Auto & Fiscus 2005
Aan de inhoud van de brochure Auto & Fiscus kunnen geen rechten worden ontleend, noch aanvaardt LeasePlan enige vorm van aansprakelijkheid.
INHOUDSOPGAVE 1 De auto, de werknemer en de fiscus ....................................................................3 1.1 1.1.1 1.1.2 1.1.3 1.1.4
1.2 1.2.1 1.2.2
2
2.2.1 2.2.2
2.3 2.4
Studiekilometers................................................................................................................................. 7 Nevenwerkzaamheden ...................................................................................................................... 7
Auto van de zaak en de loonheffing in 2006........................................................8 Eigen vervoer in 2005..........................................................................................8 Parkeervergoedingen......................................................................................................................... 8 Carkit, navigatiesysteem en headset ................................................................................................ 9
Omzetbelasting over bijdragen voor privé-gebruik auto van de zaak..................9 Correctie op omzetbelasting voor privé-gebruik auto van de zaak.....................9 De belastbare feiten ..........................................................................................11 Tarieven en berekening.....................................................................................12 Gebruik van een personenauto met buitenlands kenteken in Nederland ..........13 Teruggaaf van BPM..........................................................................................15
Bestelauto’s ...........................................................................................................15 4.1 4.1.1
4.2 4.3
5
Eigen vervoer in 2005..........................................................................................7
Belasting van personenauto's en motorrijwielen (BPM)..................................11 3.1 3.2 3.3 3.4
4
De grondslag voor de bijtelling....................................................................................................... 3 De invloed van het aantal gereden privé-kilometers op de bijtelling...................................... 4 Beperking van de bijtelling.............................................................................................................. 5 Dubbele leasecontracten................................................................................................................... 7
De auto, de werkgever en de fiscus ......................................................................8 2.1 2.2
3
De auto van de zaak in 2005................................................................................3
Belasting van personenauto's en motorrijwielen (BPM) ...................................15 Wetswijziging inzake de BPM en de bestelauto ......................................................................... 16
Inkomstenbelasting (IB) ...................................................................................16 Motorrijtuigenbelasting ....................................................................................16
Motorrijtuigenbelasting........................................................................................20 5.1 5.2 5.3 5.4 5.5 5.6 5.7
Inrichtingseisen bestelauto’s.............................................................................20 Belastingplicht ..................................................................................................20 Belastingtijdvakken...........................................................................................20 Schorsing ..........................................................................................................20 Verkoop / Verrekening / Teruggaaf .................................................................20 Vrijstellingen.....................................................................................................20 Tarieven ............................................................................................................21
5.7.1 Wetswijzigingen in 2005 ....................................................................................................................... 21
6 Informatie?.............................................................................................................22 7 Uitleg over bijlage model rittenstaat...................................................................23 9. Model Rittenstaat..................................................................................................24
2
1
De auto, de werknemer en de fiscus
Voor de uitoefening van zijn werkzaamheden kan het noodzakelijk zijn dat een werknemer de beschikking heeft over een auto. Dit kan een auto van de zaak zijn of een eigen auto. 1.1 De auto van de zaak in 2005 Indien een werknemer een auto van de zaak ter beschikking krijgt voor zowel zakelijk als privégebruik heeft dat een aantal fiscale consequenties. De werknemer krijgt te maken met een bijtelling bij zijn inkomen. In artikel 3.145 van de Wet inkomstenbelasting 2001, is de fiscale bijtelling voor privé-gebruik van de auto van de zaak geregeld. Per 1 januari 2004 is het onderscheid tussen de personen- en bestelauto opgeheven met uitzondering van de bestelauto die naar aard en inrichting uitsluitend of nagenoeg uitsluitend geschikt blijkt te zijn voor vervoer van goederen. Bij deze bestelauto’s en bij een motor van de zaak wordt de bijtelling berekend door het werkelijk aantal gereden privé-kilometers te vermenigvuldigen met de werkelijke kilometerprijs. Ook in 2005 blijft het woon-werkverkeer zakelijk en gelden er 2 percentages voor de inkomstenbelasting: 0 en 22. Voor het nihil percentage geldt dat niet meer dan 500 privékilometers met de (bestel)auto mogen worden gereden. De bijtelling wordt berekend door 22 % te vermenigvuldigen met de consumentenprijs van de auto, inclusief BTW en BPM (voorlopig alleen bij de personenauto, zie hoofdstuk 4), en opties. Dit bedrag telt de werknemer vervolgens bij zijn inkomen op. Het is daarbij niet van belang of de auto is gekocht, geleasd of gehuurd. Ook speelt de tenaamstelling van het kentekenbewijs deel I geen rol. Let op: onder privé-gebruik wordt verstaan alle niet zakelijk gereden kilometers. Ook de kilometers die door kennissen of gezinsleden met de auto van de zaak worden afgelegd, behoren tot het privé-gebruik. 1.1.1 De grondslag voor de bijtelling Als grondslag voor de bijtelling geldt de Nederlandse consumentenprijs. Dit is de prijs van de auto, inclusief BTW en BPM (voorlopig alleen bij de personenauto, zie ook hoofdstuk 4), zoals deze vermeld staat in de prijscourant van de fabrikant c.q. importeur. Opties die reeds in de fabriek zijn aangebracht, zoals metallic lak, schuifdak en dergelijke, behoren ook tot de grondslag voor de bijtelling. Het gaat dus om de prijs zoals deze gold op het moment van de eerste registratie van de auto met één uitzondering voor de Oldtimer van de zaak. Hiervan is sprake als de auto meer dan 15 jaar geleden in gebruik is genomen. Bij Oldtimers geldt dan de waarde in het economische verkeer (de zogenaamde marktwaarde). De prijzen van accessoires die bij een dealer worden aangebracht (zoals een trekhaak) zijn uitgezonderd van de BPM-heffing als de accessoires op of ná de dag van toekenning van het kentekenbewijs deel I zijn aangebracht. Tot 1 januari 2005 waren sommige accessoires BPM vrij ongeacht of ze al deel uitmaakte van de auto af-fabriek of waren aangebracht vóór de dag van toekenning van het kentekenbewijs deel I. Hierdoor is de aanschaf van deze accessoires, zoals een navigatiesysteem, in 2005 aanzienlijk duurder geworden. Per 1 januari 2005 is wel een nieuwe fiscale stimuleringsmaatregel ingevoerd. Bij de aanschaf van een roetfilter, dat aan bepaalde eisen voldoet, wordt het BPM bedrag verlaagd met EUR 600. Voorbeeld 1 Consumentenprijs excl. opties: EUR 19.058 Opties inclusief BTW en BPM: schuifdak EUR 862 metallic lak EUR 272 Grondslag voor de bijtelling: EUR 19.058 + EUR 862 + EUR 272 = EUR 20.192
