van deze landsverordening. De in het eerste lid bedoelde werkgever is verplicht om de bank op nader door haar vast te stellen wijze opgave te doen van de gevallen van ziekte welke onder zijn verzekerden zijn voorgekomen en met betrekking tot de ziekte aantekening te houden van de verstrekte tegemoetkomingen. In de gevallen, waarin de Minister van zijn bevoegdheid als bedoeld in het eerste lid gebruik heeft gemaakt, wordt voor de toepassing van de artikelen 1 onder “behandelende geneeskundige”, 3, eerste lid, 4, derde lid, 6 en 7, eerste lid, onderdelen d en g, in plaats van “bank” gelezen “werkgever” en zijn de artikelen 5, zesde lid, tweede en derde volzin, en 6, eerste lid, tweede volzin niet van toepassing. De verzekerde, die bezwaar heeft tegen de beslissing van de werkgever kan binnen drie weken na dagtekening daarvan een bezwaarschrift indienen bij de bank. Deze beslist op het bezwaarschrift en brengt haar beslissing, welke in de plaats treedt van de beslissing van de werkgever, schriftelijk en met redenen omkleed ter kennis van de werkgever en de verzekerde. De vordering van de arbeider wegens de tegemoetkoming is bevoorrecht op alle goederen van de werkgever en gaat boven alle andere voorrechten met uitzondering van die ter zake van de directe belastingen, die van de artikelen 287 en 288, onder a, van Boek 3 van het Burgerlijk Wetboek , alsmede dat van artikel 284 van Boek 3 van het Burgerlijk Wetboek, voor zover de daar bedoelde kosten zijn gemaakt na het ontstaan van de vordering van de arbeider. 180
P.B. 1996, 8. P.B. 2001, 24.
Landsverordening Ziekteverzekering
167
7.
De tegemoetkoming aan de in dit artikel bedoelde verzekerde wordt zonder enig voorbehoud door de bank gewaarborgd.
Beroep Artikel 10181 Beroep Tegen een beslissing van de Bank staat voor belanghebbende binnen zes weken na de dag waarop deze is gegeven, beroep open bij het Gerecht in eerste aanleg van de Nederlandse Antillen.
Vorderingen en aansprakelijkheid Artikel 11 Verjaring, vorderingen en aansprakelijkheid 1.
2. 3.
4.
5.
6.
De termijnen van het ziekengeld, welke niet zijn ingevorderd binnen twee jaar na de eerste dag, waarop zij konden worden ingevorderd, worden niet meer uitbetaald. Ieder beding, dat de aansprakelijkheid van de werkgever ingevolge de bepalingen van deze landsverordening uitsluit of vermindert, is nietig. Het is de werkgever verboden de voor hem uit de bepalingen van deze landsverordening voortvloeiende kosten geheel of gedeeltelijk te verhalen op het loon van de werknemer. 182 De arbeidsgeschikte zieke werknemer, die ten behoeve van geneeskundig onderzoek of behandeling noodzakelijk het verrichten van zijn arbeid onderbreekt, behoudt gedurende die tijd tegenover zijn werkgever recht op loon. 183 De verzekerde, die de tegemoetkoming in ontvangst neemt, wordt daardoor niet geacht van het recht op het hem eventueel meer toekomende afstand te hebben gedaan. 184 Indien de werknemer in verband met zijn ziekte, op grond waarvan een tegemoetkoming als bedoeld in deze landsverordening is toegekend, tegen de werkgever een rechtsvordering tot schadevergoeding heeft naar burgerlijk recht, wordt die vordering op grond van deze landsverordening niet verloren, doch de rechter houdt bij de vaststelling der schadevergoeding rekening met hetgeen krachtens deze landsverordening aan de werknemer is toegekend. 185
181
P.B. 2001, 80 (XXIX). P.B. 1996, 8. 183 P.B. 1996, 8. 184 P.B. 1996, 8. 185 P.B. 1996, 8. 182
168
Landsverordening Ziekteverzekering
7.
8.
Hij, die gehouden is tot vergoeding der schade door de verzekerde geleden als gevolg van ziekte, is voor de tegemoetkoming aan de verzekerde toegekend krachtens deze landsverordening aansprakelijk jegens degene te wiens laste die tegemoetkoming komt. 186 De tegemoetkoming is onvervreemdbaar, niet vatbaar voor verpanding of belening, evenmin voor executoriaal of conservatoir beslag, noch voor faillissementsbeslag, behalve tot verhaal van het verschuldigde wegens levering van levensbehoeften, verstrekt aan degeen tegen wie het beslag gedaan wordt en tot verhaal van onderhoud waartoe degene, die de uitkering geniet, ingevolge wettelijke regelingen is gehouden.
Uitvoering en toezicht Artikel 12 Uitvoering 1. 2.
3.
4. 5.
De bank is belast met de uitvoering van deze landsverordening. 187 Een ieder is verplicht ten behoeve van de uitvoering op verzoek aan de bank inlichtingen te verstrekken, desverlangd schriftelijk. De door de bank verlangde inlichtingen moeten binnen een door de bank te stellen termijn worden verstrekt. De verzekerde is verplicht uit eigen beweging aan de bank inlichtingen te verstrekken waarvan hij redelijkerwijs kan vermoeden dat deze aanleiding kunnen geven tot verlies of beëindiging van het recht op tegemoetkoming krachtens artikel 3, eerste lid. Ook is een ieder verplicht de door de bank gegeven aanwijzingen ten behoeve van de uitvoering van deze landsverordening op te volgen. 188 Bij niet naleving van de in tweede lid opgelegde verplichtingen door de verzekerde is de bank bevoegd de te verstrekken tegemoetkomingen en vergoedingen op te schorten. 189 Vervallen.190 Vervallen.191 Artikel 12a192 Toezicht
1.
Met het toezicht op de naleving van het bij of krachtens deze landsverordening bepaalde zijn belast de directeur, de onderdirecteur,
186
P.B. 1996, 8. P.B. 1997, 237 (LXVIII). 188 P.B. 1996, 8; P.B. 1997, 237 (LXVIII). 189 P.B. 1996, 8. 190 P.B. 1997, 237 (LXVIII). 191 P.B. 1997, 237 (LXVIII). 192 P.B. 1997, 237 (LXVIII). 187
Landsverordening Ziekteverzekering
169
2.
3. 4.
5.
6.
7.
alsmede het daartoe bij landsbesluit aangewezen overige administratieve personeel van de bank. Een zodanige aanwijzing wordt bekend gemaakt in De Curaçaosche Courant. De krachtens het eerste lid aangewezen personen zijn, uitsluitend voor zover dat voor de vervulling van hun taak redelijkerwijze noodzakelijk is, bevoegd: a. alle inlichtingen te vragen; b. inzage te verlangen van alle boeken, bescheiden en andere informatiedragers en daarvan afschrift te nemen of deze daartoe tijdelijk mee te nemen; c. goederen aan opneming en onderzoek te onderwerpen en deze daartoe tijdelijk mee te nemen; d. alle plaatsen, met uitzondering van woningen zonder de uitdrukkelijke toestemming van de bewoner, te betreden, vergezeld van door hen aangewezen personen. e. woningen of tot woning bestemde gedeelten van vaartuigen zonder de uitdrukkelijke toestemming van de bewoner binnen te treden. Zo nodig, wordt de toegang tot een plaats als bedoeld in het tweede lid, onderdeel d, verschaft met behulp van de sterke arm. Op het binnentreden in woningen of in tot woning bestemde gedeelten van vaartuigen als bedoeld in het tweede lid, onderdeel e, is Titel X van het Derde Boek van het Wetboek van Strafvordering van overeenkomstige toepassing, met uitzondering van de artikelen 155, vierde lid, 156, tweede lid, 157, tweede en derde lid, 158, eerste lid, laatste zinsnede, en 160, eerste lid, en met dien verstande dat de machtiging wordt verleend door de procureur-generaal. Bij landsbesluit, houdende algemene maatregelen, kunnen regels worden gesteld met betrekking tot de wijze van taakuitoefening van de krachtens het eerste lid aangewezen personen. Een ieder is verplicht aan de krachtens het eerste lid aangewezen personen alle medewerking te verlenen die in het kader van de toezichtuitoefening op grond van het tweede lid wordt gevorderd. Artikel 12, tweede en derde lid, is van overeenkomstige toepassing. Artikel 13 Nadere regels
Ter uitvoering van deze landsverordening kunnen nadere regelen worden gesteld bij landsbesluit, houdende algemene maatregelen.
170
Landsverordening Ziekteverzekering
Artikel 14 Vrij van zegel en registratie Alle ingevolge deze landsverordening opgemaakte of overgelegde stukken, verzoekschriften en beschikkingen zijn vrij van het recht van zegel en van de formaliteit van registratie.
Administratieve sancties Artikel 14a193 Administratieve sancties 1.
2.
3.
4.
5.
Op overtreding van artikel 11, derde lid, en het niet of niet tijdig nakomen van een van de verplichtingen gesteld bij de artikelen 5, zesde lid, eerste volzin, 6, eerste lid, tweede volzin, 8c, vierde lid, 8g, vierde lid, 8h, eerste lid, 8i, 9, derde lid, 12, tweede lid, en krachtens artikel 13 wordt een boete geheven van ten hoogste vijfduizend gulden. Onder het niet voldoen aan de verplichtingen, genoemd in de artikelen 9, derde lid, en 12, tweede lid, wordt mede verstaan het verstrekken van onjuiste inlichtingen. Indien een aanslag, welke werd opgelegd wegens het niet voldoen aan de verplichting van artikel 8b, zesde lid, in zijn geheel moet worden verminderd, wordt een boete geheven van honderd gulden. Indien er sprake is van herhaling van eenzelfde overtreding binnen twee jaar wordt het maximum van de boetes, genoemd in het eerste tot en met het derde lid, verdubbeld. De boete wordt geheven door middel van aanslagen.
Strafbepalingen Artikel 15194 Strafbepalingen 1.
2.
193 194
Overtreding van artikel 11, derde lid, en het niet of niet tijdig nakomen van een van de verplichtingen gesteld bij de artikelen 5, zesde lid, eerste volzin, 6, eerste lid, tweede volzin, 8c, vierde lid, 8f, 8g, vierde lid, 8h, eerste lid, 8i, 12, tweede lid, en krachtens artikel 13 wordt gestraft met hechtenis van ten hoogste een maand of geldboete van ten hoogste tienduizend gulden. Het opzettelijk, mondeling of schriftelijk verstrekken of doen verstrekken van inlichtingen als bedoeld in de artikelen 9, derde lid, en 12, tweede lid, die onjuist zijn alsmede het afleggen van een valse verklaring aan de
P.B. 1996, 8. P.B. 1996, 8.
Landsverordening Ziekteverzekering
171
3.
4. 5. 6.
bank, wordt gestraft met gevangenisstraf van ten hoogste één jaar of een geldboete van ten hoogste tienduizend gulden. Het opzettelijk door giften, beloften, misbruik van gezag, geweld, bedreiging of misleiding bewegen van een werknemer om geen gebruik te maken van een hem volgens deze landsverordening toekomend recht wordt gestraft met gevangenisstraf van ten hoogste één jaar of geldboete van ten hoogste tienduizend gulden. De in het eerste lid strafbaar gestelde feiten zijn overtredingen en de in het tweede en derde lid strafbaar gestelde feiten misdrijven. Vervallen.195 Vervallen.196 Artikel 15a197 Verval van administratieve boete
Een administratieve boete vervalt, indien degene die haar heeft belopen, wegens het feit op grond waarvan boete is verschuldigd, onherroepelijk is veroordeeld, is vrijgesproken of is ontslagen van rechtsvervolging. Artikel 15b198 Opsporing van strafbare feiten 1.
2.
Met de opsporing van de bij deze landsverordening strafbaar gestelde feiten zijn, naast de in artikel 184 van het Wetboek van Strafvordering bedoelde ambtenaren, belast de directeur, de onderdirecteur, het daartoe bij landsbesluit aangewezen overige administratieve personeel van de bank, alsmede de daartoe bij landsbesluit aangewezen ambtenaren van de Inspectie der Belastingen. Bij landsbesluit, houdende algemene maatregelen, kunnen regels worden gesteld met betrekking tot de vereisten waaraan de krachtens het eerste lid aangewezen personen dienen te voldoen.
Overgangs- en slotbepalingen Artikel 16 Aanhaling en inwerkingtreding 1.
2.
Deze landsverordening, welke kan worden aangehaald als “Landsverordening Ziekteverzekering”, treedt in werking op een nader bij landsbesluit te bepalen tijdstip. Op het tijdstip als bedoeld in het voorgaande lid vervalt de Ziekteregeling 1936 (P.B. 1946, no. 101).
195
P.B. 1997, 237 (LXVIII). P.B. 1997, 237 (LXVIII). 197 P.B. 1996, 8. 198 P.B. 1997, 237 (LXVIII). 196
172
Landsverordening Ziekteverzekering
3.
De aanspraak op tegemoetkoming krachtens de Ziekteregeling 1936 op grond van een ziekteoorzaak, welke voor de dag van inwerkingtreding van deze landsverordening is ontstaan, blijft nadien van kracht, doch wordt geacht te bestaan krachtens deze landsverordening.
Landsverordening Ziekteverzekering
173
Landsverordening Ongevallenverzekering Inleidende bepalingen Artikel 1199 Definities In deze landsverordening wordt verstaan onder: Minister: de Minister van Arbeid en Sociale Zaken.200 Bank: de Sociale Verzekeringsbank; Werkgever: iedere natuurlijke of rechtspersoon, die hier te lande een of meer werknemers arbeid doet verrichten, alsmede de natuurlijke of rechts persoon die, hier te lande gevestigd, een of meer werknemers, die eveneens hier te lande gevestigd zijn, arbeid doet verrichten in het buitenland; Werknemer: een ieder die voor een werkgever in dienstverband of persoonlijk in aangenomen werk, arbeid verricht, behalve: voor wat betreft degene, die persoonlijk in aangenomen werk arbeid verricht - indien hij zelf door de bank als werkgever is aangemerkt; ouders, en inwonende kinderen van de werkgever, tenzij van een normaal dienst verband tegen het gebruikelijke loon sprake is; huispersoneel; thuiswerkers, met uitzondering van hen, die arbeiden met bij landsbesluit, houdende algemene maatregelen als gevaarlijk aangewezen stoffen; de kapitein en schepelingen op Nederlands-Antilliaanse zeeschepen; degene, die in dienst is van een publiekrechtelijk lichaam en aan de voor hem geldende rechtspositieregelingen aanspraak op tegemoetkoming bij ongeval kan ontlenen. Indien de in aangenomen werk arbeidende persoon, die niet zelf door de bank als werkgever is aangemerkt, zich bij het verrichten van zijn arbeid
199 200
P.B. 1996, 7. P.B. 1996, 7.
174
Landsverordening Ongevallenverzekering
door anderen laat bijstaan, worden ook die anderen beschouwd als werknemer van de werkgever, van wie het werk is aangenomen. Bij landsbesluit, houdende algemene maatregelen kunnen personen die ingevolge het voorgaande niet de hoedanigheid van werknemer hebben, als werknemer worden aangemerkt eventueel onder nader te stellen voorwaarden. Behandelende geneeskundige:
Controlerende geneeskundige: Ongeval:
Arbeidsongeschiktheid:
Loon:
de geneeskundige die op aanwijzing of met goedvinden van de bank de werknemer onderzoekt of behandelt; de geneeskundige die als zodanig door de bank is aangewezen; een ongeval dat de werknemer in verband met zijn dienstbetrekking is overkomen, alsook de bij landsbesluit, houdende algemene maatregelen aan te wijzen ziekten en lichamelijke letsels, in betrekkelijke korte tijd ontstaan, mits voldaan is aan de daarbij gestelde voorwaarden; de toestand waarin de werknemer verkeert, die als gevolg van een ongeval gedurende een etmaal of langer, niet in staat is om zijn normale arbeid te verrichten of deze arbeid zo lang niet mág verrichten hetzij om een medisch noodzakelijk onderzoek mogelijk te maken hetzij om te voorkomen dat zijn genezing wordt belemmerd; elke uitkering in welke vorm ook welke de werknemer als vergoeding voor zijn arbeid ten laste van zijn werkgever geniet, alsook ontvangsten van derden, welke van invloed zijn op de voorwaarden der arbeidsovereenkomst, behalve: vergoeding voor het verrichten van overwerk in de zin van de Arbeidsregeling 1952 (P.B. 1958, no. 24); de toeslag op het loon ingevolge artikel 58 van de Landsverordening Algemene Ouderdomsverzekering (P.B. 1960, no. 83) en artikel 52 van de Landsverordening Algemene Weduwen- en wezenverzekering (P.B. 1965, no. 194); de sociale verzekeringspremies welke ten laste van de werkgever komen; vergoeding boven het normale loon voor het tijdelijk verrichten van andere dan de
Landsverordening Ongevallenverzekering
175
-
Dagloon van de werknemer voor wie een 6-daagse werkweek geldt:
Dagloon van de werknemer voor wie een 5-daagse werkweek geldt:
Kinderen:
176
normale arbeid, waartoe hij ingevolge arbeidsovereenkomst in het bedrijf van zijn werkgever is verplicht; vergoeding, welke bij uitzondering wordt gegeven voor het verrichten van een boven het normale liggende arbeidsprestatie;
bij een uurloon: de geldswaarde van het loon per uur vermenigvuldigd met het aantal werkuren per week van de betrokken werknemer, het verkregen product gedeeld door 6; bij een weekloon: de geldswaarde van het loon per week gedeeld door 6; bij een maandloon: de geldswaarde van het loon per maand vermenigvuldigd met 3 en gedeeld door 78.
bij een uurloon: de geldswaarde van het loon per uur, vermenigvuldigd met het aantal werkuren per week van de betrokken werknemer, het verkregen product gedeeld door 5; bij een weekloon: de geldswaarde van het loon per week gedeeld door 5; bij een maandloon: de geldswaarde van het loon per maand vermenigvuldigd met 3 en gedeeld door 65. minderjarige wettige en natuurlijke kinderen; minderjarige onwettige kinderen ten aanzien van wie de mannelijke werknemer of gewezen werknemer bij rechterlijk vonnis is veroordeeld tot het voorzien in het levensonderhoud danwel bij authentieke akte de onderhoudsplicht heeft erkend, of die met hem in een gezinsverband samenwonen; minderjarige aangehuwde en pleegkinderen behorende tot het gezinsverband van de werknemer of gewezen werknemer; en kinderen, genoemd in de hieraan voorafgaande gedachtestrepen, die meerderjarig zijn geworden en wier tijd geheel of grotendeels in beslag wordt genomen door of in verband met het volgen
Landsverordening Ongevallenverzekering
Pleegkinderen:
van onderwijs of van een beroepsopleiding voorzover zij de leeftijd van 25 jaar niet hebben bereikt; de kinderen die door de werknemer of gewezen werknemer worden onderhouden en opgevoed als waren zij eigen kinderen.
Vaststelling van het dagloon Artikel 2 Het dagloon 1.
2.
3.
4.
5.
Werkgever en werknemer stellen bij de aanvang van het dienstverband respectievelijk de aanvang van de werkzaamheden en telkens, wanneer het loon gewijzigd wordt, het dagloon vast met inachtneming van het daaromtrent in artikel 1 bepaalde.201 Indien het loon geheel of gedeeltelijk bestaat uit huisvesting, verstrekkingen in natura, onderricht of geldelijke uitkeringen waarvan de grootte niet bij voorbaat vast staat zoals provisie, commissie, tantième, fooien, vergoeding voor aangenomen werk e.d., bepalen werkgever en werknemer ter vaststelling van het dagloon de gemiddelde geldswaarde daarvan. Indien het aantal werkuren per week, in het geval een uurloon wordt betaald, niet bij voorbaat vaststaat, bepalen werkgever en werknemer, ter vaststelling van het dagloon het te verwachten gemiddelde aantal werkuren per week. De bank kan al dan niet op verzoek van werkgever of werknemer het dagloon vaststellen of het vastgestelde dagloon wijzigen. Zij brengt haar beslissing, welke in de plaats treedt van de beslissing van werkgever en werknemer, schriftelijk en met redenen omkleed ter kennis van de werkgever en de werknemer. Bij landsbesluit, houdende algemene maatregelen kunnen regelen worden vastgesteld, welke bij de bepaling van de geldswaarde van het niet in geld genoten loon moeten worden in acht genomen.
Tegemoetkoming Artikel 3 Recht op tegemoetkoming 1.
201
De werknemer aan wie een ongeval is overkomen heeft krachtens de bepalingen van deze landsverordening en ongeacht het voortduren van het dienstverband tegenover de bank recht op tegemoetkoming,
P.B. 1976, 7.
Landsverordening Ongevallenverzekering
177
bestaande uit geneeskundige behandeling en verpleging, en uitkeringen in geld. De nagelaten betrekkingen van de arbeider, die als gevolg van een ongeval is overleden, hebben krachtens de bepalingen van deze landsverordening tegenover de bank recht op tegemoetkoming, bestaande uit uitkeringen in geld.
2.
Geneeskundige behandeling en verpleging Artikel 4 Rechten van de verzekerde 1.
De werknemer heeft recht op geneeskundige behandeling en verpleging zolang de gevolgen van het ongeval dit noodzakelijk maken. De geneeskundige behandeling en verpleging omvat: a. geneeskundig onderzoek en geneeskundige behandeling met inbegrip van specialistisch onderzoek en specialistische behandeling; b. verpleging in een ziekeninrichting met inbegrip van verblijf ter observatie; c. verstrekking van geneesmiddelen en verbandmiddelen; d. verstrekking en vernieuwing van kunstmiddelen, welke kunnen bijdragen tot vermindering of opheffing van de arbeidsongeschiktheid of tot verbetering van de levensomstandigheden en welke voorkomen op een bij landsbesluit, houdende algemene maatregelen vastgestelde lijst; 202 e. onderricht in het gebruik van kunstmiddelen als vorenbedoeld; f. vervoer; g. voortdurende hulp van derden;203 een en ander voor zover zulks in verband met de gevolgen van het ongeval noodzakelijk is, evenwel uitsluitend op het eiland waar de werknemer verblijft of voor zover aldaar niet te verkrijgen op een ander eiland van de Nederlandse Antillen. In het laatste geval kan aan de werknemer vergoeding worden toegekend terzake van loonderving en van reis- en verblijfskosten overeenkomstig bij landsbesluit, houdende algemene maatregelen vastgestelde regelen. Op schriftelijk verzoek van de werknemer kan de bank bepalen dat in plaats van geneeskundige behandeling en verpleging een vergoeding wordt verstrekt overeenkomstig de regelen daaromtrent bij landsbesluit, houdende algemene maatregelen vastgesteld.
2.
3.
202 203
P.B. 1975, 196. P.B. 1996, 82.
178
Landsverordening Ongevallenverzekering
Uitkeringen in geld Artikel 5204 Uitkering ongevallengeld 1.
2.
3.
4.
5.
6.
De werknemer, die als gevolg van het ongeval geheel of gedeeltelijk arbeidsongeschikt is, heeft recht op een uitkering in geld, ongevallengeld genaamd, met ingang van de dag na die van de melding van het ongeval bij de bank. Bij gehele arbeidsongeschiktheid bedraagt het ongevallengeld per dag: a. gedurende de eerste 52 weken: 100% van het dagloon van de werknemer;205 b. voor de verdere duur: 80% van het dagloon van de werknemer.206 Indien het loon met terugwerkende kracht is verhoogd, wordt ter bepaling van het ongevallengeld met deze verhoging rekening gehouden vanaf het tijdstip dat de verhoging van het loon door de werkgever aan de werknemer is uitbetaald.207 Bij gedeeltelijke arbeidsongeschiktheid bedraagt het ongevallengeld per dag gedurende de in het tweede lid genoemde tijdvakken een in een evenredige verhouding tot het percentage van de arbeidsongeschiktheid staand deel van de in het tweede lid genoemde percentages van het dagloon. 208 De werknemer heeft geen recht op ongevallengeld over de zondagen, of de daarvoor voor hem in de plaats tredende vrije dagen, terwijl de werknemer voor wie een 5-daagse werkweek geldt bovendien geen recht heeft op ongevallengeld over de vrije zaterdagen of de daarvoor voor hem in de plaats tredende vrije dagen.209 Wanneer de werknemer tijdens zijn arbeidsongeschiktheid van zijn werkgever loon ontvangt, wordt het ongevallengeld per dag verminderd met het bedrag, waarmede het ongevallengeld en het loon per dag tezamen het oorspronkelijke loon per dag overtreft.
204
Door de wetgever zijn met betrekking tot het onderhavige artikel in de loop der jaren diverse wijzigingen doorgevoerd. Bij het verwerken van deze wijzigingen in de tekst is gebleken dat niet altijd even nauwkeurig is aangeknoopt bij de eerdere wijzigingen. Bijvoorbeeld bij de wijziging in 1976 (PB 1976, nr. 146) zijn de leden van dit artikel foutief doorgenummerd. Indien de wijzigingen letterlijk zouden zijn overgenomen, zou de tekst onbegrijpelijk worden. Bij het verwerken van de wijzigingen in de tekst is hiermee rekening gehouden. Derhalve vormt deze tekst geen exacte weergave van de originele tekst. 205 P.B. 1996, 7. 206 P.B. 1996, 7. 207 P.B. 1996,7. 208 P.B. 1996,7. 209 P.B. 1972, 108.
Landsverordening Ongevallenverzekering
179
7.
a.
b.
c.
d. 8.
210 211
a.
Van de nagelaten betrekkingen van de als gevolg van het hem of haar overkomen ongeval overleden werknemer hebben, met ingang van de dag na die van het overlijden, recht op een uitkering in geld: de echtgenote of echtgenoot met wie de overleden werknemer ten tijde van het ongeval gehuwd was, of van wie de overledene gescheiden was doch in wier levensonderhoud de overledene moest voorzien met dien verstande dat de uitkering eindigt op de dag dat zij of hij opnieuw in het huwelijk treedt; de kinderen van de werknemer in wier levensonderhoud de overledene geheel of gedeeltelijk moest voorzien of voorzag; de ouders, indien de overledene kostwinner was tot de door van de langstlevende met dien verstande dat zij slechts dan recht hebben op uitkering, indien eerder genoemde nagelaten betrekkingen hun volle uitkering hebben ontvangen en de maximum uitkering, bedoeld in onderdeel b nog iet is bereikt, terwijl het recht van de ouder van de overledene in ieder geval eindigt op de dag, waarop hij of zij opnieuw in het huwelijk treedt; 210 De uitkering aan de echtgenote of echtgenoot bedraagt per dag dertig procent; aan een kind per dag vijftien procent, doch twintig procent indien het ouderloos is en aan de ouder of ouders ten hoogste dertig procent van het dagloon van de overleden werknemer, met dien verstande dat de uitkeringen aan alle nagelaten betrekkingen tezamen niet meer dan zestig procent van het dagloon bedragen. Indien de echtgenote of echtgenoot en de kinderen tezamen eventueel de kinderen tezamen, recht zouden hebben op een hogere uitkering dan zestig procent van het dagloon, wordt de uitkering aan ieder evenredig verminderd; De nagelaten betrekkingen hebben geen recht op uitkeringen over de zondagen, terwijl de nagelaten betrekkingen van de werknemer voor wie een 5-daagse werkweek gold bovendien geen recht hebben op uitkeringen over de zaterdagen. Een kind kan tegelijkertijd slechts op grond van één overlijden uitkering genieten. Het ongevallengeld waartoe de werknemer gerechtigd is, kan indien de arbeidsongeschiktheid langer dan 52 weken heeft bestaan en vermindering of verdere vermindering daarvan niet is te verwachten, worden omgezet in een uitkering ineens bedragende het ongevallengeld per dag, vermenigvuldigd met 1872, indien het dagloon gebaseerd is op een 6-daagse werkweek en met 1560 indien het dagloon gebaseerd is op een 5-daagse werkweek.211
P.B. 1996, 7. P.B. 1968, 36.
