Eindrapport 27 mei 2011
Industriële invloed op innovatiebeleid Een vergelijking van de invloed van nationale industrieën op overheidsuitgaven aan W&I in Vlaanderen met Wallonië en vijf landen
www.technopolis-group.com
Industriële invloed op innovatiebeleid Een vergelijking van de invloed van nationale industrieën op overheidsuitgaven aan W&I in Vlaanderen met Wallonië en vijf landen technopolis |group|, Mei 2011
Derek Jan Fikkers Geert van der Veen Met medewerking van: Nelly Bruno Patrick Eparvier Pauline Mattson Monique Rijnders-Nagle
Inhoudsopgave 1. Vraagstelling
1
2. Onderzoeksmethoden en rapportage
2
2.1 Methoden
2
2.2 Rapportage
3
3. Antwoord op de twee onderzoeksvragen
4
3.1 Vraag 1: wie laat men het onderzoek uitvoeren?
4
3.2 Vraag 2: wat is de invloed van de industrie op het onderzoek aan publieke onderzoeksinstituten en universiteiten?
6
3.3 Beide analyses gecorrigeerd voor BBP
8
4. Conclusies en aanbevelingen
10
4.1 Conclusies
10
4.2 Aanbevelingen
13
Bijlage A Vlaamse programma’s en deel-programma’s die worden uitgevoerd door universiteiten en publieke onderzoeksinstituten en het deel waarop de industrie invloed heeft
14
Bijlage B Geanalyseerde programma’s
15
Bijlage C Dekkingsgraad per land
21
Figuren Figuur 1 Afbakening van Technopolis’ analyse ...............................................................2 Figuur 2 Het onderzoeksprogramma en haar omgeving ................................................3 Figuur 3: de uitvoerders van de publiek gefinancierde W&I per land ............................4 Figuur 4: de invloed van de industrie op het onderzoek aan publieke onderzoeksinstituten en universiteiten per land .............................................................6 Figuur 5: Beide analyses gecorrigeerd voor de omvang van het BBP .............................8 Figuur 6: De invloed van de industrie op universiteiten en publieke onderzoeksinstituten als percentage BBP ...................................................................... 10 Figuur 7: onderzoek van de industrie en invloed op onderzoek aan instituten en universiteiten als aandeel van het BBP ...........................................................................11
Industriële invloed op innovatiebeleid
i
1. Vraagstelling Agoria Vlaanderen heeft Technopolis Group gevraagd haar inzicht te verschaffen in de invloed van de Vlaamse industrie op de Vlaamse overheidsuitgaven aan W&I. Technopolis is daarnaast gevraagd deze invloed te relateren aan de situatie in aantal vergelijkbare landen in Europa. Overheden geven langs diverse kanalen middelen uit aan wetenschap en innovatie. Met deze uitgaven hebben zij verschillende doelen voor ogen, variërend van het vergroten van kennis (fundamenteel onderzoek) tot het stimuleren van bepaalde technologische, maatschappelijk of economisch ontwikkelingen. Agoria heeft de indruk dat de industrie in Vlaanderen relatief weinig invloed heeft op de uitgaven van de overheid aan W&I. Daarom heeft zij dit onderzoek laten uitvoeren. Technopolis Group heeft daartoe de verschillende overheidsuitgaven aan W&I in Vlaanderen vergeleken met die in 5 landen en Wallonië. Twee vragen zijn daarbij in elk land of regio gesteld: 1.
Wie laat men het onderzoek uitvoeren? Laat men het onderzoek uitvoeren door publieke onderzoeksinstituten en universiteiten of laat men het uitvoeren door de industrie?
2. In geval van het eerste; laat men de industrie vervolgens meepraten over de concrete programma’s en projecten die op publieke onderzoeksinstituten en universiteiten worden uitgevoerd? Met andere woorden: wat is de invloed van de industrie op het onderzoek dat zij niet zelf uit voert? In hoeverre is institutioneel gegarandeerd dat dit onderzoek zich richt op de vragen van de industrie? De antwoorden op bovenstaande vragen bepalen de invloed die de industrie heeft op het innovatiebeleid in een land en geven daarmee een indicatie van de mate waarin innovatiebeleid gericht is op het beantwoorden van de vragen van de industrie.
Industriële invloed op innovatiebeleid
1
2. Onderzoeksmethoden en rapportage 2.1 Methoden In de onderstaande figuur is de afbakening van onze analyse weergegeven.
landen/ regio's • Vlaanderen • Wallonie • Nederland; • Duitsland; • Zweden; • Finland • Frankrijk.
onderzoeksprogramma's • 20 grootste publiek gefinancierde programma's per land • inclusief block funding aan universiteiten • maximalisatie dekkingsgraad • maximalisatie aggregatieniveau • geen EU-gelden • geen fiscale maatregelen
peildatum • bij voorkeur 2010 • indien recente data afwezig: 2009 of 2008
Figuur 1 Afbakening van Technopolis’ analyse
2.1.1 Landen/ regio’s. Vlaanderen hebben wij vergeleken wij met vijf landen en met Wallonië1. In elk land hebben wij beoogd wij een zo groot mogelijk deel van de overheidsuitgaven aan W&I te dekken. De dekkingsgraden per land zijn gegeven in Bijlage A2.
2.1.2 Onderzoeksprogramma’s In Vlaanderen hebben wij een totaal van 167 maatregelen geanalyseerd. In de vergelijkingslanden en Wallonië hebben wij de 20 grootste onderzoeksprogramma’s geanalyseerd. Deze onderzoeksprogramma’s zijn gegeven in Bijlage A1. Onderzoeksprogramma’s definiëren wij als publiek gefinancierde eenheden waarin uitgaven aan W&I worden gebundeld. Wij hebben daarbij bewust gekozen voor deze brede definitie. Immers, alleen op die manier is het mogelijk om met 20 programma’s een voldoende grote dekking te bereiken. Essentieel is dat het onderzoekprogramma ten dienste staat van een specifieke beleidslijn en opgebouwd is uit een serie onderzoeksprojecten. De onderstaande figuur laat het begrip onderzoeksprogramma in haar omgeving zien.
1 De totale publieke uitgaven aan W&I zijn in Wallonië moeilijk te berekenen. Immers, zij bestaan voor 47%
uit publieke uitgaven van de Franse Gemeenschap. Deze 47% beslaat voor een deel het tweetalige gebied Brussel-Hoofdstad. Dit deel is om verschillende redenen niet exact te isoleren. In overleg met Agoria Wallonië is gekomen tot een verdeelsleutel 1:2, hetgeen betekent dat 1/3 van de fondsen van de Franse gemeenschap aan Brussel-Hoofdstad worden toegerekend en worden geïsoleerd van de analyse.
Figuur 2 Het onderzoeksprogramma en haar omgeving Dat betekent dat onderzoeksprogramma’s dus ook de vorm kunnen aannemen van bijvoorbeeld een budgetlijn of onderzoeksfinanciering aan publieke onderzoeksinstituten en universiteiten. Om een zo groot mogelijke dekkinggraad te realiseren zijn alle onderzoeksprogramma’s op het hoogst mogelijke aggregatieniveau geanalyseerd. Publieke onderzoeksinstituten definiëren wij breed als “organisaties, gericht op de uitvoering van wetenschappelijk onderzoek en daarvoor afhankelijk van publieke middelen”. In Vlaanderen nemen wij dus ook soc’s, competentiepolen en collectieve centra mee in de analyse. EU-programma’s, directe cofinanciering daarvan en defensieprogramma’s laten wij buiten beschouwing. Dat geldt ook voor fiscale maatregelen. Voor dat laatste bestaan twee redenen. In de eerste plaats is dit geen bevoegdheid van de Vlaamse Regering; in de tweede plaats maken deze maatregelen doorgaans geen deel uit van de begroting. Waar relevant wijzen wij wel op de aanwezigheid van fiscale maatregelen en de consequenties daarvan.
