1
In ‘t kort diverse onderwerpen met betrekking tot Israël
2
Inhoud Pag. Inleiding
3
Abraham
4
Antisemitisme
7
Vervangingstheologie
10
Het Beklag Gods
13
Hebreeuws
15
Joodse Staat
16
Palestijnen
19
God en Allah
20
Dode Zeerollen
21
Tenach en Bijbel
22
3
Inleiding Deze bijdrage is bedoeld om de lezer door middel van korte inleidende samenvattingen te informeren over een aantal onderwerpen welke direct of indirect hebben te maken met Israël. Om duidelijk te maken dat Israël zowel als volk en als land in de wereld een unieke positie inneemt, omdat de Israëlieten Gods verbondsvolk zijn en Israël Gods land is. Om (nog beter) te beseffen dat Gods heilsplan voor deze wereld via Zijn volk Israël loopt. God heeft zijn woord aan hen toevertrouwd. De Here Jezus is bij zijn komst naar deze wereld als zoon van het joodse volk geboren. Want alzo lief heeft God de wereld gehad, dat Hij zijn eniggeboren Zoon gegeven heeft, opdat een ieder, die in Hem gelooft, niet verloren ga, maar eeuwig leven hebbe. (Johannes 3:16) Om de profetieën juist te kunnen verstaan, is het nodig te weten dat de Bijbel nergens leert dat de kerk in de plaats van Israël is gekomen. Deze zgn. vervangingstheologie is in strijd met zowel het Oude als het Nieuwe Testament. Het raakt God hoe wordt omgegaan met zijn verbondsvolk, zijn oogappel. Een Ammoniet of Moabiet zal niet in de gemeente des HEREN komen; zelfs hun tiende geslacht zal nimmer in de gemeente des HEREN komen, omdat zij u bij uw uittocht uit Egypte op de weg niet met brood en water tegemoet gekomen zijn, en omdat zij tegen u Bileam, de zoon van Beor, uit Petor in Mesopotamië, gehuurd hadden om u te vervloeken (Deuteronomium 23:3-4). Er staan in de Bijbel beloften in voor hen die Israël zegenen en voor hen die Israël vervloeken. Ik zal zegenen wie u zegenen, en wie u vervloekt zal ik vervloeken (Genesis 12:3) Zelfs heeft het niet-joodse deel van de gelovigen de Bijbelse plicht Israël financiële/ materiële hulp te bieden. …want indien de heidenen aan hun geestelijke goederen deel hebben gekregen, behoren zij ook met hun stoffelijke goederen hen te dienen (Romeinen 15:27b). Gehoopt wordt dat het kennisnemen van deze bijdrage zal leiden tot een uitgebreidere bestudering van de diverse onderwerpen, om daardoor Gods woord beter te verstaan.
4
Abraham Roeping van Abram Bij de roeping van Abram (Genesis 12:1-9) gaf God hem 3 beloftes, die Hij nooit heeft teruggenomen.. Ik zal u tot een groot volk maken. De landbelofte. Met u zullen alle geslachten des aardbodems gezegend worden. God heeft toen duidelijk aangegeven dat Zijn handelen loopt via Abram en zijn nageslacht. Ik zal zegenen wie u zegenen, en wie u vervloekt zal Ik vervloeken, en met u zullen alle geslachten des aardbodems gezegend worde .