180
Landsverordening Ongevallenverzekering
9.
10.
11.
12.
13.
In geval het arbeidsongeschiktheidspercentage lager is dan 30 % kan de omzetting al dan niet op verzoek van de werknemer plaats hebben; in geval het arbeidsongeschiktheidspercentage 30% of hoger is kan de omzetting slechts in buitengewone gevallen – ter beoordeling van de bank – plaats hebben, op verzoek van de werknemer; b. Indien de werknemer geen Nederlander is en zich vestigt of heeft gevestigd in een plaats buiten de Nederlandse Antillen kan het ongevallengeld, waartoe hij gerechtigd is, op de onder a. bedoelde wijze worden omgezet in een uitkering ineens; c. Indien de werknemer, die als gevolg van het hem overkomen ongeval is overleden, geen Nederlander was en zijn nagelaten betrekkingen zich vestigen of zijn gevestigd in een plaats buiten de Nederlandse Antillen kan de uitkering waarop de nagelaten betrekkingen recht hebben worden omgezet in een uitkering ineens, bedragende voor ieder van hen het totaal van de periodieke uitkeringen waartoe hij gerechtigd is, doch over ten hoogste zes jaren. De nagelaten betrekkingen van een werknemer die als gevolg van een hem overkomen ongeval is overleden, hebben als tegemoetkoming in de begrafeniskosten recht op een uitkering ineens, bedragende f 1000,-.212 De echtgenote, echtgenoot of de ouder van de overledene, bedoeld in het zevende lid onderdeel a, die een huwelijk aangaat, heeft recht op een uitkering in eens, bedragende het totaal van de periodieke uitkeringen waartoe zij of hij gerechtigd is over twee jaren.213 Wanneer het dagloon van de werknemer, voor wie een 6-daags werkweek geldt, meer dan NAF 110,93 bedraagt en van de werknemer voor die een 5daags werkweek geldt, meer dan NAF 133,08 bedraagt, komt het meerdere niet in aanmerking voor berekening van de uitkeringen. 214 De overleden werknemer wordt als kostwinner in de zin van het zevende lid, onderdeel a, aangemerkt voorzover hij of zij geheel of in overwegende mate in het levensonderhoud van zijn of haar ouder voorzag.215 Tijdens het dienstverband is de werkgever in geval van arbeidsongeschiktheid van de arbeider verplicht een uitkering gelijk aan het ongevallengeld waarop de werknemer over de betreffende loontermijn tegenover de bank recht heeft, aan de werknemer uit te betalen op de dag waarop het loon moet worden uitbetaald of zou moeten worden uitbetaald indien de werknemer niet arbeidsongeschikt zou zijn. De werkgever die een uitkering volgens het bepaalde in de voorgaande volzin heeft uitbetaald heeft, in plaats van de werknemer, tegenover de bank recht op het betreffende ongevallengeld en op
212
P.B. 1972, 108. P.B. 1996, 7. 214 P.B. 1996,7. 215 P.B. 1996, 7. 213
Landsverordening Ongevallenverzekering
181
14.
15.
16.
17.
18.
19.
uitbetaling daarvan uiterlijke zeven dagen na schriftelijke aanvrage bij de bank, in te dienen na afloop van de maand waarin de uitkering werd uitbetaald. Indien de werkgever de uitkering niet tijdig uitbetaalt, keert de bank het ongevallengeld aan de werknemer uit.216 Voor het eerst per 1 januari 1977 en vervolgens per 1 januari van elk jaar, kan bij landsbesluit houdende algemene maatregelen, met inachtneming van het bepaalde in het volgende lid, een toeslag worden verleend op de in artikel 5, tweede en vierde lid, respectievelijk het zevende lid, onderdeel a, bedoelde ongevallengelden en uitkeringen indien deze zijn of worden toegekend terzake van een ongeval welke voor de datum waarop de toeslag wordt verleend, heeft plaatsgevonden.217 De toeslag wordt berekend op basis van de stijging welke het prijsindexcijfer van de gezinsconsumptie voor de maand augustus daaraan voorafgaande aangeeft ten opzichte van het prijsindexcijfer voor de maand augustus van het voorafgaande jaar. 218 Ingeval het ongevallengeld, bedoeld in het tweede lid, aan de werknemer persoonlijk door de bank wordt uitbetaald, wordt de premie, bedoeld in artikel 8, tweede lid, van de Landsverordening Ziekteverzekering (P.B. 1966, no. 15) door de bank op het ongevallengeld ingehouden. De Bank is bevoegd om op grond van verdragen, convenanten en andersoortige overeenkomsten met uitvoerders van instellingen van sociale voorzieningen, het ongevallengeld van een werknemer, hetzij periodiek, hetzij middels een uitkering ineens verstrekt, te verminderen ter ontneming van een ten onrechte verkregen voordeel van de werknemer op het gebied van sociale voorzieningen. 219 De Bank is eveneens bevoegd om het ongevallengeld van een werknemer, hetzij periodiek, hetzij middels een uitkering ineens verstrekt, te verminderen ter ontneming van een ten onrechte verkregen voordeel van de werknemer op het gebied van de door de Bank uitgevoerde sociale verzekeringswetten.220 De in het zestiende en zeventiende lid bedoelde vermindering kan ineens geschieden indien het ten onrechte genoten voordeel niet groter is dan een derde deel van het door de Bank verstrekte ongevallengeld. In alle andere gevallen kan de vermindering niet meer bedragen dan een derde deel van het ongevallengeld. 221
216
P.B. 1972.108; P.B. 1976, 146. P.B. 1976, 140; P.B. 1980, 65; P.B. 1996, 7. 218 P.B. 1976, 140; P.B. 1980, 65. 219 P.B. 2005, 47. 220 P.B. 2005, 47. 221 P.B. 2005, 47. 217
182
Landsverordening Ongevallenverzekering
Vaststelling der tegemoetkoming Artikel 6 Mededeling tegemoetkoming 1.
2.
Zo spoedig mogelijk deelt de bank, mede aan de hand van de bevindingen en voorschriften van de behandelende geneeskundige, aan de rechthebbende schriftelijk mede welke tegemoetkoming zal worden verstrekt en eventueel dat en op welke gronden de bank zich niet of niet langer tot tegemoetkoming gehouden acht. De werknemer stelt de werkgever onverwijld van deze mededeling in kennis. 222 Zodra de behandelende geneeskundige bevindt dat de werknemer in verband met de gevolgen van het ongeval: zich onder geneeskundige behandeling moet stellen; zich niet of niet langer onder geneeskundige behandeling behoeft te stellen; als bedlegerig patiënt behandeld moet worden; niet of niet langer als bedlegerig patiënt behandeld behoeft te worden; geheel of gedeeltelijk arbeidsongeschikt is; niet of niet langer geheel of gedeeltelijk arbeidsongeschikt is; de voortdurende hulp van derden nodig heeft;223 niet of niet langer de voortdurende hulp van derden nodig heeft;224 kunstmiddelen behoeft of onderricht in het gebruik daarvan; geeft hij van deze bevindingen en zijn daaruit volgende voorschriften kennis aan de bank. 225 Artikel 7 Uitzondering recht op tegemoetkoming
1.
De werknemer heeft geen recht op tegemoetkoming of verliest dit recht: a. indien het ongeval te wijten is aan zijn opzet of grove schuld, dan wel aan het gebruik van alcoholhoudende drank of bedwelmende middelen; b. indien en zolang hij zich niet onder behandeling van de behandelende geneeskundige heeft gesteld; c. indien hij zich schuldig maakt aan gedragingen waardoor zijn genezing wordt belemmerd of de mate van zijn arbeidsongeschiktheid toeneemt; d. indien hij niet op de tijden en plaatsen, door de bank aangewezen, de behandelende geneeskundige toestaat hem te onderzoeken of
222
P.B. 1972, 108. P.B. 1996, 82. 224 P.B. 1996, 82. 225 P.B. 1972, 108. 223
Landsverordening Ongevallenverzekering
183
te behandelen dan wel diens voorschriften niet opvolgt of zich daarnaast aan andere geneeskundige behandeling onderwerpt; e. indien hij niet op de tijden en plaatsen, door de bank aangewezen, de controlerende geneeskundige toestaat hem te onderzoeken; f. indien hij de aanwijzingen van de controlerende geneeskundige ook wanneer deze afwijken van de voorschriften van de behandelende geneeskundige, niet opvolgt; g. indien hij zonder toestemming van de bank het eiland verlaat, waar hem de tegemoetkoming wordt verstrekt. De nagelaten betrekkingen van de werknemer, die als gevolg van een hem overkomen ongeval is overleden, hebben geen recht op tegemoetkoming indien er sprake is van een der gevallen als bedoeld onder a. en c. van het voorgaande lid, evenmin als diegene der nagelaten betrekkingen, die het de werknemer overkomen ongeval opzettelijk, door zijn grove schuld of onder invloed van alcoholhoudende drank of bedwelmende middelen heeft veroorzaakt. Indien de werknemer of diens nagelaten betrekkingen tevens rechten ontlenen aan een buitenlandse soortgelijke wettelijke regeling worden de rechten, waarop krachtens deze landsverordening aanspraak bestaat dienovereenkomstig verminderd. Indien de werknemer of diens nagelaten betrekkingen tevens recht hebben op pensioen krachtens de Landsverordening Algemene Ouderdomsverzekering (P.B. 1960, no. 83) of krachtens de Landsverordening Algemene Weduwen- en wezenverzekering (P.B. 1965, no. 194) worden de uitkeringen, waarop krachtens deze landsverordening aanspraak bestaat, dienovereenkomstig verminderd met ingang van het tijdstip waarop twee jaren zijn verlopen na de dag van de melding van het ongeval bij de bank, onderscheidenlijk in geval de aanspraak op ongevallengeld bestaat op grond van dezelfde gebeurtenis als die op grond waarvan het weduwen-, weduwnaars- of wezenpensioen werd toegekend of verhoogd. In het laatste geval komt slechts het bedrag waarmede het weduwen- of weduwnaarpensioen werd verhoogd voor vermindering in aanmerking. 226
2.
3.
4.
Premie Artikel 8227 Premie 1.
226 227
De werkgever is terzake van de kosten aan de uitvoering van deze landsverordening verbonden aan de bank een premie verschuldigd.
P.B. 1976, 146; P.B. 1995, 228. P.B. 1996, 7.
184
Landsverordening Ongevallenverzekering
2.
3.
4.
5.
6.
7. 8.
9.
228 229
De premie wordt berekend naar een percentage van het dagloon van de werknemer. Het percentage wordt vastgesteld bij landsbesluit, houdende algemene maatregelen. Als regel wordt het percentage telkens voor een periode van twee jaren vastgesteld en wel zodanig dat het totaal van de over de eerstvolgende periode te ontvangen premies voldoende zal zijn om daaruit de te verwachten uitgaven van het ongevallenfonds, bedoeld in het negende lid, over die periode te voldoen, alsmede om een bij landsbesluit, houdende algemene maatregelen te bepalen reserve te vormen en in stand te houden. Wanneer het dagloon van de werknemer voor wie een 6-daagse werkweek geldt meer dan NAF. 191,34 en van de werknemer voor wie een 5-daagse werkweek geldt meer dan NAF. 159,45 bedraagt, is over het meerdere geen premie verschuldigd. 228 De bedragen, genoemd in het vierde lid en in artikel 5, elfde lid, kunnen bij landsbesluit, houdende algemene maatregelen worden aangepast aan de ontwikkeling van de prijsindexcijfers van de gezinsconsumptie. De aanpassing heeft plaats met ingang van de eerste dag van enig kalenderjaar op basis van de stijging welke het prijsindexcijfer voor de maand augustus daaraan voorafgaande aangeeft ten opzichte van het prijsindexcijfer voor de maand augustus van het voorafgaande jaar. Indien het loon met terugwerkende kracht is verhoogd, wordt voor de berekening van de premie met deze verhoging rekening gehouden vanaf het tijdstip dat de verhoging van het loon door de werkgever aan de werknemer is uitbetaald. De premie wordt ten behoeve van de bank van de werkgever geheven door middel van afdracht op aangifte. Bij landsbesluit, houdende algemene maatregelen kunnen de werkgevers naar de werkzaamheden, welke zij doen verrichten, in gevarenklassen worden ingedeeld. Daarbij kan worden bepaald, dat en op welke wijze de premie met het oog op de gevarenklasse of –klassen, waarin de werkgever is ingedeeld, wordt verhoogd. De premie wordt gestort in een door de bank beheerd ongevallenfonds. Bij landsbesluit, houdende algemene maatregelen worden voorschriften vastgesteld met betrekking tot de belegging van de gelden van het ongevallenfonds. Het bepaalde in de artikelen 3, leden 2, 3, 4, en 5, 4, leden 2 en 4, 21, lid 1, 21a, 21b, 21c en 21d van de Landsverordening op de loonbelasting 1976 (P.B. 1975, no. 254) is van overeenkomstige toepassing ten aanzien van de ingevolge deze landsverordening verschuldigde premies, met dien verstande dat in plaats van “inhoudingsplichtige(n)” telkens gelezen wordt “werkgever(s)” en dat de Directeur van de Sociale Verzekeringsbank in de plaats treedt van de Inspecteur der Belastingen. 229
P.B. 2007.50. P.B. 2001, 129.
Landsverordening Ongevallenverzekering
185
10.
Ten laste van het ongevallenfonds komen de door de bank verstrekte tegemoetkomingen, bedoeld in deze landsverordening, alsmede alle andere kosten verbonden aan de uitvoering van deze landsverordening. Artikel 8a230 Afdracht premie
1.
De werkgever is verplicht de premie, bedoeld in artikel 8, eerste lid, binnen vijftien dagen na het einde van de maand waarop deze betrekking heeft, op aangifte af te dragen. Indien de werkgever het loon van de werknemer over een tijdvak van langer dan een maand uitbetaalt, is de werkgever verplicht de premie binnen vijftien dagen na het einde van dat tijdvak, op aangifte af te dragen. De werkgever is niet gerechtigd de af te dragen premie te compenseren met vorderingen op de bank. De aangifte wordt gelijktijdig met de afdracht gedaan bij de bank in het eilandgebied waar de werkgever gevestigd is. Indien de werkgever niet binnen de Nederlandse Antillen gevestigd is, geschieden vorenbedoelde aangifte en afdracht bij de bank in het eilandgebied waar de betrokken werknemers hun werkzaamheden verrichten. De bank kan onder door haar te stellen voorwaarden uitstel van het doen van aangifte verlenen. De bank kan van de werkgever die de premie over een tijdvak van langer dan een maand moet afdragen, vorderen dat hij binnen vijftien dagen na het einde van elke maand een gedeelte van de af te dragen premie bij wijze van voorlopige betaling afdraagt. Ook in gevallen dat geen premie behoeft te worden afgedragen, moet de aangifte op de in het eerste, derde tot en met het vijfde lid aangegeven wijze gedaan worden.
2. 3.
4. 5.
6.
Artikel 8b231 Aangifteformulier 1.
De bank verstrekt de werkgever het benodigde aantal aangifteformulieren, hetzij op diens verzoek, hetzij ambtshalve. De werkgever is, in het geval hij deze formulieren niet van de bank heeft ontvangen, verplicht om de bank te verzoeken deze te verstrekken. De werkgever is gehouden het aangifteformulier duidelijk, volledig, stellig en zonder voorbehoud naar waarheid in te vullen of te doen invullen en te ondertekenen. De werkgever draagt af onafhankelijk van het feit of en tot welk bedrag andere werkgevers van de werknemer afdragen, behoudens een andersluidende beslissing van de bank. Indien er onverschuldigd is
2.
3.
230 231
P.B. 1996, 7. P.B. 1996, 7.
186
Landsverordening Ongevallenverzekering
4.
betaald, zal de onverschuldigd betaalde premie op verzoek naar verhouding van de betaalde premie worden gerestitueerd aan de rechthebbenden. De rechtsvordering tot terugbetaling van onverschuldigd betaalde premie verjaart door verloop van drie jaren sedert het einde van het kalenderjaar, waarin de premie is afgedragen. Een werkgever die de Nederlandse Antillen wenst te verlaten, is verplicht terstond aangifte en afdracht te doen over het lopende kalenderjaar. Artikel 8c232 Naheffingsaanslag
1.
2.
Indien de premie geheel of gedeeltelijk niet binnen de voorgeschreven termijn is afgedragen, kan de te weinig afgedragen premie door middel van een aanslag, op te leggen ten name van de werkgever, nageheven worden, zolang niet sedert het einde van het kalenderjaar, waarin de premieschuld is ontstaan, vijf jaren zijn verstreken. Ten aanzien van eenzelfde tijdvak kunnen meerdere aanslagen worden opgelegd. Artikel 8d233 Verhoging premie
1.
2.
Indien de werkgever niet binnen de voorgeschreven termijn aangifte en afdracht doet, danwel het aangifteformulier onjuist of onvolledig invult, wordt het bedrag van de premie verhoogd met ten hoogste 100%. Deze verhoging wordt als premie beschouwd. De verhoging als bedoeld in het eerste lid kan buiten toepassing blijven, indien de in gebreke geblevene uit eigen beweging schriftelijk mededeling heeft gedaan, dat ten onrechte geen of te weinig premie is afgedragen en daarbij tevens de nodige inlichtingen verstrekt. Artikel 8e234 Loonadministratie
1.
2.
De werkgever is gehouden een loonadministratie te voeren, waaruit duidelijk blijkt aan de hand waarvan en de wijze waarop de premie is berekend. De loonadministratie moet gedurende vijf jaren na het einde van het kalenderjaar waarop zij betrekking heeft, worden bewaard.
232
P.B. 1996, 7. P.B. 1996, 7. 234 P.B. 1996, 7. 233
Landsverordening Ongevallenverzekering
187
Artikel 8f235 Hoofdelijke aansprakelijkheid 1.
Hoofdelijk aansprakelijk is: a. voor de premie en de administratieve boete verschuldigd respectievelijk af te dragen door een niet binnen de Nederlandse Antillen wonende of gevestigde werkgever: de leider van zijn vaste inrichting binnen de Nederlandse Antillen, zijn binnen de Nederlandse Antillen wonende of gevestigde vaste vertegenwoordiger danwel degene die de leiding heeft van de hier te lande verrichte werkzaamheden; b. voor de premie en de administratieve boete verschuldigd respectievelijk af te dragen door een binnen de Nederlandse Antillen gevestigde rechtspersoon: ieder van de bestuurders; c. voor de premie en de administratieve boete af te dragen respectievelijk verschuldigd door twee of meer werkgevers: ieder van de werkgevers. De heffing van de premie ingevolge het eerste lid geschiedt door middel van een aanslag.
2.
Artikel 8g236 Verstrekking inzage 1.
De werkgever, diens vaste vertegenwoordiger of degene die de leiding heeft van de hier te lande verrichte werkzaamheden is desgevraagd gehouden aan de bank of aan de door deze aangewezen personen en deskundigen inzage te verlenen of afschrift te verstrekken van de boeken, bescheiden en geschriften, welke door de bank voor de vaststelling van de premie van belang worden geacht. Degene die inzage van de boeken, bescheiden en geschriften, bedoeld in het eerste lid, is gevraagd, wordt geacht die in zijn bezit te hebben, tenzij het tegendeel aannemelijk is gemaakt. Bij een weigering om te voldoen aan de verplichting bedoeld in het eerste lid, kan een werkgever, diens vaste vertegenwoordiger of degene die de leiding heeft van de hier te lande verrichte werkzaamheden, zich niet met vrucht beroepen op de omstandigheid dat hij uit hoofde van zijn stand, zijn beroep of zijn ambt tot geheimhouding verplicht is, zelfs al mocht deze hem bij enig wettelijk voorschrift zijn opgelegd.
2.
3.
235 236
P.B. 1996, 7. P.B. 1996, 7.
188
Landsverordening Ongevallenverzekering
Artikel 8h237 Geheimhoudingsplicht Het is een ieder verboden hetgeen hem, bij de uitvoering van deze landsverordening of in verband daarmede, nopens inkomen, opbrengst, uitdelingen, medische gegevens en in het algemeen nopens de zaken of werkzaamheden van een ander, blijkt of medegedeeld wordt, verder bekend te maken dan nodig is voor de uitvoering van deze landsverordening.
Invordering Artikel 8i238 Invordering premie en boete 1.
2.
3. 4.
Invordering van de premie, de administratieve boete en al hetgeen de bank verder uit hoofde van deze landsverordening te vorderen heeft, heeft plaats volgens de regelen, welke van toepassing zijn op de invordering van de directe belastingen, met dien verstande dat de bank in plaats van de Ontvanger met de invordering is belast. De vordering wegens premie met inbegrip van alle kosten is bevoorrecht op alle roerende en onroerende goederen van de werkgever en heeft voorrang boven alle bevoorrechte schulden, met uitzondering van de directe belastingen, van hypotheek en van de gerechtskosten, bedoeld in artikel 1165 ten 1° en artikel 1175 ten 1° van het Burgerlijk Wetboek van de Nederlandse Antillen. Aanslagen zijn invorderbaar vijftien dagen na de dagtekening van het aanslagbiljet. Indien er sprake is van een geval als bedoeld in artikel 8b, vierde lid, is de aanslag terstond invorderbaar.
Eigen risico-dragers Artikel 9 Eigen risicodragers 1.
2.
237 238
In bijzondere gevallen kan de Minister, gehoord de bank, bepalen dat de werknemer en diens nagelaten betrekkingen in plaats van tegenover de bank tegenover de werkgever recht hebben op tegemoetkoming als bedoeld in deze landsverordening. In dat geval is de werkgever de premie als bedoeld in artikel 8 niet verschuldigd. De Minister maakt van zijn in het voorgaande lid bedoelde bevoegdheid slechts gebruik, indien;
P.B. 1996, 7. P.B. 1996, 7.
Landsverordening Ongevallenverzekering
189
a.
de werkgever tot zekerheid voor de nakoming van zijn verplichtingen garantie stelt volgens nader bij landsbesluit, houdende algemene maatregelen te stellen regelen; b. de werkgever de beschikking heeft over een medische dienst, welke in staat is de werknemer geneeskundige behandeling en verpleging te verstrekken overeenkomstig de bepalingen van deze landsverordening. De in het eerste lid bedoelde werkgever is verplicht om de bank op nader door haar vast te stellen wijze opgave te doen van de ongevallen, die in zijn bedrijf zijn voorgekomen en met betrekking tot de ongevallen aantekening te houden van plaats, tijd en eventueel oorzaak van het ongeval, de behandelende geneeskundige, eventuele getuigen, de vaststelling van de tegemoetkoming en de verstrekte uitkeringen in geld. In de gevallen, waarin de Minister van zijn bevoegdheid, als bedoeld in het eerste lid gebruik heeft gemaakt, wordt voor de toepassing van de artikelen 1 onder “behandelend geneeskundige”, 4 lid 3, 5 lid 1, 6 en 7 lid 1 onder d en g in plaats van “bank” gelezen “ werkgever”, en zijn de artikelen 5 lid 12 en 6 lid 1, tweede volzin, niet van toepassing. 239 De rechthebbende, die bezwaar heeft tegen de beslissing van de werkgever kan binnen drie weken na dagtekening daarvan een bezwaarschrift indienen bij de bank. Deze beslist op het bezwaarschrift en brengt haar beslissing, welke in de plaats treedt van de beslissing van de werkgever, schriftelijk en met redenen omkleed ter kennis van de werkgever en de rechthebbende. De vordering van de werknemer en diens nagelaten betrekkingen wegens de tegemoetkoming is bevoorrecht op alle roerende en onroerende goederen van de werkgever en het voorrang boven alle andere bevoorrechte schulden, met uitzondering van de directe belastingen, van hypotheek en van de gerechtskosten bedoeld in artikel 1165 onder 1° en artikel 1175 onder 1° van het Burgerlijk Wetboek van de Nederlandse Antillen. De tegemoetkoming aan de in dit artikel bedoelde werknemer of aan diens nagelaten betrekkingen wordt zonder enig voorbehoud door de bank gewaarborgd. Bij landsbesluit, houdende algemene maatregelen kunnen regelen worden gesteld met inachtneming waarvan de in dit artikel bedoelde werkgever de verplichting tot het verstrekken van de in deze landsverordening bedoelde tegemoetkoming aan de bank kan overdragen.
3.
4.
5.
6.
7.
8.
239
P.B. 1972, 108.
190
Landsverordening Ongevallenverzekering
Beroep Artikel 10240 Beroep Tegen een beschikking van de Bank staat voor belanghebbende binnen zes weken na de dag waarop deze is gegeven, beroep open bij het Gerecht in eerste aanleg van de Nederlandse Antillen.
Vorderingen en aansprakelijkheid Artikel 11 Verjaring, vorderingen en aansprakelijkheid 1.
2.
3. 4.
5.
6.
7.
8.
240
De aanspraken krachtens deze landsverordening vervallen, indien het ongeval niet binnen een jaar na de dag, waarop het de werknemer is overkomen, bij de bank hetzij bij de eigen risicodrager is gemeld. De termijnen van de uitkeringen in geld, welke niet zijn ingevorderd binnen twee jaar na de eerste dag waarop zij konden worden ingevorderd, worden niet meer uitbetaald. Ieder beding, dat de aansprakelijkheid van de werkgever ingevolge de bepalingen van deze landsverordening uitsluit of vermindert, is nietig. Het is de werkgever verboden de voor hem uit de bepalingen van deze landsverordening voortvloeiende kosten geheel of gedeeltelijk te verhalen op het loon van de werknemer. De werknemer, aan wie een ongeval is overkomen, doch die deswege niet arbeidsongeschikt is geworden, behoudt, indien hij ten behoeve van geneeskundig onderzoek of behandeling, noodzakelijk het verrichten van zijn arbeid onderbreekt, gedurende die tijd tegenover zijn werkgever recht op loon. De werknemer, die de tegemoetkoming in ontvangst neemt, wordt daardoor niet geacht van het recht op het hem eventueel meer toekomende afstand te hebben gedaan. Indien de werknemer of diens nagelaten betrekkingen in verband met het ongeval, op grond waarvan een tegemoetkoming als bedoeld in deze landsverordening is toegekend, tegen de werkgever een rechtsvordering tot schadevergoeding heeft naar burgerlijk recht, wordt die vordering op grond van deze landsverordening niet verloren, doch de rechter houdt bij de vaststelling der schadevergoeding rekening met hetgeen krachtens deze landsverordening aan de werknemer of diens nagelaten betrekkingen is toegekend. Hij, die gehouden is tot vergoeding der schade door de werknemer of diens nagelaten betrekkingen geleden, als gevolg van een ongeval, is voor de tegemoetkoming aan de werknemer of diens nagelaten
P.B. 2001, 80 (XXVIII).