3
Wanneer bij een zelfstandige ondernemer de werkelijke, ten laste van de winst geboekte, totale autokosten minder bedragen dan de bijtelling van 22%, geldt een uitzondering. De hoogte van de bijtelling bedraagt dan maximaal het bedrag van de werkelijke autokosten. Op 18 februari 2004 heeft de staatssecretaris van Financiën in een besluit aangegeven wat de fiscale gevolgen zijn wanneer een carkit, navigatiesysteem en/of headset zijn ingebouwd op de grondslag van de bijtelling ofwel de catalogusprijs. In het besluit staat het volgende vermeld. Indien de carkit en het navigatiesysteem in de vastgestelde prijslijst van de fabrikant of importeur zijn opgenomen, verhogen deze accessoires de catalogusprijs van de auto wanneer zij op of vóór de dag van toekenning van het kentekenbewijs deel I zijn aangebracht. Als de accessoires niet afzonderlijk zijn opgenomen in de door de fabrikant of importeur vastgestelde prijslijst, verhogen deze bedragen niet de catalogusprijs. Zodra de werknemer een eigen bijdrage voor deze accessoires betaalt vanwege het privé-gebruik, kan de werknemer dit bedrag in mindering brengen op de bijtelling. Via de jaaropgave loonheffing is de werkgever verplicht aan de fiscus op te geven dat de werknemer een auto ter beschikking heeft. De werknemer is over dit voordeel inkomstenbelasting verschuldigd. Via een aanslag inkomstenbelasting aan het begin van het belastingjaar, moet de werknemer al een deel van de bijtelling betalen, tenzij de werknemer aftrekbare kosten heeft (zoals de hypotheekrenteaftrek) die hoger zijn dan de bijtelling. Hiervoor kan de werknemer bij de Belastingdienst om een voorlopige teruggaaf vragen. Indien de werknemer al een voorlopige teruggaaf heeft ontvangen voor 2004 (waarin ook rekening is gehouden met de bijtelling), hoeft de werknemer niets te doen als hij ook een voorlopige teruggaaf voor 2005 wil. De Belastingdienst rekent in dit geval de voorlopige teruggaaf 2005 automatisch uit. Zie voor meer info de site van de Belastingdienst, www.belastingdienst.nl. Let op: de Eerste Kamer heeft een wetsvoorstel aangenomen, waarin staat dat vanaf 1 januari 2006 de werkgever verplicht is loonheffing in te houden over het privé-gebruik van een auto van de zaak. Naar verwachting zal medio 2005 een uitvoeringsregeling worden gepubliceerd, waarin bijvoorbeeld de vraag wordt beantwoord hoe een werkgever met de bijtelling bij een werknemer om moet gaan als deze een sluitende rittenadministratie voert. In dit wetsvoorstel staat ook dat op een nog nader bekend te maken datum medio 2005 een nieuwe bestelauto niet meer zonder BPM kan worden aangeschaft. Dit heeft consequenties voor de bijtelling. De catalogusprijs van de bestelauto die onder deze nieuwe regeling valt, is dan inclusief BTW én BPM. Dit betekent dat de werknemer een hogere bijtelling krijgt voor zijn nieuwe bestelauto, tenzij hij een sluitende rittenadministratie voert dan wel een bestelauto rijdt die naar aard en inrichting uitsluitend of nagenoeg uitsluitend geschikt blijkt te zijn voor het vervoer van goederen. 1.1.2 De invloed van het aantal gereden privé-kilometers op de bijtelling Of de bijtelling voor een werknemer 0% of 22% van de grondslag bedraagt, is afhankelijk van het aantal gereden privé-kilometers. Onderstaande staffel geldt voor de personen- en de bestelauto. Staffel voor 2004 en verder Aantal privé-kilometers Meer dan 0 >500
maar niet meer dan 500
Voorbeeld 2 Consumentenprijs inclusief opties Aantal gereden privé-kilometers
forfait nihil 22%
: EUR 20.192 : > 500 km 4
Bijtelling: 22% x EUR 20.192
:
EUR 4.442
1.1.3 Beperking van de bijtelling De fiscale bijtelling, die het gevolg is van het ter beschikking hebben van een auto van de zaak, kan in een aantal situaties worden beperkt: 1. Eigen bijdrage van de werknemer aan de werkgever; 2. Minder dan 500 privé-kilometers per jaar; 3. Het voor een gedeelte van het jaar ter beschikking hebben van de auto van de zaak; 4. Gebruik van de auto van de werkgever door meerdere werknemers. Ad 1 Eigen bijdrage van de werknemer aan de werkgever Een vergoeding van de werknemer aan de werkgever voor het privé-gebruik van de auto van de zaak kan rechtstreeks in mindering worden gebracht op de bijtelling van de werknemer tot ten hoogste het bedrag van de bijtelling. Deze eigen bijdrage moet wel daadwerkelijk door de werknemer aan de werkgever zijn betaald. Zodra de werknemer een eigen bijdrage betaalt voor het privé-gebruik van een carkit of navigatiesysteem, mag deze vergoeding ook in mindering worden gebracht op de bijtelling. Dit geldt niet voor de eigen bijdrage voor een headset. Dit bedrag kan alleen in mindering worden gebracht op het door de werkgever als loon in aanmerking genomen bedrag, zie ook paragraaf 2.1.2. Wanneer een eigen bijdrage door middel van een inhouding op het brutoloon wordt verrekend, is niet aan deze voorwaarde voldaan en kan de inhouding niet in mindering worden gebracht op de fiscale bijtelling. Wanneer een eigen bijdrage wel op het nettoloon wordt ingehouden, is wel aan deze voorwaarde voldaan en kan deze inhouding in mindering worden gebracht op de fiscale bijtelling (Hoge Raad 5 juni 1996, V-N 1996/2309). Voorbeeld 3 Consumentenprijs: Aantal gereden privé-kilometers: > 500 km Maandelijkse bijdrage werknemer aan werkgever: Bijtelling: 22 % x EUR 20.192: 12 x EUR 113: Totale bijtelling
-/-
EUR 20.192 EUR
113
EUR EUR EUR
4.442 1.356 3.086
Soms betaalt een werknemer een eigen bijdrage voor het woon-werkverkeer. Aangezien het woon-werkverkeer vanaf 1 januari 2004 weer zakelijk is, moeten deze kilometers bij de zakelijke kilometers worden opgeteld. Deze eigen bijdrage kan niet in mindering worden gebracht op de bijtelling. Als door de werknemer een bijdrage wordt betaald aan de werkgever omdat de werknemer een duurdere auto ter beschikking heeft (of omdat bepaalde extra's zijn aangeschaft), moet die bijdrage evenredig worden toegerekend aan: • •
Privé-gebruik Zakelijk gebruik (inclusief woon-werkkilometers)
Alleen het deel dat betrekking heeft op het privé-gebruik kan worden afgetrokken van de bijtelling. De rechter heeft beslist dat het deel dat aan de zakelijke ritten wordt toegerekend niet aftrekbaar is. Indien de bijdrage voor een duurdere auto als een bedrag ineens wordt betaald, dient deze bijdrage verdeeld te worden over de (vermoedelijke) gebruiksduur van de auto. 5
Voorbeeld 4 Consumentenprijs: Gebruiksduur: 36 maanden Zakelijke en woon-werkkilometers: 26.000 km Privé gereden kilometers: 4.000 km Bijdrage ineens: Bijtelling: 22% x EUR 20.192: Af: Bijdrage ineens EUR 2.043 /3 jaar: Te verdelen in: Zakelijk plus woon-werk: EUR 590 Privé: EUR 90 Bijtelling per saldo: (EUR 4.442 – EUR 90 = EUR 4.352)
EUR 20.192
EUR 2.043 EUR 4.442 EUR
681
EUR 4.352