(vers 3). Ismaël Nog voor Isaak werd geboren verwekte Abram Ismaël bij Hagar, de slavin van Sarai. Toen Hagar zwanger was, en op de vlucht voor Sarai, trof de Engel des Heren haar aan bij een waterbron in de woestijn. En Hij zeide: Hagar, slavin van Sarai, vanwaar komt gij en waarheen gaat gij? En zij zeide: Ik ben op de vlucht voor mijn meesteres Sarai. En de Engel des HEREN zeide tot haar: Keer naar uw meesteres terug en verneder u onder haar hand. En de Engel des HEREN zeide tot haar: Ik zal uw nageslacht zeer talrijk maken, zodat het vanwege de menigte niet geteld kan worden. Voorts zeide de Engel des HEREN tot haar: Zie, gij zijt zwanger, en zult een zoon baren, en hem Ismaël noemen, want de HERE heeft naar uw ellende gehoord. Hij zal een wilde ezel van een mens zijn; zijn hand zal tegen allen zijn en de hand van allen tegen hem, en hij zal ten aanschouwen van al zijn broederen wonen. Toen noemde zij de naam des HEREN, die tot haar gesproken had: Gij zijt een God des aanziens; want, zeide zij, heb ik hier ook omgezien naar Hem, die naar mij ziet? Daarom noemt men die put: de put Lachai-Roï; zie, hij is tussen Kades en Bered. En Hagar baarde Abram een zoon en Abram noemde de zoon, die Hagar gebaard had, Ismaël. En Abram was zesentachtig jaar oud, toen Hagar Ismaël aan Abram baarde. (Genesis 16:8-16) Toen Ismaël dertien jaar oud was werd hij besneden (Genesis 17:25-26). Nadat Hagar met Ismaël door Abram werd weggezonden en Ismaël van dorst dreigde te sterven, sprak de Engel des Heren opnieuw en werd nogmaals gezegd dat hij tot een groot volk zou worden. En God hoorde de stem van de jongen, en de Engel Gods riep van de hemel tot Hagar en zeide tot haar: Wat deert u, Hagar? Vrees niet, want God heeft naar de stem van de jongen gehoord, daar waar hij is. Sta op, neem de jongen op, en houd hem vast met uw hand, want Ik zal hem tot een groot volk stellen. Toen opende God haar ogen, en zij zag een waterput; zij ging de zak met water vullen en liet de jongen drinken. En God was met de jongen en hij groeide op; hij ging in de woestijn wonen en werd een boogschutter. En hij woonde in de woestijn Paran, en zijn moeder nam voor hem een vrouw uit het land Egypte. (Genesis 21:17-21) Ismaël heeft twaalf zonen gekregen, voorvaderen van vele (waarschijnlijk Arabische) volkeren. Dit nu zijn de nakomelingen van Ismaël, de zoon van Abraham, die Hagar, de Egyptische, de slavin van Sara, Abraham gebaard had. Dit zijn dan de namen der zonen van Ismaël, genoemd naar hun afstamming: de eerstgeborene van Ismaël Nebajot, voorts Kedar, Adbeël, Mibsam, Misma, Duma, Massa, Hadar, Tema, Jetur, Nafis en Kedema. Dit zijn dan de zonen van Ismaël, en dit zijn hun namen, naar hun dorpen en hun tentenkampen, twaalf vorsten naar hun volksstammen. – En dit waren de jaren van Ismaëls leven: honderd zevenendertig jaar. Toen gaf hij de geest en stierf, en werd vergaderd tot zijn voorgeslacht. – En zij woonden van Chawila tot Sur, dat ten oosten van Egypte ligt, in de richting van Assur. Zij hebben zich tegenover al hun broeders gevestigd.(Genesis 25:12-18) God heeft, zoals Hij heeft beloofd, het nageslacht van Ismaël zeer talrijk gemaakt.
