Informatie
INFORMATIE VOOR BIJ DE RISICO INVENTARISATIE
Tim Rietbergen Maart 2016
Inhoud Informatie bij de risico inventarisatie ..................................................................................................... 3 Veilig slapen......................................................................................................................................... 3 Leg de baby altijd op de rug te slapen............................................................................................. 3 Zorg dat de baby niet te warm ligt .................................................................................................. 4 Zorg voor een veilige slaapomgeving .............................................................................................. 4 Zorg voor een veilige situatie wanneer de baby wakker is ............................................................. 5 Andere maatregelen........................................................................................................................ 5 Hygiëne .................................................................................................................................................... 5 Micro-organismen verspreiden zich: ............................................................................................... 5 Met kleine kinderen dient er extra aandacht besteed te worden aan hygiëne: ............................ 5 Rondom flesvoeding:....................................................................................................................... 6 Rondom het toilet bij peuters: ........................................................................................................ 6 Rondom het verschonen: ................................................................................................................ 6 Bij diarree en wanneer het kind gespuugd heeft: ........................................................................... 6 Bij besmettelijke ziekten: ................................................................................................................ 6 Hoest- en nieshygiëne ......................................................................................................................... 7 Informatie voor kindercentra over hoest- en nieshygiëne ............................................................. 7 Zakdoeken ....................................................................................................................................... 7 Hygiëne van voedsel en voedselbereiding .......................................................................................... 7 Voorkomen van besmetting van voedsel met bacteriën ................................................................ 7 Bereiden van voedsel ...................................................................................................................... 8 Bewaren van voedsel ...................................................................................................................... 8 Giftige stoffen in huis .............................................................................................................................. 8 Inleiding ............................................................................................................................................... 8 Giftige en schadelijke stoffen .............................................................................................................. 9 Brandstoffen ...................................................................................................................................... 10 Loodhoudende verven en beitsen..................................................................................................... 11 Poeders .............................................................................................................................................. 11 Corrosieve (bijtende), irriterende en oxiderende stoffen ................................................................. 11 Licht ontvlambare en ontvlambare stoffen....................................................................................... 12 Spuitbussen ....................................................................................................................................... 12 Gevaarsymbolen op verpakkingen .................................................................................................... 13 Algemene veiligheidsregels speeltoestellen en terrein ........................................................................ 14
Veiligheid in een oogopslag............................................................................................................... 15 Zo zijn "gevaarlijke" toestellen veilig................................................................................................. 15 Giftige planten ....................................................................................................................................... 16 Wat te doen in geval van vergifiging? ............................................................................................... 16 Beter voorkomen dan genezen ......................................................................................................... 17 Giftige planten ................................................................................................................................... 17
Informatie bij de risico inventarisatie In dit schrijven gaan wij in op een aantal zaken die niet of minder uitgebreid aan bod komen bij uw EHBO scholing of eerder bij uw opleiding. Sommige zaken brengen wij u simpelweg opnieuw onder de aandacht. Bij het doorlopen van de RI & E kan het fijn zijn om hiermee uw kennis op te halen.
Veilig slapen Volgens NCJ Richtlijn JGZ-richtlijn Preventie wiegendood Om het risico van wiegendood zo veel mogelijk te verkleinen adviseert de werkgroep de volgende preventieve maatregelen:
Leg de baby altijd op de rug te slapen Het slapen op de buik is een van de belangrijkste risicofactoren voor wiegendood. Leg de baby daarom nooit, ook niet bij uitzondering, bijvoorbeeld als hij hevig huilt of ontroostbaar is, op de buik te slapen. Draai het hoofd van de baby bij het te slapen leggen afwisselend naar links en rechts ter voorkoming van een scheef afgeplat achterhoofd (plagiocefalie). Wanneer een baby wakker is en in de box of op een deken ligt, is het goed voor zijn ontwikkeling hem regelmatig op zijn buik te leggen en zo te laten spelen. Zorg er dan wel voor dat een volwassenen toezicht op hem heeft. Er zijn enkele medische redenen om een uitzondering te maken op het vermijden van buikligging: vroeggeboren kinderen worden op de couveuse-afdeling van een ziekenhuis dikwijls om medische redenen op de buik verpleegd. Het is belangrijk dat zij vóór ontslag aan de rugligging worden gewend en dat ook thuis geen zijligging meer wordt toegepast (zijligging is namelijk niet stabiel) ernstige gastro-oesophageale reflux, waarbij buikligging in 30º anti-Trendelenburg wordt toegepast. het syndroom van Pierre-Robin Een kind met thoracolumbale meningomyelocele. Rook niet na de geboorte in het bijzijn van de baby.
Roken tijdens de zwangerschap vergroot de kans op wiegendood aanzienlijk. Nicotine beschadigt hersencellen. Bovendien treedt in die periode door roken van de moeder ook al longschade bij de baby op. Passief roken van de baby na de geboorte door het roken van de ouders, verzorgers of anderen in bijzijn van de baby maakt de kans op wiegendood minstens tweemaal zo groot.
Zorg dat de baby niet te warm ligt
Overmatige omgevingswarmte vermindert de wekbaarheid van de baby. Dit gevaar dreigt bij een te hoge kamertemperatuur (centrale verwarming), directe zonnestraling op wieg of bed, te veel beddengoed, te warme kleding, na inbakeren, een muts of beddengoed over het hoofd en een warme kruik of een elektrische deken. Zeker bij koorts dient men een baby niet extra warm in te pakken. Zolang de voeten warm aanvoelen heeft een baby het niet te koud, terwijl een zwetende baby het in de regel te warm heeft. De slaapkamer hoeft voor een voldragen baby niet warmer te zijn dan voor een volwassene. Een maximale kamertemperatuur van 18º C wordt aanbevolen. In de eerste twee jaren is een dekbed meestal te warm en dient daarom niet te worden gebruikt; één gewoon dekbed is namelijk even warm als drie of vier dekens! Een éénlaags dekentje in een ongevoerde dekbedhoes (hoesdeken) is wel veilig.