Door de werknemer aan derden betaalde kosten, zoals brandstofkosten, mogen niet in mindering worden gebracht op de bijtelling. Alleen indien de werkgever en werknemer in een overeenkomst hebben afgesproken dat deze betalingen als bijdrage voor privé-gebruik worden aangemerkt, mag de werknemer deze kosten in mindering brengen op de bijtelling. Indien de werknemer met een auto van de zaak bij zakelijke ritten tol-, veer- of parkeerkosten maakt, mag de werkgever deze kosten onbelast vergoeden. Ad 2 Minder dan 500 privé-kilometers per jaar Wanneer het privé-gebruik van de ter beschikking gestelde auto beperkt blijft tot minder dan 500 privé-kilometers per jaar, vindt geen bijtelling plaats. De bewijslast voor het feit dat er op jaarbasis minder dan 500 privé-kilometers gereden zijn, ligt bij de werknemer. Hiervoor gelden geen nadere voorwaarden ofwel er geldt een vrije bewijsleer. Echter, wij adviseren u een sluitende kilometeradministratie te voeren. In een sluitende rittenadministratie is de rittenstaat volledig ingevuld en kan daarnaast, ter ondersteuning van het gemelde, een zakelijke agenda en eventueel een opgave van de kilometerstanden bij onderhoud ter inzage worden overhandigd. Een model rittenstaat treft u als bijlage bij deze brochure aan. Ad 3 Het voor een gedeelte van het jaar ter beschikking hebben van de auto van de zaak Wanneer een werknemer een auto van de zaak maar voor een deel van het jaar ter beschikking heeft, omdat hij pas in- en/ of uitdienst is getreden gedurende het (belasting)jaar, moet de bijtelling tijdsevenredig worden toegepast. Daarnaast is het mogelijk dat de werknemer de auto enige tijd niet gebruikt, bijvoorbeeld bij ziekte of vakantie, én dat hij in deze periode de auto weer ter beschikking van de werkgever stelt. In dit geval is het ook toegestaan om de hoogte van de bijtelling tijdsevenredig te verminderen. De werkgever en werknemer moeten wel schriftelijk vastleggen gedurende welke periode de auto niet ter beschikking van de werknemer heeft gestaan. Het is dus van belang dat de auto daadwerkelijk niet ter beschikking van de werknemer heeft gestaan. Wij adviseren u de auto en autosleutels in te leveren bij uw werkgever. Voorbeeld 5 Consumentenprijs: Aantal gereden privé-kilometers: > 500 km Periode van het niet ter beschikking staan: Bijtelling: 10/12 x 22% x EUR 20.192 =
EUR 20.192 2 maanden EUR 3.702
6
Ad 4 Gebruik van de auto van de werkgever door meerdere werknemers Wanneer een zelfde auto van de zaak aan meerdere werknemers privé ter beschikking wordt gesteld, moet de bijtelling in redelijkheid worden verdeeld over allen aan wie de auto ter beschikking is gesteld. Wij bevelen u in deze situatie aan om de werknemers een nauwkeurige kilometeradministratie te laten voeren. 1.1.4 Dubbele leasecontracten Bij dubbele leasecontracten wordt via één contract de auto voor de zakelijke ritten aan de werkgever verhuurd en via een ander contract voor de privé-ritten aan de werknemer. De werkgever en de werknemer betalen afzonderlijk een huurbedrag aan de leasemaatschappij. Ook hier is de bijtelling van toepassing. De werkgever stelt immers de auto aan de werknemer ter beschikking, al is dit alleen voor zakelijke ritten. Het Ministerie van Financiën heeft goedgekeurd dat de werknemer de huurvergoeding aan de leasemaatschappij wel als eigen bijdrage op het autokostenforfait in mindering kan brengen. 1.2 Eigen vervoer in 2005 Vanaf 1 januari 2004 is het reiskostenregime vereenvoudigd. Alle woon-werkkilometers en alle zakelijke kilometers mogen onbelast tegen EUR 0,18 aan de werknemer worden vergoed. Het maakt niet uit op welke wijze de kilometers worden afgelegd (te voet, op de brommer/scooter of bijvoorbeeld met de eigen auto). Deze vergoeding bevat ook de kosten voor parkeren, tolheffing, veergelden en boetes in verband met verkeersovertredingen. Kilometers die worden afgelegd met autoferryboten (zgn. vaarkilometers) kunnen eveneens aangemerkt worden als zakelijke kilometers. De werkgever heeft dus de mogelijkheid om alle woon-werkkilometers te vergoeden, maar hoeft dit niet te doen. Als de werkgever vervoer ter beschikking stelt (zoals een auto van de zaak, fiets of openbaar vervoerkaart), is het niet toegestaan om een onbelaste kilometervergoeding te geven. Zodra de werknemer met collega’s uit privé overwegingen besluit samen te carpoolen, kan de werkgever aan zowel de bestuurder als de passagiers (carpoolers) de onbelaste vergoeding van EUR 0,18 per kilometer geven. Dit geldt niet voor de omrijkilometers, omdat deze een privékarakter hebben. Als een werkgever aan zijn werknemer opdraagt om met de (eigen) auto te carpoolen, kan aan de werknemers die meerijden géén vrije vergoeding worden gegeven. In deze situatie is sprake van vervoer vanwege de werkgever. De werkgever mag bij het vervoer vanwege de werkgever de bestuurder wel een belastingvrije vergoeding geven voor de omrijkilometers, omdat deze nu wel zakelijk zijn. Indien de werkgever meer vergoedt dan EUR 0,18 per kilometer, wordt het meerdere als loon beschouwd en is belast voor de loonbelasting. 1.2.1 Studiekilometers De werkgever mag de kilometers voor een studie als zakelijke kilometers vergoeden. De vergoeding bedraagt onbelast maximaal EUR 0,18 per kilometer. 1.2.2 Nevenwerkzaamheden Als de auto van de zaak wordt gebruikt voor nevenwerkzaamheden dan worden de kilometers, die in het kader van die nevenwerkzaamheden worden afgelegd, voor de toepassing van de autokostenfictie aangemerkt als privé-kilometers.
7
2
De auto, de werkgever en de fiscus
In dit hoofdstuk wordt de fiscale problematiek met betrekking tot de auto vanuit het gezichtspunt van de werkgever bekeken. De onderwerpen die in hoofdstuk 1 al aan de orde zijn geweest en die voor de werkgever dezelfde consequenties hebben, worden hier kort aangestipt en verder wordt verwezen naar de relevante passages uit hoofdstuk 1. 2.1 Auto van de zaak en de loonheffing in 2006 De Eerste Kamer heeft een wetsvoorstel aangenomen, waarin staat dat vanaf 1 januari 2006 de werkgever verplicht is loonheffing in te houden over het privé-gebruik van een auto van de zaak. Om de administratieve lasten voor werkgevers zo beperkt mogelijk te houden en de risico’s voor de werkgevers voor een naheffing te minimaliseren, voert de Belastingdienst momenteel overleg met het bedrijfsleven. Op basis van dit overleg zal een uitvoeringsregeling worden opgesteld die uiterlijk vóór 1 januari 2006 moet zijn gepubliceerd! In deze uitvoeringsregeling zal bijvoorbeeld de vraag worden beantwoord hoe u als werkgever met de bijtelling bij een werknemer om moet gaan als deze een sluitende rittenadministratie voert. 2.2 Eigen vervoer in 2005 In paragraaf 1.2 staat de toelichting met betrekking tot het nieuwe reiskostenregime. De werkgever mag ongeacht de wijze van vervoer alle zakelijke en woon-werkkilometers onbelast vergoeden tegen EUR 0,18. Voor meer informatie wordt naar voornoemde paragraaf verwezen. Het blijft voor de werkgever ook mogelijk om het openbaar vervoer tegen de werkelijke kosten te vergoeden. De voorwaarden zijn gelijk aan voorgaande jaren en luiden als volgt: • • • •
De werkgever ontvangt de vervoerbewijzen zodra ze niet meer geldig zijn. Voor afstanden boven 30 km is een openbaarvervoer verklaring noodzakelijk; De werkgever administreert de vervoerbewijzen per werknemer; In de administratie kan een directe en eenduidige relatie worden gelegd tussen de verstrekte vergoeding en de ingeleverde vervoerbewijzen; De werkgever houdt de vervoerbewijzen beschikbaar voor controle.
