INFOTOPIA Hoe ICT ons allemaal gelukkiger kan maken
FutureVision
1
Een uitgave van FutureVision Delen van dit boek verschenen al eerder onder de titel: Sneller, Beter, Goedkoper, Gemakkelijker, Gelukkiger.
© Peter van der Wel Alles deze uitgave mag alles worden vermenigvuldigd en/of openbaar gemaakt. Maar wel op voorwaarde dat u ons daarvan eerst via onderstaand mailadres op de hoogte stelt.
[email protected]
ISBN-9 781471 618628 2
INFOTOPIA Hoe ICT ons allemaal gelukkiger kan maken
Peter van der Wel
Futurevision
3
INHOUD 1 – VOORAF – (OVER TOEKOMSTVERKENNEN) ...................................... 6 2 - HET GIFTIGE GESCHENK.................................................................... 8 3 - VAN GROTSCHILDERING TOT VIRTUAL REALITY ............................ 11 4 - DE WET VAN GEWIN, GEMAK EN GENOT ....................................... 14 5 - SNELLER, GEMAKKELIJKER EN GOEDKOPER ................................... 19 6 – INFORMATIE VERVANGT MATERIE ................................................. 23 7- TERUG NAAR DE WARMTE VAN VROEGER? .................................... 28 8 – DE UIT-KNOP ................................................................................. 31 9 - MET ICT MEER GELUK? .................................................................. 33 10 - NAAR EEN PLANETAIR BEWUSTZIJN? ............................................ 39 11 – WE HEBBEN TWEE KANSEN ........................................................... 42 12 - BIG BROTHER MAAKT HET LEVEN LEUKER EN …MAKKELIJKER .. 44 13 - WIE NIETS TE VERBERGEN HEEFT .................................................. 49 14 - HET DOWNLOAD EXPERIMENT....................................................... 56 15 – DE MEDIA EN DE PUBLIEKE OPINIE ............................................... 58 16 - DE GEKLEURDE BOODSCHAP VAN DE MASSAMEDIA ..................... 61 17 - MEDIA EN POLITIEK ...................................................................... 64 18 - OUDE EN NIEUWE MEDIA .............................................................. 66 19 - INTERNET EN DE PUBLIEKE OPINIE................................................ 68 20 - MEDIACRATIE OF EMOTICRATIE? .................................................. 70 21 - E-DEMOCRATIE .............................................................................. 72 22 - STEMMEN VIA INTERNET? ............................................................. 76 23- TV, INTERNET EN TELEFOON 2020 ................................................. 80 24 - VERSLAAFD AAN SL ...................................................................... 83 25 - TELEPRESENTIE ............................................................................. 87 26 - RECHT EN INTERNET...................................................................... 89 27 - VIRTUELE WERELDEN, NIEUWE VRIJPLAATSEN? ........................... 91 28 - ANONIMITEIT OP INTERNET ???? ................................................... 94 29 - KENNIS VERMENIGVULDIG JE DOOR HET TE DELEN ...................... 98 30 - WEB 2.0 RECLAME EN PUBLICITEIT ............................................. 105 31 - HET EINDE VAN DE KENNISECONOMIE ........................................ 108 32 - GEZONDHEIDSZORG ANNO 2020 ................................................. 110 33 - DE SCHOOL ANNO 2020 ............................................................... 113 34 - DE KOMST VAN DE ROBOTS. ........................................................ 118 35 - WILT U OOK EEN VIRTUELE KLOON? ........................................... 120 36 - KAN EEN ROBOT DENKEN OF VOELEN? ....................................... 124 37 - MET ICT MEER MENS?................................................................. 126 38 - HALFVOL OF HALFLEEG? ............................................................. 132 39 - VERANTWOORDING: .................................................................... 134
4
5
1 – Vooraf – (Over toekomstverkennen) Het is moeilijk je voor te stellen dat we weer in een wereld zonder moderne ICT zouden moeten leven. Zonder televisie, zonder mobiele telefoon en zonder internet. Deze drie ICT-uitvindingen hebben er toe geleid dat informatie steeds sneller, steeds gemakkelijker en steeds goedkoper de wereld rond gaat en dat heeft onze wereld en onze levens in de afgelopen eeuw heel sterk veranderd. Ook de komende tien, twintig jaar mogen we nog vele grote en minder grote maatschappelijke veranderingen verwachten, met en door ICT. Daarom is het vreemd dat veel mensen nog steeds geneigd zijn te denken dat alles vooral bij het oude zal blijven. "Over tien jaar hebben we nog meer computers en is internet nog sneller en wat dan nog?” We onderschatten bijna allemaal de snelheid van de technische ontwikkelingen. We kunnen ons moeilijk voorstellen wat er de komende jaren nog meer gaat veranderen. Denk maar eens terug aan tien, vijftien jaar geleden. “Toen was alles toch eigenlijk ook wel zoals nu?” Nou dat is dus niet zo. Vijftien jaar terug brak internet net door naar het grote publiek en mobiele telefoons waren toen alleen nog maar voor zakenmensen en ‘patsers’. In 1995 geloofde bijna niemand dat nu 90% van Nederland op het internet zou zitten. Hoe zal de wereld er nu uitzien over een jaar of tien? Doe uw ogen eens dicht en denk eens tien jaar vooruit. Wat ziet u dan? Ik zie een wereld met meer welvaart. Dat is mijn persoonlijke, optimistische visie. Ik zie mensen, huizen, auto’s en apparaten die allemaal met elkaar verbonden zijn door heel snelle glasvezelnetwerken, en natuurlijk ook draadloos. Wat voor gevolgen zal dat hebben voor het leven van gewone mensen zoals u en ik? Een aantal dingen is goed te voorspellen. De komende jaren zullen de telefoon, de tv en het internet verder ‘versmelten’ en dit zal bijvoorbeeld leiden tot vele nieuwe toepassingen in en rondom het huis. Een slim huis dat zelf allerlei functies regelt, zoals de verwarming, verlichting, beveiliging. Een slim huis dat ‘weet’ wie er aanwezig is of wie er aankomt en daarmee rekening houdt, het bad aanzet, de verwarming regelt, etc. En als wil, kan ik dan vanuit mijn informatie-
6
wolk contact maken met de mensen die ik wil zien of spreken. Ook dat ‘zien’ zal zich verder doorontwikkelen. Videoconferencing heet dat nu nog, maar het zal dan heel normaal zijn om ook op afstand te kunnen zien met wie je spreekt. Ik kan dan mijn kleinkinderen op de videowall of mijn smartphone bekijken terwijl ze in de crèche zijn, of mijn ouders in hun aanleunwoning. Als ik met onze beleidsmakers over dit soort toekomstbeelden spreek, valt het mij iedere keer weer op dat de meesten van hen weinig rekening houden met de gevolgen die dit allemaal gaat hebben. Wat wordt de rol van de politie als er overal camera’s kunnen staan, of als iedereen de alarmknop op zijn mobieltje kan indrukken? Wat gebeurt er met gevangenissen als er elektronisch toezicht en de elektronische enkelband is voor wetsovertreders? Waar moet het onderwijs op voorbereiden als iedereen alle informatie onder handbereik heeft? Welke (kennis)beroepen zullen verdwijnen als allerlei functies overbodig zijn geworden omdat slimme bots en agents veel beter en sneller dan hun menselijke tegenhangers voor ons informatie opzoeken of besluiten nemen? Wat moet er met de wegen gebeuren als er veel meer mobiel (thuis) gewerkt gaat worden? Wat gebeurt er met de werkweek als straks ook veel denkwerk wordt overgenomen door computers en robots? Op dit moment zie je dat de meeste beleidsmakers, zowel bij de overheid als bij het bedrijfsleven, vooral doorredeneren langs traditionele lijnen. “Doe nog maar een beetje meer van hetzelfde of misschien juist wat minder”. Echt vernieuwend denken, kaderdoorbrekend zie je maar heel weinig. Dat is heel jammer, want zo worden enorme kansen gemist. In de gezondheidszorg, in het onderwijs, in het bedrijfsleven, in de politiek, ja eigenlijk in alle sectoren van de samenleving. En dat betekent verspilling van middelen, van menskracht, langere wachttijden, duurdere producten, minder service en uiteindelijk daardoor minder geluk in de wereld. Ik hoop daarom dat dit boek meer inzicht zal geven in de manier waarop ICT onze levens en onze wereld aan het veranderen is en dat gewone mensen zoals u en ik, maar vooral ook beleidsmakers op allerlei plekken in de samenleving daar hun voordeel mee zullen gaan doen.
7
2-
Het giftige geschenk
Het is misschien een beetje vreemd om een boek over de toekomst te beginnen met een heel oud verhaal, maar dit is ook een vreemd boek. Volgens de Griekse filosoof Socrates leefde er ooit in het oude Egypte een koning genaamd Thamus. Op een goede (of kwade) dag kreeg hij bezoek van Thoth, de god van de toverkunst en van de wetenschap. Thoth bracht een prachtig cadeau mee voor koning Thamus. Dat prachtige geschenk was het schrift. Volgens Thoth zouden we dankzij dit schrift nooit meer iets hoeven te vergeten en zou dit leiden tot een gigantische toename van wijsheid. Maar dan weigert Thamus het geschenk. Hij is er van overtuigd dat de mensen hun geheugen juist minder zullen gaan gebruiken als ze meer dingen gaan opschrijven. En meer wijsheid? Volgens Thamus zijn boeken juist levensgevaarlijk. Oppervlakkige boekenwijsheid zal dan echte wijsheid gaan vervangen. Iedere domoor die kan lezen kan dan de suggestie wekken wijs te zijn. En bovenal, zo betoogt Thamus, zal het schrift kennis democratiseren en dat zal alleen maar leiden tot chaos en verwarring. Als iedereen zo maar overal kennis van kan nemen, zal de eerbied voor ouderen, goden en koningen immers als sneeuw voor de zon verdwijnen. Dit laatste argument was natuurlijk wel erg zelfzuchtig van koning Thamus, maar we moeten achteraf concluderen dat hij op al deze punten gelijk heeft gekregen. En toch zullen maar weinig mensen het geschreven woord alsnog willen afschaffen, denk ik zo. Dit was de geschiedenis van een oude ICT-revolutie, want zo mogen we de uitvinding van het schrift wel noemen. Ruim 500 jaar geleden was er met de uitvinding van de boekdrukkunst weer een ICTrevolutie. In reactie daarop schreef de Duitse Benedictijner monnik Johannes Trithemus eind 15e eeuw ‘Een lofzang op het handschrift’. Hij deed daarin zijn uiterste best de lezer ervan te overtuigen dat de boekdrukkunst de mens zou vervreemden van de noodzakelijke contemplatie. Alleen al het gebruikte materiaal –
8
vergankelijk papier in plaats van perkament – gaf volgens hem al aan dat een gedrukt boek veel te vluchtig was en zeker niet gericht op de eeuwigheid. Ook hij heeft tot op zekere hoogte gelijk gekregen. En nu zitten we midden in de overgang naar een digitale cultuur. Tegenwoordig nemen veel mensen niet meer de tijd om een heel boek te lezen. Ze zien de verfilmde versie wel op de TV. Ze lezen geen kranten meer maar snellen de koppen. Ze worden – en dat geldt vooral voor de jongeren onder ons – steeds slordiger in onze geschreven taal. We sms-en, met een eigen afko-taal, of mailen ff, vol taalfouten en typo’s. Bracht Thoth ons nu een echte gift of was het toch een giftig geschenk? Niemand zal ontkennen dat de uitvinding van het schrift een enorme versnelling in de culturele ontwikkeling van de mensheid met zich meebracht. Een klein voorbeeld: de zaterdageditie van de Volkskrant bevat meer woorden dan de gemiddelde Nederlander in de 19e eeuw in zijn hele leven las. Maar in diezelfde krant lezen we ook dat steeds meer mensen gebukt gaan onder een ‘information overload”. Ruim 10% van alle jongeren onder de 12 schijnt nu al last te hebben van burn-out verschijnselen door voortdurende Multi-tasking. Tegelijkertijd sms-en, bellen, mailen, gamen en tv-kijken is kennelijk zelfs voor deze jongeren toch te veel van het goede. En wie weet wat de toekomst ons gaat brengen? De techniek ontwikkelt zich steeds weer verder door. Volgens de deskundigen kunnen we over enkele jaren zelfs spreken met onze computers. Duidelijk is al dat we dankzij ICT intussen steeds meer op weg zijn naar een auditieve en visuele cultuur. Zoals we ooit hebben leren lezen, leren we nu hoe we via beelden en klanken kunnen omgaan met complexe en overvloedig aanwezige informatie. We zullen dan andere en wellicht nieuwe cognitieve vaardigheden gaan ontwikkelen. Waarschijnlijk gaan we weer voor een groot deel terug naar een beeldcultuur, als computers ook via beelden en geluid met ons kunnen communiceren. Per slot van rekening hebben wij mensen onderling vele duizenden jaren zo met elkaar gecommuniceerd. We zijn biologisch beter voorbereid op beeld en geluid dan op lettertjes. Waarschijnlijk hoeven we dan veel minder te onthouden of misschien zelfs te weten. Computerprogramma’s en slimme zoeksystemen kunnen ons dan helpen wegwijs te worden in de info-overdaad. We zullen dan veel meer in informatiepatronen gaan denken dan in losse feiten. Die patronen zullen dan waarschijnlijk ook gevisualiseerd zijn. Daarin zijn computers ook sterk. Onze kennis wordt dan oppervlakkiger, maar wel
9
veel omvattender. Misschien kunnen we dan ook binnenkort onze eerste analfabete doctorandussen gaan begroeten. Dat is niet zo’n heel vreemd idee, ook Socrates was analfabeet ten slotte.
10
3 - Van grotschildering tot virtual reality Sommige mensen denken dat ICT staat voor Internet, Computers en Telefoons, maar ICT, of voluit informatie- en communicatietechnologie, is natuurlijk al veel ouder. Ook de uitvinding van het schrift en later van de losseletterdrukpers vormden belangrijke verbeteringen van de informatie- en communicatietechnologie. Ook de snelheid waarmee de drukpers zich toen over Europa verspreidde, doet denken aan de groei van het internet. Beginnend met de eerste losseletterdrukpers in Mainz in 1457, waren er binnen 23 jaar al drukpersen in meer dan 110 steden. 50 in Italië, 31 in Duitsland, 9 in Frankrijk, 8 in Spanje, 8 in Nederland en 4 in Engeland. Rond 1450 waren er in heel Europa naar schatting niet meer dan 30.000 boeken. Allemaal met de hand geschreven in vaak letterlijk monnikenwerk, of primitief gedrukt vanaf stempels of houten platen. In 1500, dus nog geen 50 jaar na de uitvinding van de boekdrukkunst waren er naar schatting al meer dan 1 miljoen boeken beschikbaar alleen al in West-Europa. En nog veel belangrijker, deze boeken lagen niet meer alleen maar in kloosters en universiteitsbibliotheken, maar waren verspreid over bredere lagen van de bevolking. De snelheid en de manier waarmee toen kennis werd verspreid en bovenal werd gedemocratiseerd kende tot die tijd zijn weerga niet. Opeens kon je, als je er het geld voor had en je de leeskunst machtig was, zo maar kennis nemen van alle informatie die de boekhandelaren op de plank hadden. De ontdekking van de boekdrukkunst heeft uiteindelijk een enorme impact op de wereld gehad. Dankzij goedkope boeken werd de kennis van de Renaissance en later van de Verlichting over heel Europa verspreid. Dit leidde tot het ontstaan van protestantisme en humanisme, tot het einde van het feodalisme, de opkomst van de moderne wetenschap, de alfabetisering van de massa en uiteindelijk de bevrijding van het individu. In een proces van eeuwen heeft deze ICTrevolutie geleid tot een spreiding van kennis en macht en daardoor letterlijk tot een maatschappelijke revolutie.
11
Verder terug in de tijd waren de uitvinding van symbolen en de voorlopers van het schrift misschien nog wel veel grotere ICT-revoluties. Voor het eerst in de geschiedenis werd het daardoor mogelijk informatie door te geven ‘door de tijd heen’ en zelfs los van de persoon. Informatie was daarmee niet meer gebonden aan een mens als informatiedrager. De geschiedenis van de mensheid is dus ook de geschiedenis van een lange reeks ICT-uitvindingen. Te beginnen met het ontdekken van het gebruik van symbolen, ging dit via het schrift, de boekdrukkunst, de telegraaf, de radio, de film, de fax, de telefoon, de tv, de pc, het internet en recent de mobiele telefoon. Het tempo waarin deze uitvindingen elkaar opvolgen,neemt daarbij toe. Van millennia, naar eeuwen, naar decennia, naar hooguit enkele jaren. In de vorige eeuw hebben radio, film en tv binnen enkele decennia de wereld veel kleiner gemaakt. De hele wereld komt sindsdien via de magische kijkbuis onze huiskamer binnen. En de laatste 15 jaar is er met internet, computers en mobiele telefoons nog weer een verdere versnelling opgetreden. Het is dit jaar al weer vijftig jaar terug dat in 1961 twee computers met elkaar werden verbonden. De ene stond aan de Universiteit van Californië in Los Angeles en de andere in een laboratorium in Palo Alto. Dit vormde het begin van wat nu het internet heet. Al snel kwamen er nog twee bij en tien jaar later in 1971 was er al een netwerk met daarin 24 computers. Dit zogenaamde ArpaNet was overigens een militair project en was bedoeld om een netwerk te ontwikkelen dat ook in oorlogstijd kon blijven communiceren. Dat netwerk groeide verder en weer tien jaar later waren er al zo’n 3200 computers met elkaar verbonden. In 1985 gingen ook universiteiten en wetenschappers gebruikmaken van het netwerk. In 1991, dus weer tien jaar later, waren er wereldwijd al meer dan een miljoen computers aangesloten op het netwerk. Dat was ook het jaar van het World Wide Web, waardoor je voor het eerst makkelijk over het internet kon ‘surfen’. In 1996 waren er al meer dan 40 miljoen aansluitingen en daarna ging het gewoon door, met in 2011 meer dan 3 miljard aangesloten computers.
12
Wie zal zeggen hoe al deze informatie- en communicatiemiddelen de samenleving verder zullen doen veranderen? Een ding is zeker. Informatie gaat steeds sneller, makkelijker en goedkoper de wereld rond. Dit heeft gevolgen voor alle aspecten van de samenleving. Alles wordt anders en dat roept bij vele mensen vragen en zorg om de toekomst op. Toch kunnen we niet terug naar het verleden. De geschiedenis leert ons dat de technische vooruitgang zich niet of in ieder geval heel moeilijk laat remmen. Het is daarom weinig zinvol om ons af te vragen of die ontwikkelingen goed of slecht zijn, wenselijk of onwenselijk. We kunnen ons wel afvragen hoe we in de nabije toekomst om kunnen gaan met die veranderende werkelijkheid. In dit boek wil ik daarom die veranderingen in kaart brengen. Behoudzucht is hierbij een gevaarlijke raadgever. Wat willen we behouden? In ieder geval niet de oorlogen uit het verleden, de ziekten (pest, cholera), de uitbuiting van slaven en horigen, de honger tijdens koude winters of na mislukte oogsten. En ook niet de kleingeestigheid van heksenverbranders en fundamentalistische godsdienstfanaten, of de onwetendheid en het bijgeloof van onze voorouders. Maar misschien wel de warmte van de kleine groep, de familie, het dorp of de overzichtelijke gemeenschap waartoe we ooit behoorden.
13
Information is the only resource that grows when used. -0“The way to make a network more valuable is to link it to another network" -0"The telephone will be used to inform people that a telegram has been sent." Alexander Graham Bell. -0Ik zal alle ideeën voor nieuwe werken en oorlogsmachines negeren, want de uitvindingen op dit gebied hebben hun grenzen bereikt. Ik zie geen hoop voor verdere verbeteringen. Sextus Julius Frontus, militair hoofdingenieur onder de Romeinse keizer Trajanus (98-110). -0De Amerikanen hebben de telefoon nodig, maar wij niet. Wij hebben meer dan genoeg postbodes. Sir William Preece, chef-ingenieur van de British Post Office in 1876 -0"Deze nieuwe technologie bedreigt de toekomst van een volledige industrie. Dit betekent voor de Amerikaanse filmproducent en het Amerikaanse publiek wat de Boston Strangler voor vrouwen betekent". (Jack Valantini, in 1982 als voorzitter van de Motion Picture Assocation of America (MPAA) over de videorecorder.) In 2000 vormde de verkoop en verhuur van videofilms de belangrijkste inkomstenbron voor de MPAA.
14
4 - De Wet van Gewin, Gemak en Genot In 1844 seinde Samuel Morse per telegraaf de eerste woorden ooit over. “What hath God wrought?” Ook achteraf gezien een vraag met veel diepgang. Aan dit experiment gingen heftige discussies vooraf in het US Congres, dat het experiment moest betalen. De argumenten die toen werden gebruikt klinken nog steeds heel modern. Zo betoogde de afgevaardigde F.O.J. Smith, één van de voorstanders: “Space will be of all practical purposes of information, completely annihilated between the States of the Union, as also between the individual citizens thereof”. Hij voorspelde ook: “The influence of this invention over the political, commercial and social relations… will ….. of itself amount to a revolution unsurpassed in moral grandeur by any discovery that has been made in the arts and sciences.” Tien jaar later in 1854 lag er al meer dan 50.000 kilometer aan telegraafkabel. In 1858 werd de eerste trans-Atlantische kabel gelegd. De hype die ontstond rond de opkomst van de telegraaf had model kunnen staan voor de recente internethype. “Er zou nooit meer oorlog komen dankzij de telegraaf. We gaan een nieuwe economische bloeiperiode tegemoet door de elektronische handel.” Natuurlijk waren er ook de nodige kritische geluiden over de telegraaf. Heftige discussies braken los over de vraag of het moreel wel verantwoord was om per telegraaf, dus via streepjes en puntjes, ‘met de handschoen’ te trouwen. Dat doet denken aan de discussies over cyberseks nu. Er waren toen ook al hackers. Mensen die inbraken op de telegraafdraden en berichten aftapten. En dat allemaal “omdat we tegenwoordig kunnen communiceren met de snelheid van het licht”. We spreken over de tijd rond 1850! Deze prachtige geschiedenis is heel boeiend beschreven in het boek ‘The Victorian internet’ van Tom Standage. Hij citeert daarin ondermeer Daniel Hawthorne die in 1851 schreef; ”by means of electricity, the world of matter has become a great nerve, vibrating thousands of miles in a breathless point of time. Rather the round globe is a vast head, a brain, instinct with intelligence! Or shall we say, it is itself a thought, nothing but a thought…”
15
Telkens weer zien we dat men de gevolgen van nieuwe technologie verkeerd inschat. Optimisten voorspellen voortdurend de komst van de heilstaat op aarde dankzij nieuwe technologieën. Zo meende men in de jaren ’20 van de vorige eeuw bijvoorbeeld dat dankzij de komst van de radio de ideale democratie weer terug zou komen, “nu voor het eerst sinds het oude Athene, de directe relatie tussen kiezer en gekozene weer wordt hersteld”. Nog niet zo lang geleden geloofden velen dat ook van het internet. Tegelijkertijd verwachten de pessimisten onder ons hel en verdoemenis van al die ‘nieuwerwetsigheden’. Zij voorspellen normloosheid, verlies van sociaal contact en gemeenschapszin, totale anarchie of juist de komst van Big Brother en nog veel ergere zaken. Maar gelukkig komen ook hun voorspellingen keer op keer niet uit. Hoe komt dat nu, dat overschatten van de sociale gevolgen van nieuwe technologie? Dat heeft te maken met vertragingen tussen de verschillende fasen van de introductie van nieuwe technologie. Maatschappelijke innovatie doorloopt namelijk altijd een aantal fasen. Het begint altijd met een uitvinding. Iemand bedenkt een manier waardoor er bijvoorbeeld meer bandbreedte beschikbaar komt tegen een lagere prijs, of meer opslagcapaciteit of een nog slimmer apparaat. Vervolgens ontdekt iemand anders dat zo’n nieuwe techniek ook op een nuttige manier kan worden toegepast. Iemand ontdekt bijvoorbeeld dat je een telegraaf kunt gebruiken om beurskoersen door te geven. Of iemand bedenkt dat je via computers ook e-mail kunt versturen. Dit is fase twee, de fase van de toepassingen. Tussen die twee fasen zit meestal een behoorlijke periode, van soms wel vele tientallen jaren. Dan volgt fase drie, de gebruikers moeten leren (en bereid zijn) om met die nieuwe toepassingen te werken. Dat vraagt vaak om nieuwe kennis en vaarvaardigheden. In deze fase speelt wat men wel de Wet van Gewin, Gemak en Genot noemt. Mensen gebruiken nieuwe techno-
16
logie namelijk het liefst om te doen wat ze altijd al deden, maar alleen als het daardoor sneller, gemakkelijker of goedkoper wordt. Nieuwe technologie wordt daarom alleen een succes als het niet meteen om nieuw gedrag vraagt maar wel meteen al een voordeel biedt. Dat verklaart bijvoorbeeld een deel van het succes van de mobiele telefoon. Bellen met je mobieltje is wat noodzakelijke kennis betreft niet zoveel anders dan bellen met de vaste telefoon. Dit betekent overigens niet dat het gedrag van mensen niet verandert door nieuwe technologie. Natuurlijk verandert dat wel, maar in eerste instantie lijkt het dan nog op bestaand gedrag. ICT verandert de aard van de menselijke behoeften niet. Mensen blijven liefhebben, eten, reizen, kletsen, lezen, sporten, werken en zo verder. Alleen de manier waarop dat gebeurt, verandert door ICT geleidelijk aan wel. ICT biedt mogelijkheden die er eerst niet waren. Dankzij of door de mobiele telefoon veranderen zo de sociale omgangsvormen. Afspraken plan je tegenwoordig dankzij de mobiele telefoon heel anders. Onderweg kondig je je komst van te voren aan en je meldt het als je meer dan vijf minuten te laat bent. Voor de meeste jongeren is hun mobiel een ‘social device’ waarmee ze hun sociale netwerk bijhouden en monitoren. Zij (maar dat geldt ook voor veel ouderen) gebruiken hun mobieltje vooral contact te houden met degenen om wie zij geven (en af en toe ook om te bellen). De mobiele telefoon sluit dus uitstekend aan bij bestaand menselijk gedrag en vervult een duidelijke sociale behoefte. Na fase drie, de fase waarin mensen nieuwe technologieën al of niet oppakken, volgt nog een vierde fase. Dit is de fase van de instituties, de organisaties, de wetten en de regels. Hier gaan de veranderingen het laatst en het traagst. Wetten moeten worden aangepast en lopen altijd achter de ontwikkelingen aan.
Wet en regelgeving, instituties Gewin, gemak genot Toepassingen Ontdekkingen en uitvindingen 17
Machiavelli wees er al op dat organisaties en instituties moeilijk te veranderen zijn. “Er is niets moeilijker aan te pakken en niets gevaarlijker uit te voeren, niets onzekerder wat succes betreft dan het voortouw te nemen bij de invoering van een nieuwe orde van zaken. Want de vernieuwer heeft als vijanden al degenen die het goed deden in de oude orde en vindt slechts lauwe ondersteuning van hen die het misschien goed gaan doen in de nieuwe orde” (Il principio: Niccolo Machiavelli -1513). Dit vierfasen-model maakt duidelijk waarom de sociale gevolgen van ICT, die begonnen met een technische uitvinding pas veel later worden vertaald in sociale veranderingen. Alleen toepassingen die aansluiten bij bestaand gedrag en die vallen onder de noemer, gemak, gewin, genot, zoals bijvoorbeeld de mobiele telefoon blijken succesvol. Vervolgens blijken de ‘oude’ instituties met hun gevestigde macht, regels en wetten vaak nog het moeilijkst te veranderen. We mogen de snelheid van de sociale ontwikkelingen daarom niet overschatten. Die sociale gevolgen zijn er zeker en veranderen ons hele wereldbeeld en onze hele maatschappijinrichting. Maar dat proces duurt langer dan we meestal verwachten en verloopt eerder evolutionair dan revolutionair.
18
5 - Sneller, gemakkelijker en goedkoper Informatie gaat dankzij ICT steeds goedkoper en sneller de wereld rond. De steeds snellere en steeds ruimere beschikbaarheid van al die informatie beïnvloedt en verandert alles. Van het gedrag van gewone mensen tot aan de totale sociale organisatie van de samenleving. Dit proces van ‘informatisering’ speelt – zoals we zagen - al eeuwen maar verloopt wel steeds sneller. Hoe komt het nu dat die informatisering de laatste decennia steeds sneller verloopt? Een van de belangrijkste verklaringen hiervoor staat bekend als de Wet van Moore, geformuleerd in 1965 door Gordon Moore, medeoprichter van Intel, de bekende producent van computerchips. Moore voorspelde in 1965 dat de prijs van computerkracht (of beter processorkracht) iedere 18 maanden zou halveren en dat dit zeker tot het jaar 1990 door zou gaan. Iedere 18 maanden gehalveerd betekent dat we voor hetzelfde geld na 18 maanden twee maal zoveel, na 36 maanden vier maal zoveel, na 54 maanden acht maal zoveel, na 72 maanden 16 maal zoveel, en zo verder computerkracht kunnen kopen. Moore had meer dan gelijk met zijn voorspelling want dit voorbeeld van exponentiële groei is nu al 40 jaar aan de gang en zal naar verwachting nog zeker zo´n 20 jaar doorgaan. De gevolgen van 40 jaar exponentiële groei zijn voor een gewoon mens eigenlijk niet voor te stellen. Zo’n verdubbeling op een verdubbeling gaat al heel snel ons voorstellingsvermogen te boven. Je zou je voor moeten stellen dat een Boeing 747, met een nieuwprijs in 1974 van meer dan 150 miljoen euro, nu te koop is tegen een nieuwprijs van 15 euro. En het is niet alleen allemaal veel goedkoper geworden maar ook veel kleiner. Die Boeing zou alle passagiers kunnen vervoeren in een vliegtuig ter grootte van een luciferdoosje. Of als de Wet van Moore zou gelden voor auto's, zou je nu een Rolls-Royce kunnen kopen voor één eurocent. Die Rolls zou 100 miljoen kilometer lopen op één liter benzine. De motor zou genoeg energie leveren voor heel Nederland. En je kon er makkelijk een paar miljoen in een luciferdoosje stoppen.
19
Deze gigantische prijsdalingen vormen de drijvende kracht achter de digitalisering van de wereld om ons heen. In bijna alle elektrische apparaten zitten nu chips en bijna allemaal zijn ze ook in prijs gedaald. Dat geldt voor auto’s, telefoons, videorecorders, televisies, centrale verwarmingsketels, maar ook voor de machines die onze andere spullen maken. En dat proces gaat nog verder, totdat chips vrijwel niets meer zullen kosten en (dat zijn de voorspellingen) straks overal in zullen zitten. Van schoenen tot stropdassen en van pakken koffie tot koffiezetapparaten. Van overhemden, keukenpapier en gloeilampen tot zakjes drop. Die chips kunnen dan met elkaar communiceren. Apparaten en producten worden dan ‘intelligent’ en kunnen met elkaar gegevens uitwisselen. Het leven wordt daardoor steeds makkelijker en steeds aangenamer. De gevolgen van de Wet van Moore worden nog versterkt door twee soortgelijke ontwikkelingen. De eerste daarvan is de snelle prijsdaling van opslagcapaciteit voor digitale informatie. 20 jaar terug moest ik de informatie op mijn pc nog wegschrijven op grote en dure floppy’s waarop 360 kilobyte aan informatie paste. Daarna volgden diskettes met 720 Kb en later 1440 Kb ofwel 1,4 Megabyte. Ook de eerste harde schijven waren nog heel duur en konden nauwelijks meer dan 20 Mb informatie bevatten. En daarna ging het steeds sneller. De prijs van harde schijven is de laatste twintig jaar zelfs nog sneller gedaald dan de prijs van computerchips en de opslagcapaciteit van harde schijven wordt nu al uitgedrukt in Terrabytes en dat bij steeds verder dalende kosten. De tweede hiermee samenhangende ontwikkeling is de prijsdaling en snelheid van transport van digitale informatie. De eerste modems voor de consumentenmarkt verschenen ook zo’n 20 jaar terug en waren voor hedendaagse begrippen ongelofelijk traag. De glasvezelnetten zoals die nu ook voor de consumentenmarkt worden aangelegd, kunnen in theorie in één seconde een praktisch onbeperkte hoeveelheid informatie doorgeven. Deze tweede ontwikkeling zien we bijvoorbeeld terug in de prijs van internationale telefoongesprekken. Een gesprek met de USA kost op dit moment zo’n 15 cent per minuut, terwijl het nog maar enkele jaren geleden bijna 2 euro kostte. Daarom kunnen we de Wet van Moore ook uitbreiden tot de prijs van digitale opslagcapaciteit en van
20
communicatiecapaciteit. Die voortdurende prijsdaling op prijsdaling is de drijvende kracht achter de digitale revolutie van de laatste veertig jaar. Ik wil daarom de Wet van Moore uitbreiden tot wat ik de 1e Wet van de Informatiesamenleving noem. Voluit luidt deze dan: Computerkracht, opslagcapaciteit en digitale transportcapaciteit worden al meer dan 40 jaar iedere 18 maanden de helft goedkoper en dat proces gaat de komende 10 jaar nog verder door. Deze 1e Wet van de Informatiesamenleving is een belangrijke verklaring voor de voortdurende versnelling in de informatisering. Dan is er nog een tweede, minder bekende wet, de Wet van Metcalfe. Deze wet staat ook wel bekend als de Wet van de toenemende meeropbrengsten. Deze wet beschrijft hoe apparaten die in een netwerk met elkaar comcommu-niceren, hun waarde ontlenen aan de grootte van het netwerk. Volgens deze wet neemt de waarde van een netwerk kwadratisch toe met het aantal aangesloten apparaten, of eenvoudig gezegd, hoe meer apparaten onderdeel zijn van het netwerk, hoe meer waarde het netwerk heeft voor de gebruikers. Aan één losse telefoon, bijvoorbeeld, heb je niets, want er is dan niemand om mee te praten. Pas als er twee telefoons met elkaar worden verbonden zijn ze nuttig. Je kunt dan bellen en gebeld worden. Komt er nu nog een telefoon bij dan vergroot dat het nut van die twee andere telefoons. En dat gaat verder met vier telefoons en zo verder. Iedere uitbreiding van het netwerk vergroot zo het nut van de andere telefoons, faxen, internetaansluitingen, e-mailadressen, et cetera. De Wet van Moore en de Wet van Metcalfe versterken elkaar onderling. Goedkopere computerkracht maakt immers telefoons, pc’s en andere apparaten goedkoper en dat versnelt weer de uitbreiding van het netwerk. Een groter netwerk betekent weer schaalvergroting en geeft
21
dus weer ruimte voor verdere prijsdalingen. Door de werking van de Wet van Moore en de Wet van Metcalfe worden de kopieerkosten en de verspreidingskosten van informatie steeds lager. Informatie kan steeds sneller, goedkoper en makkelijker over de wereld worden verspreid. Ik zou dat dan ook de 2e Wet van de Informatiesamenleving willen noemen. Informatie gaat steeds sneller, goedkoper en gemakkelijker de wereld rond
22
6 - Informatie vervangt materie Informatie bestaat, en dat is het grote verschil met een theekopje, een boek, een CD of met andere fysieke producten, niet uit materie. In de materiële wereld kennen we schaarste. Grondstoffen en energie zijn maar beperkt voorradig. Informatie echter is, als het eenmaal bestaat, heel goedkoop en in principe onbeperkt kopieerbaar. Het bedenken en produceren van de inhoud van kranten, boeken of films kost misschien wel veel geestelijke inspanning, maar het vergt maar weinig materiële energie en grondstoffen. Informatie heeft daardoor een heel ander economisch gedrag dan materiële zaken. Dat begint al met het eigendom. Een koffiekopje heeft meestal een duidelijke eigenaar. Als ik mijn kopje aan iemand geef, ben ik het kwijt. Doe ik dat met informatie - bijvoorbeeld ik vertel iemand hoe laat het is - dan behoud ik mijn kennis, want ik weet immers nog steeds hoe laat het is. Informatie kun je ook veel makkelijker dupliceren en verder vermenigvuldigen. Als ik eenmaal heb ontdekt hoe ik met twee vuurstenen vuur kan maken, kost het niet veel om die informatie ook met mijn kinderen te delen. Wil ik een kopie maken van een programma op mijn harde schijf, of van een liedje op een CD, of van de beurskoersen van vanmiddag dan kost dat nauwelijks geld of grondstoffen. Bij materiële zaken ligt dat totaal anders. Wil ik twee koffiekopjes produceren dan heb ik in principe twee maal zoveel grondstoffen nodig als voor één koffiekopje. Kortom immateriële zaken als kennis en informatie kun je vrijwel kosteloos kopiëren en gedragen zich economisch gezien heel anders dan materiële goederen. Economen zouden zeggen dat de marginale productiekosten van informatie vrijwel gelijk zijn aan nul. Dat brengt ons bij de derde Wet van de Informatiesamenleving. De Wet van Vervanging van Materie door Informatie. Behoeftebevrediging vindt plaats door de consumptie van goederen en diensten, materiële en immateriële. Mensen kopen een auto, luisteren naar muziek, eten hun bordje leeg en praten met elkaar. Dit zijn voorbeelden van materiele en tegelijkertijd immateriële behoeftebevrediging, want de auto of het voedsel op het bord bestaat uit materie en een stuk immateriële waarde (kennis). Er is immers ook kennis en informatie toegevoegd aan de grondstoffen (metaal, graan) om te komen tot het eindproduct.