5
Isaak De HERE bezocht Sara, zoals Hij gezegd had, en de HERE deed aan Sara, zoals Hij gesproken had. En Sara werd zwanger, en zij baarde Abraham een zoon in zijn ouderdom, te bestemder tijd, waarvan God tot hem gesproken had. En Abraham noemde de zoon, die hem geboren was, die Sara hem gebaard had, Isaak. En Abraham besneed zijn zoon Isaak, toen hij acht dagen oud was, zoals God hem geboden had. Abraham nu was honderd jaar oud, toen hem zijn zoon Isaak geboren werd. En Sara zeide: God heeft gemaakt, dat ik lach; ieder die het hoort, zal om mijnentwil lachen. En zij zeide: Wie had aan Abraham durven toezeggen: Sara zoogt kinderen? Want ik heb een zoon gebaard in zijn ouderdom. (Genesis 21:1-7) Toen Isaak een jongeling was stelde God Abrahams geloof op de proef. God vroeg Abraham Isaak te offeren. Toen God zag dat Abraham Hem gehoorzaamde riep een Engel des Heren: Maar de Engel des HEREN riep tot hem van de hemel en zeide: Abraham, Abraham! En hij zeide: Hier ben ik. En Hij zeide: Strek uw hand niet uit naar de jongen en doe hem niets, want nu weet Ik, dat gij godvrezend zijt, en uw zoon, uw enige, Mij niet hebt onthouden. (Genesis 22:11-12) De Engel des Heren deelde mee dat Abraham voor zijn geloof rijkelijk gezegend zal worden. Toen riep de Engel des HEREN ten tweeden male van de hemel tot Abraham en zeide: Ik zweer bij Mijzelf, luidt het woord des HEREN: omdat gij dit gedaan hebt, en uw zoon, uw enige, Mij niet onthouden hebt, zal Ik u rijkelijk zegenen, en uw nageslacht zeer talrijk maken, als de sterren des hemels en als het zand aan de oever der zee, en uw nageslacht zal de poort zijner vijanden in bezit nemen. En met uw nageslacht zullen alle volken der aarde gezegend worden, omdat gij naar mijn stem gehoord hebt.(Genesis 22:15-18) God heeft, zoals Hij heeft beloofd, het nageslacht van Abraham zeer talrijk gemaakt. Isaak kreeg twee zonen, Esau en Jakob. Ezau verkocht zijn eerstgeboorterecht aan Jacob. Jacob, die later van God de naam Israël kreeg, had twaalf zonen. Toen Isaak stierf werd hij begraven door Esau en Jacob (Genesis 35:29). Zimran, Joksan, Medan, Midjan, Jisbak en Suach En Abraham nam wederom een vrouw, Ketura geheten. En zij baarde hem Zimran, Joksan, Medan, Midjan, Jisbak en Suach. En Joksan verwekte Seba en Dedan. En de zonen van Dedan waren de Assurieten, de Letusieten en de Leümieten. En de zonen van Midjan waren Efa, Efer, Chanok, Abida en Eldaä. Deze allen waren de zonen van Ketura. Abraham nu gaf alles wat hij had aan Isaak, maar aan de zonen van de bijvrouwen, die Abraham had, gaf Abraham geschenken, en hij zond hen, nog bij zijn leven, weg van zijn zoon Isaak, oostwaarts, naar het Oosterland.(Genesis 25:1-6) De Bijbel vertelt ons niet meer over de 6 zonen die Abraham bij Ketura kreeg. Zoals vermeld werden ze weggezonden oostwaarts naar het Oosterland. Het is niet onwaarschijnlijk dat hun nageslacht zich vermengde met het nageslacht van Ismaël. Abrahams dood Dit nu was het getal der jaren van Abrahams leven, die hij geleefd heeft: honderd vijfenzeventig jaar. En Abraham gaf de geest en stierf in hoge ouderdom, oud en van het leven verzadigd, en hij werd vergaderd tot zijn voorgeslacht. En zijn zonen Isaak en Ismaël begroeven hem in de spelonk van Makpela, in het veld van Efron, de zoon van de Hethiet Sochar, dat tegenover Mamre gelegen is, het veld, dat Abraham van de Hethieten had gekocht; daar werd Abraham begraven, evenals zijn vrouw Sara. Na de dood van Abraham zegende God zijn zoon Isaak; en Isaak woonde bij de put Lachai-Roï. (Genesis 25:7-11) In dit gedeelte wordt ons verteld dat Isaak en Ismaël samen hun vader begroeven.