Zorg voor een veilige slaapomgeving
De beste slaapplaats gedurende tenminste de eerste zes maanden is ’s nachts in eigen wieg of bed op de slaapkamer van de ouders. Wanneer u ’s nachts de baby voedt in uw eigen bed, leg dan de baby terug in het eigen bedje voordat u zelf weer gaat slapen. Samen met één of beide ouders in één bed slapen is zeker in de eerste 3 à 4 maanden gevaarlijk, vooral als u een roker bent, ’s avonds alcohol hebt gedronken, zeer vermoeid bent of als u onder een dekbed slaapt. Dit geldt ook als u borstvoeding geeft. Daarom wordt samen slapen aan alle ouders afgeraden in de eerste 4 maanden en aan ouders die roken gedurende de eerste 6 maanden. Overdag kan een baby, indien mogelijk in de nabijheid van een ouder of verzorger, in eigen bed of in een goed campingbed slapen. Leg de baby bij voorkeur niet in de box te slapen; deze is daarvoor niet veilig ingericht. De spijlenafstand in de zijwand van een kinderbedje moet volgens de nieuwe Europese norm minimaal 4,5 cm en maximaal 6,5 cm zijn. Lang niet alle in gebruik zijnde kinderbedjes voldoen aan elementaire veiligheidscriteria zoals de afwezigheid van uitstekende delen. Leg ook overdag een baby niet in een bed voor volwassenen te slapen; dit is daarvoor niet veilig ingericht. Een dekbed en een hoofdkussen en een zogenaamde hoofdbeschermer horen in de eerste twee jaar niet in een wieg of bed. Een schapenvacht in wieg, bedje of kinderwagen kan onnodige risico’s geven wanneer de baby op zijn buik draait; dit wordt dus afgeraden. Gebruik een stevig matras en geen plastic of zeiltje onder het onderlaken bij het hoofdgedeelte. Gebruik een bovenlaken met een enkele deken of een dekbedhoes met een enkele deken er in, maar geen combinaties. Leg de baby met de voeten bij het voeteneinde van de wieg of het bedje en maak dat kort op zodat de baby niet onder deken of laken kan schuiven. Met kort opmaken wordt bedoeld dat de baby onderaan in het bed ligt, waarbij de dekens wel tot aan de schouders reiken. In een niet-gevoerde trappelzak kan een baby in de zomer zonder extra beddengoed slapen. Kies een trappelzak die goed past rond hals en schouders zodat de baby niet naar beneden kan schuiven. Fixatiemiddelen om het omdraaien van de rug naar de buik te voorkomen worden afgeraden omdat noch de effectiviteit noch de veiligheid is bewezen. Als de ouders toch kiezen voor fixatie kan bij uitzondering bijvoorbeeld de Safe-T-Sleep worden gebruikt. Als de baby zich al goed kan terugdraaien moet het fixeren worden gestaakt.
Een ingebakerde baby moet zich niet kunnen omdraaien naar de buik omdat dit het risico van wiegendood sterk vergroot. Als de baby dit probeert moet het inbakeren onmiddellijk worden gestaakt. De wieg of het bed is geen speelbox. Vermijd kussentjes, tuigjes, speelgoed met snoer of koord en grote knuffelbeesten. Als een baby aan een fopspeen is gewend, is het belangrijk om die dan ook altijd (ook tijdens kinderopvang) voor het inslapen aan te bieden en dit niet te vergeten.
Zorg voor een veilige situatie wanneer de baby wakker is
Laat een baby in de box niet alleen als hij begint met op zijn buik te draaien en nog niet terug kan draaien. Hij kan dan in moeilijkheden komen. Kies veilig speelgoed in de box zonder snoer of koord en geen kussen. Zet de box ’s zomers niet in de volle zon. Laat een baby nooit alleen achter in een auto. Indien een draagzak wordt gebruikt, zorg er dan voor dat neus en mond altijd vrij zijn en dat de baby het niet te warm krijgt. Geneesmiddelen die een slaapverwekkende bijwerking hebben, zoals sommige hoestdrankjes, zijn ongeschikt voor baby’s. Het is bewezen dat ook roken door anderen in aanwezigheid van de baby schadelijk voor is voor de baby.
Andere maatregelen
Borstvoeding verlaagt het risico van wiegendood aanzienlijk.
Hygiëne Hygiëne voor jonge kinderen is zeer belangrijk. Jonge kinderen komen anders in aanraking met ziekteverwekkers waartegen zij nog geen weerstand hebben. Deze bacteriën, virussen, schimmels en andere micro-organismen zijn overal aanwezig. De meeste zijn onschuldig, maar er zijn ook een aantal die een kind flink ziek kunnen maken. Om snel te kunnen groeien hebben micro-organismen vocht, warmte en voedsel (stof, huidschilfers, vuil) nodig. Door goede hygiënemaatregelen kun je de meeste micro organismen wegnemen.
Micro-organismen verspreiden zich:
Via de handen. Via de lucht (via druppels door aanhoesten, stof e.d.) Via het voedsel en via voorwerpen (bijv. speelgoed, toilet, bed) Via lichaamsvloeistoffen (speeksel, braaksel, ontlasting, urine, bloed) Via dieren, muggen of vliegen.
Met kleine kinderen dient er extra aandacht besteed te worden aan hygiëne:
Bij het handen wassen (met lauw/warm water en liefst met vloeibare zeep). Bij het schoonhouden van materiaal en omgeving. Bij de bereiding en verstrekking van voedsel. Bij het tandenpoetsen.
Bij het verschonen en toiletgebruik, wast u zelf altijd uw handen en houdt het aankleedkussen goed schoon. Door het aanleren van hoest- en niesdiscipline (niet hoesten en niezen in de richting van een ander, leer de kinderen het hoofd weg te draaien, hand voor de mond, neus snuiten en altijd daarna handen wassen). Door goed te ventileren. Bij het schoonmaken van de zandbak.
Rondom flesvoeding:
Gebruik voor ieder kind een eigen speen en fles. Kan dit niet, dan na elk gebruik uitkoken. De plaats waar flesvoeding wordt gemaakt moet strikt gescheiden zijn van de verschoonplek. Restjes melk en babyvoeding niet bewaren, deze bederven makkelijk. Moedermelk niet in de magnetron verwarmen. Al klaargemaakte flesvoeding en moedermelk altijd bewaren in de koelkast.
Rondom het toilet bij peuters:
Kinderen laten zitten zonder de handen op de pot te zetten. Na toiletbezoek altijd handen wassen, liefst direct in de toiletruimte. Gebruik liever geen potjes. Indien u die toch gebruikt, het potje direct na gebruik leegspoelen in het toilet en vervolgens schoonmaken. Het potje buiten bereik van kinderen opbergen.