23
Dat proces van kennis toevoegen is al heel lang geleden begonnen. Ooit, heel, heel lang geleden, begon de mens ‘in te grijpen’ in de natuur. Hij begon de natuur te transformeren. Hij maakte bijvoorbeeld stenen gereedschappen of ging huisdieren houden. Dat betekende nogal wat. Probeert u eens in gedachten terug te gaan naar het moment waarop de allereerste bewoners van wat wij nu Nederland noemen, vanuit het Oosten de eerste Neolithische mensen binnen zagen trekken. Ik vermoed dat die eerdere bewoners moeten hebben gedacht dat die nieuwkomers machtige tovenaars waren. Want die nieuwkomers voegden wat water toe aan de klei ‘uit de schoot van moeder aarde’ en kijk eens, die klei veranderde in stevige potten en schalen. En nog ongelooflijker, het ‘jachtwild’ wandelde gewoon met die nieuwkomers mee. Het was alsof het wild uit vrije wil naar de slacht ging. Voor die allereerste bewoners moet de kennis van deze nieuwkomers op magie hebben geleken. Dit is een oud voorbeeld van hoe toevoeging van kennis en arbeid aan de vrij beschikbare natuur leidt tot een hogere gebruikswaarde. Deze eerste waardeverhoging was gebaseerd op technische kennis en op de kennis om planten en dieren te domesticeren voor het eigen levensonderhoud. Dit leidde uiteindelijk tot de landbouwrevolutie. Ergens vanuit het Midden-Oosten rolde deze golf over de aarde en transformeerde compleet de manier waarop mensen leefden en samenwoonden. Door de landbouw was het voor het eerst in de geschiedenis mogelijk grote groepen mensen te voeden en in leven te houden. Dit vereiste wel dat mensen zich gingen vestigen op vaste plekken, de eerste dorpen en steden ontstonden. Dit leidde ook tot voedseloverschotten en de komst van nieuwe beroepen zoals koningen, rechters en belastinginners, kortom een landbouweconomie is heel anders dan een economie gebaseerd op jagen en verzamelen. Eind 18e en begin 19e eeuw kwam er een nieuwe revolutionaire verandering in onze manier van produceren en consumeren. Na de middeleeuwen ontwikkelden de natuurkunde en de scheikunde zich geleidelijk aan tot echte wetenschappen en dit stelde de mensheid in staat de natuurkrachten te gebruiken volgens de nieuw ontdekte natuurwetenschappelijke inzichten. Deze ‘domesticatie’ van de natuurkrachten leidde vervolgens tot de industriële revolutie. Vanuit Engeland rolde dit als een golf over Europa en de USA en transformeerde opnieuw compleet de manier waarop de mensen daar leefden en samenwoonden. De industriële revolutie leidde tot massaproductie en massaconsumptie, massarecreatie, massamedia,
24
massaonderwijs en massasteden. Veel mensen hebben het tegenwoordig over de kenniseconomie maar kennis en kennisontwikkeling zijn van alle tijden. Toch is er midden vorige eeuw iets veranderd. Wij zitten nu midden in de informatie- of digitale revolutie. We leren steeds beter en steeds sneller om gegevens, informatie en kennis te scheppen, te vermenigvuldigen en te verspreiden. Hele bedrijfstakken zijn de hele dag vooral bezig met het produceren, verplaatsen en consumeren van gegevens. De toegevoegde waarde (de waarde toegevoegd aan de oorspronkelijke natuurlijke grondstoffen) is intussen steeds meer gaan bestaan uit kennis en informatie. Producten zoals liedjes, geluiden, foto’s, films of tekeningen, teksten, computerspellen en tekstverwerkingsprogramma’s bestaan bijna helemaal uit informatie en kennis, maar zelfs materiële producten zoals auto’s, kleding en tv’s bestaan voor een steeds groter deel uit kennis en informatie. Maar wat is informatie nu eigenlijk? De begrippen kennis, informatie en gegevens worden vaak door elkaar gebruikt en kunnen eigenlijk ook niet los van elkaar worden gezien. De ruwe bouwstenen van informatie worden gevormd door gegevens of data zoals men in de ICT vaak zegt. Gegevens vormen de afzonderlijke bouwstenen die, alleen als je ze in een context zet, informatie opleveren. Gegevens zonder context (bijvoorbeeld: de waterstand is 100 centimeter) zijn betekenisloos, maar gecombineerd met andere gegevens (bijvoorbeeld de waterstand in Lobith is vandaag één meter boven normaal) is er sprake van informatie. Maar op zijn beurt is informatie zonder context ook weer zinloos. Pas als informatie wordt gecombineerd met andere informatie (bij een waterstand van 10 meter boven normaal, is er grote kans dat de dijk bij Geldermalsen doorbreekt) is er sprake van kennis. En met kennis kunnen we ons voordeel doen. Het bijzondere aan de digitale revolutie is nu dat gegevens (en dus in een zekere mate ook informatie en kennis) voor het eerst in de geschiedenis digitaal kunnen worden opgeslagen. Dit stelt de mensheid in staat deze gegevens zonder fouten en tegen extreem lage kosten te kopiëren, te vermenigvuldigen, op te slaan en te verspreiden. Deze ‘domesticatie’ van de digitale wereld gaat vanaf de jaren zestig van de vorige eeuw als een nieuwe vloedgolf over de aarde en transformeert op dit moment opnieuw de manier waarop mensen leven en samenwonen. Ook de manier waarop wij produceren, consumeren, recreëren, en onderwijzen ondervindt opnieuw een wijziging die zijn weerga in de wereldgeschiedenis nog niet heeft gekend. Op dit moment zijn de snelle technologische ontwikkelingen op ICT gebied de grootste drijvende
25
kracht achter alle maatschappelijke ontwikkelingen. Deze ontwikkelingen ‘ontwrichten’ op dit moment ons hele traditionele systeem van produceren en consumeren, sterker nog, ze veranderen onze hele wereld. Eén van die veranderingen is het vervangen van materie door informatie. Materiële grondstoffen zoals ijzer of energie zijn schaars en worden zelfs steeds schaarser en steeds duurder. Er wordt immers een steeds groter beroep gedaan op onze natuurlijke hulpbronnen. Maar informatie en kennis worden juist steeds goedkoper, makkelijker en sneller over de wereld verspreid en worden daardoor steeds minder schaars en steeds minder duur. Onder invloed van het prijsmechanisme vindt dan vervanging plaats. In de productie en consumptie verschuift de verhouding materieel/immaterieel steeds meer in de richting van de steeds goedkoper wordende informatie. Dit is een proces dat wij overal om ons heen kunnen waarnemen. Een moderne naaimachine kan meer en is een stuk kleiner en lichter dan een ouderwetse trapnaaimachine. Een spaarlamp levert veel meer branduren dan een gewone lamp en verbruikt ook nog eens minder energie per branduur. Soms wordt een product niet kleiner of milieuvriendelijker maar wordt er toch wel meer immateriële waarde aan toegevoegd. De hoeveelheid koffie die we drinken neemt bijvoorbeeld niet toe, maar wel de toegevoegde waarde aan die koffie, omdat we meer willen betalen voor speciale koffie, met een smaakje of een met bijzonder imago. Deze verschuiving van materieel naar immaterieel zien we bij vrijwel alle producten. Dat geldt voor auto’s, kleding, cosmetica, huisraad, kortom voor vrijwel alles wat wij consumeren. Deze drie Wetten, de 1e en de 2e Wet van de Informatiesamenleving en de Wet van Vervanging van Materie door Informatie versterken elkaar. Alles wordt steeds meer digitaal, overal komt steeds meer ICT en steeds meer toegevoegde kennis in te zitten. Dit betekent natuurlijk niet dat onze consumptie nu volledig immaterieel zal worden. We blijven calorieën nodig hebben om onszelf te voeden. Het betekent wel dat wij in staat zijn om aan een beperkte hoeveelheid materie (grondstoffen en energie) steeds meer immateriële waarde toe te voegen en zo te komen tot steeds meer behoeftebevrediging voor steeds meer mensen. Of om het in niet-economen termen te zeggen, tot een wereld met steeds meer welvaart voor steeds meer mensen.
26
-0By 2010 touch-sensitive robots shall make virtual reality more realistic. The ability to collect and transmit tactile data--such as the way it feels to kick a soccer ball-will add to humans' ability to experience events remotely. Planetary geologists with robotic proxies in space could feel the weight and texture of rocks on Mars, and lovers separated by miles could hold hands. -0"Television won't last because people will get tired of staring at a plywood box every night." (Darryl Zanuck, 20th Century Fox co-founder, 1946) -0"The main result of all these developments will be to eliminate 99 per cent of human activity, and to leave our descendants faced with a future of utter boredom, where the main problem in life is deciding which of the several hundred TV channels to select." Arthur C Clarke. The World of 2001, 1968. -0Er zijn weinig technische innovaties te verwachten die de jeugd kunnen boeien. Huiskamertoepassingen van visuele media zullen het doen en laten van de jeugd niet in sterke mate beïnvloeden. Verkenning WRR in 1977 -0
27
7- Terug naar de warmte van vroeger? Jonge mensen vinden e-mail saai. Ze associëren het met school en officiële instanties. Ze vinden e-mail ook te traag. “Het is echt iets voor bejaarden.” Ze facebooken of msn-en liever. Volgens tijdsbestedingonderzoeken gebruikt 90% van alle middelbare scholieren regelmatig msn of een ander chatprogramma. Als ze thuis komen van school kruipen ze voor het scherm van de PC en beginnen te chatten. Terwijl ze hun huiswerk maken, gamen, of gewoon wat surfen over internet, hebben ze via hun laptop, PC of telefoon contact met hun halve netwerk. Ze communiceren soms met wel vijftien vriendjes tegelijk. Multitasking is niet alleen iets wat computers kunnen, jongeren kunnen dat ook. Ouderen gaan dan meteen roepen dat dit niet goed kan gaan. “Je kunt niet met tien mensen tegelijk communiceren”, “Het is wel heel oppervlakkige communicatie”, of “dit moet dan ten koste van de fysieke contacten”. De praktijk is echter anders. Het gaat vooral ten koste van de saaie niet interactieve tv. Jongeren kijken opeens veel minder tv en als ze dat nog wel doen is dat dan ook gewoon een van die dingen die ze tijdens het multi-tasken doen. Diezelfde tijdsbestedingonderzoeken geven ook aan, dat populaire jongeren internet vooral gebruiken om hun netwerk te versterken. Ze hebben daardoor naast hun virtuele contacten net zoveel of zelfs meer irl (in real life) contacten dan hun leeftijdsgenootjes van tien jaar terug. Eigenlijk is het allemaal heel logisch. Via internet op hun telefoon of computer hebben ze simultaan, instant contact met hun vriendjes, zonder dat het beltegoed of telefoontikken kost. En wat is er nu heerlijker dan gewoon lekker kletsen met degene om wie je geeft? Nooit meer alleen, altijd iedereen dichtbij, wie wil dat nou niet? De praktijk kent natuurlijk niet alleen rozengeur. Wat als je nou geen vriendjes hebt? Als je voortdurend van de vriendenlijsten van de anderen wordt gekickt? Dat lost hyves, facebook of msn nog niet op. Eenzame jongeren ervaren, achter hun digitale venster op de wereld, hun eenzaamheid misschien wel als nog veel kwellender. “Zoveel communicatiemogelijkheden, maar niemand om mee te communiceren”. Kre ten om hulp, schreeuwen je dan ook tegemoet op sommige jongerensites. En het kan nog erger. Ook digitaal pesten doet pijn, blijkt uit de
28
postings op jongerensites. Als je eenmaal het pispaaltje bent, kan de hele groep zich via het netwerk tegen je keren. Er wordt dus nog steeds heel wat afgeleden door eenzame puberjongens of kwetsbare tienermeisjes. Maar misschien kan internet ook hier een oplossing bieden voor de sociaal wat minder begaafden onder ons. Er bestaan al speciale virtuele gemeenschappen voor verlegen lotgenoten en internetcursussen ‘contact leggen’. Het internet blijft zich intussen verder ontwikkelen. E-mail is dus iets voor ouderen en ook hyves en facebook ontwikkelen zich alweer verder. Met je webcam kun je ook live je vriendjes zien en spreken. Je hebt als het ware op je scherm je hele vriendenkring onder handbereik en in het oog. Dat biedt prachtige nieuwe communicatiemogelijkheden. Altijd alle mensen om wie je geeft direct oproepbaar. Het doet me denken aan het dorp van vroeger, waar iedereen ook vlakbij woonde. Alleen kan ik nu kiezen wie ik toelaat in mijn ‘virtuele gemeenschapje’. Dat zou u ook wel willen toch? Ik denk dat echt breedband (via glasvezel en dus heel goedkoop en met een bijna onbeperkte capaciteit) hiervoor gaat zorgen. Zoals zo vaak kunnen we veel leren van de lessen uit het verleden. Ik denk dan aan wat er gebeurd is met de telefoon. In de begindagen van de vorige eeuw was de telefoon al redelijk ingeburgerd. Maar een telefoon was toen nog wel een luxe iets. Het waren vooral de notabelen zoals notarissen, doktoren en rijke zakenmensen die er gebruik van maakten. De telefoonmaatschappijen van die dagen zochten naar manieren om meer mensen te interesseren in dit nieuwe medium. Ze bedachten daarop allerlei toepassingen voor ‘gewone’ mensen. Er verschenen overal advertenties. “Neem een telefoon in uw huis. Als u dan ziek wordt, hoeft u niet meer bij de dokter langs. U kunt dan per telefoon uw klachten doorgeven aan de arts en hoeft nooit meer naar ziekteverwekkende wachtkamers”. Of, “Voortaan kunt u per telefoon luisteren naar de kerkdienst. Of, “Bel uw kruidenier en geef via de telefoon uw boodschappen door. Nooit meer wachten in de winkel en al uw boodschappen worden thuisbezorgd”. Men bedacht dit soort ‘nuttige’ toepassingen omdat niemand geloofde dat gewone mensen bereid zouden zijn, vele tientallen (in die tijd) guldens uit te geven voor gewoon kletsen. Maar toen de telefoon eenmaal echt ingeburgerd raakte, bleek dit toch de onverwachte killerapplicatie.
29
Hetzelfde zagen we bij de komst van de mobiele telefoon. Eerst was dit nog een enorm bakbeest, dat alleen ingebouwd kon worden in auto’s. Maar zo tegen 1990 werd de mobiele telefoon draagbaar en hanteerbaar. Die eerste echte mobiele telefoons werden vooral gekocht door zakenmensen en ‘patsers’. In die tijd was het in de ‘betere’ kringen echt notdone om in het openbaar gezien te worden met “zo’n mobiele telefoon”. Je moest een goed excuus hebben, bijvoorbeeld dat je hem nodig had voor je werk. Toen begon de industrie met enorme reclamecampagnes en met prijsverlagingen en acties. Dat hielp. Eerst vroegen veel mensen zich nog af waar die mobiele bellers, die overal maar aan het bellen waren, dat ding nou voor nodig hadden. Men schamperde dat ze vooral werden gebruikt om te vertellen dat je er aan kwam en dat de aardappels wel alvast op konden worden gezet. Maar eigenlijk was dat een achterhoedegevecht. Al snel hoorde je er niet meer echt bij zonder zo’n mobieltje. Binnen enkele jaren liepen meer dan 14 miljoen Nederlanders met zo’n ding. En waar worden ze voor gebruikt? Vooral voor kletsen en roddelen, voor contact met de mensen om wie je geeft, met je vrienden en bekenden en met het thuisfront. Mensen blijven ook sociale dieren. Apen vlooien en mensen kletsen. Dat gold ook voor sms-en. Het is reuze onhandig om met die kleine toetsjes berichten in te tikken. Omgerekend per letter is het ook heel erg duur. Toch was het opnieuw een killerapplicatie. Er gaan honderden miljoenen om in de sms-wereld. Opnieuw is de inhoud van 95% van de sms-jes sociaal. Hou je nog van mij? Ben wat later. Kom jij ook? Dat gaat dadelijk ook gebeuren met breedband. De aanbieders hebben lang gedacht een sluitende businesscase te kunnen maken met de verkoop van content. Interactieve televisie, video on demand, spelletjes, etc. Maar ondanks vele pogingen en kostbare experimenten komt deze case nog steeds niet van de grond. De aanbieders klagen over de kip-ei situatie. Er is onvoldoende interessante content en daarom wordt er nog geen breedband tot in huis aangelegd; er is nog geen breedband en daarom loont het nog niet om interactieve content te ontwikkelen. Maar ook hier wordt de ‘killerap’ weer gewoon sociaal contact. Een praatje maar nu met een beeld erbij. Elke dag even virtueel op bezoek
30
bij mijn ouders in het verzorgingshuis, zonder dat ik eerst 150 kilometer hoef te rijden. Gezellig kletsen met mijn vriendin, maar dan niet alleen met zo’n klein stemmetje in mijn oor, maar nu ook met haar gezicht bij mij op het scherm. Virtueel op bezoek bij mijn kinderen, zodat ze mij op de bank zien zitten en ik hen aan de keukentafel? Ik kan ze ook even mijn nieuwe jurk laten zien die ik vanmiddag in de stad heb gekocht. Ongetwijfeld zal breedband, als het er eenmaal is, een geweldige impuls geven aan allerlei handige telediensten. Teleonderwijs, telewerken, telegezondheidszorg, etc, etc. Maar de meest voor de hand liggende killerapplicatie blijft toch weer gewoon sociaal contact.
31
8 – De UIT-knop In dit tijdperk van multimedia, van channel surfing, computergaming en zappen langs 60 digitale zenders hebben velen van ons de kunst verleerd om even echt niets te doen. Om het achtergrondgeluid of de TV even uit te zetten. Om even alleen te zijn met onszelf en onze gedachten en gevoelens. Toch weten we allemaal dat langzamer vaak beter is. Betere gezondheid, betere werkprestaties, betere relaties, beter eten, betere seks. Er zijn ook activiteiten die je beter niet kunt versnellen. Meditatie, bidden, handwerken, tuinieren, yoga, schilderen, lezen, wandelen. Onthaasting is dus soms nodig. Onthaasting is te leren. Sommige activiteiten dwingen je te leren de tijd te nemen, om de dingen goed te doen en er juist daardoor meer van te genieten. ICT biedt ons de mogelijkheden om heel veel tijd te besparen. Sms en e-mail is echt veel efficiënter dan briefjes of memootjes schrijven. Informatie op internet zoeken is echt veel sneller dan rondbellen of naar de bibliotheek gaan. Een tekst bewerk je digitaal echt veel makkelijker dan met zo'n oude typemachine. En de telefoon en skype bespaart je soms heel veel reistijd. Maar dan moeten we wel verstandig leren omgaan met al die middelen die ons het leven makkelijker maken. Ze zijn namelijk ook gevaarlijk, want ze kunnen leiden tot verslaving aan nog meer informatie, nog meer snelheid. Steeds vaker hoor je dan ook mensen klagen dat het leven steeds sneller en steeds hectischer is geworden. En heel vaak krijgt ICT de schuld daarvan. Een kwart van alle managers moest in de vakantie bereikbaar blijven, kopte het ANP al in de zomer van 2004. En als een klant een emailtje verstuurt, verwacht hij of zij liefst wel dezelfde dag antwoord. Het lijkt of we als samenleving steeds meer verslaafd zijn geraakt aan snelheid. Heb je geen tijd om die roman te lezen die je ooit voor je verjaardag kreeg? Volg dan een cursus snellezen of huur de dvd in de videotheek. Is afslanken te tijdrovend? Liposuctie gaat veel sneller. Te druk om te koken? In de winkel staan de kant-en-klaar-maaltijden in rijen op je te wachten. Geen tijd voor de fitness? Met de Powerplate ben je in tien minuten klaar. Komen die filmpjes erg traag binnen? Neem nog sneller internet.
32
Toch zijn er van die activiteiten, die je nu eenmaal niet kunt versnellen. Die je zelfs niet zou moeten willen versnellen. Activiteiten die tijd, die rust nodig hebben. Als je dat soort activiteiten versnelt, keert zich dat tegen je. Bijvoorbeeld op je werk. Haast leidt hier tot slordigheden. Haastige spoed is ook hier zelden goed. Toenemende werkdruk leidt op den duur tot stress en burn-out. Sommige mensen gunnen zich zelfs geen echte vakantie meer. Veel mensen voelen een voortdurende werkdruk. Zelfs thuis, in het gezin of privé voelen ze zich voortdurend tekortschieten. Ze hebben het gevoel dat ze voortdurend te weinig aandacht geven aan hun kinderen, hun partner of zichzelf. Sommige mensen vluchten als reactie op al deze druk in alcohol, nicotine, cocaine of andere drugs. Anderen slapen structureel te weinig (slaaptekort schijnt meer auto-ongevallen te veroorzaken dan alcohol!). Bedenk dan dat ICT niet alleen tijd bespaart, maar ook verslavend kan werken. Je moet er mee leren omgaan. Er zit echt een aan-uit knop op je pc, op je tv en zelfs op je mobiele telefoon (overigens niet op mijn 'oude' vaste toestel, daar moest ik de stekker uit trekken). Uiteindelijk blijft snel of langzaam een keuze.
33
9 - Met ICT meer geluk? Worden we nu gelukkiger met al die ICT? Om die vraag te beantwoorden neem ik u mee naar de Middeleeuwen. Als ik denk aan de Middeleeuwen, denk ik aan machtige kathedralen en kastelen, maar als ik verder doordenk, denk ik ook aan hongersnoden, oorlogen, volksziekten, de Zwarte Dood, armoede en onrechtvaardigheid. Ik ben blij dat ik dat niet hoef mee te maken. Ik ben ook blij dat ik niet leef in de preutse, gestrenge, armoede van de 19e eeuw toen de gemiddelde levensduur in ons land ergens in de buurt van de 35 jaar lag. Ik zou ook niet terug willen naar de armoede van de jaren 30 van de vorige eeuw of de bekrompenheid van de jaren 50. Ik geloof in idealen als vrede, vrijheid, rechtvaardigheid, duurzaamheid, welvaart, een schoon milieu en een eerlijker verdeling van de welvaart over de wereld. Ik geloof dat we op weg zijn naar deze idealen en dat ICT daaraan bijdraagt. Nou vermoed ik ook dat, als de mensen van 200 jaar terug hadden geweten over de atoombom, milieuvervuiling en twee grote wereldoorlogen, zij vast tegen technologische vooruitgang zouden zijn geweest. Maar hoeveel mensen van nu zouden terug willen naar de korte gewelddadige, armoedige levens vol ziekten, rampen en dergelijke, waarin in die tijd kort 99% van de mensheid leefde? Techniek (en ICT is een vorm van techniek) biedt ons altijd de illusie machtiger, goddelijker, vrijer te worden. Die belofte is deels ook waar, techniek schenkt ons nieuwe mogelijkheden die we eerst nog niet bezaten. Tegelijkertijd echter blijken er ook altijd onverwachte neveneffecten te zijn. Elke uitvinding kan ten goede en ten slechte worden aangewend en de meeste uitvindingen hebben onverwachte en ongewenste ‘externe effecten’. De invoering van nieuwe technologie zet ook altijd het bestaande culturele- en socio-economisch systeem onder druk. Aanpassingen daarvan gaan meestal ook met pijn gemoeid, vooral voor de ouderen en de verliezers. De vraag is nu of geluk besloten ligt in meer (keuze)vrijheid, goddelijkheid en macht. Dit is een oud thema in de literatuur. Denk aan de verhalen over Faust, Hermes Trimegistus, en over de tovenaarsleerling, waarmee het alle drie niet echt goed afliep. Mensen willen denk ik niet meer keuzevrijheid, maar willen vooral meer zekerheid en minder onzekerheid. Dat willen ze dan gecombineerd met warme sociale relaties, fijn en belonend werk, een warm dak boven hun hoofd, kortom met de bekende behoeften uit de behoeftepiramide van Maslow.
34
Ik ben ervan overtuigd dat we door meer en betere ICT op den duur steeds beter kunnen voorzien in de behoeften uit de piramide van Maslow. Dankzij ICT gaat informatie immers steeds sneller, goedkoper en gemakkelijker de wereld rond en ik ben er van overtuigd dat meer informatie en meer kennis op den duur gelukkiger moet maken. Ik zou bijvoorbeeld niet terug willen naar een tijd van onwetendheid. Naar een tijd waarin wij niet wisten waar ziekten vandaan kwamen en waarin natuurverschijnselen werden gezien als geschenken of straffen van een godheid. Maar goed dat is mijn persoonlijke opvatting. Laat ik daarom een aantal concrete voorbeelden geven van de gevolgen van het internet. Bijvoorbeeld de weersvooruitzichten. We zijn tegenwoordig steeds beter in staat het weer voor de komende dagen juist te voorspellen. Via internet kan iedereen nu de buienradar zien. Met deze site kun je precies zien waar op dit moment, maar ook waar de komende uren de buien vallen. Handig als je moet beslissen wel of niet naar de markt te gaan. Erg handig ook bij een optreden in de buitenlucht, bij een wandeling, of als de was buiten hangt te drogen. Uiteraard is dit maar een voorbeeld. Een heel banaal voorbeeld, en ik kan er honderden, zo niet duizenden aan toevoegen. Van de handelsprijzen op de internationale markten (belangrijk voor aanbieders in ontwikkelingslanden) tot medische informatie (belangrijk voor patiënten). Nog belangrijker misschien zijn de plekken op internet waar je informatie met elkaar kunt uitwisselen. Van bekende community sites zoals MySpace, Youtube, of Hyves tot aan de miljoenen forumsites op internet waar zeer levendig en genuanceerd en vaak met heel veel kennis van zaken wordt gediscussieerd over onderwerpen variërend van het laatste optreden van de Rolling Stones tot aan de gevolgen van de verkiezingen in Paraguay. De beschikbaarheid van meer informatie of meer kennis leidt tot meer keuzevrijheid. Vroeger hadden we een beperkt gezichtsveld, tegenwoordig is (bijna) alle kennis van de wereld voor iedereen via internet beschikbaar. Niet dat iedereen daar gebruik van maakt. Je hoeft er ook geen gebruik van te maken. Het verschil met vroeger zit hem vooral in de vrijheid te kiezen. Als je nu kiest voor zo’n beperkt
35
gezichtsveld is dat een vrije keuze, vroeger was dat je noodlot. De telefoon, de radio maar ook de televisie en vooral het internet maken de wereld kleiner en vergroten daarmee de betrokkenheid met onze buren. Ik citeer een bekende filantroop ;-): "De elektronische snelweg zal grenzen doen vervagen en zal het ontstaan van een wereldcultuur bevorderen, of zal in ieder geval bijdragen aan gemeenschappelijk beleefde culturele activiteiten en waarden. Ik denk dat mensen er behoefte aan hebben om bij vele gemeenschappen te behoren, inclusief de wereldgemeenschap". Dit citaat was van Bill Gates, ooit de rijkste mens ter wereld, dankzij zijn software. Ik ben het met hem eens. Op den duur zal ICT de grenzen tussen mensen slechten. Als je dat historisch bekijkt, zou je kunnen zeggen dat er een heel lange periode is geweest waarin de mensheid steeds verder uit elkaar groeide. Elke groep ontwikkelde zijn eigen cultuur, zijn eigen zeden en gewoonten en zelfs zijn eigen taal. Bij het kampvuur werd vroeger die cultuur overgedragen, werden de verhalen verteld, werd het groepsbesef versterkt. Maar helaas had dat ook een keerzijde. Tegelijk met dat groepsbesef werd ook het anders zijn van de ‘ander’ benadrukt. Geen eigenheid immers zonder een ‘ander’. Door verbeterde ICT is dat proces van uit elkaar groeien op een gegeven moment omgekeerd. Dat begon ergens in de 15e eeuw met de uitvinding van de boekdrukkunst. Opeens kon informatie snel, goedkoop en gemakkelijk worden vermenigvuldigd, bewaard en verspreid. Opeens werden oude en nieuwe ideeën over grote groepen verspreid. Ontdekkingsreizigers vanuit West Europa brachten later de nieuwe ideeën naar de rest van de wereld. Dit werd nog makkelijker met de komst van de telegraaf, de telefoon, radio, film, tv en internet. Daardoor zie je nu steeds meer interculturele contacten. In Bakthapur, de heilige stad van Nepal, draagt de jeugd jeans en drinkt Coca-Cola. In Amsterdam kopen jongeren wierook, Boeddhabeeldjes en kleding uit Nepal. Dat wil niet zeggen dat Amsterdammers nu Boeddhisten zijn geworden, of Nepalezen Amsterdammers, maar wel dat dit uitwisselen van informatie geleidelijk aan leidt naar meer naar elkaar toegroeien. Deze uitwisseling van ideeën en informatie over de elektronische snelweg heeft natuurlijk ook een keerzijde. Prachtige oude culturen, denk aan die van Nepal of Bali, zullen waarschijnlijk verder verwesteren of mogelijk zelfs verdwijnen. Cultureel gezien wordt het dan langzamerhand steeds meer van hetzelfde. Authenticiteit wordt zeldzaam. We eten tegenwoordig ook in Tokio croissants en drinken er cappuccino, dus daarvoor hoef je niet meer naar verre landen toe.
36
Wie naar verre streken reist, ziet dat er tegenwoordig overal radio, tv en internet is. Tot in de kleinste dorpjes in Nepal of Nicaragua vind je draagbare radio’s, schotelantennes en vaak zelfs internetcafés. Dat heeft gevolgen voor de manier waarop de wereld in elkaar zit. ICT heeft bijvoorbeeld de democratisering in veel vroegere dictaturen een forse duw in de goede richting gegeven. De mondiale publieke opinie is nu via de nieuwe media, maar ook via de oude media en via de toegenomen mobiliteit (wereldhandel en internationaal toerisme) veel beter geïnformeerd dan vroeger. We spreken in dit verband wel van de drie C’s. Connected, Communication en Consiousness. Mensen worden zich steeds beter bewust van de wereld waarin zij leven. Internet ondergraaft daarbij de positie van de autoriteiten. De geschiedenisboeken beschrijven ook bij ons een verleden waarin een kleine politieke elite vaak met harde hand regeerde over een onderdrukte massa. Voor het eerst in de geschiedenis zien we nu (bijna) overal op aarde groepen goed geïnformeerde, goed opgeleide burgers ontstaan. Hoewel er nog veel moet gebeuren, zien we nu ook in de Derde Wereld, dus daar waar het grootste deel van de mensheid leeft, de opkomst van een middenklasse. Deze middenklasse is via radio, televisie, telefoon, fax, internet, mobiele telefoon en satellietontvangers aangesloten op de elektronische snelweg. Zij vormt een nieuwe politieke macht binnen iedere staat. En wanneer deze middenklasse eenmaal de smaak van vrijheid en welvaart heeft geproefd, wil zij die niet meer afstaan. Deze mondiale middenklasse heeft baat bij stabiliteit en een vrije uitwisseling van goederen en informatie en wordt zo de motor van sociale vernieuwing. Dankzij radio, tv en internet verandert ook de verhouding tussen arme en rijke landen. In Nicaragua weten ze nu ook – of dat denken ze in ieder geval – dat in de USA iedereen een huis heeft met een oprijlaan en groen gras en met twee auto’s voor de deur. Dat leidt er ondermeer toe dat er een grote stroom immigranten, al of niet legaal, via Mexico op zoek gaat naar hun stukje van de welvaart in de USA. Omgekeerd worden wij in de rijke landen er nu ook dagelijks aan herinnerd dat er honger en burgeroorlog is in grote delen van Afrika en het Midden Oosten. Dankzij de tv en het internet liggen die landen tegenwoordig vlakbij. Wij kunnen ons als rijke Westen niet langer meer veroorloven te doen, of al die problemen niet ook ons probleem zijn.
37
Kortom we komen als mensheid, als volkeren van de aarde door ICT steeds meer over elkaar te weten. We zullen ons daardoor ook langzamerhand steeds meer verbonden met elkaar gaan voelen. Uiteindelijk zal dit ook leiden tot meer begrip. Bekend maakt bemind, luidt immers een oud gezegde.
