INFO-SFAN
NUMMER 14
APRIL 1972
Maandblad voor science-fiction en fantastiek. Informatief orgaan van S F A N vereniging fantastiek. Lidgeld-abonnement Gezinsabonnement
: 250 Fr : 350 Fr
voor science-fiction en
Steunabonnement Losse nummers
: :
500 Fr 35 Fr
I N H O U D S T A F E L Kletspraatje van de eindredacteur Achter het behangpapier Michael Moorcock De dageraad van ballard André Beguin Sfancon 3 Moordrobot Gemengd essefnieuws Horror shop 12 Lach, claun, lach Sfan-kern Gent : Waarom SF ? Veel hooi, weinig vorken Charles Schneeman Jr Alfa Yang SF wedstrijd 1972 Advies voor Sfans 2001 : A Space Odyssey In de tuinen der oorlog
Simon Joukes Eddy C. Bertin Ronn Bennet paul pandira xx xx Walter A. Wallie xx Cinema-man A.E. Van Vogt en Forrest J. Ackerman xx Simon Joukes xx Julien C. Raasveld xx Eddy C. Bertin William Pratt Thys van Ebbenhorst
1 3 10 11 12 14 16 21 22 24 28 31 34 35 36 37 44 45
Omslag : Herman Ceulemans, illustraties van Atom, hoofdingen naar werk van Atom, Frank-Ivo Van Damme en Herman Ceulemans. VERSCHIJNT MAANDELIJKS Een kruisje in nevenstaand vakje betekent dat uw lidgeld uitgeput is, gelieve 250 Fr te willen storten op PCR 0.10 van het Gemeentekrediet van België te Brussel, t.g.v. oranjerekening nr 1751864/8/60 t.n.v. Paul Torfs. Dank u § Nieuwe leden kunnen ook gebruik maken van deze rekening. Eindredactie : Simon Joukes SF is een vertakking van het voorstellingsvermogen die bij haar lezers de 'bewuste opheffing van ongeloof' vergemakkelijkt door gebruik te maken van een atmosfeer van wetenschappelijke geloofwaardigheid in haar denkbeeldige beschouwing in de natuurwetenschappen, ruimte, tijd maatschappijleer en wijsbegeerte. Sam Moskowitz Redactieadres en verantwoordelijke uitgever : Paul Torfs, Melkmarkt 33, 2000 ANTWERPEN.
Toen ik laatst bij onze Silent Slave of Sfan aanbelde hoorde ik vervaarlijk gebrul en luguber kettinggerinkel : ons aller Paul Torfs hield zich onledig met het maandelijks nazicht van de KAS : het bleek dat 32 leden hun contributie voor 1972 nog niet hadden betaald, wat bovennoemd gebrul genoegzaam verklaarde : Silent Slave had honger ... Alle gekheid op een stokje : ik weet dat de maanden maart, april en mei moeilijk zijn (de andere overigens ook !), desalniettemin verzoek ik u vriendelijk de som van 250,-F over te willen schrijven; we hebben het geld echt broodnodig. Bovendien laat ik het aan ieders fair play en financiële mogelijkheden over om een bijkomende som van 100,-F te storten mocht u reeds in het begin van het jaar de oude contributiesom, nl. 150,-F hebben overgeschreven. Dwingen kunnen en willen we niet, maar we zouden werkelijk geen verhoging van het lidgeld ter stemming hebben gebracht als het niet noodzakelijk was. Stort de som onmiddellijk want anders vergeet u het weer en het is vervelend om er in elk nummer op terug te komen. Een tweede zaak, in verband met de reis naar Triëst : u hebt hierover in het vorig nummer kunnen lezen. De sluitingsdatum voor het storten van een voorschot van 500,-F blijft bepaald op 31 april. Tot hiertoe hebben zich slechts 5 (zegge vijf) gegadigden aangeboden. U weet dat er minstens 15 deelnemers nodig zijn om het goedkope groepstarief te verkrijgen (circa 2500)-F per trein, 2de klas, met ligplaats, heen en terug). Stort dus onmiddellijk het voorschot van 500,-F op PCR 452.947 van S. JOUKES, Haantjeslei 14, 2000 ANTWERPEN : het wordt een uiterst gezellige reis. Mocht uw eindredacteur niet genoeg inschrijvingen hebben geboekt op bovenvermelde datum dan gaat de reis niet door en worden de voorschotten onmiddellijk teruggestort. Vergeet het niet, want voor u er erg in hebt is de sluitingsdatum voorbij. In verband met SFANCON 3, op 23 april, wenst het bestuur van tevoren te weten hoeveel personen er ongeveer aanwezig zullen zijn, o.m. om het benodigde aantal stoelen te kunnen bestellen en om de juiste hoeveelheid broodjes en drank klaar te maken. Wij vragen u dan ook het entreegeld van 40,-F per persoon, onmiddellijk te willen storten op de rekening van Paul Torfs. We weten dat het gemakkelijker is aan de ingang te betalen, maar dan komt een belangrijk gedeelte van de organisatie in het gedrang. Stort dus liever vooraf. Bovendien wordt de personen die om familiale of andere redenen niet kunnen komen, toch verzocht een som naar hun keuze bij te dragen om het gebeuren mogelijk te maken : een dergelijk congres is een kostbare affaire, ook al doen we het zo bescheiden mogelijk. Hartelijk dank voor de milde gevers ...
Even tragisch nieuws in verband met EUROCON 1 te Triëst. De bekende Italiaanse essefauteur Dino Buzzati overleed op 28 januari laatstleden ten gevolge van kanker. In november van verleden jaar werd hij uitgenodigd op Eurocon 1 als Italiaanse eregast (Guest of Honor). Hij schreef toen terug naar Gian Paolo Cossato, een van de organisatoren en één van de vriendelijkste Europese esseffans die we kennen : "Ik zou gaarne komen, maarwie weet wat er tijdens de eerstvolgende maanden allemaal kan gebeuren"... Dat weten we nu. Hij ruste in vrede. Tot op heden hebben de volgende auteurs definitief toegezegd aanwezig te zullen zijn als "Guest of Honor" : Stanislas Lem, de Poolse schrijver van het meesterwerk "Solaris" - John Brunner (Engeland), o.a. winnaar van een Hugo met "Stand on Zanzibar" en Kurt Steiner (Frankrijk), veelschrijver uit de reeks "Fleuve Noir", auteur van verschillende degelijke romans, o.a. "Les enfants de l'histoire". Er wordt in de uitgeverswereld veel geschermd met oplagecijfers. In het "Annual Report" van het Amerkaanse "Publishers Weekly", waarin alle uitgaven worden aangekondigd, verschenen enekele cijfers die interessant kunnen zijn voor esseflezers. Zo vernemen we dat van het gemiddelde GEBONDEN (hard cover) essefboek tussen 2000 en 7000 exemplaren worden verkocht, wat bijzonder weinig lijkt voor een land als de Verenigde Staten. Natuurlijk zijn er uitschieters. Zo werden er in 1971 van THE EXORCIST van Peter Blatty (bij Harper & Row) 153.632 exemplaren verkocht, waardoor het op de tweede plaats kwam van de best verkochte gebonden boeken. THE EXORCIST is een bovennatuurlijk gruwelverhaal. Van THE THRONE OF STAURN van Allen Drury (bij Doubleday) werden 61.706 exemplaren verkocht. Dit werk behoort tot het futuristische genre. Bij de pocketuitgaven liggen de cijfers natuurlijk wel stukken hoger : FUTURE SHOCK van Alvin Toffler (bij Bantam Books) werd een bestseller van 2,6 miljoen exemplaren, THE CRYSTAL CAVE van Mary Stewart (bij Fawcett), een fantasie-story uit de tijd van Koning Arthur, werd op meer dan 1 miljoen exemplaren verkocht. "Echte" essefromans, zoals SLAUGHTER HOUSE FIVE van Kurt Vonnegut jr. (bij Dell) en ANDROMEDA STRAIN van Crichton (bij Dell) kenden een verkoop van meer dan 500.000 exemplaren. De gemiddelde essefpaperback daarentegen, kent gewoonlijk een verkoop van 40.000 tot 70.000 exemplaren. Tot volgende maand, of nog beter : tot zondag 23 april 1972.
Nadat hij het preciese aantal vierkanten geteld had, waarin het houtwerk het plafond boven zijn hoofd verdeelde, bleef hij een poosje besluiteloos liggen. Het was alsof het tellen der panelen hem uitgeput had. Zijn harteklop was voelbaar in zijn keel. Hij sloot de ogen en ademde, héél diep, héél langzaam, en dwong zo zijn wil op aan het ritme van zijn hart. Op het tafeltje naast het ziekbed lagen meerdere tijdschriften, de kranten van de laatste dagen en een drietal bestsellers. Het nieuws in de dagbladen en tijdschriften verveelde hem, en de romans had hij allen achteloos terzijde geworpen na een tiental bladzijden. Het was te inspannend om zijn aandacht op dezelfde personages te concentreren. Trouwens, hij had niet de minste zin, noch de behoefte aan lezen. Zijn keel was droog. Moeizaam opende hij één oog, en keek terzijde. Ja, er stond ook een glas water op het tafeltje, maar het stond zo ver van hem verwijderd. Hij zou zich wel moeten oprichten in het bed, en zijn hand uitstrekken. Neen, dan maar liever blijven liggen en dorst lijden. Zijn
mond voelde als schuurpapier, rauw, uitgedroogd. Wat had hij nu dorst. Hij kon natuurlijk ook bellen. Daarvoor hoefde hij slechts met zijn linkerhand de kleine bel te grijpen die naast het bed stond, en Mevrouw Meredill zou dadelijk komen aanrennen, en hem het glas aanreiken. Maar dat wou hij nu ook niet ! Hij verafschuwde de dikke lompe vrouw met haar uitpuilende Peter Lorre-ogen en haar kwabbige lippen. Haar handen waren altijd lichtjes vochtig, en de manier waarop ze hem bemoederde ! Het was de schuld van die rotdokter ook, die tweemaal daags kwam aandraven met zijn spuitjes. Zonder die injecties zou hij zich op en top in orde voelen, daar was hij zeker van. Maar nu voelde hij zich altijd zo futloos en moe, en had hij altijd die hevige dorst. Hij kon zelfs bijna niet op zijn eigen benen staan, het was alsof alle kracht uit zijn lichaam gebannen was. Moeizaam draaide hij zich op zijn andere zijde. Een eenzame vlieg zat op het behangpapier, een dikke, zwarte vlieg. Ze zat roerloos, een donkere inktvlek op het beige papier van de muren. Hij meende haar facetogen te kunnen onderscheiden, honderden geslepen briljanten, schitterend van onbegrijpelijk insektenleven. Plots bewoog ze, gaf enkele korte duwen van haar poten. Harige poten, dat zag hij niet maar hij wist het. Als hij héél scherp toekeek, zou hij misschien de individuele haartjes kunnen onderscheiden op de dunne vliegepoten. Ze bewoog zich haastig, nerveus. Waarom moest die vlieg zo gejaagd doen ? Ze moest toch nergens heen ? Op een of andere manier deed die vlieg hem denken aan Patricia. Zijn zuster Patricia, met haar metaalgrijze, doordringende ogen, en het kleine vergulde brilletje, met haar uitgeteerde handen met de slanke verzorgde vingers, die duizend en één belangrijke dingen tegelijker tijd konden verrichten. Patricia was jaren jonger dan hijzelf, en had evenmin een man gevonden als hij een vrouw, omdat ze slechts elkaar nodig hadden. Woorden waren overbodig geworden tussen hen, het was alsof de jaren van samen zijn, samen praten, samen denken een telepatische band gelegd hadden tussen hen. Maar hij mocht niet teveel aan Patricia denken. Dat had de dokter hem ook gezegd. De politie zal haar wel terugvinden, had de dokter gezegd, nadat hij hem een kalmerende inspuiting toegediend had; een vrouwtje van vierenzestig jaar verdwijnt zomaar niet in het niets. Men zou haar wel terugvinden, maar hij mocht zich in géén geval nog meer opwinden. Zijn hart was daar niet meer tegen bestand, hij moest voor alles kalm blijven.
KALM BLIJVEN ! Dat was het juist wat hij NIET kon. Vervuld van ingehouden woede dacht hij aan de kranten die Mevrouw Meredill hem dagelijks bracht, met gaten erin waar zij alles uitgeknipt had dat verband hield met de verdwijning. Het scheen nu al jaren geleden, of waren het in werkelijkheid weken, of misschien dagen ? Tijd scheen geen enkel belang meer te hebben in deze kamer, er was geen kalender, en hij was de precieze datum van Patricia's verdwijning vergeten, en kon het zich met de beste wil van de wereld niet meer herinneren. Deed niemand dan iets ? Leverde het onderzoek dan geen enkel resultaat op ? Soms meende hij Mevrouw Meredill in zichzelf te horen mompelen : "Die arme oude man, zo helemaal alleen nu, en niemand meer om voor hem te zorgen." Dat ze zich met haar eigen zaken bemoeie ! Wat zou hij nu doen ? Nogmaals de ruiten van het plafond tellen ? Dat had hij nu al zovele malen gedaan. Dan was het nog aangenamer om enkel maar naar het behangpapier te liggen kijken. Het was héél zachtgetint papier, een kalmerende lichtgroene kleur, waarin lichtgrijze figuurtjes voorkwamen, die echter zo bleek gekleurd waren dat ze bijna niet zichtbaar waren. Vaak vermaakte hij zich er ook mee allerlei beeltenissen te scheppen, die hij meende te zien in de schaduwen van het behangpapier, droombeelden die leefden en bewogen zoals hij het hen beval. Maar ook dat verveelde na een poosje. Lusteloos woelde hij heen en weer in het bed, tot hij uiteindelijk in dezelfde houding weer lag, met de rug naar het kleine venster gekeerd, dat uitgaf op een licht verwilderde tuin. Weer paradeerden de door hem opgeroepen schimfiguren over de zijmuren van de kamer, vervloeiend in het grijs en beige, dansend, huppelend of sluipend naargelang hun specifieke aard en bedoeling. Het begon ook op zijn zenuwen te werken, en hij zei : STOP ! Alle leven vertraagde, als in een film die langzamer afgedraaid werd, tot uiteindelijk alles volledig stilviel, als een stuk speelgoed waarvan de batterijen ledig zijn. Neen, toch niet dààr in die ene hoek was nog enige beweging zichtbaar. STOP, herhaalde hij; geïrriteerd omdat één van zijn droomschepselen niet dadelijk gehoorzaamde. De beweging hield niet op, integendeel, ze werd nog heftiger. Woedend nu, keek hij op. Welk van zijn verbeeldingen waagde het hem te tergen ? Of was het iets reëels, een
dikke vlieg, of een spin ? Neen, hangpapier, en toch bewoog het. den heen en weer, als bewoog het ker ritme, als een blaasbalg ...
er zat niets op het beDe grauwe figuren vloeibehangpapier op een zeals een hart.