2.1.3 Peiljaar De nagestreefde peiljaar van de analyse is 2010. In die gevallen waar betrouwbare data niet beschikbaar zijn hebben wij gebruik gemaakt van 2009 of 2008.
2.2 Rapportage In het volgende hoofdstuk beantwoorden wij allereerst de twee onderzoeksvragen die wij hiervoor hebben geïntroduceerd. Eerst geven wij dus antwoord op de vraag wie men de W&I laat uitvoeren: de industrie enerzijds of publieke onderzoeksinstituten en universiteiten anderzijds. De tweede vraag gaat over de invloed die de industrie heeft op die W&I die op publieke onderzoeksinstituten en universiteiten wordt uitgevoerd. Het derde hoofdstuk sluiten wij af door de antwoorden op de twee onderzoeksvragen te bezien in het licht van het bruto binnenlands product van de besproken landen. Dit biedt een goed zich top de relatieve invloed van de industrie op publiek gefinancierd W&I. Het vierde hoofdstuk bevat de conclusies en aanbevelingen. De in de analyse betrokken onderzoeksprogramma’s zijn gegeven in Bijlage A1. In Bijlage A2 geven wij de dekkingsgraad per land.
Industriële invloed op innovatiebeleid
3
3. Antwoord op de twee onderzoeksvragen 3.1 Vraag 1: wie laat men het onderzoek uitvoeren? De onderstaande figuur laat voor elk land de uitvoerders van publieke gefinancierd onderzoek zien. Wij maken daarbij een onderscheid tussen industrie enerzijds en publieke onderzoeksinstituten en universiteiten anderzijds.
15%
Vlaanderen
85%
22%
Finland
78%
8%
Frankrijk
92%
Duitsland
12%
Nederland
12%
Industrie 88% 88%
8%
Zweden
92% 15%
Wallonie 0%
Onderzoeksinstituten of universiteiten
20%
85% 40%
60%
80%
100%
Figuur 3: de uitvoerders van de publiek gefinancierde W&I per land
3.1.1 De situatie in de vergelijkingslanden en Wallonië In Finland wordt 22% (€343mln) van de publiek gefinancierde W&I uitgevoerd door de industrie. In Finland lopen deze uitgaven via twee belangrijke programma’s, beide van Tekes. Het grootste is de Tekes W&I subsidie (€246mln). Het tweede programma is het daaraan verbonden programma Tekes W&I leningen (€97mln). Beide programma’s richten zich primair op het KMO. In de overige landen en Wallonië ontvangt de industrie relatief aanmerkelijk minder publieke middelen voor W&I. In Wallonië voert de industrie 15% van de publiek gefinancierde W&I uit. Dit loopt via de ondersteuning van de projecten voor experimentele ontwikkeling (€39,5mln) en subsidies voor industriele onderzoeksprojecten (€24,6mln). In Nederland voert de industrie 12% van het publiek gefinancierde onderzoek uit (€434mln). Dit loopt via zes programma’s. De belangrijkste daarvan zijn de Innovatieprogramma’s (€220mln), het BSIK programma (€80mln), de Innovatiekredieten (€48mln) en de Innovatie Prestatie Contracten (€40mln).2
2 Het omvangrijke fiscale programma Wet Bevordering Speur- en Ontwikkelingswerk (WBSO, €700mln) is
in deze analyse buiten beschouwing gelaten. Dit programma stelt ondernemers in staat om de bruto loonkosten voor W&I te verlagen.
Ook in Duitsland ligt het percentage op 12 (€2.076mln). Het KMO heeft hierin een belangrijke rol. De voornaamste programma’s zijn Technologie offene Programme des BMWi zugunsten von KMU (€646mln), het Zentralen Innovations- programms Mittelstand (€450 mln), het Technologiespezifisches Programme des BMWi und BWBF an KMU (€371mln) en het onderzoek in het kader van het Industriellen Gemeinschaftsforschung und –entwicklung (€129mln) In Zweden wordt 8% (€229mln) van de publiek gefinancierde W&I door de industrie uitgevoerd. Een deel daarvan (€93mln) loopt via VINOVA, het Zweedse agentschap voor innovatiesystemen. Het grootste deel (€137mln) loopt echter via een grote groep kleine programma’s die door de Zweedse overheid worden gevangen onder de noemer andra civila myndigheter (andere civiele autoriteiten). Ook in Frankrijk wordt 8% (€1.474mln) van het publiek gefinancierde onderzoek door de industrie uitgevoerd. Dit loopt via een twaalftal programma’s waarvan de regionale en lokale financieringslijnen (€500mln) en de W&I programma’s van Oseo (€336mln) de grootste zijn.3
3.1.2 Vlaanderen In Vlaanderen wordt –in vergelijking met de meeste andere landen- veel van het publiek gefinancierde onderzoek uitgevoerd door de industrie. Zo’n 15% (€158,845mln) van het publiek gefinancierde onderzoek wordt uitgevoerd door de industrie. Het grote aandeel industrieel onderzoek wordt via zes programma’s aangestuurd. De Vastleggingsmachtiging IWT-Vlaanderen voor projecten op initiatief van de bedrijven en innovatie samenwerkingsverbanden4 is daarvan de grootste. Via de bedrijfsprojecten van dit programma van IWT werd in 2010 €102mln aan publiek geld uitgezet bij de industrie. Via de VIS projecten uit deze budgetlijn werd in 2010 tevens €11,1 mln weggezet bij de industrie.5 De Vastleggingsmachtiging Fonds voor Flankerend Economisch beleid6 waarlangs in 2010 €30mln door EWI werd gealloceerd bij de industrie is aanmerkelijk kleiner. Dat geldt ook voor de Vastleggingsmachtiging IWT-Vlaanderen ter ondersteuning van acties van technologische innovatie op initiatief van de Vlaamse regering7. Hierin werd in 2010 €8,25 mln weggezet bij de industrie.8
3 Daarnaast is in Frankrijk sprake van een substantieel fiscaal programma ten behoeve van W&I. De Crédit
Impôt Recherche (CIR) had in 2009 een budget van plusminus €3.620mln. Het stelt bedrijven in staat om 30%-50% van hun W&I kosten fiscaal af te trekken. Het programma Jeune Enterprise Innovante (JEI) biedt jonge KMO die een substantieel deel van hun kosten aan W&I besteden fiscale voordelen. Het budget van JEI wisselt van jaar tot jaar. Het JEI budget bedroeg in 2007 €96mln. 4 EF 101 9999 5 In totaal werd €18,5 mln uitgezet via VIS (collectief onderzoek; TD; TIS; nieuwe VIS projecten). Zo’n 60%
hiervan wordt uitgevoerd door de industrie (zie ook: IWT (2008). De effectiviteit van het Vlaamse Innovatiesamenwerkingsverband, p. 14) 6 EC0 ED200 9999 7 EF 100 9999 8 Binnen deze budgetlijn worden initiatieven van de Vlaamse regering vastgelegd. Voorbeelden zijn de
competentiepolen en de nieuwe SOC’s. Het enige grote project in 2010 was de RIS-werking (€16,5 mln) (bron: Leo van de Loock, IWT). Onze schatting is dat 50% hiervan door de industrie wordt uitgevoerd en 50% door onderzoeksinstituten.