Landsverordening Ongevallenverzekering
191
9.
10.
betrekkingen toegekend krachtens deze landsverordening aansprakelijk jegens degene te wiens laste die tegemoetkoming komt. Van degene die als vorenbedoeld aansprakelijk is voor een periodieke uitkering krachtens deze landsverordening kan door degene te wiens laste die uitkering komt, een daarmede overeenkomende uitkering ineens worden gevorderd. De tegemoetkoming is onvervreemdbaar, niet vatbaar voor verpanding of belening, evenmin voor executoriaal of conservatoir beslag, noch voor faillissementsbeslag, behalve tot verhaal van het verschuldigde wegens levering van levensbehoeften, verstrekt aan degeen tegen wie het beslag gedaan wordt, en tot verhaal van onderhoud waartoe degene, die de uitkering geniet, ingevolge wettelijke regelingen is gehouden. De aansprakelijkheid, volgende uit de bepalingen van deze landsverordening van de niet hier te lande gevestigde werkgever wordt gedragen door zijn hier te lande gevestigde vertegenwoordiger.
Uitvoering en toezicht Artikel 12 Uitvoering 1. 2.
3.
4. 5.
De bank is belast met de uitvoering van deze landsverordening. 241 Een ieder is verplicht ten behoeve van de uitvoering uit eigen beweging of op verzoek aan de bank inlichtingen te verstrekken, desverlangd schriftelijk. De door de bank verlangde inlichtingen moeten binnen een door de bank te stellen termijn worden verstrekt. Ook is een ieder verplicht de door de bank gegeven aanwijzingen ten behoeve van de uitvoering van deze landsverordening op te volgen. 242 Bij niet naleving van de in tweede lid opgelegde verplichtingen door de werknemer is de bank bevoegd de te verstrekken tegemoetkomingen en vergoedingen op te schorten.243 Vervallen. 244 Vervallen. 245 Artikel 12a246 Toezicht
1.
Met het toezicht op de naleving van het bij of krachtens deze landsverordening bepaalde zijn belast de directeur, de onderdirecteur, alsmede het daartoe bij landsbesluit aangewezen overige administratieve
241
P.B. 1997, 237 (LXVII). P.B. 1996, 7; P.B. 1997, 237 (LXVII). 243 P.B. 1996, 7. 244 P.B. 1997, 237 (LXVII). 245 P.B. 1997, 237 (LXVII). 246 P.B. 1997, 237 (LXVII). 242
192
Landsverordening Ongevallenverzekering
2.
3. 4.
5.
6.
7.
personeel van de bank. Een zodanige aanwijzing wordt bekendgemaakt in De Curaçaosche Courant. De krachtens het eerste lid aangewezen personen zijn, uitsluitend voor zover dat voor de vervulling van hun taak redelijkerwijze noodzakelijk is, bevoegd: a. alle inlichtingen te vragen; b. inzage te verlangen van alle boeken, bescheiden en andere informatiedragers en daarvan afschrift te nemen of deze daartoe tijdelijk mee te nemen; c. goederen aan opneming en onderzoek te onderwerpen en deze daartoe tijdelijk mee te nemen; d. alle plaatsen, met uitzondering van woningen zonder de uitdrukkelijke toestemming van de bewoner, te betreden, vergezeld van door hen aangewezen personen. e. woningen of tot woning bestemde gedeelten van vaartuigen zonder de uitdrukkelijke toestemming van de bewoner binnen te treden. Zo nodig, wordt de toegang tot een plaats als bedoeld in het tweede lid, onderdeel d, verschaft met behulp van de sterke arm. Op het binnentreden in woningen of in tot woning bestemde gedeelten van vaartuigen als bedoeld in het tweede lid, onderdeel e, is Titel X van het Derde Boek van het Wetboek van Strafvordering van overeenkomstige toepassing, met uitzondering van de artikelen 155, vierde lid, 156, tweede lid, 157, tweede en derde lid, 158, eerste lid, laatste zinsnede, en 160, eerste lid, en met dien verstande dat de machtiging wordt verleend door de procureur-generaal. Bij landsbesluit, houdende algemene maatregelen, kunnen regels worden gesteld met betrekking tot de wijze van taakuitoefening van de krachtens het eerste lid aangewezen personen. Een ieder is verplicht aan de krachtens het eerste lid aangewezen personen alle medewerking te verlenen die in het kader van de toezichtsuitoefening op grond van het tweede lid wordt gevorderd. Artikel 12, tweede en derde lid, is van overeenkomstige toepassing. Artikel 13 Nadere regelen
Ter uitvoering van deze landsverordening kunnen nadere regelen worden gesteld bij landsbesluit, houdende algemene maatregelen. Artikel 14 Vrij van zegel en registratie Alle ingevolge deze landsverordening opgemaakte of overlegde stukken, verzoekschriften en beschikkingen zijn vrij van het recht van zegel en van de formaliteit van registratie.
Landsverordening Ongevallenverzekering
193
Administratieve sancties Artikel 14a247 Administratieve sancties 1.
Op overtreding van artikel 11, vierde lid, en het niet of niet tijdig nakomen van een van de verplichtingen gesteld bij de artikelen 5, dertiende lid, eerste volzin, 6, eerste lid, tweede volzin, 8b, vierde lid, 8e, 8g, eerste lid, 8h, 9, derde lid, 12, tweede lid, en krachtens artikel 13 wordt een boete geheven van ten hoogste vijfduizend gulden. Onder het niet voldoen aan de verplichtingen, van de artikelen 9, derde lid, en 12, tweede lid, wordt mede verstaan het verstrekken van inlichtingen die onjuist zijn. Indien een aanslag, welke werd opgelegd wegens het niet voldoen aan de verplichting van artikel 8a, zesde lid, in zijn geheel moet worden verminderd, wordt een boete geheven van honderd gulden. Indien er sprake is van herhaling van eenzelfde overtreding binnen twee jaar wordt het maximum van de boetes, genoemd in het eerste en het derde lid, verdubbeld. De boete wordt geheven middels aanslagen.
2.
3.
4.
5.
Strafbepalingen Artikel 15248 Strafbepalingen 1.
Overtreding van artikel 11, vierde lid, en het niet of niet tijdig nakomen van een van de verplichtingen gesteld bij de artikelen 5, dertiende lid, eerste volzin, 6, eerste lid, tweede volzin, 8b, vierde lid, 8e, 8g, eerste lid, 8h, 9, derde lid, 12, tweede lid en krachtens artikel 13 wordt gestraft met hechtenis van ten hoogste een maand of geldboete van ten hoogste tienduizend gulden. Het opzettelijk, mondeling of schriftelijk verstrekken of doen verstrekken van inlichtingen als bedoeld in de artikelen 9, derde lid, en 12, tweede lid, die onjuist zijn alsmede het afleggen van een valse verklaring aan de bank, wordt gestraft met gevangenisstraf van ten hoogste één jaar of een geldboete van ten hoogste tienduizend gulden. Het opzettelijk door giften, beloften, misbruik van gezag, geweld, bedreiging of misleiding bewegen van een werknemer om geen gebruik te maken van een hem volgens deze landsverordening toekomend recht wordt gestraft met gevangenisstraf van ten hoogste één jaar of geldboete van ten hoogste tienduizend gulden.
2.
3.
247 248
P.B. 1996, 7. P.B. 1996, 7.
194
Landsverordening Ongevallenverzekering
4. 5. 6.
De in het eerste lid strafbaar gestelde feiten zijn overtredingen en de in het tweede en derde lid strafbaar gestelde feiten zijn misdrijven. Vervallen.249 Vervallen.250 Artikel 15a251 Verval van een administratieve boete
Een administratieve boete vervalt, indien degene die haar heeft belopen, wegens het feit op grond waarvan boete is verschuldigd, onherroepelijk is veroordeeld, is vrijgesproken of is ontslagen van rechtsvervolging. Artikel 15b252 Opsporing van strafbare feiten 1.
2.
Met de opsporing van de bij deze landsverordening strafbaar gestelde feiten zijn, naast de in artikel 184 van het Wetboek van Strafvordering bedoelde ambtenaren, belast de directeur, de onderdirecteur, het daartoe bij landsbesluit aangewezen overige administratieve personeel van de bank, alsmede de daartoe bij landsbesluit aangewezen ambtenaren van de Inspectie der Belastingen. Bij landsbesluit, houdende algemene maatregelen, kunnen regels worden gesteld met betrekking tot de vereisten waaraan de krachtens het eerste lid aangewezen personen dienen te voldoen.
Overgangs- en slotbepalingen Artikel 16 Aanhaling en inwerkingtreding 1.
2. 3.
Deze landsverordening, welke kan worden aangehaald als “Landsverordening Ongevallenverzekering”, treedt in werking op een nader bij landsbesluit te bepalen tijdstip. Op het tijdstip als bedoeld in het voorgaande lid vervalt de Ongevallenregeling 1936 (P.B. 1946, no. 103). Aanspraken op tegemoetkoming krachtens de Ongevallenregeling 1936 op grond van ongevallen, welke vóór de dag van inwerkingtreding van deze landsverordening hebben plaats gehad, blijven nadien van kracht doch worden geacht te bestaan krachtens deze landsverordening. De tegemoetkomingen komen ten laste van degene, te wiens laste die tegemoetkomingen krachtens de Ongevallenregeling 1936 zouden zijn
249
P.B. 1997, 237 (LXVII). P.B. 1997, 237 (LXVII). 251 P.B. 1996, 7. 252 P.B. 1997, 237 (LXVII). 250
Landsverordening Ongevallenverzekering
195
4.
196
gekomen; zij worden verstrekt door de bank tenzij degene te wiens laste zij komen wederom eigen risicodrager is. Betreft de tegemoetkoming een periodieke uitkering welke de bank verstrekt, dan kan de bank een daarmede overeenkomende uitkering ineens vorderen van degene te wiens laste die uitkering komt. De op het tijdstip van inwerkingtreding van deze landsverordening bestaande verzekeringsovereenkomsten, gesloten ingevolge het bepaalde in artikel 10 lid 1 van de Ongevallenregeling 1936, eindigen op genoemd tijdstip.
Landsverordening Ongevallenverzekering
Landsverordening Ondernemingspensioenfondsen Artikel 1 Definities 1.
2.
3. 4.
5.
253
In deze landsverordening wordt verstaan onder: a. “pensioen”: zowel ouderdoms- als invaliditeits-, weduwen- en wezenpensioen; b. “ondernemingspensioenfonds”: een aan een onderneming verbonden fonds, waarin ten bate van personen, die aan die onderneming verboden zijn, gelden worden bijeengebracht, strekkende tot verzekering van pensioen; c. “werkgever”: het hoofd van een onderneming of, zo deze een rechtspersoon is, die rechtspersoon zelve; d. “werknemer”: ieder, die in dienst van een onderneming is; e. “deelnemer”: ieder, ten bate van wie gelden in een ondernemingspensioenfonds worden bijeengebracht; f. “bijdrage”: ieder onder de naam van bijdrage premie, inleg, contributie, koopsom, dan wel, indien de betaling in termijnen is overeengekomen, aflossing, of onder welke andere naam ook, ineens of periodiek verschuldigde geldsom bestemd voor de verzekering van pensioen; g. “Bank”: de Bank van de Nederlandse Antillen; h. “externe deskundige”: externe deskundige als bedoeld in artikel 121 van Boek 2 van het Burgerlijk Wetboek.253 Voor de toepassing van deze landsverordening wordt: a. Met een onderneming gelijkgesteld elke instelling van welke aard ook; b. degene, die een vrij beroep uitoefent (zoals een advocaat, notaris, accountant, actuaris), geacht een onderneming te drijven. Een ondernemingspensioenfonds kan aan meer dan een onderneming verbonden zijn. Deze landsverordening is niet van toepassing op ondernemingspensioenfondsen, waarvoor bij een andere landsverordening of bij landsbesluit houdende algemene maatregelen regelingen zijn vastgesteld. Indien de onderneming, waaraan een pensioenfonds verbonden is, ophoudt te bestaan, wordt dat fonds voor de toepassing van deze landsverordening geacht zijn karakter als ondernemingspensioenfonds niet van rechtswege te verliezen.
P.B. 2004, 16 (XVII).
Landsverordening Ondernemingspensioenfondsen
197
Artikel 2 Werkgeversbijdrage 1.
2.
3.
De werkgever, die ter uitvoering van toezeggingen omtrent pensioen een ondernemingspensioenfonds aan zijn onderneming heeft verbonden, is gehouden ervoor zorg te dragen dat het ondernemingspensioenfonds de overeengekomen bijdragen ontvangt. Indien de toezegging inhoudt dat de omvang van de werkgeversbijdrage telkens aan het einde van een periode wordt vastgesteld, mag een zodanige periode niet langer dan een jaar duren. Indien de dienstbetrekking van een werknemer tijdens een zondanige periode eindigt, is de bijdrage naar tijdsevenredigheid verschuldigd. Indien een werkgever zich bij de toezegging de bevoegdheid tot vermindering of beëindiging van zijn bijdrage aan de pensioenregeling heeft voorbehouden, is hij verplicht van dit voorbehoud schriftelijk mededeling te doen aan het fondsbestuur. Hij kan dit voorbehoud slechts maken voor het geval van een ingrijpende wijziging van omstandigheden. Wanneer hij voornemens is tot uitoefening van de bevoegdheid op grond van dit voorbehoud over te gaan, deelt hij dit onverwijld schriftelijk mede aan het fondsbestuur, alsmede aan degenen, wier pensioen of aanspraak op pensioen daardoor wordt getroffen. Artikel 3 Betalingsregeling
1.
2.
3.
198
De werkgever komt met het aan zijn onderneming verbonden ondernemingspensioenfonds schriftelijk een regeling omtrent de betaling van de bijdragen overeen, welke tenminste voldoet aan de voorschriften van het volgende lid. De werkgever moet binnen tien dagen na afloop van elke kalenderkwartaal zijn eigen bijdrage in de voorziening voor elke deelnemer berekend over dat kwartaal alsmede de bijdrage, welke hij over dat kwartaal op het loon van de deelnemers heeft ingehouden, voldoen aan het ondernemingspensioenfonds. Wordt zijn bedrage na afloop van een langere termijn dat een kwartaal vastgesteld, dan moet hij binnen toen dagen na afloop van elk kwartaal het vierde gedeelte van zijn geschatte jaarbijdrage voldoen, met dien verstande, dat hij zijn jaarbijdrage in haar geheel binnen negen maanden na afloop van het kalenderjaar moet hebben betaald. Indien een werkgever zijn verplichting tot betaling niet binnen een maand na afloop van de in het vorige lid genoemde termijn is nagekomen, is ieder der bestuurders van het fonds gehouden ervoor zorg te dragen, dat dit binnen 30 dagen aan de Bank schriftelijk wordt medegedeeld.
Landsverordening Ondernemingspensioenfondsen
Artikel 4 Vereisten ondernemingspensioenfonds 1. 2.
3.
Als ondernemingspensioenfonds mogen slechts werkzaam zijn rechtspersonen. Het bestuur van een ondernemingspensioenfonds is verplicht zich binnen drie maanden na oprichting van het fonds bij de Minister van Arbeid en Sociale Zaken en de Bank aan te melden met gebruikmaking van een door die Minister vast te stellen aanmeldingsformulier. Binnen dezelfde termijn zendt het bestuur een afschrift van de akte van oprichting, een door het bestuur gewaarmerkt exemplaar van de reglementen, alsmede een door het bestuur gewaarmerkt afschrift van de overeenkomst, waarin de regeling omtrent de betaling van de bijdragen, als bedoeld in artikel 3, eerste lid, eerste volzin, is opgenomen, in aan de genoemde Minister en aan de Bank. Het bestuur van het fonds zendt een afschrift van de akte, houdende wijzigingen van de statuten, een door het bestuur gewaarmerkt exemplaar van wijzigingen van de reglementen, en een door het bestuur gewaarmerkt afschrift van wijzigingen van de overeenkomst, waarin de regeling omtrent de betaling van de bijdragen, als bedoeld in artikel 3, eerste lid, eerste volzin, is opgenomen, binnen drie maanden na de totstandkoming van die wijzigingen in aan de genoemde minister en aan de Bank. De statuten en reglementen van een ondernemingspensioenfonds moeten bepalingen inhouden, beantwoordende aan de voorschriften van de artikelen 5, 7 tot en met 11, 15 en 17, onverminderd het bepaalde in artikel 6. Artikel 5 Het Bestuur
1.
2.
3.
In het bestuur van een ondernemingspensioenfonds moeten de vertegenwoordigers van de in het fonds deelnemende werknemers en/of gewezen werknemers tenminste evenveel zetels bezetten als de vertegenwoordigers van de werkgever. Als voorzitter treedt op een door de vertegenwoordigers van de werknemers en/of gewezen werknemers en de vertegenwoordigers van de werkgever aan te wijzen onafhankelijke deskundige voor een nader door hen te bepalen termijn. De besluiten van het bestuur van een ondernemingspensioenfonds worden genomen bij volstrekte meerderheid van stemmen. Bij staking van stemmen wordt het voorstel geacht te zijn verworpen. Ieder lid van het bestuur kan slechts één stem uitbrengen. Ieder der bestuurders van een ondernemingspensioenfonds is bevoegd een deskundige te raadplegen, alsmede zich krachtens een bestuursbesluit, waarbij tenminste een vierde der bestuurders zich daarvoor heeft uitgesproken, ter vergadering door een deskundige te laten bijstaan.
Landsverordening Ondernemingspensioenfondsen
199
Artikel 6 Statuten en reglementen 1.
2.
In de statuten en reglementen van een ondernemingspensioenfonds worden bepalingen opgenomen betreffende: a. de bestemming van het fonds; b. het beheer van het fonds; c. de soorten van deelnemers; d. de inkomsten van het fonds; e. de belegging van de gelden; f. de aanspraken, welke deelneming geeft, en het systeem van financiering van deze aanspraken; g. de wijze, waarop de bestuursleden worden aangewezen; h. de gevallen, waarvoor de werkgever zich de bevoegdheid tot vermindering of beëindiging van zijn bijdrage heeft voorbehouden; i. de wijziging van de statuten en reglementen, met name ook wat betreft wijziging van de rechten en verplichtingen der deelnemers en gewezen deelnemers in gevallen, waarin de financiële toestand van het fonds daartoe aanleiding geeft; j. de liquidatie van het fonds, met name ook wat betreft de verplichtingen van de liquidateuren en de bestemming van de bezittingen van het fonds. In de reglementen van een ondernemingspensioenfonds wordt tevens de datum van hun inwerkingtreding vermeld en, in geval van wijziging van die reglementen, de datum van inwerkingtreding van de wijziging. Artikel 7 Aanspraak na beëindiging deelneming
1.
2.
200
Degene, die korter dan vijf jaren aan een ondernemingspensioenfonds heeft deelgenomen, ontvangt bij het eindigen van zijn deelneming anders dan door overlijden of het bereiken van de pensioengerechtigde leeftijd een uitkering ten minste gelijk aan de door hem betaalde bijdragen voor ouderdomspensioen, tenzij hij volgens de statuten en reglementen van het fonds soortgelijke aanspraken kan doen gelden als in het tweede lid bedoeld. Degene, die tenminste vijf jaren aan een ondernemingspensioenfonds heeft deelgenomen, verkrijgt bij het eindigen van zijn deelneming anders dan door overlijden of het bereiken van de pensioengerechtigde leeftijd een premievrije aanspraak op uitkeringen op de voet van de door en voor hem betaalde en uit hoofde van artikel 2, tweede lid, nog verschuldigde bijdragen voor ouderdomspensioen naarmate de voor pensioeningang vereiste duur van de deelneming is verstreken, alsmede een naar redelijkheid vast te stellen premievrije aanspraak op weduwenpensioen,
Landsverordening Ondernemingspensioenfondsen
3.
4.
5.
indien dat is toegezegd. Hem wordt door het fondsbestuur een bewijs daarvan gegeven. De statuten en reglementen van een ondernemingspensioenfonds kunnen ten aanzien van degene, die, voordat hij in de regeling inzake ouderdomspensioen van het fonds wordt opgenomen, in een andere regeling van het fonds deelnemen, bepalen, dat voor de toepassing van de vorige leden zijn deelneming aan het fonds aanvangt op het tijdstip, waarop hij in de regeling inzake ouderdomspensioen wordt opgenomen. De statuten en reglementen van een ondernemingspensioenfonds kunnen bepalen, dat een premievrije aanspraak als in het tweede lid bedoeld vervangen kan worden door de uitbetaling van een bedrag ineens, indien de aanspraak toekomt aan degene, die bij het eindigen van de deelneming of op een later tijdstip ten genoegen van het fondsbestuur aannemelijk maakt binnenkort te zullen emigreren dat wel geëmigreerd te zijn. De statuten en reglementen van een ondernemingspensioenfonds kunnen in plaats van het in het eerste lid bedoelde tijdstip, waarop de deelneming eindigt, een later tijdstip van uitkering noemen, doch niet later dan twee jaren na het eindigen van die deelneming, noch later dat de pensioengerechtigde leeftijd. Artikel 8 Aanspraak echtgenote na scheiding
1.
2.
3.
De vrouw wier huwelijk met een deelnemer eindigt door echtscheiding of ontbinding na scheiding van tafel en bed, verkrijgt een zodanige premievrije aanspraak op weduwenpensioen, als de deelnemer ten behoeve van haar zou hebben verkregen, indien op het tijdstip van de echtscheiding of van de ontbinding van het huwelijk zijn deelneming zou zijn geëindigd anders dan door overlijden of het bereiken van de pensioengerechtigde leeftijd. De vrouw ontvangt op haar verzoek een bewijs van haar aanspraak. De vrouw, wier huwelijk met een gewezen deelnemer eindigt door echtscheiding of ontbinding na scheiding van tafel en bed, verkrijgt een zodanige premievrije aanspraak op weduwenpensioen, als de gewezen deelnemer ten behoeve van haar heeft verkregen bij het eindigen van zijn deelneming. De vrouw ontvangt op haar verzoek een bewijs van haar aanspraak. Het bepaalde in het eerste en het tweede lid vindt geen toepassing, indien de man en de vrouw bij notarieel verleden akte anders overeenkomen, of de rechter bij het vonnis tot echtscheiding of tot ontbinding van het huwelijk na scheiding van tafel en bed op hun gemeenschappelijk verzoek anders beslist. Partijen leggen daarbij aan de notaris onderscheidenlijk de rechter een verklaring van het fonds over, waarin dat verklaart dat het bereid is een uit de afwijking voortvloeiend pensioenrisico te dekken.
Landsverordening Ondernemingspensioenfondsen
201
4.
De aanspraak op weduwenpensioen ten behoeve van de echtgenote van een deelnemer of gewezen deelnemer kan zonder haar toestemming niet bij overeenkomst tussen haar echtgenoot en het fonds of de werkgever worden verminderd. Elk beding, strijdig met het bepaalde in de vorige zin, is nietig. Artikel 9 Aanwending van gelden
De voor pensioenen bestemde gelden van een ondernemingspensioenfonds moeten, tenzij artikel 10 toepassing vindt, worden aangewend tot het overdragen of het herverzekeren van het uit de aangegane verplichtingen voortspruitende risico door het sluiten van overeenkomsten van pensioenverzekering en andere verzekeringsovereenkomsten met een in de Nederlandse Antillen gevestigde onderneming tot het uitoefenen van het levensverzekeringsbedrijf, welke in het bezit is van een verklaring van geen bezwaar als bedoeld in artikel 4, eerste lid, van de Landsverordening Toezicht Bank- en Kredietwezen (P.B. 1972, no. 138) dan wel door het sluiten van overeenkomsten van schadeverzekering met een in de Nederlandse Antillen gevestigde onderneming tot het uitoefenen van het schadeverzekeringsbedrijf, welke in het bezit is van een verklaring van geen bezwaar als vorenbedoeld. Artikel 10 Actuariële en bedrijfstechnische nota 1.
2.
3.
202
Overdracht of herverzekering van het uit de aangegane verplichtingen voortspruitende risico behoeft door een ondernemingspensioenfonds niet plaats te hebben indien het fonds werkt volgens een actuariële en bedrijfstechnische nota betreffende het te voeren beleid, waarbij de financiële opzet en de grondslagen waarop het rust, gemotiveerd omschreven zijn. Het in de vorige volzin bepaalde is niet van toepassing, wanneer de Bank tegen de nota bezwaar heeft gemaakt en aan dit bezwaar niet binnen een door de Bank te bepalen termijn op een haar bevredigende wijze is tegemoet gekomen. Het bestuur van een ondernemingspensioenfonds legt de in het vorige lid bedoelde nota over aan de Bank, zodra het fonds verplichtingen heeft ten aanzien waarvan artikel 9 geen toepassing heeft gevonden. Het bestuur van het fonds legt een wijziging in de nota onverwijld aan de Bank over. Het bestuur van een ondernemingspensioenfonds, ten aanzien waarvan geen overdracht of herverzekering van het uit aangegane verplichtingen voortspruitende risico behoeft plaats te hebben, legt aan de Bank eenmaal in de vijf jaren of, zo deze zulks nodig acht, binnen kortere termijn - een door een actuaris samengestelde wetenschappelijke balans en verlies- en winstrekening, alsmede een actuarieel verslag betreffende het fonds over een jaarlijks een door een extern deskundige
Landsverordening Ondernemingspensioenfondsen
gecontroleerd verslag, waarin een volledig beeld van de financiële toestand van het fonds gegeven wordt en waaruit ten genoegen van de Bank blijkt, dat aan het bij of krachtens deze landsverordening bepaalde wordt voldaan en dat de belangen der bij het fonds betrokken deelnemers en gewezen deelnemers voldoende gewaarborgd geacht kunnen worden. 254
4.
Het samenstellen en het overleggen van de in het vorige lid bedoelde bescheiden dient te geschieden met inachtneming van de ter zake door de Bank gegeven aanwijzingen. Artikel 11 Verslag aan de Bank
1.
2.
