Klas 3
Instrumentenleer Er zijn ontzettend veel muziekinstrumenten, je hebt ze in allerlei soorten en maten. Allemaal maken ze geluid. Hoe dit geluid klinkt (de klankkleur van een instrument), is afhankelijk van de vorm van het instrument, het materiaal waarvan het is gemaakt en heel belangrijk: hoe je het instrument in trilling brengt. Geluiden zijn luchttrillingen die door ons oor kunnen worden waargenomen. De geluidstrilling begint bij een klankbron (bijv. de snaar van een gitaar), en plant zich voort door de lucht. Deze trilling wordt opgevangen door het trommelvlies in het oor en daarna vertaald naar onze hersenen als geluid. Muziekinstrumenten worden ingedeeld naar de manier waarop ze in trilling worden gebracht, anders gezegd: de manier waarop het geluid wordt gemaakt. We verdelen de muziekinstrumenten in vier groepen: 1. 2. 3. 4.
Blaasinstrumenten Snaarinstrumenten Slagwerk Elektronische instrumenten
Je zou ook een 5e groep kunnen maken, namelijk de toetsinstrumenten. Deze instrumenten hebben een gezamenlijk kenmerk: het toetsenbord. Vaak zie je bij een toetsinstrument niet hoe het geluid gemaakt wordt, je drukt een toets in en hoort geluid. Afhankelijk van de manier waarop het geluid wordt geproduceerd worden de toetsinstrumenten onderverdeeld in boven genoemde groepen.
Bij de piano wordt een snaar in trilling gebracht door een hamertje met vilten kop (snaarinstrument). Bij het klavecimbel komt een snaar in trilling door een pen die aan de snaar tokkelt (snaarinstrument). Bij een pijporgel en accordeon wordt lucht in een buis in trilling gebracht (blaasinstrument). Bij een synthesizer en keyboard wordt de klank elektronisch opgewekt (elektronische instrumenten).
Instrumentenleer klas 3
Hermann Wesselink College
2
Blaasinstrumenten Blaasinstrumenten zijn instrumenten, waarbij het geluid wordt geproduceerd door lucht te blazen in of over het instrument. Ook de blaasinstrumenten worden onderverdeeld in verschillende groepen. Houtblazers Houtblazers zonder riet dwarsfluit blokfluit panfluit Dubbel riet hobo fagot Enkel riet klarinet saxofoon doedelzak Koperblazers Scherp van klank trompet trombone Zacht van klank hoorns tuba
3
Toetsinstrumenten die worden bespeeld m.b.v. lucht accordeon orgel
Instrumentenleer klas 3
Hermann Wesselink College
Snaarinstrumenten Snaarinstrumenten zijn instrumenten waarbij het geluid wordt geproduceerd door de trilling van een snaar. De snaarinstrumenten worden ingedeeld naar de wijze waarop de snaar in trilling wordt gebracht: getokkeld, gestreken of aangeslagen. Strijkinstrumenten viool altviool cello contrabas
Tokkelinstrumenten luit harp gitaar mandoline ukelele, banjo
Toetsinstrumenten met snaren klavecimbel piano
Instrumentenleer klas 3
4
Hermann Wesselink College
Slaginstrumenten Slaginstrumenten zijn instrumenten waarbij de klank wordt voortgebracht door de trilling van een gespannen vel. De belangrijkste groep instrumenten waar het vel de klankbron is, zijn de trommen. Trommen worden bespeeld met de handen, vingers of stokken. met een vel trom pauk (Europa) drumstel conga’s, bongo’s (Latijns - Amerika) djembe (Afrika) tabla (India, Pakistan) Zonder vel xylofoon marimba metallofoon klokkenspel klokken (buisklokken) gong
5
Overige slaginstrumenten bekkens triangel claves
Instrumentenleer klas 3
Hermann Wesselink College
Elektrische instrumenten Elektrische instrumenten worden elektrofonen genoemd. Ze worden verdeeld in twee groepen: - elektrisch versterkt - elektronische instrumenten Bij elektrisch versterkte instrumenten wordt de klank op het instrument gemaakt en vervolgens met een element versterkt. Bij elektronische instrumenten wordt de klank in het instrument gemaakt. Je drukt bijv. een toets in het een keyboard en de klank wordt van de geheugenchip gehaald. Elektrisch versterktelektrische gitaar elektrische basgitaar elektrische viool elektrische piano Elektronisch
synthesizer elektronisch orgel keyboard drumcomputer elektronisch drumstel
Instrumentenleer klas 3
6
Hermann Wesselink College