Een plotse afgrijselijke stilte overviel hem. Waarom was het plots zo stil in de kamer ? Neen, toch niet. Bonk. Bonk. Bonk. Het nerveuze opgejaagde kloppen van een hart... Van ZIJN hart ? Dat kon niet, want de geluiden kwamen van achter het behangpapier. Moeizaam richtte bij zich wat op in het bed. Zijn handen beefden onhoudbaar. Hij bracht zijn rechterhand omhoog en betastte zijn borst. Dan, in de klauwen van een plotse ontzettende angst, rukte hij zijn nachthemd open, zodat een knoop er afsprong en doorheen de kamer rolde, en liet zijn klamme handen op zijn schrale borst rusten. ZIJN HART KLOPTE NIET MEER ! De realisatie scheen niet volledig tot zijn verdoofde brein te willen doordringen. Hij bleef aan zijn borst rondkneden, maar ze was en bleef stil. Met een zachte kreun liet hij zich achteroverglijden, en staarde met wijdopengesperde ogen naar het behangpapier. Het deinde op en neer nu. Bonk. Bonk. Bonkbonk. Bonk. Bonkbonk. Bonk. Het was ZIJN hart dat dààrachter klopte, het kon niet anders. Zijn hart sloeg niet meer, maar hij was niet dood. Hij voelde zich niet dood. De kamer, hijzelf, niets was veranderd. Dit kon dus de dood niet zijn. Iets of iemand had hem zijn hart ontstolen, en het dààr verstopt. Hij kroop weer recht. Het behangpapier kraakte plots, en er kwam een smalle scheur in. Het bonken was véél luider plots, het weergalmde als een klok, het sidderde doorheen de muren, alsof alle geluid van de kamer zich concentreerde in die scheur. De scheur verbreede zich, en dan ZAG hij het hart. Het zat verscholen achter het behangpapier, een klein donkerrood pulserend ding, dat op en neer bewoog als een minuskule blaasbalg. Bonk. Bonk. De muren schenen ervan te daveren, zo doordringend luid klonk het. Hoe was het mogelijk dat Mevrouw Meredill het niet hoorde, en kwam zien wat hij uitspookte. Dan bewoog het hart. Als een vieze oktopus stuwde het zich voort, steunend op de dikke gezwollen aders. Het kroop doorheen de scheur, zich voortbewegend als een
dikke verzadigde spin, en viel met een doffe plof op de vloer. De opening van de aorta keek in zijn richting, als een vuil donker oog. Bij elke hartslag pompte een gulp bloed eruit, die zich vlug verspreidde over de vloer. Even bleef het hart roerloos liggen, bijna steunend op de aders, die als slappe tentakels dienst schenen te doen. Dan plots besefte hij dat dit zijn hart was, dat misschien zou ontsnappen. Een plotse woede overviel hem. Wat verbeelde dat ding zich wel ? Zélf leven, hé ? Zelf kruipen, hé ? Hij zou dat rotding manieren leren ! Het hart kwam weer in beweging nu, en begon zijdelings langs de muur weg te kruipen. Het liet een glibberig spoor achter, als een slak. Hij poogde volledig rechtop te zitten, maar faalde daarin. Dan liet hij zich maar voorzichtig uit het bed glijden. De vloer was koud aan zijn blote knieën en voeten, en kille rillingen gleden als ijspegels langs zijn rug, terwijl het zweet langs zijn wangen in zijn mond druppelde, en een zilte smaak naliet op zijn gebarsten lippen. Het hart zat roerloos nu, als observeerde het hem. Langzaam, knie voor knie, hand voor hand, als een schildpad schoof hij op het hart toe. Het ding kwam opnieuw in beweging, het sleepte zich voort met de dikke aders, zijdelings weg van hem. Hij was er bijna. Hij liet zich voorovervallen, een zijn uitgestrekte rechterhand greep naar het hart. Hij miste het, en viel voorover in het bloedspoor, dat warm was en zijn nachthemd doorweekte. Het hart verplaatste zich plots met de snelheid van een grote spin. In een oogwenk was het bij de deur, en probeerde zich onder de kier door te wringen, maar daarvoor was het te dik. De man volgde het met zijn blikken. Het ding verstarde, als wachtte het af wat hij nu zou doen. Dan, tergend langzaam, gleed het verder dwars over de vloer naar het venster toe. Het bloed tekende een vlammend spinneweb over de vloer. Hij begon zich op te richten, eerst op zijn knieën, waarbij hij zich vasthield aan de rand van het bed. Dan bracht hij zijn ene voet vlak op de vloer, dan de tweede. Hij zakte voorover, en bleef even ontmoedigd liggen. Hij had zijn elleboog pijn gedaan bij het vallen. Liggend wreef hij een poosje over de bezeerde plek. Dan begon de kilte van de vloer tot zijn blote lijf door te dringen, en hij krabbelde weer recht op zijn blote knieën. Van aan het venster scheen het hart de spot met hem te drijven. Een blinde haat tegenover het hart bezielde hem nu. Hij begon te kruipen, langzaam maar zeker. Het ding zou hem niet blijven ontsnappen, al probeerde het dat. Het bewoog glibberig snel doorheen de kamer, gleed steeds opnieuw weg van tussen zijn grijpende
vingers. Tenslotte gleed hij méér dan hij kroop over het vele bloed dat het hart achterliet, en waartussen nu ook grauwe massa's waren. Het ding had zich omhooggewerkt aan de bedrand en ploeterde nu doorheen zijn lakens. Dààr kreeg hij het bijna te pakken, maar weer eens was het hem op het nippertje te vlug af. Hij hijgde van inspanning, en rilde van de kou. Hij MOEST en hij ZOU dat ding te pakken krijgen, het had geen recht op een eigen leven. Het was ZIJN hart ! En krijgen deed hij het ook uiteindelijk, in een hoek van de kamer waar het niet meer wegkon. Na twee vergeefse pogingen om tussen zijn armen door te glippen, probeerde het als wanhopig de muur op te kruipen, maar het gleed er weer af, en dan had hij het stevig beet in zijn beide handen. Daar bleef het even roerloos liggen kloppen, als verzamelde het zijn krachten. Dan plots kronkelden de aders als tentakels rond zijn armen en bezicht, maar hij loste zijn prooi niet. Het voelde warm en glibberig aan. Meer rollend dan kruipend bereikte hij zijn bed. Daar bleef hij even liggen rusten, en alsmaar door bonkte het hart in zijn hand, bonk, bonk, bonk, galmend als door honderden echokamers, tot hij er gek van dreigde te worden. Op de duur scheen het bonken bijna een stem te zijn, die hem iets wou meedelen, hem aan iets wou herinneren dat hij vergeten had. Zijn bevende vingers vonden het laken en de dekens, en hij sleurde ze van het bed af in een poging om zich daaraan op te trekken. Hij probeerde op zijn eentje recht te kruipen, maar gleed uit en viel achteruit op de vloer. Zijn hoofd kwam met een doffe bonk op de harde vloer terecht, en hij bleef roerloos liggen. Het hart was hem opnieuw ontglipt, en hij hoorde het blubberende geluid waarmee het zich doorheen de kamer verplaatste. Alsmaardoor bleef het bonken, bonken in de muren, sidderen in de vloer en in zijn hoofd, alsof zijn schedel van binnenuit met hamers bewerkt werd. Enkel in zijn borst bleef het stil, dààr was een gapende leegte. Het bonken nam zo toe in volume, dat het bijna tastbaar was, een enorme zwarte hamer die uit onmetelijke hoogte neerdaalde op de vloer. Bonk. Bonk. BONK. BONK. Elke dreun joeg een siddering door zijn lichaam, zodat hij zich op de vloer wentelde en keerde, als joegen elektrische ladingen door zijn zenuwsgetel. De muren schenen af te brokkelen onder het geweld, en elke maal was de hamer dichter bij hem, bonk, bonk, en dichter en dichter BONK héél dichtbij nu BONK vlak naast hem BONK en dan BONK kraakte de hamer op hem neer, verpletterde hem. Duisternis slokte hem op. Toen hij ontwaakte scheen een warme zon over de tuinjungle buiten het venster. Zijn hand gleed aarzelend naar zijn
borst. BONK. BONK. Hij bleef gerustgesteld liggen en telde de ruiten van het plafond, met zijn hand op het hart. Nergens in de kamer waren bloedsporen te zien, en hij lag in zijn bed. Zelfs de dekens waren niet in wanorde. Iets later kwam de dokter, en die was zeer verbaasd over de enorme verbetering van zijn toestand. De volgende dag mocht hij zelfs even uit het bed, onder het wakend oog van de dokter en Mevrouw Meridill. Hij stond wankelend rechtop, een gelukzalig bonken in zijn oren. Een diepe innerlijke vreugde vervulde hem, als werd hij bezield door het leven zelf. Het was het bezit van zijn hart dat hem dat zelfvertrouwen schonk, het besef dat zijn hart weer op de juiste plaats zat, de enige plaats waar het hoorde te vertoeven. Terwijl de dokter en Mevrouw Meredill niet-begrijpend toekeken, ging hij naar de muur naast het bed, en gaf met zijn blote voet een stevige schop tegen het behangpapier, dààr waar het hart zich achter verscholen gehouden had. "Daar, smeerlap", zei hij. De muur schopte niet terug, wél kwam er een scheur in het behangpapier. Maar wat gebeurde er ? Een aanhoudend, dreunend brommen werd hoorbaar. Uit de scheur kwamen twee, drie, en dan vele dikke zwarte vliegen. Met nerveuze bewegingen kropen ze over het behangpapier, en plots was het alsof ook in zijn hersenen een scheur kwam, waar hij doorheen kon kijken, en zich herinneren. De vliegen, met hun gejaagde bewegingen, en Patricia met haar nerveuze handen, en bitse opmerkingen. Hij herinnerde zich zijn onredelijke woede-aanvallen, en de pook die ijskoud aanvoelde in zijn handen, die neerdaalde, rood spattend, spinnewebben schilderend op de vloer in blakend rood met vlekken van grauw hersenweefsel ertussen. Kraken, het had afgrijselijk gekraakt, net zoals de muur waartegen hij opnieuw schopte. Dan begon hij met zijn handen het behangpapier weg te scheuren, in grote flarden, terwijl Mevrouw Meredill begon te gillen en de vliegen als een makabere wolk om hem opstegen. Dan rukte hij het tussenschot weg dat een valse muur vormde, en zakte uitgeput neer in een hoek, lachend en lachend als een gek. De dokter verwijderde de valse muur volledig, en ontdekte daarachter het grotendeels ontbonden lichaam van een oude vrouw met ingebeukte schedel, dààr waar haar broeder haar enkele weken geleden begraven had om daarna vol zelfberouw alles voor zichzelf te verbergen door amnesie. EDDY C. BERTIN
Ron. BENNETT Michael Moorcock, onze Eregast op SFANCON 3 en Baardige Britse SFBard, is één van die auteurs die reeds een twintigtal jaren voor het Science-Fiction-voetlicht staan. Natuurlijk geldt dit ook voor sommige andere schrijvers maar in Mike Moorcock'geval is dit maar al te gemakkelijk verzwegen feit in zoverre opmerkelijk dat hij de kaap der dertig jaar pas onlangs gepasseerd is. Zoals bij Talrijke andere auteurs kreeg zijn naam een bekende klank in de fanwereld van de Science-Fiction, namelijk door het deelnemen aan congressen en aan fanclub-werkzaamheden en vooral door het uitgeven van fanzines. Toen hij nog zijn zitvlak op de schoolbanken versleet werd hij reeds erkend als een gezaghebbende expert op het gebied van Sword and Sorcery (ook Heroic Fantasy genaamd) en meer in het bijzonder van de werken van Edgar Rice Burroughs. Met zijn schooldiploma op zak solliciteerde Michael naar de betrekking van redacteur van Tarzan Adventures, een Brits comic-weekblad dat Amerikaanse Tarzan-strips overdrukte. Tot zijn eigen niet geringe verbazing, kreeg hij die betrekking ! Thans worden deze bladen naarstig gezocht en aangekocht door verzamelaars maar op het einde van de vijftiger jaren werd Michael's werk in dit stripblad absoluut onderwaardeerd. Velen beschouwden Tarzan Adventures als een over het paard getilde 'professionele fanzine' waarin, naast Amerikaanse comic strips, verhalen en grafiek verscheen van talrijke Britse fans, onder meer van Sid Bounds, Arthur Thomson, de schrijver van dit kort artikel en Michael zelf. De critici (in dit geval gelijk aan kritikasters) slaagden er niet in te beseffen dat Tarzan Adventures een sport was op Michael's carrière-ladder. Toen de uitgave van dit blad werd stopgezet wegens sproduktieproblemen, reisde Michael heel Europa rond om ervaring op te doen en werkte een tijd lang bij verschillende bladen in Fleet Street (Londen's bekende krantenstraat) vóór hij zich aan het schrijven zette van Heroic Fantasy-verhalen waarmee zijn naam thans onverbrekelijk verbonden blijft, onder andere de fameuze en nog steeds populaire Elric-saga, welke jammer genoeg nog niet in het Nederlands is verschenen. Toen Ted Carnell, Nova en Science-Fiction elk hun eigen weg gingen, nam Michael de redactie over van New Worlds, een Brits essefblad dat vooral gewijd is aan jongere, vaak 'new wave'-schrijvers. Hoewel dit blad talrijke moeilijkheden doormaakte, vaak van formaat en van publikatieopzet veranderde - het evolueerde van maandblad naar trimestrieel blad, dan weer terug naar maandblad, thans (maar voor hoe lang !) wordt het gedacht als een driemaandelijkse pocket, - toch bleef Michael stevig op de redaktiestoel zitten en drukte hiermee letterlijk zijn stempel op deze uitgave. Het is geen geheim dat Moorcock lange jaren achtereen zogeheten 'potboilers' schreef, romans die 'onder stoom' werden geproduceerd, sommige zelfs in drie dagen tijd, om het blad te kunnen blijven financieren. Voor mij is dit verschijnsel een weerspiegeling van de 'echte' Michael Moorcock. Of hij nu een comicblad, een fanzine, een commercieel tijdschrift volschrijft, of een convention bijwoont, of eenvoudigweg met zijn vrienden discussieert, steeds geeft hij niet minder dan zijn volle maat en inzet. Pure vastberadenheid druipt gewoon van die man af; hij doet niet mee aan het goedkope 'redacteurtje of
schrijvertje spelen'. Velen kunnen dit moeilijk geloven. Michael heeft zo veel romans en verhalen geschreven en het waren zeker niet allemaal 'potboilers'. 'Behold The Man' (Zie De Mens, Bruna SF) bijvoorbeeld, kende talrijke drukken en even zovele vertalingen, maar won ook een Nebula Award en werd over heel de wereld met enthousiasme begroet. Zelf leerde ik het boek kennen dank zij een dwepende kritiek in een Singapoerse krant, bijvoorbeeld. En nu staan we voor een man die ertoe in staat is een convention volledig af te breken, boeken uit elkaar te scheuren (letterlijk en figuurlijk) voor het publiek (wat mogen we verwachten Michael, nu ik dit heb neergepend ?), tegensprekers de mond te snoeren, zijn geliefkoosde boeken en auteurs te ontleden en te analyseren, oude klassieken te verdedigen en avantgardistische creativiteit aan te moedigen. Een raadsel, als je het mij vraagt. Maar denk hier toch eens over na. Op SFANCON 3 zullen we iemand ontmoeten wiens naam, zo denk ik er althans over, voorbestemd is om zo mogelijk nog wijder bekend te worden dan nu al het geval is. Ik ben ervan overtuigd dat Michael Moorcock een van de grootste schrijvers zal worden die de sciencefiction wereld ooit naar voren heeft geschoven. Nog steeds zet hij stappen voorwaarts, op een pad dat immer stijgt. (vertaling: Simon JOUKES) --==ooOoo==--
het schelpdier van de dag geopend ontwaken de oudste legenden van vrees angst en haat zolang in de innerlijke ruimte begraven gesloten ogen dwalen rond in de vreselijkste landschappen der verbeelding halfverrotte lichamen bergen afval slijmerige dingen die glijden door een woestijn van hard wit zand de duisternis van de waanzin wijkt voor de realiteit van auschwitz de gloed van hiroshima synthese van het landschap een hand die geopend ligt het uurwerk druipt langzaam neer terwijl dali lacht en lalt paul pandira
Toen er beslist werd het Derde Science-Fiction Congres van Sfan, Sfancon 3, te situeren in het raam van een schilderijententoonstelling stonden wij al voor een haast hopeloze opdracht. Temeer daar de schilderijen fantastiek, of beter nog, sciencefiction als thema dienden te hebben. Sfan is dan ook verheugd door wie-weet-welk toeval een kunstenaar als André Béguin ontmoet te hebben. In samenwerking met galerij 'De Zwarte Panter' zal vanaf zondag 23 april in voornoemde galerij de André Béguin tentoonstelling lopen. Een expositie met een fascinerend oeuvre dat zonder meer een verplaatsing waard is. Onze leden maken deze verplaatsing al om ook Sfancon 3 mee te maken, een evenement waarover u hiervoor al een woordje lezen kon. De kunst van André Béguin dient in direkt verband gebracht te worden met fantastiek in haar ruimste betekenis, maar we mogen er aan toevoegen dat de exploratie van de ruimte en de plaats die de mens hierdoor toegewezen krijgt, samen met de technische ontwikkeling, de kunstenaar een hernieuwde inspiratie heeft bezorgd. Een inspiratie die zich voornamelijk uit in de transfiguratie van wat we 'essef' noemen, zonder dat de kunstschilder van het imaginaire dient af te wijken. André Béguin werd in 1927 in het Franse plaatsje Blois geboren. Na één jaar onderwijs in de 'Ecole des Beaux Arts' van Montpellier werkt hij in het 'Atelier de la Grande Chaumière' te Parijs. In 1949 is hij bedrijvig in het atelier van Souverbie van 'l'Ecole des Beaux Arts', eveneens te Parijs. Van 1959 tot 1966 volgt voor de kunstenaar een periode van abstractie tijdens welke hij nochtans talrijke natuurstudies maakt. In deze periode tekent hij 'wilde planten' voor platen die 'Le Grande Dictionnaire Larousse en dix volumes' illustreren. Ontegensprekelijk dient zijn terugkeer tot de figuratieve fantastiek-expressie in 1967 te worden gezien als de resultante van zijn diepste persoonlijkheid. Tijdens zijn tentoonstelling in 1968 bij Jacques Massol te Parijs, ontwikkelt hij voor de eerste keer het thema van de ruimte. Een bijzonder moeilijk gegeven dat sedertdien in bijna al zijn werken voorkomt. Op dit thema exposeert hij in mei-juni 1971 bij Galerie Cécile de Tersac te Cannes en in België bij Galerie Isy Brachot te Brussel in oktober 1970 en februari 1972. Met een dynamisch en scherp kontrasterend koloriet schept hij, soms weliswaar gecompliceerde doeken, waarvan diffuse kleurkernen het begin- of uitgangspunt van een imaginaire wereld vormen. Aan de getransfigureerde verbeelding van André Béguin ontsnapt de galerijbezoeker niet en nog minder indien hij bovendien essef minded is. Maar al te vaak krijgt deze laatste met oog en geest produkten te verwerken zonder enige esthetische diepgang.