Het bestuur van een niet onder artikel 10 vallend ondernemingspensioenfonds legt aan de Bank jaarlijks een door een externe deskundige gecontroleerd verslag over, waarin een volledig beeld van de financiële toestand van het fonds gegeven wordt en waaruit ten genoegen van de Bank blijkt, dat aan het bij of krachtens deze landsverordening bepaalde wordt voldaan. 255 Ten aanzien van het in het vorige lid bedoelde verslag vindt het bepaalde in artikel 10, vierde lid, overeenkomstige toepassing. Artikel 12 Bevoegdheden van de Bank
1.
2.
3. 4.
Tot het samenstellen van de in artikel 10 bedoelde bescheiden, alsmede tot het verrichten van andere tot de normale beroepsbezigheden van actuarissen behorende werkzaamheden ten behoeve van een ondernemingspensioenfonds is tegenover de Bank niet bevoegd, degene, tegen wiens aanwijzing of handhaving bij het fonds de Bank bezwaar heeft gemaakt. De Bank kan tegen de aanwijzing of handhaving van een actuaris slechts bezwaar maken, indien de betrokkene naar haar oordeel, niet of niet meer de nodige waarborgen biedt, dat hij de hem toevertrouwde taak naar behoren zal vervullen. Het bezwaar wordt schriftelijk ter kennis gebracht van het betrokken fonds en van de betrokken actuaris. Vervallen.256 Vervallen. 257
254
P.B. 2004, 16 (XVII). P.B. 2004, 16 (XVII). 256 P.B. 2004, 16 (XVII). 257 P.B. 2004, 16 (XVII). 255
Landsverordening Ondernemingspensioenfondsen
203
Artikel 13 Liquiditeitsmarge De bezittingen van een ondernemingspensioenfonds moeten, tezamen met de te verwachten inkomsten, blijkens de in artikel 10, derde lid, bedoelde wetenschappelijke balans toereikend zijn ter dekking van de uit de statuten en reglementen voortvloeiende pensioenverplichtingen. Artikel 14 Solide beleggingen Beleggen van de daartoe beschikbare gelden van een ondernemingspensioenfonds moet op solide wijze geschieden. Artikel 15 Schuldvorderingen op en beleggingen in werkgever Schuldvorderingen van een ondernemingspensioenfonds op de werkgever, alsmede belegging in aandelen in diens onderneming zijn toegelaten tot een bedrag gelijk aan het twintigste deel van de bezittingen van het fonds, vermeerderd met een bedrag gelijk aan de vrije reserve van dat fonds. Het bedrag van deze schuldvorderingen en aandelen mag evenwel het tiende deel van de bezittingen van het fonds niet overschrijden. Artikel 16 Afwijkingsbepalingen artikel 13 en 15 1.
2.
204
Ten aanzien van een voor de datum van afkondiging van deze landsverordening opgericht ondernemingspensioenfonds mag gedurende een door de Bank te bepalen termijn, een tijdvak van 25 jaren niet te boven gaande, te rekenen van de datum van inwerkingtreding van dit artikel af, van het bepaalde in de artikelen 13 en 15 worden afgeweken; zulks onder voorwaarde, dat de aanpassing aan die artikelen wordt nagestreefd volgens een door de Bank goedgekeurd plan. Ten aanzien van enig ondernemingspensioenfonds mag van het bepaalde in artikel 15 worden afgeweken, indien en voor zover de werkgever nieuwe financiële verplichtingen op zich heeft genomen, alsook indien en voor zover het betreft financiële verplichtingen van de werkgever, die verband houden met verhogingen van aanspraken op pensioen over reeds verstreken jaren; zulks onder voorwaarde, dat de aanpassing aan dat artikel wordt nagestreefd volgens een door de Bank goedgekeurd plan.
Landsverordening Ondernemingspensioenfondsen
Artikel 17 Bekendmaking van de geldende statuten en reglementen Het bestuur van een ondernemingspensioenfonds zorgt, dat de belanghebbenden in het bezit gesteld worden van een exemplaar van de geldende statuten en reglementen van het fonds, alsmede van een afschrift van de mededeling die de werkgever overeenkomstig artikel 2, derde lid, eerste volzin, aan het fonds heeft gedaan. Artikel 18 Bestuurdersaansprakelijkheid Ieder der bestuurders van een ondernemingspensioenfonds is verplicht te zorgen, dat het bepaalde bij of krachtens deze landsverordening alsmede de bepalingen van de statuten en reglementen van het fonds worden nageleefd en dat, voor zover artikel 10 toepassing vindt, het beleid van dat fonds gevoerd wordt overeenkomstig de in het eerste lid van dat artikel bedoelde actuariële en bedrijfstechnische nota. Artikel 19 Inlichtingenplicht Ieder der bestuurders en ieder lid van het personeel van een ondernemingspensioenfonds is verplicht aan de Bank ter zake de inlichtingen te verstrekken, welke deze verlangt. Artikel 20 Inzage 1.
2. 3.
4.
De Bank is bevoegd inzage te nemen of door personen, door haar bij uitdrukkelijke en bijzondere volmacht aangewezen, te doen nemen van de boeken en bescheiden van een ondernemingspensioenfonds. Gelijke bevoegdheid heeft de Bank ten aanzien van de boeken en bescheiden van een werkgever, die zijn toezeggingen omtrent pensioen bij een aan zijn onderneming verbonden ondernemingspensioenfonds heeft ondergebracht, voor zover deze boeken en bescheiden naar het oordeel van de Bank voor de door die werkgever getroffen pensioenvoorziening van belang zijn. Hij, die de boeken of bescheiden onder zich heeft, is desgevorderd verplicht deze daartoe op te leggen. De daartoe door de Bank gemachtigde personen hebben te allen tijde toegang tot de plaatsen, waar de boeken en bescheiden zich bevinden of vermoed worden zich te bevinden. Wordt hun de toegang geweigerd, ook na vertoon van hun machtiging, dan verschaffen zij zich die desnoods met inroeping van de sterke arm.
Landsverordening Ondernemingspensioenfondsen
205
5.
Is de plaats tevens een woning of alleen door een woning toegankelijk, dan treden zij deze tegen de wil van de bewoner niet binnen dan op schriftelijke last van de Minister van Justitie, welke last bij het binnentreden wordt vertoond. Van het binnentreden wordt door hen procesverbaal opgemaakt, dat binnen tweemaal vier en twintig uur aan degene, wiens woning is binnengetreden, in afschrift wordt medegedeeld.
6.
Artikel 21 Toezicht 1.
De Bank kan, indien a. de statuten en reglementen van een ondernemingspensioenfonds niet aan de voorschriften van de artikelen 5 tot en met 11, 15 en 17 beantwoorden voor zover niet ingevolge artikel 26 ontheffing is verleend, in strijd zijn met andere wettelijke bepalingen, of in enig ander opzicht niet deugdelijk zijn om overeenkomstig deze landsverordening te dienen tot uitvoering van de toezeggingen omtrent pensioen; b. de gang van zaken bij een zodanig fonds haar, hetzij in zijn geheel, hetzij op bepaalde onderdelen, onbevredigend voorkomt, haar opmerkingen daarover ter kennis brengen van het fondsbestuur. De Bank kan de door de Gouverneur aangewezen representatieve organisaties van werkgevers en werknemers op de hoogte stellen van haar opmerkingen aan het fondsbestuur. Indien het bepaalde in de eerste volzin toepassing heet gevonden, brengt de Bank dit ter kennis van het fondsbestuur. De in dit lid bedoelde organisaties mogen niet tot openbaarmaking van de opmerkingen van de Bank in de pers, of anderszins, overgaan. De Bank kan, indien het fondsbestuur in gebreke blijft aan deze opmerkingen gevolg te geven, tot openbaarmaking van haar opmerkingen in de pers, of anderszins, op kosten van het fonds overgaan. Voordat de Bank tot openbaarmaking van haar opmerkingen overgaat, geeft zij van haar besluit daartoe bij aangetekend schrijven kennis aan het fondsbestuur. Van een door het fondsbestuur ingediend beroepschrift wordt een afschrift aan de Bank gezonden. Het beroep schorst de openbaarmaking.258 Vervallen. 259
2.
3.
4.
5.
258 259
P.B. 2001, 80. P.B. 2001, 80.
206
Landsverordening Ondernemingspensioenfondsen
Artikel 22 Bewindvoerder 1.
2.
3.
4. 5.
Op verzoek van de Bank kan het Hof van Justitie over een ondernemingspensioenfonds een bewindvoerder aanstellen indien: a. het beheer van het fonds blijk geeft van een zondanig wanbeleid dat de belangen van de deelnemers en andere gerechtigden een onmiddellijke voorziening vereisen; b. het bestuur van het fonds ook na herhaalde aanmaning in gebreke blijft de bij of krachtens deze landsverordening verlangde gegevens te verschaffen. c. het bestuur van het fonds is komen te ontbreken. De Bank dient haar verzoekschrift tot aanstelling van een bewindvoerder in tweevoud in. De griffier doet een exemplaar van het verzoekschrift onverwijld aan het fonds toekomen. Indien het Hof van Justitie het verzoek toewijst, bepaalt zij de duur waarvoor de bewindvoerder is aangesteld. Zij kan deze duur op verzoek van de Bank of van de bewindvoerder verlengen dan wel verkorten. Het Hof van Justitie kan de bewindvoerder een bezoldiging toekennen ten laste van het fonds of van de onderneming waaraan het fonds is verbonden. De bewindvoerder treedt in de plaats van het bestuur van het fonds. De voorlopige tenuitvoerlegging van de beschikking tot aanstelling van een bewindvoerder kan worden bevolen, indien het verzoek daartoe is gegaan op de grond, genoemd in het eerste lid, onder a, van dit artikel. Artikel 23 Verslag aan de Gouverneur
Telkenjare brengt de Bank aan de Gouverneur verslag uit omtrent haar bevindingen betreffende de toepassing van deze landsverordening. Artikel 24 Kostenvergoeding De ondernemingspensioenfondsen zijn verplicht tot vergoeding van de kosten, welke aan de uitvoering van deze landsverordening verbonden zijn. De Minister van Arbeid en Sociale Zaken stelt hiervoor nadere regelen vast. Artikel 25 Nadere regels Bij landsbesluit houdende algemene maatregelen kunnen, de SociaalEconomische Raad van de Bank gehoord, nadere regelen tot uitvoering van deze landsverordening worden vastgesteld.
Landsverordening Ondernemingspensioenfondsen
207
Artikel 26 Ontheffingsverlening De Minister van Arbeid en Sociale Zaken kan, de Bank gehoord, in bijzondere gevallen van het bepaalde bij of krachtens de artikelen 2, 3, 5, 6, 7, 9, 10, 11, 13, 15, 17, 19 en 25 ontheffing verlenen, indien hij van oordeel is, dat de belangen der betrokken deelnemers en gewezen deelnemers voldoende gewaarborgd zijn. De ontheffing kan onder beperkingen worden verleend en daaraan kunnen voorschriften worden verbonden; zij kan voorts worden gewijzigd en ingetrokken. Van een ontheffing wordt mededeling gedaan in de Curaçaosche Courant. Artikel 27 Strafbepalingen 1.
2.
3.
Overtreding van het bepaalde bij de artikelen 4, tweede lid, 18, 19, 20, tweede lid, en 30, tweede en derde lid wordt gestraft met geldboete van ten hoogste driehonderd gulden. Met dezelfde straf wordt gestraft overtreding van voorschriften, krachtens deze landsverordening bij landsbesluit, houdende algemene maatregelen vastgesteld voor zover uitdrukkelijk als strafbaar feit in de zin dezer landsverordening aangeduid. De bij deze landsverordening strafbaargestelde feiten worden beschouwd als overtredingen. Artikel 28 Geheimhoudingsplicht
Het is een ieder verboden, hetgeen hem in zijn ambt, betrekking of hoedanigheid ten gevolge van de uitvoering of toepassing dezer landsverordening nopens aangelegenheden van ondernemingspensioenfondsen blijft of medegedeeld wordt, verder bekend te maken dan dat ambt, die betrekking of die hoedanigheid met zich brengt. Artikel 29 Wijziging van de Landsverordening op Stichtingen De Landsverordening op Stichtingen (P.B. 1967, no 191) wordt gewijzigd als volgt: Tussen artikel 1 en artikel 2 wordt een nieuw artikel ingevoegd, genummerd en luidende: "Artikel 1A 1. De deelnemers aan een pensioenfonds worden voor de toepassing van artikel 1 niet beschouwd als leden van een stichting die als een zodanig fonds werkzaam is.
208
Landsverordening Ondernemingspensioenfondsen
2.
Voor toepassing van artikel 1 lid 3 gelden als uitkeringen aan oprichters van zulk een stichting of aan hen die deel uitmaken van haar organen, niet de uitkeringen die voortvloeien uit een recht op pensioen.". Artikel 30 Inwerkingtreding en overgangsbepalingen
1.
2.
3.
4.
5.
6.
Deze landsverordening, welke kan worden aangehaald als Landsverordening ondernemingspensioenfondsen, treedt in werking met ingang van 31 maart 1985. Een voor de datum van afkondiging van deze landsverordening opgericht ondernemingspensioenfonds dat geen rechtspersoonlijkheid bezit, wordt geacht rechtspersoon te zijn vanaf het tijdstip van de inwerkingtreding van deze landsverordening. Het bepaalde in artikel 4 lid 2 is van overeenkomstige toepassing op een voor de datum van afkondiging van deze landsverordening opgericht ondernemingspensioenfonds met dien verstande dat de verplichting bedoeld in de eerste volzin van dat artikellid binnen één maand vanaf het tijdstip van de inwerkingtreding van dat artikellid moet worden nagekomen. De statuten en reglementen van een voor de datum van afkondiging van deze landsverordening opgericht ondernemingspensioenfonds moeten binnen een maand na de inwerkingtreding van deze landsverordening aan het bepaalde in de artikelen 6, 7 en 8 voldoen. De artikelen 6, 7 en 8 van deze landsverordening gelden met betrekking tot de deelnemers van ondernemingspensioenfondsen vanaf het tijdstip waarop de statuten en reglementen aan het in die artikelen bepaalde voldoen, doch in elk geval, nadat een maand sedert de inwerkingtreding van deze landsverordening is verstreken. Een ondernemingspensioenfonds is niet verplicht tot toekenning van een premievrije aanspraak op weduwenpensioen ingevolge artikel 8 van deze landsverordening aan de vrouw wier huwelijk met een deelnemer voor de inwerkingtreding van deze landsverordening is geëindigd. De vrouw met wie een gewezen deelnemer aan een pensioenregeling ten tijde van de inwerkingtreding van deze landsverordening is gehuwd verkrijgt ingeval van beëindiging van het huwelijk door echtscheiding of ontbinding na scheiding van tafel en bed, een zodanige premievrije aanspraak op weduwenpensioen als de gewezen deelnemer heeft verkregen bij het eindigen van zijn deelneming; iedere andere aanspraak op weduwenpensioen welke uit de deelneming aan de pensioenregeling zou kunnen voortvloeien, vervalt. De vrouw ontvangt op haar verzoek een bewijs van haar aanspraak. Het derde lid van artikel 8 van deze landsverordening is van overeenkomstige toepassing.
Landsverordening Ondernemingspensioenfondsen
209
Europees Sociaal Handvest Preambule De ondertekenende Regeringen, Leden van de Raad van Europa, Overwegende, dat het doel van de Raad van Europa is een grotere eenheid tussen zijn Leden tot stand te brengen ten einde de idealen en beginselen welke hun gemeenschappelijk erfdeel zijn, veilig te stellen en te verwezenlijken en hun economische en sociale vooruitgang te bevorderen, in het bijzonder door de handhaving en verdere verwezenlijking van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden; Overwegende, dat in het op 4 november 1950 te Rome ondertekende Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden, en het daarbij behorende Protocol, dat op 20 maart 1952 te Parijs werd ondertekend, de lidstaten van de Raad van Europa overeenkwamen, dat zij hun volkeren de daarin opgesomde burgerlijke en politieke rechten en vrijheden zouden waarborgen; Overwegende, dat ieder in het genot dient te worden gesteld van sociale rechten, ongeacht ras, huidskleur, geslacht, godsdienst, politieke overtuiging, nationale afstamming of maatschappelijke afkomst; Vastbesloten, gezamenlijk alles in het werk te stellen om het levenspeil te verhogen en het welzijn van alle bevolkingsgroepen, zowel in de stad als op het platteland, te bevorderen door middel van doelmatige instellingen en maatregelen; Zijn als volgt overeengekomen:
DEEL I De Overeenkomstsluitende Partijen stellen zich ten doel met alle passende middelen, zowel op nationaal als internationaal terrein, zodanige voorwaarden te scheppen dat de hiernavolgende rechten en beginselen daadwerkelijk kunnen worden verwezenlijkt: 1. Een ieder dient in staat te worden gesteld in zijn onderhoud te voorzien door werkzaamheden die hij vrijelijk heeft gekozen. 2. Alle werknemers hebben recht op billijke arbeidsvoorwaarden. 3. Alle werknemers hebben recht op veilige en hygiënische arbeidsomstandigheden. 4. Alle werknemers hebben recht op een billijke beloning welke hun en hun gezin een behoorlijk levenspeil waarborgt. 5. Alle werknemers en werkgevers hebben recht op vrijheid van vereniging in nationale of internationale organisaties voor de bescherming van hun economische en sociale belangen. 6. Alle werknemers en werkgevers hebben het recht collectief te onderhandelen.
210
Europees Sociaal Handvest
7.
8.
9.
10. 11.
12. 13. 14. 15. 16.
17.
18.
19.
Kinderen en jeugdige personen hebben recht op een bijzondere bescherming tegen de gevaren voor lichaam en geest waaraan zij blootstaan. Zwangere vrouwen en andere vrouwen in de daarvoor in aanmerking komende omstandigheden hebben bij hun arbeid in dienstbetrekking recht op bijzondere bescherming. Een ieder heeft recht op een doelmatige beroepskeuzevoorlichting die erop gericht is hem bij te staan bij de keuze van een beroep dat strookt met zijn persoonlijke aanleg en belangstelling. Een ieder heeft recht op een doelmatige vakopleiding. Een ieder heeft het recht om gebruik te maken van alle voorzieningen welke hem in staat stellen in een zo goed mogelijke gezondheid te verkeren. Alle werknemers en personen te hunnen laste hebben recht op sociale zekerheid. Een ieder die geen voldoende middelen van bestaan heeft, heeft recht op sociale en geneeskundige bijstand. Een ieder heeft recht op bijstand door diensten voor sociaal welzijn. Iedere minder-valide heeft recht op vakopleiding en revalidatie in beroep en samenleving, ongeacht de oorzaak en aard van zijn invaliditeit. Het gezin als fundamentele maatschappelijke eenheid heeft recht op een voor zijn volledige ontplooiing doelmatige sociale, wettelijke en economische bescherming. Moeders en kinderen hebben, ongeacht de echtelijke staat en de gezinsverhoudingen, recht op een passende sociale en economische bescherming. De onderdanen van de ene Overeenkomstsluitende Partij hebben het recht op het grondgebied van elke andere Partij een op winst gerichte bezigheid uit te oefenen op voet van gelijkheid met de onderdanen van laatstgenoemde Partij, behoudens beperkingen op grond van economische of sociale redenen van dringende aard. Migrerende werknemers die onderdaan van een der Overeenkomstsluitende Partijen zijn, alsmede hun gezinnen, hebben recht op bescherming en bijstand op het grondgebied van elke andere Overeenkomstsluitende Partij.
DEEL II De Overeenkomstsluitende Partijen verbinden zich, overeenkomstig het bepaalde in Deel III, zich gebonden te achten door de verplichtingen, vervat in de hiernavolgende artikelen en leden.
Europees Sociaal Handvest
211
Artikel 1 Recht op arbeid Ten einde de onbelemmerde uitoefening van het recht op arbeid te waarborgen verbinden de Overeenkomstsluitende Partijen zich: 1. de totstandbrenging en handhaving van een zo hoog en stabiel mogelijk werkgelegenheidspeil, met het oogmerk een volledige werkgelegenheid te verwezenlijken, als een hunner voornaamste doelstellingen en verantwoordelijkheden te beschouwen; 2. het recht van de werknemer om in zijn onderhoud te voorzien door vrijelijk gekozen werkzaamheden daadwerkelijk te beschermen; 3. kosteloze arbeidsbemiddelingsdiensten in te stellen of in stand te houden voor alle werknemers; 4. te zorgen voor doelmatige beroepskeuzevoorlichting, vakopleiding en revalidatie en deze te bevorderen. Artikel 2 Recht op billijke arbeidsvoorwaarden Ten einde de onbelemmerde uitoefening van het recht op billijke arbeidsvoorwaarden te waarborgen verbinden de Overeenkomstsluitende Partijen zich: 1. redelijke dagelijkse en wekelijkse arbeidstijden vast te stellen, waarbij de werkweek geleidelijk dient te worden verkort voorzover de vermeerdering der productiviteit en andere van invloed zijnde factoren zulks toelaten; 2. voor algemeen erkende feestdagen behoud van loon te waarborgen; 3. een jaarlijks verlof van ten minste twee weken met behoud van loon te waarborgen; 4. verdere vrije dagen met behoud van loon of een verkorting van de arbeidsduur te waarborgen voor werknemers die nader omschreven gevaarlijke of voor hun gezondheid schadelijke werkzaamheden verrichten; 5. een wekelijkse rusttijd te waarborgen, die zoveel mogelijk samenvalt met de dag die volgens traditie of gewoonte in het betrokken land of in de betrokken streek als rustdag wordt erkend. Artikel 3 Recht op veilige en hygiënische arbeidsomstandigheden Ten einde de onbelemmerde uitoefening van het recht op veilige en hygiënische arbeidsomstandigheden te waarborgen, verbinden de Overeenkomstsluitende Partijen zich: 1. voorschriften inzake veiligheid en hygiëne uit te vaardigen; 2. voor de naleving van dergelijke voorschriften door middel van controlemaatregelen zorg te dragen;
212
Europees Sociaal Handvest
3.
zo nodig overleg te plegen met organisaties van werkgevers en werknemers omtrent maatregelen, bedoeld om de bedrijfsveiligheid en hygiëne te verhogen. Artikel 4 Recht op billijke beloning
Om de onbelemmerde uitoefening van het recht op een billijke beloning te waarborgen, verbinden de Overeenkomstsluitende Partijen zich: 1. het recht van de werknemers op een zodanige beloning die hun en hun gezin een behoorlijke levenspeil verschaft, te erkennen; 2. het recht van de werknemers op een hoger beloningstarief voor overwerk te erkennen, behoudens uitzonderingen in bijzondere gevallen; 3. het recht van mannelijke en vrouwelijke werknemers op gelijke beloning voor arbeid van gelijke waarde te erkennen; 4. het recht van alle werknemers op een redelijke opzeggingstermijn bij beëindiging der dienstbetrekking te erkennen; 5. inhoudingen op lonen alleen toe te staan op voorwaarden en in de mate als voorgeschreven door nationale wetten of verordeningen, of vastgesteld bij collectieve arbeidsovereenkomsten of scheidsrechterlijke uitspraken. 6. De uitoefening van deze rechten dient te worden verwezenlijkt door middel van vrijelijk gesloten collectieve arbeidsovereenkomsten, bij de wet ingestelde procedures voor loonvaststelling, of andere bij de nationale omstandigheden passende middelen. Artikel 5 Recht op vrijheid van organisatie Ten einde het recht van werknemers en werkgevers tot oprichting van plaatselijke, nationale of internationale organisaties voor de bescherming van hun economische en sociale belangen en tot aansluiting bij deze organisaties te waarborgen, verplichten de Overeenkomstsluitende Partijen zich dit recht op generlei wijze door de nationale wetgeving of door de toepassing daarvan te laten beperken. De mate waarin de in dit artikel voorziene waarborgen van toepassing zullen zijn op de politie, wordt bepaald door nationale wetten of verordeningen. Het beginsel volgens hetwelk deze waarborgen van toepassing zullen zijn ten aanzien van leden der strijdkrachten, n de mate waarin deze waarborgen van toepassing zullen zijn op personen in deze categorie, wordt eveneens bepaald door nationale wetten of verordeningen.
Europees Sociaal Handvest
213
Artikel 6 Recht op collectief onderhandelen Ten einde de onbelemmerde uitoefening van het recht op collectief onderhandelen te waarborgen verbinden de Overeenkomstsluitende Partijen zich: 1. paritair overleg tussen werknemers en werkgevers te bevorderen; 2. indien nodig en nuttig de totstandkoming van een procedure te bevorderen voor vrijwillige onderhandelingen tussen werkgevers of organisaties van werkgevers en organisaties van werknemers, met het oog op de bepaling van beloning en arbeidsvoorwaarden door middel van collectieve arbeidsovereenkomsten; 3. de instelling en toepassing van een doelmatige procedure voor bemiddeling en vrijwillige arbitrage inzake de beslechting van arbeidsgeschillen te bevorderen; en erkennen: 4. het recht van werknemers en werkgevers op collectief optreden in gevallen van belangengeschillen, met inbegrip van het stakingsrecht, behoudens verplichtingen uit hoofde van reeds eerder gesloten collectieve arbeidsovereenkomsten. Artikel 7 Recht van kinderen en jeugdige personen op bescherming Om de onbelemmerde uitoefening van bet recht van kinderen en jeugdige personen op bescherming te waarborgen, verplichten de Overeenkomstsluitende Partijen zich: 1. te bepalen dat de minimumleeftijd voor toelating tot tewerkstelling 15 jaar zal zijn, behoudens uitzonderingen voor kinderen die nader omschreven lichte werkzaamheden verrichten welke niet nadelig zijn voor hun gezondheid, geestelijk welzijn of ontwikkeling; 2. te bepalen dat een hogere minimumleeftijd voor toelating tot tewerkstelling zal worden vastgesteld ten aanzien van nader omschreven werkzaamheden welke als gevaarlijk of als schadelijk voor de gezondheid worden beschouwd; 3. te bepalen, dat nog leerplichtige personen niet zodanig werk mogen verrichten dat zij niet ten volle het onderwijs kunnen volgen; 4. te bepalen, dat de arbeidsduur van personen beneden de leeftijd van 16 jaar zal worden beperkt overeenkomstig de behoeften van hun ontwikkeling, in het bijzonder hun behoefte aan vakopleiding; 5. het recht van jeugdige werknemers en leerlingen op een billijke beloning, of andere passende uitkeringen te erkennen; 6. te bepalen dat de door jeugdige personen gedurende hun normale arbeidstijd en met toestemming van de werkgever aan vakopleiding bestede tijd als een deel van de werkdag zal worden beschouwd;
214
Europees Sociaal Handvest
7.
8.
9.