Instrumentenfamilies Instrumenten worden vaak in families gebouwd. Een instrumentenfamilie bestaat meestal uit een sopraan-, alt-, tenor- en basinstrument. Precies zoals een koor met mannen- en vrouwenstemmen in elkaar zit. Enkele voorbeelden van instrumentenfamilies zijn: De familie saxofoon De soprillo en de sopraninosaxofoon zijn een van de kleinste (en hoogste) leden van de saxofoonfamilie. Een sopraansax is doorgaans recht, in tegenstelling tot de lagere leden van de saxofoonfamilie. Maar de sopraansax komt ook in een gebogen vorm voor. De altsax is de meest voorkomende uitvoering van de saxofoon. Het instrument staat gestemd in de toonsoort Es hoewel ook uitvoeringen in C voorkomen. De altsax is goed te herkennen aan de rechte hals (bovenste stuk waarop het mondstuk bevestigd wordt), die boven de body (de rest van het instrument tot aan de beker) abrupt naar beneden knikt. De tenorsaxofoon is na de altsaxofoon de meest voorkomende saxofoon. Het instrument is meestal in Bes gestemd. Een enkele keer is een tenorsax gestemd in C; dit heet een C melody en deze is iets kleiner dan de tenor. Beide hebben een S-vorm met een zwanenhals. De baritonsaxofoon is een wat minder gebruikelijke saxofoon dan de tenor- en altsax. Het instrument is doorgaans in Es gestemd, en heeft vaak als extra noot een zogenaamde ‘lageA’ waar de overige saxofoons een bereik tot een ‘lage-Bes’ hebben. De baritonsax heeft een lage en warme klankkleur, en wordt onder andere in fanfares en harmonieorkesten gebruikt. De bassaxofoon is een van de laagste instrumenten uit de saxofoonfamilie; alleen de contrabassaxofoon en de subcontrabassaxofoon zijn nog lager. De bassaxofoon is gestemd in bes, en wel een octaaf lager dan een tenorsaxofoon. De bassaxofoon is het eerste type saxofoon die door de Belgische uitvinder Adolphe Sax (1814-1894) is gebouwd.
Instrumentenleer klas 3
Hermann Wesselink College
7
De familie blokfluit De sopranino is nog kleiner dan de sopraan. Hij heeft dezelfde omvang als de alt, maar dan een octaaf (8 tonen) hoger. De vingers zitten wat dichter bij elkaar, wat voor mensen met grote of dikke vingers een beetje lastig is. Er bestaat nog een kleiner fluitje, dat wel het Garkleinflötlein (heel klein fluitje) wordt genoemd. Dat fluitje staat weer in c''', en vraagt om wel erg smalle vingers! De omvang van de sopranino is f''-g''''. De sopraanblokfluit is vaak de eerste blokfluit waar je mee in aanraking komt. Deze fluit past goed in kinderhanden en wordt daarom vaak gebruikt als beginnersinstrument. Maar het instrument is natuurlijk net zo volwaardig en goed als alle andere maten uit de blokfluitfamilie. De sopraan staat in c'' en heeft een omvang van c''-d''''. De altblokfluit wordt door heel veel mensen bespeeld. Want niet alleen in ensembles past de alt goed (zoals alle blokfluiten), maar ook als solo-instrument is deze fluit zeer geliefd. De meeste blokfluitmuziek is dan ook voor dit instrument geschreven. Deze altblokfluit staat in f', maar er bestaan ook instrumenten in d' (voice flute) en in g'. De omvang is f'-g'''. De tenorblokfluit staat in c' en wordt ook veel in ensembles bespeeld. Niettemin bestaat er ook veel solomuziek voor dit instrument. Soms heeft een tenor een klepje voor de pink, maar veel instrumenten hebben alleen vingergaten. De omvang is c'-d'''. De bas of basset zoals hij vroeger werd genoemd, wordt veel in ensembles bespeeld. Sommige hebben een buisje om door te blazen, maar vaak is het mogelijk het instrument direct aan te blazen. Deze bas klinkt een octaaf (8 tonen) hoger dan de contrabas en is ook ongeveer de helft korter. De omvang is f-g''. Er bestaan ook bassen in g. De Bas in C , of grootbas lijkt op de contrabas, maar is korter en staat in C. De omvang is c-d''. De contrabasblokfluit is één van de laagste blokfluiten die er bestaan. Er bestaat ook nog een subcontrabas in C, die nog langer en dus nog lager is, maar deze wordt niet zo veel gebruikt. De contrabasblokfluit staat in F en heeft kleppen en een buisje om door te blazen. Deze contrabas heeft een lengte van maar liefst 2.20 meter! De omvang is F-g'.