6
De zoon van vrije (Sara) samen met de zoon van de slavin (Hagar). In vers 5 van Genesis 25 lezen we: Abraham nu gaf alles wat hij had aan Isaak en in vers11 Na de dood van Abraham zegende God zijn zoon Isaak. Niet Ismaël is de erfgenaam van z’n vader Abraham maar Isaak, die door Engel de Heren wordt aangeduid als ‘uw enige’. Isaak is de drager van de verbondsbeloften. God heeft het land Israël als een eeuwigdurende bezitting gegeven aan zijn volk. Gods belofte aan Abraham werd bevestigd aan Isaak, en ook aan Jakob: En dit land, dat Ik Abraham en Isaak gegeven heb, zal ik u geven; en uw nageslacht zal Ik dit land geven. (Genesis 35:12). Voordat de kinderen Israëls eeuwen later de rivier de Jordaan zouden oversteken om het land in bezit te nemen, sprak Mozes tot hen de volgende woorden: Zie, Ik heb dat land tot uw beschikking gesteld; trekt er binnen en neemt bezit van het land, waarvan de HERE aan uw vaderen, Abraham, Isaak en Jakob, gezworen heeft, dat Hij het hun en hun nakroost geven zou(Deuteronomium 1:8). De psalmist vat alles samen in enkele nadrukkelijke woorden: Hij, de HERE, is onze God, Zijn oordelen gaan over de ganse aarde; Hij gedenkt voor eeuwig aan Zijn verbond, – het woord, dat Hij gebood aan duizend geslachten – dat Hij met Abraham sloot, en aan Zijn eed aan Isaak; ook stelde Hij het voor Jakob tot een inzetting, voor Israël tot een eeuwig verbond, toen Hij zeide: U zal Ik het land Kanaän geven als het u toegemeten erfdeel. (Psalm 105:7-11)
7
Antisemitisme ( Jodenhaat) Semieten stammen af van Sem, de oudste zoon van Noach. Daarom zijn niet alleen de Israëlieten Semieten, maar bijvoorbeeld ook de Arabieren. Jodenhaat zou daarom een beter woord zijn i.p.v. antisemitisme, omdat het alleen gericht is tegen de Joden. Waarom er de eeuwen door sprake is van antisemitisme (Jodenhaat) is moeilijk te verklaren. Vaak worden economische redenen aangevoerd, doch ook religieuze en andere redenen. Een sluitende / eensluidende verklaring heeft men niet gevonden. Het kan haast niet anders of het moet gelegen zijn in het feit dat het Gods volk is. En gij zult Mij een koninkrijk van priesters zijn en een heilig volk. Dit zijn de woorden die gij tot de Israëlieten spreken zult (Exodus 19:6). Want gij zijt een volk, dat de HERE, uw God, heilig is; ú heeft de HERE, uw God, uit alle volken op de aardbodem uitverkoren om zijn eigen volk te zijn (Deuteronomium 7:6). Is afgunst, jaloezie de bron van het antisemitisme? Toen de Israëlieten nog in Egypte woonden werden ze door de (nieuwe) Farao onderdrukt en ingezet als dwangarbeiders. Toen kwam er een nieuwe koning over Egypte, die Jozef niet gekend had. Deze nu zeide tot zijn volk: Zie, het volk der Israëlieten is groter en talrijker dan wij. Welnu, laten wij met beleid tegen hen optreden, opdat zij zich niet vermenigvuldigen en zich – als wij in oorlog komen – bij onze tegenstanders aansluiten, tegen ons strijden en uit het land wegtrekken. Daarom stelde men opzichters van herendiensten over hen aan om hen door de hun opgelegde dwangarbeid te onderdrukken: zij moesten voor Farao voorraadsteden bouwen, Pitom en Raämses. Maar hoemeer men hen onderdrukte, des te meer vermenigvuldigden zij zich en breidden zij zich uit, zodat men bevreesd werd voor de Israëlieten. Toen lieten de Egyptenaren de Israëlieten onder mishandeling werken; ja, zij maakten hun het leven bitter door harde slavenarbeid met leem en tichelstenen en door allerlei arbeid op het veld – alle werk, waartoe zij hen onder mishandeling als slaven gebruikten (Exodus 1:8-14). Wonende in het beloofde