André Béguin illustreerde ook verscheidene boekwerken waaronder "Poèmes de Garcia Lorca", "Cantique de Frère Soleil", "Catalogue des Oiseaux" van Olivier Messiaen en, ook in verband met science fiction, de covers van "Chefs-d'oeuvre de la science-fiction" (Anthologie PLanète). Ook de graveernaald ligt André Béguin goed in de hand. De prentenkabinetten van Brussel en Parijs verrijkten hun bezit met zijn burijngravures. Een keuze ervan werd gepubliceerd in Planète van december 1969. Dat André Béguin ook een veelzijdig kunstenaar is blijkt uit een recent boek dat hij niet alleen zelf schreef maar waarvan hij volledig de tekst graveerde en drukte: "L'Homme captif comme un ballon peut l'être". Het is een verhaal van een man die na een reis in de ruimte terug op aarde komt, niet meer went aan het dagelijkse leven en een nieuw vertrek voorbereidt. Het werk verscheen onlangs op honderd nummerde exemplaren. Wij vinden het jammer u geen illustratie in dit info-sfan-nummer te kunnen brengen. Nu, Sfancon Drie is niet veraf meer en u kunt dan meteen zelf oordelen over het werk van André Béguin, die in persoon ook op ons congres zal zijn. --==ooOoo==-NIEUWE ESSEFBOEKEN Dick P.K. In de Ban van de Bom (The Zap Gun) Born SF 31 Anderson P. Gevecht met de goden (World without Stars) Born SF 33 Pohl F. De onsterfelijke diepvriesmens (The Age of the Born SF 34 Pussyfoot) DAVIDSON A. Veldslag der vrouwen (mutiny in space) Born SF 37 Brunner J. Paria's van het paradijs (Catch a falling star) Born SF 38 Gilbert S. Willard Ratman's Notebooks/Willard Bruna SF 15 Lafferty R.A. 900 grootmoeders (Nine hundred grand-mothers) 21 verhalen Meulenhoff SF 50 VAN VOGT A.E. Tijd van leven (Quest for the future) Meulenhoff SF 51 Silvergberg R. Twee sterren (Thorns) Meulenhoff SF 52 Pohl & Williamson De ruimte riffen (The reefs of space) Meulenhoff SF 53 --==ooOoo==-BESTUURSLID NEEMT ONTSLAG De heer Martin BOX, sinds januari 1971 bestuurslid van de Vereniging, heeft besloten uit het bestuur te treden om gezondheidsredenen. Dit ontslag werd door het Bestuur betreurd, maar aanvaard omdat de gezondheidstoestand van dhr. Box zwaarder moeten wegen dan de belangen van het Bestuur. Langs deze weg stelt het Bestuur er prijs op, onze vriend Martin te danken voor het gepresteerde werk en zijn vaak opbouwende kritiek tijdens de vergaderingen. Het Bestuur hoopt van harte dat zijn huidige moeilijkheden van voorbijgaande aard zullen zijn en dat hij, zoals voorheen, een trouw lid van SFAN zal blijven. --==ooOoo==--
10.30 h - Openen der deuren - laatste inschrijvingen 10.45 h - Opening van het Derde Science-Fiction Congres voorstelling van het programma door toastmaster Simon Joukes 11.00 h - Voorstelling van de Andre Béguin tentoonstelling door Daniël De Raeve 11.15 h - Ron Bennett pakt koffers essef uit 11.30 h - SF-auteurs tekenen hun werken - Michael Moorcock (Engeland) - Eddy C. Bertin (België) - F.Leonard (Nederland) - Paul Van Herck (België) - Manuel Van Loggem (Nederland) 11.45 h - Paul Torfs en zijn pockets... 12.00 h - Proklammatie 'prijsvraag voor het kort essef verhaal' Verslag door juryvoorzitter Robert Smets 12.15 h - met Sfan naar Tieste - een woordje over Trieste72 12.30 h t o t - gelegenheid tot 'lunch' in de galerij 14.00 h 14.00 h - Voorstelling namiddagprogramma en presentatie van 'Guest of Honnor' MICHAEL MOORCOCK 14.30 h - Akademisch moment - M.Moorcock overhandigt de Sfan Awards 1972 - de prijzen van de prijsvraag voor het kort sf verhaal en de diploma's 14.45 h - vraaggesprek met Michael Moorcock 15.45 h - p a u z e 16.15 h - Paneelgesprek - "SF EEN FILOSOFIE ?" 16.42 h - Sfaniaanse huldiging 16.45 h - korte pauze 17.00 h - About 'NEW WAVE' by MICHAEL MOORCOCK 17.20 h - SF & FANDOM - in Vlaanderen, Nederland en elders 17.40 h - grote SF-veiling van tekeningen, pockets, affices en 1 gemummifieerde martiaan 18.00 h - Sluiting namiddagprogramma -
20.30 h - FILMVOORSTELLING " 2 0 0 1 , A SPACE ODYSSEY " (participatie 55F)
GRATIS BIJVOEGSEL INFO SFAN 14 Breng Info-Sfan 14 mee naar het congres en plaats hieronder uw notities !
Museumdirecteur James L. Manson keek gefascineerd naar het reusachtige, groengloeiende tapijt op de vloer. Toch wel een gek idee van hem geweest; nu bijna drie jaar geleden, net één jaar voor de oorlog uitbrak; de grote Chinese zaal met deze fluorescerende stof te bekleden. De vertegenwoordiger die hij toen speciaal uit New-York had laten komen - hoe heette hij ook weer ... Webster ... nee ... Weber, ach ja Weber - had nog eens alle kwaliteiten opgesomd die hij reeds in de reklamefolder had gelezen. Zijn keuze werd natuurlijk bepaald door het werkelijk opwindend verschijnsel dat de vezels een zachtglanzend licht begonnen uit te stralen van het ogenblik dat de omgeving voldoende duister werd. Met groen bereik je het mooiste effect professor, had die pedante strikdas gezegd : "als het bleek vuur van duizende glimwormen, net een fosforiserende zee op een warme zomeravond" (zo stond het ook in de folder). Hij had het toen ook zo bekeken maar nu, terwijl hij een paar geparfumeerde korrels in brand stak in een porceleinen wierookvat, zag hij er het huiverig patroon in van een nachtmerrie. De ontelbare voetstappen van de bezoekers die het vilt hadden ingedrukt waren duidelijk zichtbaar omdat op die plaatsen de lichtintensiteit daardoor veel sterker geworden was. De helderste waren die van de zaalwachters en van hem zelf met vonkjes aan de randen waar de haartjes zich langzaam weer oprichten. Smeulende bladeren door de wind geplukt aan een boom van groene vlammen. Een tikje verstrooid nam Manson plaats op het bamboestoeltje achter het bureau. Hij opende de lade, legde er het doosje met de wierookkorrels in, schoof de lade weer dicht, raakte een boedhabeeldje aan en betastte de kunstige ivoren lotus in het hout. Zijn vinger volgde de fijne stengel tot aan de kelk, veegde er een dood vliegje weg, en bleef dan peinzend op een bloemblaadje rusten. Altijd wanneer zijn gevoelige, overspannen zenuwen behoefte hadden aan stilte, en dat
gebeurde steeds vaker, sloot hij zich op in deze zaal. Zijn taak als robotconstructeur bij het Ministerie van Landsverdediging vergde het uiterste van zijn krachten. Hij werkte in het diepste geheim - daarom was hij voor de buitenwereld museumdirecteur - want de volgende oorlog, de vorige was eerder een experiment geweest, zou hoofdzakelijk gevoerd worden met hypergespecialiseerde robotsoldaten. De tijd van de blikken-doos-met-toetsbord-mannetjes was allang voorbij. De huidige modellen waren haast niet meer te onderscheiden van echte mannen of vrouwen. Ze konden gewone huishoudelijke karwijtjes opknappen, deden boodschappen, vertelden steeds dezelfde verhaaltjes vóór de kinderen naar bed gingen en waren zelfs in staat een kort, weliswaar zeer eenvoudig gesprek te voeren. De ondergrondse werd door hen bestuurd en alle belangrijke taximaatschappijen deden steeds meer beroep op hun diensten. De meeste beambten bij de openbare besturen waren door robots vervangen en ook in de privé-bedrijven was er een enorme vraag naar die stille, ijverige, nooit mopperende namaakmensen. Het laatste snufje was "de ideale lesbische sexpartner". Maar er was één nadeel. Ze waren zonder uitzondering ontzettend duur. Toch was het de droom van elk gezin eens een familierobot door hun woning te zien wandelen. Hij (of zij) gold immers als een statussymbool. Uiteraard beschikte Manson over het meest geperfectioneerde model; het Logontype, waaraan hij in zijn vrije uurtjes, wanneer hij niet in het museum was, naar hartelust kon knutselen. Het zou niet prettig zijn als ze hem betrapten want ze waakten er angstvallig over dat de resultaten van de experimenten, die aan een koortsachtig tempo werden gevoerd zat de vijand hen niet onrustwekkend dicht op de hielen veilig verborgen bleven binnen de hermetisch gesloten proefkamers van het research-centrum. maar Manson was nu eenmaal een briljant geleerde die van de vrijheid hield op zijn eigen ijdele wat roekeloze manier. En wat dan nog ? Ze zouden niet eens sancties durven nemen ! Hij was immers onmisbaar, ja dat was hij, onmisbaar ! Vooral nu, nu hij op het punt stond een opzienbarende ontdekking bekend te maken. Meer dan wie ook wist Manson dat een robot niet voor de eeuwigheid geschapen was. Men moest hem af en toe "koud laten worden", tenslotte was hij maar een machine. Toen hij die bewuste avond in zijn studeervertrek de leeslamp verplaatste, viel de lichtbundel toevallig op het strakke, dode gelaat van de Logon die met de handen op de knieën in een schommelstoel zat, en in die fractie van een seconde had Manson hem duidelijk met de ogen zien knipperen zoals een mens zou doen die plots uit zijn slaap wordt gewekt. Verrast hield Manson de lamp een tweede maal voor het gezicht van de robot, nu vanop kortere afstand, en inderdaad er was geen vergissing mogelijk, het netvlies reageerde op de lichtprikkels ! Hij kon er geen verklaring
voor vinden. Een halfuur geleden had hij Logon volledig uitgeschakeld, zo levensloos gemaakt als een duizend jaar oude mummie;, en toch ... Manson nam een papiersnijder en wreef met het koele lemmet nadenkend over zijn rechterwenkbrauw. Na een tijdje stond hij op, nam een boek uit de biblioteek en begon te lezen. Toen zijn vrouw hem 's morgens slapend achter zijn schrijftafel vond schudde ze glimlachend het hoofd. Voorzichtig trok ze het boek onder zijn arm weg en klapte het dicht. "Onderbewustzijn en Hypnose" stond in sierlijke gouden letters op de omslag. 's Anderendaags nodigde hij David Larsson op het souper. Met opzet natuurlijk. David had nog bij hem college gelopen, toen hij nog electronica doceerde. Een uitstekend student, nu zijn bekwaamste assistent en een vriend des huizes. Alhoewel, het stemde hem altijd een beetje wrevelig als hij zag hoe nerveus Angela de aperitiefglazen op het schenkblad deed trillen en zelfs helemaal in de war geraakte wanneer David haar toedronk, zijn prachtige blauwe ogen net boven de kristallen rand vlak op de hare gericht. De aantrekkingskracht der jeugd, dacht Manson filosofisch. Angela was dertig jaar jonger dan hij, even oud als David, die eeuwige vrijgezel. Na het dessert bracht hij het gesprek op de raadselachtige robot en zette in het kort zijn hypothese die hij daaromtrent had opgebouwd uiteen. Om een tot nog toe onbekende reden zou er in een hoogst ontwikkeld electronisch brein, net als in de menselijke hersenen, een soort onderbewustzijn aanwezig zijn, dat zelfs na de "dood" van de robot een tijdlang werkzaam bleef. Indien dit waar was, en sedert gisteravond twijfelde hij er nog nauwelijks aan, moest het ook mogelijk zijn een "levende" robot te hypnotiseren en, hier werd Manson bepaald entoesiast, wat al perspectieven zou dit openen ! David bleef beleefd sceptisch, Angela vond het gewoon science-fiction, maar niettemin waren ze onmiddellijk bereid het experiment te wagen. Lukte het, dan was alles meteen bewezen. Maar, voegde Manson er bijna dreigend aan toe, het moet geheim blijven, absoluut geheim. Pas als we zekerheid hebben zal ik landsverdediging op de hoogte brengen. Angela en David begrepen dat de trotse geleerde de ontdekking voor zich alleen wilde. De ware reden dat hij er hen bij betrokken had was natuurlijk dat hij het zelf al geprobeerd had, helaas zonder resultaat. Hij hoopte nu maar dat de anderen meer succes hadden. Maar ook hun pogingen bleven vruchteloos. Het komt omdat we niet over hypnotische gaven beschikkenn meende Manson; of omdat de hersencellen niet gevoelig genoeg zijn, opperde David. Een week lang prutsten ze als chirurgen tot een
stuk in de nacht in de schedelholte van de moedwillige robot. Uiteindelijk gaf David het op. Hij luisterde liever met Angela naar de muziek van Bach die uit twaalf orgelpijpen als een verkwikkende stortbui op hem neerruiste. Manson verweet hem zijn gebrek aan volharding maar Angela noemde haar echtgenoot spottend een "oubollige schimmenjager" en wuifde hem de deur uit vanin haar gele halvemaanstoel. Pas in de gang drong het tot hem door dat ze een opzichtige jurk droeg die bovendien bijna doorschijnend was en onfatsoenlijk kort. De arme Logon moest het ontgelden. Zijn meester ontstak in een verschrikkelijke woede. Hij slingerde hem de gemeenste verwijten naar het hoofd en dreigde hem zelfs de ogen met zijn papiersnijder uit te kerven. Tenslotte zag hij het onzinnige van zijn gedoe in en liet zich uitgeput in een zetel vallen. Hij moest zijn nederlaag bekennen, hij had zich belachtelijk aangesteld tegenover die knappe, jonge David die eens zijn plaats zou innemen, en nu zaten die twee zich te verkneukelen en draaiden de knop helemaal open zodat de triomfantelijke muziek van Bach hem zelfs tot hier bleef kwellen. Hij zat er nog toen de afschuwelijke dobberman plots met zijn geblaf de nachtelijke stilte aan stukken scheurde. Sinds die naargeestige, slungelachtige dichter in het bungalowtje woonde naast hun pralerige villa, had Manson meer dan eens dat ondier vervloekt dat hem hinderde bij het werk, of erger nog hem belette te slapen. En de wrok om zijn falen, de woede om zijn eigen onmacht veranderde plots in een blinde haat tegen die, aan zijn ketting rukkende, hond die waarschijnlijk opsprong naar een kat die rustig van op een tak naar hem zat te pinkogen. Het liefst had hij onmiddellijk vanuit zijn raam zijn revolver leeggeschoten in de blikkerende muil van dat janhagel maar dat zou maar een hoop moeilijkheden meebrengen. Met een lekker vergiftigd hapje bereik je meer gnuifde Manson, ik zal eraan denken morgen in het laboratorium. In elk geval zal ik die armeluispoëet in 't oog houden, misschien is het wel een spion. Jammer dat Logon zo onhandelbaar blijft anders zou ik hem zijn eerste opdracht laten uitvoeren. Hij klopte de robot die braaf in een hoek stond en onbewogen naar een karaf aalbessensap keek op de schouder. Wat zou je er van denken, kerel ? Je opent de deur, loopt behoedzaam het laantje in, wipt over het tuinhek, sluipt langs de achterzijde van het huis naar het hondehok; het dier ligt waarschijnlijk te mokken met de kop op de voorpoten; je slaat vliegensvlug je handen rond zijn nek en knijpt, knijpt tot het slijm van zijn tong om je polsen is opgedroogd. Dan keer je terug en neem je je plaats weer in. Met een blik vol moordlust naar het raam knipte Manson het licht uit en stommelde de trap op.