Indien de werknemer naast het openbaar vervoer nog eigen vervoer nodig heeft om bijvoorbeeld naar het station, de halte van bus of tram te rijden, mag de werkgever voor deze kilometers een onbelaste vergoeding geven van EUR 0,18. De zelfstandige ondernemer, bijvoorbeeld met een eenmanszaak, die zijn privé-personenauto gebruikt voor het woon-werkverkeer en de zakelijke ritten mag maximaal EUR 0,18 als kosten ten laste van de winst brengen. 2.2.1 Parkeervergoedingen Vanaf 1 januari 2004 mag een werkgever aan een werknemer onbelast parkeergelegenheid verstrekken mits deze parkeergelegenheid zich bevindt bij de plaats van werkzaamheden. Het gaat bijvoorbeeld om een parkeerkaart die u aan uw werknemer verstrekt bij zijn vaste arbeidsplaats of bij het adres van de klant. Als de werknemer EUR 0,18 per kilometer krijgt, kan de werkgever de kosten voor parkeergelegenheid niet onbelast vergoeden. Een vergoeding voor parkeergelegenheid bij de woning van de werknemer is altijd belast. Let op: bij een ter beschikking gestelde auto blijft de verstrekking en vergoeding van parkeergelegenheid bij de arbeidsplaats onbelast.
8
2.2.2 Carkit, navigatiesysteem en headset Op 18 februari 2004 heeft de staatssecretaris van Financiën in een besluit vastgelegd of de werkgever de kosten voor een carkit, navigatiesysteem en/of headset onbelast mag vergoeden of verstrekken aan een werknemer die met zijn privé-auto zakelijke ritten rijdt. Volgens dit besluit zijn de kosten van een carkit en navigatiesysteem een onderdeel van de autokosten waarvoor de werkgever aan de werknemer een onbelaste vergoeding van maximaal EUR 0,18 mag geven. Zodra de werkgever deze vergoeding verhoogt, is het meerdere belast voor de loonbelasting. Voor de ondernemer die met zijn privé-auto de zakelijke ritten rijdt, wordt eenzelfde standpunt ingenomen. De ondernemer mag maximaal EUR 0,18 als autokosten in mindering brengen op de winst. De kosten voor een headset zijn telefoonkosten. De werkgever mag de telefoonkosten aan een werknemer vergoeden als de werknemer zijn privé-telefoon voor zakelijke gesprekken gebruikt. Voor de eerste telefoon geldt een forfait wegens privé-gebruik van EUR 22,69 per maand, tenzij de waarde van het gebruik anders dan ten behoeve van de dienstbetrekking per jaar meer bedraagt dan EUR 454. Als de werknemer een eigen bijdrage betaalt voor een carkit, navigatiesysteem of headset, komt deze bijdrage in mindering op het bedrag dat de werkgever tot het loon van de werknemer voor deze accessoires moet rekenen. Dit saldo kan nooit negatief zijn. 2.3 Omzetbelasting over bijdragen voor privé-gebruik auto van de zaak Voor de Wet op de omzetbelasting 1968 is het privé ter beschikking stellen van een auto van de zaak tegen een vergoeding een belaste prestatie. Wanneer een werknemer periodiek een vergoeding betaalt voor het privé-gebruik van de auto van de zaak (de eigen bijdrage), is de werkgever hierover 19% BTW verschuldigd. De werkgever dient dit bedrag aan BTW, over de periode waarin de werknemer het bedrag is verschuldigd, af te dragen aan de fiscus. Als gevolg hiervan hoeft er bij een kostendekkende vergoeding helemaal geen correctie plaats te vinden zoals in paragraaf 2.3 wordt besproken. Voorbeeld 6 Eigen bijdrage:
EUR 113 per maand incl. BTW
De eigen bijdrage is per maand EUR 95 + EUR 18 BTW (119/100 x EUR 113). De werkgever moet elke maand EUR 18 BTW aan de fiscus afdragen. Als de werkgever met de werknemer een eigen bijdrage afspreekt zonder iets over de BTW te melden, dan is het bedrag van de eigen bijdrage inclusief BTW. Indien de werkgever wel met de werknemer afspreekt dat het bedrag van de eigen bijdrage exclusief BTW is, moet de werkgever 19% BTW over EUR 113 afdragen ofwel EUR 21. 2.4 Correctie op omzetbelasting voor privé-gebruik auto van de zaak Zodra de vergoeding die de werknemer voor het privé-gebruik van de auto van de zaak betaald niet kostendekkend is, moet de werkgever rekening houden met een BTW-correctie. De staatssecretaris van Financiën heeft op 22 januari 2004 in een besluit vastgesteld dat de bevoegde inspecteurs de BTW correctie voor het privé-gebruik bij werknemers op basis van de formule 12% x 25% x Nederlandse consumentenprijs (catalogusprijs) moeten vaststellen. In deze correctie is het woon-werkverkeer van de werknemer inbegrepen. Indien de werknemer voor de inkomstenbelasting geen bijtelling in aanmerking hoeft te nemen wegens privé-gebruik, geldt een lager percentage. De formule luidt in deze gevallen: 12% x 10% x de catalogusprijs. 9
Wanneer de werkgever aannemelijk maakt dat het privé-gebruik van de ter beschikking gestelde auto afwijkt van de berekende forfaitaire correctie (bijvoorbeeld aan de hand van een sluitende kilometeradministratie), wordt de correctie bepaald op basis van het werkelijk gebruik. Bij gebrek aan een kilometeradministratie mag de werkgever zich voor de bepaling van het privé-gebruik ook baseren op de cijfers van het Centraal Bureau voor de Statistiek. De belastinginspecteur is niet verplicht dit te accepteren. Wij adviseren u dit af te stemmen met uw belastinginspecteur. Voorbeeld 7 BTW correctie bij een werknemer: Consumentenprijs : Opties af fabriek incl. BTW/BPM : Grondslag bijtelling : Aantal gereden privé-kilometers Berekening BTW correctie: 12% x 25 % x EUR 20.192
EUR 19.058 EUR 1.134 EUR 20.192
:
> 500 km
=
EUR
605
De in voorbeeld 6 berekende BTW kan op dit bedrag in mindering gebracht worden. Reeds afgedragen BTW over eigen bijdrage EUR 18 x 12 maanden : EUR 216 Per saldo bedraagt de correctie : EUR 605 Alsnog af te dragen aan de fiscus : EUR 389 Let op: bovenstaande berekeningen kunnen niet leiden tot een negatieve correctie c.q. een te vorderen BTW bedrag. Een ondernemer natuurlijk persoon in de zin van de Wet op de omzetbelasting 1968, kan de omzetbelasting die drukt op de autokosten, verrekenen in zijn aangifte omzetbelasting. De ondernemer moet in zijn laatste BTW aangifte van het boekjaar een correctie opnemen voor de in verband met het privé-gebruik van de ter beschikking gestelde auto te veel in aftrek genomen BTW. Vanaf 1 januari 2004 is de basis voor de jaarlijkse correctie bij een ondernemer natuurlijk persoon 12% x 22% x de catalogusprijs. Wanneer de ondernemer aannemelijk maakt dat het percentage lager is, geldt het lagere percentage. Let op: voor het belastingjaar 2004 is het percentage voor de BTW correctie bij een werknemer (25) dus niet gelijk aan het percentage voor de inkomstenbelasting (22), maar voor de ondernemer natuurlijk persoon wel! De directeur-grootaandeelhouder, een directeur die meer dan de helft van de aandelen in een vennootschap bezit, wordt voor deze correctie gelijk gesteld met een ondernemer natuurlijk persoon. In een apart besluit licht de staatssecretaris toe hoe bij een directeur-grootaandeelhouder de BTW correctie moet worden berekend. Dit besluit kunt u opvragen door een mail te sturen naar de afdeling Fiscale Zaken,
[email protected].