Instrumentenleer klas 3
Hermann Wesselink College
8
De violenfamilie Tegelijk met de eerste violen werden er ook altviolen, cello’s en contrabassen gebouwd. Ze lijken op violen, maar ze zijn groter. De cello en de contrabas zijn zelfs zo groot dat ze op de grond staan als je er op speelt. Hoe groter het instrument, hoe lager het klinkt.
9
Instrumentenleer klas 3
Hermann Wesselink College
De menselijke stem Een zeer mooi instrument dat iedereen kan ‘bespelen’, is de menselijke stem. Het is een zeer persoonlijk ‘muziekinstrument’. Iedere stem heeft zijn eigen kenmerken en karakter. Een stem kan helder, zwaar of scherp zijn. Bij spreken of zingen ontstaat klank. Die klank wordt, zoals bij alle muziekinstrumenten, veroorzaakt door trillingen. Hoe de stem werkt heeft men pas in 1854 ontdekt. De Spaanse zanger Manuel Garcia gebruikte een tandspiegel als keelspiegel. Zo zag hij hoe de klank ontstond. Aan het uiteinde van de luchtpijp, in het strottenhoofd, bevinden zich de stembanden. Deze stembanden (twee dunne vliesjes) gaan trillen wanneer we de lucht uit onze longen langs de luchtpijp naar buiten persen. Het zijn de ‘snaren’ van ons ‘muziekinstrument’. Iemand die zijn stem verkeerd gebruikt, kan ‘stemknobbels’ op zijn stembanden krijgen, waardoor de stemspleet niet meer volledig afsluit: men spreekt hees. De enige remedie is: zwijgen. Bij kinderstemmen kun je moeilijk het verschil horen tussen een jongensstem en een meisjesstem. Het ‘instrument’ is bij beiden nog hetzelfde. Wanneer vele kinderen samen zingen, noemt men dit: kinderkoor. Tussen het 12de en het 15de levensjaar krijgen het strottenhoofd en de stembanden hun definitieve grootte. Merkwaardig is dat de jongensstem een octaaf daalt; het wordt een mannenstem. De meisjesstem wordt een vrouwenstem. Die verandering is bij de meisjes niet zo duidelijk waar te nemen. Rond het 18de jaar groeit de meisjesstem uit tot sopraan, mezzosopraan of alt. Indeling van de zangstemmen:
10
De stemmen worden ingedeeld in 4 hoofdgroepen:
De hoge vrouwenstem heet sopraan. De lage vrouwenstem heet alt. De hoge mannenstem heet tenor. De lage mannenstem heet bas.
Wanneer al die stemmen in groep samen zingen, spreekt men van een koor. Zingen alleen de vrouwen in groep samen, dan spreekt men van een vrouwenkoor. Zingen alleen de mannen samen, dan spreekt men van een mannenkoor.