De volgende morgen bij het ontbijt vertelde Angela dat de hond van de dichter gewurgd was. De meid had het gehoord in de slagerswinkel. Manson verslikte zich in zijn toast en kreeg rode vlekken in het gezicht. Met een kreet stoof hij op, ijlde naar zijn studeervertrek en moest zich daar aan een stoel vasthouden omdat zijn hart dreigde te begeven. Bevend als een riet barstte hij in snikken uit toen hij de zwarte hondeharen aan de vingers van Logon zag kleven. Angela die hem achternagesneld was stond hem niet begrijpend aan te staren. In een opwelling drukte Manson haar teder tegen zich aan - wat hij in lange tijd niet gedaan had - en zijn tranen vloeiden tussen de geurige madeliefjes van haar ochtendjapon terwijl hij alsmaardoor stotterde "het is gelukt liefje, het is gelukt, bel David, vlug bel David. Hij had weer het air van de zelfzekere prof toen zijn assistent een beetje bleek naast Angela op de sofa zat. "Mijn beste David", begon hij, met superieure trekjes de brand in zijn pijp zuigend, "dit plukje" ... hij wees naar een schaaltje waarop enkele haartjes lagen als een trosje platgedrukte spinnen - "vond ik vanmorgen tussen de vingers van mijn robot. Hij heeft deze nacht een hond gewurgd nadat ik hem eerst onder hypnose bracht. Ik had het bij het rechte eind toen ik ons falen toeschreef aan een gebrek aan hypnotische kracht. Toch slaagde ik omdat mijn haat tegen die hond zo groot was dat hij als het ware mijn wil vertiendubbelde. Nu rest ons nog slechts na te gaan of Logon zich zijn "misdaad" herinnert. Indien dit niet het geval is mogen we ons aan de felicitaties van landsverdediging verwachten, want dan staat hier de volmaakte moordenaar naast u ... Logon herinnerde zich geen snars van wat er gebeurd was en dat maakte Mansons overwinning volledig. Angela en David keken elkaar maar heel vreemd aan ... Muzeumdirecteur James L. Manson wendde de blik van het tapijt waaruit de groengloeiende stilte nu alle voetsporen had weggebrand, glimlachte tegen de draak in grijnzende jade naast de reusachtige vaas uit de Mingperiode, sloot vermoeid de ogen en vlijde het hoofd naast de koele ivoren lotus in het bureau. Laat Angela zich maar niet ongerust maken, dacht hij slaperig, ze weet immers waar ik uithang, hier, altijd op mijn zelfde plaatsje. Ze is toch wel wat overstuur de laatste tijd met die robot in huis die je een moord kunt laten begaan alleen door haat, door een blinde, vernietigende haat. Maar morgen, voor ik mijn ontdekking bekend maak zal ik haar die mantel van tijgervellen schenken waar ze al zo lang van droomt ... ik ben benieuwd of
David ... hij is toch wel een geschikte vent ... alleen wat onervaren ... ja dat is hij ... onervaren ... onervaren ... Buiten ritselde een oktoberblad over de plavijen en schraapte zachtjes tegen de deur alsof het naarbinnen wou. Toen Manson wakker schrok zag hij de heldere voetindrukken die van de ingang recht op hem afkwamen. Ontzet draaide hij zich om maar de loodzware vaas uit de Mingperiode wankelde al naar hem toe en verbrijzelde zijn schedel. Walter A. Wallie
GEMENGD ESSEFNIEUWS ° Paul TORFS overleefde een lichte hartaanval. ° Isaac ASIMOV onderging op 15 februari een chirurgische ingreep : een deel van de schildklier werd weggehaald. Alles is goed verlopen. De auteur is weer beter. ° Philip José FARMER werkt thans aan een 'biografie' van Doc Savage ... ° Chip DELANY werd laatst tegengehouden aan de grens met Canada toen hij een lezing ging houden aan de McGill Universiteit : de grenspolitie vond dat hij teveel op een hippie leek ! Ook telefoontjes naar bedoelde universiteit haalden niets uit : hij moest terug. ° Tim KIRK, bekende tekenaar in 'Locus' schrijft zijn proefschrift over Tolkien's Lord of the Rings. ° Frank HERBERT's nieuwe roman, 'The God Makers' wordt uitgegeven bij Putnam en Berkley; het is een uitgebreide versie van 'The Priests of Psi' dat in februari 1960 in 'Fantastic' verscheen. ° J.G. BALLARD is klaar met zijn nieuwe roman CRASH. Hij heeft er drie jaar aan gewerkt. ° Brian ALDISS werkt noest aan 'The Million Year Spree', zijn historische visie op SF, die in de V.S. bij Doubleday zal worden gepubliceerd. ° John H. COSTELLO (23 Proctor Circle, Peabody MA 01960) vergaart materiaal voor een bijdrage over H. Beam Piper. Alle fans die daarover beschikken worden verzocht contact met hem op te nemen. ° Jan FINDER (Staatl.Gymnasium, 544 Mayen, AM Heckenberg, Duitsland) organiseert een programma over Tolkien op EUROCON 1. Hij zoekt personen die lezingen kunnen houden of die materiaal kunnen uitlenen. ° Robert SILVERBERG en zijn vrouw Barbara hebben een huis gekocht in de buurt van San Francisco. Ze verhuizen in mei.
CINEMA-MAN DIE SCREAMING, MARIANNE (Psycho-Horror) - Engeland 1970 - R : Pete Walker - Sc : Murray Smith - P : Pete Walker Prod. - V : Susan George, Judy Huxable, Barry Evans, Leo Genn, Christopher Sandford. Klassiek menu : een meisje in de greep van onbekende boosdoeners, uit op haar erfenis. DR JEKYLL AND SISTER HYDE (SF) - Engeland 1971 - R : Roy Ward Baker Sc : Brian Clemens - N : roman van Robert Louis Stevenson : C : Norman Warwick - M : David Witaker - P : Albert Fennell, Brian Clemens for Hammer Prod. - V : Ralph Bates, Martine Beswick, Gerald Sim. Nogmaals die ene roman van Stevenson op het scherm. De antipool van Jekyll is ditmaal een vrouw. EL HOMBRE QUE VINO DE UMMO (Horror) - Spanje/Italië/Duitsland 1971 R : Tulio Demichelli - Sc : Jacinto Alvarez - P : Jaime Prades - V : Michael Rennie, Karin Dor, Craig Hill, Patty Sheppard. De Britse titelvan deze prent is duidelijk genoeg : 'Dracula versus Frankenstein'. De laatste rol van de onlangs overleden Michael Rennie. IL PLEUT DANS MA MAISON (Magisch realisme) - België 1969 - R : Pierre Laroche - Sc : Paul Willems, Pierre Levie, Pierre Laroche, Benoit Lamy naar een toneelstuk van Paul Willems - P : Paul Levie - V : Marcelia St. Amand, Hélène Dieudonné, JOëlle Levie, Frédérick Latin, Evald Chikovsky, Lucien Charbonnier. Weer eens een Belgische prent waarvan we het bestaan via een buitenlands tijdschrift leren kennen. Wanneer verbetert deze rottoestand nu eindelijk eens. I MONSTER (SF) - Engeland 1970 - R : Stephen Weeks - Sc : Milton Subotsky naar 'Dr Jekyll and Mr Hyde' van R.L. Stevenson - P : Max J. Rosenberg, Milton Subotsky for Amicus - V : Christopher Lee, Peter Cushing, Mike Raven, George Merritt, Susan Jameson. En nog maar eens een zekere Dr. Jekyll die als Mr. Hyde het scherm onveilig maakt. Ditmaal Chris Lee in de twee rollen. THE INCREDIBLE TWO-HEADED TRANSPLANT (SF) - USA 1970 - R : Anthony M. Lanza - Sc : John Lawrence, James G. White - P : John Lawrence for American International Pictures - V : Bruce Dern, Pat Priest, Casey Kasem, John Bloom, Albert Cole, Jack Lester. Een geleerde slaagt erin om iemand een tweede hoofd op de schouders te plaatsen, met alle gevolgen vandien. Heeft wel iets weg van het prachtige 'The Split' (1959) 'van George Breakston. QUEST FOR LOVE (SF) - Engeland 1971 - R : Ralph Thomas - Sc : Terence Feely naar het verhaal 'Random Quest' van John Wyndham - P : Peter Eton for Peter Rogers Productions - V : Joan Collins, Denholm Elliott, Tom Bell, Neil McCallum, Jeremy Child, Laurence Naismith. Een man wordt door een explosie plots in een andere dimensie geslingerd, met een gans andere identiteit. THE RETURN OF COUNT YORGA (Horror) - USA 1971 - R : Robert Kelljan Sc : R. Kelljan, Yvonne Wilder - P : Michael McReady for A.I.P. - V : Robert Quarry, Mariette Hartley, Roger Perry, Philip Frame. De tweede film met vampier Count Yorga.
STRAW DOGS (Psycho Horror) - Engeland 1971 - R : Sam Peckinpah - Sc : David Zelag Goodman, S. Peckinpah naar de roman 'The Siege of Trencher's Farm' van Gordon M. Williams - P : Daniel Melnick for Talent Associates. V : Susan George, Dustin Hoffman, David Warner, Peter Vaughan. Western specialist Sam Peckinpah waagt zich aan een fantastische film. Hopelijk is het geen misstap van deze grote cineast. UNMAN, WITTERING AND ZIGO (Psycho-Horror) - Engeland 1971 - R : John Mackenzie - Sc : Simon Raven - N : verhaal van Giles Cooper - P : Gareth Wigan for Paramount - V : David Hemmings, Douglas Wilmer, Anthony Haygarth, Carolyn Seymour, Hamilton Dyce. Een leraar wordt met zijn klas afgezonderd van de wereld en geterrorizeerd door de kinderen. Een variatie op het thema van 'Lord of the Flies.
Big Planet & Slaver of the Klau - Ace Double Emphyrion Son of the Tree & The Houses of Izm - Ace Double Monsters in Orbit & ? The Mad Goblin & Lord of the Tree The stone God Awakens Martian Time Slip The clans of the Alphane moon The cosmic Puppets
Ice World Tales of the Cthulhu Mythos n° 1
Alle romans en verhalenbundels van William Hope Hodgson in Engelse versie.