10.
te bepalen dat tewerkgestelde personen beneden de leeftijd van 18 jaar recht zullen hebben op tenminste drie weken verlof per jaar met behoud van loon; te bepalen dat personen beneden de leeftijd van 18 jaar geen nachtarbeid mogen verrichten, met uitzondering van bepaalde in nationale wetten of verordeningen omschreven werkzaamheden; te bepalen dat personen beneden de leeftijd van 18 jaar die nader in nationale wetten of verordeningen omschreven werkzaamheden verrichten regelmatig een geneeskundig onderzoek moeten ondergaan; een bijzondere bescherming tegen gevaren voor lichaam en geest, waaraan kinderen en jeugdige personen zijn blootgesteld. te waarborgen, in het bijzonder tegen die gevaren welke al dan niet rechtstreeks uit hun arbeid voortvloeien. Artikel 8 Recht van vrouwelijke werknemers op bescherming
Om de onbelemmerde uitoefening van het recht van vrouwelijke werknemers op bescherming te waarborgen, verplichten de Overeenkomstsluitende Partijen zich: 1. te bepalen dat vrouwen, hetzij door verlof met behoud loon, dan wel door passende sociale 2. zekerheidsuitkeringen of uitkeringen uit openbare middelen, in staat worden gesteld voor en na de bevalling verlof te nemen gedurende een totaal van ten minste 12 weken; 3. het als onwettig te beschouwen indien een werkgever een vrouw haar ontslag aanzegt gedurende haar verlof wegens bevalling of het ontslag aanzegt op een zodanig tijdstip dat de opzeggingstermijn gedurende een dergelijk verlof afloopt; 4. te bepalen dat moeders die hun zuigelingen voeden voldoende tijd daartoe krijgen; a. de tewerkstelling van vrouwelijke werknemers die des nachts industriële werkzaamheden verrichten, te regelen; b. de tewerkstelling van vrouwelijke werknemers voor ondergrondse mijnarbeid te verbieden, en, zo nodig, voor alle andere arbeid die voor hen ongeschikt is op grond van de gevaarlijke, voor de gezondheid schadelijke of vermoeiende aard daarvan. Artikel 9 Recht op beroepskeuzevoorlichting Ten einde de onbelemmerde uitoefening van het recht op beroep keuzevoorlichting te waarborgen, verplichten de Overeenkomstsluitende Partijen zich, zo nodig een dienst in het leven te roepen of hieraan medewerking te verlenen, die allen, met inbegrip van minder-validen, dient te helpen bij de oplossing van vraagstukken met betrekking tot beroepskeuze en
Europees Sociaal Handvest
215
vorderingen in een beroep, met inachtneming van hun persoonlijke eigenschappen, alsmede van het verband tussen deze en de bestaande werkgelegenheid; deze hulp dient kosteloos te worden gegeven, zowel aan jeugdige personen, met inbegrip van schoolkinderen, als aan volwassenen. Artikel 10 Recht op vakopleiding Ten einde de onbelemmerde uitoefening van het recht op vak opleiding te waarborgen, verplichten de Overeenkomstsluitende Partijen zich: 1. in overleg met organisaties van werkgevers en werknemer te zorgen voor technische en vakopleidingen waarvan een ieder, met inbegrip van minder-validen, kan profiteren, dan wel hieraan medewerking te verlenen, en toelatingsmogelijkheden tot hoger technisch en universitair onderwijs te openen, uitsluitend berustend op persoonlijke geschiktheid; 2. een leerlingstelsel en andere algemene voorzieningen voor de opleiding van jongens en meisjes in hun onderscheiden beroepen in het leven te roepen of hieraan medewerking te verlenen; 3. zo nodig te zorgen voor of medewerking te verlenen aan: a. doelmatige en gemakkelijk toegankelijke opleidingsmogelijkheden voor volwassen werknemers; b. bijzondere voorzieningen voor de her- en omscholing van volwassen arbeiders, voortvloeiende uit technische ontwikkelingen of uit nieuwe ontwikkelingen in de werkgelegenheid; 4. door het nemen van passende maatregelen het volledige gebruik van doelmatige voorzieningen te bevorderen, zoals: a. verlaging of afschaffing van alle kosten; b. verlening van geldelijke bijstand in daarvoor in aanmerking komende gevallen; c. de tijd welke de werknemer gedurende zijn tewerkstelling op verzoek van zijn werkgever voor aanvullende opleiding besteedt, aan te merken als deel van de normale arbeidstijd; d. in overleg met de organisaties van werkgevers en werknemers, de doeltreffendheid van leerlingstelsels en andere opleidingsstelsels voor jeugdige werknemers door het uitoefenen van voldoende toezicht te waarborgen, alsmede zorg te dragen voor afdoende bescherming van jeugdige arbeiders in het algemeen. Artikel 11 Recht op bescherming van de gezondheid Ten einde de onbelemmerde uitoefening van het recht op bescherming van de gezondheid te waarborgen, verplichten de Overeenkomstsluitende Partijen zich, hetzij rechtstreeks, hetzij in samenwerking met openbare of particuliere organisaties, passende maatregelen te nemen o.a. met het oogmerk: 1. de oorzaken van een slechte gezondheid zoveel mogelijk weg te nemen;
216
Europees Sociaal Handvest
2.
3.
ter bevordering van de volksgezondheid en de persoonlijke verantwoordelijkheid op het gebied van de gezondheid voorzieningen te treffen op het terrein van voorlichting en onderwijs; epidemische, endemische en andere ziekten zoveel mogelijk te voorkomen. Artikel 12 Recht op sociale zekerheid
Ten einde de onbelemmerde uitoefening van het recht op sociale zekerheid te waarborgen, verplichten de Overeenkomstsluitende Partijen zich: 1. een stelsel van sociale zekerheid in te voeren of in stand te houden; 2. het stelsel van sociale zekerheid te houden op een bevredigend peil, dat ten minste gelijk is aan het peil dat vereist is voor de bekrachtiging van het Internationale Arbeidsverdrag (no. 102) betreffende minimumnormen van sociale zekerheid; 3. te streven naar een geleidelijke verhoging van de sociale zekerheidsnormen; 4. stappen te ondernemen, door het sluiten van passende bilaterale en multilaterale overeenkomsten of door andere middelen, en met inachtneming van de in zulke overeenkomsten neergelegde voorwaarden, ter waarborging van: a. een gelijke behandeling van de onderdanen van andere Overeenkomstsluitende Partijen en de eigen onderdanen wat betreft rechten op het gebied van sociale zekerheid, met inbegrip van het behoud van uitkeringen uit hoofde van de sociale zekerheidswetgeving, ongeacht eventuele verplaatsingen van de beschermde personen tussen de grondgebieden van de Overeenkomstsluitende Partijen; b. de verlening, handhaving en het herstel van rechten op sociale zekerheid, o.a. door het samentellen van tijdvakken van verzekering of tewerkstelling der betrokkenen overeenkomstig de wetgeving van elk der Overeenkomstsluitende Partijen. Artikel 13 Recht op sociale en geneeskundige bijstand Ten einde de onbelemmerde uitoefening van het recht op sociale en geneeskundige bijstand te waarborgen, verbinden de Overeenkomstsluitende Partijen zich: 1. te waarborgen dat een ieder die geen toereikende inkomsten heeft en niet in staat is zulke inkomsten door eigen inspanning of met andere middelen te verwerven, in het bijzonder door uitkeringen krachtens een stelsel van sociale zekerheid voldoende bijstand verkrijgt en in geval van ziekte de voor zijn toestand vereiste verzorging geniet;
Europees Sociaal Handvest
217
2. 3.
4.
te waarborgen dat personen die zulk een bijstand ontvangen, niet om die reden een vermindering van hun politieke of sociale rechten ondergaan; te bepalen, dat een ieder van bevoegde openbare of particuliere diensten de voorlichting en persoonlijke bijstand ontvangt die nodig zijn om zijn persoonlijke nood of die van zijn gezin te voorkomen, weg te nemen of te lenigen; de bepalingen sub 1, 2 en 3 van dit artikel, op onderdanen van andere Overeenkomstsluitende Partijen die wettig binnen hun grondgebied verblijven, toe te passen op gelijke wijze als op hun eigen onderdanen, in overeenstemming met hun verplichtingen krachtens het Europese Verdrag betreffende sociale en medische bijstand, op 11 december 1953 te Parijs ondertekend. Artikel 14 Recht op het gebruik van diensten voor sociale zorg
Ten einde de onbelemmerde uitoefening van het recht op het gebruik van diensten voor sociale zorg te waarborgen, verbinden de Overeenkomstsluitende Partijen zich: 1. diensten welke door de toepassing van methoden van maatschappelijk werk kunnen bijdragen tot het welzijn en de ontwikkeling zowel van individuele personen als van groepen personen, alsmede tot hun aanpassing aan het sociale milieu, op te richten of aan de oprichting daarvan medewerking te verlenen; 2. deelneming van individuele personen en particuliere of andere organisaties aan de instelling en instandhouding van dergelijke diensten te stimuleren. Artikel 15 Recht van lichamelijk of geestelijk minder-validen op vakopleiding en revalidatie in beroep en samenleving Ten einde de onbelemmerde uitoefening van het recht van lichamelijk of geestelijk minder-validen op vakopleiding en revalidatie in beroep en samenleving te waarborgen, verbinden de Overeenkomstsluitende Partijen zich: 1. passende maatregelen te treffen voor het verschaffen van opleidingsmogelijkheden, gespecialiseerde instellingen van openbare of particuliere aard zo nodig daarbij inbegrepen; 2. passende maatregelen te treffen voor de tewerkstelling van mindervaliden, zoals het oprichten van gespecialiseerde bemiddelingsbureaus, het verschaffen van gelegenheid voor beschutte arbeid en maatregelen tot aanmoediging van werkgevers minder-validen in dienst te nemen.
218
Europees Sociaal Handvest
Artikel 16 Recht van het gezin op sociale, wettelijke en economische bescherming Ten einde de noodzakelijke voorwaarden te scheppen voor de volledige ontplooiing van het gezin als fundamentele maatschappelijke eenheid, verbinden de Overeenkomstsluitende Partijen zich de economische, wettelijke en sociale bescherming van het gezinsleven te bevorderen, o.a. door het doen van sociale en gezinsuitkeringen, het treffen van fiscale regelingen, het verschaffen van gezinshuisvesting, en het doen van uitkeringen bij huwelijk. Artikel 17 Recht van moeders en kinderen op sociale en economische bescherming Ten einde de onbelemmerde uitoefening van het recht van moeders en kinderen op sociale en economische bescherming te waarborgen, treffen de Overeenkomstsluitende Partijen alle nuttige en noodzakelijke maatregelen te dien einde, met inbegrip van de oprichting of instandhouding van passende instellingen of diensten. Artikel 18 Recht op het uitoefenen van een op winst gerichte bezigheid op het grondgebied van andere Overeenkomstsluitende Partijen Ten einde de onbelemmerde uitoefening van het recht op het uitoefenen van een op winst gerichte bezigheid op het grondgebied van elke andere Overeenkomstsluitende Partij te waarborgen, verbinden de Overeenkomstsluitende Partijen zich: 1. de bestaande regelingen zo ruim mogelijk toe te passen; 2. de bestaande formaliteiten te vereenvoudigen en kanselarijrechten en andere kosten welke buitenlandse werknemers of hun werkgevers moeten betalen te verminderen of af te schaffen; 3. de regelingen met betrekking tot de tewerkstelling van buitenlandse werknemers individueel of gemeenschappelijk op soepeler wijze toe te passen; en erkennen: 4. het recht van hun onderdanen om het land te verlaten ten einde op het grondgebied van de andere Overeenkomstsluitende Partijen een op winst gerichte bezigheid uit te oefenen.
Europees Sociaal Handvest
219
Artikel 19 Recht van migrerende werknemers en hun gezin op bescherming en bijstand Ten einde de onbelemmerde uitoefening van het recht van migrerende werknemers en hun gezinnen op bescherming en bijstand het grondgebied van elke andere Overeenkomstsluitende Partij waarborgen, verbinden de Overeenkomstsluitende Partijen zich: 1. doelmatige en kosteloze diensten te onderhouden, dan we zich ervan te vergewissen dat zulke diensten worden onderhouden gericht op bijstand aan genoemde werknemers, in het bijzonder voor het verkrijgen van nauwkeurige voorlichting, en alle passende maatregelen te treffen, voor zover nationale wetten en verordeningen zulks toelaten, tegen misleidende propaganda betreffende emigratie en immigratie; 2. passende maatregelen te treffen binnen hun eigen rechtsgebied ter vergemakkelijking van het vertrek, de reis en de ontvangst van genoemde werknemers en hun gezinnen, en binnen hun eigen rechtsgebied gedurende de reis te zorgen voor doelmatige diensten op het gebied van de gezondheid en medische behandeling, alsmede voor goede hygiënische toestanden; 3. waar nodig samenwerking tussen sociale diensten, zowel van openbare als van particuliere aard, in emigratie- en immigratielanden te bevorderen; 4. voor genoemde werknemers die wettig binnen hun grondgebied verblijven, voor zover deze aangelegenheden bij de wet of bij verordening worden geregeld of onderworpen zijn aan het toezicht van bestuursautoriteiten, een behandeling te waarborgen die niet minder gunstig is dan die van hun eigen onderdanen wat betreft de volgende aangelegenheden: a. de beloning en andere arbeidsvoorwaarden en -omstandigheden; b. het lidmaatschap van vakverenigingen en het genot van de voordelen van collectieve onderhandelingen; c. huisvesting; 5. voor genoemde werknemers die wettig op hun grondgebied verblijven, een behandeling te waarborgen die niet minder gunstig is dan die van hun eigen onderdanen wat betreft belastingen op uit dienstverband voortvloeiende beloning, en wat betreft kosten of bijdragen verschuldigd met betrekking tot de tewerkgestelde personen; 6. zoveel mogelijk de hereniging van het gezin van een migrerende werknemer die toestemming heeft verkregen om zich op het grondgebied te vestigen, te vergemakkelijken; 7. voor genoemde werknemers die wettig op hun grondgebied verblijven, een behandeling te waarborgen die niet minder gunstig is dan die van hun eigen onderdanen wat betreft gerechtelijke procedures in verband met de in dit artikel vermelde aangelegenheden; 8. te waarborgen, dat genoemde werknemers die wettig binnen hun grondgebied verblijven, niet uitgeleid worden tenzij zij de nationale
220
Europees Sociaal Handvest
9.
10.
veiligheid in gevaar brengen of een strafbaar feit tegen de openbare orde of de openbare zeden plegen; binnen de wettelijke grenzen toe te staan, dat genoemde werknemers zoveel van hun verdiensten en spaargelden overmaken als zij zelf wensen; de bescherming en bijstand, voorzien in dit artikel, uit te strekken tot migranten die zelfstandig een beroep uitoefenen, voor zover deze maatregelen van toepassing kunnen zijn.
DEEL III Artikel 20 Verplichtingen 1.
2.
3.
4.
5.
Ieder der Overeenkomstsluitende Partijen is verplicht: a. deel I van het onderhavige Handvest te beschouwen als een verklaring van de doelstellingen welke zij overeenkomstig de inleidende alinea van genoemd deel met alle daarvoor in aanmerking komende middelen zal nastreven; b. zich gebonden te achten door ten minste vijf van de zeven hierna genoemde artikelen van deel II van het Handvest, namelijk de artikelen 1, 5, 6, 12, 13, 16 en 19; c. zich, behalve door de overeenkomstig het voorgaand lid door haar gekozen artikelen, gebonden te achten door een aantal artikelen of genummerde leden van deel II van het Handvest, te harer keuze, mits het totale aantal artikelen of genummerde leden die haar binden, niet minder dan 10 artikelen of 45 genummerde leden bedraagt. De krachtens lid 1, sub b en c, van dit artikel gekozen artikelen of leden worden medegedeeld aan de Secretaris-Generaal van de Raad van Europa bij de nederlegging van de akte van bekrachtiging of goedkeuring door de betrokken Overeenkomstsluitende Partij. Ieder der Overeenkomstsluitende Partijen kan op een later tijdstip door kennisgeving aan de Secretaris- Generaal verklaren dat zij zich gebonden acht door andere artikelen of genummerde leden van deel II van het Handvest, die zij nog niet eerder overeenkomstig lid 1 van dit artikel heeft aanvaard. Deze later aanvaarde verplichtingen worden geacht een integrerend deel van de bekrachtiging of goedkeuring te zijn en hebben met ingang van de dertigste dag na de datum van kennisgeving hetzelfde rechtsgevolg. De Secretaris-Generaal doet van elke door hem overeenkomstig dit deel van het Handvest ontvangen kennisgeving mededeling aan alle ondertekenende regeringen, alsmede aan de Directeur-Generaal van het Internationale Arbeidsbureau. Iedere Overeenkomstsluitende Partij dient te beschikken over een aan haar nationale omstandigheden aangepast stelsel van arbeidsinspectie.
Europees Sociaal Handvest
221
DEEL IV Artikel 21 Rapporten inzake de aanvaarde bepalingen De Overeenkomstsluitende Partijen zenden, in een nader door het Comité van Ministers te bepalen vorm, tweejaarlijks rapporten inzake de toepassing van de door hen aanvaarde bepalingen van deel II van het Handvest aan de Secretaris-Generaal van de Raad van Europa. Artikel 22 Rapporten inzake de niet aanvaarde bepalingen De Overeenkomstsluitende Partijen doen de Secretaris-Generaal van de Raad van Europa met passende tussenruimten, op verzoek van het Comité van Ministers, rapporten toekomen inzake de bepalingen van deel II van het Handvest, welke zij noch ten tijde van de bekrachtiging of goedkeuring noch bij latere kennisgeving hebben aanvaard. Het Comité van Ministers bepaalt op gezette tijden ten aanzien van welke bepalingen deze rapporten zullen worden gevraagd en in welke vorm deze moeten worden ingediend. Artikel 23 Verstrekking van exemplaren 1.
2.
Ieder der Overeenkomstsluitende Partijen zendt exemplaren van de in de artikelen 21 en 22 bedoelde rapporten aan haar nationale organisaties welke zijn aangesloten bij de internationals organisaties van werkgevers en werknemers, die overeenkomstig artikel 27, lid 2, worden uitgenodigd zich te doen vertegenwoordigen op de bijeenkomsten van het sub-comité van het sociale regeringscomité. De Overeenkomstsluitende Partijen doen de Secretaris-Generaal de van deze nationale organisaties ontvangen opmerkingen over genoemde rapporten toekomen, indien laatstgenoemden dit verzoeken. Artikel 24 Bestudering van de rapporten
De krachtens de artikelen 21 en 22 aan de Secretaris-Generaal toegezonden rapporten worden bestudeerd door een comité van deskundigen, dat eveneens de beschikking dient te hebben over alle, overeenkomstig artikel 23, lid 2, aan de Secretaris-Generaal toegezonden opmerkingen.
222
Europees Sociaal Handvest
Artikel 25 Comité van deskundigen 1.
2.
3.
4.
Het Comité van deskundigen bestaat uit ten hoogste zeven leden, die door het Comité van Ministers worden benoemd uit een lijst van door de Overeenkomstsluitende Partijen voorgedragen onafhankelijke deskundigen van onbesproken reputatie en erkende bekwaamheid op het gebied van internationale sociale aangelegenheden. De leden van het Comité worden benoemd voor een tijdvak van zes jaar: zij zijn herbenoembaar. Na een periode van vier jaar loopt echter het mandaat van twee van de bij de eerste benoeming benoemde leden af. De leden wier mandaat na de eerste periode van vier jaar afloopt, worden onmiddellijk na de eerste benoeming bij loting door het Comité van Ministers aangewezen. Een lid van het Comité van deskundigen, dat benoemd is in de plaats van een lid wiens mandaat nog niet is afgelopen, heeft zitting voor de resterende tijd van het mandaat van zijn voorganger. Artikel 26 Deelneming van de Internationale Arbeidsorganisatie
De Internationale Arbeidsorganisatie wordt uitgenodigd een vertegenwoordiger aan te wijzen, die met raadgevende stem de beraadslagingen van het Comité van deskundigen bijwoont. Artikel 27 Sub-comité van het sociale regeringscomité 1.
2.
3.
De rapporten van de Overeenkomstsluitende Partijen en de conclusies van het Comité van deskundigen worden aan een sub-comité van het sociale regeringscomité van de Raad van Europa ter bestudering voorgelegd. Dit Sub-comité bestaat uit een vertegenwoordiger van ieder der Overeenkomstsluitende Partijen. Het verzoekt ten hoogste twee internationale organisaties van werkgevers en twee internationale organisaties van werknemers waarnemers te zenden, die zijn bijeenkomsten met raadgevende stem zullen bijwonen. Voorts kan het ten hoogste twee vertegenwoordigers van niet-gouvernementele internationale organisaties in consultatieve status bij de Raad van Europa raadplegen over aangelegenheden, ten aanzien waarvan deze organisaties in het bijzonder bevoegd zijn, zoals bijvoorbeeld de sociale zorg en de economische en sociale bescherming van het gezin. Het Sub-comité legt een rapport met zijn conclusies, alsmede het rapport van het Comité van deskundigen, voor aan het Comité van Ministers.
Europees Sociaal Handvest
223
Artikel 28 Raadgevende Vergadering De Secretaris-Generaal van de Raad van Europa doet de conclusies van het Comité van deskundigen toekomen aan de Raadgevende Vergadering. De Raadgevende Vergadering stelt het Comité van Ministers in kennis van haar mening over deze conclusies. Artikel 29 Comité van Ministers Het Comité van Ministers kan met een meerderheid van twee derde der leden die hierin zitting hebben, op grond van het rapport van het Sub-comité en na raadpleging van de Raadgevende Vergadering, tot ieder der Overeenkomstsluitende Partijen alle noodzakelijke aanbevelingen richten.
DEEL V Artikel 30 Afwijking in geval van oorlog of noodtoestand 1.
2.
3.
In geval van oorlog of een andere noodtoestand, waardoor het voortbestaan van het land wordt bedreigd, kan iedere Overeenkomstsluitende Partij maatregelen nemen in afwijking van de in het onderhavige Handvest genoemde verplichtingen, doch uitsluitend voor zover de omstandigheden zulks absoluut vereisen en deze maatregelen niet in strijd zijn met andere volkenrechtelijke verplichtingen. Indien een Overeenkomstsluitende Partij van dit recht om af te wijken gebruik heeft gemaakt, stelt zij binnen een redelijke termijn de SecretarisGeneraal van de Raad van Europa volledig op de hoogte van de getroffen maatregelen en van de redenen die hiertoe hebben geleid. Tevens dient zij de Secretaris-Generaal mededeling te doen van het tijdstip waarop deze maatregelen buiten werking zijn gesteld en de door haar aanvaarde bepalingen van het Handvest wederom volledig van toepassing zijn. De Secretaris-Generaal stelt de overige Overeenkomstsluitende Partijen, alsmede de Directeur-Generaal van het Internationale Arbeidsbureau, op de hoogte van alle overeenkomstig lid 2 van dit artikel ontvangen mededelingen. Artikel 31 Beperkingen
1.
224
Wanneer de in deel I genoemde rechten en beginselen en de in deel II geregelde onbelemmerde uitoefening en toepassing hiervan zijn verwezenlijkt, kunnen zij buiten de in deel I en deel II vermelde gevallen generlei beperkingen ondergaan, met uitzondering van die welke bij de
Europees Sociaal Handvest
2.
wet zijn voorgeschreven en in een democratische samenleving noodzakelijk zijn voor de bescherming van de rechten en vrijheden van anderen en voor de bescherming van de openbare orde, de nationale veiligheid, de volksgezondheid of de goede zeden. De krachtens het onderhavige Handvest geoorloofde beperkingen op de daarin vermelde rechten en verplichtingen kunnen uitsluitend worden toegepast voor het doel waarvoor zij zijn bestemd. Artikel 32 Verhouding van het Handvest tot het nationale recht of tot internationale overeenkomsten
De bepalingen van het onderhavige Handvest laten de bepalingen van nationaal recht en van alle reeds van kracht zijnde of nog van kracht wordende bilaterale of multilaterale verdragen of overeenkomsten welke gunstiger zijn voor de beschermde personen, onverlet. Artikel 33 Toepassing door middel van collectieve overeenkomsten 1.
2.
In de lidstaten waar de bepalingen van de leden 1, 2, 3, 4 en 5 van artikel 2, de leden 4, 6 en 7 van artikel 7, en de leden 1, 2, 3 en 4 van artikel 10 van deel II van het onderhavige Handvest gewoonlijk behoren tot het terrein van overeenkomsten tussen werkgevers of organisaties van werkgevers en organisaties van werknemers, of gewoonlijk anders dan krachtens de wet worden toegepast, kunnen de Overeenkomstsluitende Partijen dienovereenkomstige verplichtingen aangaan, welke verplichtingen zullen worden geacht te zijn nagekomen, zodra deze bepalingen door zodanige overeenkomsten of andere middelen worden toegepast op de overgrote meerderheid der betrokken werknemers. In de lidstaten waar deze bepalingen gewoonlijk tot het terrein van de wetgeving behoren, kunnen de Overeenkomstsluitende Partijen dienovereenkomstige verplichtingen aangaan, welke verplichtingen zullen worden geacht te zijn nagekomen, zodra deze bepalingen krachtens de wet worden toegepast op de overgrote meerderheid der betrokken werknemers. Artikel 34 Territoriale toepassing
1.
Dit Handvest is van toepassing op het grondgebied van het moederland van elk der Overeenkomstsluitende Partijen. Elke ondertekenende regering kan op het tijdstip van ondertekening, dan wel op het tijdstip van de nederlegging van haar akte van bekrachtiging of goedkeuring, het grondgebied dat voor de toepassing van dit Handvest als haar
Europees Sociaal Handvest
225
2.
3.
4.
5.
moederland dient te worden beschouwd, nader omschrijven in een aan de Secretaris-Generaal van de Raad van Europa te richten verklaring. Elke Overeenkomstsluitende Partij kan op het tijdstip van bekrachtiging of goedkeuring van dit Handvest, of op elk ander daarop volgend tijdstip, in een aan de Secretaris-Generaal van de Raad van Europa te richten kennisgeving verklaren dat het Handvest, geheel of gedeeltelijk, van toepassing zal zijn op één of meer in bedoelde verklaring aangegeven grondgebieden buiten het moederland gelegen, waarvan zij de internationale betrekkingen behartigt en waarvoor zij de internationale verantwoordelijkheid aanvaardt. Zij dient in deze verklaring aan te geven welke van de in deel II van het Handvest vervatte artikelen of leden in elk der in de verklaring aangegeven gebieden van kracht zullen zijn. Dit Handvest is op het grondgebied of de grondgebieden als vermeld in de in het vorige lid bedoelde verklaring van toepassing vanaf de dertigste dag na de datum waarop de Secretaris-Generaal officieel van deze verklaring heeft kennis genomen. Elke Overeenkomstsluitende Partij kan te allen tijde in een aan de Secretaris-Generaal van de Raad van Europa te richten kennisgeving verklaren dat zij ten aanzien van één of meer grondgebieden waarop dit Handvest krachtens lid 2 van dit artikel van toepassing is, nader te noemen artikelen of genummerde leden van kracht verklaart, welke zij nog niet ten aanzien van zodanig gebied of zodanige gebieden als bindend had aanvaard. Deze later aanvaarde verplichtingen worden geacht een integrerend deel te vormen van de oorspronkelijke verklaring ten aanzien van het betrokken grondgebied en hebben hetzelfde rechtsgevolg vanaf de dertigste dag na de datum van de officiële kennisgeving. De Secretaris-Generaal stelt de overige ondertekenende regeringen en de Directeur-Generaal van het Internationale Arbeidsbureau in kennis van elke door hem uit hoofde van dit artikel ontvangen kennisgeving. Artikel 35 Ondertekening, bekrachtiging, inwerkingtreding
1.