10
3
Belasting van personenauto's en motorrijwielen (BPM)
Per 1 januari 1993 zijn in de Europese Unie de fiscale binnengrenzen komen te vervallen. Eén van de gevolgen die dit voor het Nederlandse stelsel van belastingen heeft gehad, is de introductie van een nieuwe belastingvorm, de Belasting van Personenauto's en Motorrijwielen 1992 (BPM). Er blijkt in de praktijk nog steeds veel onduidelijkheid te bestaan omtrent de werking van de BPM. Als gevolg hiervan bevat deze Auto & Fiscus een beknopte beschrijving. 3.1 De belastbare feiten De belastbare feiten voor de BPM zijn: • De registratie van een personenauto of motorrijwiel in Nederland in het krachtens de Wegenverkeerswet aangehouden register van opgegeven kentekens; • Ingeval een auto op grijs kenteken omgebouwd wordt tot personenauto is belasting verschuldigd, voor de registratie als personenauto. Of, indien geen nieuw kenteken wordt afgegeven, voor de aanvang van het gebruik als personenauto in Nederland; • Ingeval een niet-geregistreerde personenauto feitelijk ter beschikking staat van een in Nederland wonende natuurlijk persoon of gevestigd lichaam, is de belasting verschuldigd ter zake van het gebruik van de Nederlandse wegen. Dit houdt in dat het voor Nederlandse ingezetenen in principe niet mogelijk is in Nederland gebruik te maken van een in het buitenland geregistreerde personenauto zonder BPM te betalen. Slechts personen die werkzaam zijn voor een in een ander land gevestigde werkgever of bestuurders van buitenlandse lichamen wordt, onder voorwaarden, toegestaan in Nederland gebruik te maken van een niet in Nederland geregistreerde personenauto zonder BPM te betalen (zie paragraaf 3.3); • Elektrische voertuigen zijn vrijgesteld van BPM en MRB (motorrijtuigenbelasting) hybride voertuigen zijn vrijgesteld van BPM en gedeeltelijk van MRB. Deze tijdelijke BPM vrijstelling is verlengd tot 01-07-2006. De BPM is dus nihil voor een personenauto die ingericht en bestemd is om uitsluitend te worden aangedreven door: 1. Een elektromotor; mits de elektrische energie uitsluitend door een batterij of door een brandstofcel wordt geleverd of; 2. Een combinatie van een elektromotor en een verbrandingsmotor, mits de aandrijving door de elektromotor zodanig is dat de elektrische energie voor een actieradius van tenminste 24 km aaneengesloten stadsverkeer uitsluitend door een batterij of door een brandstofcel wordt geleverd of; 3. Een combinatie van een elektromotor en een verbrandingsmotor, mits het piekvermogen van de voor de aandrijving bestemde elektromotor ten minste 15% van het maximum vermogen van de verbrandingsmotor bedraagt en mits de personenauto, blijkens de vermelding in het kentekenregister, behoort tot de energie efficiëntie klasse A of; 4. Een verbrandingsmotor die kan worden gevoed met waterstof. De registratie van een nieuwe personenauto geschiedt in de meeste gevallen nog steeds door de dealer of importeur. Als gevolg hiervan vindt de feitelijke heffing van de BPM veelal bij de importeur of dealer plaats, waardoor de particulier in het algemeen weinig merkt van de BPM.
11
3.2 Tarieven en berekening Voor personenauto’s met een benzine motor bestaat het algemene tarief van de BPM uit een percentage van 45,2% van de netto catalogusprijs (consumentenprijs exclusief belastingen) verminderd met EUR 1.540. Voor dieselauto’s bedraagt het tarief 45,2% van de netto catalogusprijs vermeerderd met EUR 328. Ook de af-fabriek geleverde opties behoren tot de grondslag voor de berekening van de BPM. Op grond van de uitvoeringsregeling BPM behoort de prijs van een aantal accessoires niet tot de catalogusprijs. Het gaat om milieuvriendelijke en/ of veilige accessoires. In paragraaf 1.1.1. vindt u hierover meer informatie. Voor motorrijwielen bedraagt de BPM 10,2% bij een netto catalogusprijs van EUR 2.133 of minder. Indien de netto catalogusprijs meer dan EUR 2.133 bedraagt is de BPM gelijk aan 20,7% van de netto catalogusprijs minus EUR 224. Voorbeeld 8 Netto consumentenprijs excl. belastingen: Opties excl. belastingen: Grondslag voor BPM: BPM 45,2% over EUR 13.159,63: BPM vermindering voor benzineauto: Consumentenprijs excl. BTW: BTW 19% over EUR 13.159,63: Consumentenprijs incl. BPM en BTW:
EUR 12.660,47 EUR 499,16 + EUR 13.159,63 -/-
EUR 5.948,15 EUR 1.540,00 EUR 17.567,78 EUR 2.500,33 + EUR 20.068,11
Sinds 1 mei 1999 wordt de BPM niet langer lineair afgeschreven tegen 1% per maand, maar via een degressief systeem. Het afgeschreven BPM-bedrag varieert tussen 4% (minder dan één maand in gebruik) en 90% (9 jaar of meer in gebruik). De bij verkoop resterende BPM dient BTW-vrij gefactureerd te worden. De bijzondere regeling voor bijvoorbeeld taxi- en politievoertuigen wordt in deze Auto & Fiscus niet behandeld. U kunt voor vragen terecht bij de afdeling Fiscale Zaken van LeasePlan,
[email protected]. Ter info: In het wetsvoorstel ‘Wijziging van de Wet op de Accijns en enkele andere belastingwetten’, kamerstuk 29729, is een nieuwe afschrijvingskromme opgenomen. De afschrijving zou in de toekomst weer per maand moeten plaatsvinden, waardoor de waardevermindering geleidelijker verloopt. Dit wetsvoorstel is nog niet door de Tweede – en Eerste Kamer behandeld. Mocht het wetsvoorstel worden aangenomen, dan ligt de inwerkingtredingsdatum zes maanden na parlementaire aanvaarding van het voorstel. Naar verwachting zal dit medio 2005 het geval zijn.