Instrumentenleer klas 3
Hermann Wesselink College
Orkesten en ensembles Een orkest is een groep mensen die samen muziek maakt. Er zijn verschillende soorten orkesten. De meeste orkesten bestaan uit verschillende soorten instrumenten. Het bekendste soort orkest is het symfonieorkest. Dat bestaat uit vier groepen instrumenten: de strijkers, de houtblazers, de koperblazers en het slagwerk. Er zijn ook orkesten waarin maar een deel van die instrumenten spelen, zoals het harmonieorkest of de fanfare. In deze orkesten spelen geen strijkinstrumenten! Er zijn ook orkesten met andere instrumenten, zoals een zigeunerorkest of een poporkest. In deze orkesten vind je bijvoorbeeld gitaren! De dirigent leidt het orkest. Zelf speelt hij niets, maar hij beslist wel hoe het orkest speelt. Zacht of hard, traag of snel. Dat geeft hij aan via allerlei tekens. Met de term ensemble wordt in de muziek een groep van meer dan 2 spelers bedoeld. Het kan een kamermuziekensemble zijn (bijv. een pianotrio of strijkkwartet), maar ook een veel grotere groep spelers waarvan de samenstelling niet overeenkomt met die van een ‘traditionele’ bezetting als een symfonieorkest, harmonieorkest, fanfare of brassband. Voorbeelden van veelvoorkomende vormen van ensembles zijn: Strijkorkest, strijktrio, strijkkwartet, pianotrio, pianokwintet, blokfluitkwartet, blaaskwintet en klarinettrio.
11
Instrumentenleer klas 3
Hermann Wesselink College
In het volgende schema zie je de verschillende orkesten en hun kenmerk:
Symfonie orkest
Een groot orkest, dat bestaat uit strijkers, houtblazers, koperblazers en slagwerk, soms aangevuld met andere instrumenten zoals harp, piano of orgel.
Kamerorkest
Een kleine bezetting, dat bestaat uit strijkers, houtblazers, koperblazers en slagwerkers.
Strijkorkest
Een orkest dat bestaat uit alleen strijkers. Violen, altviolen, cello en bassen.
Harmonie
Een orkest dat bestaat uit houtblazers, koperblazers en slagwerkers
Fanfare
Een orkestvorm, dat bestaat uit koperblazers, slagwerkers en saxofoon
Brassband
Een orkestvorm, dat bestaat uit koperblazers en slagwerkers
Big Band
Een van oorsprong Amerikaans orkest dat voornamelijk bestaat uit saxofoons, trompetten, trombones en een ritmesectie.
Koor
Een koor bestaat altijd uit een aantal stemmen. De samenstelling van een koor kan heel verschillend zijn. Denk maar eens aan een kinderkoor, een vrouwenkoor of een mannenkoor.
Popgroep
Dit is een groep muzikanten die heel verschillende instrumenten spelen. Meestal kun je zeggen dat een popgroep bestaat uit elektrische instrumenten en slagwerk, eventueel met zang. Ook worden er soms blaasinstrumenten bij gebruikt.
Instrumentenleer klas 3
Hermann Wesselink College
12
Enkele speeltechnieken op een rij:
Arpeggio
Een arpeggio is een techniek waarbij noten in een akkoord na elkaar worden gespeeld. Een andere benaming voor een arpeggio is een ‘gebroken akkoord’.
Barré akkoorden
Een barré akkoord is een akkoord dat je speelt door met één vinger meerdere snaren in te drukken op dezelfde toetspositie. Je verhoogt de positie van de topkam.
Power akkoord
Power akkoorden (power chords of ook 5th chords) zijn akkoorden waarbij alleen de grondtoon en de 5e toon van de toonladder wordt gespeeld (de kwint). Het is een type akkoord dat met name veel in de rockmuziek wordt gebruikt.
Vibrato
Een schommeling van toonhoogte of sterkte.
Legato
Legato is een techniek waarbij een aantal noten of een melodie zodanig wordt gespeeld dat het lijkt of ze naadloos aan elkaar vastzitten. Legato wordt aangegeven met bogen onder of boven de noten, de legatobogen.