Industriële invloed op innovatiebeleid
5
De overige programma’s zijn de Dotatie aan IWT voor de bevordering van technologietransfer en onderzoek door instellingen van hoger onderwijs9 (EWI, €6,3mln), Subsidies in het kader van internationale wetenschappelijke en innovatiesamenwerking10 (EWI, €0,5mln), en de Vastleggingsmachtiging IWTVlaanderen voor studie- en expertiseopdrachten t.b.v. het VIN11 (EWI, €0,7mln). 12
3.2 Vraag 2: wat is de invloed van de industrie op het onderzoek aan publieke onderzoeksinstituten en universiteiten? Onderstaande figuur laat per land zien hoe groot de invloed is van de industrie op het publiek gefinancierde onderzoek dat wordt uitgevoerd aan publieke onderzoeksinstituten en universiteiten. De rode balk geeft steeds dat percentage weer waarover de industrie formele inspraak heeft op programma of op projectniveau.
8%
Vlaanderen
92% 36%
Finland Frankrijk
9%
Duitsland
9%
64% 91% 91%
10%
Nederland
90%
Zweden
29%
Wallonie
29% 0%
20%
40%
Industrie heeft invloed Industrie heeft geen invloed
71% 71% 60%
80%
100%
Figuur 4: de invloed van de industrie op het onderzoek aan publieke onderzoeksinstituten en universiteiten per land
3.2.1 De situatie in de vergelijkingslanden en Wallonië Het beeld dat wij zien is zeer diffuus. Met name in Finland blijkt de invloed van de industrie op het onderzoek aan publieke onderzoeksinstituten en universiteiten bijzonder groot. De industrie kan daar meebeslissen over zo’n 36% van het onderzoek dat aan publieke onderzoeksinstituten en universiteiten wordt uitgevoerd. Met name de onderzoeksprogramma’s die via Tekes lopen geven veel invloed aan de industrie. Ook in Finland zien wij een autonome eerste geldstroom naar universiteiten en een autonome academie voor de wetenschappen, maar de budgetten van deze programma’s zijn betrekkelijk gering.
9 EB0 EE120 4141 10 EB0 EC111 3300 11 EB0 EF103 9999 12 Via de O&O lijn huren sommige bedrijven kennisinstituten in om onderzoek uit te voeren.
Kennisinstellingen begeven zich dan op de markt van subcontractanten van W&I (bron: IWT). De eventuele samenwerking is dan geen doel van overheidsbeleid, maar in essentie een bedrijfseconomische afweging van een individueel bedrijf. Deze individuele afwegingen zien wij in alle landen en hebben wij in alle landen buiten beschouwing gelaten.
In Zweden is de invloed van de industrie ook groot. Zo’n 29% van het onderzoek dat aan publieke onderzoeksinstituten en universiteiten wordt uitgevoerd ligt binnen de officiële invloedssfeer van de industrie. Met name de budgetten die door Vinova bij Zweedse publieke onderzoeksinstituten en universiteiten worden weggezet, alsmede de financiën die via de Zweedse Onderzoeksraad voor Milieu, Landbouw en Ruimtelijke Ordening (FORMAS) worden uitgezet bij publieke onderzoeksinstituten en universiteiten laten veel formele invloed aan de industrie. Ook in Zweden is sprake van autonome financiering van universiteiten en van een autonome Academie, de Vetenskåpsradet, maar net as in Finland is ook hun budget op het totaal aan publieke onderzoeksgelden is relatief gering. Ook in Wallonië zien wij veel invloed van de industrie op het onderzoek dat aan publieke onderzoeksinstituten en universiteiten wordt uitgevoerd. Deze invloed is geïnstitutionaliseerd in het programma Pôles de Compétitivite (€77,6mln). Met name sinds 2006 is de invloed van de industrie op dit onderzoek sterkt gegroeid. In Nederland heeft de industrie relatief aanmerkelijk minder invloed op de W&I die aan publieke onderzoeksinstituten en universiteiten wordt gedaan. Slechts over iets meer dan 10% van het budget kan de industrie meepraten. Deze invloed loopt vooral via TNO, en in mindere mate via de Innovatieprogramma’s en het Bsik.13 In tegenstelling tot Finland en Zweden, is in Nederland sprake van een relatief grote autonome eerste geldstroom naar universiteiten, en is het budget voor zowel de academie voor de wetenschappen (KNAW) als de Nederlandse Organisatie voor Wetenschappelijk Onderzoek (NWO) substantieel. Dit zijn allen programma’s waarop de industrie in Nederland weinig tot geen invloed heeft. Een soortgelijke situatie zien wij in Duitsland. Ook Duitsland is een land waar we weinig invloed van de industrie op de W&I aan publieke onderzoeksinstituten en universiteiten zien. Op zo’n 9% van het uitgevoerde onderzoek heeft de industrie invloed. Belangrijke programma’s waarop men wel invloed heeft zijn die van het Fraunhofer Gesellschaft, IKT 2020, en het medisch onderzoek onder de noemer Forschung für den Menschen. Ook hebben de Länder programma’s opgezet, zoals het Beierse FIT Leuchturmprojekte. Maar net als in Nederland zien wij ook in Duitsland dat veel budget direct bij de publieke onderzoeksinstituten en universiteiten wordt gealloceerd en dientengevolge buiten de invloedsfeer van de industrie blijft. Publieke onderzoeksinstituten, zoals het Max Planck Gesellschaft zijn betrekkelijk autonoom. Dit geldt ook voor de grote Helmholtz-Gemeinschaft Deutscher Forschungszentren die momenteel in een transitie verkeert naar een meer industrie-georienteerde focus, maar niettemin nog steeds primair academisch onderzoeksinstituten zijn. Het Fraunhofer richt zich daarentegen op de industrie. Met een budget van €616,8 mln is dit voor Vlaamse begrippen een groot instituut. Maar van het totale Duitse onderzoeksbudget dekt het slechts 3,5%.
3.2.2 Vlaanderen Het beeld in Vlaanderen is dat van een bijzonder autonome kennisinstellingensector, de universiteiten in het bijzonder. Slechts 8% van het onderzoek waarvoor universiteiten en kennisinstellingen met publiek geld worden gefinancierd, ligt binnen de invloedssfeer van de industrie. De invloed van de industrie loopt in Vlaanderen via een twaalftal programma’s of deel-programma’s, die op één uitzondering na (het SBOprogramma, waar de invloed van de industrie dan ook nog betrekkelijk klein is) vrij klein zijn. Deze zijn gegeven in Bijlage A.
13 Bsik, het Besluit subsidies Investeringen Kennisinfrastructuur, is inmiddels gesloten
Industriële invloed op innovatiebeleid
7
Vlaanderen scoort daarmee het laagst van de groep van zeven landen en regio’s. Met andere woorden: de autonomie van universiteiten is nergens groter dan in Vlaanderen; de invloed van de industrie op de W&I die aan de universiteiten wordt uitgevoerd is nergens kleiner dan in Vlaanderen.
3.3 Beide analyses gecorrigeerd voor BBP In de bovenstaande twee paragrafen hebben wij per land of regio geïnventariseerd welk deel van de publiek gefinancierde W&I wordt uitgevoerd door de industrie en wat de invloed van de industrie is op het deel dat zij niet zelf uit voert: dat deel dat aan de publieke onderzoeksinstituten en universiteiten wordt uitgevoerd. Wij zagen dat in Vlaanderen een relatief groot deel van de publiek gefinancierde W&I door de industrie wordt uitgevoerd. Niettemin is de invloed van de industrie op dat deel dat door de publieke onderzoeksinstituten en universiteiten wordt uitgevoerd zeer klein in vergelijking me de andere landen. In deze paragraaf corrigeren wij deze bevindingen voor de omvang van het bruto binnenlands product (BBP). De onderstaande figuur geeft voor elk land als percentage van het BBP: 1.
het aandeel van het publiek gefinancierd onderzoek dat door de industrie wordt uitgevoerd;
2. het aandeel van het publiek gefinancierd onderzoek dat door publieke onderzoeksinstituten en universiteiten wordt uitgevoerd, maar waarop de industrie invloed heeft, en; 3. het aandeel van het publiek gefinancierd onderzoek dat door publieke onderzoeksinstituten en universiteiten wordt uitgevoerd, maar waarop de industrie geen invloed heeft.