Nu mogen mensen verwelken, verouderen en gaan, En toch weer leven, tweeling Blauwdruk Mensen, Als dubbelgangers in De Fenixtuinen groeien. CHON GRAYSTARK Eerste dichter van het Clauntijdperk
Zijn geboorte was een mirakel. Het onmogelijke. De Xiljoen-op-één-afwijking. Ongelooflijk, in de koninklijke familie was uiteindelijk een Goeie Kerel geboren. Dit was het geheim dat botte inHemzelf. Juniko, enige zoon van Erstava, Tator van Phrenophalia. Hij had zulke humane gedachten, zulke nobele aspiraties, zovele plannen voor de verbetering van de wereld. Hij vond het haast ongelooflijk dat iemand als hijzelf, zo dicht bij de troon, een te voorspellen kans zou krijgen om eventueel te schenken en uit te delen en zovele vele perfecte dingen te bewerkstelligen. Onwaarschijnlijkheid tot haast oneindige macht - toch bestond er geen twijfel : hier stond hij, zelfbewust, de enige zoon, een stap van de top. Het menselijk universum beefde en wachtte, een bonzende hartslag weg van zijn uiteindelijke bestemming. Sinds zijn prilste jeugd koesterde Juniko een plan, gebaseerd op een wetenschappelijke ontdekking waarvan de draagkracht nooit tot zijn vader scheen doorgedrongen te zijn : de ontdekking van het perfekte claunen. Neem een paar cellen van een mens en doe zijn ganse lichaam hergroeien. Schep een exacte kopie van het origineel. Het was zelfs mogelijk met dezelfde gedachten en gewoontes : DUPLICATA EXACTICA. Hoewel dat niet noodzakelijk was. Reeds hadden subtiele methoden, die op geen enkele manier de basistalenten van het individu aantastten, suksesvolle veranderingen verwekt. Zijn vader's plan bestond erin een claun van zichzelf eindeloos in de toekomst te projekteren. De Tator had een bekrompen kijk op claunen en had de bedoeling het voor zichzelf te houden, en voor diegenen die zijn persoon loyaal dienden. Claunen waren duur, benadrukte hij. Ongetwijfeld
zou de volksmassa de prijs nooit kunnen opbrengen. Dus, aangezien de toepassing beperkt was, volgde daaruit dat andere limieten konden gesteld worden, vanuit het principe dat wet en orde moesten gediend worden. Juniko haalde de schouders op en lachte in zichzelf wanneer hij zijn vader hoorde uitwijden over de prijs en de realiteiten van politiek. Wie gaf wat om de kosten ? Zulke problemen konden opgelost worden. Juniko voelde nog meer verachting voor de kortzichtige biologen die enthousiast waren over het bekrompen idee om toekomstige shakespeares en andere genieën te claunen, waarvan de Tator zei dat hij het zou toestaan in alle gevallen waarin het publieke belang gediend zou zijn. "Natuurlijk, DAT ook", dacht Juniko bij zichzelf, honend glimlachend. Maar ZIJN goedheid, zijn ideaal, ging dieper dan zulke minuskule verbeeldingen. Maak een eind aan alle zorgen ! - alle nodeloos lijden, verlies van lichaam, verminking van de geest, het hongerlijden van de ziel. Weg met de treurige dingen ! - en in hun plaats, een glimlach op elk mensengelaat ! En zo, om te beginnen - subtiel, voorzichtig - moest de verandering in de troonkringen plaatsvinden, neerspiralend langs de adel en de meelopers en uiteindelijk, systematisch, in de grote massa van Het Volk zelf. De hartslag - van zijn vader - die tussen de slave Nu wereld en de brave nieuwe wereld die moet komen stond, mag men niet eindeloos laten voortclaunen in de toekomst. Op een dag zal dat hart falen, en als dat gebeurt zal de Tator zijn oudste zoon roepen, want hij durft niemand met het claunen te vertrouwen zijn lachende, loyale Juniko. Een moordenaarsstraal ! De hitte verzengt het vlees van de Tator vanaf het middel, schroeit het haar van zijn hoofd, laat een oog verdampen. Meer dood dan levend schreeuwt Juniko's kronkelende vader om zijn zoon en wordt snel naar het geheime laboratorium gevoerd. De Tator sterft met een glimlach op wat overblijft van zijn gerimpeld en vertrokken gelaat, omdat het laatst wat hij voelt de snede is van het mes die het noodzakelijke stuk vlees zal bewaren dat zijn wedergeboorte garandeert. Hij komt terug ! Maar het duistere, eeuwige niets is zijn lot. Droevig glimlachend voert de koninklijke Juniko het fatale stukje vlees van zijn vader aan de Paleispiranha's ... Er is een nieuw bewind. Eigenaardig genoeg houden sommige mensen niet van Claunen, bieden weerstand tegen de zelf-duplicatie, zich er niet van bewust dat het goed voor hen is. Zij gaan zo ver - te ver ! te trachten te ontsnappen uit Phrenophalia, te vluchten naar Zarnocopia in het westen of asiel te zoeken in Megatropolis in het oosten. (Noord of zuid gaan is natuurlijk ondenkbaar)
De robopo brengt hen natuurlijk altijd terug : "De Metalen Politie vindt altijd zijn man". Of vrouw. En "nadien" geven alle claunen toe hoe verkeerd zij waren en hoe juist Juniko. Van het begin af had Juniko een persoonlijk idee, een kleine toegeeflijkheid aan zijn ego : er moest een klein verschil zijn tussen de geschapenen en de schepper. Niet veel, niets buitensporig egotistisch - Phroid verbiede ! maar ... inplaats van te lachen zoals de rest, zou hij ... glimlachen. Alleen dat - glimlachen. Zo zouden de eeuwiglachende mensen hun weldoener kunnen herkennen. Hem herkennen en liefhebben. Omdat, vanaf zijn geboorte, hij altijd een glimlacher was geweest; misschien met een weinig angst had geglimlacht, misschien zelfs verzoenend wanneer zijn vader raasde; had geglimlacht met geheime pret over zijn grote plannen en van plezier had geglimlacht toen zijn goddelijke dromen waar werden - dus, bestond er geen noodzaak voor een Juniko claun. Juniclaun - en hij voegde nog een glimlach toe aan zijn leven toen de woordspeling hem voor het eerst voor de geest kwam. Na de dood van zijn vader en zijn opvolging tot het Tatorschap, ontdekte hij langzamerhand een vreemd fenomeen : er waren een paar NATUURLIJKE lachers in het paleis, mensen die altijd, zo bekenden zij hem, een bovenmatig verlangen hadden om de ganse dag te lachen en te lachen, maar zichzelf weerhouden hadden omwille van zijn vader. Juniko was blij zulke individuën de kosten van claunen te besparen. Hij voelde zich zelfs beter omdat zulke natuurlijke lachstock bestond. Natuurlijk geboren lachers waren het automatische antwoord op enige kritiek van pre-claunen, die anders drukte hadden kunnen maken over het feit dat iedereen behalve Juniko een claun nodig had. Om juist te zijn, dank God voor de natuurlijken ! Hij verwelkomde ze met gans zijn warme hart; behandelde hen als persoonlijke kameraden. Het was prachtig. Zelfs Juniko moest nu en dan lachen. Soms stond hij tussen een groep gelukkige lachers, en plots verdween zijn eeuwige glimlach en hij gniffelde, klom omhoog tot een lach, en dan lachte hij onbedaarlijk mee met de rest. Phrenophalia werd een plezonderbare wereld van lachende mensen - tot op een dag de Secretaris van Aanstoot (soldaten gingen nu al lachend naar de oorlog) al lachend iets aan Juniko vertelde en Juniko een vreemde blik in de ogen van de man zag. Het gezicht lachte. De ogen niet. Een fantastisch, schokkend inzicht trof Juniko : HIJ LACHT NIET MET MIJ, HIJ LACHT OM MIJ ! Juniko onderdrukte een kwaadaardig gevoel, een gevoel van SCHIJT ! Mensen zijn tenslotte niets waard.
Juniko, Tator van Phrenophalia, bleef glimlachen naar zijn volk, natuurlijk, maar het was een Pagliacci-glimlach, want diep in hem groeide nu een onuitwisbare droefheid, een droefheid zonder naam. En een bewustzijn dat hij het fenomeen vanaf het begin waargenomen had maar zichzelf moedig tot blindheid gedwongen had, geestelijk het feit verworpen had dat het menselijk ras rot was. Toen hij deze duistere gedachten dacht, liep hij als een zombie door de gang van het Paleis. Zoals overal elders waren de muren bedekt met een overvloed van spiegels. In een dezer weerspiegeld zag hij dat zijn glimlach iets van de oude fixeerde kwaliteit had aangenomen die zo vaak daar was geweest toen zijn vader nog leefde. Het stille, innerlijke konflikt eindigde in wat hij tenslotte als een pluspunt voor de wereld beschouwde. Het was noodzakelijk, bedacht hij, het verschil te leren tussen de mensen die lachten van plezier en dezen die lachten met de slechtste bedoelingen. Juniko wist niet onmiddellijk wat hij moest aanvangen met die slechte onderdanen wier misbruik van het lachen zijn idylle verstoord had. En dat was zijn fatale vergissing, want zijn paranoia werd merkbaar voor zijn omgeving, die zich het voorbeeld van Caligula herinnerde, de Romeinse consul die zijn eigen zuster huwde en een enorm aantal misdaden beging. Niemand wilde een nieuwe Caligula, behalve dan misschien Caligula's zuster; maar het probleem was niet ingewikkeld, omdat Juniko zulk vrouwelijk familielid niet bezat. Iedereen gaf toe dat Juniko de Originele wel goeie punten had, dus kwamen zijn beulen overeen hem te reïncarneren via claunage en, hopend op een nietparanoide Juniko de Tweede, een stukje van hem werd gepreserveerd en tot hergroei gebracht na zijn geassisteerd overlijden. De wereld hield zijn adem in; keek en wachtte en vroeg zich af. Hier, in de tweeëntwintigste eeuw, staat Phrenophalia natuurlijk niet langer op de kaart. Sommige van onze oudste inwoners herinneren zich nog hoe het er werd afgelachen. Dat was de eerste keer dat Juniko een hergeborenfeest had met al zijn kleine gelukkige, vrolijke, lachende vrienden, alles toeters en hoorns en serpentijnen en spelen en snoepjes en leuke hoedjes en suiker en cake en ijsroom en Plots ! Onverklaarbaar ! Juniko Twee lachte niet, glimlachte zelfs niet, weende zelfs niet. Juniko Jr. GILDE! Het zou komisch geweest zijn als het niet zo tragisch was. U intuït wat er gebeurd was, natuurlijk. Hij was de eerste IK GIL CLAUN ! Einde (van een klotig claunverhaal) Oorspronkelijke titel : "Laugh, Clone, Laugh" c 1969 A.E. Van Vogt & Forrest J. Ackerman In accordance with A. Van Hageland and Forrest J Ackerman Vertaling Julien C. Raasveld
De Gentse leden van SFAN hebben gemerkt dat er vele meningen bestaan over het wezen van de SF. Daarom werd besloten dat elk eens zijn eigen visie op papier zou zetten over het "WAAROM SF ? Wat zoek ik erin en wat verwacht ik ervan". Hieronder volgt dan het resultaat van deze beperkte opiniepeiling. Waarom SF ? Waarom geen politie - of liefdesromannetjes zoals (praktisch) ieder ander mens ? Omdat SF de meest gevarieerde lektuur is; alles is mogelijk geworden. Het zijn niet altijd de goeden die winnen. Sommige SF-verhalen zijn daarbij echte tekens aan de wand die door veel meer mensen zouden moeten gelezen worden. Dan zou alles misschien nog op zijn pootjes terechtkomen. Als SF-lezer is men op alles voorbereid en kan bijna niets meer verbazen. Veelal is er ook een strekking in SF die overeenstemt met uw eigen ideeën over Heelal en Mensdom zodat het nog meer aantrekt. Als technicus tenslotte hebben sommige schrijvers dan natuurlijk nog het voordeel te kunnen bekoren met hun wetenschappelijke beschrijvingen over ruimtetuigen, robots en dergelijke. Heffen wij het glas op de SF als volwaardige Wereldliteratuur ! WALTER BELPAEME Inderdaad, wààrom SF ? Een vraag die slechts kan beantwoord worden door een paradox : méér en minder willen weten. Ik wil minder weten over onze wereld, de alledaagse mensjes die hem bevolken, de alledaagse sleur en bekommernissen, kortom de ganse rotsaaie boel. Ik wil wég van dit "nu", ik wil ontspannen. Ik grijp naar een boek op dezelfde manier als ik naar een dancing ga, of naar een film of een toneelstuk. Ik grijp naar mijn boeken zoals een verstokt roker naar zijn sigaretten, een alcoholist naar zijn dagelijkse fles of een fetisjist naar een uitverkoren haarlok. We hebben tenslotte allen het recht gek te zijn om onze eigen manier. Ik lees al even graag een Lampo als een Queen of een Wodehouse, maar nóg liever een Bradburry of een Ballard uit hun vintage-years. Alle andere genres schrijven over onze wereld zoals hij nu is, (een rotzooi) of hoe hij geweest is (nog slechter). Enkel schrijft "SF" over een wereld hoe die zou kunnen zijn, hoe die misschien zàl zijn in de toekomst. Nu heb ik wel één criterium voor sf : ik wil denken en voelen zoals de mensen waarover ik lees, en daarom verkies ik een Sturgeon met zijn brutale/tedere menselijkheid, of een Simak met zijn eenvoudige broederlijkheidsboodschap boven Huxley-Orwell-Jenns allen samen. Daarom is een
groot deel van de mainstreal literatuur, thrillers en zelfs doorsnee-SF stomvervelend. Enkel in goede SF is de éénwording van ontspanning, door spanning, het fantastische gepaard met het diepmenselijke mogelijk. Dààrom SF ! EDDY C. BERTIN Als men kan meespreken over T.S. Elliot, T. Mann, Balzac,... gaat men door voor een kultuurmens, spreekt men daarentegen met kollega's over SF dan wordt men meestal beschouwd als iemand die in hogere sferen leeft. Nochtans, al onze konventionele schrijvers verhalen enkel over onze grote en kleine menselijke tekortkomingen, steeds dezelfde thema's onder een andere vorm, steeds gebonden aan onze wereld die slechts een stofje is in de oneindigheid, steeds beperkt tot onze eigen kunstma tige maatschappij die - alhoewel de mens reeds miljoenen jaren bestaat - slechts de laatste honderden jaren langzaam tot ontplooiing komt. En de mens zal nog miljoenen jaren de aarde bevolken...maar hoe ? Daartegenover staan de SF-auteurs die ons "heden" in de "toekomst" projekteren, die daardoor een meer objektieve kritiek op onze huidige maatschappij kunnen uitoefenen door er op totaal andere principes gebaseerde samenlevingen tegenoverte stellen. Essef handelt ook steeds over de "homo sapiens", maar dan vertrekkend van een gans ander standpunt, namelijk zijn werkelijke plaats niet alleen op ons wereldje maar in het oneindige universum. De essef-literatuur is de e nige die dieper ingaat op de grote, absolute vragen die onze filosofen zich steeds hebben gesteld : waarom leven en dood, wat is ruimte en tijd, wat is er buiten, van waar komen wij en waar gaan we naartoe, ... De hypothesen (ik denk bv. aan "The Moon Pool", "Childhood's End", "2001", "City",...) ons klein te doen voelen door de beschrijving van een overmacht mogelijk andere levensvormenen universele krachten, ons te doen beseffen dat er zo weinig nodig is om ons wankel leven op aarde te doen eindigen... dit alles - verbeelding, kritische geest, filosofie, voorspelling - is volgens mij de charme die van SF uitgaat. Zoals bij elke literatuur is er echter zeer veel kaf tussen het koren, maar ik hou nu eenmaal van het koren. ANDRE DE RIJCKE Ik lees graag SF omdat ik in dit genre iets terugvind dat in de andere genres meestal afwezig is, nl. fantasie. Wat mij erin aantrekt is het Onbekende, het Onverwachte : iedere volgende bladzijde van een SF-roman kan een verrassing inhouden. Het is echter zinloos te vragen waarom iemand van fantasie houdt : waarom houd ik van blauw en niet van geel ? Verder is niets zo boeiend als de menselijke geest en de menselijke gedragingen. Daarom zullen romans of verhalen waarin de mens in een voor hem onbekende situatie geplaatst wordt zo interessant zijn : hoe zal hij reageren, rekening houdend met het typisch menselijk gedrag; hoe zal hij onbekende problemen oplossen, rekening houdend met zijn kennis, geëxtrapoleerd in de toekomst of niet ? En tenslotte mogen we niet vergeten dat de held