12
Tabel 2 afschrijving BPM Indien na het tijdstip waarop de personenauto of het motorrijwiel voor het bedraagt het eerst in gebruik is genomen, een tijdsduur is verstreken van percentage Minder dan 1 maand Een maand of meer, maar minder dan 2 maanden Twee maanden of meer maar minder dan 3 maanden Drie maanden of meer, maar minder dan 6 maanden Zes maanden of meer, maar minder dan 1 jaar 1 jaar of meer, maar minder dan 2 jaar 2 jaar of meer, maar minder dan 3 jaar 3 jaar of meer, maar minder dan 4 jaar 4 jaar of meer, maar minder dan 5 jaar 5 jaar of meer, maar minder dan 6 jaar 6 jaar of meer, maar minder dan 7 jaar 7 jaar of meer, maar minder dan 8 jaar 8 jaar of meer, maar minder dan 9 jaar 9 jaar of meer
4 7 10 15 24 37 47 57 66 72 77 82 86 90
3.3 Gebruik van een personenauto met buitenlands kenteken in Nederland Vrijstelling voor werknemers Voor personenauto's die zijn geregistreerd in het buitenland en door een in dat land gevestigde werkgever ter beschikking zijn gesteld aan een als werknemer bij hem in dienst zijnde Nederlands ingezetene, kan een vrijstelling voor de BPM verleend worden. Aan het verlenen van een dergelijke vrijstelling zijn de volgende voorwaarden verbonden: • De personenauto is hoofdzakelijk* bestemd voor zakelijk gebruik buiten Nederland, alsmede voor persoonlijk gebruik door inwonende gezinsleden; • De werkgever moet middels een schriftelijke verklaring toestaan dat de desbetreffende auto mede voor privé doeleinden wordt aangewend; • De werknemer kan als gevolg van de arbeidsverhouding tussen hem en zijn werkgever in beginsel geen invloed uitoefenen op de beslissing in welk land de personenauto wordt geregistreerd. * Volgens de site van de Belastingdienst wordt onder ‘hoofdzakelijk’ verstaan: 50% of meer. Het verzoek om toekenning van de vrijstelling kan worden aangevraagd bij het aangiftepunt BPM of het douanedistrict dat bevoegd is voor de woonplaats van de berijder van de desbetreffende auto. Het verzoek moet worden ingediend vóórdat het gebruik van de weg in Nederland aanvangt. Indien zich wijzigingen voordoen in de omstandigheden op grond waarvan de vrijstelling verleend is, dient de berijder het aangiftepunt BPM of douanedistrict hier direct van op de hoogte te stellen. Wordt aan het hiervoor genoemde niet voldaan dan wordt de vrijstelling geacht te zijn vervallen op het moment dat de genoemde wijzigingen zich hebben voorgedaan. Het gevolg hiervan is dat, indien nog steeds gebruik gemaakt wordt van de auto in Nederland, een naheffingsaanslag BPM wordt opgelegd. De kans op een boete (van minimaal 25%) is aanzienlijk.
13
14
Vrijstelling voor bestuurders Vrijstelling voor betaling van de BPM kan eveneens op verzoek worden verleend voor personenauto's die zijn geregistreerd in het buitenland en die worden gebruikt door Nederlandse ingezetenen die elders dan in Nederland: • Hoofd zijn van een éénmansbedrijf; • Lid zijn van een maatschap; • Bestuurder, vennoot of aandeelhouder zijn van een onderneming, opgericht in de vorm van een vennootschap. Het hiervoor genoemde is van toepassing mits de eigenaar of houder van de desbetreffende personenauto niet als werknemer valt aan te merken, zoals een directeur. De vrijstelling wordt slechts verleend indien: • De personenauto uitsluitend wordt gebruikt door de eigenaar of houder zelf; • Uitsluitend de afstand van de woonplaats naar de buiten Nederland gelegen arbeidsplek en omgekeerd wordt afgelegd. De wijze van aanvragen is hetzelfde als bij werknemers. 3.4 Teruggaaf van BPM Teruggaaf van BPM kan op verzoek verkregen worden voor een aantal specifieke categorieën personenauto's. Tot deze categorieën behoren uiterlijk herkenbare politievoertuigen, brandweerwagens, dierenambulances, geldtransportauto's, invalidenvoertuigen, lijkwagens, rolstoelbussen en taxi's. Het beschrijven van de voorwaarden waaraan voldaan moet worden bij de teruggaaf, gaat voorbij aan het doel van deze Auto & Fiscus.
4
Bestelauto’s
Het rijden met een bestelauto heeft fiscale voordelen. Om het oneigenlijk gebruik van deze voertuigen door bijvoorbeeld particulieren te voorkomen, moet de bestelauto aan bepaalde voorwaarden (inrichtingseisen) voldoen. In de Wet op de belasting van personenauto’s en motorrijwielen 1992, de Wet inkomstenbelasting 2001, de Wet op de motorrijtuigenbelasting 1994 en de Wet op de omzetbelasting 1968, zijn speciale bepalingen opgenomen hoe bestelauto’s fiscaal worden behandeld. Per een nog nader bekend te maken datum medio 2005 zal de regelgeving inzake de bestelauto’s drastisch wijzigen. Daarom zal hierna per belastingsoort worden aangegeven of deze wijziging invloed heeft op de fiscale behandeling van de bestelauto. 4.1 Belasting van personenauto's en motorrijwielen (BPM) Indien de laadruimte van een bestelauto aan bepaalde (inrichtings)eisen voldoet, geldt een vrijstelling voor de BPM. De inrichtingseisen staan nader toegelicht in paragraaf 4.3, omdat deze zijn opgenomen in de Wet op de motorrijtuigenbelasting 1994. Op 1 januari 1994 zijn de inrichtingseisen drastisch aangepast, waardoor veel oude bestelauto’s niet meer voldeden aan de nieuwe inrichtingseisen. Dit had tot gevolg dat deze auto’s voor diverse fiscale wetten ineens werden aangemerkt als personenauto. Deze houders hoeven bij ongewijzigd gebruik, niet alsnog BPM te betalen. Dit geldt zolang de desbetreffende auto's blijven voldoen aan de inrichtingseisen zoals deze op het moment van de eerste registratie van de bestelauto’s van kracht waren. Wanneer deze bestelauto echter alsnog wordt aangepast, voldoet deze niet langer meer aan de oorspronkelijke inrichtingseisen. De bestelauto wordt dan behandeld als een personenauto, waardoor er een verplichting tot betaling van BPM ontstaat. 15
Aangezien het aanbrengen van aanpassingen aan bestelauto’s mogelijk een naheffing van BPM tot gevolg kan hebben, heeft de Staatssecretaris van Financiën op 13 december 2002 herstelbeleid gepubliceerd. Op grond van dit beleid krijgt een belastingplichtige de kans binnen een redelijke termijn zijn auto met grijs kenteken alsnog aan de wettelijke eisen aan te passen. Hierdoor voorkomt de belastingplichtige een naheffing BPM met mogelijk een boete. 4.1.1 Wetswijziging inzake de BPM en de bestelauto Per een nog nader bekend te maken datum medio 2005 zal de bestelauto op dezelfde wijze voor de BPM worden belast als de personenauto. BTW-ondernemers en gehandicapten kunnen de BPM, die zij bij de aanschaf moeten betalen, vervolgens terugvragen aan de Belastingdienst. De voorwaarde bij ondernemers is dat zij de bestelauto wel meer dan bijkomstig moeten gebruiken in het kader van hun onderneming. Of de ondernemer geheel of gedeeltelijk voor de BTW vrijgestelde prestaties verricht, is niet van belang. Ook verenigingen, ziekenhuizen, onderwijsinstellingen, enzovoort, kunnen daarom in aanmerking komen voor de teruggaaf van BPM voor bestelauto’s die zij binnen hun onderneming gebruiken. De belastingdienst volgt de bestelauto gedurende 5 jaar na eerste registratie. Daarna kan de bestelauto zonder BPM worden doorverkocht aan een particulier. De Belastingdienst komt begin 2005 met een uitvoeringsregeling waarin bijvoorbeeld staat onder welke voorwaarden een ondernemer voor de BPM wordt aangemerkt als BTW-ondernemer en wat precies onder meer dan bijkomstig gebruik wordt verstaan. 4.2 Inkomstenbelasting (IB) Op 1 januari 2004 is de bijzondere fiscale behandeling van bepaalde type bestelauto’s van de zaak ingetrokken. Het vereenvoudigde regime van de personenauto is dus ook van toepassing op de bestelauto. In hoofdstuk 1 wordt uitvoerig ingegaan op de regelgeving rondom de bijtelling. Alleen voor een werknemer die beschikt over een bestelauto van de zaak die door zijn aard of inrichting uitsluitend of nagenoeg uitsluitend geschikt blijkt te zijn voor het vervoer van goederen, geldt nog de oude bijtellingsystematiek van vóór 2001. De bijtelling wordt in dit geval berekend door het werkelijk aantal gereden privé-kilometers te vermenigvuldigen met de werkelijke kilometerprijs. Per een nog nader bekend te maken datum medio 2005, zal een bestelauto met BPM worden verkocht. Dit heeft consequenties voor de bijtelling. Een werknemer die een bestelauto ter beschikking krijgt die valt onder het nieuwe regime, zal een hogere bijtelling krijgen. De Nederlandse consumentenprijs voor deze bestelauto’s is dan inclusief BTW én BPM. 4.3 Motorrijtuigenbelasting Onder een bestelauto voor de motorrijtuigenbelasting wordt verstaan: een motorrijtuig dat voornamelijk is ingericht voor het vervoeren van goederen en een toegestane maximum massa heeft van 3.500 kilogram of minder.