0.00%
0.20%
0.40%
0.60%
0.80%
1.00%
1.20%
Vlaanderen Finland Frankrijk Duitsland Nederland Zweden Wallonie Industrie voert uit Instituten en universiteiten voeren uit, industrie heeft invloed Instituten en universiteiten voeren uit, industrie heeft geen invloed
Figuur 5: Beide analyses gecorrigeerd voor de omvang van het BBP Allereerst blijkt dat Vlaanderen als percentage van het BBP het laagste aandeel publieke financiering van wetenschap en innovatie kent. De publiek gefinancierde W&I, uitgevoerd door de industrie, beslaat in Vlaanderen 0,08% van het BBP. Dat is min of meer vergelijkbaar met Nederland (0,07%), Zweden (0,07%) Frankrijk (0,08%), Wallonië (0,09%) en Duitsland (0,09%). Maar het is aanmerkelijk minder dan in Finland (0,19%).
Maar ook hier blijkt dat de invloed van de industrie op het onderzoek aan publieke onderzoeksinstituten en universiteiten in Vlaanderen klein is. Dat deel waarop de industrie invloed heeft beperkt zich tot 0,03% van het BBP. In Nederland en Duitsland is dat met 0,06% twee keer zoveel. Ook in Frankrijk (0,08%) en Wallonië (0,15%) is het aanmerkelijk meer. De grootste verschillen bestaan met Zweden en Finland (0,24%). Gecorrigeerd voor BBP is de invloed van de industrie op publiek gefinancierde W&I aan publieke onderzoeksinstituten en universiteiten in deze landen acht keer zo groot als in Vlaanderen.
Industriële invloed op innovatiebeleid
9
4. Conclusies en aanbevelingen 4.1 Conclusies Op grond van het bovenstaande kunnen de volgende conclusies getrokken worden:
4.1.1 Met betrekking tot vraag 1 1.
De industrie voert in Vlaanderen een relatief groot deel van het W&I budget uit. Vlaanderen hoort hier –na Finland- bij de koplopers (zie figuur 3).
2. Maar de overheid in Vlaanderen besteedt relatief weinig middelen aan W&I. Het aandeel W&I in het BBP (GOVERD) behoort in Vlaanderen tot de laagste van de vergeleken landen/regio’s. 3. Dat betekent dat -uitgedrukt als percentage van het BNP- Vlaanderen met haar bijdrage voor de industrie van 0,08% BNP in de middenmoot van onze groep landen en regio’s zit. Dit is te wijten aan de lage GOVERD en blijkt duidelijk uit figuur 5.
4.1.2 Met betrekking tot vraag 2 4. De invloed van de industrie op het publiek gefinancierde onderzoek aan publieke onderzoeksinstituten en universiteiten is in Vlaanderen het laagste van alle landen en regio’s die zijn onderzocht. Op slechts 8% van de uitgaven van de overheid voor wetenschap en innovatie in de kennisinfrastructuur heeft de private sector directe invloed op project- of programmaniveau. Hierbij moeten bovendien twee verder relativeringen worden gemaakt: Gecorrigeerd voor BBP daalt de relatieve invloed van de industrie in Vlaanderen verder. De volgende figuur laat het percentage van het BBP zien dat kan worden gekenmerkt als onderzoek aan publieke onderzoeksinstituten en universiteiten waar de industrie formele inspraak over heeft op. Vlaanderen scoort hier relatief laag.
0.30% 0.25% 0.20% 0.15% 0.10% 0.05%
ni e W al lo
en ed
er ed N
Zw
nd la
la nd ts D ui
Fr an kr ijk
nl an d Fi
re n
0.00%
Vl aa nd e
a.
Figuur 6: De invloed van de industrie op universiteiten en publieke onderzoeksinstituten als percentage BBP
b. Bovendien ligt een belangrijk deel hiervan in het SBO programma met in de praktijk weinig invloed van de industrie, in programma’s voor landbouwkundig onderzoek (niet relevant voor de industrie, wel voor het landbouwbedrijfsleven) en in imec (hierbij wordt de formele invloed van de industrie gerealiseerd op basis van roadmaps, en ligt deze sterk bij industrie buiten Vlaanderen).
4.1.3 Algemeen De vraag in welke mate een overheid er met haar W&I beleid in slaagt tegemoet te komen aan de noden van het bedrijfsleven is een complexe vraag. Deze vraag wordt door ons geoperationaliseerd door te kijken naar de invloed die een overheid haar bedrijfsleven gunt op het W&I beleid in een land. Wij concluderen dat (1) het bedrijfsleven in Vlaanderen relatief veel publiek gefinancierde R&D uitvoert; (2) het bedrijfsleven in Vlaanderen –in vergelijking met de andere landen en regio’s- zeer weinig invloed heeft op het W&I programma’s en projecten die zij niet uitvoert; (3) dat deze invloed dusdanig klein is dat zij de relatief grote rol in de uitvoering onder 1 ruimschoots teniet doet; en dat (4) Vlaanderen verder achterop raakt wanneer de resultaten worden bezien in het licht van de relatief geringe Vlaamse uitgaven aan W&I. De onderstaande figuur laat –gecorrigeerd voor W&I uitgaven als percentage van het BBP- op de verticale as (1) zien en op de horizontale as (2).
publiek gefinancierd onderzoek dat wordt uitgevoerd door de industrie als aandeel van het BBP
0.20% Finland
0.15%
0.10% Duitsland Vlaanderen
Wallonie
Frankrijk
Zweden
Nederland 0.05%
0.00% 0.00%
0.05%
0.10%
0.15%
0.20%
0.25%
0.30%
publiek gefinancierd onderzoek aan instituten en universiteiten binnen de invloedssfeer van de industrie als aandeel van het BBP
Figuur 7: onderzoek van de industrie en invloed op onderzoek aan instituten en universiteiten als aandeel van het BBP
Industriële invloed op innovatiebeleid
11
4.1.4 Mogelijke oorzaken De relatie tussen de mate van aansluiting van het publieke onderzoek bij de noden van het bedrijfsleven en de invloed van de industrie op de besteding van de W&I middelen van de overheid is complex. Toch kan uit bovenstaande figuur worden geconstateerd dat de Vlaamse overheid er minder dan andere landen in slaagt om met haar programma’s de aansluiting tussen publiek onderzoek en de noden van de industrie te realiseren. Enkele in het ooglopende karakteristieken van het Vlaamse W&I systeem zijn: •
In Vlaanderen is sprake van een zeer sterke cultuur van universitaire autonomie:. Waar het in sommige landen, bijvoorbeeld Nederland of Finland normaal is dat de overheid of de industrie invloed heeft op de keuze van onderzoeksonderwerpen van de publieke onderzoeksinstituten en universiteiten is hiervan in Vlaanderen minder sprake.
•
In Vlaanderen ontbreekt een sterke instituutssector. De omvang van publieke onderzoeksinstituten is klein. In andere landen, niet in de laatste plaats Duitsland, hebben instituten veelal een aparte taak(opdracht) om de resultaten van hun onderzoek te valoriseren. Bovendien hebben zij vaak (meer dan universiteiten) een projectmatige organisatie die samenwerking op projectniveau met de industrie faciliteert.