38
10 - Naar een planetair bewustzijn? Bijna iedereen van boven de vijftig kent de foto van het Vietnamese meisje Kim Phuc dat half verbrand, wegrent na een napalmbombardement van de Amerikanen. Deze foto werd indertijd een icoon in het protest tegen de oorlog in Vietnam. Tegenwoordig stellen de elektronische media ons voortdurend in staat bijna real-time mee te kijken bij rellen, oorlogen en politieke ongeregeldheden. Denk aan de studentenprotesten op het Plein van de Hemelse Vrede in Being, de monnikenprotesten in Birma en Tibet en recent nog de demonstraties na de verkiezingen in Iran en voor de val van de regimes in Tunesië, Egypte en Libië. Maar dat geldt niet alleen voor ongeregeldheden en oorlogen. Wij zijn nu voor het eerst in de wereldgeschiedenis in staat rechtstreeks in andere landen mee te kijken bij verkiezingen, natuurrampen en allerlei andere nieuwsfeiten. Daardoor ontstaat wereldwijd het besef dat misstanden niet meer ongezien kunnen blijven voortbestaan. Machtshebbers kunnen daardoor niet meer zo maar doen wat ze willen. De internationale media hebben geleid tot het begin van een mondiale gemeenschap met een mondiale publieke opinie en een mondiale ethiek. Buitenlandse politiek zal daardoor nooit meer hetzelfde zijn. En niet alleen is er iets ontstaan als een mondiale publieke opinie, voor het eerst in de wereldgeschiedenis kunnen gewone burgers nu wereldwijd samenwerken met andere mensen die ze niet kennen en waarschijnlijk ook nooit in levende lijve zullen ontmoeten. Ik denk dan aan de tienduizenden nongouvernementele organisaties die zijn ontstaan en werkzaam zijn op alle terreinen van binnen- en buitenlandse politiek. Die internationale samenwerking is ook nodig, want niet alleen foto’s zijn grensoverschrijdend, ook goederen, diensten, mensen, misdaad, ziekte, vervuiling, terrorisme, klimaatverandering et cetera houden zich niet aan grenzen. Onze instituties (politiek, rechtspraak, zorg, onderwijs) zijn hier nog niet of nauwelijks op voorbereid. Door de globalisering raakt alles niet alleen steeds meer met elkaar verweven, maar door de nieuwe media gaan dit ook steeds sneller. Dit traditionele check and balances in het nationale en mondiale politieke en sociale systeem
39
kunnen dit niet meer aan. De natiestaten zijn al lang niet meer in staat om individueel de belangen van hun burgers te behartigen. Daarom is het versterken van de internationale organisaties noodzakelijk. Zo langzamerhand zijn er wel al duizenden internationale samenwerkingsverbanden ontstaan: de EU, het IMF, de G20, de OESO, de ICO, WTO, het Internationale hof van strafrecht, de Verenigde Naties en natuurlijk de duizenden NGO’s en internationale bedrijven die over de grenzen samenwerken. Hoewel ik die internationale samenwerking nog uitermate gebrekkig en oppervlakkig vind, zou wat er nu al bestaat voor de 19e eeuwse mens waarschijnlijk op een utopie geleken hebben. Veronderstel eens dat er geen EU zou zijn geweest, hoe zou de geschiedenis dan zijn verlopen? Of veronderstel eens dat we tijdens de recente economische crisis geen euro zouden hebben gehad? Zouden we dan ook in Nederland een IJslandscenario hebben gehad met een compleet faillissement van Fortis en ABN-AMRO? Wij zijn de eerste generatie die de kracht van een mondiale publieke opinie en van een mondiale ethiek, kunnen combineren met mondiale organisaties en samenwerkingsverbanden. Die combinatie is belangrijk want voor het verder versterken van de internationale instituties is steun vanuit de publieke opinie nodig. Politici en bestuurders kunnen immers alleen wetten en regelingen aanpassen, als daarvoor voldoende draagvlak aanwezig is onder de bevolking. Daarvoor is een verandering nodig in de beleving van mondiale rechtvaardigheid en een mondiaal verantwoordelijkheidsbesef. En ook al bestaat er - ondanks televisiezenders als CNN en het Internet en andere grensoverschrijdende media - nog geen echte wereldopinie, er bestaat al wel een groeiend mondiaal gevoel van verbondenheid. Ook de verdere mondialisering van de economie draagt bij aan deze mondiale beschaving. In multinationals leren mensen van verschillende nationaliteiten immers samenwerken. De belangen van de multinationale ondernemingen zijn gediend bij meer internationale samenwerking. Met hun bezittingen over de gehele wereld hebben zij veel te verliezen en daarom zullen zij alles in het werk stellen om oorlogen en internationale spanningen te voorkomen. Zelfs "bloedeloze" cyberoorlogen zijn voor multinationals onacceptabel vanwege de schade aan hun elektronische infrastructuur.
40
Persoonlijk zie ik overigens ook wel iets in de stelling dat de NASA een belangrijke rol heeft gespeeld in het ontstaan van een mondiaal bewustzijn. Het valt niet te ontkennen dat de publicatie van de eerste foto’s vanuit de ruimte ons wel deed beseffen dat wij met z’n allen een kleine, mooie planeet delen.
41
11 – We hebben twee kansen De Japans-Amerikaanse wetenschapper en filosoof Michio Kaku heeft deze gedachten over een mondiale beschaving verder uitgewerkt. Volgens hem staan wij als mensheid nu op een tweesprong. Hij ziet op dit moment de geboorteweeën van wat hij een Type 1 mondiale beschaving noemt. Dat is een wereldgemeenschap die in staat is om de gehele planeet duurzaam te beheren. Hij stelt daarbij dat het lang niet zeker is dat de mensheid in staat is deze overgang te maken. De komende honderd jaar kan de mensheid een grote sprong voorwaarts maken naar een echte mondiale beschaving, maar ook ten ondergaan in een stortvloed van met elkaar samenhangende rampen zoals grote oorlogen om de steeds schaarser wordende grondstoffen, wetenschappelijke ontsporingen, ineenstortende milieusystemen, terroristische aanslagen, falende natiestaten, vreemdelingenhaat, groeiende criminaliteit, epidemieën en allerhande onbeheersbare virussen en bacteriën. Een tussenweg bestaat volgens hem niet omdat de globalisering ook rampen, schaarste, milieuvervuiling en ander ongerief naar de nu nog relatief veilige gebieden op aarde zal verspreiden. In de visie van Kaku is naast de politieke wil tot internationale samenwerking vooral de verdere technologische ontwikkeling cruciaal. Nieuwe technische toepassingen kunnen de mensheid voorzien van nieuwe (nu nog ondenkbare) hulpbronnen of – en dat is de andere kant - leiden tot de totale ondergang van de mensheid. Ik ga hier niet verder in op de gedachten van Kaku over een type II en een type III mondiale beschaving ook al biedt hij zeer interessante perspectieven. Een Type II beschaving is in staat de buurplaneten te koloniseren en is dus ruimtevarend. Een type III beschaving is tot nog veel meer in staat. Ik deel Kaku’s analyse. We staan nu inderdaad op een cruciaal moment in de wereldgeschiedenis. De wereld globaliseert in een steeds sneller tempo. We zien inderdaad geleidelijk aan het begin van een mondiaal bewustzijn en een wereldgemeenschap ontstaan. Hiervoor heb ik beschreven hoe de mensheid zich heeft verspreid over onze aardbol en daarbij veel verschillende culturen heeft ontwikkeld. Hoe de mensheid daarbij eerst uiteen viel in steeds meer verschillende groepen, religies, taalfamilies en natiestaten, maar dat er op een gegeven moment een tegenbeweging is ingezet. Na enkele eeuwen van langzaam van elkaar leren en naar elkaar toegroeien is dit proces de laatste jaren door de komst van de digitale media enorm versneld. In vele landen hebben de mensen intussen instituties opgezet die hebben gezorgd voor vrede en voorspoed. Recent is het door televisie, telefoon en vooral internet mo-
42
gelijk om, zonder in levende lijve naar andere continenten of landen af te reizen, toch ‘in real time’ contact te hebben met onze medeaardbewoners. Dit heeft geleid tot de eerste stappen in de richting van een mondiale beschaving, met mondiale organisaties en een mondiale ethiek. De wereldgemeenschap begint langzaam vorm te krijgen met een besef van een wederzijdse verbondenheid en afhankelijkheid en een gemeenschappelijke toekomst. Maar tegelijkertijd zien we de spanningen op verschillende plaatsen oplopen en verhardt zich de strijd om de steeds schaarsere natuurlijke hulpbronnen. Deze ontwikkeling heeft zich redelijk spontaan voltrokken, althans zonder duidelijke sturing van bovenaf. Kennelijk werken de krachten in de manier waarop wij mensen ons organiseren, in ons sociale systeem, ondanks kleinere en grotere momenten van terugval (de twee grote wereldoorlogen bijvoorbeeld) in deze richting. Maar wij staan nu voor het belangrijkste moment in de geschiedenis van de mensheid. We kunnen of een grote sprong voorwaarts maken naar een echte mondiale beschaving, of we gaan met zijn allen ten onder aan een combinatie van rampen als grote oorlogen, wetenschappelijke ontsporingen en een ineenstortend ecosysteem. Het is het paradijs of de hel. De tussenweg, ‘gewoon doormodderen’, is onbegaanbaar doordat de wetenschappelijke ontwikkelingen steeds sneller verlopen en doordat de verschillende machtsblokken en invloedsferen elkaar steeds meer zijn gaan raken. Criminaliteit, milieuvervuiling, veranderende klimaatsystemen, grondstofschaarste, terrorisme, epidemieën, en ander ongerief houden zich niet meer aan nationale grenzen. Tenzij we daar iets aan doen, zal deze ellende zich ook verspreiden naar de nu nog veilige en rijkere delen van de aarde. Het is heaven on earth of een megacrisis. Niet meteen vandaag of morgen, maar op zeker wel ergens in de komende decennia. We hebben misschien nog tijd, maar ruimte voor een minder drastisch scenario is er niet meer. Misschien kunnen we nog jaren langzaam doormodderen op de weg omhoog, maar voor het zelfde geld glijden we morgen al met z’n allen de afgrond in omlaag. Dat brengt mij terug naar de centrale vraag voor dit boek. Hoe kan ICT bijdragen aan een betere wereld voor ons allemaal? Een wereld waarin wij allemaal gelukkiger zijn? Het antwoord op deze vraag is vooral politiek. We constateren dat er al een planetair bewustzijn aan het ontstaan is. Het is nu zaak dit te vertalen in mondiale instituties. De techniek ontwikkelt zich intussen gewoon door. In de rest van dit boek zal ik daar de nodige voorbeelden van geven.
43
12 - Big Brother maakt het leven leuker en ……makkelijker
In 1948 schreef George Orwell een meeslepende toekomstroman met als titel: 1984. In dat jaar zou de overheid alle burgers 24 uur per dag via tv-camera’s en af- luisterapparatuur in de gaten kunnen houden. Privacy bestond niet meer. De overheid zou in 1984 ook alle media beheersen. Via radio, tv, film, kranten, boeken en onderwijs beheerst de overheid de weergave van de werkelijkheid en zelfs die van het verleden. Voortdurend herschrijft de overheid in 1984 de geschiedenis en past zij deze aan de nieuwe weergave van de feiten aan. Dit gaat zelfs zo ver dat de overheid voortdurend de taal herschrijft. De overheid in 1984 is dan geen totalitair regime, maar is ‘big brother’, de grote broer die zorgt voor zijn onderdanen. Die onderdanen zijn geen burgers, maar broeders. Woorden die ongewenst gedrag beschrijven worden gewoon geschrapt. Vrienden worden vijanden, wit wordt zwart. Het ministerie van Vrede houdt zich met oorlog bezig, het ministerie van Voorlichting met censuur. Gelukkig is deze voorspelling niet uitgekomen. Daar mogen we blij om zijn, want veronderstel eens dat overheden zoals in het voormalige Volksrepubliek Oost-Duitsland of Roemenië de beschikking zouden hebben gehad over de huidige digitale technologie. Om nog maar niet te spreken over de technologie die momenteel in ontwikkeling is. Want op dit moment komen er nieuwe technologieën beschikbaar waarvan de oude communistische dictators alleen maar konden dromen. ‘Big
44
Brother’ of ‘grote broer’ is zo langzamerhand echt mogelijk. En wat blijkt? De moderne Big Brother heeft het leven al veel leuker en handiger gemaakt en het mooiste moet nog komen. Privacy begint zo langzamerhand iets ouderwets te worden. Wie wil er nou volledig onbekend en ongekend door het leven gaan? In ruil voor een bonuskorting of airmiles zijn wij bereid al onze aankopen in grote databases te laten opslaan. Onze mobiele telefoon vertelt intussen voortdurend tot op een paar meter nauwkeurig waar we zijn en ook dat vinden de meesten van ons geen enkel probleem. Op de tv zijn wij bereid onze meest intieme details uit ons seksleven openbaar te maken. In ruil voor onze “10-minutes of fame” laten wij anderen tot diep in ons gevoelsleven meekijken. We maken ook dankbaar gebruik van alle mogelijkheden van een wereld zonder privacy. Miljoenen mensen hebben op profielsites zoals Facebook of Hyves, een pagina ingericht met daarop behalve een foto van zichzelf, allerlei gegevens over hun hobby’s, hun vrienden en over hun voorkeuren. Miljoenen mensen ‘bloggen’ en publiceren regelmatig over hun belevenissen of over hun opvattingen. De wereld is weer een dorp geworden via dit soort sites. Potentiële geliefden of zakenpartners kun je tegenwoordig via Facebook of Google opzoeken en zo kun je hun hele doopzeel lichten. Pre-internet generaties moesten het hebben van informatie van buren of bekenden, maar internetdaten, chatten en zelfs een niet-virtueel avondje uit worden steeds minder gevaarlijk omdat ons hele leven tegenwoordig on-line staat. Door mobieltjes en door internet is ons leven echt anders geworden. Als je via je mobiel voortdurend te traceren bent is het leven een stuk eenvoudiger. Afspraken hoef je tegenwoordig niet meer echt precies te maken omdat je toch altijd nog kunt bellen voor nadere specificaties. Ex-en verdwijnen nooit meer uit je leven omdat je ze via hun blog of Facebook pagina kunt blijven volgen. Vakanties worden minder vakantie als je ook vanuit Thailand je mail blijft checken. Big Brother blijkt geen dictator, maar gewoon een handige hulp die het leven een stuk makkelijker heeft gemaakt en het einde is nog niet in zicht. Er zijn nu al bedrijven die zogenaamde ‘plaatsgebonden’ diensten leveren. Stel dat je bijvoorbeeld ergens in Portugal rijdt en je zoekt een hotel. Je spreekt dan wat in en er dan komt er de boodschap op het scherm, of uitgesproken door een mooie vrouwen- of mannenstem: “In welke prijsklasse zoekt u? Met of zonder zwembad? Zullen wij alvast voor u reserveren? Ja? Dan moet u dadelijk bij de tweede afslag rechtsaf”.
45
Welke technieken zitten hier nu achter? Om te beginnen het koppelen van digitale gegevensbestanden. Iedere Nederlander is intussen al lang in duizenden gegevensbestanden opgenomen. Op dit moment mogen de gegevens uit al deze bestanden nog niet zomaar worden gecombineerd of gekoppeld, zoals dat in vaktermen wordt genoemd. Maar koppelen heeft wel grote voordelen. Illegale onderhuur, belastingontduiking of uitkeringsfraude worden dan wel een stuk moeilijker. Omgekeerd wordt het recht op een uitkering of vergunning ook veel eenvoudiger te bepalen. Met koppeling wordt de kans op verkeerde of verouderde gegevens een stuk kleiner. Vooral in de medische wereld zal dat grote voordelen gaan krijgen. Maar ook voor ons als consumenten wordt alles daardoor een stuk gemakkelijker. U hoeft bijvoorbeeld nooit meer voor de zoveelste keer uw gegevens in te vullen of door te geven. De tweede technische ontwikkeling is de komst van steeds betere zogenaamde datamining systemen. Google is een bekend voorbeeld van zo’n systeem dat die in een honderdste milliseconde miljarden gegevensbestanden kan doorzoeken. Zo’n zoeksysteem maakt het mogelijk uit die gekoppelde bestanden heel eenvoudig de gewenste gegevens te verzamelen. Met zo’n systeem zijn bijvoorbeeld heel eenvoudig psychologische profielen samen te stellen. Mijnheer A eet geen vlees, reist regelmatig naar Saoedi-Arabië, betaalt altijd met zijn creditcard, heeft onlangs een vliegcursus gevolgd, maar is geen piloot en heeft nu een vliegticket gekocht naar de VS. Ik vermoed dat de Amerikaanse overheid wel extra aandacht zal hebben voor meneer A. Met een beetje fantasie zijn de mogelijkheden van zo’n systeem voor ‘grote broer’ onuitputtelijk. Mevrouw B heeft geen inkomen, geen bezit, maar koopt wel een nieuwe auto. Hoe kan dat? Ook klantvriendelijke verkopers moeten smullen van de mogelijkheden. Mijnheer C rijdt Opel, gaat al enkele jaren op vakantie naar Italië en is toe aan een nieuwe auto. Misschien is hij wel in voor een nieuwe Fiat zeker als hij daarbij een gratis 14daags arrangement krijgt aangeboden in Florence of Verona. Een derde ontwikkeling zijn de steeds betere systemen van biometrie. Bij biometrie kun je iemand elektronisch identificeren aan de hand van een uniek kenmerk van die persoon, bijvoorbeeld een vingerafdruk, een foto, deel van de iris of zelfs aan de hand van bepaald gedrag. Dit kenmerk wordt elektronisch opgeslagen en kan
46
worden vergeleken met een op een ander tijdstip verkregen versie. De huidige technologie is in staat een groot aantal van zulke kenmerken snel en nauwkeurig vast te stellen, op te slaan en te vergelijken. Bijvoorbeeld je elektronische vingerafdruk of het patroon van je iris, het patroon van de bloedvaten op je netvlies, je stemgeluid, je lichaamsgeur, je gelaatstrekken, je handschrift en zelfs je DNA. Hiermee kun je dus op afstand bepalen of iemand inderdaad is wie hij zegt dat hij is. Door de voortdurende prijsdaling van opslag van digitale gegevens en de toenemende betrouwbaarheid van de software is het zelfs al mogelijk op afstand via elektronische gezichtsherkenning iemands identiteit vast te leggen en te bewaren. Dit maakt het voor het eerst in de geschiedenis mogelijk zeer betrouwbare en eenvoudig doorzoekbare persoonsregisters aan te leggen. Als je zo’n biometrische kenmerk gebruikt om iemand toegang te geven tot een bepaalde dienst of een terrein (bijvoorbeeld een vliegveld of een gebouw) wordt zijn of haar lichaam als het ware de sleutel of een wachtwoord. De vierde ontwikkeling is tracking en tracing. Er komen steeds betere en goedkopere chips op de markt om voorwerpen en zelfs mensen op afstand te volgen. In duurdere auto’s en fietsen en in sommige huisdieren en in paarden zitten al jaren zulke op afstand afleesbare chips. Die chips fungeren dan als een soort radio die een signaal kan uitzenden. In vaktermen staan ze dan ook bekend als RFID chips, ofwel Radio Frequency Identity chips. Op de plaatjes hiernaast zie je voorbeelden van die chips met daar omheen een hele grote antenne. Omdat die chips steeds goedkoper worden en ook steeds kleiner, zal het zal niet lang meer duren totdat in elk denkbaar voorwerp, tot aan mensen aan toe zulke chips zullen zitten. Die chips maken ‘tracking’ mogelijk. Je kunt met een speciale ontvanger die signalen opvangen en zo nagaan waar die chip (en dus dat voorwerp) zich bevindt. Tracking biedt vele voordelen. Tracking chips in fietsen en auto’s dienen vooral om diefstal te ontmoedigen, waardoor nu al de verzekeringspremie verlaagd kon worden. Chips in dieren kunnen bijvoorbeeld ook informatie geven over de eigenaar van het dier, de vervoerhistorie en het medicijngebruik. Dit soort chips kan zo ook worden gebruikt om de verspreiding van ziektes en fraude met Europese subsidies te voorkomen. Nu die chips snel goedkoper worden, passen sommige bedrijven deze chips ook al toe in consumentenproducten en vervangen zo de oude vertrouwde barcode. Alle producten die zijn uitge-
47
rust met zo’n chip zijn dan op afstand te volgen. U draagt dan een broek met zo’n chip erin en er zit er wellicht één in uw bril, uw sleutelbos en uw portemonnee. Altijd handig als u even niet meer weet waar u ‘m gelaten heeft. Maar ook handig voor degenen die willen weten waar u de laatste tijd allemaal geweest bent! Sommige deskundigen voorspellen dat er steeds meer intelligentie komt in die ingebouwde computerchips en dus in al die voorwerpen. We komen dan in Web 3.0. terecht. Maar wat als je koelkast aan de supermarkt vergeet door te geven dat je op vakantie bent? Vind je dan een overvolle koelkast vol met bedorven spullen als je weer thuiskomt? Of wat als je auto beslist om opeens naar de garage te gaan? Het alternatief is daarom meer voor de handliggend. Apparaten en andere voorwerpen blijven ‘dom’, maar worden identificeerbaar en traceerbaar. Ze krijgen dus wel een RFID chip ingebouwd, zeg maar een op afstand afleesbare individuele streepjescode, maar worden verder niet intelligent.
De intelligentie zit dan in de database. Alle voorwerpen worden dan ‘googlebaar’. Sleutels kwijt? Druk op ^F en je ziet waar ze liggen. Alle voorwerpen worden dan traceerbaar in plaats en tijd. Ze krijgen een geschiedenis. Slimme software gekoppeld aan die database, denk aan een combinatie van Google en Amazon analyseert deze gegevens en kan op basis hiervan aanbevelingen doen. Deze week maar geen melk, of morgen naar de garage.
48
13 - Wie niets te verbergen heeft Wat hebben de OV-chipkaart, Google Earth en bewakingscamera’s met elkaar te maken? Ogenschijnlijk niet veel. Maar deze drie voorbeelden maken ons duidelijk dat we allang niet meer ‘op het net’ leven. We zijn steeds meer gevangen geraakt ‘in het net’. Dat net is dan het geheel van poortjes, camera’s, cardreaders, betaalautomaten, navigatiesystemen, mobiele telefoons, en de databases waarin onze digitale identiteiten worden vastgelegd en beheerd. Allerlei dagelijkse handelingen zoals geld opnemen, reizen met het openbaar vervoer of de auto of gewoon een gebouw of winkel binnengaan, worden steeds meer vastgelegd. Dit zijn dan nog allemaal voorbeelden van het gebruik van de openbare ruimte, maar wat te denken van het gebruik van de digitale ruimte? Van internet en de mobiele telefoon? Daar wordt nog veel meer vastgelegd. Het aantal partijen dat gebruikt maakt van deze gegevens wordt ook steeds groter. Wie controleert deze partijen? En is dit wel een wenselijke ontwikkeling? In de dorpen of steden van een paar honderd jaar geleden kende men nauwelijks privacy. Iedereen wist alles van elkaar. Wij associëren gebrek aan privacy vaak met overheidsadministraties. Die zijn al heel oud, maar pas twee eeuwen terug voerde Napoleon in Nederland het systeem van de burgerlijke stand in. Tijdens de Tweede Wereldoorlog heeft dit systeem ook de bezetter ‘goede’ diensten bewezen en niet alleen bij het opsporen en deporteren van joodse ingezetenen. Toen werd opeens het gevaar van zo’n systeem duidelijk. Maar verder heeft zo’n overheidsadministratie alleen maar voordelen. Alleen wie iets te verbergen heeft, moet bang zijn voor zo’n systeem. Nederland heeft een duidelijk trauma overgehouden aan de gebeurtenissen tijdens de Tweede Wereldoorlog en is sindsdien altijd veel gevoeliger gebleven voor privacykwesties dan de ons omringende landen. In vrijwel al die landen bestond dan ook al lang een algemene identificatieplicht, iets dat pas enkele jaren terug bij ons is ingevoerd. Ook in ons land moet iedereen van 14 jaar en ouder zich nu kunnen legitimeren met een erkend legitimatiebewijs. Tot voor kort ging het nog om ‘analoge’ legitimatiebewijzen, maar het Nederlandse paspoort
49
kreeg vanaf 2006 een chip waarop ook biometrische kenmerken zoals vingerafdrukken en een gezichtsscan kunnen worden vastgelegd. Intussen ‘verdampt’ onze privacy steeds verder. U moet zich nu kunnen legitimeren als u zich in de openbare ruimte begeeft, een huis koopt, een lening afsluit, een bank- of spaarrekening opent of als u door de politie wordt aangehouden. Allerlei instanties vragen ook naar uw legitimatie. Bijvoorbeeld uw rijbewijs, uw videotheekkaart, bibliotheekkaart of klantenpas. Overal hangen tegenwoordig bewakingscamera’s, u maakt u kenbaar als u betaalt met uw pinpas of geld uit de muur trekt. Steeds meer bedrijven slaan uw gegevens op en kunnen nagaan waar u was op een bepaald moment en wat u daar deed. Uw mobiele telefoon zendt voortdurend een signaal uit waarbij uw toestel kan worden getraceerd en u dus ook. (Tenzij u uw toestel tijdelijk uitleent aan een ander, of uw toestel thuislaat). Ook bij het koppelen van overheidsdatabestanden wordt geleidelijk aan steeds meer toegestaan. Toch mag het zo maar koppelen van de gegevens van bijvoorbeeld belastingdienst, werkgever, energiebedrijf, woningbouwcoöperatie en ziekteverzekeraar nu nog niet omdat dat de privacy te veel zou aantasten. Deze koppelingsverboden zien we nu langzamerhand overal verdwijnen. Als deze koppelingen namelijk wel worden toegestaan, kunnen al die organisaties veel effectiever en goedkoper werken. Hun dienstverlening kan dan veel beter, ze kunnen veel goedkoper werken, maar bovendien zullen de kosten door fraude (bijvoorbeeld door illegale onderhuur of met belastingen en uitkeringen) veel lager uitvallen. Als die databestanden dan meteen worden gekoppeld aan biometrische gegevens wordt fraude praktisch onmogelijk. Alleen de personen die worden herkend op grond van hun lichaamskenmerken en die volgens de regels in aanmerking komen voor de dienst of uitkering kunnen dan nog gebruikmaken van het systeem. Zo’n koppelingsverbod kan niet lang meer standhouden als wij eisen dat de overheid alle wetten en regelingen zo goed en zo goedkoop mogelijk uitvoert, maar tegelijkertijd verbieden dat zij daarvoor gebruik-maakt van de beschikbare en voor de hand liggende instrumenten. Het is alsof je tegen een kelner zegt, “je moet snel en zonder morsen serveren, maar je mag maar één hand gebruiken en we binden je benen ook nog aan elkaar”.
50
Er is nog een reden waarom de hele privacydiscussie snel begint te kantelen: veiligheid en terrorisme. Want wat is de waarde van privacy als het gaat om het voortbestaan van de mensheid? Dit lijkt misschien een vreemde vraag. Maar stel je eens voor dat één persoon, of een klein groepje mensen, in staat zou zijn om de hele mensheid uit te roeien. Stel je eens voor dat een terrorist in staat zou zijn een micro-organisme te maken dat we niet meer kunnen bestrijden. Stel dat iemand dit doet en dan loslaat op de rest van de mensheid? Nu is dat misschien nog niet mogelijk, maar dat moment komt er gegarandeerd aan. Genetische manipulatie wordt op steeds grotere schaal gebruikt in de farmaceutische industrie, de voedselindustrie en de moderne landbouw. Eenvoudige standaardapparatuur die ook wordt gebruikt voor het maken van antibiotica, insecticiden of kunstmest is voldoende om een levensgevaarlijk gemanipuleerd virus of bacterie te maken. De technologie voor het maken van biologische wapens wordt daardoor steeds goedkoper en ook steeds eenvoudiger. Dit biedt terroristen en andere kwaadwillenden geheel nieuwe, steeds goedkopere en steeds effectievere wapens. Onschadelijke bacteriën kunnen zo in moordenaars worden veranderd, immuun tegen alle bekende antibiotica. Veronderstel eens dat een terrorist met een spuitbusje op Schiphol rondloopt en zo passagiers naar alle uithoeken van de aarde besmet. Een samenleving waarin één individu of één kleine groep de rest kan vermoorden, houdt niet lang stand. Onder de vele miljarden mensen zullen er immers altijd één of meer idioten zijn, die de hele mensheid (desnoods inclusief henzelf) willen vernietigen. De kennis over genetische manipulatie en de bijbehorende apparatuur kunnen we niet verbieden. Wat we dan nog wel kunnen doen is het in de gaten houden welke groepen of welke individuen interesse hebben in gemodificeerde ziekteverwekkers, kweekapparatuur en kennis op deze gebieden. Dat is precies wat inlichtingendiensten doen. Dat dit heel ver kan gaan bewijst het Amerikaanse Echelon-netwerk, dat wereldwijd alle elektronische communicatie onderschept en monitort. Wat moeten we daar van vinden? Persoonlijk vind ik dat de privacybeschermers te makkelijk schermen met het recht op privacy. Ik vind dat zij moeten kunnen uitleggen waarom wij de gemeenschap op hoge kosten willen jagen, waarom wij het de overheid moeilijk willen maken om goede
51
en goedkope diensten te leveren en om wetten te handhaven. Want al die privacybescherming leidt nu tot gebrekkige wetshandhaving, gebrekkige dienstverlening, onnodig hoge uitvoeringskosten, uitnodigingen tot fraude en als gevolg van dit alles ook nog een gebrek aan vertrouwen in het functioneren van die overheid. En als klap op de vuurpijl, toenemende risico’s van terrorisme. Het komt erop neer dat het beschermen van privacy de samenleving momenteel heel veel geld kost. Ik zou graag eens zien dat de privacybeschermers uitleggen waarom deze kosten terecht zijn. Verder lijkt het me ook niet meer dan logisch dat je, als je deel wilt uitmaken van een gemeenschap, je je als individu ook kenbaar zult moeten maken voor die gemeenschap. In ruil voor het inleveren van een deel van je privacy krijg je dan bescherming, veiligheid, en kun je gebruik maken van de gemeenschapsvoorzieningen en alle gemakken van de samenleving. Je zou het kunnen vergelijken met het betalen van belasting. Daarbij lever je een deel van je inkomen in en daarvoor krijg je ook allerlei voordelen terug. Omgekeerd vind ik dat er een evenwicht moet zijn tussen de belangen van het individu en het algemeen belang. Als de overheid alles van de burger wil weten, moet die burger de overheid wel kunnen vertrouwen! Dat vraagt om transparantie, democratie, en betrouwbaarheid. Want hoe voorkomen we het gevaar van misbruik? Wie controleert de controleurs? Vertrouwen van de burger in de overheid en haar motieven is daarom essentieel. Om dit te bereiken pleit ik voor een andere insteek bij het privacydebat. Hoe kunnen wij ons als burgers voldoende controle-instrumenten verschaffen om de overheid volledig te kunnen vertrouwen? Hoeveel mogen wij over de overheid weten? Want alleen wie de overheid voldoende kan vertrouwen, is bereid in vertrouwen zijn of haar gegevens te laten opslaan. Ik wil daarom pleiten voor een breed gevoerd maatschappelijk debat over de invoering van nieuwe privacybeperkende maatregelen. Nu wordt met argumenten als “wie niets te verbergen heeft, heeft ook niets te vrezen” of “het is in het belang van de terrorismebestrijding” stilletjes wereldwijd de privacy ingeperkt. Van mij mogen ze, bij wijze van spreken, heel Nederland vol hangen met bewakingscamera’s en ons allemaal uitrusten met een op afstand afleesbare chip, maar ik vind dat we daar dan wel eerst
52
democratisch over moeten hebben besloten. En democratisch is wat anders dan alleen een debat in de Tweede Kamer. Aan democratische besluitvorming gaat, als het goed is, een breed maatschappelijke debat vooraf met kennis van zaken en gevolgen. Dit is vooral van belang vanwege wat bekend staat als: ’function creep’. Iedere keer als er een nieuwe nuttige toepassing komt (cameratoezicht bijvoorbeeld) blijkt die ook weer voor andere doeleinden nuttig te zijn (het bekeuren van verkeersovertredingen bijvoorbeeld). Keer op keer blijken daardoor nieuwe maatregelen stilletjes ook te worden gebruikt voor andere doeleinden dan waarvoor ze in eerste instantie zijn ingevoerd. Wat mij betreft geen probleem, als we eerst met z’n allen hebben besloten dat privacy best verder kan worden ingeperkt en vooral hoe wij als burgers beschermd worden tegen mogelijk misbruik van al die privacybeperkende maatregelen. In dat debat zou ik graag ook aandacht willen zien voor het inzetten van de zogenaamde PET’s. De Privacy Enhancing Technologies. Dat zijn technische oplossingen die de privacy beschermen en toch betere dienstverlening of terrorisme- en criminaliteitsbestrijding mogelijk maken. De ICT levert ons namelijk niet alleen datakoppelingen en biometrie, maar ook bijvoorbeeld encryptie. Met behulp van encryptie kunnen persoonsgegevens, identiteitsbewijzen en zelfs telefoongesprekken volledig geanonimiseerd worden. Zo is het mogelijk een blanco, maar wel biometrisch beveiligde pas te maken, die je kunt gebruiken voor overheidsdiensten en zelfs als legitimatiebewijs. Die pas is blanco en er is dus niets op te zien, maar de chip daarin garandeert dat de gebruiker bevoegd is om bijvoorbeeld de grens te passeren, of een uitkering te ontvangen of auto te rijden. Met behulp van encryptie kan zo wel worden nagegaan of ik recht heb op een uitkering, of dat ik geld mag pinnen, maar zonder dat iemand kan nagaan wie ik ben. Het werkt inderdaad zoals de pincode op de pinpas. Alleen degene die de juiste pincode intypt, is bevoegd geld uit de muur te halen. En daarvoor is het niet nodig je te identificeren. Zo’n blanco pas met biometrische beveiliging werkt alleen als de rechtmatige eigenaar hem gebruikt. Met PETS’s kunnen we dus van alles controleren en houden we tegelijkertijd ook de privacy van onschuldige burgers in stand. Ik ben bijvoorbeeld ook een groot voorstander van de invoering van het Elektronisch Patiënten Dossier. Maar waarom moet mijn dossier worden opgeslagen in een centrale database? Een goudmijn voor hackers en al te nieuwsgierige zorgverleners en ziektekostenverzekeraars. Ook hier kan een privacycard moet daarop mijn gegevens die ik ter beschikking stel aan wie en wanneer ik het wil, bijna al deze functies leveren van een centraal EPD, zonder de nadelen.