Rondom het verschonen:
Verschoon altijd op een verschoonplek, deze moet strikt gescheiden zijn van de plaats voor voedselbereiding. Draag bij voorkeur altijd latex handschoenen en was na het verschonen altijd uw handen. Luiers na gebruik altijd in een gesloten afvalemmer of luieremmer gooien. Deze iedere dag legen en schoonmaken.
Bij diarree en wanneer het kind gespuugd heeft:
Let op extra hygiëne ter bescherming van zowel het zieke kind, andere kinderen en uzelf. Maak na het verschonen de verschoonplek of het toilet schoon, denk daarbij ook aan de kraan, de deurkruk en de trekker. Draag bij het verschonen van diarree altijd latex handschoenen, gooi deze na gebruik direct weg en was de handen. Bij bloederige diarree altijd alles desinfecteren. Was beddengoed, kleding en ander bevuilt textiel. Maak de bevuilde omgeving altijd direct schoon. Draag ook hierbij latex handschoenen. De bevuilde luier in een apart plastic zakje en sluit deze voor het weggooien.
Bij besmettelijke ziekten:
Zorg goed voor een algehele hygiëne, ventileer extra vaak. Kinderen hoeven niet direct geweerd te worden; tijdens de incubatietijd is een ziekte is vaak vele malen besmettelijker dan wanneer de ziekte is uitgebroken. Daarnaast zijn de veroorzakers (de micro- organismen) veel voorkomend onder de bevolking en contact met deze ziekteverwekkers is niet te vermijden. Wees extra zorgvuldig op de hoest -en niesdiscipline Voorkom contact met lichaamsvocht zoals traanvocht, speeksel, snot, braaksel, urine, ontlasting, bloed.
Hoest- en nieshygiëne Micro-organismen uit de neus, mond en keel kunnen zich op verschillende manieren verspreiden. Eén van de verspreidingswegen is via de lucht. Bij niezen en hoesten ontstaan kleine vochtdruppeltjes die in de lucht blijven zweven. In deze vochtdruppeltjes kunnen micro-organismen zitten. Als deze vochtdruppeltjes door een ander worden ingeademd, nestelen de micro-organismen zich bij deze persoon in de neus, mond of keel met mogelijk ziekte tot gevolg. Een andere verspreidingsweg is via snot of slijm. Denk hierbij bijvoorbeeld aan een kind dat een snottebel wegveegt en speelgoed vastpakt dat direct daarna weer door een ander kind vastgepakt wordt. Het andere kind krijgt het snot aan de handen, steekt de hand in de mond en wordt zo besmet met de micro-organismen uit de neus van het eerste kind.
Informatie voor kindercentra over hoest- en nieshygiëne De volgende maatregelen kun je jezelf en ook de kinderen aanleren:
Niet hoesten of niezen in de richting van een ander. Leer de kinderen het hoofd weg te draaien of het hoofd te buigen
Tijdens het hoesten of niezen de hand of binnenkant van de arm voor de mond houden.
Na hoesten, niezen of neus snuiten de handen wassen.
Er voor zorgen dat de kinderen op tijd de neus snuiten om snottebellen te voorkomen.
Daarnaast is het belangrijk de ruimten voldoende te ventileren en te luchten (zie ook hoofdstuk Hygiëne, paragraaf Ventileren).
Was speelgoed dat in de mond is genomen aan het eind van de dag af met zeep en overvloedig gebruik van water. Zorg dat er geen water in het speelgoed achterblijft en dat het goed droog is voordat het wordt opgeborgen
Gebruik geen gezamenlijke drinkbekers in het kindercentrum of was en droog deze na elk gebruik goed af.
Laat blaasinstrumenten niet van mond tot mond gaan.
Maak de gezichten en handen van verschillende kinderen niet schoon met hetzelfde washandje.
Zakdoeken Met het snuiten of schoonmaken van de neus komen er micro-organismen op de zakdoek en de handen. Gebruikte zakdoeken die je in je broekzak stopt kunnen een besmettingsbron zijn. Iedere keer dat ze worden aangeraakt besmetten ze de handen. Gebruik daarom altijd papieren zakdoeken of tissues om de neus te snuiten. Gooi deze meteen na gebruik weg in een afsluitbare afvalbak.
Hygiëne van voedsel en voedselbereiding Voorkomen van besmetting van voedsel met bacteriën
Vóór aanvang voedselbereiding altijd handen goed wassen met warm water en zeep. Voedsel zo min mogelijk aanraken met de handen. Gebruik maken van schone hand, thee, vaatdoek. Overgiet vaatdoek na gebruik met kokend water. Maak altijd gebruik van schoon keukengerei. Gebruik een kunststof afwasborstel. Maak de koelkast maandelijks schoon. Zorg voor goede ventilatie in de keuken. Houd zieke mensen uit de keuken.
Bereiden van voedsel
Houd rauwe producten gescheiden van voedsel wat klaar is om te eten. Verhit voedsel, en vooral (gemalen) vlees, door en door. Maak gerechten zo kort mogelijk van tevoren klaar. Als voedsel verwarmd moet blijven, doe dit dan zo warm mogelijk. Voedselresten direct opruimen in een afgesloten afvalbak. Haal producten zo kort mogelijk voor bereiding uit de koelkast.
Bewaren van voedsel
Temperatuur van de koelkast moet 4 graden zijn. Gebruik een koelkastthermometer. Berg voedsel altijd op in koele ruimtes en/of in gesloten potten/bussen/dozen. Dek voedsel, ook in de koelkast, af met huishoudfolie of een koelkastdoos. Zet bederfelijke levensmiddelen na gebruik meteen weer in de koelkast. Ontdooi vlees in de koelkast, in een schaal. Vries voedsel dat ontdooit is nooit opnieuw in.