•
De Vlaamse overheid werkt op het gebied van W&I-beleid met een financieringsstructuur dat er op gericht is dubbele financiering tegen te gaan.14 Deze aanpak is in dat doel succesvol. Bovendien is zij transparant. Maar aan de andere kant geeft dit beleid weinig prikkels tot samenwerking. Bovendien leidt het niet tot strategische beïnvloeding. In andere landen wordt veelal bij programma’s gevraagd dat zowel bedrijven en kennisinstellingen een eigen bijdrage leveren aan een project. Door deze eigen bijdrage worden de partijen gedwongen vanuit strategisch perspectief naar de projecten te kijken en zullen ze alleen die projecten doen die aansluiten bij hun eigen onderzoeksstrategie.
14 Men denke daarbij bijvoorbeeld aan het het SBO-kanaal van IWT. Daarin krijgen universiteiten een
ondersteuning van 100% van de additionele kosten. Maar bedrijven krijgen als ze meedoen alleen maar ondersteuning via het O&O steunkanaal. Een ander voorbeeld is de VRT. Zij krijgt basissubsidie voor haar innovatieactiviteiten, en mag meedoen met IBBT programma’s. Maar zij krijgt geen extra middelen als ze deel uitmaakt van een succesvolle aanvraag.
4.2 Aanbevelingen 1.
De publieke uitgaven aan W&I zijn in Vlaanderen betrekkelijk klein in vergelijking met andere landen en regio’s. Dit verschil groeit verder wanneer wij deze uitgaven bezien als percentage van het BBP. Met 0,53% van het BBP scoort Vlaanderen aanmerkelijk lager dan de andere landen en regio’s.15 De Vlaamse overheid zou zich moeten afvragen of dit de plaats is die Vlaanderen toe zou moeten komen. De bovenstaande inhaalslag vraagt grote investeringen. Het optrekken van de Vlaamse publieke uitgaven aan W&I tot het niveau van het gewogen gemiddelde van de landen waarmee Vlaanderen vergeleken is16 kost 0,29% BBP. Er moet dus worden gezocht naar meer efficiënte manieren om de aansluiting met andere landen niet te verliezen.
2. De Vlaamse universiteiten onderscheiden zich van veel van hun collegainstellingen in het buitenland door een bijzonder grote institutionele autonomie. De industrie in Vlaanderen mag meepraten over 6% van het onderzoeksbudget. Over overige 94% beslissen de publieke onderzoeksinstituten en universiteiten betrekkelijk soeverein. In de andere landen en regio’s in deze studie heeft de industrie meer te zeggen over onderzoeksprogramma’s en –projecten. De Vlaamse overheid zou zich moeten afvragen of deze autonomie niet aan nuancering toe is. Publieke onderzoeksinstituten en universiteiten enerzijds en industrie anderzijds zouden meer van elkaar moeten kunnen leren. Een universitair stelsel dat gedwongen wordt meer oog te hebben voor de wensen van de industrie zal de innovatiekracht van Vlaanderen ten goede komen. a.
De bovenstaande aanbeveling zou meer concreet vorm kunnen krijgen in het vergroten van het aantal industrie-academie programma’s. Een aantal van dergelijke programma’s bestaat in Vlaanderen al. Een goed voorbeeld is het Strategisch Initiatief Materialen (SIM). Hier ligt een sterke nadruk op de combinatie van strategisch basisonderzoek aan universiteiten met industrieel onderzoek bij bedrijven. De industrie in Vlaanderen wordt op deze wijze in de gelegenheid gesteld mee te praten over de onderzoeksagenda’s van Vlaamse universiteiten, en over de strategische invulling van Vlaamse onderzoeksprogramma’s. Universiteiten worden op deze wijze gestimuleerd na te denken over de toepasbaarheid van hun onderzoek. Bovendien worden zij gedwongen niet alleen hun eigen spin-offs als instrument van toepasbaarheid te zien, maar ook de bestaande industrie in hun netwerken op te nemen. Het VISprogramma is wellicht een goed vehikel om meer industrie-academie programma’s op te zetten.
b. Ook kan worden overwogen om onderzoeksinstituten op te zetten op specifieke terreinen die nauw aansluiten bij Vlaamse industrie. De huidige collectieve centra en de competentiepolen zijn een eerste aanzet hiertoe. Maar deze zijn vooral gericht op kennisoverdracht naar de industrie, en veel minder op het sturen van de kennisontwikkeling bij publieke onderzoeksinstituten en universiteiten op een dusdanige wijze dat de industrie erbij gebaat is. Van een aanbod gestuurde kennisontwikkeling moet Vlaanderen de stap maken naar een vraaggestuurde kennisontwikkeling. Vlaanderen kan hier veel leren van onderzoeksinstituten in het buitenland. 15 Wij zijn ons ervan bewust dat de federale uitgaven buiten onze analyse blijven. Maar de nadruk ligt hier
op uitgaven die wij ook in andere landen geïsoleerd hebben. 16 0,82% BBP
Industriële invloed op innovatiebeleid
13
Bijlage A Vlaamse programma’s en deel-programma’s die worden uitgevoerd door universiteiten en publieke onderzoeksinstituten en het deel waarop de industrie invloed heeft
Naam programma Strategisch basisonderzoek (IWT) VIS – Steun voor projecten van Vlaamse Innovatie Samenwerkingsverbanden17 Steun aan competentiepolen18 Subsidies aan wetenschappelijk en technisch onderzoek met landbouwkundig doel (IWT-Vlaanderen) Subsidie aan het Interdisciplinair Instituut voor Breedbandtechnologie vzw (IBBT) Subsidie aan de VZW IMEC Subsidie aan de Vlaamse Interuniversitaire Instelling voor Biotechnologie Subsidies Projectmatig Wetenschappelijk Onderzoek (PWO) Dotatie aan de Vlaamse Instelling voor Technologisch Onderzoek (VITO) Dotatie aan het IWT in verband met het toekennen van specialisatiebeurzen en doctoraatsbeurzen in het kader van het Baekelandprogramma19 Dotatie voor investeringen aan de Vlaamse Instelling voor Technologisch Onderzoek (VITO) Dotatie aan het IWT-Vlaanderen ter ondersteuning van de Vlaamse deelname aan de Europese programma's (VCP-werking) Totaal
Budget (2010) €24,572 mln. €7,4 mln. €8,25 €9,122 mln €4,553 mln €4,262 mln €3,76 mln €3,61 mln €1,670 mln €1 mln
€0,106 mln. €0,091 mln. €68,396 mln
17 In totaal werd €18,5 mln uitgezet via VIS (collectief onderzoek; TD; TIS; nieuwe VIS projecten). Zo’n 40%
hiervan wordt uitgevoerd door de universiteiten en publieke onderzoeksinstituten en valt binnen de invloedsferen van de industrie (zie ook: IWT (2008). De effectiviteit van het Vlaamse Innovatiesamenwerkingsverband, p. 14) 18 Binnen deze budgetlijn worden initiatieven van de Vlaamse regering vastgelegd. Voorbeelden zijn de competentiepolen en de nieuwe SOC’s. Het enige grote project in 2010 was de RIS-werking (€16,5 mln) (bron: Leo van de Loock, IWT). Onze schatting is dat 50% hiervan door de industrie wordt uitgevoerd en 50% door onderzoeksinstituten. 19 Decreet van 23 januari 1991
Bijlage B Geanalyseerde programma’s
B.1 Vlaanderen • • • • • • • • • • • • • • • • • • • • • • • • • • • • • • • • • • • • • • • • • • • • • •