16
In bijgaand schema wordt aangegeven welke eisen aan welk type bestelauto worden gesteld om voor de motorrijtuigenbelasting in aanmerking te komen voor een lager tarief. Type bestelauto Eisen Grote bestelauto (zoals Laadruimte een verhuisbus)
• •
Zijruiten • Tussenschot • Aanvullende eis •
Bestelauto met open laadbak, enkele cabine en Xtrcab (1,5 cabine)
Open laadbak •
Tussenschot
• • •
Aanvullende eis • •
Bestelauto met Dak laadruimte • verhoogd dak (zoals combi’s en bestelauto’s) Zijruiten
•
Laadruimte (blok)
•
Tussenschot
•
Tenminste 200 cm lang Tenminste 130 cm hoog over een breedte van tenminste 20 cm en een lengte van tenminste 200 cm Toegestaan in de laadruimte Niet nodig Voor het meten van de laadruimte: de bestuurdersstoel staat in de fabrieksmatige achterste stand, de rugleuning mag rechtop staan Tenminste 125 cm lang en 20 cm breed
is de achterwand van de cabine is niet meer dan 115 cm achter het achterste punt van het stuur vast raam in tussenschot is toegestaan (maximaal 40 cm hoog) klapstoeltjes of banken achter de voorste rij zittingen niet toegestaan indien een open laadbak wordt overkapt, moet de auto voldoen aan de eisen voor een bestelauto met gesloten laadruimte. Een afdekzeil / afdekschot is toegestaan tenminste 25 cm hoger dan de bovenkant van de portieropening van de bestuurder
één zijruit is aan de rechterzijde van de laadruimte toegestaan tenminste 98 cm hoog over een breedte van tenminste 20 cm over een lengte van tenminste 125 cm tussen laadruimte en bestuurders-gedeelte: tenminste 30 cm hoog over de volle breedte
17
Middelgrote bestelauto Dak laadruimte • zonder verhoogd dak (zoals ruimtewagens, terreinauto' en minibusjes) Type bestelauto Eisen Zijruiten • Laadruimte (blok)
• •
Tussenschot
• •
Bestelauto met dubbele Hoogte cabine • cabine (met gesloten laadruimte of open laadbak)
Cabine
• •
Tussenschot
• • • •
Laadbak of laadruimte
•
• •
minder dan 25 cm hoger dan de bovenkant van de portieropening van de bestuurder
één zijruit is aan de rechterzijde van de laadruimte toegestaan tenminste 125 cm lang tenminste 98 cm hoog over een breedte van tenminste 20 cm en over een lengte van tenminste 125 cm tussen laadruimte en bestuurdersgedeelte over de volle breedte en dezelfde hoogte als de bestuurderscabine vast raam in tussenschot is toegestaan (maximaal 40 cm hoog) de hoogte van de cabine bij een dubbele cabine is de grootste verticale afstand tussen vloer en dak van de cabine, gemeten over een breedte van 20 cm.
er is maximaal één extra rij zitplaatsen geplaatst cabine lager dan 130 cm: de overgebleven laadruimte moet ook ten minste twee maal de lengte van cabine hebben. Bij een bestelauto met een dubbele cabine is de lengte van de cabine de afstand tussen het achterste punt van het stuur en het schot tussen de cabine en de laadruimte achterwand van de cabine, en geplaatst direct achter de achterbank over de volle breedte tenminste dezelfde hoogte als de cabine vast raam in tussenschot is toegestaan (maximaal 40 cm hoog) tenminste 150 cm lang en bovendien tenminste 2/3 van de lengte die de laadruimte zou hebben zonder extra zitruimte. De oorspronkelijke laadruimte begint bij een fictief schot, welke is geplaatst op een afstand van 115 cm achter het achterste punt van het stuur tenminste 40% van de lengte is vóór het hart van de achterste as geplaatst de laadruimte is tenminste 130 cm hoog over een breedte van tenminste 20 cm en over een lengte van tenminste 150 cm
18
Zijruiten
•
één zijruit is aan de rechterzijde van de laadruimte toegestaan
19
5
Motorrijtuigenbelasting
Met ingang van 1 april 1995 is de Wet op de motorrijtuigenbelasting 1994 van kracht geworden. De motorrijtuigenbelasting (MRB) is toen een houderschapsbelasting geworden en wordt ook wel zo genoemd. In Auto & Fiscus wordt echter de wettelijke terminologie aangehouden ofwel de motorrijtuigenbelasting (MRB). Per een nog nader bekend te maken datum medio 2005 zal de MRB regelgeving inzake de bestelauto’s drastisch wijzigen. In paragraaf 5.7.1 gaan wij hierop nader in. 5.1 Inrichtingseisen bestelauto’s Vanaf 1 januari 1995 gelden voor houders van een bestelauto die niet voldoet aan de nieuwe inrichtingseisen, het tarief MRB voor personenauto's. Voor eerste houders van grijze kentekens die reeds op of vóór 1 januari 1988 geregistreerd zijn, blijft het lagere MRB-tarief ook na 1 januari 1995 gelden. Tot 1 januari 2002 moesten de zijruiten van de bestelauto’s worden geblindeerd. Aangezien dit tot verkeersonveilige situaties leidde, is vanaf 1 januari 2002 één zijruit aan de rechterzijde van de laadruimte toegestaan. De inrichtingseisen zoals deze in 2005 worden gehanteerd, zijn opgenomen in paragraaf 4.3. 5.2 Belastingplicht Het belastbare feit voor de motorrijtuigenbelasting is het houden van een personenauto, een bestelauto, een motorrijwiel of een vrachtauto. Ten aanzien van bussen is het gebruikmaken van de weg bepalend. 5.3 Belastingtijdvakken Het belastingtijdvak (kwartaal of jaar) is niet langer gekoppeld aan vaste ingangsdata (de 1e of 16e dag van de maand). Onder het regime van de motorrijtuigenbelasting wordt het belastingtijdvak gekoppeld aan de datum waarop het kentekenbewijs voor het eerst is afgegeven. Het tijdvak vangt aan op de datum die op deel I van het kentekenbewijs is vermeld. 5.4 Schorsing Indien een voertuig voor langere tijd niet gebruikt wordt, is schorsing van de motorrijtuigenbelasting mogelijk. Aan een dergelijke schorsing zijn echter wel kosten verbonden. Deze kosten zijn afhankelijk van de leeftijd van het voertuig. Tevens is schorsing in beginsel slechts mogelijk voor een periode van maximaal één jaar. Er kan verzocht worden om verlenging van deze termijn. 