van het verhaal nog zo ingenieus mag zijn, het uiteindelijk de auteur is die hem leidt, een mens zoals u en ik. JAN DESMET Persoonlijk zoek ik in SF louter en alleen ontspanning, dit in tegenstelling wellicht tot enkelen die er óf filosofische grondslagen in wensen te ontdekken óf er een vulgariserend wentenschappelijk manifest in willen zien. SF is dus ontspanningsliteratuur, en dit dan wel in de meest ruime betekenis van het woord, aangezien het terrein dat door SF bestreken wordt haast alle genres in zich verenigt. Je vindt er zowel kolderieke humor in terug, als keiharde detectivestorys of pure doordraverij van een op hol geslagen fantast. Is SF dan een surrogaat, een doodgewone samenbundeling van diverse genres ontspanningslectuur, een coctail die gemikst werd om de luie lezer zoveel mogelijk afwisseling te bieden onder één allesomvattend etiket : SF ? Niets is natuurlijk minder waar. Precies omdat SF zó allesomvattend is, stelt dit genre onnoemelijk meer eisen van én de lezer én de auteur. Goeie SF IS daarom ook - helaas ! - zeldzaam en maar al te veel rommel wordt onder dit etiket op de markt gebracht. SF begint daar waar alle andere genres uitgepraat raken : op de drempel van de onwerkelijkheid, het fantasievolle, het fantastische. SF is dus geen verzameld surrogaat, maar wel een aanvulling, een verlengstuk van de klassieke ontspanningsliteratuur, een braakliggend terrein dus dat enorm veel mogelijkheden bevat. SF is dus, kort samengevat- en tot deze uitdrukking wilde ik uiteindelijk komen ! - literatuur zonder beperking ... BOB TERNY Uitgaande van de moderne wetenschappelijke opvattingen en de mogelijkheden die ze bieden neemt de science-fiction ons mee naar een nabije of een verre toekomst en laat ons daar, los uit het nauwe keurslijf van het beperkte heden, de mens zien. De mens in een obsederende werkelijkheid, echter in een futuristische om-geving, welke niet eens onmogelijk lijkt. Het goede SF-verhaal stelt voor mij de mens centraal. Het is de uitbeelding van dezelfde menselijke waarden - al sinds de oertijd in ons opgeslagen- gekonfronteerd met situaties en geplaatst tegenover omstandigheden welke nog geen werkelijkheid zijn, maar ook dan is het gewoon de mens. Diezelfde mens, wonend op één van de bescheiden zandkorrels in één van de sterresteden van de galactische spiraal, nederig opkijkend naar de ongeme ten ruimten van de kosmos. MARCEL R. VAN HECKE
De Wereld van de Science Fiction ICC, Meir, Antwerpen. Bovenstaande slogan, beslist niet onbekend voor SFAN-ingewijden, lijkt mij uitstekend geknipt als aanhef voor een verslag over de tentoonstelling DE WERELD VAN DE SCIENCE FICTION welke tot 12 maart laatstleden in het Internationaal Cultureel Centrum te Antwerpen werd gehouden. Voor zover dit nodig mocht blijken, druk ik erop dat in dit verslag mijn persoonlijke opinie wordt weergegeven, welke niet noodzakelijk het officiële standpunt is van de redactie of van het bestuur van SFAN. Ik verwacht dan ook zeker niet dat iedereen het met onderstaande eens zal zijn. Echter, wie op mijn argumenten wenst te reageren kan dit doen in de lezersrubriek "Post voor IS". O ==ooOO OOoo== Ik heb ongeveer drie uur doorgebracht in het ICC op de Meir. Dit heeft me een proces verbaal voor verkeerd parkeren opgeleverd (500,-F) alsmede een catalogus van 100,-F. Science Fiction tegen 200,-F per uur is een kostbare zaak en in onderhavig geval was het sop de kool niet waard. Toen ik buitenkwam overviel me een knellend gevoel van teleurstelling : een kans zo groot als een huis werd hier gemist. De zogeheten "leek" op het gebied van essef draagt er weinig van mee, behalve het irriterende gevoel dat er - wat geenszins de opzet der tentoonstelling is - een loopje met hem wordt genomen. Dit kwam trouwens duidelijk tot uiting in de dagbladpers. Maar ja, van die onwetende schrijvelaars kunnen we alles verwachten en die zijn nu niet bepaald het criterium. Wat nu de esseflezer en -kenner betreft, die komt hoogstverwonderd naar buiten en vraagt zich met reden af waarom dit wel en dat niet werd getoond, en vooral, waarom het op die manier en niet op een andere moest geschieden. In principe is dit niet erg, aangezlen iedere organisator van een tentoonstelling er zijn persoonlijke visie op nahoudt. Tot daar... Een zwaarder verwijt dat ik de organisatoren maak is, dat zij bepaalde zaken hebben laten zien die slechts van ver of zijdelings iets met SF hebben te maken en dus de bezoekers nutteloos in verwarring brengen. Uit een stuk of zes gesprekken met bezoekers, van wie liefst vijf die nooit SF hadden gelezen (een ideale gelegenheid dus, om ze voor het genre wakker te maken) , is me gebleken dat talrijke mensen de tentoonstelling hetzij gedeeltelijk, hetzij volledig als een misplaatste "canular" hebben beschouwd, iets wat ik persoonlijk niet onderschrijf. Zoiets is betreurenswaardig en doet de SF geen goed : dan hadden we het beter zonder tentoonstelling kunnen stellen.
Het klinkt bitter en zou de verkeerde indruk kunnen wekken dat ik de tentoonstelling waardeloos vond. Niets is minder waar : er was beslist een massa interessant materiaal, maar het werd niet naar voren gebracht, het geheel maakte een rommelige indruk alsof de organisatoren zelf niet wisten hoe ze de zaken aantrekkelijk en didaktisch konden voorstellen. Kortom het leek alsof de ene of andere - op zichzelf belangwekkende - verzameling over een paar zalen werd uitgesmeerd. De ontwikkelingslijn was voor niet ingewijden bepaald moeilijk te volgen en als er dan ook nog een afdeling kinderspeelgoed wordt getoond, dan weet je niet meer hoe je het hebt ... Alvorens met het bijltje te gaan hakken, wil ik toch de nadruk leggen op de positieve kanten van deze tentoonstelling : 1. De tentoonstelling werd ingericht, op zichzelf al een pluspunt. 2. Het ICC leent zich uitstekend tot het inrichten van een dergelijk opzet : de op elkaar volgende zalen maken het mogelijk verschillende afdelingen in elkaar te zetten zodat elke indeling een maximum-aandacht krijgt. 3. Het uitgestalde materiaal was uiterst gevarieerd waardoor de verschillende facetten van SF konden worden belicht. 4. De organisatoren hebben kennelijk geen moeite gespaard om zoveel mogelijk materiaal bij elkaar te krijgen. 5. De organisatoren stond duidelijk voor ogen de historische groei van de SF te tonen. 6. De organisatoren hebben zich veel moeite getroost om te "bewijzen" dat SF geen exclusief Angelsaksisch verschijnsel is. 7. De tentoonstelling liet zien dat SF naast literatuur, ook schilderijen, grafiek, beelhouwwerk, muziek enz. kan omvatten. 8. De catalogus was goed verzorgd, bevatte degelijke bijdragen, maar was wel wat prijzig. Na deze opsomming van positieve kanten, zal men het mij - naar ik hoop - niet kwalijk nemen dat ik niet blind ben geweest voor de tekortkomingen van deze tentoonstelling. Ik druk erop, dat mijn kritiek niet tot doel heeft de personen, die de organisetie op zich hebben genomen, aan te vallen, maar uitsluitend hun manier van werken. Overigens lijkt me dat ze beslist hun best hebben gedaan en dat het gedeeltelijk mislukken niet helemaal hun schuld is ... DETAILKRITIEK Hoewel er verschillende afdelingen waren opgezet, was het geheel toch niet systematisch genoeg; verscheidene zalen, vooral die met de verschillende verschijningsvormen van SF, leken meer op een allegaartje dan op een doordachte show. Wat hebben bijvoorbeeld opstelletjes van kinderen van 10 tot 12 jaar over het jaar 2000 nog met SF te maken. Waarom kunst naast kitsch ? Waarom een "drugstore" met ruimte- en robotachtige gadgets, waarom een "nursery", enz.
De SF heeft heel wat meesterwerken voortgebracht. Waarom moesten de meeste ervan in een Franse vertaling, en niet in de oorspronkelijke taal worden gebracht ? Op één, trouwens niet zeer uitgebreid paneel, werden verschillende "fanzines" getoond, hoewel niet de meest markante. Waarom werd INFO-SFAN niet getoond ? Goed, ons blad is misschien niet een van de beste fanzines, maar als nederlandstalige publikatie mocht het er toch niet ontbreken, tot spijt van wie het benijdt en tot het tegendeel bewezen is. De dia's die werden geprojecteerd waren zeer eenzijding georiënteerd : veel oud Frans materiaal, wat van Burroughs, illustraties van een oude uitgave van Wells enz... Wat kwamen de dia's van glazen voorwerpen er bij doen ? Dat is toch geen SF ? En als er toch tekeningen uit SF-strips moesten worden getoond (ik ben " pro") waarom niet die prachtige Amerikaanse series ? Waarom de bezoekers van de tentoonstelling afschrikken met in de eerste zaal, overal plakkertjes met de tekst "dit is géén SF" aan te brengen ? Laat die zaken dat niet zien, of toon ze in een "zijzaal" als werken die min of meer met het verschijnsel in verbaand zijn te brengen, maar het niet zijn. BASISKRITIEK Een tentoonstelling kan op velerlei manieren worden ingericht maar de basis idee zal toch wel zijn : laten zien wat SF is, wat het betekend, in de wereld, in de kunst, wat en wie het heeft voortgebracht, in welke disciplines, in welke landen, hoe het verschijnsel is gegroeid en nog evolueert, enz... Wanneer men de tentoonstelling verlaat kan men deze (en nog andere) vragen moeilijk of niet beantwoorden. Dit is namelijk te wijten aan het feit dat de organisatoren een tentoonstelling hebben ingericht aan de hand van het materiaal waarover zij beschikten (namelijk collecties van Pierre Versins, Leborgne, Van Hageland en D.D.L.) in plaats van zich af te vragen wat zij moesten laten zien om vanuit die vi sie het benodigde materiaal te vergaren. Het is bijvoorbeeld mooi om verschillende vitrines met Franse utopiën en anti-utopieën te laten zien maar was het niet beter geweest een stuk of vijf belangrijke meesterwerken op dit gebied uit te stallen en de tweederangszaken te vergeten. Vooral omdat de bezoeker misschien de verkeerde indruk krijgt dat utopie en SF synoniem zijn. Een vervelend gevolg van het feit dat het grootste gedeelte van het materiaal uit het bezit van Pierre Versin komt, is uiteraard de veel te grote nadruk op de bijdragen van Frankrijk tot de SF. Ik ben de eerste om te zeggen dat SF oorspronkelijk niet Amerikaans maar Europees is, maar we moeten niet in het andere uiterste vervallen ... De Franse bijdrage tot de SF is zeer groot, maar de Britse, Duitse, Russchische en noem maar op, is even groot en dat kwam helemaal niet tot uiting. Bovendien, ik herhaal het, was het vaak in Franse vertaling. Wat de nederlandstalige science fiction betreft, dat was een aanfluiting : er werd praktisch geen melding van gemaakt en dat in Antwerpen ! Nu geef ik toe dat het Nederlandstalige gebied niet
bepaald heeft uitgeblonken op SF-gebied, maar men kon tenminste laten zien wat er bestaat en dat heeft men niet gedaan, op een paar vertaalde boeken na, waarbij dan nog het fameuze "Bacillen in infrarood" (eigenlijk helemaal geen SF) werd getoond. Of men van onze uitgevers houdt of niet is niet belangrijk, wel dat er toch zeker vijf SF-reeksen bestaan waarin, naast kaf, toch ook wel koren zit. Het grootste en zwaarste verwijt dat ik echter de organisatoren maak, is dat zij veel te weinig didaktisch zijn opgetreden. In elke zaal hadden zij grote panelen moeten aanbrengen met tabellen verwijzingen, opsommingen, enz. Hier en daar hebben ze wel iets of wat verteld, maar veel te sporadisch en onduidelijk. Een voorbeeld : er is een flinke zaal waarin de thematiek en de genres worden tentoongesteld. Waarom daar niet een duidelijke indeling op de wand, met vermelding van de opmerkelijkste werken, die dan natuurlijk ook in de vitrines te zien moeten zijn. Waarom bijvoorbeeld geen duidelijke lijst van door essefschrijvers voorspelde evenementen en uitvindingen, met daarnaast de praktische verwezenlijkingen op dit gebied, door middel van foto's en andere illustraties ? Waarom, als er dan toch een definitie van SF wordt gegeven, moet het de definitie van Sturgeon en die van DDL zijn ? Zou het niet juister zijn geweest, de verschillende aanvaardbare bepalingen die er zijn, voor te stellen en daarbij te wijzen op het feit dat elke definitie uiteindelijk arbitrair blijft ? Ik kan zo nog lang doorgaan maar ik wens niet dat mij zou worden verweten dat ik door de bomen het bos niet meer kan zien. Het lijkt me beter een beroep te doen tot onze lezers opdat zij ons hun opmerkingen toezenden en hun voorstellen om beter te doen. In dat geval heeft mijn artikel nog enig nut gehad : het vergaren van elementen om een volgende tentoonstelling rationeler aan te pakken.