53
Ik zou dan overigens in dat debat ook nog een heel ander element willen meenemen. Waarom gebruiken we het inperken van privacy niet als een nieuw meer humaan alternatief van gevangenisstraf? Gevangenisstraf ofwel vrijheidsbeperking is een zware straf, die diep ingrijpt in iemands persoonlijk leven en vaak ook van zijn directe omgeving. Gevangenisstraf is ook een kostbare straf die de gemeenschap per dag veel geld kost en een straf met nogal wat negatieve bijwerkingen. Al is het alleen maar het risico van recidive. In de gevangenis schijn je immers maar weinig goeds te leren. Waarom bestraffen we personen die zich niet goed kunnen gedragen niet met privacybeperking in plaats van vrijheidsbeperking? Fraudeurs die bewezen hebben dat ze herhaald in dezelfde fouten vervallen, kunnen we bijvoorbeeld ook met naam en toenaam via internet bekend maken. En dat geldt voor veel meer soorten misdrijven en zware overtredingen. Snelheidsovertreders, geweldsovertreders, frauderende accountants en andere beroepsbeoefenaars. Zo’n digitale schandpaal lijkt mij, mits met de nodige waarborgen omkleedt, een stuk humaner dan de gevangenis. Wie goed kijkt, ziet dat we allang midden in een Big Brother samenleving terecht zijn gekomen. Hij of zij ziet ook dat we in de Nederlandse politiek en de publieke meningsvorming nog lang geen echte samenhangende afweging zien van de privacy aspecten en de machtsvragen achter deze nieuwe technieken. Hoe we willen omgaan met de spanning tussen privacy aan de ene kant en klantvriendelijkheid, veiligheid, besparingen en gebruiksgemak aan de andere kant? Met de keuzevrijheid van de gebruiker? Wie gaat er betalen voor (en verdienen aan) deze nieuwe toepassingen? Wie krijgt de macht over deze toepassingen? Het is de hoogste tijd voor echte samenhangende discussie over alle wenselijkheden en mogelijkheden.
54
-0If computers get too powerful, we can organize them into a committee -- that will do them in. (Anonym) -0"Vliegtuigen zijn leuk speelgoed, maar hebben geen militaire waarde" (Marshall Ferdinand Foch de latere opperbevelhebber van de Franse Strijdkrachten in WO I in 1911. ) -0By 2010, biomonitoring devices that resemble wristwatches will provide wearers with up-to-the minute data about their health status. -0By 2010 "health kiosks" at the local mall, able to measure vital signs and diagnose problems, may replace part of your visits to the doctor. -0By 2020 smart beds will analyze your physical and mental status before you get up in the morning. By that time body parts will be replaced, not repaired. -0Who the hell wants to hear actors talk? (H.M.Warner, Warner Bross 1927)
55
14 - Het download experiment In 2007 deed professor Duncan Watts een interessant experiment. Hij wilde nagaan of en in welke mate mensen worden beïnvloed door informatie over de mening van andere mensen. In het experiment werden 14.000 mensen verdeeld in negen groepen en konden gratis muziek downloaden van voor hen onbekende groepen. Ze konden op de website van hun groep naar die muziek luisteren, hierover hun mening te geven en als ze dat wilden de muziek downloaden. De eerste groep kreeg alleen de namen te zien van de groepen en hun liedjes. Deze groep werd op geen enkele manier geïnformeerd over de voorkeuren van de andere bezoekers. Dit was de referentiegroep. De overige bezoekers werden verder opgedeeld in 8 zogenaamde "beïnvloede" groepen. In elk van deze groepen kon de bezoeker zien hoe vaak een bepaald nummer in zijn of haar groep was gedownload. Dit gaf dus aan hoe populair dat nummer was. De conclusies waren opzienbarend. Na afloop van het experiment bleek in elk van de 8 zogenaamde "beïnvloede" groepen totaal andere de liedjes boven aan te eindigen op de hitlijsten. Met andere woorden, er was totaal geen consensus over wat nu eigenlijk de grootste "hit" was. Toch was er binnen ieder van deze groepen zelf wel een heel duidelijke consensus ontstaan. Die consensus was echter volledig toevallig ontstaan, afhankelijk van de voorkeuren van de eerste downloaders. Zodra de eerste bezoekers hun voorkeurmuziek hadden gedownload werden de daaropvolgende bezoekers in zekere mate door deze keuzes beïnvloed. Deze beïnvloeding was op dat ogenblik nog beperkt, maar ze bestond, met als gevolg dat de waarschijnlijkheid om dezelfde keuzes te maken net iets toenam. Hierdoor werd dat populariteitsvoordeel weer iets groter, met een nog iets grotere beïnvloeding van de daaropvolgende bezoekers tot gevolg. De nummers die in het begin van het experiment bovenaan kwamen te staan, versterkten hun top positie alleen nog maar meer. Professor Watts noemde dit fenomeen "cumulative advantage" (cumulatief voordeel). Het sneeuwbal effect stelt dat indien een bepaalde zaak of thema op het juiste moment net iets populairder is dan een ander, dit populariteitsvoordeel de neiging heeft om nog verder toe te nemen. Dit is natuurlijk een interessante conclusie, die we misschien voor zo iets als de populariteit van muziek wel zouden verwachten. Echter, uit talloze vervolgonderzoeken blijkt dat dit soort gedrag en beïnvloeding niet beperkt is tot de wereld van muziek of cultuur in het algemeen.
56
Dit mechanisme blijkt terug te vinden in elk besluitvormingsproces. Overal waar mensen keuzes maken worden zij, bewust of onbewust, beïnvloed door de keuzes van de anderen. Een tweede interessante conclusie is de ‘padafhankelijkheid’. Hiermee bedoel ik dat afhankelijk van de ‘toevallige’ eerste keuzen, de sneeuwbal verder rolt, hetzij in de ene, hetzij in de andere richting. Die toevallige nummer 1 bepaalt daarna ook het verdere vervolg. In de ‘normale’ wereld wordt het eerste oordeel vaak gegeven door recensenten of (film)critici. Daarom is een positieve recensie of een goede verkoop in de eerste week ook zo belangrijk. Als de sneeuwbal eenmaal gaat rollen krijg je in de meeste gevallen automatisch een zich zelf versterkend effect. In de wereld van internet waar mensen zonder directe beïnvloeding vanuit hun eigen sociale omgeving rond kunnen surfen en keuzes kunnen maken, is de werking van zulke voorkeurinformatie extra sterk. Bijvoorbeeld in sociale netwerken zoals Linkedin, Youtube en Facebook. In deze sociale omgevingen kun je precies zien wat anderen kiezen of met wie zij contacten hebben. Sociale beïnvloeding op zijn best dus. De vraag is wat die voorkeuren dan eigenlijk voorstellen. In hoeverre zijn zij representatief voor echte meningen, opinies of relaties of zijn zij gewoon het cumulatieve resultaat van een willekeurige eerste keuze?
57
15 – De media en de publieke opinie In de begintijd van de mensheid verspreidden ideeën en opvattingen zich waarschijnlijk via stem en gebaar van mens tot mens. Op een gegeven moment ontstond er een echte gesproken taal en daarna ook een orale traditie, waarbij via sagen en verhalen informatie werd overgedragen. Daarna leerde de mens ook om informatie vast te leggen in sacrale voorwerpen, schilderingen en beeldjes en vervolgens in schrift. Ideeën, begrippen, gedachten en informatie verspreidden zich zo van brein tot brein. Andere mensen brachten je op een idee en dat nam je dan wel of niet over. Dat was oorspronkelijk een vrij spontaan proces dat redelijk ongestuurd plaatsvond. Gedurende vele millennia namen mensen zo ideeën van elkaar over. Later kwamen daar geschriften en boeken bij als middel tot informatieoverdracht. Geschreven tekst en symbolen dragen ideeën over langere tijd en over grotere afstanden over. “Wie schrijft die blijft.” In die tijd ontstonden waarschijnlijk ook de eerste bewuste pogingen om grootschalig de meningen van grote groepen te beïnvloeden. Opvoeding, onderwijs en bekeringsdrang zijn pogingen om opvattingen over te dragen. In de moderne westerse samenleving zijn hier de massamedia bijgekomen. Deze verspreiden, opvattingen, ideeën, voorkeuren, smaken, kleuren, modes, rages en hypes over de hele wereld. Met de komst van de massamedia ontstond ook de publieke opinie. Vroeger waren de gemeenschappelijke opvattingen waarschijnlijk vrij statisch. Mensen leefden in een kleine compacte gemeenschap en die verschillende gemeenschappen hadden weinig contact met elkaar. De dorpspomp, de pastoor, de stadsomroeper en wellicht de troubadour waren de belangrijkste bronnen van nieuws en informatie. Dat veranderde met de komst van de massamedia, die grote groepen mensen tegelijk konden bereiken met dezelfde boodschap. Ik denk dan aan de opkomst van de krant, radio, film en later tv. Broadcasting heet dat in het communicatiejargon. Uit vele onderzoeken blijkt dat deze media uiterst invloedrijk waren in het beïnvloeden van de publieke opinie en daarmee van de politiek en de maatschappij. Er zijn bedenkelijk voorbeelden hiervan zoals de kranten die aan de wieg stonden van WO I, de radio (Goebbels) die aan de wieg stond van WO II en de TV (Fox media) die heden ten dage de mening van vele Amerikanen vormt. De manier waarop de muziekliefhebbers uit het vorige hoofdstuk zich lieten beïnvloeden, illustreert hoe een opinie of opvatting tot stand kan komen. De leden van de groep beïnvloeden elkaar. Binnen een groep ontstaat zo een verzameling min of meer gedeelde opvattingen over
58
wat hoort en niet hoort, over wat mooi is en niet mooi en over hoe de wereld in elkaar zit. Omdat we (meestal) deel uitmaken van verschillende groepen, worden we door verschillende groepsopvattingen tegelijkertijd beïnvloed. Er bestaat daarnaast ook nog zoiets als de publieke opinie. De publieke opinie representeert zich in de meningen zoals die verschijnen in publieks- en opiniebladen, en in nieuws en opinieprogramma’s. Ik spreek hier nadrukkelijk over het meervoud van meningen en media. Er zijn meestal meer meningen die met elkaar concurreren. Ik veronderstel dat er zoiets bestaat als een soort stromen van gedachten, opvattingen, meningen of ideeën die zich over de aarde bewegen. Je zou dit kunnen vergelijken met de stromingen in de lucht die wij het weer of de wind noemen. De publieke opinie is dan de uitkomst van het ‘zwermen’ van die ideeën over de wereld. In de moderne westerse samenleving is de publieke opinie de sleutel tot de politiek, tot het bedrijfsleven, tot het gedrag van de mensen om ons heen en tot het internationale politiek-maatschappelijke systeem. Zonder politiek draagvlak zal geen politicus het aandurven ingrijpende besluiten te nemen. Als de publieke opinie besluit tot een consumentenboycot –of zo’n boycot zelfs maar dreigt – zullen bedrijven alles in het werk stellen om deze te voorkomen. De publieke opinie heeft dus macht. Politieke macht en marktmacht. Beeldvorming in de media blijkt een belangrijke zo niet de belangrijkste indicator van het stemgedrag van mensen. En de publieke opinie beïnvloedt ook het individuele gedrag van de leden van de groep. Onze opvattingen, voorkeuren en normen veranderen dus mee met de publieke opinie. Men spreekt ook wel over de tijdgeest. Maar wat is dat dan ‘de publieke opinie’? Hoe komt die publieke opinie tot stand? De manier waarop de massamedia invloed hebben op de publieke opinie is ingewikkeld en complex. Er is daarbij sprake van een wisselwerking tussen het bevestigen van al aanwezige meningen en het aanbrengen van nieuwe meningen. Of zoals de Belgische socioloog Mark Elchardus dat zo mooi zegt: .. “Wat daar wordt gelezen, gehoord en gezien, wordt in ontelbare gesprekken, op de trein, op het werk, thuis, op school en aan de toog, naverteld, becommentarieerd, geïnterpreteerd en geëxtrapoleerd. Op die manier ontstaat een net van woorden, gevoelens en vermoedens, dat een bewogen bevolking draagt en veerkracht geeft, maar tevens gevangen houdt. Werkelijkheid, voorstelling van de werkelijkheid en opvattingen over de werkelijkheid kunnen niet meer van elkaar worden onderscheiden. (…) Via de verhalen die zo ontstaan, stelt onze samenleving zich voor. Via haar media doet de samenleving op die manier aan symbolische zelfschepping.”
59
Verder speelt hier in de media het verschijnsel momentum of ‘timing’. Nieuwe ideeën roepen in een groep vaak ontkenningsverschijnselen op. Nieuwe ideeën die te vroeg worden gelanceerd, worden (nog) niet geaccepteerd. De reacties zijn dan vaak emotioneel: woede, angst, ontkenning, de ander belachelijk maken etc. Soms worden te vroege ideeen zelfs niet eens waargenomen. In vergaderingen zie je bijvoorbeeld vaak dat een voorstel dat te vroeg komt, later nogmaals wordt ingebracht en dan wel wordt opgepakt. Dat zie je ook in de media. In een periode waarin het goed gaat met de economie worden berichten over tegenvallende bedrijfscijfers of failliete bedrijven in eerste instantie niet opgemerkt. En dan opeens is er een omslag. Dan is het opeens alom treurnis en rampspoed wat de klok slaat. Omgekeerd gebeurt precies hetzelfde in een periode waarin het slecht gaat met de economie. Positieve berichten worden dan een tijdlang niet opgemerkt. En ook dan is er opeens een omslag. Een soortgelijke golfbeweging speelt ook in de berichtgeving over andere onderwerpen. Criminaliteit, milieu, dierenleed, honger in Afrika. Een onderwerp is dan ‘hot’ en ‘in’, of niet. Iedereen heeft het erover en de kranten en actualiteitsrubrieken staan er bol van. De massamedia hebben op deze manier steeds meer de rol van de ‘oude’ instituties zoals de kerk, de buurt of de politieke partijen overgenomen, als de instantie die het denken van de lezer en de kijker beïnvloedt. De actualiteiten- en discussieprogramma’s op radio en tv, in de kranten en de opiniebladen, in boeken en films en natuurlijk ook op het internet bepalen voor een steeds groter deel de publieke meningsvorming. Deze media bepalen daarbij niet alleen welke kwesties wel of niet op de publieke agenda komen, maar ook de ‘framing’, het kader waarin ze worden waargenomen. Hier zijn de nodige vraagtekens bij te plaatsen. De boodschap die de massamedia uitzenden, is namelijk allerminst neutraal.
60
16 - De gekleurde boodschap van de massamedia De boodschap die de massamedia uitzenden is allesbehalve neutraal. Bij de massamedia speelt allereerst een schaaleffect. Grote mediabedrijven hebben meer overlevingskansen, omdat zij kunnen genieten van schaalvoordelen en tegen meestal lagere kosten meer kijkers en lezers trekken en daardoor aantrekkelijker zijn voor reclame. Dit heeft geleid tot een sterke concentratie van de media. De negen grootste mediaconglomeraten - CBS Corporation, Disney, Vivendi SA, Viacom, Time Warner, Sony, News Corporation (van Rupert Murdoch met ondermeer Foxnews), General Electric en Bertelsmann (ondermeer RTL), bezitten samen rond de 85% van de wereldwijde media. Het gaat hier dan niet alleen om televisie, maar ook om kranten, tijdschriften, radio, satellietsystemen, boekpublicaties, filmproducties, theater, belangrijke onderdelen van het internet en attractieparken. Deze conglomeraten zijn ‘profit-driven’ en verspreiden daardoor bewust of onbewust een gekleurde boodschap. Zij richten zich namelijk op koopkrachtige mediaconsumenten. Zij stemmen daarom hun boodschap af op de wensen, voorkeuren en wereldbeelden van deze koopkrachtige mediaconsumenten en dat betekent dat deze boodschap gekleurd zal zijn. Bovendien zijn zij vaak afhankelijk van advertentie-inkomsten. Zij moeten er dus ook voor zorgen dat de boodschap qua sfeer en inhoud is aangepast aan de wensen van deze adverteerders. Meestal zijn dit ook weer grote winstgedreven ondernemingen en is er daarom weinig ruimte voor kritische stukken die ingaan tegen de belangen van deze ondernemingen. Ook de adverteerders hebben weer belang bij een boodschap die is afgestemd op de wensen, voorkeuren en wereldbeelden van de koopkrachtige mediaconsumenten. Verder is de leiding en het eigendom van deze conglomeraten in handen van een beperkte groep mensen met een uitgesproken wereldbeeld. Denk aan Rupert Murdoch, Berlusconi of Bertelsmann. Bij de keuze van redacteuren, journalisten en onderwerpen zullen deze eigenaren of de door hen aangestelde leidinggevenden bewust of onbewust ook weer sturen in een richting die past in hun wereldbeeld. Dat betekent dat ook de mensen onder hen moeten passen in de structuur en de doelstellingen van de organisatie. Dit alles verklaart waarom de moderne massamedia vooral Westerse, op consumptiegerichte, rechtse en de status quo bevorderende ideeën en opvattingen verspreiden. De massamedia verspreiden beslist niet op een neutrale manier hun ideeen en opvattingen.
61
Dit proces heeft zich de laatste decennia verhevigd en versneld. Kranten, tijdschriften en tv-programma’s zijn voor hun kijk- en oplagecijfers steeds afhankelijker geworden van spannende (of onverkwikkelijke) gebeurtenissen. Zo nodig regisseren of organiseren de media dat drama zelf. Tv-programma’s, films en krantenartikelen zijn steeds meer op emoties gericht en suggestief, omdat dit kijkers of lezers trekt. Moderne massamedia doen dan ook zelden objectief verslag van de werkelijkheid. De uit de commerciële belangen voortkomende afhankelijkheid van kijkcijfers, oplagecijfers en reclameopbrengsten leidt zeker niet tot objectiviteit en soms zelfs tot misleiding. Veel mensen denken dat nieuwsrubrieken en de journalistiek een gunstige uitzondering vormen op dit verhaal. Journalisten proberen immers de waarheid bloot te leggen en hun publiek objectief te informeren. Helaas gaat bovenstaand verhaal ook op voor de journalistiek. Ook voor journalisten en makers van nieuwsprogramma’s en documentaires wordt het namelijk steeds moeilijker om objectief te zijn. Zij moeten steeds vaker hoge kijkcijfers scoren of veel lezers trekken om te kunnen concurreren met andere mediamakers en zo interessant te zijn voor de commerciële mediabedrijven. Alleen zo genereren journalisten en andere mediamakers voldoende inkomsten voor hun opdrachtgevers, zoals kranten, televisie omroepen en filmbedrijven. Nieuwsberichten en actualiteitenprogramma’s vertellen vooral wat kijkers en lezers trekt. Steeds meer worden feiten en fictie vermengd om zo de kijk- en oplagecijfers te verhogen. Aantrekkelijk nieuws genereert immers meer reclame-inkomsten en meer kijkers of lezers. Om het nieuws aantrekkelijk te maken wordt het gedramatiseerd, vereenvoudigd of aangepast aan de verwachtingen van de ontvanger. Winst is dan belangrijker dan het vinden van waarheidsgetrouwe informatie. Algemeen geldt; geen kijkcijfers, geen geld en dus geen aandacht. De Engelse onderzoeksjournalist Nick Davies stelt dan ook dat journalisten niet meer op zoek zijn naar de waarheid. Volgens hem zitten ze steeds meer achter hun bureau en bewerken ze daar vooral berichten van persbureaus of PR-organisaties. Ze hebben gewoon geen tijd meer om zelf iets uit te zoeken of te controleren en dat maakt hun bazen niet uit. Als ze maar kranten verkopen en kijkers en luisteraars trekken. Om dit te bewijzen, heeft Davies onderzoek gedaan naar de berichtgeving in Britse kwaliteitskranten. Hij ontdekte dat journalisten tegenwoordig drie keer zoveel tekst moeten produceren als in 1985. Dat betekent dat zij nog maar een derde van de tijd hebben om een goed verhaal te schrijven. Dan is het logisch dat dit de kwaliteit niet ten goede komt. Een journalist moet immers de tijd hebben om op pad te gaan, feiten te checken en achtergrond informatie te vinden. Volgens zijn onderzoek
62
is nu nog maar 12 procent van alle krantenberichten eigen nieuws. De kranten zijn tegenwoordig grotendeels gevuld met overgenomen persberichten. Kranten en nieuwsrubrieken zijn nieuwsfabrieken geworden die 24 uur per dag in een steeds hoger tempo nieuwsberichten publiceren. De leiding stuurt vooral op productiviteit om de winsten te laten stijgen. Davies beschrijft ook hoe bij een groot aantal belangrijke ‘verhalen’ de journalistiek heeft gefaald. De journalisten schreven vooral wat de anderen hen wilden laten vertellen. Hij wijst daarbij op de nietaanwezige massavernietigingswapens in Irak, de Mexicaanse griep, de vogelgriep, de millenniumbug, de bankencrisis en andere recente missers. De journalistiek heeft zich volgens hem laten gebruiken. Uit een Nederlands onderzoek van de Universiteit van Amsterdam blijkt nog een verklaring voor het falen van de journalistiek. Volgens dit onderzoek waren er anno 2010 in Nederland tenminste 150.000 voorlichters, PR-medewerkers en andere communicatiespecialisten actief, tegenover 15.000 journalisten. Volgens datzelfde onderzoek waren er in 2004 13.000 journalisten werkzaam tegenover 55.000 werknemers in de communicatiesector. Nu is er vast kritiek mogelijk op deze cijfers maar de tendens is duidelijk. De public relations en communicatiesector zijn de afgelopen tien jaar veel sterker gegroeid dan de journalistieke sector. Tegenover iedere journalist die idealiter op zoek is naar de objectieve feiten staat tegenwoordig een legertje van tien mensen om die waarheid te verhullen, te verdraaien en verfraaien, te vervalsen en uit te wissen. Dit was een Nederlands onderzoek, maar er is geen reden om aan te nemen dat dit in andere landen anders zal zijn, integendeel zelfs. Het streven naar winstmaximalisatie binnen mediabedrijven gaat overal gepaard met kostenbesparingen waardoor de journalistiek overal onderbezet raakt. Hierdoor krijgt de steeds verder geprofessionaliseerde communicatiesector steeds meer macht. Feiten worden door hen gemanipuleerd en verdraaid en journalisten werken er aan mee om te kunnen scoren met goede oplagecijfers of kijkcijfers. Door dit alles wordt het steeds moeilijker om onderscheid te maken tussen waar en onwaar. Het maatschappelijk belang van objectieve en betrouwbare media is steeds meer ondergeschikt geraakt aan commerciële belangen. En dat terwijl onze complexe maatschappij met zijn grote wereldproblemen juist vraagt om analyse en deskundigheid. Dit pleit er voor om het eigendom van de media en het bepalen van programmering niet in één hand te leggen, maar de praktijk in onze wereld is anders.
63
17 - Media en politiek Uit verschillende onderzoeken blijkt dat 'beeldvorming in de media' tegenwoordig een belangrijke, zo niet de belangrijkste factor in ons stemgedrag is. Deze kleuring in de boodschap van de massamedia belemmert daardoor op een aantal punten het functioneren van de democratie. De media hebben de politiek bijvoorbeeld tot een publieksspektakel gemaakt. Ook daar is het drama commercieel of electoraal gezien belangrijker dan de realiteit. Zo leiden de commerciële belangen van de massamedia er toe dat met elkaar concurrerende media steeds meer op zoek zijn naar korte statements. Lange morele analyses en achtergrondartikelen zijn immers lastig te consumeren. Mensen kijken graag naar spectaculair en snel nieuws; geweld, relletjes, negatieve uitlatingen en ruzies zijn dan ook vaak te zien. Goed nieuws is immers geen nieuws. Acties van activisten en opstanden halen het nieuws, maar de analyse waarom de acties worden uitgevoerd of waarom hele bevolkingsgroepen in opstand komen ontbreekt meestal. Moeilijke, complexe en serieuze onderwerpen komen steeds minder aan bod en worden versimpeld tot oneliners en soundbites. Oneliners scoren immers beter dan uitgebreide onderzoeken en verslagen over ingewikkelde, maar zeer belangrijke vraagstukken zoals sociale onrechtvaardigheid, onderwijs, energie, economisch beleid en globalisering. De kenmerkende eigenschappen van onze consumptiecultuur komen langzamerhand ook steeds meer in de politieke berichtgeving terug. Alles moet snel, makkelijk, en nieuw zijn of lijken. Het is daardoor tegenwoordig belangrijker hoe een politicus iets zegt dan wat hij zegt. Hoe hij of zij zich presenteert is dan relevanter dan wie hij is. Het uiterlijk (de verpakking) is dan belangrijker dan de inhoud. De media hebben om het drama te verhogen ook de permanente opiniepeilingen geïntroduceerd. Over alles en nog wat worden voortdurend ‘gewone burgers’ geïnterviewd. Gewoon op straat met een microfoon, “En wat vindt u nou van de voorstellen van Rutte?” of via internet. Zo nodig worden er ook gespecialiseerde onderzoeksbureaus ingeschakeld die bereid zijn om meer of minder gefundeerde opinieonderzoekjes uit te voeren. Het is via internet ook erg gemakkelijk om snel en goedkoop meningen te inventariseren en zo invloed uit te oefenen op de meningsvorming. De media zijn daardoor in staat om snel grote aantallen zwijgende kiezers ten tonele te voeren, althans hun vermeende mening een stem te geven. En niet helemaal toevallig is dat meestal passend in de gekleurde boodschap die de massamedia ook op andere terreinen uitzenden.
64
Kortom, de media kunnen in een markteconomie niet 'objectief' zijn en worden bewust of onbewust en bedoeld of onbedoeld gedicteerd door commerciële belangen. De politiek heeft hier zelf aan meegewerkt, doordat politici de media de afgelopen decennia steeds meer aan de vrije markt hebben overgelaten. De zoektocht naar de waarheid is als het ware democratisch weggegeven aan commerciële mediabedrijven.
65
18 - Oude en nieuwe media Het internet is sinds een jaar of vijftien een steeds belangrijker factor geworden in het verspreiden van ideeën en opvattingen. En het wordt nog steeds belangrijker. Bijna dagelijks vinden er nieuwe toepassingen hun weg naar het grote publiek. De iPhone betekende een doorbraak voor de smartphones, waardoor je nu ook via je telefoon altijd en overal toegang hebt tot internet. De Ipad heeft nu de tablets naar het grote publiek gebracht met zijn handige apps en simpele programma’s. Het medialandschap is door internet wezenlijk veranderd. Tot voor kort kenden wij maar twee modellen voor het verspreiden van informatie. Individuele communicatie van mens tot mens en grootschalige professionele verspreiding vanuit één zender naar vele ontvangers. Het internet brengt ons nu een medialandschap waarin het publieke en het private in elkaar overlopen, waarin professionele en amateur informatieverspreiding en productie door elkaar heen lopen en waarin iedereen in meer of mindere mate deelneemt aan het publieke debat. De mening van de burgers wordt in de informatiesamenleving nog steeds grotendeels bepaald door de massamedia. Deze klassieke media bepalen nog steeds wat actueel is, maar zoals we zagen, ze zijn selectief en daardoor niet objectief. Internet is dan handig om de waarheid te verifiëren. Sommige ‘internetwatchers’ voorspellen dat door internet de afhankelijkheid van de massamedia op den duur helemaal zal gaan verdwijnen. Overal op internet kun je inderdaad je informatie vinden. Google, NU.nl, Youtube en andere websites zoals Wikipedia (de gratis online encyclopedie), Facebook, Twitter, WikiLeaks en Iens zijn inderdaad ook belangrijke informatiekanalen geworden. Vele Nederlanders houden tegenwoordig een persoonlijke internetpagina bij via een weblog of een eigen website. Er zijn zelfs Vlogs oftewel persoonlijke internetpagina’s met videofilmpjes erop. Maar hoe betrouwbaar is al deze informatie? En ben ik wel geïnteresseerd in al die persoonlijke meningen van al die miljoenen Nederlanders? Ik vermoed daarom dat er nog lang een belangrijke rol zal blijven weggelegd voor de ‘oude’ media. Zoals de TV nooit volledig de radio en de krant heeft verdrongen, zal er waarschijnlijk ook altijd een plaats en tijdstip blijven waarop wij behoefte hebben aan een betrouwbaar en gemakkelijk toegankelijk (papieren of digitaal) publieksmedium. Ik denk dat deze oude media wel een steeds groter deel van hun distributiefunctie zullen verliezen. Distributie wordt immers steeds goedkoper en gemakkelijker en daardoor ook laagdrempeliger. Iedereen kan nu
66
bij wijze van spreken zijn eigen radio- of tv-station beginnen. Maar deze oude media blijven belangrijke functies vervullen zoals de selectieen redactiefunctie. Zij selecteren uit alle informatie die stukjes die ik interessant vind. En, wat zeker zo belangrijk is, zij geven die stukjes ook een zeker stempel van betrouwbaarheid mee. Een nieuwsitem in het NOS journaal of in de Volkskrant is voor mij toch meestal nog betrouwbaarder dan eenzelfde item op de blog van een voor mij onbekende meneer Jansen te Wieringerwerf. In de massamedia wordt iets vaak belangrijk, omdat het ook in andere media verschijnt en iets verschijnt in de media omdat het belangrijk is. Zo is er een soort ‘rondzing’ effect ontstaan in de media. De belangrijkste bronnen en richtsnoeren van de media zijn steeds vaker weer andere media. Dagbladen en tijdschriften ontlenen de keuze van hun hoofdonderwerpen steeds vaker aan het televisienieuws en omgekeerd. Dit leidt dan tot een zelfversterkend systeem, dat kan uitmonden in rondzingen en uitvergroten. Een kwestie is dan belangrijk omdat ‘iedereen’ erover schrijft of praat en omdat ze steeds belangrijker wordt, schrijft en praat iedereen erover. Hierdoor is het gevaar van uitvergroten en demagogie levensgroot aanwezig, wat weer tot allerlei maatschappelijk ongewenste kortetermijnpolitiek kan leiden. Een grote brand, of een vechtpartij in een streekbus is dan al snel een nationaal item, omdat er op de nationale media uitgebreid over is bericht. Internet en de traditionele media vullen elkaar op die manier ook aan. Op YouTube (en andere community sites) worden allerlei zaken spontaan binnen een subgroep een hit. Je bent beroemd (binnen jouw groep) als er over je wordt gepraat. ‘Men’ praat over je ‘omdat anderen over je praten. Maar verschijnselen en mensen zoals Esmee Denters of Wikileaks worden pas echt beroemd via de massamedia. Als iets in een kleine groep op internet een hit is geworden, is de kans groot dat het door de publiciteit wordt opgepakt. Inhoud doet dan niet meer zo ter zake. Denk aan het interessante downloadexperiment met de muziekvoorkeuren uit hoofdstuk 12. Succes wordt afgemeten aan het aantal followers en die followers zijn weer geïnteresseerd omdat een aantal trendsetters het verschijnsel, de muziek, het boek of wat dan ook hebben gedownload of gekocht. En als het verschijnsel dan eenmaal door de gevestigde media is opgepakt, is er helemaal geen houden meer aan.
67
19 - Internet en de publieke opinie De publieke opinie is nu via de nieuwe media, maar ook via de oude media en via de toegenomen mobiliteit (wereldhandel en internationaal toerisme) veel beter geïnformeerd dan vroeger. We spreken in dit verband wel van de drie C’s. Connected, Communication en Consiousness. Mensen worden zich steeds beter bewust van de wereld waarin zij leven. Internet ondergraaft daarbij inderdaad zoals Castells al voorspelde de positie van de autoriteiten. Iedereen kan tegenwoordig zien dat ook autoriteiten maar gewone mensen zijn. Autoriteit heeft daardoor tegenwoordig steeds minder automatisch gezag. Echte autoriteit is gebaseerd op kennis of expertise of andere macht. Zelfs de positie van de oude massamedia wordt door internet ondergraven. Iedereen kan nu immers zelf kennisnemen van alle feiten en meningen. Dat leidt er toe dat steeds meer mensen internet meer vertrouwen dan de NRC of de Telegraaf. “Die kranten zijn immers niet objectief en geven maar één mening weer”. Geleidelijk aan begint zelfs het verschil tussen internet en tv te verdwijnen. Deze ontwikkeling wordt al lang voorspeld, maar lijkt nu eindelijk toch zijn beslag te krijgen. Op internet bepalen niet de omroepbazen en mediabazen de inhoud van de media. Ons mediagebruik fragmentariseert en we krijgen steeds meer een soort social media networks. Kennissen en peers bevelen ons dan de content aan, die we via de ‘oude’ TV maar vooral via de nieuwe ‘social’ media tot ons nemen. De media gaan dan steeds meer samen vallen met peergroups. Internet (of zijn opvolger) wordt dan steeds meer een forum of podium voor gelijkgestemden. Het internet wordt daarmee een steeds belangrijker middel om ideeën en opvattingen te verspreiden. Internet maakt het immers mogelijk om tegen hele lage kosten, heel laagdrempelig toegang te krijgen tot andere groepen. Dat toegang krijgen werkt dan anders dan bij de traditionele massamedia. Internet werkt via het activeren van sociale netwerken. Anders dan veel mensen denken is internet geen communicatiekanaal. Internet is veel meer een platform dan een communicatiekanaal. Via superconnectors – personen die in verschillende groepen tegelijk functioneren – kan op dat platform veel makkelijker dan vroeger ideeën- en opvattingenbesmetting plaatsvinden. Internet is daarmee veel meer dan een nieuw communicatiekanaal. Internet is niet alleen een middel om gemakkelijk te kunnen mailen of informatie te vinden, internet is vooral een middel om informatie te delen en dingen samen te doen. Internet is daarmee een middel tot countervailing power. Internet democratiseert niet alleen de informatie-
68
verspreiding, maar leidt tot de democratisering van alles. Ik denk dan aan Wikileaks, Google, Youtube en Facebook. Internet veroorzaakt momenteel een onzichtbare revolutie binnen onze cultuur en onze instituties. Autoriteiten vallen bij bosjes van hun voetstukken. In de politiek worden alle blunders en machtsspelletjes steeds zichtbaarder. In de opsporing en bij justitie worden voortdurend allerlei rechterlijke dwalingen aan het daglicht gebracht. Dat zien we ook in het bedrijfsleven waar eventuele misstanden direct op straat komen te liggen. Dat zien we ook in de wereld van de deskundologen waar goed geïnformeerde burgers steeds vaker wijzen op vooringenomen standpunten of verborgen belangen. Meningen worden nu niet meer alleen vanuit één of meer centrale punten verspreid, maar ook via de connectors tussen verschillende groepen. In dat proces zijn bepaalde patronen te herkennen. Zo heeft de elite door de komst van het internet langzamerhand het monopolie verloren op het publieke debat en daarmee op de beïnvloeding van de publieke opinie. Ook hier speelt de invloed van de kijkcijfers en de oplagecijfers. Deze heeft er toe geleid dat ontwikkelingen in de publieke opinie steeds meer worden bepaald door de mediaproducenten en dus door de koopkrachtige massaconsument. Mede hierdoor zijn de bovenlaag en onderlaag in de samenleving intussen ook steeds meer uit elkaar gegroeid. We zien ook in Nederland steeds meer een bovenlaag ontstaan van welvarende goedopgeleide burgers en een onderlaag van minder welvarende, minder hoogopgeleide burgers. De bovenlaag heeft grip op het eigen leven, de onderlaag veel minder. De bovenlaag is kosmopolitische en optimistisch, de onderlaag is veel meer provincialistisch, wantrouwend, argwanend en bang voor verandering en voor ‘de vreemdeling’. De mensen in die onderlaag vervreemden steeds meer van de instituties. Zij zappen langs politieke partijen en verenigingen en kiezen steeds meer voor clubs en organisaties die het beste passen bij hun (vermeende) eigenbelang. Door het internet is het tegenwoordig veel moeilijker de publieke opinie te beïnvloeden. We beseffen steeds meer hoe moeilijk het is een door internet gedomineerde samenleving te besturen. De samenleving krijgt steeds meer de trekken van een interactieve zwerm. De vraag is dan hoeveel instabiliteit een sociaal systeem kan verdragen. Elke systeem heeft immers ook een zekere borging nodig. Te veel chaos maakt een systeem instabiel. Maar misschien zijn dit de strubbelingen en beroeringen op de weg naar een nieuw niveau van evenwicht, waarbij de monocultuur van de centrale sturing is vervangen door de diversiteit van culturele rijkdom.