Provisioneel krediet voor de uitgaven te financieren d.m.v. de netto opbrengst van de winst van de Nationale Loterij (art. 62 bis van de B.F.W. van 16.01.1989, zoals ingevoegd via de B.W. van 13.07.2001) Subsidie aan de Bijzondere Onderzoeksfondsen in het kader van het Methusalem-programma Subsidie aan de Bijzondere Onderzoeksfondsen voor de aanstelling van bijkomende ZAP-mandaten Subsidie aan de Bijzondere Onderzoeksfondsen voor de financiering van een tenure track-stelsel aan de universiteiten Subsidie aan het FWO Vlaanderen voor het Odysseus-programma Subsidie aan het FWO Vlaanderen Dotatie aan het E.V.A. Herculesstichting als beheersvergoeding Subsidie aan het FWO Vlaanderen voor projecten in het kader van internationale onderzoeksfaciliteiten Subsidie aan het FWO Vlaanderen voor internationale wetenschappelijke samenwerking Dotatie gefinancierd met de netto opbrengst van de winst van de Nationale Loterij voor FWO Vlaanderen Subsidie aan de Bijzondere Onderzoeksfondsen voor de universiteiten Dotatie aan het E.V.A. Herculesstichting voor de financiering van (middel)zware onderzoeksapparatuur (art. 75 decreet 22.12.2006) Subsidie aan het Bijzonder Onderzoekfonds voor de universiteiten Dotatie aan de SERV - Stichting Innovatie en Arbeid Dotatie aan het IWT-Vlaanderen ter ondersteuning van de Vlaamse deelname aan de Europese programma's (VCP-werking) Vastleggingsmachtiging Fonds voor Flankerend Economisch beleid Dotatie aan het Industrieel Onderzoeksfonds Vlaanderen Subsidies Projectmatig Wetenschappelijk Onderzoek (PWO) Dotatie aan het IWT voor steun aan toegepast biomedisch onderzoek met een primair maatschappelijke finaliteit Dotatie aan het E.V.A. Herculesstichting als beheersvergoeding Dotatie aan IWT voor de bevordering van technologietransfer en onderzoek door instellingen van hoger onderwijs Strategisch basisonderzoek (IWT) Subsidies aan wetenschappelijk en technisch onderzoek met landbouwkundig doel (IWT-Vlaanderen) Dotatie aan het E.V.A. Herculesstichting voor de financiering van (middel)zware onderzoeksapparatuur (art. 75 decreet 22.12.2006) Subsidie aan IMEC vzw ikv NERF-activiteiten Subsidie aan de VZW IMEC Subsidie aan de Vlaamse Interuniversitaire Instelling voor Biotechnologie Subsidie aan het Interdisciplinair Instituut voor Breedbandtechnologie vzw (IBBT) Dotatie aan de Vlaamse Instelling voor Technologisch Onderzoek (VITO) Dotatie aan de Vlaamse Instelling voor Technologisch Onderzoek (VITO) voor de financiering van de referentietaken Dotatie aan het IWT in verband met het toekennen van specialisatiebeurzen en doctoraatsbeurzen in het kader van het Baekeland-programma (Decreet van 23 januari 1991) Dotatie aan het IWT in verband met het toekennen van specialisatiebeurzen en doctoraatsbeurzen in het kader van het Baekeland-programma (Decreet van 23 januari 1991) Dotatie voor investeringen aan de Vlaamse Instelling voor Technologisch Onderzoek (VITO) Vastleggingsmachtiging IWT-Vlaanderen ter ondersteuning van acties van technologische innovatie op initiatief van de Vlaamse regering Vastleggingsmachtiging IWT-Vlaanderen voor projecten op initiatief van de bedrijven en innovatie samenwerkingsverbanden Vastleggingsmachtiging IWT-Vlaanderen voor beleidsdomeinoverschrijdende innovatieprojecten Vastleggingsmachtiging IWT-Vlaanderen voor studie- en expertiseopdrachten t.b.v. het VIN (Vlaams Innovatie Netwerk) Subsidie aan de vzw Flanders DC Dotatie aan VITO voor de uitvoering van referentietaken voor het beleidsdomein LNE Cofinanciering Steunpunt Duurzame Ontwikkeling Uitgaven met betrekking tot onderzoek Subsidie aan het Steunpunt Gelijke Kansenbeleid Allerhande uitgaven met betrekking tot activiteiten en producten van de Studiedienst van de Vlaamse Regering Studiekosten betreffende de regionale en lokale openbare besturen Studiekosten en onderzoeksopdrachten in het kader van het stedenbeleid Allerhande uitgaven voor aanmoediging, organisatie en ontwikkeling van activiteiten voor de integratie van etnisch-culturele minderheden
Industriële invloed op innovatiebeleid
15
• • • • • • • • • • • • • • • • • • • • • • • • • • • • • • • • • • • • • • • • • • • • •
Subsidie aan het Steunpunt Gelijkekansenbeleid Beleidsvoorbereidende studies inzake de bestuurlijke organisatie, personeelsbeleid en andere opdrachten van het departement Bestuurszaken Subsidie aan het Steunpunt Fiscaliteit en Begroting Subsidies met betrekking tot de cofinanciering van het Steunpunt Buitenlands Beleid, Toerisme en Recreatie Subsidie voor een co-financiering van het Steunpunt Ondernemen en Internationaal Ondernemen Allerhande uitgaven in het kader van de bilaterale samenwerking Allerhande uitgaven in het kader van beleidsvoorbereiding, beleidsondersteuning en beleidsevaluatie Subsidie cofinanciering "Steunpunt Studie- en Schoolloopbanen" Subsidie aan het Onderwijskundig Beleids- en Praktijkgericht Wetenschappelijk Onderzoek (OBPWO) Studies, onderzoekingen en voorbereiding van wetenschappelijke congressen Subsidie aan het Steunpunt Welzijn, Volksgezondheid en Gezin Uitgaven in verband met gezondheid en milieu Uitgaven in verband met epidemiologisch onderzoek, gegevensverzameling, het gezondheids- en welzijnsinformatiesysteem en ICT-projecten Subsidies i.v.m. epidemiologisch onderzoek en indicatorenverzameling Subsidies aan erkende centra voor menselijke erfelijkheid Subsidies aan het Steunpunt Milieu en Gezondheid EnquÍtes, studies en audits Subsidies voor het Wetenschappelijk Onderzoekssteunpunt voor Cultuur, Jeugd en Sport Allerhande uitgaven voor Media en Media-innovatie Studies en onderzoekingen Acties van het fonds voor landbouw en visserij onder andere tegemoetkoming aan het EV ILVO in toepassing van art. 35 van het decreet van 29 juni 2007 houdende bepalingen tot begeleiding van de aanpassing van de begroting 2007 Allerhande uitgaven in het kader van versterking van het onderzoeks- en innovatiepotentieel binnen het beleidsdomein Landbouw en Visserij Uitgaven in het kader van het programma voor plattelandsontwikkeling voor het beleidsdomein Landbouw en Visserij (EU-cofinanciering) Subsidies aan praktijkcentra land- en tuinbouw, aan landbouwkamers, landbouwcomicen, tuinbouwverenigingen, waarschuwingsdiensten en subsidies in het belang van land- en tuinbouw Subsidies in kader van de stimulering biologische landbouw (gedeeltelijk met EU-cofinanciering) Dotatie aan het Vlaams LandbouwInvesteringsfonds (VLIF) Allerhande uitgaven i.v.m.: de vaststelling, voorkoming en bestrijding van geluidshinder en lichthinder; het uitvoeren van studiewerk i.v.m. de milieuproblematiek; de milieueffectrapportage en de externe veiligheid; de overeenkomst wetenschappelijk evaluatiesysteem bioveiligheid Uitgaven in het kader van grensoverschrijdende en andere bovengewestelijke samenwerkingsprojecten rond bodembescherming Subsidie aan het Steunpunt Milieu en Gezondheid Allerhande uitgaven met betrekking tot het project milieu en gezondheid Allerhande uitgaven m.b.t. duurzame ethisch verantwoorde en milieubewuste zorgsystemen Uitgaven voor onderzoeken in het kader van de uitvoering van het duurzaam oppervlaktedelfstoffenbeleid, de ondergrondse aardkundige structuur en