Slide
Bij een slide techniek speelt de gitarist een bepaalde noot en laat de vinger vervolgens glijden (slide) naar een andere noot.
Staccato
13
Staccato is een term die aangeeft dat de noten los van elkaar gespeeld moeten worden. De lengte van elke noot wordt korter en er is een korte stilte hoorbaar tussen elke twee noten. Het tempo van het muziekstuk blijft gelijk. Staccato wordt genoteerd met een punt boven elke noot.
Scatten
Scatten is het zingen van woorden zonder betekenis. ‘Doohdah’, ‘Be-bop’, Doo-wee’ en ‘Bam’ zijn klanken die in vaak snel opeenvolgende ritmes elkaar opvolgen.
Pizzicato
Pizzicato is een Italiaanse muziekterm die voor bepaalde snaarinstrumenten aangeeft dat met de vingers wordt getokkeld.
Tremolo
Een tremolo (trillend) is een manier van toonvorming die vooral op snaarinstrumenten wordt toegepast, door de snaar voortdurend snel achter elkaar aan te slaan of aan te strijken.
Glissando
Een glissando is de Italiaanse muziekterm voor het glijden van de ene toon naar de andere op muziekinstrumenten die zich daarvoor lenen zoals: viool, trombone, gitaar en zang.
Instrumentenleer klas 3
Hermann Wesselink College
Vragen en opdrachten
Zet de naam van het instrument bij het juiste plaatje:
14
Instrumentenleer klas 3
Hermann Wesselink College
Vragen en opdrachten Plaats de volgende instrumenten bij de juiste hoofdgroep: Viool, drumstel, hoorn, cello, banjo, tamboerijn, bongo’s, accordeon, blokfluit, gitaar, harp, keyboard, piano, trompet, panfluit, saxofoon, elektrische gitaar, trompet, dwarsfluit, djembe, elektrische basgitaar, contrabas, klarinet, doedelzak.
Blaasinstrumenten
Snaarinstrumenten
………………………………… ………………………………… ………………………………… ………………………………… ………………………………… ………………………………… ………………………………… ………………………………… ………………………………… ………………………………… ………………………………….
………………………………… ………………………………… ………………………………… ………………………………… ………………………………… ………………………………… ………………………………… ………………………………… ………………………………… ………………………………… ………………………………….
Slaginstrumenten
Elektrische instrumenten
………………………………… ………………………………… ………………………………… ………………………………… ………………………………… ………………………………… ………………………………… ………………………………… ………………………………… ………………………………… ………………………………….
………………………………… ………………………………… ………………………………… ………………………………… ………………………………… ………………………………… ………………………………… ………………………………… ………………………………… ………………………………… ………………………………….
Instrumentenleer klas 3
Hermann Wesselink College
15
Vragen en opdrachten
1. Welke vier hoofdgroepen van instrumenten zijn er? ………………………………………………………………………………………………… ………………………………………………………………………………………………… ………………………………………………………………………………………………… …………………………………………………………………………………………………
2. Waardoor komt de klank tot stand bij blaasinstrumenten? …………………………………………………………………………………………………..
3. Welke drie manieren van bespelen kennen we bij snaarinstrumenten? …………………………………………………………………………………………………… …………………………………………………………………………………………………… ……………………………………………………………………………………………………
4. Welke drie manieren van bespelen kennen we bij slaginstrumenten? …………………………………………………………………………………………………… …………………………………………………………………………………………………… ……………………………………………………………………………………………………
5. Welke twee soorten elektrische instrumenten kennen we? …………………………………………………………………………………………………... …………………………………………………………………………………………………...