land moesten de Israëlieten vaak tegen de omringende volken strijd voeren. Tijdens hun verblijf in ballingschap in Perzië was het Haman die de Joden wilde uitroeien. Haman wordt in de Bijbel ‘de Jodenhater’ genoemd. Op diezelfde dag gaf de koning Ahasveros aan koningin Ester het huis van Haman, de jodenhater, en kwam Mordekai in des konings tegenwoordigheid, want Ester had te kennen gegeven, in welke familiebetrekking hij tot haar stond (Ester 8:1). In 1099 waren het de kruisvaarders die de stad Jeruzalem innamen en een slachting onder de Joodse bevolking hielden. Ook de Joden in de diaspora hebben veel onderdrukking, plundering en vervolging doorgemaakt. Ghetto’s, met name in Polen en Rusland. Pogroms, volksgerichten specifiek tegen Joden gericht. In de tweede Wereldoorlog (1940-1945) werden er door het ‘Hitler-Duitsland’ zes miljoen Joden in de gaskamers omgebracht (Shoa). Zelfs na de Tweede Wereldoorlog werden er in Polen nog pogroms georganiseerd door Poolse burgers ( Angst: Antisemitisme in Polen na Auschwitz, auteur J.T Gross). Direct nadat de Israëlieten in 1948 een eigen land kregen (hun land terug kregen), en vele keren daarna, werden ze door de omringende (broeder)volkeren aangevallen. Maar ook in de toekomst staat hen volgens de profetieën nog veel leed te wachten. En al het volk antwoordde en zeide: Zijn bloed kome over ons en over onze kinderen! (Mattheüs 27:25). Door deze uitspraak werden de Joden verantwoordelijk gehouden voor de dood ven Jezus. (Een dood waaraan elk mens op deze aarde door zijn/haar zonde mee schuldig aan is.) Zelfs nazibeulen probeerden er hun misdaden mee te rechtvaardigen.
8
Paus Leo de Grote (5e eeuw) zei: “Op jullie, jullie gemene Joden en goddeloze lieden van dit volk rust de last van deze misdaad!”. Johannes Calvijn (1509 – 1564) noemde de Joden ‘de allerhefstigste vijanden van Christus’. Romeinen 9-11 deed hij af als ‘diplomatiek taalgebruik van Paulus’. Maarten Luther (1483 – 1546) vond de Joden een plaag van walgelijk ongedierte. In 1543 verscheen van zijn hand ‘Over de Joden en hun leugens’ (Von den Juden und Ihren Lügen), een antisemitische verhandeling. Het bevatte zeven maatregelen die volgens Luther tegen de Joden genomen moesten worden: 1. Synagogen en Joodse scholen moesten in brand gestoken worden. 2. Huizen van Joden moesten afgebroken en verwoest worden. In plaats daarvan moest hun een simpel dak of een stal worden toegewezen. 3. Joodse gebedsboeken moesten afgenomen worden. 4. Rabbijnen en andere Joodse geletterden moest, op straffe van de dood, verboden worden ooit nog iemand het Joodse geloof te leren. 5. Sieraden en geld van de Joden moest afgenomen worden. 6. Joden mochten zich niet meer op straat vertonen. Joden moesten opgepakt worden en in werkkampen gestopt worden om hen hun brood te laten verdienen. De Lutherse Wereldfederatie heeft hier in 1983 gelukkig afstand van genomen. Desiderius Erasmus (1469 – 1536) zag de joodse godsdienst als de 'verderfelijkste plaag en bitterste vijand van de leer van Jezus Christus'. Zijn bezwaar tegen de joden lag in het rituele karakter van hun godsdienst, waarmee volgens hem de vroomheid werd ondermijnd en van Christus werd afgedwaald. Hij waarschuwde voor de verjoodsing van Europa, door de volgens hem afgrijselijke verhalen in de Talmoed die hij zag als de pest. In 1872 verscheen in Rusland het smaadschrift “De rabbi’s spreken”. Een verzonnen verslag van een verzonnen vergadering van Joodse leiders, gebaseerd op een boek van Herman Goetsche, een antisemiet. Een verhaal over een middernachtelijke