met betrekking tot de databank ondergrond Vlaanderen Uitgaven met betrekking tot thema-overschrijdende initiatieven en strategisch wetenschappelijk onderzoek en met betrekking tot toekomstgericht en innovatief werken Uitgaven met betrekking tot natuur- en milieu-educatie, natuurtechnische milieubouw, doelgroepenbeleid en informatie en sensibilisering Allerhande uitgaven i.v.m. de beleidsonderbouwende studies de verwerving van gegevens en het beheer van gegevens, met betrekking tot de ruilverkaveling, de landinrichting, de beheerslandbouw en de bodembescherming Uitgaven met betrekking tot lucht- en hinderthema's Allerhande uitgaven in verband met het uitvoeren van studiewerk inzake het milieurecht behorende tot het takenpakket van de afdeling Internationaal Milieubeleid en allerhande uitgaven m.b.t. het adviseren van de afdeling Internationaal Milieubeleid inzake Uitgaven in verband met studies en projecten in het kader van het bosbeheer, natuurbehoud, - beheer en -ontwikkeling, de groenvoorziening, de visserij, de jacht en de vogelbescherming (inclusief uitgaven met EU cofinanciering) Boskartering, bosinventarisatie en uitgaven van alle aard in verband met beleidsgerichte studies en modelprojecten, op het gebied van bosbouw, groenvoorziening, jacht, vogelbescherming en riviervisserij in Vlaanderen en internationaal verband overeenkomst Werkingskosten ter uitvoering van het visserijfonds Allerhande uitgaven i.v.m. de voorbereiding, de planning, de studie en begeleiding van projecten mobiliteitsconvenants en basismobiliteit Uitgaven m.b.t. mobiliteitsstudies en voor de begeleiding bij het opstellen en uitvoeren van bedrijfsvervoerplannen met inbegrip van studies en enquÍtes inzake mobiliteitsbehoeften en studies m.b.t. organisatie, beheer, enz. Allerhande uitgaven m.b.t. vervoer en mobiliteit : studies en proefprojecten alsmede de uitgaven voor de begeleiding bij het opstellen en uitvoeren van bedrijfsvervoerplannen Studies en onderzoekingen inzake havenmateries en de reorganisatie m.i.v. allerhande uitgaven voortvloeiend uit internationale contacten (Departement MOW) Project lange termijn visie RSV
• • • • • • • • • • • • • • • • • • • • • • • • • • • • • • • • • • • • • • • • • • • • • • • • • • • • •
Allerhande onderzoek en studies betreffende de ruimtelijke ordening en externe ondersteuning bij de opmaak van gewestelijke ruimtelijke uitvoeringsplannen Subsidie Steunpunt Ruimte en Wonen Uitgaven met betrekking tot onderzoek en monitoring in het beleidsdomein huisvesting Subsidie aan het Steunpunt Ruimte en Wonen Externe studiekosten Subsidie aan de Koninklijke Maatschappij voor Dierkunde van Antwerpen (decreet van 30 mei 1985) Dotatie aan het IVA "Toerisme Vlaanderen" Subsidie aan het Instituut voor Plantenbiotechnologie voor Ontwikkelingslanden (IPBO) Subsidie aan het Internationaal Centrum voor Reproductieve Gezondheid (ICRH) Subsidie aan de Koninklijke Maatschappij voor Dierkunde in Antwerpen (KMDA) Subsidie aan het Vlaams Instituut voor de Zee vzw Subsidie aan het Vlaams Instituut voor de Zee vzw voor de ondersteuning en werking van het IODE Project Office Subsidie aan het Vlaams Instituut voor de Zee vzw voor investeringsuitgaven Dotatie aan het Wetenschappelijk Instituut Volksgezondheid - Louis Pasteur Dotatie aan het IVA Kind en Gezin Dotatie voor het IVA Vlaams Agentschap voor Personen met een Handicap Wedden en toelagen IVA KMSKA Dotatie aan het IVA DAB KMSKA Dotatie aan het eigen vermogen ILVO in het kader van het onderzoek en de ontwikkeling naar meer duurzame landbouwsystemen Dotatie aan het eigen vermogen ILVO voor de door de EU verplichte datacollectie en adviestaken ter ondersteuning van het EG Visserijbeleid (EU-cofinanciering) Dotatie aan het eigen vermogen ILVO voor financiering doctoraatsbeurzen met saldo niet doorgestorte bedrijfsvoorheffing voor de periode van 1 juli 2004 tot 31 december 2006 Dotaties aan het Eigen Vermogen van het ILVO voor logistieke en operationele ondersteuning van de kwaliteitscontrole in de plantaardige sector Salarissen en toelagen voor het personeel van het IVA ILVO Wedden en toelagen ILVO Werkingsuitgaven en uitgaven voor aankoop van niet-duurzame goederen en diensten voor het IVA ILVO Allerhande werkingsuitgaven in verband met informatica voor het IVA ILVO Uitgaven van alle aard i.v.m. aanleg en onderhoud proefvelden (IVA ILVO) Onkosten van alle aard i.v.m. medewerking aan internationale uitwisselingen van het IVA ILVO Uitgaven voor aankoop van duurzame goederen, materiaal, machines en vervoermiddelen voor het IVA ILVO Investeringen inzake informatica van het IVA ILVO Wedden en toelagen IVA Instituut voor Natuur- en Bosonderzoek Dotatie aan het EVA Vlaamse Landmaatschappij Uitgaven in toepassing van het decreet van 22 februari 1995 betreffende de bodemsanering (o.a. sensibilisering, studies en onderzoeken - bodem, locatiegebonden onderzoeken, register, kadaster) overdracht aan OVAM Werkingsdotatie aan het IVA Vlaamse Milieumaatschappij (VMM) Werkingsdotatie aan het EVA Vlaamse Landmaatschappij, Mestbank Uitgaven in toepassing van het decreet van 2 juli 1981 betreffende de voorkoming en het beheer van afvalstoffen (o.a. sensibilisering, studies en onderzoeken - afval en werkingsbijdragen inzameling en afzet) - overdracht aan OVAM Algemene werkingstoelage aan openbare waterdistributienetwerken Specifieke werkingskosten van het IVA Instituut voor Natuur- en Bosonderzoek Allerhande uitgaven in verband met dringende studies of opdrachten van algemeen dienstbetoon buiten de programmatie van het IVA Instituut voor Natuur- en Bosonderzoek Investeringsuitgaven van alle aard door het IVA Instituut voor Natuur- en Bosonderzoek i.v.m. de aanleg, de instandhouding en de verbetering van proefvelden, zaadtuinen, arboreta, kwekerijen en zaadbestanden Aankoop van materiaal voor uitrusting van het I.V.A. Instituut voor Natuur- en Bosonderzoek (machines, meubilair, materiaal, apparatuur en vervoermiddelen) Werkingskosten (inbegrepen arbeidsprestaties van werklieden en technici uit de privÈ-sector en kosten voor aankoop en onderhoud van klein materiaal t.b.v. het hydrologisch onderzoek van de afdeling) specifiek aan de Afdeling Waterbouwkundig Laboratorium e Aankoop van specifieke machines, meubelen, materiaal en vervoermiddelen te land en te water (afdeling Waterbouwkundig Laboratorium) Dotatie aan de DAB "IVA Vlaams Instituut voor Onroerend Erfgoed" Dotatie voor het Vlaams Parlement - IST Subsidie aan het Steunpunt Bestuurlijke Organisatie Vlaanderen Subsidie aan het Steunpunt Bestuurlijke Organisatie Vlaanderen Subsidie aan het Steunpunt Bestuurlijke Organisatie Vlaanderen Uitgaven in het kader van internationale wetenschappelijke samenwerking Subsidie aan Steunpunten beleidsrelevant onderzoek Subsidie aan het Expertisecentrum Onderzoek en Ontwikkelingsmonitoring Subsidies in het kader van internationale wetenschappelijke en innovatiesamenwerking Subsidie aan de United Nations University (UNU) in het kader van het programma regionale integratiestudies