overleed op 1 januari 1972 na een slopende ziekte. Hij werd 59 jaar oud (°24.11.12 in Staten ISlaNd). Schneeman, vroeger een bekende sf-illustrator, studeerde op het Pratt Institute. Zijn eerste illustraties verschenen in Wonder Stories in 1934, in 1935 begon hij te werken voor Astounding en werd daar een van de voornaamste tekenaars toen Campbell in 1937 het magazine overnam. Van 1938 tot 1942 was hij de hoofdtekenaar van de binnenillustraties van Astounding. Hij verluchtte zeer bekende werken van E.E. Smith, A.E. Van Vogt en Robert Heinlein. Na de oorlog werkte hij voor de dagbladpers : New York Daily News, Denver Post en Los Angeles Herald Examiner. Zijn laatste tekening voor Astounding was een mooie cover in november 1952. Niet lang geleden wilde hij weer essefillustraties maken en leverde zelfs een paar tekeningen voor Riverside Quarterly. Maar het is er niet meer van gekomen ... Hij laat een echtgenote en drie kinderen na. --==00000==--
Haar naam was Alfa. Zij werd geschapen naar het beeld van de ideale aardse vrouw. Toen haar creatie voltooid was, leidden de Ctheppusslaven haar naar de vertrekken van Vhol Aaramagaranatzutan Vhol, heerser van het imperium Tzlitmegalatafanadar, wat wil zeggen : De Duizend Werelden. Op de aarde noemde men dit sterrenstelsen Andromeda. Vhol Aramagarantzutan Vhol's basiskleur verschoof van zachtpaars naar krijsend rood toen zij binnentrad. Volgens de normen van zijn volk was zij een afschuwelijk, onpraktisch geconstrueerd schepsel. Slechts twee voortbewegingsorganen, twee manipulatieorganen en een hutsepot van andere dingen samengevoegd in een bolvormige uitwas. Afschuwelijk, bedacht Vhol Aramagaranatzutan Vhol, maar liet anderzijds niets van zijn ontsteltenis blijken. Het schepsel mocht niet in verwarring gebracht worden, zij (het was ongelooflijk, maar deze wezens waren eenslachtig) had een taak te volbrengen voor het imperium van Tzlitmegalatafanadar, deshalve verdiende zij eerbied. Vhol Aramagaranatzutan Vhol hervormde enkele van zijn communicatieorganen, zodat hij met het vreemde wezen kon praten. "Vertel me wat je taak is". "Een invasievloot van Terra staat op het punt Tzlitmegalatafanadar binnen te vallen. Het is zolang geleden dat wij nog oorlog gevoerd hebben, dat wij niet meer over de nodige wapens en krijgskunde beschikken om deze aanval af te slaan. Mijn taak is het om terug in het verleden te gaan om de Terranen onderling te verdelen en zichzelf te doen vernietigen". "Uitstekend. Ga, en veel sukses" ! Alfa, het enige wezen in het bekende universum dat mogelijkheid bezat, keerde terug in het verleden. alleen in tijd, maar ook in ruimte verplaatste zij zodat zij op aarde verscheen toen de eerste mensen bewustzijn kregen.
deze Niet zich, daar
Zij werd de vrouw van Ghâ, de eerste man die een steen gebruikte om mee te vechten. Zij werd de vrouw van Rhgok, de man die voor het eerst een speer wierp. Zij werd de vrouw van Vran, de man die pijl en boog uitvond. Haar schoonheid betoverde mannen en deed ze tegen elkaar vechten, en voor haar sterven. Zij was Helena van Troje. Zij was Cleopatra. Zij was de legendarische concubine van Attilla de Hun. Zij was één van de vrouwen van Mohammed. Zij was de minnares van Djenghis Khan. Zij was Joséphine de Beauharnais. Zij was Eva Braun. Zij was duizenden vrouwen van duizenden heersers en generaals. Zij was Sylvana, de vrouw van Derek Borg, de eerste dictator van het Terraans Imperium. In het jaar 8412 was de verovering van de galaxis door de Terranen voltooid. Nog steeds belust op oorlog en strijd, en in het geheim gedreven door één enkele vrouw, stevende de vloot van Terra op een nieuw doelwit af : Andromeda ... HAAR NAAM WAS ALFA.
ZIJ WERD GESCHAPEN NAAR HET BEELD VAN
DE IDEALE AARDSE VROUW ... Julien C. Raasveld
SCIENCE FICTION WEDSTRIJD 1972 wat : prijsvraag voor het beste originele science-fiction verhaal in het Nederlands gesteld inzendingen : uiterlijk vóór 1 juni 1972 iedere auteur mag meerdere verhalen inzenden prijzen: initiaal ingesteld bedrag van 20.000 BFr + publikatie van de bekroonde verhalen in onze speciale boek-uitgave uitspraak en verschijnen van deze uitgave in september 1972, ter gelegenheid van de Tweede Yang Dag reglement : op aanvraag verkrijgbaar op het sekretariaat : Slotenstraat 5, 9110 Sint-Amandsberg. --==00000==--
H.G. WELLS TE GAST BIJ CONTACT Uitgeverij Contact bracht ons reeds een poosje geleden een heruitgave van Wells' "De onzichtbare man", en nu krijgen we twee puik verzorgde kwaliteitspockets met twee andere van zijn vermaarde 'scientific romances'. DE PLANETENOORLOG (Contact, 1971 - 191 blz - vertaling door Johan Fredrik - fl.12.90/ BF.210) is beslist zijn best bekende roman. "The War of the Worlds" werd geschreven in 1898, en reeds in 1899 verscheen een eerste Nederlandstalige versie als "De strijd der werelden" in vertaling van B.A.Canter bij uitg.Cohen, Amsterdam. Na de furore rondom Orson Welles' beruchte radio-uitzending van "The war of the worlds" (de ontstane paniek onder de Amerikaanse bevolking veroorzaakte maar eventjes 8 miljoen US dollars schade) werd het boek heruitgebracht door uitg.Scheltens in Amsterdam in 1939, terug in de Canter vertaling. Leiter-Nypels maakte er dan in 1954 een goedkoop Mimosapocketje van als "De Oorlog der Werelden". Tussendoor verscheen het als (geïllustreerd) vervolgverhaal in een Gentse krant, en verscheen ook een gebonden uitgave die de titel "Mars valt aan!" draagt. En niettemin is géén enkele van al deze uitgaven terug te vinden, zodat vele Nederlandstalige lezers voor de eerste maal kennis zullen nemen van deze grote klassieker en voorloper van de moderne SF via deze nieuwe vertaling onder een zeer suggestieve coverillustratie. Het thema van de invasie en bezetting van onze wereld door boosaardige wezens uit de ruimte is al zo welbekend in de SF-roman, dat niemand er nog aan denkt dat iemand eens de eerste moet geweest zijn om het uit te werken. Wells' beschrijving van de landing der Marsbewoners en hun vernietigings- en veroveringstocht over de wereld me hun metalen vechtmachines (voorlopers van onze '14-'18 tanks) blijft nog steeds een der meest angstwekkende en realistische, die al zijn nakomers verre in de schaduw blijft stellen. "The War of the Worlds" is méér dan enkel een oorlog tussen aardmensen en Marsbewoners, het is ook een allegorisch konflikt tussen de mensen zelf, die gekonfronteerd worden met het feit, niet enkel dat ze niet alléén zijn in de ruimte, als de uitverkoren kinderen van het heelal, maar ook dat de andere wezens intellectueel zoverre superieur zijn dat zij de aardmensen als weinig meer dan storende insekten beschouwen die moeten uitgeroeid worden. Konflikt, en de vooravond van een nakende oorlog staan ook centraal in HET VOEDSEL DER GODEN (Contact,1971 - 256 blz vertaling Jean Schalekamp - fl.12,90/ BF.210), geschreven in 1904
en dat voor het eerst in het Nederlands verschijnt, omdanks het feit dat fragmenten eruit gebruikt worden in sommige schoolboeken als voorbeelden van de Engelse taal. "The Food of the Gods, and how it came to earth" handelt over een scheikundige stof, ontdekt door twee geleerden die nie niet verder zien dan hun neus lang is. Deze stof verschaft een enorme groeikracht aan al wat leeft en erdoor gespijst wordt. De eksperimenten ermee lopen dan ook uit de hand, zodat het nietsvermoedende mensdom niet enkel geteisterd wordt door reusachtige ratten, wespen en ander ongedierte, maar na enkele jaren moet het ook vaststellen hoe zich te gedragen tegenover kinderen, en daarna jongelingen die vanuit twaalf meter hoogte op hen neerkijken. Zolang de reuzen in hun 'kinderschoenen' staan gaat dat nog, maar naarmate ze volwassen worden, krijgen ze hun eigen visie op de zaken en beginnen te beseffen dat zij ook hun recht op vrijheid, liefde en leven hebben, rechten die de 'kleine mensjes' hen zomaar niet willen toestaan. Zoals de meeste van zijn utopische romans, is ook "Het voedsel voor de goden" niet enkel een zéér boeiende fantastische avonturenroman, maar ook een lichtjes spottende kijk op de sociale toestanden van Wells' tijd, vol met pittresque personages en groteske situaties; en de mensheid schijnt sedert 1904 nog steeds niet veel bijgeleerd te hebben. Beide werken zijn (ondanks de prijs) niet enkel ten zeerste aanbevolen, voor elke ernstige SF-verzamelaar zijn ze een must! E.C. BERTIN HET HELSE PAASVUUR, door James Blish. (Black Easter) Born po,1971 - SF No.29 - 160 blz. Vertaling door H.J.Oolbekkink; omslagontwerp Alex Jagtenberg. Reeds de serialisatie van deze roman onder de titel "Faust Aleph-Null" in het Amerikaanse SF-tijdschrift "IF" (Aug,Sept,Okt.1967) lokte een vurig kommentaar uit van de lezers, waarvan vele de fantasieinhoud onaanvaardbaar vonden voor het tijdschrift in kwestie. "Black Easter", zoals de boekuitgave getiteld werd, kan inderdaad moeilijk als zuivere SF betiteld worden, alhoewel de grenzen tussen SF en fantasy, vooral in dit werk, zeer moeilijk te trekken blijven. De auteur stelt dit werk (in de Amerikaanse uitgave) voor als een onafhankelijke roman in een zéér losstaande trilogie onder het motto "After such knowledge", met als andere delen zijn klassieke theologische shocker "A Case of Conscience" dat met de Hugo Award bekroond werd (en terecht), en zijn non-SF studie over leven en werk van Francis Badon "Doctor Mirabilis", dat na geruime tijd als gestencileerde privaat-uitgave gecirculeerd te hebben, nu toch ook een Amerikaanse uitgever gevonden heeft, misschien wel precies door zijn vermelding als onderdeel van de trilogie. Blish intussen schreef echter reeds het vervolg van "Black Easter": "The Day after Judgment", dat als kortroman verscheen in "Galaxy" (Aug.-Sept.1970) en verleden jaar als uitgewerkte roman in de USA. Naar het schijnt verklaart deze tweede (of vierde) roman alle losse draden die in "Black Easter" vluchtig wegegeven werden. HET HELSE PAASVUUR speelt zich af in een Europa waarin witte en zwarte magie wérkelijk werken, en als bestaande natuurkrachten erkend worden. Logischerwijze verwachten wij dus een wereld in de verre toekomst (of in een zéér ver verleden), maar naarmate we meer leren over de dan bestaande politieke situaties, schijnt het slechts een
tiental jaren van ons verwijdert te zijn. Dit is een der zwakke punten van de roman, want het desoriënteert de lezer, zodat hij het des te moeilijker heeft om zich aan de reeds zéér fantastische situatie aan te passen. Een overeenkomst is gemaakt tussen de zwarte magiërs en de Kerk, zodat beiden in vrede (en op voet van koude oorlog met elkaar) hun eigen gang gaan. Baines, een onmetelijk rijke en psychotische handelaar in wapens en oorlogen (letterlijk) benadert de vermaardste zwarte magiër: Theron Ware, en na enkele tamelijk eenvoudige opdrachten om diens kunde te testen, zet hij zijn plan uiteen. Baine beschouwt zichzelf op zijn eigen manier als een 'kunstenaar', en nu wil hij zijn eigen meesterwerk scheppen; gedurende één nacht wil hij alle demonen uit de Hel loslaten de aarde, vrij om te doen en te laten wat ze zelf willen. Deze chaotische gruwelnacht wordt vastgesteld op Pasen; voor de aarde zal het een Hels Paasvuur worden. Blish verklaart in zijn inleiding dat alle details inzake demonologie en zwarte kunst uit oorspronkelijke authentieke werken komen. De demonen die opgeroepen worden komen in elk geval recht uit die oude middeleeuwse gravures en etsen waarmee men destijds de zielsbevreesde mensjes de stuipen op het lijf joeg. Het boek slaagt er echter niet in om ooit een werkelijke sfeer van terreur en verschrikking op te roepen, het blijft allemaal te abstrakt, en evenmin wordt deze alternatieve 'toekomst'-wereld ooit reëel aanvaardbaar. Het boek krijgt wel vlug vaart na de eerste ietwat onthutsend aandoende hoofdstukken. Blish weet de lezer ras te boeien en zo volgen wij zijn tegenstribbelende hoofdpersonages bij hun tocht doorheen de duistere wereld der demonologie, fantastisch en soms ook grappig, maar nooit écht geloofwaardig. Net zoals "De Goddeloze Tuin van Eden" (A Case of Conscience; Born SF-7) werd ook dit boek met de schaar bewerkt. In het laatste hoofdstuk bv. verdwenen twee ganse paragrafen, zodat de aktie meer samengeperst - en minder duidelijk werd in de Nederlandse versie. We vragen ons af waarom? Het werk lijdt er geen noemenswaardige schade door in dit geval, maar indien het dan werkelijk noodzakelijk was voor Born om het boek op 160 blz. te houden, waarom dan geen kleiner lettertype gebruikt en de tekst integraal weergegeven? Een interessant werk niettemin, alhoewel waarschijnlijk minder naar de smaak van liefhebbers van zgn."hard-core" science-fiction. E.C. BERTIN HET OOG AAN DE HEMEL, door Philip K.Dick (EYE IN THE SKY) Luitingh, Laren, 1971 - Tijgerpocket SF - 259 blz. - fl.3,95/ BF.70 Dick schijnt het gehaald te hebben bij onze Nederlandse lezers, te oordelen naar het aantal werken dat begint te verschijnen in vertaling. EYE IN THE SKY dateert uit zijn beginperiode, 1957 om precies te zijn bij Ace Books die hem lanceerden, en alhoewel sommige aspekten een weinig verouderd aanvoelen, toch heeft deze roman niets verloren van de bittere humor en fantastische verbeeldingskracht, die ons bijgebleven zijn van de eerste lektuur ervan. Jack Hamilton, technicus aan een ballistisch centrum, wordt verzocht om zijn ontslag te geven, daar zijn echtgenote Marsha zich teveel bezig houdt met groeperingen die naar communisme ruiken (toen de