2. 3.
4.
226
Elk lid van de Raad van Europa kan dit Handvest ondertekenen. Het moet worden bekrachtigd of goedgekeurd. De akten van bekrachtiging of goedkeuring worden nedergelegd bij de Secretaris-Generaal. Dit Handvest treedt in werking op de dertigste dag na de nederlegging van de vijfde akte van bekrachtiging of goedkeuring. Ten aanzien van elke ondertekenende regering die het Handvest nadien bekrachtigt, treedt het in werking op de dertigste dag na de nederlegging van haar akte van bekrachtiging of goedkeuring. De Secretaris-Generaal stelt alle leden van de Raad van Europa en de Directeur-Generaal van het Internationale Arbeidsbureau in kennis van de inwerkingtreding van dit Handvest, van de namen der
Europees Sociaal Handvest
5.
Overeenkomstsluitende Partijen die het Handvest hebben bekrachtigd of goedgekeurd, alsmede van elke op een later tijdstip verrichte nederlegging van een akte van bekrachtiging of goedkeuring. Artikel 36 Wijzigingen
Elk lid van de Raad van Europa kan wijzigingen op dit Handvest voorstellen door deze mede te delen aan de Secretaris-Generaal. De Secretaris-Generaal brengt de aldus voorgestelde wijzigingen ter kennis van de overige leden van de Raad van Europa, waarna deze voorstellen door het Comité van Ministers worden onderzocht en voor advies aan de Raadgevende Vergadering worden voorgelegd. Elke door het Comité van Ministers goedgekeurde wijziging wordt van kracht op de dertigste dag nadat alle Overeenkomstsluitende Partijen de Secretaris-Generaal hun instemming daarmede hebben betuigd. De SecretarisGeneraal stelt alle lid-staten van de Raad van Europa en de Directeur-Generaal van het Internationale Arbeidsbureau in kennis van de inwerkingtreding van deze wijzigingen. Artikel 37 Opzegging 1.
2.
3.
Een Overeenkomstsluitende Partij kan dit Handvest slechts opzeggen na verloop van een periode van vijf jaar na de datum waarop het Handvest ten aanzien van de betrokken Partij in werking is getreden, of binnen elke periode van twee jaar daaropvolgend; in elk van deze gevallen dient de opzegging met inachtneming van een termijn van zes maanden ter kennis te worden gebracht van de Secretaris-Generaal van de Raad van Europa, die de overige Overeenkomstsluitende Partijen en de Directeur-Generaal van het Internationale Arbeidsbureau hiervan mededeling doet. Een opzegging heeft geen gevolgen ten opzichte van de overige Overeenkomstsluitende Partijen, mits hun aantal nooit minder dan vijf bedraagt. Elke Overeenkomstsluitende Partij kan overeenkomstig de bepalingen van het voorgaande lid elk door haar aanvaard artikel of lid van deel II van het Handvest opzeggen, mits het aantal artikelen dat voor deze Overeenkomstsluitende Partij bindend is, nooit minder dan 10 en het aantal leden nooit minder dan 45 bedraagt, en mits dit aantal artikelen of leden steeds de artikelen omvat die door de Overeenkomstsluitende Partij zijn gekozen uit de in artikel 20, lid 1, sub b genoemde artikelen. Elke Overeenkomstsluitende Partij kan dit Handvest of elk der artikelen of leden van deel II van het Handvest overeenkomstig de bepalingen van lid 1 van dit artikel opzeggen ten aanzien van elk grondgebied waarop dit Handvest van toepassing is krachtens een overeenkomstig artikel 34, lid 2, afgelegde verklaring.
Europees Sociaal Handvest
227
Artikel 38 Bijlage De bijlage bij dit Handvest vormt een integrerend deel ervan. TEN BLIJKE WAARVAN de daartoe behoorlijk gemachtigde ondergetekenden dit Handvest hebben ondertekend. GEDAAN te Turijn, de achttiende oktober 1961, in de Franse en de Engelse taal, zijnde de twee teksten gelijkelijk gezaghebbend, in één exemplaar, dat zal worden nedergelegd in het archief van de Raad van Europa. De Secretaris-Generaal zendt een voor eensluidend gewaarmerkt afschrift aan ieder der ondertekenende regeringen.
Bijlage bij het Sociale Handvest Werkingssfeer van het Sociale Handvest met betrekking tot de te beschermen personen 1. Behoudens het bepaalde in artikel 12, lid 4, en in artikel 13, lid 4, zijn onder de in de artikelen 1 tot en met 17 bedoelde personen slechts die buitenlanders begrepen die onderdaan zijn van andere Overeenkomstsluitende Partijen en rechtmatig woonachtig zijn in, dan wel geregeld werkzaam zijn op, het grondgebied van de betrokken Overeenkomstsluitende Partij, met dien verstande dat de genoemde artikelen dienen te worden uitgelegd overeenkomstig het bepaalde in de artikelen 18 en 19. Deze uitlegging sluit een uitbreiding van overeenkomstige rechten tot andere personen door een der Overeenkomstsluitende Partijen niet uit. 2. Elke Overeenkomstsluitende Partij ziet erop toe dat vluchtelingen in de zin van het Verdrag van Genève van 28 juli 1951 betreffende de status van vluchtelingen die rechtmatig woonachtig zijn op haar grondgebied, een zo gunstig mogelijke behandeling genieten en in elk geval een niet minder gunstige dan waartoe zij zich krachtens dit Verdrag heeft verbonden, alsmede krachtens alle andere bestaande en op de bedoelde vluchtelingen van toepassing zijnde internationale verdragen. DEEL I Lid 18 en DEEL II, Artikel 18, lid 1. Deze bepalingen hebben geen betrekking op de betreding van het grondgebied van de Overeenkomstsluitende Partijen en laten de bepalingen van het te Parijs op 13 december 1955 ondertekende Europese Vestigingsverdrag onverlet. DEEL II Artikel 1, lid 2 Deze bepaling mag niet in dier voege worden uitgelegd dat clausules en feitelijke gedragingen ter beveiliging van het vakbondswezen zijn verboden of toegestaan.
228
Europees Sociaal Handvest
Artikel 4, lid 4 Deze bepaling mag niet worden uitgelegd als inhoudende een verbod van ontslag op staande voet wegens een ernstig vergrijp. Artikel 4, lid 5 Een Overeenkomstsluitende Partij kan de in dit lid bedoelde verplichting slechts op zich nemen indien inhoudingen op de lonen hetzij bij de wet, hetzij bij collectieve overeenkomsten of bij scheidsrechterlijke uitspraken, verboden zijn ten aanzien van de overgrote meerderheid der werknemers, waarbij de niet onder zodanige maatregelen vallende personen de enige uitzondering vormen. Artikel 6, lid 4 Elke Overeenkomstsluitende Partij kan zelf het recht van staking bij de wet regelen, mits elke eventuele verdere beperking van dit recht in de bepalingen van artikel 31 rechtvaardiging vindt. Artikel 7, lid 8 Een Overeenkomstsluitende Partij wordt geacht aan de geest van de in dit lid genoemde verplichting te hebben voldaan indien zij in de geest van deze verplichting bij de wet bepaalt dat de overgrote meerderheid van de minderjarigen die de leeftijd van 18 jaar nog niet hebben bereikt, geen nachtarbeid mag verrichten. Artikel 12, lid 4 De zinsnede "en met inachtneming van de in zulke overeenkomsten neergelegde voorwaarden" van de inleiding tot dit lid wordt geacht onder meer in te houden dat een Overeenkomstsluitende Partij ten aanzien van de niet van verzekeringspremies afhankelijke uitkeringen het ingezetenschap gedurende een voorgeschreven periode verplicht kan stellen alvorens deze uitkeringen aan onderdanen van andere Overeenkomstsluitende Partijen te verlenen. Artikel 13, lid 4 De regeringen die het Europese Verdrag betreffende sociale en medische bijstand niet hebben ondertekend, kunnen het Sociale Handvest ten aanzien van dit lid bekrachtigen, mits zij erop toezien dat onderdanen van andere Overeenkomstsluitende Partijen een met de bepalingen van genoemd Verdrag strokende behandeling genieten.
Europees Sociaal Handvest
229
Artikel 19, lid 6 Voor de toepassing van deze bepaling wordt de zinsnede "gezin van een migrerende werknemer" geacht ten minste zijn echtgenote, en kinderen te zijnen laste die de leeftijd van 21 jaar nog niet hebben bereikt, te omvatten. DEEL III Het Handvest houdt juridische verplichtingen van internationale aard in, welker toepassing uitsluitend aan het in deel IV omschreven toezicht is onderworpen. Artikel 20, lid 1 De uitdrukking "genummerde leden" kan eveneens betrekking hebben op artikelen welke slechts een enkel lid omvatten. DEEL V Artikel 30 De zinsnede "in geval van oorlog of een andere noodtoestand" heeft eveneens betrekking op oorlogsdreiging.
230
Europees Sociaal Handvest
Internationaal Verdrag inzake Burgerrechten en Politieke Rechten Artikel 3 Gelijke rechten mannen-vrouwen De Staten die partij zijn bij dit Verdrag verbinden zich het gelijke recht van mannen en vrouwen op het genot van alle in dit Verdrag genoemde burgerrechten en politieke rechten te verzekeren. Artikel 26 Gelijke behandeling Allen zijn gelijk voor de wet en hebben zonder discriminatie aanspraak op gelijke bescherming door de wet. In dit verband verbiedt de wet discriminatie van welke aard ook en garandeert een ieder gelijke en doelmatige bescherming tegen discriminatie op welke grond ook, zoals ras, huidskleur, geslacht, taal, godsdienst, politieke of andere overtuiging, nationale of maatschappelijke afkomst, eigendom, geboorte of andere status.
Internationaal Verdrag inzake Burgerrechten en Politieke Rechten
231
Universele Verklaring van de Rechten van de Mens Artikel 23 Recht op arbeid / Gelijke beloning 1.
2. 3.
4.
Een ieder heeft recht op arbeid, op vrije keuze van beroep, op rechtvaardige en gunstige arbeidsvoorwaarden en op bescherming tegen werkloosheid. Een ieder, zonder enige achterstelling, heeft recht op gelijk loon voor gelijke arbeid. Een ieder, die arbeid verricht, heeft recht op een rechtvaardige en gunstige beloning, welke hem en zijn gezin een menswaardig bestaan verzekert, welke beloning zo nodig met andere middelen van sociale bescherming zal worden aangevuld. Een ieder heeft het recht om vakverenigingen op te richten en zich daarbij aan te sluiten ter bescherming van zijn belangen. Artikel 24 Rust en vrije tijd
Een ieder heeft recht op rust en op eigen vrije tijd, met inbegrip van een redelijke beperking van de arbeidstijd, en op periodieke vakanties met behoud van loon.
232
Universele Verklaring van de Rechten van de Mens
Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering De rechtspleging in zaken waarin een beschikking wordt gegeven
AFDELING 1 Algemene bepalingen Artikel 429a Toepassingsgebied Voor zover uit de wet niet anders voortvloeit, is deze titel van toepassing op alle zaken waarin de rechter op schriftelijk verzoek of ambtshalve een beschikking geeft, onverminderd hetgeen voor zaken betreffende het personen- en familierecht is bepaald in titel 6 van Boek 3. Artikel 429b Een beschikking 1. 2.
Een beschikking wordt gegeven in de zaken ten aanzien waarvan dit uit de wet voortvloeit. In zaken betreffende een arbeidsovereenkomst, een agentuurovereenkomst of een collectieve arbeidsovereenkomst wordt een beschikking gegeven. Artikel 429ba Rechtsmacht
Aan de rechter komt geen rechtsmacht toe, indien het verzoek onvoldoende aanknoping met de rechtssfeer hier te lande heeft.
AFDELING 2 Relatieve bevoegdheid Artikel 429c Relatieve bevoegdheid 1.
Tenzij de wet anders bepaalt, is bevoegd: a. de rechter in eerste aanleg van de woonplaats van hetzij de verzoeker of één van de verzoekers, hetzij één van de in het verzoekschrift genoemde belanghebbenden, dan wel, als zodanige woonplaats hier te lande niet bekend is, de rechter in eerste aanleg van het werkelijk verblijf van één van hen; b. Indien het verzoek betrekking heeft op een ingevolge titel 1 ingeleid of in te leiden geding, de rechter die bevoegd is van dat geding kennis te nemen, tenzij het verzoek niet behoort tot diens absolute bevoegdheid.
Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering
233
2.
3.
4.
5.
6. 7.
8.
In zaken die uitsluitend betreffen de aanvulling van een register van de burgerlijke stand of de inschrijving, doorhaling of wijziging daarin van een akte of latere vermelding, is bevoegd de rechter in eerste aanleg binnen wiens rechtsgebied de akte is of moet opgenomen. In zaken betreffende minderjarige kinderen is bevoegd de rechter in eerste aanleg van de woonplaats of, bij gebreke van een woonplaats hier te lande, van het werkelijk verblijf van de minderjarige. In zaken betreffende curatele, onderbewindstelling ter bescherming van meerderjarigen of mentorschap is bevoegd de rechter in eerste aanleg van de woonplaats of, bij gebreke van een woonplaats hier te lande, van het werkelijk verblijf van degene wiens curatele onderscheidenlijk goederen of mentorschap het betreft. In zaken van afwezigheid of vermissing is bevoegd de rechter in eerste aanleg van de verlaten woonplaats van de afwezige of vermiste. Ten aanzien van de verklaring dat er rechtsvermoeden van overlijden bestaat en ten aanzien van de vaststelling van overlijden in de gevallen bedoeld in artikel 426 van Boek 1 van het Burgerlijk Wetboek, is in de Nederlandse Antillen bevoegd de rechter in eerste aanleg te Curaçao. In zaken betreffende nalatenschappen is mede bevoegd de rechter in eerste aanleg van de laatste woonplaats van de overledene. In zaken betreffende een arbeidsovereenkomst, een agentuurovereenkomst of een collectieve arbeidsovereenkomst is mede bevoegd de rechter in eerste aanleg van de plaats waar de arbeid gewoonlijk wordt of laatstelijk gewoonlijk werd verricht. Wijzen de vorige leden in de Nederlandse Antillen geen bevoegde rechter aan, dan is de rechter in eerste aanleg te Curaçao bevoegd.
AFDELING 3 Oproeping Artikel 429ca Oproeping door de griffier Oproepingen geschieden door de griffier bij aangetekende brief, tenzij de rechter in eerste aanleg anders bepaalt. Artikel 429cb Dagtekening Oproepingen die bij brief geschieden, vermelden de dag van de verzending. Deze vermelding geschiedt niet slechts op de envelop.
234
Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering
Artikel 429cc Herhaalde oproeping Indien de griffier een bij aangetekende brief verzonden oproeping terug ontvangt en hem blijkt dat de geadresseerde op de dag van verzending of uiterlijk twee weken nadien in de daartoe bestemde registers ingeschreven stond op het op de oproeping vermelde adres, verzendt hij de oproeping onverwijld bij gewone brief. In de overige gevallen waarin de griffier de oproeping terug ontvangt, verbetert de griffier, indien mogelijk, het op de oproeping vermelde adres en verzendt hij de oproeping opnieuw bij aangetekende brief, tenzij de rechter in eerste aanleg anders bepaalt. Artikel 429cd Inhoud oproeping Oproepingen vermelden de plaats, de dag en het uur van de terechtzitting. Zij worden zo spoedig mogelijk en ten minste twee weken voor die dag verzonden, tenzij de rechter in eerste aanleg anders bepaalt.
AFDELING 4 Verloop van de procedure in eerste aanleg Artikel 429d Het verzoekschrift 1.
2.
3. 4.
Het verzoekschrift vermeldt de voornamen, naam en woonplaats of, bij gebreke van een woonplaats hier te lande, het werkelijk verblijf van de verzoeker, alsmede een duidelijke omschrijving van het verzoek en de gronden waarop het berust. In zaken betreffende een nalatenschap vermeldt het verzoekschrift tevens de laatste woonplaats van de overledene of de reden waarom deze vermelding niet mogelijk is. Het verzoekschrift wordt ondertekend en ter griffie ingediend. De griffier tekent op het verzoekschrift en op de afschriften de dag van ontvangst aan. Bij de indiening van het verzoekschrift worden, voor zover nodig, overgelegd de bescheiden die kunnen dienen tot bewijs van de gestelde feiten. Eveneens worden de nodige afschriften van het verzoekschrift en de bescheiden overgelegd. Indien een advocaat of zaakwaarnemer het verzoekschrift indient, geldt zijn kantoor als gekozen woonplaats van de verzoeker. De artikelen 110, tweede lid, en 112 zijn van overeenkomstige toepassing.
Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering
235
Artikel 429f Datum behandeling 1.
2.
3. 4. 5.
De rechter in eerste aanleg bepaalt, tenzij hij zich aanstonds onbevoegd verklaart of het verzoek toewijst, onverwijld dag en uur waarop de behandeling aanvangt. Hij gelast tevens oproeping van de verzoeker en, voor zover nodig, van de in het verzoekschrift genoemde belanghebbenden. Bovendien kan hij te allen tijde belanghebbenden, bekende of onbekende, doen oproepen. De oproepingen, behalve die van de verzoeker, gaan vergezeld van een afschrift van het verzoekschrift, tenzij een oproeping op andere wijze dan bij brief of exploot geschiedt, of de rechter anders bepaalt; in deze gevallen bevat de oproeping een korte omschrijving van het verzoek. De opgeroepene verschijnt in persoon of bij een gemachtigde. De rechter kan verschijning in persoon gelasten. De opgeroepene die in persoon verschijnt, mag zich door een raadsman doen bijstaan. Indien de behandeling van een zaak wordt aangehouden, blijft een hernieuwde oproeping van diegenen, aan wie de dag en het uur reeds mondeling ter terechtzitting waren medegedeeld, achterwege. Artikel 429g Openbare terechtzitting
De behandeling geschiedt ter openbare terechtzitting, maar de rechter in eerste aanleg kan gehele of gedeeltelijke behandeling met gesloten deuren bevelen in het belang van de goede zeden, van de openbare orde of 's lands veiligheid, indien de belangen van minderjarigen of de bescherming van het privéleven van de verzoeker of van belanghebbenden dit eisen, of indien zulks strikt noodzakelijk wordt geacht onder bijzondere omstandigheden waarin behandeling ter openbare terechtzitting de belangen van de rechtspraak zou schaden. Artikel 429h Verweerschrift belanghebbende 1.
2.
236
Iedere belanghebbende kan tot de aanvang van de behandeling of, indien de rechter in eerste aanleg dit toestaat, in de loop van de behandeling een verweerschrift indienen. Artikel 429d is van overeenkomstige toepassing, met dien verstande dat, indien de rechter zulks bepaalt, indiening van een verweerschrift in de loop van de behandeling kan geschieden ter terechtzitting onder verstrekking van een afschrift aan de verzoeker en de andere opgeroepen belanghebbenden. Het verweerschrift en de overgelegde bescheiden gaan vergezeld van de nodige afschriften. De griffier tekent op het verweerschrift en op de afschriften de dag van ontvangst aan. Tenzij de indiening overeenkomstig het eerste lid ter terechtzitting plaatsvindt, zendt de griffier onverwijld een
Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering
3. 4.
afschrift aan de verzoeker en aan de andere opgeroepen belanghebbenden. De griffier roept, voor zover dat nog niet is geschied, hen die verweerschriften hebben ingediend op tegen de dag van de behandeling. Het verweerschrift mag een zelfstandig verzoek bevatten, mits dit betrekking heeft op het onderwerp van het oorspronkelijke verzoek. De rechter kan aan de verzoeker en de overige belanghebbenden gelegenheid geven tegen dit zelfstandig verzoek een verweerschrift in te dienen. Artikel 429i Wijziging verzoek
Zolang de rechter in eerste aanleg nog geen eindbeschikking heeft gegeven, is de verzoeker bevoegd het verzoek of de gronden daarvan schriftelijk te verminderen, veranderen of te vermeerderen. Artikel 109 is van overeenkomstige toepassing. Artikel 429j Overeenkomstige toepassing 1. 2.
3.
4.
Titel 2, afdeling 4 tot en met afdeling 8B zijn van overeenkomstige toepassing, tenzij de aard van de procedure zich hiertegen verzet. Indien de rechter in eerste aanleg een getuigenverhoor beveelt, kan hij ook door hem aangewezen personen als getuigen doen oproepen. In dit geval kan de oproeping door de griffier geschieden. Het verschoningsrecht komt aan de in artikel 144, tweede lid, onderdeel a, genoemde personen niet toe in procedures omtrent de toepassing van de voorschriften van Boek 1 van het Burgerlijk Wetboek, vervat in de titels 5 en 9 tot en met 20, en van die, vervat in titel 6, voor zover het betreft gedingen tussen echtgenoten. Evenwel kunnen ouders en kinderen van de echtgenoten zich in gedingen tot echtscheiding en tot scheiding van tafel en bed verschonen. De overeenkomstige toepassing van de artikelen 174 en 174c vindt aldus plaats, dat de daarin bedoelde voorschotheffing, tenuitvoerlegging of voorlopige indebetstelling geschiedt ten laste van de belanghebbende die het verzoekschrift heeft ingediend, dan wel mede of uitsluitend ten laste van een of meer andere door de rechter aangewezen belanghebbenden. Artikel 429ja Conflictbemiddelaar
1. 2.
De rechter kan, onder aanhouding van de zaak, partijen opdragen hun geschil voor te leggen aan een conflictbemiddelaar. Bij landsbesluit, houdende algemene maatregelen, kunnen nadere regels worden gesteld ter zake van deze bemiddeling.
Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering
237
Artikel 429jb Overeenkomstige toepassing De artikelen 121a en 121b zijn van overeenkomstige toepassing. Artikel 429k Dag van de uitspraak 1.
2.
3.
De rechter in eerste aanleg bepaalt na afloop van de behandeling de dag waarop hij uitspraak zal doen en deelt deze dag aan de verzoeker en de in de procedure verschenen belanghebbenden mede. Op verlangen van de verzoeker en de in de procedure verschenen belanghebbenden kan de rechter de uitspraak uitstellen. De beschikking wordt in het openbaar uitgesproken. De artikelen 48b, 48c, 52, 66 en 66a zijn van overeenkomstige toepassing, alsmede, tenzij de geboden spoed daaraan in de weg staat, artikel 46, vijfde lid. De beschikking moet, tenzij uit de wet anders voortvloeit, met redenen zijn omkleed. De rechter kan haar uitvoerbaar bij voorraad verklaren, met of zonder zekerheidstelling, en een veroordeling in de proceskosten uitspreken. Artikel 429l Recht op inzage
De verzoeker en iedere belanghebbende hebben recht op inzage en afschrift van het verzoekschrift, de verweerschriften, de op de zaak betrekking hebbende bescheiden, de processen-verbaal en de beschikkingen. Artikel 429m Voeging en verwijzing 1.
2.
238
De rechter in eerste aanleg kan, indien een verzoekschrift over hetzelfde of een verknocht onderwerp reeds bij een andere rechter in eerste aanleg is ingediend, de verwijzing naar die andere rechter bevelen. Een verzoek daartoe kan worden gedaan tot de aanvang van de behandeling. De griffier zendt een afschrift van de beschikking, alsmede het verzoekschrift en de overige stukken van het geding, ter verdere behandeling aan de rechter naar wie is verwezen. Indien bij dezelfde rechter meer verzoekschriften over hetzelfde of een verknocht onderwerp zijn ingediend, kan de voeging daarvan worden bevolen. Een verzoek daartoe kan worden gedaan tot het einde van de behandeling.
Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering
AFDELING 5 Hoger beroep Artikel 429n Hoger Beroep 1. 2.
3.
4.
Van de eindbeschikking staat, behoudens berusting, hoger beroep open. Door de verzoeker en door de in de procedure verschenen belanghebbenden moet het hoger beroep worden ingesteld binnen zes weken, te rekenen van de dag van de uitspraak en door andere belanghebbenden binnen zes weken na de betekening van de beschikking of nadat deze hun op andere wijze bekend geworden is. Bij het beroepschrift worden zoveel afschriften gevoegd als er anderen dan hij in eerste aanleg zijn opgeroepen. Van tussenbeschikkingen is afzonderlijk hoger beroep niet toegelaten, tenzij het Hof van Justitie anders bepaalt. De artikel 263a en 269 zijn van overeenkomstige toepassing. Indien hoger beroep is ingesteld, kan ondanks het verstrijken van de in de eerste volzin van het tweede lid genoemde termijn en ondanks berusting ieder van de aldaar genoemde personen alsnog bij verweerschrift incidenteel hoger beroep instellen. Artikel 429o Procedure
1.
2.
3.
Hoger beroep wordt ingesteld door indiening van een verzoekschrift ter griffie van de rechter in eerste aanleg die de beschikking heeft gegeven. Artikel 270 is van overeenkomstige toepassing. De appellant geeft naam en woonplaats op van hen die in eerste aanleg zijn verschenen of bij name opgeroepen. De appellant is bevoegd de middelen waarop het hoger beroep gegrond is voor te dragen. Overigens vindt artikel 429d toepassing. De griffier zendt dit verzoekschrift met een afschrift van de beroepen beschikking en van de bij het verzoekschrift overgelegde bescheiden onverwijld aan de griffier van het Hof. Artikel 285 is van overeenkomstige toepassing. Artikel 429p Schorsing
1. 2.
Hoger beroep schorst de werking, tenzij de beschikking uitvoerbaar bij voorraad is verklaard. Deze uitvoerbaarverklaring bij voorraad kan ook in hoger beroep geschieden. Niettegenstaande de uitvoerbaarverklaring bij voorraad in eerste aanleg kan het Hof van Justitie schorsing van de werking bevelen.
Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering
239
Artikel 429q Aanvang behandeling 1.
2. 3.
4.
5.
6.
