Infuustherapie in de Neonatologie; weet wat je gee6
Anne van der Eijk E-‐mail:
[email protected] TwiBer: ACE_medtech Mob: 06-‐41313697
PromoOeonderzoek Samenwerkingsverband
2
Intraveneuze therapie IntroducOe • Wat: Toediening voeding en medicaOe via een bloedvat • Kenmerken Neonatologie: • Spuitpomp • Lage stroomsnelheden (≥0.1 ml/h) • MulO-‐infusie
3
Intraveneuze therapie IntroducOe • Eerste IV-‐therapie pogingen verricht in de middeleeuwen • In 1492 ontving Paus Innocent VIII een bloedtransfusie van 3 jongens • Sinds de 2 Wereldoorlogen zijn er grote stappen in IV-‐therapie gemaakt • Rond 1975 eerste ‘dedicated IV-‐teams’ opgericht
4
Intraveneuze therapie IntroducOe • Opvallend: Wisselingen in de bloeddruk terwijl er ‘niets’ veranderd
5
Intraveneuze therapie IntroducOe • Probleemstelling: De afgi6e van IV-‐vloeistoffen is niet constant • Doel: Inventariseren welke factoren de toedieningssnelheid beïnvloeden • Methode: • Literatuurstudie • Test opstelling met kleppen in de infuuslijnen 6
Intraveneuze therapie Factoren voor variaOe in stroomsnelheid
7
Factoren voor variaOe in stroomsnelheid Spuiten • Weiss et al., 2000 ! diameter ! volume ! materiaal ! plunjer S4, Fresenius: S3, BD PLASTIPAK: S2, IVAC: S1,CODAN.
Factoren voor variaOe in stroomsnelheid Infuuslijnen, katheters, etc. • Angle et al., 1997 ! “Het materiaal van de PICC hee6 invloed op variaOe in stroomsnelheid.” • Lovich et al., 2007 ! “Er zijn substanOele verschillen in de afgi6e van medicaOe voor verschillende CVCs.” • De keuze wordt o.a. bepaald door de verwachte therapieduur en het type medicaOe.
Factoren voor variaOe in stroomsnelheid Filters • Lehr et al., 2002 “Kleine deeltjes kunststof komen in de bloedsomloop ! dit kan schade veroorzaken in de bloedvaten, of oorzaak voor thromobosis.” • Geen studies gevonden die de variaOe in stroomsnelheid onderzoeken voor wel/geen filter gebruik.
Factoren voor variaOe in stroomsnelheid Terugstroming
Ø 1/3 mm
Terugstroming 11
Factoren voor variaOe in stroomsnelheid Syfon werking
Syfon werking 12
Testen met kleppen Kleppen Openings druk [mbar]
Back-‐ flow
AnO-‐ Syphon
< 20
+
-‐
BBraun
LOP-‐S
30 -‐ 70
+
+
Filtertek
HOP-‐S
100 -‐ 400
+
+
BBraun
Klep
LOP
Bedrijf
Testen met kleppen Test opstelling • Twee flow meters • 20-‐ml spuiten • Glucose 15%
Testen met kleppen Test opstelling
15
Testen met kleppen Experiment: toevoegen van een spuitenpomp, geen klep
16
Testen met kleppen Experiment: toevoegen van een spuitenpomp, LOP-‐klep
17
Testen met kleppen Experiment: Veranderen hoogte van infuus, geen klep
18
Testen met kleppen Experiment: Veranderen hoogte van infuus, HOP-‐klep
19
Intraveneuze therapie Hoogteverschillen
20
Intraveneuze therapie Conclusies • Als couveuse ↓ dan neemt IV-‐toediening toe • Als couveuse ↑ dan vermindert IV-‐toediening • VariaOe in toediening van IV-‐vloeistoffen is moeilijk voorspelbaar vanwege veel verschillende factoren • De opbouw van IV-‐systemen varieert • IV-‐systeem is niet opOmaal voor neonaten • Effect van variaOe in IV-‐toediening hangt af van vloeistof en paOent
21
Intraveneuze therapie Vervolgonderzoek • Contact: Ir. Roland Snijder & Dr. Annemoon Timmerman
[email protected] • Ontwikkelen simulaOemodel: simuleren van medicaOeschema’s, mix effecten, terugslagkleppen • Vergelijken van opstarxjden met bloeddrukwaarden bij neonaten • Meten van fysische eigenschappen van infusiecomponenten • BeleidsmaOg onderzoek naar gebruik van infusie (best pracOces) 22
Intraveneuze therapie Aanbevelingen • Minimaliseer het volume van IV-‐systeem (kleine spuiten) • Gebruik zo hoog mogelijke stroomsnelheid • Plaats langzaamst lopende spuit bovenin en proximaal t.o.v. paOent • Gebruik kleppen met lage openingsdruk • Houd hoogte tussen spuit en paOënt gelijk • Minimaliseer wijzigingen in materiaal, het aantal infusen en de voorgeprogrammeerde toedieningssnelheid • Stel een lage drempel in voor het occlusie alarm 23
Intraveneuze therapie Terugstroming
25
Intraveneuze therapie Hoogteverschillen
26