Giftige stoffen in huis Huishoudchemicaliën 015–5 Chemische feitelijkheden 1-80 Herdruk 1996
Inleiding Huishoudchemicaliën zijn scheikundige stoffen die in en rond het huis worden gebruikt. Hiertoe behoren allerlei soorten produkten, variërend van reinigingsmiddelen tot desinfectantia, bestrijdingsmiddelen, verf, beits, onderhoudsmiddelen voor metaal, leer, hout, enz. Vele van deze produkten zijn reeds lang bekend. De mens heeft al duizenden jaren een of ander soort reinigingsmiddel moeten gebruiken, omdat vet vuil nu eenmaal niet gemakkelijk alleen door water te verwijderen is. Zo is ook het gebruik van oliën, vetten en wassen om hout en leer te onderhouden en uitdrogen te voorkomen reeds lang bekend, evenals het gebruik van zand en krijt als schuur- en
polijstmiddel. Spiritus met groene zeep is bekend als luizenbestrijder op planten, kamferballen gebruikt men tegen de motten en petroleum tegen houtworm. Sinds de Tweede Wereldoorlog zijn er daarnaast veel nieuwe produkten uit natuurlijke grondstoffen ontwikkeld, die een plaats hebben veroverd in het huishouden. Bijna alle stoffen die men in huis gebruikt (ook die voor de voedselbereiding, zoals zout) kunnen onder bepaalde omstandigheden voor kinderen, volwassenen, dieren, goederen en het milieu schadelijk zijn. Elke stof is namelijk in principe giftig als de hoeveelheid maar groot genoeg is. Jaarlijks vinden ten gevolge van het gebruik van huishoudchemicaliën vele ongevallen plaats door bijvoorbeeld vergiftigingen en inwendige verbrandingen. Naast deze acute effecten kunnen bepaalde in huishoudchemicaliën aanwezige stoffen bij langdurig gebruik ook schade aan de gezondheid veroorzaken. Volgens de Stichting Consument en Veiligheid lopen 10.000 kinderen per jaar een vergiftiging op, waarvan 4000 tengevolge van huishoudprodukten. Kinderen zijn extra kwetsbaar, omdat zij geen etiketten kunnen lezen en vaak in het aanrechtkastje gevaarlijke stoffen aantreffen in oude flessen, die door de ouders worden gebruikt voor het opbergen van deze stoffen. De voor de mens gevaarlijke stoffen worden volgens wettelijke voorschriften onderscheiden in de volgende groepen:
giftige en schadelijke stoffen; corrosieve (bijtende), irriterende en oxiderende stoffen; ontvlambare en licht-ontvlambare stoffen.
Giftige en schadelijke stoffen Onder giftige en schadelijke stoffen verstaat men stoffen, die schadelijk zijn voor de gezondheid. Blootstelling hieraan kan plaatsvinden door inademing, via de mond of via de huid en acute of chronische effecten dan wel de dood veroorzaken. Schadelijke stoffen hebben geen dodelijke gevolgen. Toxicologisch is er geen principieel verschil tussen „giftig” en „schadelijk”, zoals in de wetgeving wel het geval is. In het vervolg wordt daarom uitsluitend gesproken over giftige stoffen. De giftige stoffen in het huishouden komen voor in vaste vorm (vlooienpoeder, motteballen, e.d.), in vloeibare vorm (roestverwijderaar, tweecomponentenlijm e.d.) en in gasvorm (koolmonoxide, chloorgas e.d.). Naar hun werking kunnen deze stoffen worden ingedeeld in:
stoffen die zich binden met rode bloedlichaampjes, die daardoor geen zuurstof meer kunnen opnemen of afstaan (bijv. koolmonoxide); stoffen die fosgeengas vormen en daardoor de longblaasjes vernietigen (chloorhoudende stoffen waarvan de dampen bij hoge temperatuur worden ontleed, zoals tetrachloorkoolstof); bedwelmende stoffen die bewusteloosheid kunnen veroorzaken en bij langdurig en/of veelvuldig gebruik het zenuwstelsel aantasten (zoals vele organische oplosmiddelen); Neurotoxische stoffen die de spieren verlammen en daardoor tot verstikking leiden (sommige bestrijdingsmiddelen, zoals parathion, DDT, lindaan).
Het effect van de blootstelling aan giftige stoffen wordt voornamelijk bepaald door het type stof, de plaats waar de stof het lichaam binnenkomt, de hoeveelheid van deze stof en de leeftijd en de gevoeligheid voor de stof van de betrokken persoon.
In de huishouding worden de volgende groepen van giftige stoffen toegepast.
Chloorbevattende stoffen Stoffen die chloor bevatten komen voor in toiletreinigers, bleekwater, desinfectiemiddelen. Als sommige van deze stoffen in aanraking komen met zuren, zoals urinezuur (urine) en azijnzuur (schoonmaakazijn), kan er vrij chloorgas ontstaan. Dit is eveneens het geval als zoutzuur in aanraking komt met bleekwater. Chloorgas zelf is een desinfectiemiddel en bleekmiddel maar heeft verder geen reinigende werking. Zoals genoegzaam bekend is moet chloor worden beschouwd als een voor de mens zeer giftige stof. Van chloorvergiftigingen in de huishouding zijn tot dusver geen gevallen bekend. Organische oplosmiddelen Organische oplosmiddelen komen voor in drie groepen huishoudchemicaliën: o vlekkenwaters, verdunningsmiddelen voor verf e.d., bestrijdingsmiddelen. Als vlekkenwaters worden onder meer toegepast wasbenzine, tetra (tetrachloorkoolstof), tri (trichlooretheen), per (perchlooretheen). o Als verdunningsmiddelen worden gebruikt methylchloride (afbijtmiddel), trichlooretheen (correctielak), terpentine, dichloormethaan (hobbylijm). o De belangrijkste bestrijdingsmiddelen die in huishoudens worden gebruikt, zijn insekticiden tegen schadelijke insekten, herbiciden tegen onkruid, fungiciden tegen schimmels. Deze stoffen zijn meestal giftig voor de mens. Daarnaast zijn ook de oplosmiddelen en de drijfgassen (in spuitbussen), waarmee de bestrijdingsmiddelen zijn gemengd, soms eveneens giftig voor de mens.
Veel organische oplosmiddelen hebben bij de mens een bedwelmend effect, daarom moet van alle organische oplosmiddelen het inademen worden voorkomen. Ook worden bij langdurig contact vooral aromatische koolwaterstoffen en gechloreerde koolwaterstoffen verdacht van kankerverwekkende eigenschappen. Dit is inmiddels bewezen voor benzeen (niet voor enkelvoudige benzeenderivaten), voor tetrachloorkoolstof, metyleenchloride en polycyclische aromaten. Verder werkt trichlooretheen hallucinerend.