69
20 - Mediacratie of emoticratie? Ik zie in de informatiemaatschappij zeven trends die de berichtgeving in de media veranderen. Om op een verstandige manier met de media om te gaan, is het nodig deze trends te benutten. De belangrijkste trend is misschien wel de informatieversnelling. Vroeger kwam het nieuws en de informatie lang niet zo snel en zo vaak tot ons. Opiniebladen verschenen wekelijks. Kranten hadden altijd een vertraging, ze brachten in feite oud nieuws. We hoorden soms pas weken later wat er ver weg was gebeurd. Later werd dat dagelijks. Kranten, radio en tv hebben tegenwoordig rechtstreekse lijnen naar correspondenten over de hele wereld. De laatste jaren is deze trend nog verder versneld. Nieuws is tegenwoordig vaak zelfs live. Wij zien live de bommen vallen op Bagdad, de reddingswerkers langs de A4, de brand in Madrid. De tweede trend is die van schaarste aan informatie naar informatieovervloed. Ooit was er een tekort aan informatie, tegenwoordig komen we om in de informatie. De werkelijke schaarste is tegenwoordig niet de informatie, maar de tijd om al die informatie tot ons te nemen. Aandacht is het nieuwe schaarse goed. De boodschap moet dus kort en opvallend worden gepresenteerd. De derde trend noem ik maar even, de verzapping. Mensen kijken nog maar zelden naar diepgravende documentaires en lezen steeds minder boeken. Het moet allemaal sneller en nog sneller. We switchen voortdurend van de ene informatiebron naar de andere. We lezen de recensies of bekijken de tv-versie van de meesterwerken uit de wereldliteratuur. We zappen van kanaal naar kanaal. Tv-stations zoals MTV en TMF hebben daarom een flitsende beeldmontage met scenes van hooguit een halve seconde voordat er alweer sprake is van een beeldwisseling. Dat is nodig ook, want anders kan de aandacht van de jeugdige kijkers niet langer worden vastgehouden. Vooral jonge mensen zappen van de ene informatiebron naar de andere. Al zappend kijken ze soms naar twee, drie tv-programma’s tegelijk. Ze zitten achter hun pc, chatten met hun vrienden, spelen tegelijkertijd een spelletje met weer andere vrienden en volgen meteen ook het nieuws en maken hun huiswerk. Het gevolg is versnippering van aandacht, korte informatieelementen en fragmentarisering.
70
Als alles zo snel moet, leidt dit ook tot versimpeling. Er is geen tijd meer voor een diepere boodschap, voor meerdere lagen. Politici spreken in soundbites en one-liners, alleen dan komen ze nog even in beeld. Tijdschriftartikelen moeten kort. De vijfde trend noem ik maar kortheidshalve dramatisering. Om de zappende kijker, luisteraar, lezer gevangen te houden, moet de informatie vooral ook spannend zijn. Alles wordt gedramatiseerd. Het wordt ontsaaid, opgeleukt, multimediaal gemaakt, gevisualiseerd. Alles wordt uit de kast gehaald om de informatie toch maar vooral ook een emotionele waarde mee te geven. Alleen als je er om kunt huilen, lachen, als het spannend is, beangstigend of vol drama blijft de informatieontvanger ‘hangen’. Een bijzondere variant van het dramatiseren is het verpersoonlijken. Elk artikel, elke reportage, elk nieuwsitem lijkt tegenwoordig te moeten beginnen met een ‘gewoon mens’ dat ook net op vakantie is geweest, of genezen is van kanker. Grote verhalen worden tegenwoordig verteld aan de hand van de lotgevallen van een herkenbare hoofdpersoon. De human touch is inderdaad heel geschikt om de persoonlijke band met de informatieontvanger te versterken. Het vergroot de herkenbaarheid en maakt alles simpeler te onthouden. Maar er is natuurlijk wel een grens. We krijgen nu bijvoorbeeld de val van het Romeinse rijk voorgeschoteld, gezien door de ogen van de kapper van keizer Romulus Augustulus. De laatste trend is de interactivering. Alles wordt steeds meer interactief. Als kijker of luisteraar kun je al lang sms-en of bellen. Games zijn interactief en natuurlijk is ook het internet interactief. Overal wordt je mening gepeild, je interesse geregistreerd. Je kunt bellen en meepraten in de uitzending, je kunt je opgeven voor het ontvangen van mail of direct-mail. Internet staat bol van de interactieve enquêtes en polls. Dagelijks berichten de media over de laatste meningspeiling onder een representatieve steekproef van de Nederlandse bevolking. Maar de meest extreme vorm vinden we bij de blogs, vlogs en Youtubes waarin gewone Nederlanders zoals u of ik, zelf gaan optreden als mediaproducent.
71
21 - E-democratie De moderne media, internet en ICT moeten ongetwijfeld ook grote gevolgen gaan krijgen voor het functioneren van de democratie. Toch is het opmerkelijk dat daar nu nog maar zo weinig van te merken is. Natuurlijk zijn er al wel nieuwe ontwikkelingen, bijvoorbeeld de permanente (online) meningspeilingen, en zelfs zijn er al voorbeelden van online referenda en is er al geëxperimenteerd met stemmen via internet. Maar ICT zal ook het democratisch proces gaan veranderen. Mondige burgers willen nu eenmaal meer invloed op het beleid en als de techniek daarvoor beschikbaar komt, zullen ze deze ook willen gebruiken. Welke gevolgen zal dat nu hebben voor de politiek? Mijn eerste voorspelling is misschien wat teleurstellend. De politieke discussie via de nieuwe media zal toch vooral iets blijven voor de hoger opgeleiden en de echt politiek geïnteresseerden. De grote meerderheid van de bevolking zal ook deze nieuwe media toch vooral gebruiken voor spanning en amusement. Zeg maar voor Ranking the Stars in plaats van Den Haag Vandaag. Dat concludeer ik althans uit de vele mislukte pogingen om via internet een digitaal debat op gang te brengen over lokale of nationale politieke onderwerpen. Sommigen zullen dan tegenwerpen dat deze digitale politieke café's en discussieplatforms nu nog saai ogen en dat de techniek ze steeds toegankelijker zullen maken. Maar dat is wel erg optimistisch gedacht. Want ook de digitale ‘concurrentie’ (violence, horror en seks ofwel VHS niet toevallig ook de naam van het oude videosysteem) zal zich verder ontwikkelen. Inspreken op een virtual reality drie dimensionaal nieuwbouwproject blijft toch altijd minder sensationeel en spannend dan een virtual reality reis naar de maan, of cybersex met een beeldschone digitale man of vrouw. Mijn tweede voorspelling is misschien bedreigender. Ik vermoed dat de dalende kosten en de toenemende beschikbaarheid van informatie de macht van de politiek nog verder zullen uithollen. Burgers of actiegroepen met veel vrije tijd weten - als ze dat willen - al heel gauw veel meer van politieke items dan de ‘beroepspolitici’. En via de nieuwe media (of de oude) kan die nieuwe informatie ook snel bij veel mensen
72
terechtkomen. Op zich is daar niets op tegen. Discussies kunnen beter op basis van feiten worden gevoerd dan op basis van beperkte informatie. De vraag is echter hoe het politiek systeem daar op moet reageren. En of ze dat überhaupt wel kan. Politieke besluitvorming is tot op heden vaak een kwestie van langlopende procedures en onduidelijke compromissen. Denk aan de discussies rond de hoge snelheidslijn. Een betere variant die te laat wordt ingestoken (de Bos-variant was inderdaad veel goedkoper en sneller) of die onvoldoende politiek draagvlak krijgt, moet het meestal afleggen tegen een mindere variant die wel als politiek breed gedragen compromis eruit komt. Hoe geloofwaardig blijft een politiek systeem waar voortdurend voor het oog van velen sub-optimale besluitvorming plaatsvindt? Dit verlies aan geloofwaardigheid wordt nog versterkt door de massamedia. De meningsvorming is in de informatiesamenleving steeds meer verschoven van de individuele discussies thuis naar de discussies tussen de opiniemakers bij de massamedia. Zij bepalen steeds meer de trends in de publieke opinie en daarmee de politieke agenda. Internet lijkt deze massaficiering van de openbare meningsvorming verder te versterken. Onder invloed van het internet, maar vooral van de grote mediaconcerns, de Murdochs, RTL-en, Bertelsmannen en Berlusconi's van deze wereld, unificeren de massamedia de meningsvorming van steeds grotere delen van de wereldbevolking. Een volgend gevaar dat samenhangt met de informatisering ligt verscholen in de macht van onderzoek via internet. Permanente meningspeilingen blijken via internet eenvoudig en goedkoop te realiseren. Door (permanente) meningspeilingen weten journalisten, onderzoekers en ambtenaren dan al snel beter wat burgers willen dan politici. Ook dit vormt een bedreiging voor het huidige politiek bestel. In sommige gemeenten hoor je nu al geluiden als: "De raad? Dat is het zand in de raderen van de besluitvorming." Hoe moet dat dan wel niet worden in de toekomst? Ambtenaren die het beleid bepalen? Of populistische politici die hun stemgedrag en standpunten volledig baseren op elektronische meningspeilingen? Worden zij de ware democraten, de ‘spreekbuis van het volk’? Maar wie bepaalt dan de ‘stem van het volk’? RTL? Google? Hollywood? Als de burger via internet beter gehoord gaat worden, is er via een omweg toch een vorm van ‘drukknopdemocratie’ binnengeslopen. Niet alle burgers hoeven ‘s avonds van achter de beeldbuis al zappend hun mening te geven, maar een selecte steekproef is al genoeg. De vraag is dan of er in de informatietoekomst nog wel ruimte is voor politici die opereren vanuit ‘grote verhalen’, vanuit visies en politieke overtuigingen?
73
De vraag is daarom hoe we deze ontwikkelingen kunnen inpassen in het bestaande politieke systeem. Want die veranderingen zijn nu al aan de gang. Nu al integreren de nieuwe media sluipenderwijs in het politieke systeem. Dankzij Wikileaks is transparantie onomkeerbaar geowrden. De ervaring leert dat elk systeem onder invloed van vele kleine aanpassingen verder evolueert. En elke evolutie leidt op den duur tot geheel nieuwe vormen, dus in dit geval tot geheel nieuwe vormen van politiek bedrijven. Dat kunnen we gewoon over ons heen laten komen, maar we kunnen daarin ook bewust keuzes maken. Ongewenste ontwikkelingen tegengaan en de gewenste ontwikkelingen stimuleren. Want in principe is e-democracy toch wat we allemaal willen? Meer informatie voor burgers, meer informatie over de voorkeuren van burgers, bredere betrokkenheid bij de politieke ‘agenda-setting’, een opener politiek systeem, dat moet elke echte democraat toch als muziek in de oren klinken? Helaas vindt de echte discussie over de invloed van ICT op de democratie nog nauwelijks plaats. We discussiëren liever over structuurveranderingen. Wel een gekozen burgemeester of een gekozen formateur of niet? Maar daar gaat het niet om. Het gaat om aanpassingen in het systeem waarbij rekening wordt gehouden met de nieuwe rol van de media. Dat systeem is nog steeds georganiseerd alsof Nederland stil is blijven staan. Het huis van Thorbecke van 150 jaar terug is hier nog steeds de leidraad, terwijl we tegenwoordig toch echt in heel andere huizen wonen. Eenmaal per vier jaar naar de stembus sluit echt niet meer aan bij de wensen en mogelijkheden van de informatiesamenleving. Dat heet dan wel democratie, maar wordt allang niet meer als zodanig ervaren. Je mag dan je stem uitbrengen, maar die verdwijnt daarna in een soort flipperkast en dan komen er ministers of wethouders uit waar je echt niet op hebt gestemd. Of er komt een regeringsakkoord of een coalitieprogramma uit met allemaal zaken erin waarover ze je echt nog nooit iets hebben gevraagd……. en dat noemen ze dan democratie. Geen wonder dat stemmen, tegenwoordig vooral tegenstemmen is geworden. Mensen voelen zich steeds minder vertegenwoordigd door de dames en heren politici die ongetwijfeld van goede wil zijn, maar gevangen zitten in een systeem dat echt niet meer van deze tijd is. Veel politici lijken niet in de gaten te hebben hoe de nieuwe media bezig zijn ‘hun bedrijf’ te veranderen. Misschien komt dat doordat veel politici ook helemaal niet geïnteresseerd in ICT. Ze blijven liever vergaderen met ‘echte’ mensen en blijven liever dikke stapels papier weglezen. Daar worden politici tot op heden ook nog steeds op geselecteerd. Ze leven nog steeds in het papieren tijdperk.
74
-0Automated translation systems will enable most of the world's people to communicate directly with one another by about 2020. (Sam Lehman prof. communication technology) -0De komst van vertaalmachines zal het belang van het onderwijs in de ‘vreemde talen’en van menselijke tolken sterk verminderen. -0By 2050 ninety percent of the world’s 6,000 languages could go extinct. -0De mondialisering van de economie zal bijdragen aan de wereldvrede naarmate multinationale ondernemingen, met hun bezittingen over de gehele wereld, meer te verliezen krijgen. Zelfs ‘bloedeloze’ cyberoorlogen zullen voor hen niet acceptabel zijn vanwege de schade aan hun elektronische infrastructuur. -0The cable and telephone network is now the nervous system of the planet, and computers are the neurons. -0ICT maakt de wereld steeds kleiner. Afghanistan ligt tegenwoordig om de hoek. Kunnen wij het ons dan nog veroorloven onze rijkdom vooral voor onszelf te houden? -0-
75
22 - Stemmen via internet? Kiezen en stemmen via internet? Ja, ik ben een warm voorstander van stemmen via internet. Ook al hebben we net de stemcomputers weer vervangen door het rode potlood! Waarom? Niet alleen omdat het Gemakkelijker, Goedkoper en Juister is, dan de traditionele wijze van stemmen met een potlood of met de stemmachine. Maar vooral omdat het nieuwe mogelijkheden geeft om het democratisch proces w bij de tijd te brengen. Laat ik beginnen met de praktische voordelen. Elektronisch Kiezen op Afstand, of eKOA zoals het in de vakkringen heet, is gemakkelijker voor de gemeenten, die zo van heel veel rompslomp af zijn. Vanaf het vorderen en inrichten van stemlokalen en het werven van vrijwilligers die de hele dag achter de tafel willen zitten tot aan het nauwkeurig tellen van de stemmen. Internetstemmen is ook gemakkelijker voor de kiezer, die vanaf thuis, het werk of waar ook kan stemmen. Denk eens aan alle Nederlanders over de grenzen, maar denk ook aan bedlegerigen, mindervaliden en zieken. En elektronisch stemmen is niet gebonden aan sluitingstijden. Het kan 24 uur per dag, of zelfs gedurende twee of drie dagen. Elektronisch stemmen op Afstand is natuurlijk ook veel goedkoper. Niemand weet precies hoeveel het huidige stemmen kost, maar de schattingen gaan in de richting van 10 euro per uitgebrachte stem. De ouderwetse manier vraagt immers een enorme organisatie. internetstemmen zou naar schatting minder dan 1 euro per stem kosten, dus is dan 10 x zo goedkoop. Dit kostenverschil komt overeen met de kostenverschillen tussen elektronisch factureren en een papieren factuur of de prijsverschillen tussen bankieren en beleggen per internet vergeleken met traditioneel bankieren en beleggen met een papieren giro- of betalingsbiljet. Internetstemmen kan ook leiden tot een juistere afspiegeling van de voorkeuren van de kiezers. Zo biedt een beeldscherm de mogelijkheid veel meer informatie aan te bieden dan op papier of op de stemmachi-
76
ne. Bijvoorbeeld aanvullende of gevisualiseerde informatie of juist een simpelere toelichting. Je kunt ook aanvullende uitleg geven over partijen, kandidaten of voorstellen. Je kunt zelfs beleidssimulaties ter beschikking stellen, bijvoorbeeld de mogelijkheid om virtueel door een bestemmingsplan of nieuw gebouw te ‘lopen’. Dat maakt dat de kiezer beter weet waarover hij moet meebeslissen. Het beeldscherm biedt ook nieuwe uitgebreidere mogelijkheden voor stemmen. Bijvoorbeeld de mogelijkheid van gewogen stemmen of van het uitbrengen van meerdere stemmen. Je kunt dan denken aan een puntensysteem, waarbij de kiezer een aantal punten mag verdelen over meer kandidaten. Maar ook passiestemmen is mogelijk, bijvoorbeeld voor de ene partij, maar tegen een andere. Naast dit ‘anti-stemmen’, kan ook de mogelijkheid worden geboden een stem te herroepen. Uit de beslissingstheorie weten wij dat deze uitgebreidere mogelijkheden van stemmen veel beter de voorkeuren van de kiezers weergeven dan het simpele ‘one man, one vote’ systeem. Internetstemmen biedt ook de mogelijkheid van ‘proefstemmen’. Je kunt dan eenvoudig in de vertrouwde huiselijke omgeving je stem al eens in alle rust op proef uitbrengen, in plaats van in het stembureau met een machine die je maar eens in de vier jaar gebruikt met soms een aantal wachtenden achter je. Deze mogelijkheid lijkt me vooral aantrekkelijk voor ouderen en mensen die moeite hebben met al die techniek. Sommige mensen blijken namelijk moeite te hebben met de logge en ingewikkelde stemmachines zoals die nu in de Nederlandse gemeenten staan en moeten worden geholpen bij het uitbrengen van hun stem. Dit nog los van de rolstoelers die moeilijk zelf bij de computer of de knop van hun keuze kunnen komen. Een slim en op de persoonlijke maat toegesneden beeldschermontwerp kan deze problemen oplossen waardoor zij thuis (in alle privacy) kunnen stemmen. E-KOA maakt stemmen dus makkelijker, flexibeler en op den duur ook goedkoper. En het biedt daardoor mogelijkheden om over meer dan alleen volksvertegenwoordigers te stemmen. Als dat vaker gebeurt, is het waarschijnlijk dat veel mensen die nu niet gaan stemmen wel zullen gaan stemmen, simpelweg omdat ze alleen maar verbinding hoeven te maken met het elektronische stemlokaal. Doordat stemmen gemakkelijker wordt, zal de opkomst verbeteren. Vooral onder jongeren wordt de opkomst steeds lager. Dit is nu net de groep die veel gebruik maakt van internet en de mobiele telefoon. Iedere democraat zal voorstander zijn van maatregelen die kunnen leiden tot grotere deelname door inwoners van Nederland aan democratische processen. Ook dit zal leiden tot een betere weergave van de voorkeuren van de Neder-
77
landse kiezer. De tegenstanders van de stemcomputer zijn meestal helemaal mordicus tegen internetstemmen. Ze schilderen vaak een uiterst negatief beeld van de (on)veiligheid van de nieuwe technieken. Ze wijzen op de gevaren van hackers en fraudeurs en de mogelijkheid dat het hele systeem ‘down’ zal gaan. Natuurlijk is de techniek nooit volledig betrouwbaar. Dat geldt ook voor internetstemmen. Maar niets is 100% fraudebestendig, ook de oude manier van stemmen niet. Zo zien we bij elke verkiezing problemen met de volmachten, gebrekkige of ontbrekende identificatie, onenigheid binnen de stembureaucommissies en discussies over de stembusuitslagen waarmee kan worden geknoeid. Ik verwijt die tegenstanders dat ze gebruik maken van het keukenzoutargument. Voor nieuwe technieken geldt altijd een zwaardere bewijslast dan voor bestaande technieken. Als keukenzout vandaag zou worden uitgevonden, werd het acuut verboden. Het is slecht voor de gezondheid, dodelijk bij een overdosis en nog verslavend ook. Natuurlijk vind ik het ook belangrijk om de kans op fouten en misbruik zo klein mogelijk te maken en daarom pleit ik voor veel kleinschalige experimenten. Alleen zo kunnen de kinderziektes er uit worden gehaald en kunnen we voldoende vertrouwen opbouwen voor het nieuwe kiessysteem. We kunnen echt niet nog tien jaar wachten met de invoering van Elektronisch Stemmen op Afstand. De Nederlandse democratie maakt zich nu al steeds meer ongeloofwaardig, zeker bij de jeugd. Ik moet er niet aan denken dat wij over vijf jaar nog steeds alleen maar met rode potloden kunnen stemmen in omgebouwde sporthallen of schoollokalen. Kortom internetstemmen is gemakkelijker, goedkoper, en juister en zal daardoor een positieve impuls aan de democratie geven. Het zal de opkomstcijfers verhogen, nieuwe (jonge) kiezers activeren, het draagt bij aan het ideaal van een servicegerichte (elektronische) overheid en het maakt nieuwe democratische toepassingen mogelijk. Maar natuurlijk moeten we eerst nog veel ervaring opdoen met de mogelijke valkuilen voordat we het algemeen invoeren. Dus er valt geen tijd meer te verliezen. Starten die experimenten!
78
-0"Voor het eerst in de geschiedenis reproduceert de radio de Atheense democratie, waar iedere kiezer de kandidaten kon beluisteren en beoordelen". (The New Republic 1924) -0Computers are incredibly fast, accurate, and stupid. Human beings are incredibly slow, inaccurate, and brilliant. Together they are powerful beyond imagination. (Albert Einstein 1879 - 1955) -0“Data is not information, Information is not knowledge, Knowledge is not understanding, Understanding is not wisdom” (Cliff Stoll & Gary Schubert ) -0The question of whether machines can think, is as relevant as the question of whether submarines can swim. (Professor Edsger Dijkstra) -0"The wireless music box has no imaginable commercial value. Who would pay for a message sent to nobody in particular?" David Sarnoff's associates in response to his urgings for investment in the radio in the 1920s. -0"Heavier-than-air flying machines are impossible." Lord Kelvin, president, Royal Society, 1895. -0-
79
23- TV, internet en telefoon 2020 De traditionele televisie kende een beperkte bandbreedte en daarmee een beperkt aantal beschikbare kanalen. En nog steeds bepalen het Commissariaat van de Media en lokale programmaraden anno 2011 welke tvkanalen wij via de kabel kunnen ontvangen. Maar via internet zijn er intussen al lang veel en veel meer kanalen beschikbaar. En die ontwikkeling gaat door. Binnenkort komt er via glasvezel (of draadloos) vrijwel onbeperkte bandbreedte beschikbaar. Vanzelfsprekend komen er dan nog meer keuzemogelijkheden beschikbaar, afgestemd op onze persoonlijke voorkeuren. Denk aan nieuwsprogramma’s, aan sport, muziek, film en andere themakanalen allemaal 24 uur per dag en afgestemd op uw persoonlijke voorkeuren. De aanbieders zullen daarvoor zorgen want er valt ook voor hen meer geld te verdienen als hun aanbod beter aansluit bij de wensen van u als gebruiker. In 2020 zal de traditionele tv zijn opgevolgd door de interactieve tv met vele duizenden kanalen. Trouwens ook het internet is dan opgevolgd door die interactieve tv. Internet en tv zijn dan in elkaar overgegaan. Je kunt dan kijken naar je favoriete soap, GTST bijvoorbeeld. Daar loopt een actrice in rond, van wie je fan bent. Je knipt dan met je afstandsbediening (het toverstokje van de toekomst) en belandt dan in een ander programma waar je haar huis ziet, of waar je allerlei andere informatie over haar vindt. Je kunt daar ook chatten met andere fans of misschien wel met die actrice zelf (of dat is waarschijnlijker, met haar digitale alter-ego). Je kunt ook via je afstandsbediening naar de site van Wehkamp, waar je dat leuke jurkje kunt kopen dat die actrice aanheeft. Of de heren kunnen dan met een druk op de knop naar Christine le Duc, dat kost iets meer, maar daar trekt die mevrouw haar jurkje voor jou uit. Wat je dus eigenlijk ziet is ‘laagjes-tv’, internet maar dan veel gebruiksvriendelijker. De eerste laag (de soap) is dan waarschijnlijk gratis, bij de andere lagen betaal je voor de extra’s. Via interactieve tv, of I-tv, of net.tv of hoe die ook gaat heten, kun je natuurlijk ook allerlei informatie ophalen. Het weer, de filemeldingen, de verzekeringsvoorwaarden, gebruiksaanwijzingen, complete online
80
encyclopedieën. Een soort super internet met beeld en geluid. En je kunt er ook op leren, leren op afstand. Complete cursussen afgestemd op jouw persoonlijke vooropleidingen, leerstijl en leercapaciteiten. En je kunt spelletjes spelen, multi-gaming bijvoorbeeld, waarbij je zelf de hoofdrol kunt spelen in virtuele werelden, met scripts naar keuze en met andere deelnemers van over de hele wereld. En dat wordt allemaal heel gebruiksvriendelijk met stemherkenning, zodat je geen opdracht meer hoeft in te typen of wachtwoord te onthouden. Elk apparaat weet dat jij degene bent die bevoegd is om de opdracht te geven (of niet). Op dit moment is er via ADSL en de kabel al veel meer keuze beschikbaar dan vijf jaar terug. Er zijn nu al honderden themazenders te vinden op het Nederlandse deel van het internet. Dit is nog maar een voorbode van de tv van de toekomst. Binnen enkele jaren kun je overal, altijd ‘verrijkt’ tv kijken. Op je mobiele telefoon, achter in de auto en vooral op vele schermen overal om je heen. Nu al kun je met je tablet of smartphone razendsnel actuele informatie binnenhalen en overal waar je het wilt bekijken. Op die telefoon zit nu ook meestal een klein cameraatje. Daarmee kun je dingen laten zien aan degene aan de andere kant van de verbinding. Binnenkort kun je op dat schermpje ook zien met wie je belt. Je kunt in de winkel ook de camera gebruiken om thuis te laten zien of dit het product is dat je moest meenemen. Of als je een huis wilt kopen of huren, kun je de thuisblijvers gewoon even laten meekijken. Dit zal de communicatie zeker enorm verrijken. Ik geloof overigens niet in mobiele telefoons als alleskunners. Mijn eerste mobieltje kocht ik om mee te bellen. Maar nu heb ik een mobieltje waarmee ik kan fotograferen, gamen, filmen, schrijven, mailen, afspraken beheren, geluidsopnamen maken en zelfs websurfen. Maar het scherm van mijn mobieltje is daarvoor eigenlijk toch een beetje te klein. Op het scherm van mijn mobieltje surfen op internet is net alsof je de krant leest door een vierkant kokertje. Een smartphone is als een Zwitsers zakmes met 22 functies dat nog wel in mijn rugzak past, maar waarmee je geen kast in elkaar kunt zetten. Maar voor de situaties waarin ik geen tablet, of laptop bij de hand heb, is het wel handig. Ik ben er van overtuigd dat alles mobiel zal worden, omdat wij mensen mobiel zijn. Alles wat we op kantoor en thuis doen, willen we mobiel gaan doen. Maar mijn telefoon is me te klein en mijn pc is me te groot. Mijn tablet zit daar precies tussen in. En voor het echte zware werk, voor gamen, of tekstverwerken heb ik dan mijn laptop. Ik voorzie nog een oplossing, namelijk een apparaat - misschien mijn mobiele telefoon? – dat fungeert als mijn persoonlijke draagbare ‘gate-
81
way’ tussen het netwerk en alle apparaten om mij heen. Nu heb ik nog overal allerlei losse apparaten staan die allemaal ieder apart hun werk voor mij doen. Een aantal tv’s en radio’s bij ons thuis, met daaraan gekoppeld ook nog een videorecorder en een cd-speler en een dvd-speler. Twee pc’s en een spelletjescomputer ‘voor de kids’. Een laptop voor op het werk en onderweg. In mijn tas zit dan vaak ook nog mijn tablet. Kortom nu heb ik overal losse apparaten met daarin veel ingebouwd geheugen, processorkracht en beeldschermen. Dat kan straks allemaal veel simpeler. Mijn telefoon is dan de toegang tot het dichtstbijzijnde beeldscherm en draadloze netwerk. Draadloos kan ik dan op elk beeldscherm in de buurt, spelletjes doen, mijn e-mail ophalen, surfen, betalen, videotelefoneren of film kijken. Die beeldschermen kunnen dan in de huiskamer of de slaapkamer aan de muur hangen, in het dashboard van mijn auto zitten, op mijn bureau op kantoor of bij de buren staan, als ik daar dan op bezoek ben. Dat beeldscherm kan zelfs in mijn binnenzak zitten, als die opvouwbare beeldschermen eindelijk hun intrede gaan doen. Dit scenario lijkt mij heel praktisch. Nooit meer allerlei apparaten meeslepen. Nooit meer problemen met opslag en versiebeheer. Mijn mobiele telefoon is dan de unieke toegang tot mijn persoonlijke files, muziek, foto’s, films en tvprogramma’s. Als er maar ergens een ‘dom’ beeldscherm en een draadloos netwerk in de buurt is, kan ik altijd en overal, alles doen waarvoor ik nu vele ‘slimme’ apparaten nodig heb. Gemak en Genot is dan verzekerd. Als het maar niet te duur wordt. Gewin is voor mij als zuinige Hollander nog veel belangrijker.
82
24 - Verslaafd aan SL
In mijn leven heb ik al heel veel genotsmiddelen geprobeerd. Alcohol, tabak, cocaïne, marihuana, lsd, xtc. Maar ik ben nooit verslaafd geraakt aan deze drugs. Van tijd tot tijd neem ik nog wel eens een goed glas wijn, of rook ik een jointje en heel soms neem ik een pilletje, maar ik kan er ook heel goed van afblijven. Dat ik toch niet helemaal ongevoelig ben voor mogelijk verslavende zaken bleek toen ik via een vriend in aanraking kwam met SL. Na een eerste kennismaking dacht ik nog, wat kan mij gebeuren? Ik raak nooit verslaafd. Tot ik opeens ontdekte dat ik mij onprettig voelde zonder SL. Ik begon mijn relatie en mijn werk te verwaarlozen. De hele dag wilde ik SL. Ik had geen tijd meer voor mijn vrouw, mijn vrienden, mijn werk. Wat is dat SL dan wel, dat mij zo in haar greep had? Deze afkorting staat voor een hoogst verslavende drug. Een elektronisch genotsmiddel dit keer. SL staat voor Second Life, en SL is een zogenaamde virtuele wereld, waarin je gewoon kunt rondlopen, samen met miljoenen anderen overigens. Zo’n levensechte virtuele wereld kan uiterst verslavend zijn, dat kan ik u uit eigen ervaring meedelen. In SL kun je jezelf volkomen verliezen. Second Life is een virtuele wereld die erg doet denken aan de onze. Je kunt er werken en geld verdienen, huizen en grond kopen of huren,
83
naar de disco gaan of naar de kroeg. Maar je kunt er nog veel meer. In SL kan eigenlijk alles. Je kunt je zelfs teleporteren naar de andere kant van de wereld. Je kunt er ook zo maar vliegen. Als je dat wilt, stijg je gewoon op en verhef je je boven de grond. In SL is het ook nooit koud, je wordt nooit moe en je kunt je lichaam naar believen modelleren. In SL lopen dan ook veel mooie, jonge mensen rond. Je wordt er nooit oud en ziek, tenzij je daar zelf voor kiest natuurlijk. Want ook dát kan. En al die mooie jonge mensen praten heel veel met elkaar. Voortdurend zoeken ze elkaar op in disco´s en op andere ontmoetingsplekken. Ik had binnen de kortste keren een hele groep aardige vrienden met wie ik heel intieme gesprekken kon voeren. In SL kun je ook veilig experimenteren met nieuw gedrag. Normaal zou ik nooit zomaar een mooie jonge vrouw aanspreken, maar in SL wel. Sterker nog, normaal zou ik er zelf ook nooit uitzien als een mooie donkere negerin, maar in SL beviel me dat heel goed. En omdat alles kan in Second Life, kun je ook experimenteren met seks. Voor veel mensen lijkt dit wel de grootste attractie van SL. Seks met mannen, met vrouwen, met meerdere mannen of met een paarse vrouw met een vacht en een levensechte eekhoornstaart. Je kunt het zo gek niet bedenken, of het kan daar. En je hoeft niet bang te zijn voor aids of andere enge ziekten.