Het Hof van Justitie bepaalt dag en uur waarop de behandeling aanvangt. Het gelast tevens oproeping van de appellant, van de verzoeker in eerste aanleg en van de in eerste aanleg in de procedure verschenen belanghebbenden. Bovendien kan het te allen tijde belanghebbenden, bekende of onbekende, doen oproepen. Indien aangaande dezelfde beschikking meer beroepschriften zijn ingediend, kan voeging worden bevolen. Iedere belanghebbende kan een verweerschrift indienen ter griffie van het Hof. Door belanghebbenden die in hoger beroep zijn opgeroepen, moet het verweerschrift worden ingediend binnen zes weken na de toezending aan hen van een afschrift van het beroepschrift, tenzij het Hof anders bepaalt. Indien een belanghebbende incidenteel hoger beroep heeft ingesteld, kunnen de appellant en de in hoger beroep opgeroepen belanghebbenden daartegen binnen zes weken na de toezending aan hen van een afschrift van het verweerschrift waarbij dit incidenteel hoger beroep is ingesteld, een verweerschrift indienen, tenzij het Hof anders bepaalt. Afdeling 3 en de artikelen 429f, derde tot en met vijfde lid, 429g, 429h, eerste, tweede en derde lid, en 429i tot en met 429l vinden overeenkomstige toepassing. Het Hof kan bepalen dat de behandeling geheel of gedeeltelijk zal geschieden door een uit zijn midden aangewezen lid. De artikelen 281a en 281b zijn van overeenkomstige toepassing.
AFDELING 6 Herroeping Artikel 429r Herroeping 1.
2.
240
Een beschikking kan op verzoek van de oorspronkelijke verzoeker een belanghebbende worden herroepen op de gronden genoemd in artikel 382, tenzij de aard van de beschikking zich daartegen verzet. De artikelen 382 tot en met 384 en 386 tot en met 389 zijn van overeenkomstige toepassing. Overigens wordt het verzoek tot herroeping behandeld op de wijze als in deze titel is bepaald.
Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering
BIJLAGE
RICHTLIJNEN VOOR DE TOEPASSING VAN DE LANDSVERORDENING BEËINDGING ARBEIDSOVEREENKOMSTEN (P.B. 1972, no. 111)
Gegeven door de Minister van Arbeid en Sociale Zaken.
VOORWOORD
Artikel 4, lid 1, van de Landsverordening beëindiging arbeidsovereenkomst (P.B. 1972, no. 111) bepaalt dat het de werkgever verboden is de arbeidsovereenkomst te beëindigen zonder toestemming van de Directeur van het Departement van Arbeid dan wel in de strijd met een voorwaarde waaronder de toestemming is verleend. In verband met het voeren van een zorgvuldig en eenduidig voor het gehele land gelijkelijk geldend beleid, heeft ondergetekende het nodig geoordeeld op grond van de tussen ondergetekende en de Directeur bestaande gezagsverhouding richtlijnen inzake van de toepassing van de Landsverordening beëindiging arbeidsovereenkomst te geven. Behalve aanwijzingen met betrekking tot de toepassing van deze landsverordening bevatten de richtlijnen – waar nodig – een toelichting op de wettelijke artikelen en zijn tevens beleidsnormen opgenomen die bij de toepassing van deze bepalingen gelden. Daarbij is getracht zoveel mogelijk aan te sluiten bij het tot nu toe door de Directeur gevoerde beleid terzake. Deze richtlijnen zullen in de Curaçaosche Courant worden bekendgemaakt.
De minister van Arbeid en Sociale Zaken,
Drs. J. Corion
Willemstad, 23 april 1996
Richtlijnen Directie Arbeidszaken
INHOUDSOPGAVE
1 1.1 1.2 1.3 1.4 1.5
Algemene richtlijnen .............................................................................. 1 Relatieve competentie ........................................................................... 1 Absolute competentie ............................................................................ 1 Geen toestemming vereist..................................................................... 3 Twijfel of toestemming is vereist............................................................ 3 Jaarlijkse rapportage ............................................................................. 5
2 2.1 2.2 2.3 2.4 2.5
Processuele bepalingen ........................................................................ 5 Inleiding ................................................................................................. 5 Termijnen............................................................................................... 5 Samenloop van procedures................................................................... 6 De geldigheidsduur van de beslissing ................................................... 6 Intrekken van de beslissing ................................................................... 7
3 3.1 3.2 3.3 3.4 3.5 3.6 3.7 3.8 3.8.1 3.8.2 3.8.3 3.8.4 3.8.5 3.9 3.10
Het ontslagbeleid in het algemeen ........................................................ 7 Inleiding ................................................................................................. 7 Het toetsen van de ontslagredenen....................................................... 7 Gevallen waarin doorgaans toestemming dient te worden verleend ..... 8 Concurrentiebeding ............................................................................... 9 Vakbondsbestuursleden en shopstewards ............................................ 9 De meest voorkomende ontslagredenen............................................... 9 Bedrijfseconomie redenen ..................................................................... 9 Redenen in de persoon van de werknemer gelegen ........................... 10 Inleiding ............................................................................................... 10 Ongeschiktheid voor de functie ........................................................... 11 Regelmatig verzuim wegens arbeidsongeschiktheid........................... 11 Langdurige arbeidsongeschiktheid ...................................................... 12 Bereiken van de pensiongerechtigde leeftijd ....................................... 12 Verstoorde arbeidsrelatie..................................................................... 12 Illegale werknemers............................................................................. 13
4
Voorwaarden ....................................................................................... 13
5 5.1 5.2 5.3
Collectief ontslag ................................................................................. 14 Inleiding ............................................................................................... 14 Het afvloeiingsplan .............................................................................. 14 Het beleid van de Directeur ................................................................. 15
Richtlijnen Directie Arbeidzaken
HOOFDSTUK 1 ALGEMENE RICHTLIJNEN
§ 1.1.
Relatieve competentie
Het eilandgebied waar de betrokken werknemer zijn werkzaamheden uitsluitend of in hoofdzaak verricht, is bepalend voor het antwoord op de vraag wie bevoegd is kennis te nemen van verzoeken om toestemming de arbeidsovereenkomst te mogen beëindigen. Indien de werkzaamheden uitsluitend of in hoofdzaak worden verricht in het eilandgebied Curaçao, is de Directeur van het Departement van Arbeid en Sociale Zaken bevoegd om kennis te nemen van dergelijke verzoeken. In de eilandgebieden Bonaire, St. Eustatius, St. Maarten en Saba berust die bevoegdheid bij diens vertegenwoordiger, zijnde in het eilandgebied Bonaire het Hoofd van het Departement van Arbeid en Sociale zaken, afdeling Bonaire en voor de overige eilandgebieden het Hoofd van het Departement van Arbeid en Sociale zaken, afdeling St. Maarten (zie art. 1, sub a van de Landsverordening beëindiging arbeidsovereenkomsten en het landsbesluit van 8 mei 1974, (P.B. 1974, no. 82). Indien een in de Nederlandse Antillen gevestigde werkgever hier te lande aangenomen werknemers in het buitenland te werk stelt, is bepalend voor de relatieve competentie het eilandgebied waar de werkgever zetelt of kantoor houdt.
§ 1.2.
Absolute competentie
De Landsverordening beëindiging arbeidsovereenkomsten is alleen van toepassing op de arbeidsovereenkomst als bedoelt in artikel 1613a van het Burgerlijke Wetboek van de Nederlandse Antillen (hierna ook te noemen: BWNA). De Landsverordening beëindiging arbeidsovereenkomsten is ingevolge artikel 2 niet van toepassing op de arbeidsovereenkomst van: a.
werknemers bij een publiekrechtelijk lichaam De bestuursrechtelijke term ‘’publiekrechtelijk lichaam’’ wordt door de Hoge Raad ruim uitgelegd. De Hoge Raad is van oordeel dat er reeds sprake is van een arbeidsverhouding van een werknemer met een publiekrechtelijk lichaam, indien het ontslagbeleid volledig in handen ligt van de overheid, zodat aan de bemoeiingen van de Directeur van het Departement van Arbeid en Sociale Zaken geen behoefte bestaat. Het is niet van belang of juridisch sprake is van een publiekrechtelijk lichaam in enge zin. Ook al betreft het op zich een privaatrechtelijke instelling, dan nog is er volgens de Hoge Raad sprake van een arbeidsverhouding met een publiekrechtelijk lichaam, indien het ontslagbeleid volledig in handen
Richtlijnen Directie Arbeidszaken
1
van de overheid is (zie HR 21 maart 1969, NJ 1969, 321; HR 15 januari 1971, NJ 1971, 305 en HR 24 mei 1985, NJ 1985, 701260). b.
onderwijzend en docerend personeel werkzaam aan onderwijsinrichtingen, staande onder beheer van een natuurlijk of rechtpersoon Ook hier past de Hoge Raad een extensieve interpretatie toe. De Hoge Raad gaat ervan uit dat de wetgever met deze uitzondering het onderwijs in het algemeen heeft willen ontzien, in die zin dat de wetgever niet heeft willen raken aan de sfeer van het onderwijs. Dus ook onderwijzend personeel dat niet bij de overheid of een gesubsidieerde onderwijsinstelling werkzaam is, valt onder deze uitzondering (zie HR 19 oktober 1979, NJ 1980, 57).
c.
personen, die een geestelijk ambt bekleden Ook bij deze uitzondering gaat Hoge Raad ervan uit dat de wetgever terughoudendheid van overheidsbemoeienis wenselijk heeft geacht, en wel in verband met van de vrijheid van godsdienst (zie bijvoorbeeld HR 30 mei 1986, NJ 1986, 826).
d.
werknemers, die uitsluitend of in hoofdzaak huishoudelijk of persoonlijke diensten verrichten in de huishouding van private personen Behalve dienstmeisjes vallen onder deze uitzonderingen ook kindermeisjes, ziekenverzorgsters, chauffeurs enz., mits zij uitsluitend of in hoofdzaak in een private huishouding werkzaam zijn. Voor alle duidelijkheid: de arbeidsovereenkomst van de werknemer die een kantoorruimte schoonhoudt, behoort niet tot deze uitzondering. Wanneer de Directeur van oordeel is dat de Landsverordening beëindiging arbeid overeenkomsten naar zijn mening niet van toepassing is, maakt hij zijn visie aan de werkgever kenbaar en stelt hij hem in de gelegenheid de ontslagaanvraag in te trekken. De Directeur kan zich niet onbevoegd verklaren van de ontslagaanvraag kennis te nemen. Mocht de werkgever persisteren bij d ontslagaanvraag, dan behoort de aanvraag op de gebruikelijke wijze inhoudelijk te worden getoetst.
260
Deze uitspraken hebben betrekking op artikel 2 van het (Nederlandse) Buitengewoon Besluit Arbeidverhouding 1945. Aangezien artikel 2, sub a, van de Landsverordening beëindiging arbeidsovereenkomsten hetzelfde luidt als zijn Nederlandse equivalent, dient te worden aangenomen dat het begrip ‘’publiekrechtelijk lichaam’’ in de Landsverordening beëindiging arbeidsovereenkomsten eveneens ruim moet worden uitgelegd.
2
Richtlijnen Directie Arbeidzaken
§ 1.3.
Geen toestemming vereist
Uit het eerste lid van artikel 4 van de Landsverordening beëindiging arbeidsovereenkomsten blijkt dat het toestemmingvereiste slechts geldt indien voor de beëindiging van de arbeidsovereenkomst een opzeggingshandeling van de werkgever nodig is en hij daarbij een opzeggingstermijn in acht moet nemen. De Landsverordening beëindiging arbeidsovereenkomsten is derhalve niet van toepassing wanneer er geen opzeggingstermijn geldt of wanneer de arbeidsovereenkomst anders dan door opzegging eindigt. Hieruit volgt dat geen toestemming is vereist voor het beëindigen van een voor bepaalde tijd aangegane arbeidsovereenkomst. Deze eindigt ingevolge het eerste lid van artikel 1615e BWNA immers van rechtswege, tenzij overeenkomst, reglement, wet of gebruik meebrengt dat wel opgezegd moet worden (zie het tweede lid van artikel 1615e BWNA). Is dit het geval, dan is wel toestemming vereist. Voor de beëindiging van een voortgezette dienstbetrekking voor bepaalde tijd is eveneens opzegging en derhalve toestemming van de Directeur nodig (zie artikel 1615f, derde lid, BWNA). Voorts is blijkens het tweede lid van artikel 4 van de Landsverordening beëindiging arbeidsovereenkomsten de toestemming van Directeur niet nodig, indien de beëindiging geschiedt: a. om een dringende aan de werknemer onverwijld medegedeelde reden; b. met wederzijds goedvinden; c. tijdens de proeftijd. Wellicht ten overvloede zij opgemerkt dat wanneer de rechter op grond van gewichtige redenen of wegens wanpresentatie de arbeidsovereenkomst ontbonden verklaart, de toestemming van de Directeur evenmin is vereist. Wanneer de Directeur van mening is dat zijn toestemming niet is vereist, maakt hij zijn visie aan de werkgever kenbaar en stelt hij deze in de gelegenheid de ontslagaanvraag in te trekken. Mocht de werkgever zijn ontslagaanvraag wensen te handhaven, dan moet de aanvraag op de gebruikelijke wijze inhoudelijk worden getoetst.
§ 1.4.
Twijfel of toestemming is vereist.
Indien de Directeur er niet zeker van is of de Landsverordening beëindiging arbeidsovereenkomsten van toepassing is, dan wel zijn toestemming vereist is, dient hij de aanvraag op de gebruikelijke wijze inhoudelijk te toetsen. Door aan zijn beslissing de woorden “voor zover rechtens vereist’’ toe te voegen, brengt de Directeur tot uiting dat hij twijfelt of zijn toestemming voor de beëindiging nodig is. Ook partijen kunnen twijfelen over het al dan niet van toepassing zijn van de Landsverordening beëindiging arbeidsovereenkomsten of van mening
Richtlijnen Directie Arbeidszaken
3
verschillen of toestemming vereist is. In voorkomende gevallen dient de Directeur zich niet in dergelijke geschillen te begeven. Hij behoort niet op de stoel van de rechter te gaan zitten. Ter verduidelijking mogen de volgende voorbeelden dienen: a.
een werkgever heeft zijn werknemer ontslagen; hij is van mening dat de werknemer in hoofdzaak huishoudelijk werkzaamheden in zijn particuliere huishouding verrichtte; de werknemer ontkent dit; zekerheidshalve vraagt de werkgever een ontslagvergunning aan voor het geval de rechter mocht bepalen dat artikel 4 van de Landverordening beëindiging arbeidsovereenkomsten van toepassing is.
b.
een werkgever voert aan dat het ontslag tijdens de proeftijd werd gegeven; de werknemer ontkent dat er een proeftijd werd overeengekomen; de werkgever dient zekerheidshalve een ontslagaanvraag in voor het geval de rechter mocht bepalen dat er geen proeftijd was overeengekomen en de dienstbetrekking derhalve voortduurde;
c.
partijen verschillen van mening of overeengekomen werd dat de voor bepaalde tijd aangegane arbeidsovereenkomsten moest worden opgezegd; zekerheidshalve vraagt de werkgever een ontslagvergunning aan;
d.
een werkgever ontslaat zijn werknemer op staande voet; de weknemer betwist dat hij de werkgever een dringende reden, die het ontslag op staande voet zou rechtvaardigen, heeft gegeven; voor het geval de rechter mocht bepalen dat er geen dringende reden was (en derhalve de in het tweede lid van artikel 4 van de Landsverordening beëindiging arbeidsovereenkomsten genoemde uitzondering zich niet voordeed) vraagt de werkgever zekerheidshalve toestemming.
In de gegeven voorbeelden mag de Directeur geen uitspraak doen over de rechtsvraag, die partijen verdeeld houdt. Hij mag bijvoorbeeld niet beoordelen of de werknemer al dan niet een dringende reden, die het ontslag op staande voet rechtvaardigt, aan de werkgever heeft gegeven. Deze rechtsvraag is immers voorbehouden aan de rechter. Zulks neemt niet weg dat de Directeur toch een beslissing dient te nemen. Zoals hierboven reeds werd aangegeven, dient hij in dergelijke twijfelgevallen vanuit zijn wettelijke taak de aanvraag op de gebruikelijke wijze in behandeling te nemen en conform de onderhavige richtlijnen inhoudelijk te toetsen. De Directeur zal moeten beslissen zonder de rechtsvraag die partijen bezig houdt in zijn oordeelsvorming te betrekken. Zo zal hij bijvoorbeeld bij een ontslag op staande voet moeten nagaan of de aangevoerde reden voldoende grond oplevert voor verlening van zijn toestemming en zal hij daarbij van de fictie moeten uitgaan dat er geen ontslag op staande voet heeft plaatsgevonden. Mocht de Directeur daarbij tot de conclusie komen dat de (voorgenomen) beëindiging van de
4
Richtlijnen Directie Arbeidzaken
arbeidsovereenkomst niet als onredelijk en ook niet als sociaal onaanvaardbaar is te kwalificeren, dan verleent hij zijn toestemming ‘’voor zover rechten vereist’’. Op die wijze brengt hij tot uitdrukking dat er getwijfeld kan worden of toestemming vereist is, maar dat hij zich met die rechtsvraag niet bezig houdt.
§ 1.5.
Jaarlijkse rapportage
De Directeur verstrekt jaarlijks aan de Minister van Arbeid en Sociale zaken informatie over de wijze waarop hij zijn bevoegdheden in het kader van de uitvoering van de Landsverordening beëindiging arbeidsovereenkomsten heeft uitgeoefend. In de jaarlijkse rapportage dienen tenminste de volgende gegevens te worden verstrekt: het aantal ingediende ontslagaanvragen; het aantal bemiddelingen, alsmede de resultaten daarvan; het aantal weigeringen; het aantal malen dat de Directeur is afgeweken van het advies van de Ontslagcommissie met vermelding van de redenen daarvan; de gemiddelde duur van de procedure.
HOOFDSTUK 2 PROCESSUELE BEPALINGEN
§ 2.1.
Inleiding
De procedure dient zoveel mogelijk schriftelijk te verlopen. Steeds dient allereerste te worden nagegaan of de ontslagaanvraag voldoende is onderbouwd. Er is sprake van een volledige onderbouwde aanvraag indien daarbij de gegevens zijn overgelegd die nodig zijn om de feitelijke juistheid van de voor het ontslag aangevoerde redenen te kunnen toetsten. Een onvoldoende gemotiveerde ontslagaanvraag wordt aan de werkgever geretourneerd, waarbij deze in de gelegenheid wordt gesteld zijn aanvraag alsnog voldoende te onderbouwen. Pas na ontvangst van een voldoende onderbouwde aanvraag neemt ingevolge het vierde lid van artikel 4 van de Landsverordening beëindiging arbeidsovereenkomsten de procedure een aanvang.
§ 2.2.
Termijnen
Artikel 4, lid 3, van de Landsverordening beëindiging arbeidsovereenkomsten bepaalt dat in ieder geval binnen zes weken na ontvangst van het verzoek om toestemming tot beëindiging van de arbeidsovereenkomst door de Directeur een beslissing moet worden genomen. In verband daarmee dienen de procedure strakke termijnen te worden gehanteerd. De werknemer wordt in de gelegenheid gesteld binnen vijf werkdagen schriftelijk dan wel mondeling verweer te voeren. Indien de werknemer voor deze laatste mogelijkheid kiest, wordt door de betreffende ontslagambtenaar het verweer in een door zowel hem als de
Richtlijnen Directie Arbeidszaken
5
weknemer ondertekende stuk neergelegd. Wanneer de Directeur zulks nodig oordeelt, kan er een ‘’tweede ronde’’ van hoor en wederhoor plaatsvinden. Alsdan wordt de werkgever respectievelijk de werknemer in de gelegenheid gesteld binnen drie werkdagen van repliek, respectievelijk dupliek te dienen. In bijzondere gevallen kan de Directeur de hierboven genoemde termijnen verlengen.
§ 2.3.
Samenloop van procedures
Het feit dat als gevolg van een ontslag een straf- of civielrechtelijke procedure aanhangig is, vormt in het algemeen geen beletsel om hangende die procedure een ontslagaanvraag in behandeling te nemen en af te wikkelen. Een uitzondering dient gemaakt te worden voor de gevallen, waarin de Directeur wordt gevraagd zijn toestemming te verlenen en tevens de rechter wordt geadiëerd met het verzoek de arbeidsovereenkomsten op grond van gewichtige redenen als bedoeld in artikel 1615w BWNA te ontbinden. Een eerdere ontslagvergunning door de Directeur zou de werknemer immers kunnen beperken in zijn rechtmogelijkheden om via de bepaling van het Burgerlijke Wetboek van de Nederlandse Antillen een beroep te doen op de rechter. Daarbij dient bedacht te worden dat de civiele procedure met meer waarborgen is omkleed. Zo kan bijvoorbeeld de rechter getuigen onder ede horen, welke mogelijkheid de Directeur niet heeft. Teneinde te voorkomen dat genoemde rechtsgangen elkaar beïnvloeden, dient de Directeur een ontslagaanvraag niet in behandeling te nemen, wanneer tevens een ontbindingsverzoek ex artikel 1615w BWNA bij de rechter is ingediend. Een ontbindingsprocedure, die bij het Gerecht in eerste aanleg aanhangig is gemaakt nadat de ontslagaanvraag is ingediend, schort de ontslagvergunningprocedure op, ongeacht of de ontbindingsprocedure door de werkgever dan wel door de werknemer aanhangig werd gemaakt.
§ 2.4.
De geldigheidsduur van de beslissing
De datum van de beslissing van de Directeur dient tevens de datum van verzending van de kennisgeving van de beslissing te zijn. Een fotokopie van de beslissing wordt aan de werknemer verzonden. De geldigheidsduur van de beslissing is in beginsel drie maanden. In uitzonderingsgevallen kan de geldigheidsduur op een kortere of langere termijn gesteld worden. Een afschrift van de beslissing wordt aan de werknemer toegezonden. In de beslissing van de Directeur dient te worden opgenomen dat in het geval de betrokken werknemer arbeidsongeschikt is, de geldigheidsduur van de beslissing pas in werking treedt met ingang van de dag waarop hij arbeidsgeschikt wordt verklaard, een en ander met in achtneming van het bepaalde in artikel 1615h, lid 2, BWNA.
6
Richtlijnen Directie Arbeidzaken
De Directeur mag aan zijn beslissing geen terugwerkende kracht verlenen.
§ 2.5.
Intrekken van de beslissing
Een verleende toestemming waarvan reeds gebruik is gemaakt, kan niet door de Directeur worden ingetrokken. Indien achteraf blijkt dat de toestemming is verleend op grond van onjuist verstrekte inlichting, kan de werknemer op grond van artikel 1613s BWNA (kennelijk onredelijk ontslag) de rechter verzoeken aan hem ten laste van de (ex) werkgever een schadevergoeding toe te kennen, dan wel de (ex-)werkgever te veroordelen de dienstbetrekking te herstellen. Indien van de toestemming nog geen gebruik is gemaakt, kan de beslissing wel worden ingetrokken. In voorkomende gevallen dient de Directeur, alvorens tot intrekking van zijn beslissing over te gaan, contact op te nemen met partijen en hen van zijn voornemen op de hoogte stellen.
HOOFDSTUK 3 HET ONTSLAGBELEID IN HET ALGEMEEN
§ 3.1.
Inleiding
Bij de totstandkoming van de Landsverordening beëindiging arbeidsovereenkomsten heeft als voornaamste motief gegolden de werknemer te beschermen tegen een onredelijk en sociaal onaanvaardbare beëindiging van zijn dienstverband. De Directeur dient te voorkomen dat een werknemer naar willekeur wordt ontslagen en behoort te beoordelen of zijn toestemming niet zal leiden tot een ontslag dat als onredelijk of sociaal onaanvaardbaar is te kwalificeren. De Directeur zal bij deze beoordeling de belangen van partijen zorgvuldig tegen elkaar moeten afwegen.
§ 3.2.
Het toetsten van de ontslagredenen
Alvorens tot toetsing van de ontslagredenen over te gaan, dient de Directeur eerst te trachten de voorgenomen beëindiging van de arbeidsovereenkomst te voorkomen dan wel partijen te bewegen tot een regeling in der minne te komen. Persoonlijke benadering van zowel de werkgever als de werknemer verdient hierbij aanbeveling. Gelet op het gegeven dat in iedere geval binnen zes weken na ontvangst van het verzoek om toestemming tot beëindiging van de arbeidsovereenkomst door de Directeur een beslissing moet worden genomen, dienen bemiddelingspogingen alleen te worden ondernomen als te voorzien is dat deze een redelijke kans van slagen hebben.
Richtlijnen Directie Arbeidszaken
7
Bij het toetsten van de redenen van de voorgenomen beëindiging van de arbeidsovereenkomst, dient de Directeur de belangen van partijen zorgvuldig tegen elkaar af te wegen. Zoals hierboven steeds werd gesteld, zal hij daarbij na dienen te gaan of het voorgenomen ontslag redelijk is en in sociaal opzicht aanvaardbaar is te achten. De Directeur dient zich te beperken tot de beoordeling van de vraag of de aangevoerde ontslagredenen in relatie tot het verweer voldoende grond vormen voor het ontslag. Zulks betekent niet dat de Directeur zonder meer zijn toestemming verleent in de gevallen, waarin de werknemer slechts formeel bezwaar maakt tegen de gevraagde toestemming (“’Mi ta warda riba desishon di Direktor di Departementu di Trabou i Asuntunan Sosial’’). Ook dan dient hij na te gaan of door de werkgever aannemelijk is gemaakt dat de aangevoerde grond in werkelijkheid bestaat en dient hij te onderzoeken of de voorgenomen beëindiging redelijk en sociaal aanvaardbaar is.
§ 3.3.
Gevallen waarin doorgaans toestemming dient te worden verleend
In de volgende gevallen zal een zorgvuldige belangenafweging in het algemeen met zich meebrengen dat de beëindiging van de arbeidsovereenkomst redelijk en in sociaal opzicht aanvaardbaar is te achten en zal de Directeur in beginsel zijn toestemming dienen te verlenen: a.
b.
c.
d.
indien gebleken is dat personeelsinkrimping noodzakelijk is in verband met afnemende bedrijvigheid en tijdelijke overbrugging van de moeilijkheden niet mogelijk is; indien gebleken is dat de werknemer niet geschikt is voor de hem opgedragen werkzaamheden, waaronder begrepen het geval dat de prestatie van de werknemer duidelijk minder is dan hetgeen redelijkerwijs van hem onder de gegeven omstandigheden mag worden verwacht, en vaststaat dat geen andere plaatst in het bedrijf van de werkgever beschikbaar is; indien gebleken is dat de verhouding tussen de werkgever en de werknemer dusdanig vertroebeld is dat bestendiging van de arbeidsverhouding bezwaarlijk van de wekgever kan worden gevergd; indien een arbeidsovereenkomst voor bepaalde tijd voor de eerste maal wordt voortgezet en de voortzetting zes maanden of minder betreft.
Bovenstaande opsomming is niet limitatief, maar slechts bedoeld ter illustratie van situaties, waarin de Directeur zijn toestemming doorgaans zal dienen te verlenen. Iedere ontslagaanvraag zal evenwel op zijn eigen merites moeten worden beoordeeld, waarbij het is sommige gevallen noodzakelijk kan blijken te zijn van bovengenoemde richtlijnen af te wijken. Voorts kan de Directeur aan zijn toestemming een voorwaarde verbinden. Zie hoofdstuk 4.