Brandstoffen In de huishouding worden voornamelijk petroleum, brandspiritus en lampolie als brandstoffen gebruikt. Petroleum en andere aardoliederivaten kunnen bij opdrinken een acute vergiftiging veroorzaken. De verschijnselen zijn:
verbranding van de mond, keel en slokdarm, moeilijkheden met de ademhaling, bewusteloosheid, enz.
In een dergelijk geval moet men meteen de dokter waarschuwen en de patiënt vooral niet laten braken, omdat dan voor de tweede maal de slokdarm wordt aangetast. Bovendien kunnen petroleumdeeltjes in de longen longontsteking veroorzaken. Het gevaar van deze stoffen schuilt echter niet zozeer in het opdrinken van grote hoeveelheden, maar in het inademen van de dampen omdat deze hoofdpijn en vermoeidheid veroorzaken. Verbrandingsgassen van aardgas versterken dit gevoel. Daarom is het belangrijk alle aardgasverbrandingsprodukten door ventilatie of door de afzuigkap onmiddellijk af te voeren. Aan (brand)spiritus wordt een speciale blauwe kleurstof en een smaakbederver, het giftige pyridine, toegevoegd. Spiritus is mede daarom schadelijk voor de gezondheid.
Als brandstoffen onvolledig verbranden ontstaat naast tal van andere produkten het giftige koolmonoxide. Dit kan tot een slaperig gevolg, tot hoofdpijn, bewusteloosheid, acute vergiftiging en zelfs tot de dood leiden.
Loodhoudende verven en beitsen Loodhoudende verven en beitsen alsmede loodhoudende kleurstoffen kunnen aanleiding geven tot loodvergiftiging. Daarom is de toepassing ervan op kinderspeelgoed verboden. Ook bevatten verven en beitsen in blik giftige organische oplosmiddelen. Op de gevaren daarvan werd in het voorgaande reeds ingegaan.
Poeders Zeer fijne poeders kunnen aanleiding zijn tot het ontstaan van longontsteking. Dit geldt voor alle poeders, zoals schuur-, talk-, waspoeder en vooral machine-vaatwaspoeder. Zand en stof horen ook tot deze categorie. De gemiddelde gezonde mens heeft last van stof als de lucht per m3 meer dan 10 mg stof bevat aan op zich ongevaarlijke produkten. Voor mensen met allergieën, met aanleg voor astma of bronchitis ligt deze grens aanzienlijk lager. In het algemeen kan worden gesteld dat hoe fijner het stof is hoe gevaarlijker deze is.
Corrosieve (bijtende), irriterende en oxiderende stoffen Onder corrosieve stoffen verstaat de Wet stoffen die bij aanraking levende weefsels kunnen beschadigen. Irriterende stoffen zijn stoffen die bij aanraking met de huid of de slijmvliezen een ontsteking kunnen veroorzaken, terwijl oxiderende stoffen bij aanraking met andere stoffen veel warmte kunnen ontwikkelen. Onder al deze stoffen verstaat men dus stoffen die in betrekkelijk kleine hoeveelheden de huid (of ogen) aantasten, etsen of irriteren. Ze worden ook wel agressieve stoffen genoemd. Is de concentratie van de stof hoog dan spreekt men van bijtende stoffen. Is de concentratie van de stof laag dan spreekt men van irriterende stoffen. Of er aantasting optreedt hangt af van de concentratie van de stof en van de tijdsduur van de aanraking. Oxiderende stoffen komen in de huishouding maar heel weinig voor. Corrosieve stoffen en irriterende stoffen in huishoudchemicaliën kunnen worden onderscheiden in alkalische oplossingen en zure oplossingen. Alkaliën en alkalische oplossingen veroorzaken als men deze binnen krijgt schade aan de slokdarm, zuren en zure oplossingen brengen schade aan de maag. De menselijke huid is iets beter bestand tegen zuren dan tegen alkaliën. In de huishouding worden toegepast:
Alkalische oplossingen: Reinigingsmiddelen die natriumhydroxide bevatten zoals gootsteenontstopper, bakovenreiniger, verfafbijtmiddel. Reinigingsmiddelen die ammonia bevatten, bijvoorbeeld ammonia zelf, vloercleaners, allesreinigers. Reinigingsmiddelen met een alkalisch karakter komen ook in vaste vorm voor zoals soda, groene zeep, sommige toiletzepen, zeepwasmiddelen, machinevaatwasmiddel.
Afwasmiddelen die de huid niet mogen aantasten dienen alkalivrij te zijn, evenals toiletzeep, shampoo en badschuim. Verder hebben alle normale reinigingsmiddelen een alkalisch karakter omdat daar hun werking van vuil oplossen en ontsmetten op berust.
Zure oplossingen: Zoutzuur is een sterk zuur en zeer gevaarlijk als het wordt ingeslikt. Sterke zuren tasten ook metalen, betonnen vloeren, marmer e.d. aan. Zwakke zuren zoals
schoonmaakazijn, citroenzuur en oxaalzuur zijn in hogere concentraties eveneens schadelijk. Zo tast schoonmaakazijn ook marmer aan.
Licht ontvlambare en ontvlambare stoffen Licht ontvlambare chemicaliën hebben één van de volgende eigenschappen. Zij kunnen:
bij normale temperatuur aan de lucht blootgesteld door oxidatie in temperatuur stijgen en tenslotte ontbranden; in vaste toestand, door kortstondige inwerking van een ontstekingsbron, gemakkelijk worden ontstoken en na verwijdering van de ontstekingsbron blijven branden of gloeien; in vloeibare toestand, een vlampunt beneden de 21 °C hebben (Het vlampunt van een stof is de laagste vloeistoftemperatuur, waarbij de damp van een stof bij een ontsteking ontvlamt); in gasvormige toestand, bij normale druk, met lucht ontvlambaar zijn; bij aanraking met water of vochtige lucht, licht ontvlambare gassen in een gevaarlijk hoeveelheid ontwikkelen.