5.5 Verkoop / Verrekening / Teruggaaf Er gelden verschillende regels voor de verkoop aan erkende handelaren, garages, slopers en voor de verkoop aan particulieren. Bij verkoop aan een door de Rijksdienst voor het Wegverkeer (RDW) erkende handelaar, garage of sloper ontvangt men de resterende belasting automatisch terug. Bij verkoop van een motorrijtuig aan een particulier is er voortaan geen recht meer op teruggaaf of verrekening van de resterende belasting over het lopende tijdvak van drie maanden. De betaalde belasting over het lopende tijdvak van drie maanden gaat derhalve met de verkoop van het motorrijtuig mee. De nieuwe houder van het kenteken hoeft pas belasting te gaan betalen als het lopende tijdvak van drie maanden verstreken is. Indien de verkopende partij de motorrijtuigenbelasting op jaarbasis betaald heeft, worden de resterende gehele tijdvakken van drie maanden wel automatisch gerestitueerd. 5.6 Vrijstellingen Vrijstelling van belastingplicht is van toepassing voor personenauto's, lichte bedrijfsvoertuigen en motorrijwielen met een kenteken van 25 jaar en ouder. De vrijstelling voor dergelijke auto's moet wel aangevraagd worden. Ook auto's met een elektromotor en lichte aanhangwagens zijn vrijgesteld van belastingplicht. 20
5.7 Tarieven Het bedrag van de motorrijtuigenbelasting wordt bepaald door de eigen massa van het voertuig, waarbij een onderscheid wordt gemaakt in het tarief naar bijvoorbeeld personen-, vracht-, bestelauto's en motorrijwielen (motoren). Personenauto's kunnen daarnaast onderworpen zijn aan een brandstoftoeslag, waarvan de hoogte afhankelijk is van de gebruikte brandstof en de massa van het voertuig. Voor motoren geldt dat wanneer gekozen wordt voor jaarbetaling, slechts de helft van het op dat moment geldende jaartarief moet worden betaald. Indien gekozen wordt voor kwartaalbetaling, dan dient het volledige jaartarief verspreid over vier betalingen te worden voldaan. Daarnaast heffen alle provincies opcenten op de hoofdsom van de motorrijtuigenbelasting. Deze opcenten variëren per provincie. Bij bestelauto’s die aan bepaalde inrichtingseisen voldoen, worden geen opcenten geheven. Deze inrichtingseisen kunt u nalezen in paragraaf 4.3. Met ingang van 1 januari 1998 geldt ook de mogelijkheid van maandelijkse betaling van de motorrijtuigenbelasting via automatische incasso. Er is geen motorrijtuigenbelasting verschuldigd voor een motorrijtuig dat ingericht en bestemd is om hoofdzakelijk te worden aangedreven door een elektromotor. Vanaf 1 januari 1998 geldt ook een vermindering van de motorrijtuigenbelasting voor een personen- of bestelauto die is ingericht en bestemd om mede te worden aangedreven door een elektromotor met een vermogen van tenminste 10 kW. Op verzoek wordt onder bepaalde voorwaarden het gewicht van de elektromotor en de daarbij behorende accu's niet meegerekend bij het vaststellen van de eigen massa van het motorrijtuig, waardoor het voertuig in aanmerking komt voor een lager tarief. 5.7.1 Wetswijzigingen in 2005 Vanaf 1 januari 2005 wordt het tarief voor personen- en bestelauto’s in de motorrijtuigenbelasting verhoogd. Deze verhoging is ongeveer € 76 per jaar per (bestel)auto. Voor bestelauto’s met een bijzondere inrichting voor gehandicapten zal deze verhoging niet gelden. De Belastingdienst werkt momenteel aan een uitvoeringsregeling voor de gehandicapten, waarin staat onder welke voorwaarden de gehandicapten een beroep kunnen doen op het lagere tarief voor de motorrijtuigenbelasting. Op 1 januari 2005 ontstaan er dus twee tarieven voor de motorrijtuigenbelasting voor bestelauto’s. Het lage tarief is bedoeld voor bestelauto’s met een bijzondere inrichting voor gehandicapten; het hogere tarief voor alle andere gebruikers. Voor particulieren met een bestelauto wordt de motorrijtuigenbelasting per een nader bekend te maken datum medio 2005 nogmaals verhoogd en wel tot het niveau van de personenauto. Deze verhoging geldt zowel voor bestelauto’s die aangeschaft zijn voor invoering van het nieuwe BPM regime (zie ook paragraaf 4.1.1) als daarna. Aangezien de bestelauto voor de BPM en MRB (voorlopig) als zelfstandige categorie motorrijtuigen blijft bestaan, wordt het tarief niet verhoogd met de provinciale opcenten. Voor ondernemers en gehandicapten blijft het grijze kenteken dus bestaan mits zij voldoen aan nog nader te formuleren voorwaarden. Dit betekent voor de ondernemer en de gehandicapte dat het verlaagde tarief in de motorrijtuigenbelasting blijft gehandhaafd. Dit tarief wordt per 1 januari 2005 wel verhoogd met gemiddeld € 76 per bestelauto per jaar. Pas nádat de Belastingdienst heeft verklaard dat de ondernemer voldoet aan de voorwaarden, is het lagere tarief van toepassing. Gedurende een korte periode zal een ondernemer het hogere tarief betalen en vervolgens zal dit met terugwerkende kracht door de Centrale Administratie Autoheffingen worden gecorrigeerd. In een nog nader bekend te maken uitvoeringsregeling wordt dit nader uitgewerkt.
21
6
Informatie?
Voor meer informatie kunt u persoonlijk contact opnemen met uw Account Manager of met de afdeling Fiscale Zaken van LeasePlan,
[email protected]. Ook uw op- of aanmerkingen en suggesties zijn van harte welkom. Auto & Fiscus 2005 behandelt de regelgeving inzake de auto van de zaak voor het belastingjaar 2005. Mocht u de regelgeving voor het belastingjaar 2004 na willen lezen dan kunt u ook Auto & Fiscus 2004 (herzien) downloaden via www.leaseplan.nl. Voor de fiscale ontwikkelingen die zich ná 10 januari 2005 voordoen, houden wij u via onze site bij het kopje ‘Nieuws’ op de hoogte.
22
7
Uitleg over bijlage model rittenstaat
Kolom ‘ritnummer’ De ritten moeten per dag genummerd te worden. Kolom ‘gereden route’ Deze kolom moet slechts te worden ingevuld als de gereden route afwijkt van de gebruikelijke route. Kolom ‘bezoekadres’ Deze kolom alleen invullen bij zakelijke ritten. Kolom ‘zakelijk-privé-woonwerk’ Het karakter van de rit wordt uitsluitend bepaald door het doel van de reis. Een rit is ook privé indien voor een privé-bezoek de auto van de zaak wordt gebruikt omwille van een zakelijk belang (tijdsbesparing).
23
9. Model Rittenstaat Kenteken: Datum
Modelrittenstaat Ritnr. Begin km-stand Eind km-stand Ritafstand Van - Naar
Gereden route
Bezoekadres
Zakelijk/ Privé / Woonwerk
24