Naschrift: Mijn ‘verslaving’ aan SL speelde begin 2006. Na enkele weken gekluisterd te zijn geweest aan het scherm van mijn laptop, ben ik nu gelukkig al weer een tijdje afgekickt. Ik werd gered door de gebrekkige techniek. Ik begon me te ergeren aan het trage netwerk en de nog steeds gebrekkige grafische mogelijkheden. Ik ben weer clean …….. Maar voor altijd? Want over enkele jaren komen er beslist snellere en een nog echtere varianten beschikbaar. Wat dan? Intussen zijn de ontwikkelingen natuurlijk niet stil blijven staan. Second Life is eerst enorm ‘gehyped’. Voor veel mensen werd Second Life een tweede leven waar ze nieuwe vrienden vonden, betekenisvolle relaties aangingen en zelfs nieuwe ongedachte talenten en kwaliteiten in zich zelf ontdekten. Second Life is voor velen ook al lang geen spelletje meer. Voor sommige mensen is Second Life zelfs een bron van inkomen geworden. Sommige mensen ontwikkelden zich binnen SL tot succesvolle architecten die prachtige landschappen en huizen bouwden voor andere deelnemers in SL. En die daar ook heel veel geld mee verdienden. Se-
84
cond Life was dan één groot sociologisch, cultureel en economisch experiment. Je kon er relaties aanknopen, handelen, je arbeid verkopen, rijk worden. Echt intrigerend werd het waar de 'echte' en de virtuele economie elkaar kruisten: wanneer mensen tienduizenden echte dollars neerleggen voor een virtueel eiland of een winkelketen opzetten in een ver computerland. De daglonen binnen SL waren hoger dan die in een gemiddeld ontwikkelingsland. Steeds meer ‘real life’ bedrijven gebruikten SL als plek om virtueel te vergaderen en zo veel reistijd te besparen, om klanten te ontmoeten, om nieuwe producten uit te testen, of om ‘first life’ producten te verkopen. SL riep intrigerende vragen op. Sociologische vragen, culturele vragen, juridische vragen. Bestaan virtuele persoonlijkheden en virtuele goederen eigenlijk wel voor de wet? Is bijvoorbeeld dat virtuele huis dat je zelf hebt gebouwd of dat je hebt gekocht voor echte dollars juridisch wel van jou? Wordt er in de 'echte' wereld binnenkort belasting geheven over je inkomsten in SL? Kan het CWI eisen dat je in SL werk zoekt wanneer je hier in de WW zit? Zijn wij aansprakelijk voor misdragingen van onze SL persoonlijkheid? Is een virtuele moord in SL strafbaar? Virtuele kinderporno? Gokken met dollars, echt of virtueel? Kunnen we onze SL persoonlijkheden geld nalaten? Hoe lang zal het duren totdat die andere wereld wordt gekolonialiseerd door de gewone wereld? En andersom, hoe zal onze gewone wereld zich gaan aanpassen aan de virtuele? Second Life bestaat overigens nog steeds. Er gaan nog steeds miljoenen euro’s in om. Maar het is toch vooral een grote speeltuin geworden voor volwassenen om te experimenteren met virtuele relaties. SL als een virtuele parenclub. Natuurlijk was SL nog maar een begin. Je kwam in SL via het scherm van je computer of eventueel via een virtual reality bril. Je kon en kunt nog niet ruiken en voelen in SL. Maar wat is nu nog het verschil tussen online en offline? SL is nu een soort reis naar een andere wereld zonder zorgen, zonder regen, en zonder ziektes, Wat betekent dat voor het gewone alledaagse leven? Wordt dat niet erg saai? Worden virtuele werelden een soort vakantiewerelden? Wat betekent het voor de gewone wereld als virtuele werelden steeds reëler worden? Hoe gaat die werelden straks onze wereld hier beïnvloeden? Een mooi voorbeeld is Arden. Want hoe zou het zijn om het oude Engeland van William Shakespeare te bezoeken, een herberg binnen te gaan, en daar een pint ale te pakken en een spelletje te dobbelen met de plaatselijke bevolking? Hoe zou je je staande houden in die wereld? Welk vak zou je beoefenen om aan geld te komen? Wat is je hedendaagse kennis daar waard? Zou je überhaupt weten hoe je daar in le-
85
ven moest blijven? Of zou je binnen de kortste keren beroofd zijn door een stelletje struikrovers of in het gevang geworpen vanwege je vreemde gedrag? Dat kun je nu te weten komen in Arden. Arden is de schepping van professor Edward Castronova van de universiteit van Indiana. Hij heeft samen met een groep studenten een levensechte virtuele wereld gebouwd, gesitueerd in de tijd van Richard de III. Zeg maar een levensechte Second Life, maar dan met oud-Engelse huizen en mensen en alles zo levensecht mogelijk, Dus geen draken en andere sprookjes figuren maar met zo realistische mogelijke omstandigheden en met een educatieve doelstelling. Leerlingen en studenten kunnen die wereld binnengaan en ‘leren’ zo spelenderwijs de geografie, de historische situatie, en de zeden en gewoonten van het Engeland uit die tijd kennen. Hoe leefden gewone mensen, wat aten ze, hoe spraken ze, hoe werkten ze?. Hoe betaalden ze, hoe trouwden ze, waar waren ze bang voor, hoe werkte het rechtssysteem, hoe vierden ze hun feesten? Dit is één van de mogelijkheden die virtuele werelden ons te bieden hebben. De mogelijke toepassingen voor amusement, voor educatie, voor commercie, voor sociale experimenten zijn vrijwel onbegrensd en beginnen nu reëel te worden.
86
25 - Telepresentie Het woord deed mij eerst denken aan iets magisch. Aan telekinese of omnipresentie. Letterlijk betekent het ‘op afstand aanwezig zijn’. Een telefoon maakt het mogelijk op afstand te luisteren. Een webcam stelt je in staat om op afstand te zien. Maar op afstand aanwezig zijn? Ik nam plaats achter een beeldscherm met daarop een klein bedieningspaneeltje. Op het scherm zie ik de keuken van mijn huis. Ik kan door met mijn muis op de knoppen te klikken inzoomen op het gasfornuis. Ik kan ook de camera laten zwenken van links naar rechts. Tot zover is het alsof ik een geavanceerde webcam bedien. Maar daar komt mijn dochter aangelopen door de keukendeur. Ik zie haar naar mij toelopen en ze begint te praten. “Dag pap. Kom je even mee naar de tuin? Stampertje doet zo vreemd. Wil jij even kijken?” Ik antwoord en zeg, “Ik kom met je mee; eens even kijken”. Ik klik op de deur en ik loop zo de tuin in, linksaf en daar is het hok van Stampertje. Fantasie? Toekomstmuziek? Welnee. Dit is al jaren werkelijkheid. En al vele duizenden mensen hebben dit ervaren. Het geheim hierachter is een soort robotwagentje, uitgerust met een videocamera, microfoons, een klein videoscherm en luidsprekers. Die camera en het schermpje zitten op een uitschuifbare nek, die je naar links en rechts kunt draaien en de camera kan in- en uitzoomen. Camera en wagentje bedien je met een simpel console. Het resultaat is een geheel nieuwe sensatie: telepresentie. En het voelt alsof je echt op die andere plaats aanwezig bent. Hoe dat komt? Het is iets psychisch en heeft te maken met het feit dat je zelf op afstand kunt bepalen waar je naar kijkt en dat je de camera (en de microfoons) zelfs kunt verplaatsen naar een andere ruimte. Het exemplaar waar ik mee werkte, is uitgerust met acht wielen. Zes wielen onder het wagentje en twee aan de voorkant. Daarmee kan het wagentje zelfs de trap op en af rijden zonder om te vallen. Ik heb er mee rondgereden door mijn hele huis en op afstand de hele boel gecontroleerd. Wie het één keer heeft meegemaakt is verkocht. De aanwezigheidsillusie is zo sterk dat je bijna vergeet dat je er niet echt bent. Dat geldt ook omgekeerd. De mensen in de andere ruimte hebben, veel
87
meer dan bij de traditionele videoconferencingsystemen, het gevoel dat je ook bij hen bent. Ze zien ook jouw gezicht op het schermpje op de robot. Jij ‘bent’ daar. Ze kunnen je vragen mee te gaan naar de tafel en daar mee te kijken naar de maquette. Je kunt ook meerijden naar de kamer ernaast en daar kijken naar de bouwtekening, het konijn of de kleine die daar ligt te slapen. Ze horen jouw stem, zien jouw gezicht. Jij bent telepresent! In Amerika en Japan zijn deze telerobots een hit. In Nederland loopt wordt er op beperkte schaal mee geëxperimenteerd in het onderwijs. Een robot achter in de klas als ogen, oren en mond van een leerling die ziek thuis of in het ziekenhuis ligt. Het apparaat, dat zelfs zijn vinger op kan steken, genaamd Pebbles, komt uit Canada. De projectleidster Y. Thijssen meldde dat ze in eerste instantie het idee om een telerobot in te zetten als een soort fysieke vervanging van een kind in de klas nogal bizar vond. Maar ze is nu heel enthousiast: "Leerlingen hebben het idee dat hun zieke klasgenoot gewoon aanwezig is en voor de zieke kinderen is het heel belangrijk dat ze het gevoel hebben erbij te horen. Ze kunnen nu de lessen volgen alsof ze er gewoon bij zijn”. Pebbles staat in verbinding met het bedieningspaneel met beeldscherm, dat bij de zieke leerling thuis of in het ziekenhuis staat. Die kan er van alles mee doen, zoals zichzelf hoorbaar maken in de klas, luisteren, alle kanten op kijken, inzoomen op het schoolbord en zelfs een vinger opsteken. De andere kinderen in de klas zien hun medeleerling op een beeldscherm. De reacties zijn enthousiast. De mogelijkheden zijn enorm, ook buiten het onderwijs. Op afstand je vakantiehuisje inspecteren na een storm? Op afstand even kijken of de kinderen wel slapen? Maar ook op afstand meepraten! Het is onvergelijkbaar met videoconferencing of andere ‘primitieve’ teleaanwezigheidssystemen. Ik wil er ook een!
88
26 - Recht en Internet ICT en Internet veranderen alles, dus waarom niet het rechtssysteem? Er zijn mensen die dat ontkennen. Zij stellen eenvoudig dat alles wat offline geldt ook online moet gelden. Dat zijn meestal de mensen die het nu voor het zeggen hebben. Er zijn ook mensen die stellen dat die gedachte achterhaald is. De regels van de analoge wereld voldoen volgens hen niet meer in de digitale wereld. Zij stellen dat in de digitale wereld andere regels moeten gelden omdat die wereld ook anders is. Zij vatten dit wel eens samen in de vier D’s van de digitale wereld. Dematerialisering, decentralisering, deterritorialisering en deregulering. De vraag is wie nu gelijk heeft. Het antwoord op die vraag begint met de vraag naar het wezen van het recht. Wat is dat recht? Recht is in feite niet meer dan een stelsel van regels of afspraken waarmee wij het intermenselijke verkeer regelen. Die regels zijn dan ook niet – ook al wordt wel eens anders gesuggereerd - door een God gegeven, Wetten zijn door mensen gemaakt en zijn zeker niet alleen het resultaat van rechtvaardigheid, of redelijkheid en logica. Wetten zijn ook het resultaat van gemak, gewoonte, cultuur, macht en consensus. Wetten verschillen dan ook afhankelijk van plaats en tijd. Vooral dat machtsaspect is in dit kader interessant. Wie maken de wetten? Meestal zijn dat de vertegenwoordigers van de heersende klasse. Zij zullen daarom geneigd zijn wetten te formuleren die passen bij hun normen en waarden. Zij zullen ook geneigd zijn wetten te formuleren die hun machtspositie bevestigt of in ieder geval niet aantast. Vandaar hun voorkeur voor de uitspraak; ‘wat offline geldt, moet ook online gelden’. Als we met deze bril op naar het recht kijken dan krijgt die vraag naar online en offline opeens een heel ander karakter. We zien dan dat nieuwe technologie heel vaak de machtsposities van de heersende elites aantast. Het biedt nieuwe kansen aan nieuwe groepen en individuen. Dat is heel duidelijk zichtbaar in het bedrijfsleven, waar nieuwe jonge onderneminkjes dan soms kans zien uit te groeien tot grote multinationals en waar oude gevestigde bedrijven plotseling hun markten zien verdwijnen. We kennen de voorbeelden allemaal. Microsoft, Google kennen we allemaal, maar wie kent nog De Gruijter of Simon de Wit?
89
Ook in de politieke en sociale werkelijkheid zien we deze ideeënstrijd. Keer op keer zien we dat nieuwe technologieën worden aangegrepen door revolutionaire voorhoeden om de wereld te verbeteren volgens hun normen en waarden. In eerste instantie zien we dan utopistische dromen. Dankzij de radio, de tv of het internet zal de wereld eindelijk veranderen in een paradijs. Of we zien het omgekeerde. Pessimisten menen vaak dat de wereld nu zal veranderen in een hel (denk aan George Orwell’s 1984 of de Brave new World van Aldous Huxley). In een latere fase zien we dan dat het nieuwe medium ingebed raakt in de bestaande structuren en dat alles toch vooral weer lijkt op zoals het vroeger was. Zowel de heilsverwachtingen als de angstdromen komen uiteindelijk niet uit. Nu terug naar het recht. Het bestaande rechtssysteem is, zoals we zagen ook een weerspiegeling van de bestaande maatschappelijke verhoudingen en een uitdrukking van de normen en waarden van de heersende klasse. De vraag is dan welke of liever wiens normen moeten gelden op het internet? Wie reguleert het net? Laten we het vooral over aan de markt? Dat is de Amerikaanse aanpak. Of willen we toch de zaak reguleren? En hoe willen we het reguleren? Via technische oplossingen (spamfilters), via sociale controle en opvoeding (reclame campagnes en lespakketten), via zelfregulering van het bedrijfsleven of toch maar weer via door de overheid uitgevaardigde wetten en regels? Het antwoord op al die vragen is niet eenvoudig. Of is het toch zo dat de heersende klasse ook op internet bepaalt welke normen en waarden er zullen gaan gelden en hoe die zullen worden vormgegeven en gehandhaafd? In dat geval geldt uiteindelijk ook op het internet het recht van de sterkste. Maar dat hoeft niet. In de twee nu volgende hoofdstukken doe ik wat voorstellen voor nieuwe rechtsregels op internet.
90
27 - Virtuele werelden, nieuwe vrijplaatsen? Wij mensen hebben altijd de behoefte gehad om van tijd tot tijd te ontsnappen aan de ‘harde werkelijkheid’. Van oudsher kennen we alcohol en andere drugs, verhalen, (dag)dromen en fantasieën als manieren om ons even te ontrekken aan de realiteit. Natuurlijk hebben deze ontsnappingsmogelijkheden hun beperkingen. De werking is meestal maar van korte duur en terug in de werkelijkheid is de ‘landing’ soms hard. Ook het bezoeken van ‘vrijplaatsen’ is zo’n ontsnappingsmogelijkheid. Vrijplaatsen zijn plekken waar het maatschappelijk is geaccepteerd om ‘ander’ gedrag te vertonen. De sportschool en het sportveld, het strand, het naturistenstrand, de kroeg, de coffeeshop, de parenclub en het casino functioneren als zulke vrijplaatsen. Ook vakanties, het carnaval en de plaatselijke feestweek vormen ‘tijdelijke vrijplaatsen’. We weten allemaal (althans worden geacht te weten) dat gedrag dat op zulke plekken is geaccepteerd en normaal is, in het ‘normale’ leven als onbeleefd, onbeschoft, asociaal of roekeloos wordt beschouwd. Nederland is van oudsher een plek waar relatief meer vrijheid bestaat dan in de omringende streken. De Republiek der Verenigde Nederlanden stond al bekend om zijn (relatieve) vrijheid van meningsuiting, van drukpers en van godsdienst. Ons gedoogbeleid steunt op een oude traditie en heeft ons land niet alleen in economische zin veel goeds gebracht. Maar tegenwoordig worden mensen hier, maar ook in verre buitenlanden, door internet, de moderne media en de toegenomen mobiliteit steeds vaker geconfronteerd met het ‘afwijkende’ gedrag van anderen. De vraag is nu hoe wij als Nederlandse samenleving hierop moeten en kunnen reageren. Moeten of willen we bijvoorbeeld stimuleren dat de inwoners van Nederland zich volgens zoveel mogelijk dezelfde normen en waarden gedragen? Maar volgens welke normen en waarden dan? Kunnen we accepteren dat die ‘Nederlandse normen en waarden’ verschillen van de normen en waarden van net over de grens? Bijvoorbeeld van die in België? Of in Italië? Of wat verder weg van die in Turkije, of in de USA? Of zouden we omgekeerd moeten redeneren en zoveel mogelijk moeten proberen aan te sluiten bij de oude tolerante traditie van Nederland. Moeten we dan juist stimuleren dat binnen ons land mensen met uiteenlopende normen en waarden een plek kunnen vinden? Hoever willen we daarbij gaan? Zouden we bijvoorbeeld moeten accepteren dat er in ons land gebieden, streken of plekken komen
91
waar groepen die zich ‘anders’ voelen kunnen gaan wonen en hun eigen ‘afwijkende’ normen en waarden kunnen handhaven? Denk aan een katholiek klooster met strikte leefregels, een ouderendorp in Drenthe, een ‘sharia’ wijk in Den Haag, of plaatsen zoals Rijssen en Barneveld in de ‘Bible Belt’? Die vraag wordt door ICT en internet steeds actueler. Hoeveel variatie in normen en waarden accepteren wij? Wij roepen wel ach en wee bij vrouwenbesnijdenis, maar accepteren tegelijkertijd modieuze schaamlipcorrecties. Om de vraag helemaal scherp te stellen, verwijs ik naar de komst van de virtuele werelden. Er zijn nu binnen ons land (virtuele) plekken waar mensen zich kunnen gedragen op vrijwel elke denkbare manier en volgens vrijwel elke set van normen en waarden. Deze nieuwe vrijhavens bieden totaal nieuwe manieren om te ontsnappen aan de realiteit van alledag en je te onttrekken aan de ‘normale’ Nederlandse regels en geboden. In zo’n virtuele wereld kun je lid worden van een gemeenschap met de meest extreme normen en waarden. Je kunt naar gemeenschappen gaan vol (virtueel) dood te rijden voetgangers of juist te beminnen sekspartners. Deze werelden kunnen voldoen aan elke fantasie, alles kan, het meest wrede geweld, de meest bizarre seks, dus ook alles wat in de fysieke wereld totaal niet acceptabel zou zijn. Natuurlijk kon dat altijd al in je fantasie of in een computergame maar een virtuele wereld is echt iets heel anders. Hoe daar mee om te gaan? We moeten hierbij niet te snel naar allerlei conclusies en oordelen gaan. We weten bijvoorbeeld niet of virtuele werelden nuttig zijn als een uitlaatklep om agressie en verveling tegen te gaan of als mogelijkheid om het zoeken van spanning en sensatie mogelijk te maken. Als samenleving zouden we in virtuele werelden misschien allerlei perverse vormen van genot en plezier kunnen tolereren, althans als de inwoners van die virtuele wereld uit vrije wil en met algemene instemming vinden dat dit ook moet kunnen. Virtuele werelden kunnen we misschien zo gebruiken als sociale laboratoria, om te bestuderen wat de gevolgen zijn van bepaalde regels en wetten in sociale situaties. Wat te denken van een wereld waarin corruptie doodnormaal is, sterker de enige manier is om je doel te bereiken? Of waarin kiezers kunnen worden gepaaid door de media te manipuleren of door cadeautjes uit te delen? Of virtuele plekken waar vrouwen zich vrijwillig als slaaf laten behandelen en met een halsband om lopen. Mogen, nee willen we dat toestaan? Of een wereld waarin virtuele kleine kinderen rondlopen die het heerlijk vinden om zich te laten bevoelen door virtuele volwassen mannen? We staan per slot van
92
rekening wel toe dat er virtuele werelden zijn waarin in groepsverband wordt gemoord dat het een lust is, sterker nog, Counterstrike is een erkende denksport waarin officiële internationale competities plaatsvinden en waarin veel geld wordt verdiend. Misschien kunnen we virtuele werelden zelfs gebruiken om - in plaats van het opsluiten in gevangenissen of inrichtingen - kinderverkrachters, psychopaten en gewelddadige criminelen te bieden wat ze willen, zonder dat we daar als samenleving last van hebben. Misschien is dat wel veel humaner dan opsluiten en vrijheidsberoving. Natuurlijk hoeft dat niet te betekenen dat we zulk gedrag daarmee goedkeuren of aanmoedigen. Integendeel zelfs. We moeten blijven proberen maatschappelijk ongewenst gedrag uit te roeien, maar we kunnen deze virtuele werelden misschien wel als een uitlaatklep toestaan, waardoor erger wordt voorkomen. Virtuele werelden zijn dan nieuwe vrijplaatsen waarbinnen anderen normen en waarden gelden.
93
28 - Anonimiteit op Internet ???? Lang, heel lang geleden werd internet gezien als een groot anarchistisch, wild west netwerk, waarop iedereen in de grootst mogelijke anonimiteit kon rondstruinen. Je kon er elke gewenste pseudo-identiteit aannemen en tot in de diepste donkere krochten alle - al dan niet illegale - informatie opzoeken of chatten met mede-subversievelingen of perversen. Tegenwoordig weten we wel beter. Via cookies op de harde schijf, via het IP adres, via unieke identificatienummers in allerhande softwareprogramma’s of ingebakken in de hardware kunnen de gangen van websurfers gedetailleerd worden gevolgd. Bij elke sitebezoek laat de surfer allerhande informatie achter. Via de archieven kan nog vele jaren worden nagegaan wie wat ooit heeft gezegd in een digitale discussie. Nog meer informatie kan worden verkregen uit het koppelen van bestanden. Wat was iemands koopgedrag? Wat was zijn surfgedrag? Wat waren zijn informatievragen? Koppel dat aan andere beschikbare informatie, laat er een stukje datamining op los en je krijgt soms heel veelzeggende persoonsprofielen. Dat brengt mij op enkele prangende vragen. Bestaat er eigenlijk nog wel anonimiteit op internet? Kun je via technische middelen (anonimous remailers, encryptie etc.) je anonimiteit nog wel bewaren? Is anonimiteit eigenlijk wel gewenst op internet? Moeten we anonimiteit op internet wel of niet mogelijk maken? Wat is de parallel tussen de on-line en de off-line wereld? Willen we bijvoorbeeld dat mensen in staat zijn, anoniem informatie te verspreiden op internet? Denk aan racistische of terroristische informatie of informatie die een zware inbreuk betekenen op andermans persoonlijke levenssfeer? Denk hierbij aan het onderhouden van een website met terroristische of racistische informatie. Dit kan een eigen website zijn, maar ook een gratis subdomein op een profielsite als Hyves of bij Yahoo e.d. We kunnen hierbij ook denken aan het plaatsen van anonieme informatie in nieuwsgroepen of op websites met bijvoorbeeld een gastenboek of het anoniem verzenden van mails met zulke ongewenste boodschappen. De parallel met de offline wereld is dan voor de hand liggend. Offline (dus op papier) kun je vrij eenvoudig anonieme brieven verzenden. Maar anonieme spam is online al een stuk moeilijker te verzenden!
94
Willen we dat mensen altijd volledig anoniem moet kunnen zijn, of in ieder geval soms en alleen in bepaalde gevallen. Willen we dat politieke dissidenten in zeg Cambodja of China anoniem toegang moeten kunnen krijgen tot internet? Deze vragen zijn niet eenvoudig en zeker niet eenduidig te beantwoorden. Ik wil in dit hoofdstukje daarom per toepassing en per probleemgebied proberen dit vraagstuk te tackelen. Dit brengt mij bij vijf toepassingen. e-mail: mag de burger, een bedrijf anoniem berichten versturen? surfen: mag de burger anoniem een website bezoeken en mag hij daar ook anoniem informatie achterlaten? websites beheren: mag een website anoniem beheerd worden? chatten: is het wenselijk dat iemand volledig anoniem kan chatten? virtuele werelden: mag ik volledig anoniem een virtueel persoon aanmaken en mij daarmee uitleven in een virtuele wereld zoals Second Life of Habba Hotel? transacties: mag de burger/consument anoniem transacties doen op het internet? Email Via anomious remailers, gratis emailadressen of zelfs wegwerpemailadressen, of via een internetcafé kun je de afzender van e-mail praktisch ontraceerbaar maken. Voor privé mail lijkt dat erg op het verzenden van een ouderwetse anonieme brief. Die verstuur je ook zonder afzender. Wat nu als iemand op deze manier regelmatig dreigbrieven of smaadbrieven ontvangt? Ook off-line willen we dan dat de afzender kan worden opgespoord. Zeker als deze brieven ook nog eens bij de buren worden bezorgd. Willen we dat de afzender van dat soort brieven dan volledig ontraceerbaar of onkenbaar blijft? Of zou er voor dit soort uitzonderingssituaties een opsporingsmogelijkheid moeten bestaan waar bijvoorbeeld de opsporingsinstanties gebruik van kunnen maken? Surfen Surfen op het web heeft als offline parallel, de mogelijkheid om anoniem een boek te lezen in de bibliotheek of anoniem een boek te kopen in een boekwinkel. Willen we dat online informatie opzoeken altijd anoniem moet kunnen blijven? Online is er bij het surfen ook soms nog de mogelijkheid op een bezochte site informatie achter te laten. Willen we dat dit ook anoniem
95
kan? Dit doet denken aan het achter laten van teksten op prikborden of muren en andere plekken in de openbare ruimte. Willen we dat ook offline toestaan? De problematiek doet ook denken aan de volgende toepassing, het beheren van een website. Websites beheren Het is mogelijk via internet een domeinnaam te claimen en een website op een server in te richten ergens in een anoniem buitenland. Daar moet je echter voor betalen en zo is de eigenaar met enige moeite altijd wel traceerbaar. Het is echter ook mogelijk anoniem een gratis homepage in te richten op sites zoals Hyves of MySpace. Willen we dat iedereen daar zomaar allerlei anonieme subversieve informatie op kan zetten? Dit heeft eigenlijk geen echte pendant in de offline wereld. Zelfs het vermenigvuldigen en verspreiden van vlugschriften en schotschriften is altijd nog traceerbaar tot de persoon die ze uitdeelt. Chatten Sommige chatrooms doen meer denken aan darkrooms dan aan gezellige kletskamertjes. De vraag is dan, en wat dan nog? Moet er geen plek zijn waar mensen virtueel al hun lusten kunnen botvieren? Helaas zijn er vele voorbeelden van zulke digitale anonieme discussiefora, chatboxen en nieuwsgroepen, waarbij misbruik heeft geleid tot de sluiting van de voorziening. Hoe voorkom je, of bestrijdt je zulk misbruik? Virtuele werelden Het anoniem rondlopen in virtuele werelden doet wat problematiek betreft denken aan de vragen die behandeld zijn onder anoniem chatten. In het voorgaande hoofdstuk heb ik de functie van virtuele werelden als virtuele vrijplaatsen al beschreven. Transacties In de offline wereld kun je in principe anoniem aankopen doen en betalen. In de sexshop, in het café, of nog anoniemer in de sigarettenautomaat. Online is dat een stuk moeilijker. Er is nog geen anoniem virtueel geld. Willen we dat deze mogelijkheid ook op internet beschikbaar komt? Vervolgvragen Dit brengt mij tot de volgende vragen. Is absolute anonimiteit op internet gewenst? En is een verbod op absolute anonimiteit gewenst? Gebaseerd op de voorbeelden hiervoor kom ik tot het volgende voorlopige antwoord. Er zou een mogelijkheid moeten zijn, om wel anoniem te blijven, maar tegelijkertijd wel kenbaar. Dat laatste houdt in dat je wel
96
anoniem opereert, maar dat in bijzondere gevallen de bevoegde instanties in staat moeten zijn ingeval van misbruik de overtreder te traceren. Dit brengt mij dan op twee logische vervolgvragen. Bestaan er effectieve manieren om anonimiteit te waarborgen en omgekeerd, zijn er effectieve manieren om een verbod op anonimiteit te kunnen handhaven? Deskundigen hebben mij verzekerd dat deze methoden bestaan. Nooit absoluut betrouwbaar, maar wel tot op grote hoogte. Wel rijzen er dan meteen weer twee nieuwe vragen op. Waar wordt de verantwoordelijkheid dan gelegd? Bij de serviceprovider of eigenaar van de website? Bij de netwerkaanbieder? Een derde instantie? En wie moet daar voor betalen? De overheid? De internetgebruiker? De dienstenaanbieder? Kort en goed, er is dus genoeg, om verder te onderzoeken.
97
29 - Kennis vermenigvuldig je door het te delen Vrijwel alle grote uitvindingen van de digitale revolutie, van het internet, videoconferencing, GPS (global positioning system) tot aan virtual reality zijn in het geheim ontwikkeld door geleerden in dienst van het Pentagon. Deze uitvindingen zijn daarna vele jaren weggehouden voor het grote publiek. Dit moet de ICT-revolutie met vele jaren hebben vertraagd. Want pas na de koude oorlog kwam voor deze producten de massamarkt tot ontwikkeling, met de opkomst van geheel nieuwe industrieën en bedrijfstakken. Al eeuwen is het meeste onderzoek gericht op het behalen van commercieel, politiek, of militair gewin. Vrijwel alle onderzoek staat of ten dienste van het winststreven (waar iedere besparing op grondstoffen en energie een concurrentievoordeel betekent) of ten dienste van de wapenontwikkeling en de ruimtevaart (waar gewoekerd moet worden met kubieke centimeters en grammen gewicht). Dit heeft wel tot nieuwe, maatschappelijk nuttige vindingen geleid, maar via een omweg. Het is alsof je om Teflon te ontwikkelen eerst naar de maan moet vliegen. (Volgens een populair misverstand is Teflon ontwikkeld als een bijproduct van de ruimtevaart). Hoe zouden wij de productie van kennis en informatie meer direct kunnen richten op de echte maatschappelijke behoeften en problemen? De maan is letterlijk en figuurlijk toch wel een lange omweg. En hoe zouden wij de verspreiding van al die kennis en informatie zoveel mogelijk kunnen bevorderen? Miljoenen mensen delen via internet muziek, teksten en beeldmateriaal. Dankzij internet en de digitalisering kunnen we dit soort content nu bijna voor niks vermenigvuldigen, delen en verspreiden. Als samenleving hebben we belang bij een snelle verspreiding van nieuwe kennis en informatie. Het is toch prachtig als zoveel mogelijk mensen gebruik kunnen maken van een nieuw medicijn tegen malaria, van energievriendelijke auto’s of kunnen genieten van een prachtig nieuw muziekstuk of boek. Dat geldt overigens niet voor alle kennis. De kennis hoe een vuile atoombom te produceren houden we liever toch enigszins geheim.