Instrumentenleer klas 3
Hermann Wesselink College
16
Vragen en opdrachten
6. Instrumenten worden vaak in families gebouwd. Waaruit bestaat meestal de instrumenten familie? ………………………………………………………………………………………………… ………………………………………………………………………………………………… ………………………………………………………………………………………………… …………………………………………………………………………………………………
7. Welk instrument klinkt lager een basblokfluit of een altviool? …………………………………………………………………………………………………..
8. Welk instrument klinkt hoger een altsaxofoon of een tenorsaxofoon? ……………………………………………………………………………………………………
9. Wat is een orkest? …………………………………………………………………………………………………… ……………………………………………………………………………………………………
10. Het bekendste soort orkest is het symfonieorkest, dat bestaat uit vier groepen instrumenten. Noteer de vier groepen: …………………………………………………………………………………………………... …………………………………………………………………………………………………... …………………………………………………………………………………………………... …………………………………………………………………………………………………...
Instrumentenleer klas 3
Hermann Wesselink College
17
Vragen en opdrachten
Noteer de kenmerken van de volgende orkesten:
Symfonie orkest
Kamerorkest
Strijkorkest
Harmonie
18
Fanfare
Brassband
Big Band
Koor
Popgroep
Instrumentenleer klas 3
Hermann Wesselink College
Vragen en opdrachten
Plaats de volgende blaasinstrumenten in de juiste groep: Blokfluit, hobo, klarinet, trombone, trompet, saxofoon, panfluit, doedelzak, fagot, dwarsfluit, hoorn, tuba, accordeon, orgel, bariton, mondharmonica.
Houtblazers
Koperblazers
………………………… ………………………… ………………………… ………………………… ………………………… ………………………… ………………………… ………………………… ………………………… ………………………… ………………………… ………………………… …………………………
………………………… ………………………… ………………………… ………………………… ………………………… ………………………… ………………………… ………………………… ………………………… ………………………… ………………………… ………………………… …………………………
Instrumentenleer klas 3
Toetsinstrumenten die worden bespeeld m.b.v. lucht ………………………… ………………………… ………………………… ………………………… ………………………… ………………………… ………………………… ………………………… …………………………
Hermann Wesselink College
19
Vragen en opdrachten
Plaats de volgende snaarinstrumenten in de juiste groep: Viool, mandoline, klavecimbel, altviool, cello, harp, gitaar, contrabas, ukelele, banjo, luit, piano
Strijkinstrumenten
Tokkelinstrumenten
………………………… ………………………… ………………………… ………………………… ………………………… ………………………… ………………………… ………………………… ………………………… ………………………… ………………………… ………………………… …………………………
………………………… ………………………… ………………………… ………………………… ………………………… ………………………… ………………………… ………………………… ………………………… ………………………… ………………………… ………………………… …………………………
Instrumentenleer klas 3
Overige slaginstrumenten ………………………… ………………………… ………………………… ………………………… ………………………… ………………………… ………………………… ………………………… …………………………
Hermann Wesselink College
20
Vragen en opdrachten
Plaats de volgende slaginstrumenten in de juiste groep: Bekkens, xylofoon, gong, klokkenspel, pauk, trom, triangel, claves, metallofoon, drumstel, conga’s, trom, marimba, djembe, klokken (buisklokken), tabla
Slaginstrumenten met vel
Slaginstrumenten zonder vel
Toetsinstrumenten met snaren
………………………… ………………………… ………………………… ………………………… ………………………… ………………………… ………………………… ………………………… ………………………… ………………………… ………………………… ………………………… …………………………
………………………… ………………………… ………………………… ………………………… ………………………… ………………………… ………………………… ………………………… ………………………… ………………………… ………………………… ………………………… …………………………
………………………… ………………………… ………………………… ………………………… ………………………… ………………………… ………………………… ………………………… …………………………
Instrumentenleer klas 3
Hermann Wesselink College
21
Vragen en opdrachten
Plaats de volgende elektrische instrumenten in de juiste groep: Elektrische gitaar, synthesizer, keyboard, elektrische basgitaar, elektrische piano, drumcomputer, elektronisch orgel, elektrische viool, elektronisch drumstel
Elektrisch versterkt
Elektronisch
………………………… ………………………… ………………………… ………………………… ………………………… ………………………… ………………………… ………………………… ………………………… ………………………… ………………………… ………………………… …………………………
………………………… ………………………… ………………………… ………………………… ………………………… ………………………… ………………………… ………………………… ………………………… ………………………… ………………………… ………………………… …………………………
Instrumentenleer klas 3
Hermann Wesselink College
22
Luisteroefening
De docent laat verschillende fragmenten horen. Schrijf op welk instrument je hoort.