Industriële invloed op innovatiebeleid
17
• • • •
Subsidie aan UNESCO voor de ondersteuning van het Vlaams UNESCO-Trustfonds wetenschappen Subsidie aan de Koninklijke Vlaamse Academie van BelgiÎ voor Wetenschappen en Kunsten Dotatie van de Koninklijke Academie voor Nederlandse Taal- en Letterkunde - Gent (art. 14 en 15 van decreet van 13/02/1980) werking universiteiten en instellingen, O&O component
B.2 Finland • • • • • • • • • • • • • • • • • • • •
Direct University funding Direct University Hospitals funding Academy of Finland; General research grants Academy of Finland; Research programmes Academy of Finland; Finnish centres of Excellence Academy of Finland; Nordic centres of Excellence Tekes W&I grants Tekes W&I loans Tekes Research Funding VTT Technical Research Centre of Finland Finnish Forest Research Institute (METLA) Agrifood Research Finland (MTT) National Institute for Health and Welfare Finnish Institute of Occupational Health (TTL) Finnish Meteorological Institute Finish Environment Institute (SYKE) Geological Survey of Finland Finnish Game and Fisheries Research (RKTL) Radiation and Nuclear Safety Authority (STUK) Research Institute for the languages of Finland
B.3 Frankrijk • • • • • • • • • • • • • • • • •
Block funding – Universities Block funding – Research Institutes Block funding to ministerial services and institutesÏ Regional and local funding lines National Agency for Research thematic programmes National Agency for Research non-thematic programmes National Agency for Research Public-Private Partnerships Programmes Support of OSEO to innovation projects Interministerial Single Fund (FUI) Support to innovation industrial strategic projects (ISI Programme) Programme 190 – Research in transports, equipment and housing/Action 02: W&I in civil aeronautics Support to the recruitment of PhD candidates on an applied research project within an enterprise CIFRE convention ADEME support to research and innovation schemes Environmental and Occupational Health Research Programme (PNREST) National competition for creation of new technology-based firms SMEs dual innovation projects Regional incubators (funded by the Ministry of research)
B.4 Duitsland • • • • • • • • • • • • • •
Basic funding research institutes (zonder Fraunhofer) Fraunhofer Basisfinanciering Bond en Laender Large-scale equipment for basic research Basic funding universities/ hochschulen fuer FuE von Staat (i.e. Bund und Laender) ICT 2020 (Informations- und Kommunikationstechnologien (IKT) 2020) Health Research: Scientific Research for the people (Gesundheitsforschung: Forschung für den Menschen) Framework Programme "Biotechnology - Using and Shaping its Opportunities" (Rahmenprogramm Biotechnologie - Chancen nutzen und gestalten) Framework Programme "Research for Sustainability" (Rahmenprogramm des BMBF für eine zukunftsfähige innovative Gesellschaft) Technologie offene Programme des BMWi zugunsten von KMU Technologiespezifisches Programme des BMWi und BWBF an KMU 1.4 ERP-Innovationsprogramm INNO KOM OST Innovationsoffensive fur die Wirtschaftsnahen Forschungseinrichtungen Bayern FIT Leuchturmprojekte
• • • • • • •
IGF - Promotion of Joint Industrial Research (incl. ZUTECH) Innovation Alliances (Innovationsallianzen) Extra crisis uitgaven ZIM Top Cluster Competition (Spitzencluster) Nanotechnology conquers markets: German Innovation Initiative for Nanotechnology Optical Technology (Optische Technologien - Made in Germany. Förderprogramm Optische Technologien) State offensive to develop scientific-economic excellence (LOEWE)
B.5 Nederland • • • • • • • • • • • • • • • • • • • • •
Eerste Geldstroom OCW naar Universiteiten, sec gericht op onderzoek WBSO TNO Eerste Geldstroom OCW naar Academische Ziekenhuizen, sec gericht op onderzoek Innovatieprogramma’s BSIK Innovational Research Incentives Scheme (Vernieuwingsimpuls) Vrije Competitie NWO Innovatiekrediet EOS Innovatie Prestatie Contracten KNAW en de KNAW instituten Subsidieregeling Private Innovatievouchers NWO Groot NWO Spinozapremie NWO middelgroot ZonMw TOP CW TOP/ ECHO Programma Preventie, ZonMw Programma’s van het ministerie van Infrastructuur en Milieu Wetenschapsfinanciering Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit
B.6 Zweden Zweden kent een groot aantal kleine programma’s. In Zweden hebben wij dientengevolge data geanalyseerd op het niveau van de allocerende organisatie. Dit zijn: • • • • • •
Higher education units Swedish Research Council Swedish Council for Working Life and Social Research Swedish Research Council for Environment, Agricultural Sciences and Spatial Planning Swedish Governmental Agency for Innovations Systems Other civil authorities
Deze data in Zweden zijn gecontroleerd aan de hand van 20 relatief kleinere programma’s: • • • • • • • • • • • • • • • • • • • •
Strategic research areas (Strategiska forskningsområden) Strategic Vehicle Research and Innovation (FFI- Fordonsstrategisk Forskning och Innovation) Research & Growth (Forska & Väx) Linnaeus grants (Linnestöd) Innovations for Future Health (Innovationer för framtidens hälsa) Regional growth through dynamic innovation systems (VINNVÄXT) Berzelii Centres VINN Excellence Centres VINNMER ICT Implementation (IKT-användning) ProViking National Aviation Engineering Programme (Nationella flygtekniska forskningsprogrammet) Graduate Schools (Forskarskolor) HÖG 11 – Research projects at new universities (Forskningsprojekt vid nya lärosäten) Business Incubation and Growth Sweden Framework grants (Rambidrag SSF) Branschforskningsprogram för skogs- och träindustrin (Branschforskningsprogram för skogs- och träindustrin) Institute Excellence Centres Key Actor's Programme (Nyckelaktörsprogrammet) Block funding
Industriële invloed op innovatiebeleid
19
B.7 Wallonië • • • • • • • • • • • • • • • • • • • • •
Basic funding of universities (W&I only) (Universite" s et Hautes e" coles et Centres collectifs agre" e" s) FRS-FNRS (Scientific Research Fund) and associated funds Competitiveness poles Support for experimental development projects Subsidies for industrial research projects Mobilising programmes Concerted Research Actions Special Research Funds Programmes of excellence Public-private partnerships excellence programme Collective research Technology guidance EUREKA premium FIRST Spin-off FIRST Enterprise FIRST Post-Doc FIRST Higher Education Institutions Le FRIA – Fonds pour la Formation à la Recherche dans l’Industrie et dans l’Agriculture Subsidy for patent registration and extension Technical feasibility study Responsible for research projects
Bijlage C Dekkingsgraad per land
Vlaanderen
Finland 2%
6%
94%
Frankrijk 0%
100 %
Nederland
98%
Duitsland 3%
97%
Zweden 0%
10%
90%
100 %
Wallonie 5%
95%
Industriële invloed op innovatiebeleid
21