98
We kunnen tegenwoordig perfecte digitale kopieën maken van een digitaal origineel. En dat ook nog eens tegen vrijwel verwaarloosbaar lage kosten. De MP3-speler, de CD- en DVD-brander, maar vooral het internet maken kopiëren en verspreiden van informatie steeds makkelijker en goedkoper. Dit roept dan de vraag op, hoe - als content bijna gratis kan worden gekopieerd en verspreid - de producenten van content daar dan nog wat aan kunnen verdienen. Ze moeten toch ook beloond worden voor hun inspanningen? Wie ontwikkelt anders nog nieuwe muziek, spelletjes of doet onderzoek naar nieuwe geneesmiddelen? De vraag is dus hoe we tegelijkertijd de productie en de verspreiding van content zoveel mogelijk kunnen stimuleren. In de moderne Westerse samenleving hebben we daarvoor gekozen voor het instrument van het juridisch eigendom op informatie, het auteursrecht, patent, octrooi of copyright. Dit is bedoeld als een beloning voor het ontwikkelen van nieuwe content. De auteur, uitvinder of contenteigenaar krijgt een wettelijk recht om het eigendom van de content een tijd lang commercieel te exploiteren. Het auteursrecht bijvoorbeeld geldt tot 70 jaar na de dood van de auteur. Zo’n eigendomsrecht op kennis is eigenlijk iets vreemds. Informatie of content is namelijk zoals we zagen een immaterieel product. Materiële producten zoals een auto of een theekopje kun je echt verkopen en hebben een duidelijke eigenaar. Als ik mijn auto verkoop ben ik die auto kwijt en is er een nieuwe eigenaar. Dat geldt niet voor informatieproducten. Een softwareprogramma, of de digitale versie van dit boek of van een stuk muziek kan ik met een druk op de knop kopiëren of via internet downloaden. Als ik dat doe heeft de oorspronkelijke eigenaar van dit kennisproduct, het softwareprogramma of muziekstuk ook nog steeds in zijn bezit! Vandaar de uitspraak: kennis vermenigvuldig je door het te delen. Op de tweede plaats valt een informatieproduct nooit uit de lucht. Niemand bedenkt iets helemaal vanuit het niets. Iedere onderzoeker, kunstenaar, componist of schrijver leunt altijd op de schouders van zijn voorgangers. Alle kennis die wij bezitten hebben we te danken aan onze voorgangers. Van wie is die informatie, die kennis of die content
99
dan eigenlijk? In niet-westerse culturen, maar ook bij ons tot eind 19 e eeuw keek men dan ook heel anders aan tegen intellectueel eigendom. Nederland kent bijvoorbeeld pas sinds 1912 het auteursrecht. Geestesproducten kon je niet bezitten, het waren producten van de gemeenschap. Buiten het rijke Westen kijkt men nog steeds op deze wijze aan tegen intellectueel eigendom. Geestesproducten, kunst en kennis worden daar traditioneel nog steeds vooral beschouwd als producten van de gemeenschap. Kunstenaars en uitvinders borduren voort op het werk van hun voorgangers. Daar wordt het nog steeds vreemd gevonden dat iemand een artistieke of intellectuele creatie als zijn of haar eigendom kan beschouwen waar niemand aan mag komen. Dit verklaart ook waarom men bijvoorbeeld in Zuidoost Azië volop kopieert en daar ook weinig kwaad inziet. Ook in de wetenschappelijke wereld kijkt men nog steeds anders tegen kennis aan. Daar wordt kennis nog steeds gedeeld. Hoogleraren publiceren hun bevindingen in vakbladen zodat iedereen er kennis van kan nemen. Pas de laatste decennia begint ook in deze wereld kennis een commercieel artikel te worden. Er zijn ook grote maatschappelijk nadelen verbonden aan intellectuele eigendomsrechten. Als maatschappij hebben we immers belang bij een zo snel mogelijk en zo breed mogelijke verspreiding van kennis en informatie. Door exploitatierechten maken we van kennis echter handelswaar. Iets dat in principe gratis verspreid had kunnen worden, wordt zo kunstmatig duur gemaakt. Dit bemoeilijkt verdere verspreiding en leidt tot prijsopdrijving. Het bemoeilijkt bijvoorbeeld wetenschappelijk onderzoek. Als onderzoeksresultaten alleen tegen hoge kosten mogen worden gebruikt, wordt vervolgonderzoek onnodig gefrustreerd. Dat geldt ook voor commercieel onderzoek. Concurrerende bedrijven moeten grote bedragen investeren in parallelonderzoek om elkaars octrooien en patenten te omzeilen. Dat zien we bijvoorbeeld in de geneesmiddelenindustrie. Nieuwe medicijnen kosten honderden miljoenen aan research, maar voegen vaak niet veel meer toe aan bestaande producten van de concurrentie. Het medicijnenonderzoek richt zich ook vooral op geneesmiddelen die gepatenteerd kunnen worden en zo veel winst beloven, dus op ziekten van de rijke Westerse wel-
100
vaartslanden. Veel tropische ziekten die veel vaker voorkomen maar dan in de arme ontwikkelingslanden, vallen daarom buiten de scope van het onderzoek omdat ze niet lucratief genoeg zijn. Er zijn nog meer nadelen verbonden aan een commercieel exploitatierecht op ideeën. Commerciële exploitatie van eigendomsrechten bevoordeelt bijvoorbeeld de grote gevestigde ondernemingen die door hun economische macht nieuwe, betere kennis en ideeën van de markt houden. VHS en DOS bijvoorbeeld waren technisch inferieure standaarden, maar hielden andere, technisch betere systemen uit de markt. Dat zien we ook in de wereld van de muziek en de film. Zonder grote budgetten voor promotiecampagnes, trailers en clipjes is het tegenwoordig nog steeds heel erg moeilijk door te breken naar het grote publiek. In het digitale tijdperk wordt het intussen ook steeds moeilijker om het eigendomsrecht op content te beschermen. Meer dan de helft van alle Nederlanders vindt het maken van een digitale kopie voor eigen gebruik volstrekt acceptabel. "Waarom zou ik moeten betalen voor iets dat gratis uit mijn radio, van mijn TV, van het internet of uit mijn CDspeler komt?" We zien de contenteigenaren dan ook heftige campagnes voeren om hun copyrights te beschermen. Het is niet geheel toevallig dat deze patenten en auteursrechtenlobby vooral vanuit de Verenigde Staten wordt aangevoerd. De meeste patenten, copyrights en auteursrechten zijn namelijk in het bezit van Amerikaanse bedrijven. De laatste decennia is deze lobby er al enkele malen in geslaagd, de termijn te verlengen waarbinnen de copyrights blijven gelden. Niet helemaal toevallig zo beweren de tegenstanders, gebeurde dat iedere keer net op het moment dat de rechten op Mickey Mouse dreigden af te lopen. Zijn er dan geen andere oplossingen beschikbaar om zowel de productie als de verspreiding van kennis en informatie te stimuleren? Jawel. Eén oplossing is al heel oud: kennis delen. Dit is de manier waarop men in de wetenschap werkt en deze methode werkt nog steeds. Ook buiten de wetenschap bestaat deze aanpak nog steeds. In de software wereld bijvoorbeeld bestaat de Open Source beweging. Miljoenen mensen over de hele wereld werken samen aan het ontwikkelen en verbeteren van softwareproducten, zonder daar direct geld mee te verdienen. Ze doen het uit hobbyisme, omwille van de uitdaging, het vinden van de oplossing, het creëren van iets nieuws, de eer, of omdat ze er zelf veel van leren. Dit heeft geleid tot een scala van softwareproducten die vaak net zo goed, zo niet beter zijn dan de commerciële varianten. Een tweede oplossing houdt de commerciële productie in stand, zon-
101
der de nadelen van het verspreidingsmonopolie. Deze oplossing maakt gebruik van het bijzondere karakter van kennis. Kennis lijkt namelijk heel sterk op wat economen een ‘collectief goed’ noemen. Bekende voorbeelden van collectieve goederen zijn de kerkklok, de straatverlichting, defensie, rechtsbescherming, het landsbestuur, bescherming tegen het water, een leefbaar milieu. We noemen dit collectieve goederen omdat de gebruiker er niet rechtstreeks voor betaalt. Dat kan ook niet. Iedereen mag gratis op de kerkklok kijken. Van een schoon leefmilieu of een betrouwbaar en goed functionerend rechtsysteem profiteert iedereen, ongeacht of hij heeft meebetaald of niet. Is een collectief goed er eenmaal dan kun je iemand niet of alleen heel moeilijk van het gebruik ervan uitsluiten. Als een collectief goed er eenmaal is, kost het ook niets meer om het ook aan andere gebruikers ter beschikking te stellen. Economen zeggen dan “consumptie door de één rivaliseert niet met consumptie door de ander” of, in gewone mensentaal: als ik op de kerkklok kijk, gaat dat niet ten koste van mijn buurman. Hij kan ook op die klok kijken. Het is daarom moeilijk, zo niet onmogelijk een verkoopprijs voor een collectief goed vast te stellen. Je kunt de gebruiker moeilijk naar de mate van zijn gebruik laten betalen. Kennis en informatie hebben alle kenmerken van een collectief goed. Consumptie van kennis door de één rivaliseert niet met consumptie door een ander. Als kennis en informatie eenmaal zijn geproduceerd, kost het vrijwel niets meer om het daarna gratis ter beschikking te stellen aan alle gebruikers. Dit pleit dan voor een productiemodel voor content zoals dat ook voor collectieve goederen is ontwikkeld. De overheid zorgt ervoor dat collectieve goederen voor ons allen beschikbaar zijn. Verschillende bedrijven concurreren met elkaar om het collectieve goed, bijvoorbeeld de weg of de dijk te mogen aanleggen. De overheid verleent dan aan één of meer bedrijven een opdracht en betaalt dat uit de belastingopbrengsten. Dit systeem zouden we ook kunnen toepassen op informatie en kennis. Denk eens aan de voordelen als alle informatie en content gratis aan iedereen ter beschikking zou worden gesteld. Iedereen kan dan altijd en overal gebruik van maken. Denk bijvoorbeeld maar eens aan digitaal lesmateriaal. Iedereen kan dan altijd en overal leren. Educatieve content is daarom uitermate geschikt om meer ervaring op te doen met dit belonings- en verspreidingsmodel. In de tussenperiode wil ik ervoor pleiten om de juridische beschermingsconstructies voor contenteigenaren te verminderen. Hoewel de-
102
ze, toen ze begin vorige eeuw werden ingevoerd, bedoeld waren om de oorspronkelijke scheppers van nieuwe werken te beschermen, zijn deze rechten steeds meer ‘verworden’ tot instrumenten ten dienste van grote contentbezitters. Gereedschap in handen van grote conglomeraten op de markten van muziek, foto’s, boeken en films. Zij bepalen of het beeld-, tekst- en muziekmateriaal dat zij in handen hebben door anderen gebruikt mag worden. En als dat mag, onder welke voorwaarden en tegen welke prijs. Steeds vaker klagen beginnende kunstenaars, auteurs en uitvinders over de belemmerende werking die hiervan uitgaat. Zonder de marketingmacht van een groot bedrijf achter je, is het steeds moeilijker door te breken. Mijn voorstel zou dan ook zijn om de beschermingstermijn rigoureus terug te brengen tot bijvoorbeeld twee jaar. Dit moet voldoende zijn om de kosten van grote producties, denk aan speelfilms, terug te verdienen. Tijdens die twee jaar hebben zij het alleenrecht om het betreffende werk financieel te exploiteren, met andere woorden om de economische vruchten daarvan te plukken. Na deze periode zouden deze nieuwe producties echter in het publieke domein thuishoren om cultureel te mogen worden aangepast en hergebruikt. Met dit voorstel krijgen culturele monopolisten, die nu met hun sterren, blockbusters en bestsellers de aandacht wegslurpen van al het andere artistieke werk dat door kunstenaars wordt gemaakt, het een stuk moeilijker. Als het exploitatierecht als beschermingsconstructie minder krachtig is, kunnen wij allen bestaand artistiek en wetenschappelijk werk naar eigen plezier aanpassen en hergebruiken. Daarmee herstellen we de situatie zoals die feitelijk in vrijwel alle culturen en overal ter wereld - met uitzondering van het Westen vanaf de negentiende eeuw - bestond en bestaat.
103
-0Het zijn de treinen, de expressepost, de stoomboten en alle andere mogelijke communicatiemiddelen, die de beschaving voortstuwen. (Johann Wolfgang Goethe (1828) -0Wij leven in een tijd van externe geheugens. Eruditie begint als voorwaarde voor kennis van zaken plaats te maken voor zoiets als 'potentiële belezenheid': het vermogen om zich - op korte termijn en voor de gelegenheid - te oriënteren in informatie die extern is vastgelegd. (Prof. Douwe Draaisma, De Metaforenmachine) -0Wie de toekomst als tegenwind ervaart, loopt de verkeerde kant op. -0-
From oceans of data, seas of information, to rivers of knowledge and drops of wisdom, but data is not information, Information is not knowledge, Knowledge is not understanding, Understanding is not wisdom. Where is the wisdom we have lost in knowledge? Where is the knowledge we have lost in information?
104
30 - Web 2.0 reclame en publiciteit Vroeger was de dorpspomp de plek waar de laatste nieuwtjes werden uitgewisseld en waar de roddels werden gedeeld. En nog steeds zijn verjaardagsfeestjes en partijen een belangrijke informatiebron. Maar ook hier heeft het internet zaken veranderd. (Jonge) consumenten communiceren steeds vaker en steeds sneller met elkaar via hun webfora, blogs, via communities, via MSN en andere chatprogramma’sm via Youtube, via discussiesites, via e-mail en nog honderden anderen Web 2.0 toepassingen. Traditioneel adverteren is daardoor steeds minder effectief geworden in deze kringen. De advertentiebestedingen in de gedrukte media lopen dan ook drastisch terug. Maar paradoxaal genoeg is de oudste vorm van reclame – mond tot mond – door het internet aan een ijzersterke comeback bezig. Nu is mond tot- mond reclame natuurlijk nooit weggeweest. Van oudsher zijn vrienden en bekenden voor de meeste consumenten altijd al de belangrijkste (en meest vertrouwde!) bron van informatie en meningsvorming geweest en gebleven. De consument heeft in Web 2.0 de controle over de boodschap en het medium. Adverteerders hebben daardoor steeds minder mogelijkheden sturing te geven aan en grip te krijgen op de meningsvorming en het gedrag van de consument. De consument is ‘in control’. Dat kan voor de producent heel verkeerd uitpakken, denk aan de grootscheepse consumentenacties tegen UPC, Nike, Mc Donalds en Shell, die voor veel omzetverlies hebben gezorgd bij deze ondernemingen. Uiteraard hebben adverteerders en grote ondernemingen zich bezonnen op tegenmaatregelen. Zo hebben veel grote bedrijven tegenwoordig speciale medewerkers in dienst die het net afstruinen op zoek naar informatieuitwisselingen over hun product of merk. Vaak zijn deze medewerkers ook belast met het geven van tegeninformatie door - al of niet undercover - deel te nemen aan de publieke discussies of door postings op websites en blogs. Nadeel is dat dan vaak heimelijk moeten gebeuren en dat is niet alleen niet zo oprecht, de repercussies als dit uitkomt maken deze strategie risicovol. Nog een nadeel is het dat deze medewerkers alleen zicht krijgen op de openbaar gevoerde discussies. Veel sites zijn voor iedereen toegankelijk, maar veel ook niet. Sommige bedrijven hebben als tegenwicht dan weer eigen websites ingericht die ‘undercover’ positieve informatie verspreiden over het product. Een site over verantwoord snoepen bijvoorbeeld die eigenlijk bedoeld is om de discussies over dikke kin-
105
deren en de rol van de snoepwarenindustrie in een voor de fabrikant wenselijke richting te sturen. We hebben het hier en bij de eerdere voorbeelden over damagecontrol. Nog weer een stap verder gaat wat wel heet ‘guerrilla marketing’. Fabrikanten en adverteerders proberen dan via slimme acties zoveel mogelijk mensen te laten communiceren over hun product of merk en dan natuurlijk liefst ook zo positief mogelijk Apple doet dat heel goed en weet keer op keer haar eigen klanten tot ambassadeur van het merk te maken, zoals recentelijk weer rondom de introductie van de I-phone. Virale marketing is al net zo’n buzz woord en maakt nog beter gebruik van de nieuwe media door positieve informatie als een soort virus over het net te laten gaan, bijvoorbeeld in de vorm van een leuk clipje op Youtube dat mensen aan elkaar kunnen doorzenden. Deze mechanismes zijn niet alleen voor het bedrijfsleven van belang. Ook het publiek debat is onder invloed van web 2.0. veranderd. Op al die 2.0. plaatsen op internet waar gewone Nederlanders elkaar ontmoeten en meningen uitwisselen is een soort virtuele dorpspomp met virtuele roddel ontstaan. Zonder tegengas kan iedereen hier lekker kankeren op alles wat hen dwars zit. En dat gebeurt. Niets is nog heilig en alles en iedereen wordt voortdurend afgekraakt en door het slijk gehaald. Als dat nu gebeurde op basis van kennis van zaken en feitelijke informatie zou je dit kunnen betitelen als een nieuwe vorm van publiek debat, een nieuwe publieke arena. Maar daar is vaak nauwelijks sprake van. Het gaat hier niet zo zeer om de kracht van argumenten, maar om de snelheid van reageren en de macht van het getal. “Zie je wel, zij zijn het ook met mij eens”. Er wordt wat afgekankerd en afgeroddeld zonder weerwoord en zonder tegengas. Het verbaast mij daarom dat de gevestigde politieke partijen zelf nog niet een tegenoffensief zijn begonnen door ook actief deel te gaan nemen aan deze vorm van meningsvorming. En dan niet via de eigen internetplatforms en niet door de gekozen volksvertegenwoordigers en zeker niet alleen in verkiezingstijd, maar continu door gewone leden en juist op de plekken waar al die onvrede het meest duidelijk aan de oppervlakte komt. Heel concreet zou dat er op neer komen dat zo veel mogelijk vrijwillige partijleden regelmatig partijstandpunten gaan inbrengen op internetfora, discussiesites, blogs etc. En dat zonder zich als partijlid te afficheren maar wel gecoördineerd vanuit de partij. Ik stel me dan voor dat een kleine taskforce deze acties gaat coördineren. Te beginnen met het in kaart brengen van de belangrijkste plekken op internet die vragen om een tegengeluid. Daarna van het werven van zo veel mogelijke gewone partijleden die bereid zijn regelmatig deel te nemen aan deze acties. Vervolgens met het verdelen van deze vrijwil-
106
ligers over de belangrijkste plekken waar we aanwezig willen zijn. En natuurlijk met het zorgen voor een coördinatiemechanisme waar de partijleden munitie - standpunten, argumenten, tegeninformatie etc. kunnen ophalen voor deze discussies. Ik maak me sterk dat er heel veel actieve en minder actieve partijleden zijn die graag, in plaats van folderen of vergaderen in de lokale afdelingen, munitie zouden willen hebben om hun mening beargumenteerd verder uit te kunnen dragen. Zeker als ze merken dat ze dit niet alleen hoeven te doen, maar dat er meerdere medestanders zijn in hun debat. Concluderend. Een bedrijf of een politieke partij kan allang niet meer volstaan met een mooie website. Marketing Web2.0 betekent dat we niet meer kunnen volstaan om via onze website + weblog + RSS + email + podcasts + forum + chat met onze klanten en achterban te communiceren over ons en onze standpunten. We moeten er op uit naar de anonieme internet gebruiker en met hen communiceren over hun wensen, verwachtingen, klachten, gedachten en leefwereld. Het gaat er dus niet om het internet te gebruiken om onze boodschap te pushen, maar om inbreng te hebben in de discussies die gaan over onze producten, standpunten en opvattingen en over ons bedrijf of onze partij in het algemeen. Tot nu toe worden veel van deze discussies in een soort zich zelfversterkende echoput gevoerd, waarin de feiten ontbreken. Paradoxaal genoeg zijn we daarmee dan weer terug bij de oertijd van de meningsvorming, van mond – tot - mond. Nu is mond tot- mond informatievoorziening natuurlijk nooit weggeweest. Van oudsher zijn vrienden en bekenden voor de meeste mensen altijd al de belangrijkste (en meest vertrouwde!) bron van informatievoorziening en meningsvorming geweest en gebleven. Maar door het internet is deze vorm van communicatie aan een ijzersterke comeback bezig.
107
31 - Het einde van de kenniseconomie Op dit moment wordt door de beleidsmakers nog ingezet op de kenniseconomie. Ik denk dat dit een te kortzichtige kijk op de werkelijkheid is. De komende decennia zal namelijk het grootste deel van de bestaande werkgelegenheid in de kennissector verdwijnen. Heel veel van wat nu kantoorwerk, witteboordenarbeid, of kenniswerk wordt genoemd zal worden overgenomen door computers, microchips, netwerken en expertsystemen. Toch staat dit nog nauwelijks op de publieke agenda, want de beleidsmakers zetten nog steeds in op de kenniseconomie. Ze zijn de vorige oorlog aan het winnen. We hebben zo’n proces al twee maal eerder meegemaakt. In 1900 werkte meer dan de helft van de Nederlandse beroepsbevolking in de agrarische sector. Nu nog geen 4% en toch is Nederland één van de grootste exporteurs van agrarische producten. Het arbeidsoverschot werd toen eerst opgevangen in de industriële sector, maar in de jaren ‘50 van de vorige eeuw verdwenen ook daar de meeste banen. Toen ving op zijn beurt de dienstensector de overtollige arbeidscapaciteit op. Deze transities zijn toen niet zonder pijn verlopen. Veel menselijk leed, kapitaalvernietiging en tijdelijk hoge werkloosheidcijfers waren de ongewenste gevolgen. Binnenkort verdwijnt een groot deel van de vaardigheden van boekhouders en accountants, architecten en carrièreadviseurs, beleggingsanalisten, rechters en hoogleraren, artsen en biotech-onderzoekers en veel andere kenniswerkers in complexe en geavanceerde expertsystemen. Alle meer of minder routinematige besluitvormingsprocessen worden door computers en netwerken overgenomen. Als nu het kenniswerk aan het verdwijnen is, wat blijft er dan nog over voor ons mensen? Het antwoord? Mensenwerk. Er zijn nu eenmaal menselijke vaardigheden die voorlopig niet door machines kunnen worden overgenomen. Denk aan empathie, morele oordeelsvorming, verantwoordelijkheidsbesef, creativiteit gekoppeld aan fantasie, reflectie, overzicht, bewustzijn, zorg en vriendelijkheid, liefde, inlevingsvermogen, intuïtie en andere sociale vaardigheden. Veel van de bestaande dienstverlening kan worden verrijkt met deze typisch menselijke kwaliteiten. Artsen worden dan gezondheidscoaches. Reisagenten worden ontwerpers van reiservaringen, winkelpersoneel wordt dan klanttevredenheidspecialist. Secretaresses worden administratieve specialisten. Deze verrijking heeft nog een bijkomend voordeel. Niet alleen kan dit soort menselijke vaardigheden niet wor-
108
den geautomatiseerd, het kan ook niet worden geëxporteerd. We hoeven dan niet bang meer te zijn voor spookverhalen als; “De Chinezen komen of de Indiërs concurreren ons eruit”. Dit soort werk moet hier in het directe contact van mens tot mens worden uitgevoerd. Om de komende transitie zo pijnloos mogelijk te laten verlopen, moeten we zo snel als we kunnen dit soort vaardigheden in de bestaande beroepen inbouwen. Dat vraagt om een andere instelling zowel bij werkgevers als bij werknemers. Het vraagt om een herwaardering van die vaardigheden. Het vraagt om ander onderwijs. Maar het begint met maatschappelijk bewustzijn van het proces waar we in zitten en dat de komende jaren versneld op ons af zal komen. De kenniseconomie moeten we zo snel mogelijk loslaten en vervangen door de menseneconomie.
109
32 - Gezondheidszorg anno 2020 Wat zou ik graag een groot scherm aan de muur willen hebben hangen, waarin een virtuele arts zit. Iemand die 24 uur per dag voor mij beschikbaar is en op al mijn medische vragen raad weet. Iemand die mij gerust kan stellen als ik mij zorgen maak over die vreemde vlekken op mijn huid of mij goede raad geeft als ik slaap- of eetproblemen heb. Waarom is die er nog niet? De daarvoor noodzakelijke techniek is immers allang beschikbaar. Vijftien jaar terug bestond ‘Eliza’ al, een computerprogramma dat als een virtuele psycholoog antwoord gaf op al mijn psychische problemen en had ik al een medisch expertprogramma op een CD. En intussen is die techniek al weer veel verder verbeterd. Wanneer zal ook in de gezondheidszorg de virtuele arts, ofwel de avatar, de bot of de persoonlijke, intelligente, medische adviseur zijn intrede doen? Deze persoonlijke virtuele arts, die voor mij en mijn huisgenoten, persoonlijk ons medisch dossier bijhoudt, vanaf onze geboorte onze levensstijl en gezondheid analyseert en ons adviseert over gezond gedrag. Onze privé-arts, onze eigen lijfarts, die nooit moe is en ons altijd met advies ter zijde staat en op al onze huis-en-tuin medische vragen een antwoord heeft. Wat moet daarvoor gebeuren? Niet meer dan het koppelen van een aantal bestaande technieken. Bijvoorbeeld de moderne medische expert- en decision support systemen. Er komen steeds meer softwareprogramma’s beschikbaar die artsen helpen de recentst bekende wetenschappelijke bevindingen toe te passen in hun diagnoses. Of die automatische checken op contra-indicaties bij medicijngebruik, of die de diagnosestelling bij röntgenfoto’s en andere onderzoeksgegevens automatiseren. Er komen ook steeds meer systemen die mensen onafhankelijk van een arts of zorgverlener de mogelijkheid bieden tot zelfdiagnose. Die systemen moeten dan nog wel worden gevoed, met de medische informatie van mijn huisgenoten en mij. Maar dat kan ook al lang. We kennen nu al draadloze systemen van telemonitoring, die via sensoren bijvoorbeeld hartpatiënten of zwangere vrouwen op afstand monitoren. De sensor registreert een afwijking, en waarschuwt de patiënt of zwangere en eventueel meteen ook het ziekenhuis. Ook onze virtuele
110
lijfarts kunnen we op zo’n manier ‘voeden’ met medische informatie Verder zit ieder van ons al in vele afzonderlijke medische bestanden opgenomen. Als we die nu eens koppelen aan onze virtuele lijfarts. Dat zou de kans op verkeerde of verouderde gegevens een stuk kleiner maken. Nu weet de ene specialist vaak niet wat de andere aan medicijnen heeft voorgeschreven. In het ziekenhuis weten ze echt niet meer wat het consultatiebureau ooit over mijn kinderen heeft opgeschreven. Ik citeer uit het rapport - Fouten worden duur betaald, een onderzoek naar medische overdrachtsfouten. - ”De feiten zijn schokkend: ruim 8 procent van de Nederlandse bevolking heeft te maken gehad met medische overdrachtsfouten. De totale kosten bedragen 1,4 miljard euro.” Medische overdrachtsfouten ontstaan door het niet goed bijhouden van het medische dossier of vanwege het niet (kunnen) inkijken ervan. Enkele jaren terug becijferde de toenmalige hoofdinspecteur voor de volksgezondheid Kingma dat er door dit soort medische missers alleen al bij het voorschrijven van medicijnen per jaar 600 doden vallen en 60.000 onnodige ziekenhuisopnamen plaatsvinden. Invoering van een elektronisch patiëntendossier zou een groot deel van deze fouten kunnen voorkomen. Zo’n virtuele lijfarts zal zorgen voor een veel betere en veel goedkopere medische zorg. Hij (of zij) zal ook leiden tot een andere organisatie van de zorg. Een zorg waarbij de zorgvraag en de zelfredzaamheid van de patiënt centraal komt te staan. Een zorgsysteem waarbij zorgverleners samenwerken, informatie uitwisselen en de beschikbare kennis vergroten, verbeteren en ontsluiten met de patiënt in het centrum. Ik hoop dat ik niet tot 2020 hoef te wachten op dit systeem. Het is eigenlijk heel vreemd dat de gezondheidszorg in Nederland zo achterloopt met het gebruik van de beschikbare ICT-mogelijkheden. Eigenlijk is het een schande dat wij niet beter gebruikmaken van al die al lang beschikbare technische middelen. Dat wij onnodige doden en slechte behandelwijzen accepteren. Want eigenlijk zou Nederland de beste gezondheidszorg van heel Europa moeten hebben. Juist in een klein, rijk en op ICT-gebied vooruitstrevend land als Nederland zijn alle voorwaarden voor succes aanwezig. De lijnen zijn kort, we zitten allemaal dicht bij elkaar en we zijn rijk genoeg om te investeren in kwaliteitsverbeterende en kostenbesparende ICT. Nederland zou niet volgend moeten zijn bij deze systeeminnovatie maar juist op de rest van Europa vooruit moeten lopen. We zouden dan in 2020 een exportartikel kunnen maken van de goede organisatie van onze gezondheidszorg.
111
-0"I think there is a world market for maybe five computers." (Thomas Watson, chairman of IBM, 1943) -0Where a calculator on the ENIAC is equipped with 18,000 vacuum tubes and weighs 30 tons, computers in the future may have only 1,000 vacuum tubes and perhaps weigh 1.5 tons. ((Popular Mechanics, forecasting the relentless march of science, 1949) -0De meeste computers zullen nog steeds een grote kamer bezetten, vanwege de ruimte voor software, de banden en de ponskaarten, voor het personeel dat de computer moet bedienen en de enorme stapels papier voor het printen van de resultaten. De Britse hoogleraar Desmond King-Hele in zijn boek The End of the 20th Century uit 1970. -0There is no reason for any individual to have a computer in their home. (Kenneth Olsen, president and founder of Digital Equipment Corp., 1977) -0"640K ought to be enough for anybody." (Bill Gates, 1981) -0-
112
33 - De school anno 2020 In het traditionele klassikale onderwijs stoppen we onze leerlingen bij elkaar in één ruimte omdat ze ongeveer even oud zijn en van een ongeveer gelijk intelligentieniveau. Ze krijgen vervolgens allemaal in dat lokaal, op dezelfde tijd, hetzelfde vak. Ook ons onderwijssysteem is nog steeds gebaseerd op het paradigma van de industriële samenleving. Scholen zijn een soort leerfabrieken geworden. Zulk onderwijs doet denken aan gansjes die moeten worden volgepropt met kennis. Het gevolg is niet alleen ongemotiveerde leerlingen, maar ook een eenzijdige nadruk op bepaalde soorten (overdraagbare) kennis. Intussen weten we allang dat dit niet meer het meest effectieve en efficiënte onderwijssysteem is. Het bestaande onderwijssysteem kraakt niet voor niets in al zijn voegen. We zien kosten die steeds verder uit de pan rijzen. We zien grote aantallen ongemotiveerde leerlingen en steeds meer drop-outs. Aan de kant van de leraren zien we burn out, vervroegde uittreding en grote aantallen WAO-ers. We zien een onderwijsaanbod dat steeds minder aansluit op de maatschappelijke behoeften. We zien voorbereiden op het verleden in plaats van de toekomst. Maar het ergste van alles is de manier waarop de leerlingen worden behandeld. Ik vraag me oprecht af of het huidige onderwijssysteem een toetsing aan de Rechten van de Mens nog wel kan doorstaan. Leerlingen worden in veel gevallen maar geacht te accepteren dat ze iets moeten doen wat ze niet willen doen. Hoe zou het onderwijs van de toekomst er uit kunnen gaan zien? In ieder geval zal het gebruik moeten maken van de recente ontwikkelingen op informatiegebied. Ik zie op dit moment drie voor het onderwijs relevante ICT-ontwikkelingen samenkomen. Ten eerste het geleidelijk aan vervangen van het schoolboek door het beeldscherm. Nu nog een PC, tablet of een notebook, maar straks ook het e-book en nog mooier epaper. Schoolboeken zijn nu eenmaal duur om te actualiseren en aan te passen aan nieuwe ontwikkelingen. Schoolboeken zijn ook te duur om te individualiseren. Ten tweede zie ik een verdere evolutie van internet waarbij binnen internet steeds meer en betere interactieve leeromgevingen beschikbaar komen. Cosmopedia is een woord dat steeds meer
113
opduikt in discussies over dit onderwerp. Geen saaie encyclopedie maar een interactieve, multimediale, alles omvattende cosmopedie. Alle informatie is direct oproepbaar, op allerlei niveaus en in allerlei vormen, visueel, tekstueel, geanimeerd en zeker ook auditief. De derde relevante ontwikkeling is de komst van de avatar, de bot of de persoonlijke intelligente assistent. Deze agent bestaat uit een stukje software dat voor mij persoonlijk bepaalde zaken bijhoudt, uitzoekt of combineert. In het onderwijs wordt dat mijn persoonlijke cyberleraar, die mijn vorderingen bijhoudt, mijn leerstijl analyseert en mij over mijn leerwegen adviseert. Die leraar is dan 24 uur per dag beschikbaar, waar en wanneer ik maar wil. Mijn privé-leraar, die nooit moe is en zich nooit ergert aan mijn domme vragen of gebrek aan vordering. En die precies weet hoe hij het beste uit mij moet halen. Hoe zal die combinatie van nieuwe technologieën en toepassingen in het onderwijs van de toekomst er nu gaan uitzien? Ik stel me een school (of een huiskamer) van de toekomst als volgt voor. Je bent in dispuut gewikkeld over een bepaald onderwerp en je richt je tot de muur. Je vraagt, “Wie heeft er nu gelijk”? De muur wijst erop dat hij een aantal virtuele mensen achter de hand heeft die aan het dispuut kunnen deelnemen. Je kiest er twee uit, van wie je denkt dat ze wel veel kennis over dit onderwerp zullen hebben. Er ontspint zich nu een interessante discussie samen met de virtuele partners. Deze partners beschikken over alle kennis uit hun databanken. Ten slotte kom je dan al discussiërend aan de grenzen van de kennis van het systeem. Er is dan nog één interessante optie. De muur schakelt je nu door naar enkele personen die net als jij geïnteresseerd zijn in dit onderwerp en ook de grenzen van de kennis van de computer hebben overschreden. Al deze personen zijn nu virtueel in je huiskamer aanwezig en jij in de hunne. Samen begin je nu aan een debat over de voor jou relevante kwestie. Waarom zou je dan nog naar school gaan om feiten te leren, als je veel gemakkelijker virtueel ervaringen kunt opdoen en de beste leraren ter wereld (virtueel) overal en altijd voor jou ter beschikking staan? Als je overal toegang tot het net hebt en je aan het net vragen kunt stellen over alles wat je weten wilt, krijgt kennis een heel andere waarde. Ik stel me dan voor dat je belangstellingswerelden kunt onderzoeken met hulp van je persoonlijke virtuele leraar die je vragen beantwoordt. Maar die ook vragen aan jou stelt, je prikkelt en je uitdaagt. Voor een kind dat nieuwsgierig is - en ik denk dat ieder mens van nature nieuwsgierig is - zal dan de ene wereld na de andere opengaan. In zulk
114
onderwijs gaat het niet meer om eindtermen, maar om de vraag welke werelden je hebt betreden - virtueel en reëel - en wat je in die werelden hebt leren doen. De virtuele school die zo ontstaat en die deels de plaats zal gaan innemen van de huidige instellingen zal dan vooral ervaringswerelden aanbieden. Omdat deze ervaringen dan overal toegankelijk zijn als iemand iets wil leren, leren kinderen al veel jonger heel veel meer. Succes bij het leren nodigt dan uit om voortdurend nieuwe ervaringswerelden in te gaan, net als nu bij succesvolle computerspellen. Het scheppen van virtuele ervaringswerelden wordt een belangrijke industrietak. Door de combinatie van multimedia, virtual reality en kunstmatige intelligentie worden deze werelden unieke leeromgevingen. Ze dagen de leerling uit vragen te stellen, ze gaan na waar die vragen vandaan komen en ze zullen voortdurend ervaringen aanbieden die de kennis en vaardigheden van die leerlingen verder uitbreiden. De term ‘ontdekkend leren’ krijgt zo een geheel nieuwe inhoud. Ik denk hierbij aan 3D-leeromgevingen, waarin je virtueel door een mierenhoop of door een vulkaan kunt reizen. Waarbij je virtuele gids je vragen stelt en jouw vragen beantwoordt. Die precies bijhoudt hoe jij leert, wat je interessen zijn en wat je sterke en minder sterke kanten zijn. Die je vorderingen bijhoudt en de voor jou meest geschikte leerwegen aangeeft. Maar waarin je ook in discussie kunt gaan met een virtuele Darwin of Goethe, of met een medeleerling van vlees en bloed die precies dezelfde leervragen heeft als jij, maar die wel toevallig 150 kilometer verderop woont en misschien ook al twee keer zo oud is als jij. Of waarin je je Engels kunt oefenen met een virtuele of een echte ‘native speaker’. Overigens denk ik niet dat daarmee de fysieke school volledig zal verdwijnen. Maar gewoon voor de gezelligheid, voor het gemak, of omdat je bepaalde emotionele en sociale vaardigheden toch gewoon het best daar kunt leren, zullen we wel een fysiek schoolgebouw houden. Misschien met kleine groepjes van zo’n tien leerlingen onder begeleiding van één volwassene. En misschien maar voor twee dagen van de week. Maar deze tien leerlingen zullen wel alle tien een verschillende leerweg kunnen bewandelen. Er blijft, denk ik voorlopig altijd nog wel behoefte aan een verantwoordelijke
115
volwassene van vlees en bloed die hen daarbij stimuleert en begeleidt. Kinderen blijven kinderen en blijven behoefte hebben aan opvoeders en aan het leren van sociale vaardigheden. Maar dat hoeft dan niet meer noodzakelijkerwijs op school plaats te vinden. Dat kan misschien zelfs wel beter thuis, op de sportvereniging of misschien zelfs wel in een werksituatie gebeuren. De school heeft natuurlijk nooit het monopolie op leren gehad, en dat zal in de nabije toekomst wel veel nadrukkelijker worden erkend.
116
-0Het Amerikaanse bureau voor patenten kan gesloten worden. Er valt niets meer uit te vinden. Telefonie, fotografie en verlichting hebben een staat van bijnaperfectie bereikt. (Advies van het hoofd van het US Patent Office aan President McKinley, eind 19de eeuw) -0De automobiel heeft de grens van zijn ontwikkeling praktisch bereikt. De Scientific American in 1909 -0There is no way back into the past. The choice is the future-- or nothing. -0By 2010, electronic monitoring will be normal in public spaces in all civilized countries. By 2020, electronic monitoring will virtually eliminate professional criminals from society. -0Tegen 2050 zullen voice in / voice out computers lezen en schrijven overbodig maken. Zulke gebruiksvriendelijk computers die reageren op de menselijke stem zullen ons vertellen wat wij willen weten. Tegen het eind van deze eeuw zullen boeken zoals we die nu kennen niet meer worden gebruikt. Geschreven taal zal vrijwel geheel verdwijnen. Misschien blijft geschreven taal nog in gebruik voor de instructie van een technologische elite of voor religieuze ceremonies. -0-
117
34 - De komst van de robots. We kennen allemaal de robots uit de sciencefictionfilms en boeken. Daarin lopen en rijden allerlei soorten robots rond. Maar robots zijn al veel normaler dan we vaak denken. In de industrie worden al decennia lang productierobots gebruikt om saaie of juist erg secure werkjes uit te voeren. Er zijn intussen ook al miljoenen huishoudelijke robots aan het werk. Stofzuigende robots, grasmaaiende robots en zelfs robots om de dakgoot schoon te maken. Die robots zien er dan meestal wel anders uit dan in de film. Er zijn zeer eenvoudige robots die alleen in staat zijn rond te rijden en het gras te maaien, maar er zijn ook al robots die op mensen lijken en over ingewikkelde kennissystemen beschikken en zelfs al in gesproken taal met hun omgeving kunnen communiceren. In feite is een robot niets meer dan een apparaat of een automaat die verschillende taken geautomatiseerd kan uitvoeren. Een robot bestaat dan ook uit twee onderdelen, Het eerste onderdeel is een fysiek lichaam met wielen, benen, armen of andere hulpstukken die kunnen bewegen. Het tweede onderdeel is het besturingsmechanisme dat bestaat uit een interne computer met daarin een stuk kunstmatige intelligentie. Dus ook een automatische piloot is een robot, de inparkeerautomaat is een robot en zelfs een automatische surveillance camera is een robot. Die fysieke lichamen van robots worden intussen steeds geavanceerder. De robot Asimo van het Japanse Honda bedrijf kan al lopen als een mens, ziet er redelijk menselijk uit en spreekt en verstaat mensentaal. Hij beschikt althans over een beperkte woordenschat. De Nao robot van het Franse bedrijf Aldebaran is een geduchte concurrent van de Asimo en is stukken goedkoper. Internationaal is er dan ook een wedloop gaande om steeds betere en steeds goedkopere robots te bouwen. Robots zijn de ideale werknemers. 24 uur per dag beschikbaar, nooit vakantie of stakingen, behoudens een incidentele reparatie of revisieperiode. Het woord robot komt uit het Tsjechisch en is afgeleid van het woord slaaf. De verwachtingen zijn hooggespannen. Zoals internet ons overviel – 15 jaar gele-
118
den hadden er buiten de wetenschappelijke wereld nog maar weinig mensen gehoord van dit nieuwe medium – zo zullen de robots binnen 15 jaar ook de hele wereld veranderen en dan vooral de manier waarop wij met elkaar omgaan. Niks vergrijzingsprobleem meer, niks geen geestdodende arbeid meer, niks geen import meer uit verre landen. Onze eigen automatische hulpjes kunnen ons helpen in huis, op school, op kantoor in het verzorgingshuis en in de fabriek. Eindelijk vrij en verlost van alle vervelende klussen en klusjes. Daarnaast bestaan ook nog virtuele robots. Dan gaat het om computerprogramma’s die ook automatisch (intelligente) taken verrichten. Het programma Eliza is een bekend bijvoorbeeld. Dit programma is al tientallen jaren oud en kan als een soort psychotherapeut gesprekken voeren met mensen. Die computerprogramma’s kun je koppelen aan een virtueel lichaam en zo ontstaan virtuele robots die met elkaar en met de buitenwereld kunnen communiceren. In games komen we heel veel van dit soort virtuele robots tegen, ook wel bots genaamd. Deze kunnen allerlei rollen vervullen in zo’n spel. Tegenstander, poortwachter, gids of bijvoorbeeld sprookjespersonage. Geavanceerde virtuele robots kunnen dan via de microfoon en de speakers van de PC en zelfs via de webcam communiceren met echte mensen van vlees en bloed. Als deze virtuele robots ‘ontsnappen’ uit het internet of de PC en ingebouwd worden in het fysieke lichaam van een robot kunnen de ontwikkelingen wel eens heel snel gaan.