Ontvlambare stoffen zijn stoffen, die in vloeibare toestand een vlampunt van tenminste 21 °C en ten hoogste 55 °C hebben. Toepassingen van (licht)ontvlambare stoffen in de huishouding zijn b.v. als brandstof: petroleum, spiritus, aanmaakblokjes, lampolie, en als organische oplosmiddelen: wasbenzine, terpentine, thinner, aceton, dimethylether en butaan als drijfgas in spuitbussen. Trichlooretheen en tetrachloorkoolstof zijn op zich niet brandbaar. Bij hoge temperaturen, b.v. ten gevolge van open vuur, kunnen ze echter ontleden, waarbij het giftige fosgeengas ontstaat. Aceton (vlampunt –19 °C) ontvlamt zeer gemakkelijk, evenals thinner (vlampunt 4 °C). Eén vonk, veroorzaakt door bijvoorbeeld een vallende metalen afkrabber, kan reeds voldoende zijn om een openstaande fles thinner in brand te doen geraken.
Spuitbussen Spuitbussen met bestrijdingsmiddelen, meubelwas, verf, ovencleaner, vetoplosser of isolatieschuim worden in de huishouding veelvuldig gebruikt. De inhoud bestaat uit een werkzame stof, een vulmiddel en een drijfmiddel(gas). De kans op inademen van de mogelijk gevaarlijke stof of vulmiddel is bij een spuitbusverpakking veel groter dan wanneer deze stoffen los worden gebruikt. Als drijfgas wordt vaak een propaan- of butaangasvulling toegepast. Het gevaar voor de mens is groot omdat propaan en butaan zeer explosief zijn. Om ongevallen door een te hoog oplopen van de druk te voorkomen mag de temperatuur van de spuitbussen niet hoger zijn dan 50 °C.
Gevaarsymbolen op verpakkingen 1. (Zeer) giftig Geen paniek: dit symbool zie je maar zelden op ‘dagelijkse’ huishoudelijke producten. Mogelijke gevaren: bij het drinken ervan of contact met de huid of bij inademing: ernstig gevaar en kunnen zelfs dodelijk zijn.
2. Bijtend Ook dit symbool komt weinig voor. Bijtende producten zijn o.a. zuren en die zitten bijvoorbeeld in gootsteenontstoppers, in bakovenreinigers en in ontkalkingmiddelen. Eén van de bekendste in deze categorie is zoutzuur. Bijtende producten zijn gevaarlijk voor de huid, ogen en slokdarm. Ook hou je ze best uit de buurt van textiel, hout en metaal.
3. Schadelijk Dit symbool komt wèl regelmatig voor, bijvoorbeeld op thinner, vlekkenwater, sommige verfsoorten enbestrijdingsmiddelen. Ze kunnen bij opname (huid, mond, ademhaling) schadelijke, lichamelijke effecten tot gevolg hebben.
4. Irriterend Komt ook regelmatig voor op ammonia, bleekmiddelen en toiletreinigers. Kenmerkend voor deze producten is dat ze bij contact met huid of ogen irritatie veroorzaken. Worden ze per ongeluk ingeslikt dan irriteren ze de slijmvliezen van neus en keel. Goed nieuws: deze effecten zijn slechts tijdelijk en verdwijnen ook weer. Blijvende, lichamelijke schade hou je er niet aan over. Let op! Ondanks het feit dat het symbool hetzelfde is, is er een groot verschil tussen schadelijke en irriterende producten! 5. Zeer licht ontvlambaar Dit symbool heeft te maken met het vlampunt van vloeistoffen. Het vlampunt is de laagste temperatuur waarbij een chemische stof nog genoeg damp afgeeft om tot ontbranding te kunnen leiden bij contact met een ontstekingsbron. Of eenvoudig gezegd: het gaat hier om vloeistoffen die bij kamertemperatuur zeer snel vlam vatten in de nabijheid van een warmtebron of open vuur (brandende sigaret, waakvlam) of door een vonk (schakelaar) of in de zon.
6. Licht ontvlambaar Dit symbool is gelinkt aan 5. Het enige versc hil is dat deze vloeistoffen een vlampunt hebben onder de 21°C. Bij 5 ligt dit onder 0°C. Tip: ‘Ontvlambaar’ heeft geen symbool en wordt gebruikt voor producten waarvan het vlampunt tussen 21 °C en 55 °C ligt. Deze producten hebben dus enkel een waarschuwing ‘Ontvlambaar’ (geen symbool). 7. Oxiderend Vooral te vinden op gootsteenontstoppers. Dit symbool waarschuwt voor hevige reacties, meestal met warmte die vrij komt, als ze in contact komen met andere (ontvlambare) stoffen.
8. Milieugevaarlijk Dit symbool waarschuwt voor ernstige milieuschade, vooral als ze vrijkomen in het oppervlaktewater.
Algemene veiligheidsregels speeltoestellen en terrein We geven enkele algemene regels waarmee u uw speeltoestellen veiliger kunt maken. Schakel bij twijfel altijd de hulp van een expert in.
De bodem moet voldoende schokdempend zijn, zeker onder hoge toestellen. Wat een schokdempende bodem is leest u verderop.
Bewegende toestellen moeten worden afgeschermd, zodat kinderen er niet per ongeluk tegenaan kunnen lopen.
Tussen de verschillende toestellen moet genoeg ruimte zijn, zodat er royaal tussendoor gelopen kan worden. Zie verderop.
speelplaatsen moeten voortdurend goed onderhouden worden. Zodat alle toestellen en bodemmaterialen steeds in goede conditie zijn.
Alle toestellen moeten stabiel en onbeweeglijk zijn verankerd.
De hoeken, randen en punten van toestellen mogen niet scherp zijn. En houten toestellen en onderdelen moeten splintervrij zijn.