Fragment 1: …………………………….
Fragment 2: …………………………….
Fragment 3: …………………………….
Fragment 4: ……………………………. 23
Fragment 5: …………………………….
Fragment 6: …………………………….
Fragment 7: …………………………….
Fragment 8: …………………………….
Fragment 9: …………………………….
Fragment 10: …………………………….
Instrumentenleer klas 3
Hermann Wesselink College
Luisteroefening
De docent laat verschillende fragmenten horen. Schrijf op welk instrument je hoort.
Fragment 1: …………………………….
Fragment 2: …………………………….
Fragment 3: …………………………….
Fragment 4: ……………………………. 24
Fragment 5: …………………………….
Fragment 6: …………………………….
Fragment 7: …………………………….
Fragment 8: …………………………….
Fragment 9: …………………………….
Fragment 10: …………………………….
Instrumentenleer klas 3
Hermann Wesselink College
Luisteroefening
De docent laat verschillende fragmenten horen. Schrijf op welk instrument je hoort en bij welke groep het instrument hoort, kies uit: blaasinstrumenten, snaarinstrumenten, slaginstrumenten en elektrische instrumenten.
Instrument
Groep
Fragment 1: …………………………….
…………………………….
Fragment 2: …………………………….
…………………………….
Fragment 3: …………………………….
…………………………….
Fragment 4: …………………………….
…………………………….
Fragment 5: …………………………….
…………………………….
Fragment 6: …………………………….
…………………………….
Fragment 7: …………………………….
…………………………….
Fragment 8: …………………………….
…………………………….
Fragment 9: …………………………….
…………………………….
Fragment 10: …………………………….
…………………………….
Instrumentenleer klas 3
Hermann Wesselink College
25
Luisteroefening
De docent laat verschillende fragmenten horen. Schrijf op welk instrument je hoort en bij welke groep het instrument hoort, kies uit: blaasinstrumenten, snaarinstrumenten, slaginstrumenten en elektrische instrumenten.
Instrument
Groep
Fragment 1: …………………………….
…………………………….
Fragment 2: …………………………….
…………………………….
Fragment 3: …………………………….
…………………………….
Fragment 4: …………………………….
…………………………….
Fragment 5: …………………………….
…………………………….
Fragment 6: …………………………….
…………………………….
Fragment 7: …………………………….
…………………………….
Fragment 8: …………………………….
…………………………….
Fragment 9: …………………………….
…………………………….
Fragment 10: …………………………….
…………………………….
Instrumentenleer klas 3
Hermann Wesselink College
26
Puzzel
Instrumentenleer
Horizontaal
2. Toetsinstrument met snaren 5. Getokkeld 8. Een houten blaasinstrument 9. Een schommeling van toonhoogte of sterkte 10. Gebroken akkoord 11. Hoge vrouwenstem 13. Meest voorkomende uitvoering van de saxofoon 15. Koperblazer 16. Een orkestvorm, dat bestaat uit koperblazers, slagwerkers en saxofoon 17. Elektronisch instrument 20. Houtblazer met dubbel riet 27 Verticaal
1. Slaginstrument zonder vel 3. Iemand die de leiding heeft over het orkest 4. Een kleine bezetting, dat bestaat uit strijkers, houtblazers, koperblazers en slagwerkers 6. Slaginstrument met vel 7. Een van oorsprong Amerikaans orkest dat voornamelijk bestaat uit saxofoons, trompetten, trombones en een ritmesectie 12. Grootste instrument binnen de violenfamilie 14. Tokkelinstrument 18. Lage mannenstem 19. Slaginstrument afkomstig uit Afrika
Instrumentenleer klas 3
Hermann Wesselink College
Instrumentenleer 1
2
3
4
5
6 7 8
9 10
28 11
12 13
14
15
16
17
18
19
20
Instrumentenleer klas 3
Hermann Wesselink College