8
Richtlijnen Directie Arbeidzaken
§ 3.4.
Concurrentiebeding
Indien de werknemer gebonden is aan een concurrentiebeding en de Directeur van oordeel is dat de aangevoerde ontslagredenen in relatie tot het verweer voldoende grond vormen voor de voorgenomen beëindiging van de arbeidsovereenkomst en hij tevens van oordeel is dat de werknemer geen schuld heeft aan de voorgnomen beëindiging, dan wel dat de voorgenomen beëindiging niet het gevolg is van een aan de werknemer toe te rekenen omstandigheid, zal de Directeur zijn toestemming slechts verlenen nadat de werkgever bereid is gebleken geen rechten aan het concurrentiebeding te zullen ontlenen.
§ 3.5.
Vakbondsbestuursleden en shopstewards
Indien de voor ontslag opgevoerde werknemer een vakbondsbestuurslid of een zgn. shopsteward is, zal bij de toetsing van de ontslaggronden speciale aandacht besteed moeten worden aan de vraag in hoeverre het enkele feit dat deze persoon vakbondsbestuurslid of shopsteward is, heeft bijgedragen tot de ontslagaanvraag.
§ 3.6.
De meeste voorkomende ontslagredenen
De meest voorkomende ontslagredenen houden verband met: a. bedrijfseconomie redenen; b. redenen gelegen in de persoon van de werknemer; c. een verstoorde arbeidsrelatie.
In de volgende paragrafen zal worden aangegeven hoe in deze gevallen gehandeld dient te worden. Nogmaals wordt erop gewezen dat het hier algemene richtlijnen betreft, waarvan met het oog op de omstandigheden van een concreet geval kan worden afgeweken.
§ 3.7.
Bedrijfseconomie redenen
Op verzoek van de werkgever wordt toestemming tot beëindiging van de arbeidsovereenkomst verleend als gebleken is dat personeelsvermindering noodzakelijk is in verband met afnemende bedrijvigheid en tijdelijke overbrugging van de moeilijkheden niet mogelijk is. De Directeur dient van de werkgever te verlangen dat hij zoveel mogelijk met cijfermateriaal (jaarrekeningen, gegevens uit de orderportefeuille, omzetgegevens enz.) over de twee afgesloten boekjaren voorafgaande aan de datum van de ontslagaanvraag, alsmede met een begrote balans en een winst en verliesrekening over het lopende boekjaar het bedrijfseconomische motief aantoont. In plaats van deze gegevens kan ook een goed gedocumenteerde accountantsverklaring worden overgelegd.
Richtlijnen Directie Arbeidszaken
9
Als de bedrijfseconomie noodzaak om tot inkrimping van het personeel over te gaan naar het oordeel van de Directeur voldoende aannemelijk is gemaakt, waarbij de Directeur zich er ook van vergewist heeft dat de werkgever zich voldoende inspanningen heeft getroost het ontslag te voorkomen, dient hij vervolgens te beoordelen of de werkgever bij het selecteren van de voor ontslag in aanmerking komende werknemer(s) objectieve criteria heeft aangelegd. Met name zal de Directeur moeten nagaan of de werkgever voldoende rekening heeft gehouden met de duur van het dienstverband (de anciënniteit) van de betrokken werknemer(s). bij gelijke prestatie en leeftijd dient bij uitwisselbare en gelijkwaardige functies de werknemer die het laatst in dienst is gekomen in het algemeen het eerst voor ontslag in aanmerking te komen (‘’last in/first out’’ – principe). Teneinde na te kunnen gaan of de werkgever het anciënniteitbeginsel voldoende in acht heeft genomen, dient de Directeur overzichten te vragen van het gehele personeelsbestand, ingedeeld naar de functie en dienstjaren. Indien daartoe dwingende redenen aanwezig zijn, kan van het anciënniteitsbeginsel worden afgeweken. Afwijking is onder meer toegestaan in de volgende gevallen: a.
b. c.
§ 3.8.
bij een verschillende arbeidsmarktpositie van betrokken werknemers (een gehandicapte werknemer zal bijvoorbeeld doorgaans een slechtere arbeidsmarktpositie hebben dan een gezonde werknemer, hetgeen met zich brengt dat onder omstandigheden ten gunste van de gehandicapte van het anciënniteitbeginsel kan worden afgeweken); bij een duidelijk aantoonbaar en aanmerkelijk verschil in kwalitatieve geschiktheid voor de functie; indien consequent toepassing van het anciënniteitbeginsel tot een onevenwichtige leeftijdsopbouw binnen het bedrijf leidt. Redenen in de persoon van de werknemer gelegen
§ 3.8.1. Inleiding Redenen die in de persoon van de werknemer zijn gelegen, kunnen van uiteenlopende aard zijn. Als voorbeelden kunnen worden gegeven: ongeschiktheid voor de functie, wangedrag, het weigeren om bepaalde opdrachten uit te voeren, het begaan van een strafbaar feit, onwettig verzuim, regelmatig verzuim wegens arbeidsongeschiktheid, langdurige arbeidsongeschiktheid, het bereiken van de pensiongerechtigde leeftijd, het als vreemdeling zonder toestemming van de bevoegde autoriteit in dienst zijn van een werkgever. Enkele van de gegeven voorbeelden verdienen bijzondere aandacht. Alvorens deze hieronder te bespreken, wordt er nogmaals nadrukkelijk op gewezen dat de werkgever de door hem aangedragen ontslagmotieven aannemelijk moet maken. Indien de werknemer bepaalde gedragingen wordt verweten en zulks door de werkgever ook aannemelijk is gemaakt, zal de Directeur aan de hand van de omstandigheden van het
10
Richtlijnen Directie Arbeidzaken
concrete geval moeten toetsen of die gedragingen dermate verwijtbaar zijn dat voortzetting van het diensverband redelijkerwijs niet van de werkgever kan worden verlangd.
§ 3.8.2. Ongeschiktheid voor de functie De Directeur dient op basis van objectieve criteria na te gaan in hoeverre de werknemer niet (meer) geschikt is voor het vervullen van de overeengekomen werkzaamheden, waaronder begrepen het geval dat de prestatie van de werknemer duidelijk minder is dan hetgeen redelijkerwijs van hem onder de gegeven omstandigheden mag worden verwacht. De Directeur dient bij zijn oordeelsvorming in ieder geval rekening te houden met de volgende punten: a. b. c. d. e.
waaruit blijkt de ongeschiktheid voor de functie? wat heeft de werkgever gedaan om het functioneren van de werknemer te verbeteren? zijn er andere functies, waarvoor de werknemer wel geschikt is, binnen het bedrijf beschikbaar? is de ongeschiktheid binnen een redelijke termijn met extra scholing te verbeteren? wat heeft de werkgever gedaan om de gevolgen van het ontslag te verzachten?
§ 3.8.3. Regelmatig verzuim wegens arbeidsongeschiktheid Arbeidsongeschiktheid op zich kan nimmer een geldige reden voor ontslag zijn. Wel kunnen de gevolgen van een regelmatig verzuim wegens arbeidsongeschiktheid onder omstandigheden een ontslag rechtvaardigen, met name indien door de werkgever aannemelijk wordt gemaakt dat het verzuim het productieproces ernstig verstoord, dan wel een te grote druk legt op andere werknemers. De Directeur dient bij zin oordeelsvorming in ieder geval rekening te houden met de volgende punten: a.
b. c.
d. e. f. g. h.
wat is de mate van het verzuim wegens arbeidsongeschiktheid gedurende de twee jaren voorafgaande aan de datum van indiening van de ontslagaanvraag? wat is, voor zover bekend, de oorzaak van de arbeidsongeschiktheid? wat is de mate van het overige verzuim wegens arbeidsongeschiktheid binnen de afdeling waar de betrokken werknemer werkzaam is, respectievelijk binnen het bedrijf? waaruit blijkt de verstoring van het arbeidsproces? waaruit blijkt dat andere werknemers te zwaar worden belast? is het verzuim met betrokkene besproken? is er naar oplossingen gezocht, bijvoorbeeld een andere passende functie binnen het bedrijf?” wat is de prognose van het verzuim wegens arbeidsongeschiktheid?
Richtlijnen Directie Arbeidszaken
11
i.
wat is de leeftijd en het aantal dienstjaren van betrokkene?
§ 3.8.4. Langdurige arbeidsongeschiktheid De Directeur dient zich te informeren omtrent de duur van de arbeidsongeschiktheid, de duur van het dienstverband en de prognose van het verloop van de arbeidsongeschiktheid. Wanneer een werknemer langer dan één jaar onafgebroken arbeidsongeschikt is geweest, terwijl er geen uitzicht bestaat op spoedig geheel of gedeeltelijk herstel voor de eigen functie, dan wel voor passend werk, zal de Directeur doorgaans zijn toestemming dienen te verlenen. Als een werknemer, die tenminste één jaar onafgebroken arbeidsongeschikt is geweest, aannemelijk maakt dat hij binnen drie maanden geheel arbeidsgeschikt zal zijn voor zijn eigen functie, dan wel voor passend werk (en passend werd binnen het bedrijf van de werkgever voorhanden is) zal de Directeur in het algemeen zijn toestemming dienen te onthouden. Indien een werknemer, die gedurende een periode van tenminste één jaar onafgebroken arbeidsongeschikt is geweest, aannemelijk maakt dat hij binnen drie maanden gedeeltelijk arbeidsgeschikt zal zijn voor zijn eigen functie, dan wel voor passend werk, dient de Directeur na te gaan in hoeverre redelijkerwijs van de werkgever verlangt kan worden de werknemer gedeeltelijk te werk te stellen. Bij zijn oordeelsvorming daaromtrent dient de Directeur in ieder geval rekening te houden met de volgende punten: a. b. c. d.
de mate van arbeidsgeschiktheid; de aard van de overeengekomen werkzaamheden; de mogelijkheid van aanpassing van de arbeidsplaats; de organisatie en grootte van het bedrijf.
§ 3.8.5. Bereiken van de pensioengerechtigde leeftijd Ten aanzien van ontslagaanvragen betreffende een werknemer die de pensioengerecht leeftijd bereikt, dient de Directeur in het algemeen zijn toestemming te verlenen, tenzij betrokken werknemer aannemelijk maakt dat hij over onvoldoende middelen en mogelijkheden beschikt en daar ook geen vooruitzichten op heeft om na beëindiging van het dienstverband op sociaal aanvaardbare wijze in het onderhoud van zichzelf en zijn eventueel gezin te kunnen voorzien. Is dit laatste het geval, dan dient de werknemer (bijv. aan de hand van een doktersverklaring) aan te tonen dat hij zowel geestelijk als lichamelijk in staat is de bedongen arbeid te verrichten.
§ 3.9.
Verstoorde arbeidsrelatie
De Directeur kan een ontslagvergunning verlenen indien hij van oordeel is dat de arbeidsverhouding zodanig is verstoord dat van de werkgever voortzetting
12
Richtlijnen Directie Arbeidzaken
redelijkerwijs niet kan worden gevergd. De Directeur dient zich in ieder geval te laten informeren over de oorzaak van de verstoring en over de pogingen, die de werkgever heeft ondernomen om de verhouding met de werknemer te verbeteren. Het argument dat ten gevolge van een (civiele) procedure de persoonlijke verhouding tussen partijen dusdanig is vertroebeld dat niet lager gevergd kan worden de arbeidsrelatie te laten voortbestaan, mag nimmer tot toestemming leiden, zolang de zaak nog onder de rechter is. In voorkomende gevallen dient de Directeur zijn toestemming aan de werkgever te onthouden. In het geval dat de Directeur tot het oordeel komt dat de arbeidsrelatie duurzaam is verstoord en zulks geheel aan de werkgever te wijten is, kan door hem aan zijn toestemming een financiële voorwaarde verbonden worden. In hoofdstuk 4 zal hierop worden teruggekomen.
§ 3.10. Illegale werknemers Ingevolge de bepalingen van de Landsverordening toelating en Uitzetting (P.B. 1966, no. 17) en het Toelatingsbesluit (P.B. 1985, no. 57) mag een buitenlandse werknemer in de Nederlandse Antillen in het algemeen slechts werkzaamheden in dienst van een werkgever verrichten, indien hij daarvoor toestemming heeft van de gezaghebber van het eilandgebied alwaar de werkzaamheden worden verricht. De Directeur mag niet meewerken aan de continuering van een in strijd met de bepaling van de Landsverordening toelating en uitzetting en het Toelatingsbesluit bestaande situatie. Indien een werkgever toestemming vraagt de arbeidsovereenkomst met een buitenlandse werknemer, die geen toestemming heeft van de gezaghebber van het betreffende eilandgebied om bij die werkgever in dienst te zijn, te mogen beëindigen, dient de Directeur derhalve steeds zijn toestemming te verlenen.
HOOFDSTUK 4 VOORWAARDEN Ingevolge artikel 4 van de Landsverordening beëindigen arbeidsovereenkomsten kan de Directeur voorwaarden aan zijn toestemming verbinden. Zo kan hij, om te voorkomen dat een werkgever, aan wie toestemming is verleend omdat in zijn bedrijf wegens vermindering of afloop van de werkzaamheden voor de werknemer geen plaats meer is, na korte tijd weer een andere werknemer in dienst neemt, de volgende voorwaarde aan zijn toestemming verbinden: ‘’Onder voorwaarde dat binnen zes (6) maanden na beëindiging van de arbeidsovereenkomst geen werknemer in dienst wordt genomen voor het verrichten van werkzaamheden van dezelfde aard, alvorens degene, voor wie hierbij toestemming voor ontslag wordt verleend, in de gelegenheid is gesteld zijn vroegere werkzaamheden te hervatten op dezelfde of gunstiger voorwaarden dan die laatstelijk voor hem golden.’’
Richtlijnen Directie Arbeidszaken
13
Ook zou de directeur in bijzondere gevallen een financiële voorwaarde, die hem met het oog op de omstandigheden van het geval billijk voorkomt, aan zijn toestemming kunnen verbinden. Daarbij valt bijvoorbeeld te denken aan de situatie waarin door toedoen van de werkgever de arbeidsrelatie dusdanig is verstoord, dat voortzetting daarvan niet zinvol is te achten. Ook in het geval de toestemming wordt gevraagd wegens bedrijfseconomische redenen zal onder omstandigheden de Directeur een financiële voorwaarde kunnen opleggen, zulks ter verzachting van de vaak ernstige gevolgen die een ontslag voor een werknemer met zich mee kan brengen. Voor de goede orde zijn erop gewezen dat de hierboven gegeven voorbeelden niet bedoeld zijn als een limitatieve opsomming, doch slechts ter illustratie zijn gegeven. Indien de Directeur aan zijn toestemming een voorwaarde verbindt, dient in zijn beslissing de werkgever erop te worden gewezen dat niet naleving van de gestelde voorwaarde tot gevolg heeft dat de beëindiging van de arbeidsovereenkomst wordt geacht zonder vergunning te zijn geschied, en dat hij zich alsdan aan een strafbaar feit schuldig maakt.
HOOFDSTUK 5 COLLECTIEF ONTSLAG
§ 5.1.
Inleiding
Indien de werkgever wil overgaan tot een collectief ontslag als bedoel in artikel 5, eerste lid, van de Landsverordening beëindiging arbeidsovereenkomsten is hij verplicht zulks minstens twee maanden voor het beëindiging van de arbeidsovereenkomst aan de Directeur mede te delen. Ingevolge het tweede lid van artikel 5 moet de werkgever binnen acht dagen nadat hij zijn voornemen aan de Directeur heeft mede gedeeld een afvloeiingsplan overleggen. In de volgende paragraaf zal worden aangegeven aan welke eisen een dergelijk afvloeiingsplan moet voldoen.
§ 5.2.
Het afvloeiingsplan
Het afvloeiingsplan zal in ieder geval informatie omtrent de volgende punten dienen te bevatten: a. b.
14
het aantal werknemers die de werkgever wil ontslaan met een onderverdeling naar functies, leeftijd, geslacht en anciënniteit; het tijdstip van de voorgenomen beëindiging van de desbetreffende arbeidsovereenkomsten;
Richtlijnen Directie Arbeidzaken
c.
het resultaat van het overleg met de vakorganisatie indien de betrokken werknemers vertegenwoordigd worden door een vakorganisatie; de maatregelen die de werkgever heeft genomen ter verzachting van de gevolgen van het ontslag van de betrokken werknemers.
d.
§ 5.3.
Het beleid van de Directeur
De Directeur dient mede aan de hand van het overgelegde afvloeiingsplan na te gaan of gelet op de bedrijfseconomische positie van het bedrijf zijn toestemming al dan niet zal leiden tot onredelijke of in sociaal opzicht onaanvaardbare ontslagen. De Directeur dient bij zijn oordeelsvorming af te wijken van het anciënniteitsbeginsel in die zin dat er zoveel mogelijk naar gestreefd dient te worden dat de leeftijdsopbouw van de voor ontslag voorgedragen werknemers, voor zover de indeling van de functies dat toelaat, een beeld vertoont gelijkend op dat van de leeftijdsopbouw in de vestiging van het bedrijf waarin de betrokken ontslagen plaatsvinden. Indien de werkgever een akkoord met de desbetreffende vakorganisatie heeft bereikt, zal de Directeur er in het algemeen van uit mogen gaan dat de belangen van de betrokken werknemers voldoende zijn behartigd en zal hij derhalve doorgaans een ontslagvergunning dienen te verlenen.
Richtlijnen Directie Arbeidszaken
15
BRONVERMELDING
Bronvermelding Landsverordening van 4 december 1989, houdende regelen met betrekking tot overeenkomsten tot het verrichten van arbeid; tekst in P.B. 1961, no. 171; gewijzigd bij: 1. P.B. 1999, 69; 2. P.B. 2000, 68; 3. P.B. 2001, 24. Landsverordening houdende vaststelling van de tekst van Boek 2 van het Burgerlijk Wetboek; tekst in P.B. 2004, no. 6; inwerkingtreding met ingang van 1 maart 2004. Landsverordening flexibilisering arbeidswetgeving; tekst in P.B. 2000, no. 68. Landsverordening van 27 juli 2000; houdende vaststelling van nieuwe regels inzake arbeidsduur, arbeidstijden en overwerk; tekst in P.B. 2000 no. 67; inwerkingtreding met ingang van 1 juni 2002; gewijzigd bij: 1. P.B. 2000, no. 172; 2. P.B. 2001, no. 129. Landsbesluit houdende algemene maatregel van 20 sept. 1954 ter uitvoering van art. 20 van de Arbeidsregeling 1952; tekst in P.B. 1954, no. 93; inwerkingtreding met ingang van 1 okt. 1954; gewijzigd bij: 1. P.B. 1958, no. 83; 2. P.B. 1963, no. 208; 3. P.B. 1968, no. 3. Landsbesluit houdende algemene maatregel van 20 sept. 1954 ter uitvoering van art. 20 van de Arbeidsregeling 1952; tekst in P.B. 1954, no. 94; inwerkingtreding voor de eilandgebieden Aruba en Curaçao met ingang van 1 okt. 1954 en voor de eilandgebieden Bonaire en de Bovenwinds Eilanden met ingang van 24 apr. 1958. Landsbesluit houdende algemene maatregel van 20 sept. 1954 ter uitvoering van art. 20 van de Arbeidsregeling 1952; tekst in P.B. 1954, no. 95; inwerkingtreding voor de eilandgebieden Aruba en Curaçao met ingang van 1 okt. 1954 en voor de eilandgebieden Bonaire en de Bovenwinds Eilanden met ingang van 24 apr. 1958. Landsbesluit houdende algemene maatregel van 5 jan. 1968 ter uitvoering van art. 20 van de Arbeidsregeling 1952 (P.B. 1958, no.24); tekst in P.B. 1968, no. 3; inwerkingtreding met ingang van 19 jan. 1968.
Bronvermelding
1
Landsbesluit houdende algemene maatregel van 27 jan. 1977 ter uitvoering van art. 20 van de Arbeidsregeling 1952 (P.B. 1958, no.24); tekst in P.B. 1977, no. 35; inwerkingtreding met ingang van 17 febr. 1977. Landsbesluit houdende algemene maatregel van 20 sept. 2000 ter uitvoering van art. 27 van de Arbeidsregeling 2000; tekst in P.B. 2000, no. 91 ter vaststelling van afwijkende regels voor de bedrijfstakken in de bedrijfssectoren hotels en restaurants zoals omschreven in letter H, onderdelen 551 en 552, CBS versie 2-mei 98 en casino’s; gewijzigd bij: 1. P.B. 2001, no. 115. Landsverordening van 19 februari 1949, houdende bepalingen inzake verplichte vakantieregeling; tekst in P.B. 1949, no. 17; inwerkingtreding met ingang van 8 maart 1949; gewijzigd bij: 1. P.B. 1968, 112 geldende tekst; 2. P.B. 1981, no. 250; 3. P.B. 1997, no. 237; 4. P.B. 1999, no. 242; 5. P.B. 2001, no. 129; 6. P.B. 2004, no. 16. Landsverordening van 31 mei 1972 houdende nieuwe regels inzake minimumlonen; tekst in P.B. 1972, no. 110; inwerkingtreding met ingang van 1 oktober 1972; gewijzigd bij: 1. P.B. 1980, no. 311; 2. P.B. 1983, no. 80; 3. P.B. 1990, no. 20; 4. P.B. 1997, no. 237; 5. P.B. 2000, no. 69; 6. P.B. 2004, no. 16. Landsbesluit houdende algemene maatregel van 6 augustus 1993 houdende toepassing van artikel 8, tweede lid, van de Landsverordening minimumlonen (P.B. 1972, no. 110); tekst in P.B. 1993, no. 72. Landsverordening van 4 december 1989, houdende regelen met betrekking tot het ter beschikking stellen van arbeidskrachten; tekst in P.B. 1989, no. 73; inwerkingtreding met ingang van 1 november 1996; gewijzigd bij: 1. P.B. 1997, no. 237; 2. P.B. 2000, no. 68; 3. P.B. 2001, no. 80. Landsverordening Van 31 mei 1972 houdende bijzondere regelen ten aanzien van de beëindiging van arbeidsovereenkomsten; tekst in P.B. 1996, no. 38; gewijzigd bij: 1. P.B. 1996, no. 38 geldende tekst; 2. P.B. 1997, no. 237;
2
Bronvermelding
3. 4.
P.B. 2000, no. 68; P.B. 2004, no. 16.
Landsverordening Van 19 juli 1983 tot het vaststellen van nieuwe regelen inzake een verplichte eenmalige uitkering aan de werknemer, bij ontslag buiten zijn toedoen; tekst in P.B. 1983, no. 85; inwerkingtreding Met ingang van 5 december 1983 (P.B. 1983, no. 125); gewijzigd bij: 1. P.B. 1986, no. 33; 2. P.B. 1997, no. 237; 3. P.B. 2001, no. 24; 4. P.B. 2001, no. 80; 5. P.B. 2004, no. 16. Landsbesluit houdende algemene maatregel van 2 dec. 1983 ter uitvoering van art. 6, derde lid van de Cessantialandsverordening (P.B. 1983, no. 85; tekst in P.B. 1983, no. 126; inwerkingtreding Met ingang van 5 dec. 1983; gewijzigd bij: 1. P.B. 1986, no. 33. Landsverordening van 12 mei 1958, houdende regeling van de collectieve arbeidsovereenkomst; tekst in P.B. 1958, no.60, inwerkingtreding met ingang van 1 juli 1958 (P.B. 1958, no.92); gewijzigd bij: 1. P.B. 1971, no. 170; 2. P.B. 2004, no. 16. Landsverordening van 23 juli 1946, houdende bepalingen tot bevordering van de arbeidsvrede; tekst in P.B. 1946, no. 119; inwerkingtreding met ingang van 31 juli 1946; gewijzigd bij: 1. P.B. 1946, no. 188; 2. P.B. 1952, no. 30; 3. P.B. 1956, no. 66; 4. P.B. 1971, no. 83; 5. P.B. 1977, no. 44; 6. P.B. 1997, no. 237. Landsverordening van 3 augustus 2001, houdende regels met betrekking tot het doen verrichten van arbeid door vreemdelingen; tekst in P.B. 2001, no. 82, inwerkingtreding met ingang van 7 januari 2002 (P.B. 2002, no. 15) Landsverordening van 6 januari 1966 regelende het recht van de arbeider op tegemoetkoming bij ziekte; tekst in P.B. 1966, no. 15; inwerkingtreding met ingang van 1 mei 1966 (P.B. 1966, no. 86); gewijzigd bij: 1. P.B. 1972, no. 108; 2. P.B. 1976, no. 146; 3. P.B. 1980, no. 65; 4. P.B. 1996, no. 8; 5. P.B. 1997, no. 237;
Bronvermelding
3
6. 7. 8. 9. 10. 11. 12. 13.
P.B. 1997, no. 316; P.B. 1999, no. 69; P.B. 1999, no. 242; P.B. 2001, no. 24; P.B. 2001, no. 80; P.B. 2001, no. 129; P.B. 2004, no. 16; P.B. 2005, no. 47;
Landsverordening van 6 januari 1966 regelende het recht van de arbeider en diens nagelaten betrekkingen op tegemoetkoming terzake van een ongeval, de arbeider in zijn dienstbetrekking overkomen; tekst in P.B. 1966, no. 14; inwerkingtreding met ingang van 1 januari 1967 (P.B. 1966, no. 183); gewijzigd bij: 1. P.B. 1968, no. 36; 2. P.B. 1972, no. 108; 3. P.B. 1975, no. 196; 4. P.B. 1980, no. 65; 5. P.B. 1995, no. 228; 6. P.B. 1996, no. 7; 7. P.B. 1996, no. 82; 8. P.B. 1997, no. 237; 9. P.B. 1997, no. 316; 10. P.B. 2001, no. 24; 11. P.B. 2001, no. 80; 12. P.B. 2001, no. 129; 13. P.B. 2004, no. 16; 14. P.B. 2005, no. 47; 15. P.B. 2006, no. 16. Landsverordening van 30 maart 1985 houdende regelen betreffende ondernemingspensioenfondsen; tekst in P.B. 1985, no. 44; inwerkingtreding 31 maart 1985; gewijzigd bij: 1. P.B. 1990,77; 2. P.B. 2001, 80 (p.13); 3. P.B. 2004, 16 (p. 5 en 14). Europees Sociaal Handvest, tekst in Traktatenblad1963, 90, Inwerkingtreding 26 februari 1965. Internationaal Verdrag inzake Burgerrechten en Politieke Rechten; tekst in Traktatenblad 1969, 99; inwerkingtreding 16 december 1969. Universele verklaring van de rechten van de mens; tekst in Traktatenblad 1969, no. 99; Inwerkingtreding 16 juli 1969.
4
Bronvermelding
Landsverordening houdende vaststelling van een nieuw Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering; tekst in P.B. 2005, no.59; inwerkingtreding P.B. 2005, no. 67.
Bronvermelding
5