119
35 - Wilt u ook een virtuele kloon? De virtuele klonen komen er aan. Computerprogramma’s die op jou lijken, met jouw voorkeuren en jouw herinneringen, die voor jou beslissingen kunnen nemen en die ook allerlei taken van je kunnen overnemen. Die online contact kunnen houden met je klanten en simpele (of misschien wel heel complexe adviezen) kunnen geven. Op de foto hierboven zie je twee kinderen met een Tamagotchi. Dat was een soort virtueel huisdiertje dat woonde in een klein computertje en dat de hele dag door aandacht en zorg nodig had. Als je het beestje te lang verwaarloosde kwijnde het weg of ging zelfs (virtueel) dood. Grote kindertrauma’s waren soms het gevolg. De Tamagotchi was een (primitieve) virtuele robot. In Japan (daar kwam de Tamagotchi vandaan) zijn er alweer allerlei soorten nakomelingen van de Tamagotchi en hele volksstammen Japanners hebben dit soort virtuele wezentjes op hun mobiele telefoon en zorgen er liefdevol voor. De Tamagotchi is een voorbeeld van een virtuele persoonlijkheid met een eigen karakter en eigenaardigheden. De Tamagotchi is echter nog maar het begin. In computergames komen we al veel van dit soort virtuele robots tegen. Deze vervullen allerlei rollen vervullen in zo’n spel. Tegenstander, poortwachter, gids of bijvoorbeeld sprookjespersonage. Geavanceerde virtuele robots communiceren via de speakers van de PC en de webcam met echte mensen van vlees en bloed. Als deze virtuele robots ‘ontsnappen’ uit de games en de laboratoria kunnen de ontwikkelingen wel eens heel snel gaan. Die virtuele robots gaan dan de gedaante aannemen van virtuele sprekende mensen. Denk aan een virtuele Britney Spears, of Frans Bauer met ook echt het karakter van Britney of Frans. Of denk aan virtuele historische personen met een echt karakter. Voor educatieve doeleinden zal een ‘echte’ levende Karel de Grote of Newton of Christoffel Columbus geweldig zijn! Of wat te denken van een virtuele privé arts of privé leraar die 24 uur per dag voor jou beschikbaar is? Net als de virtuele sprekende loketambtenaar of verkoper van Wehkamp, of virtuele coaches en organisatieadviseurs, of ga maar door.
120
De volgende stap is de virtuele kloon van mijzelf die voor mij toezicht kan houden op mijn huis, of kinderen, of als gesprekspartner kan optreden als ik even zelf niet in staat ben om een verhaaltje voor te lezen aan mijn kinderen, of op bezoek te gaan bij mijn bedlegerige moeder. Of die voor mij op internet boodschappen kan doen, kan onderhandelen of informatie kan ophalen. De mogelijkheden zijn onbeperkt. Zo’n virtuele kloon van mijzelf kan dan voor mij werken en geld verdienen. Of zou dat niet mogen omdat die klonen op een gegeven moment te menselijk gaan worden en dan ook burgerrechten gaan krijgen? En waarom dan ook geen virtuele overleden echtgenoten, vaders of kinderen als ‘levend’ gedenkteken? Of als troostgever of zelfs als raadgever? Adviseren over het graf heen is dat dan. Een beetje morbide misschien? Ik kan me voorstellen dat er religieuze sekten zijn die dit helemaal niet zien zitten. Maar mensen die hun partner verloren hebben misschien juist weer wel. Ongeloofwaardig allemaal? Welnee, ik zie vier ontwikkelingen binnen de ICT die als ze samenkomen deze virtuele klonen opleveren. Om te beginnen komen er steeds betere ‘talking heads’. De spraaktechnologie verbetert steeds verder. Er zijn intussen levensechte spraakstemmen beschikbaar die digitale teksten omzetten in natuurlijk klinkende spraak. Ook de visualisatie wordt steeds beter. De virtuele gezichten bewegen steeds meer spieren, waardoor ze steeds levensechter gaan spreken en kijken. En niet alleen worden deze technieken steeds levensechter, ze worden ook in rap tempo steeds goedkoper. Digitaliseerde talking heads ontwikkelen zich snel verder door omdat in gebruik zijn in computeranimaties, games en op websites en veel goedkoper zijn dan het gebruik van echte mensen. De tweede ontwikkeling is de voortdurende verbetering van digitale expert- en kennissystemen. Een thermostaat en een cruisecontrole zijn simpele expertsystemen. Deze systemen kunnen vele soorten beslissingen ondersteunen en automatiseren en zo veel geld besparen. Bij het grote publiek bekende expertsystemen zijn de schaakcomputer en de automatische piloot, maar intussen zijn er al voor veel meer kennisdomeinen, kennissystemen beschikbaar. Voor juridische advisering, medische advisering, belastingtechnische en andere financiële advisering, taalkundige advisering en allerlei technische advisering. In allerlei
121
branches zijn dit soort beslissingondersteunende systemen al ingeburgerd en ook deze ontwikkeling gaat autonoom verder. De derde ontwikkeling staat wel bekend als ‘affective computing’. Hieronder verstaat men het signaleren en weergeven van menselijke emoties. Er zijn al allerlei apparaten die onze fysieke respons kunnen meten (hartslag, transpiratie, elektrische geleiding van de huid). Deze fysieke respons is de weerslag van opwinding of inspanning. Ook dit ontwikkelt zich snel verder. Zo leren computers intussen ook steeds complexere emoties te onderkennen en ze leren daarop te reageren en zelf ook deze emoties te ‘vertonen’. Computers ‘leren’ om gezichtsuitdrukkingen, of emoties in de klank van een stem te herkennen. Het totale scala aan menselijke emoties kan, naar ik mij heb laten vertellen, worden teruggebracht tot 22 basisemoties: angst, woede, vreugde, verveling, walging, opwinding, verlangen, wantrouwen, frustratie, dankbaarheid, haat, onverschilligheid, plezier, liefde, lust, pijn, vreugde, trots, verdriet, tevredenheid, schaamte en verrassing. Affective computing herkent deze basisemoties en kan deze zelf ook reproduceren. Daarvoor zijn interfaces nodig die emoties kunnen tonen. Computerprogramma’s die kunnen spreken en gezichten hebben. Die zijn er intussen al. Er zijn ook instrumenten nodig om emoties te kunnen registreren. Ook die zijn er al: camera’s, microfoons. En zelfs bewegingen en druk kunnen worden geregistreerd en gereproduceerd. Ook affective computing ontwikkelt zich snel verder omdat de communicatie tussen mens en computer nog steeds moeizaam verloopt en er software ontwikkelaar en computerbouwers veel aan is gelegen deze communicatie te verbeteren. De vierde en laatste ontwikkeling is het gedigitaliseerd opslaan van persoonlijke informatie. Denk aan de digitale opslag van filmbeelden, foto’s, en geluid, maar ook van teksten zoals essays, gedichten, of recepten. De multimedia maken het mogelijk beelden en geluiden uit ons verleden vast te leggen. Zo’n multimediabestand kunnen we ook beschouwen als de digitale vervanger van een deel van ons biologische geheugen. Als deze multimediabestanden eenvoudig toegankelijk zijn helpen ze ouderen (en nabestaanden) te herinneren wie we zijn en daarvoor worden ze intussen ook al steeds meer gebruikt. Inmiddels is er nog de mogelijkheid bij gekomen om ons karakter vast te leggen. Op internet circuleren vele duizenden persoonlijkheidstesten. De antwoorden op deze testen kunnen we ook vastleggen in de databases die voorkeuren, keuzes, karaktereigenschappen en mentale associaties bevatten.
122
Ergens in de nabije toekomst zullen deze ontwikkelingen samenkomen. We kunnen dan computersystemen bouwen die een afspiegeling zijn van onszelf. De databases zijn dan de input voor een automatisch beslissingsondersteunend systeem dat denkt zoals jijzelf. Dat computerprogramma gaat dan ook nog eens emoties tonen en herkennen. Geleidelijk aan worden al deze systemen goedkoper en beter. En dan krijgen we afspiegelingen, of afsplitsingen van ons zelf. Virtuele klonen. Dat zijn eerst nog zwakke afspiegelingen, maar geleidelijk aan worden dat steeds betere afspiegelingen met op een gegeven moment zelfs grotere geestelijke capaciteiten dan wijzelf bezitten. Zulke virtuele klonen zullen ons vele voordelen bieden. Ze kunnen ouderen en geestelijk gehandicapten helpen bij het maken van keuzes. Ze kunnen bijvoorbeeld hun medicijngebruik in de gaten houden of zorgen voor aanspraak. Maar uiteraard is het gebruik niet beperkt tot mensen met een handicap. Iedereen kan zijn voordeel doen met dit soort slimme en onvermoeibare bedienden. Zie de voorbeelden aan het begin van dit hoofdstuk. Deze virtuele kloon vergeet nooit meer wat en heeft alle informatie altijd direct paraat. Natuurlijk zal dit vele nieuwe vragen oproepen. Na je dood kan zo’n cyberafspiegeling bijvoorbeeld voortleven als herinnering aan jezelf. Is dit dan cyberonsterfelijkheid? En wie is juridische verantwoordelijk voor de adviezen en besluiten van zo’n virtuele kloon? Worden deze virtuele persoonlijkheden de slaven van de toekomst? Of krijgen ze burgerrechten? De verwachtingen zijn hooggespannen. Zoals internet ons overviel – 20 jaar geleden hadden er buiten de wetenschappelijke wereld nog maar weinig mensen gehoord van dit nieuwe medium – zo zullen de virtuele robots binnen 15 jaar ook de hele wereld veranderen en dan vooral de manier waarop wij met elkaar omgaan. Niks vergrijzingsprobleem meer, niks geen geestdodende arbeid meer, niks geen import meer uit verre landen. Onze eigen automatische hulpjes kunnen ons helpen in huis, op school, op kantoor, in het verzorgingshuis en in de fabriek.
123
36 - Kan een robot denken of voelen? Laat ik eerst een andere vraag stellen. Kan een computer denken of voelen? Dat weten we natuurlijk niet. We weten niet eens wat denken of voelen is. We weten intussen wel een beetje hoe de hersenen van een mens werken en hoe de CPU (Centrale Processor Unit) van een computer werkt. Veel mensen denken dat een computer heel slim is en veel slimmer dan een mens. Dat is niet waar. De hersencapaciteit van een doodnormaal mens is altijd nog vele malen groter dan die van een supercomputer. Eigenlijk is een CPU een klein stukje kunstmatige hersenen opgesloten in een klein doosje dat alleen met de buitenwereld kan communiceren via een soort morsetekens. Aan-uit of punt-streep. Daarom is het ongelofelijk knap dat mensen systemen hebben weten te bedenken waardoor dat CPU-tje toch iets begrijpt van de buitenwereld en zelfs allerlei opdrachten kan uitvoeren. Die CPU heeft wel enkele voordelen boven de menselijke hersenen. Op de eerste plaats kan hij zich in zijn doosje helemaal concentreren op zijn ene taak. Hij hoeft niet in de gaten te houden of hij zijn voeten stoot, of hij zich brandt aan de koffie, of het al etenstijd is. Of de belastingpapieren al de deur uit zijn, of hij zijn werk wel afkrijgt, wat er vanavond op de tv komt, of zijn haar wel goed zit en of het wel goed gaat met zijn puberkinderen. Ik zou deze lijst moeiteloos met nog miljoenen andere zaken kunnen uitbreiden, waar een mens zo in de loop van de dag zijn gedachten over laat gaan. Het tweede voordeel is meer technisch. Menselijke hersenen werken heel ingewikkeld met kleine elektrische stroompjes en duizenden chemische stofjes die door allerlei membranen en kanaaltjes sijpelen. Computerhersenen werken veel eenvoudiger en sneller alleen maar met elektriciteit. Ze werken daardoor letterlijk bijna met de snelheid van het licht. Computers en mensen denken dus verschillend. Je kunt dan zeggen dat de mens flexibel is en creatief en gevoelig voor subtiele verschillen. Machines zijn dan rigide, rechtlijnig en ongevoelig. Je kunt het ook an-
124
ders formuleren. Mensen zijn onnauwkeurig, irrationeel en gemakkelijk af te leiden. Machines zijn nauwkeurig, logisch en ongevoelig voor misleiding of afleiding. Het is allebei waar, beide manieren van denken hebben hun voor- en nadelen. Maar machines worden steeds slimmer en menselijker. Zo heb ik hiervoor al beschreven hoe computersystemen worden uitgerust met iets wat wij emoties zouden kunnen noemen. Emoties zijn vaak nuttige focuspunten (focus-emoties). Zij geven bijvoorbeeld een extra gewicht aan een gedachte. Zij vormen een soort shortcuts, regelkringen in de besluitvormingsprocessen. ‘Houden van’ betekent focussen op enkele opties in plaats van op alles. Angst, woede en vele andere emoties werken precies zo. Omgekeerd zijn er ook censoremoties. Deze voorkomen bepaalde soorten van gedrag. Denk aan walging, schaamte en dergelijke emoties. Voor besluitvormingsprogramma’s (bijvoorbeeld een schaakcomputer) zijn dat soort shortcuts dus ook erg handig. Daarom zitten die er nu al ingebouwd. Ook een schaakcomputer gaat niet meer zo maar in het wilde weg alle stellingen doorrekenen, maar selecteert eerst de meest kansrijke zetten en bespaart zo veel rekentijd. Maar heeft die daardoor al emoties? Emoties zitten diep in het menselijke limbische systeem in de hersenen en zijn gekoppeld aan fysieke prikkels. Zij uiten zich ook fysiek en in lichaamstaal. Lichaamstaal is de oudste taal (gezichtsuitdrukkingen, houding etc.) die wij mensen kennen. Als computersystemen zich ook fysiek kunnen uiten en met lichaamstaal gaan communiceren, zullen ze voor veel mensen veel makkelijker te begrijpen zijn. Vandaar dat er nu al wordt geëxperimenteerd met computerprogramma’s die emoties kunnen tonen en herkennen. Ik vermoed dat zulke computers daarom ook snel een gezicht zullen krijgen, waardoor ze makkelijker met ons kunnen gaan communiceren. Maar zien wij dan emoties? Als robots ooit gevoelens zullen krijgen, zullen het in ieder geval computergevoelens zijn. Dat geldt ook als computers ooit een bewustzijn zullen krijgen. Dan zal het computerbewustzijn in ieder geval van een geheel andere aard zijn dat het menselijke bewustzijn. De interne bedrading is heel anders, de zintuigen zijn heel anders en ook de programmering is heel anders dan die van wezens van vlees en bloed.
125
37 - Met ICT meer mens? De moderne informatie- en communicatietechnologie stelt zo langzamerhand ons mens-zijn zelf ter discussie. Blijven we wel mens als we langzamerhand steeds meer ICT in onszelf gaan inbouwen? Om de vraag uit de titel te kunnen beantwoorden is daarom eerst het antwoord nodig op een andere vraag. Wat is eigenlijk een mens? Op het eerste gezicht lijkt dat misschien een domme vraag, want iedereen weet toch wat een mens is? Maar als je er langer over nadenkt, is het een heel moeilijke vraag. Van de film en de tv kennen we de cyborgs, bionische mensen, die stukken elektronica in hun lichaam laten inbouwen en half mens en half robot en computer zijn. De vraag is dan: zijn dit nog mensen? En waar ligt de grens? Mensen met een ingebouwde pacemaker vinden we nog wel echte mensen. Maar de ontwikkelingen gaan door. Er zijn tegenwoordig al nachtclubs waar je kunt betalen via een onderhuids aangebrachte chip. We kennen wetenschappers die deuren en lichten bedienen via een chip in hun arm. We kennen verlamde patiënten die weer kunnen bewegen via chips aangesloten op de hersenen. Dit soort in een mens ingebouwde ICT stelt het begrip mens op de proef. Er zijn al mensen met geïmplanteerde chips die hen beter doen horen, zien, lopen, voelen of denken. ´Neuroprotheses´ bijvoorbeeld, elektronica in het brein, gaan een grootse toekomst tegemoet. De medische wetenschap richt zich nu nog vooral op verlamde patiënten om deze weer op eigen kracht te laten bewegen. Dat is lang niet zo vreemd als het klinkt. Veel verlammingen, zoals dwarslaesies, zijn het gevolg van blokkades in de zenuwverbindingen. Elektrische prikkels uit het brein, die op zichzelf nog prima zijn, komen daardoor niet in het doelorgaan aan; zo blijft dit orgaan onbestuurbaar. Als je de elektrische signalen kunt aftappen en ´lezen´, dan kun je er ook weer een spier of prothese mee aansturen, om zo de verlamming te omzeilen en dat gebeurt intussen al op grote schaal. De oorzaak van een verlamming hoeft natuurlijk niet in de zenuwen te zitten, maar kan ook in de hersenen zelf liggen. Bijvoorbeeld als het hersenweefsel door een infarct deels is verwoest. In de nabije toekomst zullen artsen ook dit verloren weefsel kunnen vervangen. Daar zijn we nu nog niet toe in staat, maar dat moment komt op zeker ooit. Als dat eenmaal mogelijk is, kunnen we allerlei verschillende modules in het brein implanteren.
126
Stel, je hippocampus is ernstig beschadigd. Dit deel van de hersenen speelt een rol bij het geheugen. We maken het dan na, hetzij met elektronica, hetzij met een combinatie van chips en zenuwcellen die onderling communiceren. En die hele module plaatsen we dan in het brein. Dit lijkt wellicht sciencefiction, maar daar wordt nu al mee geëxperimenteerd bij ratjes. Wat moeten we aan met zulke technologisch verbeterde mensen? Wanneer is zo een verbeterd mens geen mens meer? Met 10% ingebouwde ICT? 30%? 60%? We kunnen dan op het moment wachten dat deze neuroprotheses krachtiger zijn dan onze eigen hersenen. De Wet van Moore voorspelt dat er tussen 2015 en 2020 computers zullen zijn met meer informatieverwerkingscapaciteit dan de menselijke hersenen. En dat geldt dan ook voor de opslagcapaciteit. Nu richt de wetenschap zich nog op het genezen van patiënten, maar natuurlijk wordt dit ook mogelijk voor gezonde mensen die iets extra´s willen. Die kunnen dan ook een informatiemodule laten inbrengen, bijvoorbeeld met de Franse vocabulaire erop. Dat scheelt een hoop stampwerk. Nooit meer iets vergeten omdat het allemaal is vastgelegd op onze interne harde schijf of welk medium er tegen die tijd wordt gebruikt voor gegevensopslag. En wellicht hoeven die gegevens en die extra hersencapaciteit helemaal niet intern te worden ingebouwd. Een draadloze verbinding naar de hersenen kan ook voldoen. Minder sciencefiction zijn de ‘verbeterde’ ogen en oren. Blinden die weer kunnen zien via lichtgevoelige chips aangesloten op hun netvlies. Doven die weer kunnen horen via een cochleair implantaat. Er lopen al echt mensen met dit soort implantaten rond. Via een retina chip kunnen blinden nu al weer licht en donker en contouren onderscheiden. En ook hier speelt de Wet van Moore. Deze chips worden steeds beter en op een dag kan zo’n chip meer dan echte ogen en oren. Een verbeterd elektronische netvlies, lijkt me in een aantal situaties erg handig. Infrarood is erg handig voor nachtzicht, bijvoorbeeld voor politieagenten (en boeven!). Ook ultravioletzicht kan handig zijn bijvoorbeeld voor boeren die willen nagaan of hun gewassen wel gezond groeien. Voor ouderen die problemen krijgen met veraf of juist dichtbij zien is een instelbaar elektronisch netvlies een uitkomst. Trouwens als je daarmee ook op grote afstand scherp kunt zien, zeg maar een ingebouwde verrekijker, lijkt zo’n verbeterd oog mij voor eigenlijk iedereen wel erg handig. Je zou je zelfs kunnen voorstellen dat je dan kunt websurfen in je hoofd. Op zo’n elektronische retinachip kun je dan immers ook videobeelden downloaden. Dan heb je nooit meer een beeldscherm of zelf een virtual-reality bril meer nodig. Je hebt je beeldscherm op je
127
netvies! Een zelfde situatie kan ik me voorstellen met verbeterde oren. Op afstand scherp stellen op een gesprek verderop is niet alleen voor spionnen handig. En je hebt dan geen hulpmiddelen meer nodig zoals oortelefoontjes of luidsprekers. Bij een concert stemmen we dan gewoon allemaal af op de centrale geluidsinstallatie en horen we alles in ons implantaat. We hebben dan ook geen last meer van storend afgaande mobieltjes want die gaan dan nog alleen in het implantaat af van degene voor wie het bestemd is. Het wordt dan wel lastig in gezelschap als je niet meer weet of je gesprekspartner wel naar jou luistert of naar een onzichtbare andere geluidsbron. Nog lastiger wordt het overigens als je dan bestookt wordt door ongewenste geluidssignalen, bijvoorbeeld ongewenste reclameboodschappen. Ik hoop dat er dan wel een uitknop zit op dat implantaat. De lijst met ICT-toepassingen in ons lijf wordt intussen steeds uitgebreider en er komen steeds meer nieuwe toepassingen beschikbaar. Waar ligt de grens? Wanneer is een met ICT verrijkt mens, geen mens meer? Dat blijkt een heel moeilijke vraag. Allereerst is het begrip mens zoals wij dat kennen een vaag begrip. In veel oudere culturen was het begrip mens synoniem aan ‘leden van de eigen groep’ en waren andere ‘niet-leden van de eigen groep’ wezens van een andere klasse net als dieren of geesten. Pas in de moderne Westerse samenlevingen is dit begrip verbreed tot wat wij daar nu onder verstaan. Maar wat is een mens nu werkelijk? Allerlei eigenschappen of vaardigheden die wij als ‘typisch’ menselijk kennen, blijken ook bij andere levende wezens voor te komen. De biologie leert ons dat ook andere dieren (mensapen, gewone apen, dolfijnen, vogels, bijen, mieren etc.) beschikken over ‘typisch menselijke’ eigenschappen en vaardigheden zoals taal, cultuur, zelfbewustzijn, rituelen, voorstellingsvermogen, gebruik van symbolen, of het gebruik van gereedschappen. Maar we zouden toch niet al deze diersoorten tot de soort mens willen rekenen? Ook de paleo-antropologie biedt ons geen duidelijke oplossing. Zo leert de paleo-antropologie ons dat ook eerdere homoniden over eigenschappen beschikten, die wij als typisch menselijk zien. En ook hier bestaat geen duidelijke grens, want hoever moeten we teruggaan om voorouders te vinden die we geen mens meer zouden willen noemen? Tot de Cro-Magnons? De Neanderthalers? Of zelfs tot Lucy, de eerste tweebenige voorouder? Ook de moderne geneti-
128
ca biedt geen duidelijk antwoord. Zo blijken de overeenkomsten in het DNA van mensen en chimpansees groter dan die tussen sommige mensen onderling. Ook een sociaal-culturele grens is arbitrair. Mensen zouden “deel uitmaken van of in contact staan met andere groepen mensen”. Dat klinkt mooi, maar dat is een gevaarlijke definitie. Waren de zogenaamde ‘wolvenkinderen’ die eenzaam en alleen in het woud opgroeiden, dan geen mensen? Of geïsoleerde primitieve volkeren in de uithoeken van de aarde? En wat moeten we dan verstaan onder ongeborenen, comapatiënten, dementerende ouderen, zwaar geestelijk gehandicapten en vegeterende mensen. Zijn dat dan geen mensen? De moderne genetica stelt het begrip mens nog verder op de proef met soortgelijke ontwikkelingen zoals ik hiervoor beschreef op het gebied van ICT. Wat moeten we aan met genetisch ‘verbeterde’ mensen? Mensen die dankzij gemanipuleerde genen beter in het donker kunnen zien? Of slimmere mensen met meer uithoudingsvermogen? En dan komen we bij de robots, wat moeten we aan met niet-menselijke intelligentie? Met artificiële intelligentie; ofwel AI? Veel softwareprogramma’s zijn intussen zo ingewikkeld worden dat geen mens meer in staat is deze te doorgronden of te begrijpen. Toch werken die programma’s goed, sterker nog, ze vertonen gedrag dat wij tot nu toe alleen kenden van menselijk denken. Als nu een machine in staat is het menselijk denken te kopiëren, kan die machine dan denken? Waar liggen precies de grenzen van bewustzijn van redelijkheid, van ethiek en van verbeeldingskracht? We komen hier op terrein waarop noch wetenschap, noch religie of ethiek duidelijke antwoorden kunnen geven. Intussen ontwikkelt de ICT zich snel verder door en dit maakt dat allerlei ‘vaststaande gegevenheden’ lang niet meer zo zeker blijken te zijn. Sommige mensen verbinden daar dramatische conclusies aan. Volgens de neurowetenschapper Susan Greenfield zal de moderne ICT op den duur zelfs leiden tot een aantasting van onze individualiteit. Al die apparaten gaan volgens haar op den duur steeds meer onze geheugens vervangen en op den duur zullen ook onze directe ervaringen steeds meer ‘gemedieerd’ worden, dat wil zeggen dat ze via de media tot ons komen. Daardoor zullen we op de duur de grip kwijtraken op het doorlopende verhaal van ons leven, en daarmee ons gevoel van wat ons onderscheidt van anderen en op onze uniekheid. ”We zullen dan ontmenselijken,” volgens Greenfield, “want alleen door personalisatie wordt het brein een geest – en personalisatie is het product van de opeengestapelde ervaring en onderlinge beïnvloeding”. “Door het stimuleren van neurologische verbindingen in onnatuurlijke configuraties,
129
kunnen de nieuwe technologieën zelfs het bestaan van de menselijke natuur in gevaar brengen, permanent”. Zij schrijft dit in Dreams and Shadows: How Twenty-first Century Technologies Are About to Transform Our Thoughts, Feelings and Personalities, 2003. Zij komt dus tot de conclusie: Met ICT Minder Mens. Intussen blijft de vraag “Wat is een mens?” niet echt beantwoord. We hebben dus nog geen duidelijk antwoord op de vraag waar de grens ligt tussen mensen en denkende robots. En dus ook niet op de vraag wat de rechten zijn aan de andere kant van die grens. Waarom zou een vegeterend mens meer rechten hebben dan een enthousiaste, levendige, nieuwsgierige, zelfbewuste, liefhebbende chimpansee? Waarom kan die laatste worden gevangengezet, weggejaagd uit zijn territorium, opgegeten door mensen, gebruikt worden voor testen of in stukjes gesneden voor wetenschappelijk onderzoek? En wanneer krijgen computers en robots ‘mensenrechten’? Als ze kunnen denken en voelen? Dat moment komt gegarandeerd. En dan?
130
-0Ik geloof dat de film een revolutie zal ontketenen in ons onderwijs. Binnen een paar decennia zijn alle lesboeken grotendeels, zo niet helemaal, vervangen door film. De Amerikaanse uitvinder Thomas Edison in 1922 -0“All media, from the alphabet to the computer, are extensions of man that cause deep and lasting changes in him and transform his environment and society at large.” (Marshall McLuhan) -0“If Content is king, infrastructure is God” (Tom Kelly van Cisco) -0Where is the wisdom we have lost in knowledge? Where is the knowledge we have lost in information? T. S. Eliot, critic, dramatist & poet (1888 1965) -0-
131
38 - Halfvol of halfleeg? We zijn nu aan het eind gekomen van dit boek. Het moment te komen tot een eindoordeel. Het zal de lezer duidelijk zijn dat door ICT alles Sneller, Goedkoper, Gemakkelijker en Beter wordt. Het zal de lezer ook duidelijk zijn dat ik geloof dat ICT ons uiteindelijk ook Gelukkiger maakt. Maar ook ik zie dat niet alles, altijd mooier en beter wordt door internet en ICT. Je kunt alles van twee kanten bekijken. Het glas is zowel halfvol als halfleeg. Bijvoorbeeld: 1- internet: Of: van lezen leer je meer dan van internetten, in een persoonlijk gesprek leer je iemand beter kennen dan via internet, een krant biedt kwalitatief beter nieuws dan een weblog en schaken vereist meer intellectuele vermogens dan gamen. Dat is ook vanzelfsprekend voor wie is opgegroeid met de oude media en de nieuwe pas later leerde kennen. Of: internet biedt meer informatie dan een boek, via MSN kun je veel openhartiger zijn dan bij face-to-face contacten, weblogs kennen minder censuur dan kranten en een hedendaagse game vereist meer breincapaciteit dan welk oud spel ook. 2- mens of computer Of: De mens is flexibel, creatief en gevoelig voor subtiele verschillen. Machines zijn rigide, rechtlijnig en ongevoelig. Of: De mens is onnauwkeurig, irrationeel, gemakkelijk af te leiden. Machines zijn nauwkeurig, logisch en ongevoelig voor misleiding of afleiding. 3- objectiviteit Of: kranten en actualiteitenprogramma’s op radio en tv zijn betrouwbaarder dan snel veranderende en vluchtige internetsites. Of: De klassieke media bepalen nog steeds wat actueel is, maar ze zijn selectief en daardoor onbetrouwbaar. Bij de klassieke media moet alles ook steeds sneller en spannender worden gepresenteerd. Moderne mensen gebruiken internet om de waarheid te verifiëren. Ze kunnen dan ook veel meer informatie en vanuit verschillende bronnen opvragen. 4- interactieve media Of: De opkomst van de interactieve media zijn een gevaar. Ze leiden
132
tot fragmentarisatie van de samenleving (iedereen kijkt alleen nog maar naar zijn voorkeuren) en culturele verschraling (“je komt nooit meer toevallig in aanraking met iets wat je niet zocht”). Of: De interactieve media scheppen ruimte voor nieuwe samenhangen en verbanden (iedereen vindt nu zijn geestverwanten veel gemakkelijker) en voor meer aandacht voor de minder bekende en minder massale cultuuruitingen. Dit laatste verschijnsel staat wel bekend onder de naam ‘longtail’ en verdient wellicht nadere toelichting. Wij worden allemaal sterk beïnvloed door de massamedia en de massacultuur. We kopen bijvoorbeeld vooral de populaire boektitels. Per jaar komen er alleen al in Nederland zo’n 15.000 nieuwe titels uit, maar de omzet zit voor meer dan de helft in de eerste 1500 titels. Bij internet is dat anders. Bij www.amazon.com bijvoorbeeld zit de helft van de omzet in de eerste 30.000 titels en het is verbazingwekkend te constateren dat de andere helft van deze miljardenbusiness bestaat uit superkleine aantallen van specifieke boeken. De gewone boekhandel kan hier niets mee en moet de omzet uit de grote aantallen halen. Op internet vinden lezers de boeken door zoeken op trefwoord, of op aanbevelingen van anderen of via hitlijsten met voor hen interessante producten. Deze helft van de omzet vol verscheidenheid heet 'the long tail', de lange staart. Deze long tail is niet alleen geconstateerd bij boeken maar ook bij muziek en films. Wij luisteren bijvoorbeeld bij Sky Radio of Radio 538 maar naar 1200 liedjes per jaar, terwijl er in de loop der jaren meer dan 25 miljoen songs zijn uitgebracht. Bij het nieuwe digitale luisteren waarbij mensen via internet downloaden, kunnen we putten uit een gigantisch aantal titels en blijkt de gekozen variatie dan ook enorm. De grootste dvduitleenorganisatie van Amerika (Netfix) heeft 60.000 films in haar assortiment. Doordat iedereen elkaar films aanraadt en het eenvoudig is om over al deze films te lezen in de uitgebreide reviews of om via acteurslijsten films op te vragen worden die ook daadwerkelijk allemaal uitgeleend. Variatie in plaats van concentratie dus.
133
39 - Verantwoording: Tot zover mijn observaties en mijn gedachten daarbij. Ik hoop dat u een beetje genoten heeft van dit boek en dat ik u wellicht soms ook op nieuwe gedachten heb kunnen brengen. Ik hoop er graag nog eens met u over van gedachten te kunnen wisselen. Op internet of elders. Dit boek is gebaseerd op de lezingen en presentaties die ik de afgelopen vijftien jaar heb gegeven en op artikelen die ik eerder heb geschreven over de manier waarop ICT de wereld en onze levens verandert. In dit boek zijn deze lezingen en artikelen gebundeld tot één samenhangend geheel. Dit boek bevat mijn persoonlijke opvattingen en deze komen niet noodzakelijkerwijze altijd overeen met de opvattingen van andere futurologen. De citaten in dit boek zijn afkomstig van internet en zijn ook zoveel mogelijk gecontroleerd op internet. Ook de illustraties in dit boek komen van internet en ze zijn, voor zover kon worden nagegaan, rechtenvrij. Eventuele rechthebbenden kunnen zich bij mij melden. Tot ziens. Op internet of IRL. Peter van der Wel (februari 2012)
134
135