roman geschreven werd, waren de koude oorlog en de communistische dreiging zeer reëel). Vooraleer zijn post te verlaten, bezoekt hij echter nog samen met zijn echtgenote en enkele toeristen het Bevatron, een elektronisch apparaat dat miljarden volt harde straling kan verwekken. Het toestel wordt juist in werking gezet, en ontploft. Een achttal mensen storten neer van een balkon en worden geraakt door de straling. Terwijl hun lichamen op hulp liggen te wachten, ontwaken zij echter...in een onbestaanbare wereld met een primitieve islami-, tische godsdienst, waar zonden dadelijk gestraft worden door sprinkhanenzwermen, waar gebeden écht verhoord worden, waar de grootste industrieën bestaan voor het gelijkmatig verdelen van de genade...en waar God een wérkelijk schepsel is, een Oog aan de hemel. Ze beseffen dat ze gevangen zitten in de fantasiewereld van één van hun groep, die hen dusdanig volledig in zijn macht heeft. Na een reeks macabere en komische situaties vinden ze de manier om te ontsnappen...enkel maar om te ontwaken in een tweede fantasiewereld, de zeemzoete wereld van modesnufjes, sexloosheid en theemiddagjes van een dame van middelbare leeftijd, een wereld die al vlug nog onuitstaanbaarder blijkt dan de eerste, want de nieuwe 'meester' heeft de gewoonte alles weg te wissen wat haar smaak niet apprecieert. Er staan hun nog enkele werelden te wachten, waarvan de verschrikkelijkste beslist deze is van een paranoiac met vervolgingswaanzin; enkele hoofdstukken uit deze roman die de meeste horrorromans verre in de schaduw stellen. Men merkt de nog jeugdige hand van Dick: het boek loopt op verscheidene niveaus, en wordt langzaamaan ingewikkelder, doch het bereikt nog niet de enorme- en vaak moeilijke - complexiteit van zijn meer recente werken. Ook de toon is gewild sarcastisch en vaak parodisch; ondanks de dodelijke ernst waarmee alles verloopt, merkt men dat de schrijver niet wil dat de lezer het zo ernstig opvat. Absoluut aanbevolen. E.C. BERTIN VLUCHT IN VISIOENEN, door Philip K.Dick Spectrum, 1972 - Prisma po no.1517 - 175 blz. - 49 BF. Oorspronkelijke titel: "A MAZE OF DEATH" (Doubleday, 1970) Vertaling door G.R.Chr.M.Suurmeijer. Philip K.Dick knoopt in deze roman terug aan bij verscheidene elementen uit zijn vroegere werk, een der belangrijkste wel door het scheppen van een toekomstwereld waarin God een reële eksistensie is, en waarin gebeden door machines uitgezonden worden en (soms) verhoord, ideeën die we reeds vonden in één van zijn eerste romans "Eye in the Sky" (1957) dat echter pas verleden jaar in het Nederlands verscheen. Dit betekent echter enkel het startpunt voor deze bevreemdende en (zoals altijd bij Dick) enorm verwarrende SF-roman. Een groep ontevredenen met hun situatie in de wereld - of in de ruimte, want die is al lang gekoloniseers - verbranden hun figuurlijke schepen achter zich, en worden samengebracht op de planeet Delmak-O. Zij komen in neuzers, kleine ruimteschepen die enkel éénrichtingsverkeer kunnen doen. Al deze verschillende mensen moeten nu hun instrukties ontvangen van een kommunikatiesateliet, die defekt blijkt te zijn, zodat ze wetens-willens gestrand zijn op Delmak-O. Alras komen andere zaken aan het licht: géén van hen
blijkt tot werkelijke samenwerking in staat, allen leven ze enkel voor hun eigen persoonlijke wereld, en ieder schijnt behept te zijn met een of andere neurose of andere psychische afwijking. Delmak-O schijnt bewoond te zijn, er bevindt zich een vreemde konstruktie die 'Het Gebouw' genoemd wordt, en dat zich regelmatig verplaatst; miniatuurreplikas van het Gebouw lopen overal onder de voeten en blijken gewapend te zijn met miniatuurkannonetjes; kunstmatige vliegen bevatten TV-cameras; kunstmatige bijen blijken in staat ieders persoonlijke lievelingsmuziek weer te geven; een bizar geleiachtig schepsel duplikeert alles wat men het voorlegt...en de eerste nacht reeds wordt een der nieuwaankomers vermoord, de eerste van een reeks gewelddaden en moorden. Illusie en werkelijkheid vloeien op hallucinante manier ineen (één fragment is o.a. gebaseerd op een LSD-trip van Dick), en de vreemdsoortige verschijnselen en bizarre vondsten van Dick verwarren de lezer meer en meer, totdat de ontknoping alle losse eindjes samenbrengt (op één na) ende lezer een perfekt rationele verklaring brengt voor het ganse mysterie. De roman komt traagjes op gang, en zo veel personen worden geintroduceerd in de eerste hoofdstukken dat de lezer wel wat moeite heeft om het alles te volgen, temeer daar Dick van hem eist dat hij zich dadelijk aanpast aan een wereld die hem aanvankelijk als volkomen krankzinnig voorkomt. Werkelijke interesse onstaat dan ook pas met de eerste vreemde verschijningen op Delmak-O. Van dan af aan begint de roman te boeien, en de lezer uiteindelijk mee te sleuren. We verwijten de titelkeuze wel, die véél te véél weggeeft van hetgeen een mysterie moet blijven. Geen hoogvlieger, maar wel interessant. E.C.BERTIN
PULP 3 Verzameld door Ab Visser Bruna & Zoon, Zwart Beertje nr 1441 - 144 blz - '71 - 45 F Reeds het derde deeltje van deze jaarlijkse reeks anthologies, gewijd aan de populaire "pulp"genres SF, horror, zwarte humor, grand guignole, cartoons, detective, thrillers, enz. Opmerkelijk is hetgeen ook Visser in de inleiding aanstipt: nl. het groot aantal inzendingen die de SF behandelen. Verder hebben we twee korte thrillers, twee spionageverhaaltjes, één horror, één psycho-horror, een tikketje fantasy en zwarte humor. Zeven van de veertien verhalen zijn SF. Dit spreekt wel voor de aantrekkelijkheid die dit genre blijkt te hebben voor jongere en (vaak) beginnende auteurs. Uit de verhalen blijkt ook een ander, treuriger feit, nl. dat de SF in België en Nederland vertoeft in de periode van de Amerikaanse Pulps, niet zozeer inzake kwaliteit van het schrijven zelf, maar wel in de behandelde thema's die vaak regelrecht uit de pre-Golden-Age SF magazines komen. De invasie die door niemand geloofd wordt, de wakende krachten uit de verre galaxy, de onaardsen die landen in een vliegende schotel ... een beetje fantasie aub. heren Auteurs ! Anderzijds moeten wij toegeven dat PULP niet pretendeert om Grote Literatuur te brengen, evenmin als de oorspronkelijke pulp magazines. De hoofdzaak is een ontspannende lektuur door de suspense, en deze taak vervult PULP inderdaad. De verhalen zijn boeiend geschreven, en PULP als één geheel biedt een rijke variatie van themas en genres. Onder de meer opmerkelijke verhalen willen we speciaal vermelden: R. Germeraad's NACHTRIT, een hallucinerend verhaal over een man en zijn macaber nachtelijk avontuur in een bus, die bevolkt schijnt te zijn door levende marionetten; Hans Marijnissen's ABRAHAM HUYZERS, een lugubere variant op het vampierthema in de moderne tijd; Wim Zaal's koddige DRIE BENEN VOOR DE KUNST, over een schilder die werkelijk alles van zichzelf in zijn laatste zelfportret brengt; R. Blijstra's EEN KORT BEZOEK, DAT NIETS VERKLAART, dat op originele manier het klassieke thema behandeld van een onaardse godheid die de mensheid schiep als experiment, en P.TH. Sander's griezelige DE PANTER, over een man die alle dieren kon hypnotiseren... tot hij de panter ontmoette. Een opmerkelijk puik geschreven verhaal is R.T. Tienkamp's TUSSEN DODE VLEUGELS, een fantastische luchtoorlogverhaal, dat in het hallucinante overgaat, doch dat zeer onlogisch in elkaar geflanst zit. Als verdere auteurs vermelden we: Anton Quintana, John Egbert, Eelke de Jong, Ad Vinken, Jacqueline Philipoom, Hans Krooger, Paul Brit, Xer Croese, Marijke van Bokhoven, allen met verhalen die schommelen van flauw tot middelmatig. Mijn eigen verhaal laat ik buiten beschouwing. Wilbert Plijnaar zorgt voor een leuke eindtekening, doch de reeks binnenillustraties DE MENSHEID van Jan Sanders, die ook het omslag in beslag nemen, kunnen wij moeilijk geslaagd noemen, en de commerciële verkoopkracht van een dergelijke omslag betwijfelen wij ook ten zeerste. Dan vonden wij de letteromslagen van de eerste twee volumes nog beter, maar ja, dit is een volstrekt persoonlijke en zeer subjektieve krietiek. Algemeen beschouwd, een vlott leesbare bundel, en wij hopen dat deze reeks verder zal gaan, en uiteindelijk misschien tot een 'quarterly' komen. E.C.Bertin
DE VAN DIE DE ZEE VERLOOR, door Theodore Sturgeon Bruna-SF 6, 1971 - 192 blz (kleine druk) - 50 F 8 verhalen - gekozen door A.C. Prins - vertaling C.A.G Van den Broek; omslag van Bob van Blommestein. Deze uitstekende bundel brengt ons een selektie uit Sturgeon's carrière tussen 1950 - 60, met één achteruitspringetje naar 1941, en dan nog wel met een zijner meest geanthologeerde verhalen 'Microcosmic God', gekozen uit 3 zijner oorspronkelijke verhalenbundel en enkele anthologies. In tegenstelling met andere pockets zorgt de kleine druk voor massa lektuur. BIJZONDER GESCHIKT (Last Laught = Special Attitude) is een knap psychologisch avonturenverhaal, waarin een typisch 'groentje', mikpunt van de spot en 'practical jokes' van de bemanning van een ruimteschip, zijn psychische superioriteit kan bewijzen. TRIO IN DE STORM (Hurricane Trio) is een bewonderingswaardige psychologische puzzle op het driehoeksverhoudig-thema, dat in feite slechts zuivere SF is door één enkel voorval. Door dit éne voorval te wijzigen in een gelijkaardig met normale oorzaken, zouden we hiervan een gewoon mainstream-verhaal kunnen maken. Zeer knap en fijngevoelig niettemin. EEN EIND VAN DE WERELD (The World Well Lost) is het verhaal dat na zijn publikatie de meeste pennen heeft doen vloeien.. met groene en purperen inkt. Het behandelde thema is heden ren dage niet meer zo shockerend dan in 1953, en bezorgt dit verhaal een verrassend einde. Het beginthema is nochthans zeer eenvoudig: twee vrede & liefde-uitstralende aliens op aarde blijken ontvluchte misdadigers te zijn, die terug naar hun planeet moeten gedeporteerd worden, en de bemanning van het aardse schip moet tevens pogen diplomatieke betrekkingen aan te knopen met de ongenaakbare verre planeet. BIANCA'S HANDEN (Bianca's Hands) is altijd één van mijn favoriete terreurverhalen geweest, en herlezing in het Nederlands versterkt dit enkel maar. Het verhaalt de liefdesverhouding tussen een forsgebouwde inbeciel en de van een eigen leven vervulde handen van een zwakzinnig meisje. DE MAN DIE DE ZEE VERLOOR (The Man who lost the Sea) is een psychologische puzzle, gezien door de ogen van een stervende man, en waarover niets kan gezegd worden zonder de 'clou finale' te verraden. HET TUSSENSCHOT (Bulkhead = Who) verhaalt over de ruimtereiziger, alleen in zijn schip dat jaren weg is, en dat voorzien is van een tussenschot, waarachter hij een ander mens weet. Wie is die andere en waarom reist hij mee ? SPRANKELEND FRAGMENT is het tweede psychohorror verhaal (Bright Segment), over een geestelijk achterlijke man, die een doodbloedend meisje oppikt in de straat, en hun geestelijk conflict dat eindigt in een brutale en wrede climax. DE MICROCOSMISCHE GOD (Microcosmic God) tenslotte brengt opnieuw één van Sturgeon's klassieke personnages: de geleerde die dé uitvinding doet: nl. het 'leven' zelf, en daarmee op zijn manier experimenteert. Dit boek heeft eigenlijk een dergelijke uitgebreide bespreking niet nodig, maar ja, SF liefhebbers weten nu eenmaal graag welk vlees ze in de kuip hebben. Persoonlijk zou ik deze bundel als volgt recenseren: Hebt u ooit muziek geproefd, wiens kracht u tot tranen toe kan bewegen ? Kent u nog dat vreemdverwarde gevoel dat men soms heeft na het beëindigen van een werkelijk buitengewoon goed verhaal? Wel, dit is zo'n boek. Daarna begin je een beetje te beseffen wat de zo eenvoudige, en toch zo gecompliecerde woorden "MENS ZIJN" werkelijk betekenen. En dit is verdomd goede SF ook . Absoluut aanbevolen. E.C.Bertin
2001 : A SPACE ODYSSEY (2001 : Een ruimte odysee)-UK 1968 Regie : Stanley Kubrick - Scen : St.Kubrick en Arthur C. Clarke - Naar het verhaal 'The Sentinel' van Arthur C. Clarke Cam : Geoffrey Unsworth - - Muz : Richard Strauss, Johann Strauss, György Ligeti - Spec.Eff. : Wally Veevers, Douglas Trumbull, Con Pederson, Tom Howard - Spec.fotografische eff.: Stanley Kubrick - Prod : St.Kubrick for M.G.M. - Kleuren - Cinerama - Duur : 124 min. - Vert : Keir Dullea (Bowman), Gary Lockwood (Poole), William Sylvester (Dr. Heywood Floyd), Daniel Richter (Moonobserver), Douglas Rain (Hal 9000), Leonard Rossiter (Smyslov), Margaret Tyzack (Elena). Is het nog nodig om '2001 : A Space Odyssey' voor te stellen ? Over dit werk is reeds zoveel gezegd en geschreven, dat elke introduktie eigenlijk overbodig is. In dit werk beschrijft Kubrick, op amper twee uur tijd, de geschiedenis van de mensheid, van mensaap tot geboorte van de nieuwe mens. Als lei draad verschijnt vier maal een raadselachtige monoliet, die het merkteken is van de superkracht, die de mensheid drijft, even sterk als de tien geboden. Kubrick heeft er vier jaar aan gewerkt. Hij heeft de kaap van de emotionele film omzeilt en toch is het een kommerciële film. Het werd een dokumentaire over het leven in de toekomst. Mens contra machine, dat is het hoofdthema. '2001' is geen eenvoudige film. De dialogen werden tot een minimum herleid. Er werd gebruik gemaakt van alle mogelijke knepen en trukages, die gegroeid zijn gedurende vijfenzeventig jaar filmgeschiedenis, de experimentele film inbegrepen. Montage en beeldovergangen zijn gewoonweg meesterlijk. En wie had er ooit gedacht een filmkamera een wals te zien uitvoeren rond een ruimtestation, op de tonen van 'De Blauwe Donau' ? En al is de Europese versie 14 minuten korter dan de Amerikaanse, het resultaat is verbluffend. Voor mij is '2001', samen met 'Citizen Kane' van het genie Orson Welles, het beste ooit voortgebracht door het filmmedium en het blijkt dat Kubrick deze film nog overtroffen heeft met zijn volgende produktie 'A Clockwork Orange', welke we zeer binnenkort in ons land zullen kunnen bewonderen. '2001' : een film die men MOET gezien hebben. STANLEY KUBRICK : Geboren te New York in 1928. Begon als fotograaf bij 'Look' magazine en vervaardigde verschillende dokumentaire films (o.a. 'Day of the Flight', 'The Flying Padre', e.a.) alvorens zijn eerste langspeelfilm te verwezenlijken, 'Fear and Desire' in 1953. Bekendheid verwierf hij met zijn volgende prent 'The Killer's Kiss' (1955) en werd de revelatie met 'The Killing' (1956), dat door Time tot één der tien beste films van het jaar uitgeroepen werd. Daarna volgden 'Paths of Glory' (1958), 'Guns Up' (1959), 'Spartacus' (1959), 'Lolita' (1962), waarna hij zich in Engeland vestigde waar hij sindsdien 'Dr. Strangelove' (1963), '2001' (1968) en 'A Clockwork Orange' (1971) verwezenlijkte. Kubrick is ongetwijfeld één der intelligentste filmers van zijn generatie, zo niet aller tijden. William PRATT --==ooOoo==-Nieuwe sluitingsdatum reis naar Triëst : 30 april 1972.