Veiligheid in een oogopslag Voor de uitvoer van een korte veiligheidstest stelt u de volgende vragen: Punt 3: alles goed verankerd? De speeltoestellen moeten allemaal goed in de grond zijn verankerd, zodat ze niet kunnen omvallen. Punt 5: struikelgevaar? Boomstronken, niet egaal liggend bodemmateriaal, zoals opgekrulde matten, leveren struikelgevaar op. In een veilige speeltuin komen ze dan ook niet voor. Punt 6: staat van onderhoud? Over het algemeen is vrij snel te zien, of speelruimte attent onderhouden wordt of niet. Als u een of meer van de volgende symptomen waarneemt is er actie vereist;
kuilen en gaten in de grond toestellen met kapotte zitjes schommelzitjes met kapotte of ontbrekende ophang- of afsluitkettingen scherpe onderdelen uitstekende spijkers metalen toestellen met roestvorming
Zo zijn "gevaarlijke" toestellen veilig We gaan nu eens kijken naar een aantal toestellen die bekend staan als gevaarlijk. Ook die "gevaarlijke" toestellen kunnen veilig zijn, als ze aan bepaalde voorwaarden voldoen. Natuurlijk betreft onderstaande algemene opmerkingen. Veilige schommels Veilige schommels zijn goed van de rest van de speeltuin afgeschermd. In de lengterichting is de veilige schommel minstens net zover afgeschermd als hij kan uitzwaaien. Een veilige schommel heeft lichtgewicht zitjes of zitjes van zacht materiaal (rubber bijvoorbeeld). Een veilige schommel heeft geen zitjes met scherpe randen of hoeken. Bij veilige schommels zijn de kettingen zo gemaakt of afgeschermd dat er geen kindervingertjes in bekneld kunnen raken. Veilige schommelzitjes zijn zo opgehangen dat ze niet kunnen kantelen. De veilige wip De veilige wip heeft een schokdempingsmechanisme, dat met een klap op de grond neerkomen voorkomt. Een wip zonder schokdempingsmechanisme, maar met voldoende stevige schokdempers zoals bijvoorbeeld autobanden onder de uiteinden is ook een veilige wip. Bij een veilige wip is de as zo afgeschermd, dat afknellen van handen en vingers niet meer mogelijk is. De veilige glijbaan De veilige glijbaan heeft lekker gladde glijgoten zonder uitsteeksels en splinters. Dat betekent onder meer, dat alle bouten verzonken moeten zijn aangebracht. Bij een veilige glijbaan zijn de randen en het uiteinde van de glijgoot naar buiten toe afgerond. Een veilige glijbaan heeft een goot met een opstaande rand van minstens 10 cm, zodat kinderen er niet uit kunnen vallen. Een glijbaan hoger dan 120 cm heeft opstaande randen van 15 cm, een glijbaan hoger dan 250 cm heeft randen van zelfs 50 cm. Een veilige glijbaan loopt aan het uiteinde weer bijna horizontaal, zodat het kind in de goot tot stilstand komt, en zich niet aan het uiteinde van het glijvlak bezeert. De trap naar boven heeft bij de veilige glijbaan een goede leuning of balustrade, ook het platform is voorzien van een betrouwbare
balustrade. De balustrade heeft een spijlafstand van niet meer dan 89 mm. De veiligste glijbaan is van een heuvel afgebouwd. Zodat de grond toch altijd dichtbij is. Het veilige klimtoestel Voor peuters is het veilige klimtoestel niet hoger dan maximaal 1 meter 20. Voor kleuters niet hoger dan maximaal 1 meter 50. En voor basisscholieren niet hoger dan maximaal 3 meter. Het veilige klimtoestel heeft zo'n slim gekozen opstaphoogte dat te jonge kinderen er niet op kunnen komen. En het is zo gebouwd dat er gemakkelijk weer van af geklommen kan worden. Het kind dat er toch afvalt, mag niet op een lager gelegen uitstekend onderdeel van het toestel terecht kunnen komen waar letsel opgelopen kan worden. De veilige bodembedekking Voor alle toestellen geldt dat ze voorzien moeten zijn van voldoende schokdempend bodemmateriaal. Hoe hoger het toestel, hoe beter de demping moet zijn. Voor een leek is dit nauwelijks te beoordelen. Tot een valhoogte van 60 cm is strikt genomen geen speciaal bodemmateriaal nodig, maar het is wel zo veilig. Voor enkele natuurlijke bodemmaterialen zijn vuistregels beschikbaar:
tot een valhoogte van maximaal 150 cm is gras geschikt;
tot een valhoogte van maximaal 300 cm is zand, grind, boomschors, of houtspaanders geschikt; de laagdikte moet dan wel voldoende zijn.
Giftige planten Giftige planten zijn planten waarvan de inname van of het contact met een betrekkelijk kleine hoeveelheid zaad, wortel, blad, stengel, vrucht of sap mens of dier in- of uitwendige schade kan toebrengen. De graad van giftigheid van een plant is afhankelijk van verschillende factoren: niet alle plantendelen zijn altijd even giftig, sommige delen kunnen giftigheid verliezen na koken of drogen of net extra toxisch zijn na kauwen of pletten. Uit oproepen blijkt dat bij tweederde van de intoxicaties met planten jonge kinderen het slachtoffer zijn, vooral peuters en kleuters van 0 tot 4 jaar die nogal eens de neiging hebben dingen in de mond te steken en die door hun lage lichaamsgewicht sneller reageren op een dosis gifstoffen dan volwassenen. De meeste ongevallen met kinderen lopen echter goed af. Slechts in 1 geval op 7 neemt men klachten waar zoals maagpijn, buikkrampen, diarree, misselijkheid, braken. Nog minder vaak komen huidreacties, koorts, bleekheid, onwel voelen voor en slechts uitzonderlijk neurologische symptomen (slaperigheid, opwinding, verwijding van pupillen) of cardiovasculaire symptomen (bloeddrukdaling, brady- of tachycardie). Bij ongevallen met planten bij volwassenen, gaat het meestal om huidirritaties, maagdarmklachten en oogletsels. Soms gebeuren er ook ongevallen veroorzaakt door gebrekkige plantenkennis of verwarring met andere planten; een belangrijke waarschuwing voor zij die aan zelfmedicatie doen of experimenteren met ecodrugs.
Wat te doen in geval van vergifiging? 1. Blijf steeds kalm.
2. Bij vergiftiging door het eten van plantendelen: Verwijder plantenresten uit de mond en houd ze bij; braakt het slachtoffer, houd dan het braaksel bij, maar doe in geen geval het slachtoffer braken zonder eerst deskundig advies in te winnen, geef ook geen melk aan het slachtoffer. 3. Bij aanraking van giftige planten die huidirritatie of verbranding veroorzaken: ga en blijf uit de zon, spoel de huid gedurende minstens 10 minuten overvloedig met water; wrijf nooit hard op de huid en experimenteer niet met zalfjes 4. Het is aan te raden steeds deskundig advies in te winnen bij je huisarts of de 112.
Beter voorkomen dan genezen
Zorg dat je de namen kent van de planten in en rond je huis.
Schaf bij voorkeur onschadelijke soorten aan, er zijn gelukkig meer niet-giftige dan giftige planten.
Leer kinderen verantwoord met planten omspringen.
Gebruik bij het werken in de tuin steeds handschoenen en wrijf nooit in de ogen.
Zorg dat je actieve kool in je apotheekkastje hebt (let wel, niet bij alle vergiftigingen te gebruiken!).
Giftige planten Hieronder een greep uit de lijst van giftige planten, meer gedetailleerde info kan u vinden in het boek 'Planten, een andere kijk', een uitgave van de Plantentuin en het Antigifcentrum. Aconitum napellus blauwe monnikskap bijzonder gevaarlijke plant; zowel wortels als bladeren bij aanraking en inname
Aesculus hippocastanum witte paardenkastanje zowel vruchten, bolsters, bladeren als twijgen giftig voor mens en dier (behalve voor geitachtigen en varkens)
Arum maculatum aronskelk alle delen maar vooral de bessen giftig bij aanraking en inname
Atropa bella-donna wolfskers gehele plant zeer giftig
Aucuba japonica aucuba bessen niet eetbaar maar globaal weinig giftig
Berberis sp. zuurbes wortels en takken giftig
Brugmansia sp. engelentrompet alle delen van de plant zeer giftig
Buxus sempervirens palmboompje, buxus bast en blaadjes giftig
Capsicum annuum Spaanse peper kan sterk irriterend zijn voor ogen maar ook voor huid en maag-darmstelsel
Clivia miniata St-Jozefplant irriterend na inname
Chelidonum majus stinkende gouwe oranje melksap irriterend voor ogen, mond en keel
Colchicum autumnale herfsttijloos hele plant giftig ook voor dieren
Convallaria majalis meiklokje alle delen giftig ook het water van de vaas waarin meiklokjes staan
Cotoneaster horizontalis vlakke dwergmispel bessen bevatten blauwzuur
Daphne mezereum rood peperboompje alle delen, maar vooral schors en bessen giftig en sterk irriterend
Datura stramonium doornappel alle delen van de plant zeer giftig en zeker de zaden
Dieffenbachia maculata dief-van-Bagdad hele plant giftig en kan slijmvliezen ernstig beschadigen
Digitalis purpurea vingerhoedskruid alle delen, vooral de bladeren erg giftig, zelfs dodelijk voor dieren
Euonymus europaeus kardinaalsmuts vruchtjes, bladeren en schors giftig
Euphorbia sp. wolfsmelk 2000 erg verschillende soorten tuin- en kamerplanten melksap sterk irriterend voor ogen, huid en spijsverteringsstelsel
Euphorbia pulcherrima kerstster melksap en bladeren sterk irriterend voor ogen, huid en spijsverteringsstelsel
Ficus elastica rubberplant irriterend voor maagdarmkanaal
Ficus benjamina treurvijg irriterend voor maagdarmkanaal en allergische reacties opwekkend na inname of bij intens contact (plantenkwekers)
Frangula alnus sporkehout zwaar laxerend
Hedera helix klimop bladeren en bessen giftig
Helleborus sp. nieskruid, kerstroos hele plant zeer giftig
Heracleum mantegazzianum reuzenberenklauw huidletsels na contact (soms pas hele tijd later)
Ilex aquifolium hulst bladeren en bessen giftig
Juniperus sp. jeneverbes sap giftig ook voor herkauwers
Laburnum sp. goudenregen zeer giftige plant, alle delen, zeker oppassen met peulen en zaden die door kinderen makkelijk verward worden met erwtjes
Lantana camara lantana, wisselbloem vruchtjes en bladeren giftig
Lathyrus odoratus pronk- of reukerwt zaden giftig
Ligustrum sp. liguster bladeren en bessen giftig
Lonicera sp. kamperfoelie giftige bessen
Mahonia aquifolium mahonie wortel en schors giftig bij inname
Narcissus sp. paasbloem stengel, blad en bol giftig bij inname
Nerium oleander oleander alle delen van de plant sterk giftig
Primula sp. sleutelbloem kan contactallergieën veroorzaken
Prunus laurocerasus laurierkers bladeren en pitten giftig ook voor varkens, schapen, geiten, paarden en honden
Pyracantha coccinea vuurdoorn vruchtjes kunnen spijsverteringsstoornissen veroorzaken, doorns kunnen erg verwonden
Quercus sp. eik jonge bladeren en onrijpe eikels kunnen spijsverteringsstoornissen veroorzaken bij kinderen en herkauwers, fijn zaagstof kan allergieën opwekken bij houtbewerkers Ranunculus sp. boterbloem, ranonkel alle delen bevatten irriterende (huid) en giftige substanties
Rhododendron ponticum rododendron alle delen van de plant, zelfs nectar is giftig
Rhus hirta fluweelboom, azijnboom huidcontact en inslikken kan irriterend zijn
Ricinus communis wonderboom vooral zaden zeer giftig na kauwen
Ruta graveolens wijnruit kan huidirritaties geven
Sambucus nigra gewone vlier schors, bladeren en onrijpe bessen giftig
Skimmia japonica skimmia alle plantendelen giftig
Solanum dulcamara bitterzoet bessen, bladeren en stengels giftig
Solanum nigrum zwarte nachtschade bessen, bladeren en stengels giftig
Solanum pseudocapsicum oranjeboompje vruchtjes, bladeren en stengels giftig
Solanum tuberosum aardappel bessen, loof en groen geworden aardappelen giftig ook voor dieren
Sorbus aucuparia lijsterbes bessen licht giftig
Symphoricarpos alba sneeuwbes bessen giftig bij inname van meer dan 5 stuks
Taxus baccata taxus, venijnboom alle delen van de plant zeer giftig ook voor vee
Thuja sp. levensboom sap giftig ook voor dieren (paarden, herkauwers) hout kan astma of allergie geven bij bewerking
Urtica dioica brandnetel sterk irriterend, kan overgevoeligheidsreacties uitlokken
Viburnum sp. sneeuwbal bessen giftig bij inname van meer dan 5 stuks, ook schors en bladeren giftig
Viscum album maretak bessen, bladeren en takken giftig
Wisteria sp. blauweregen alle delen giftig en irriterend, oppassen met vruchten en zaden die voor kinderen op boontjes lijken