bijeenkomst van de geesten van vertegenwoordigers van de twaalf stammen van Israël, waarin deze leiders worden opgevoerd als bedenkers / uitvoerders van kwade en dubieuze zaken. In 1905 verscheen in Rusland de eerste editie van “De protocollen van de wijzen van Zion”. Deze protocollen zouden een weergave zijn van de notulen van een vergadering van Joodse leiders. Het document vermeldde een satanische Joodse samenzwering om de wereld te veroveren en te onderwerpen. In 1920 werd zelfs autofabrikant Henry Ford overgehaald de protocollen te publiceren en van commentaar te voorzien. Pas in 1921 werd duidelijk dat de protocollen een vervalsing waren, ontleend aan een verzonnen verhaal uit een boek van Maurice Joly, in 1864 uitgegeven in België. De Russische vervalser van de protocollen heeft het idee van een geheime ontmoeting van Joodse leiders en de overgenomen uit “De rabbi’s spreken”. Hoewel in 1921 unaniem bewezen was dat de protocollen een vervalsing waren, bleef de verspreiding ervan gewoon doorgaan. De protocollen hebben als antisemitische propaganda een enorme negatieve uitwerking gehad. Zo werden bijvoorbeeld de valse beschuldigingen dat de Joden de oorzaak van alle kwaad waren, gebruikt om de pogroms te rechtvaardigen. Gedurende de hele 20e eeuw hebben antisemitische bewegingen in Duitsland, Oost-Europa de Verenigde Staten en in verschillende Arabische landen met grote gretigheid van de Protocollen gebruikgemaakt, ten behoeve van antisemitische maatregelen om het 'joodse gevaar' in te dammen. Bij verschillende uitingen van antisemitisme, ook tegenwoordig nog, duiken de Protocollen steeds weer op. Een actueel voorbeeld is het handvest van de Palestijnse beweging Hamas, waar veelvuldig uit de 'Protocollen van Sion' geciteerd wordt om de 'zionistische samenzwering' aan te tonen. In het Midden-Oosten wordt door velen niet getwijfeld aan de echtheid van de Protocollen en zijn deze dan ook op grote schaal verkrijgbaar als 'historische literatuur'. De Islamitische afkeer van Joden wordt gelegitimeerd in de Koran. Daarin komen de Joden voor als mensen die zich van Allah hebben afgewend en daarvoor straf en minachting verdienen. Zeg:
9
"Zal ik u vertellen over degenen wier straf bij Allah erger is dan dit? Dezen zijn het, die Allah heeft vervloekt en over wie Hij Zijn toorn heeft uitgestort en van wie Hij apen, zwijnen en duivelsdienaren heeft gemaakt. Dezen zijn inderdaad in een slechte toestand en ver van het rechte pad afgedwaald." (Koran 5:60). In de Europese landen Hongarije, Oekraïne en Griekenland zijn neofascistische partijen in het parlement gekozen, die niet alleen bepaalde grenzen overschrijden en hakenkruisen afbeelden maar er ook voor zorgen dat Joden in deze landen zich anno 2013 op straat niet meer veilig voelen. Ook in Nederland zie je dat het antisemitisme weer de kop opsteekt. Vaak begint het met buitenproportionele / ongefundeerde / onjuiste kritiek op Israël. Bij een herdenking van de Shoa (Sjoa) wees premier Nethanyahu, de premier van Israël, er op dat de haat op de Joden niet is verdwenen, doch nu veelal vorm krijgt in haat tegen de Joodse staat. Als Christenen / als gemeente moeten we onze stem laten horen tegen de haat tegen het volk van God. Er is geen volk dat door de eeuwen heen zo geleden heeft als het Joodse volk. Ondanks alles is en blijft het Gods volk, zegt ons het Woord van God, de Bijbel. De op gang zijnde terugkeer van de Joden uit de diaspora naar hun oude land (Zionisme) getuigt daarvan. Zal God ongestraft laten al hetgeen men Zijn volk in de loop der geschiedenis heeft aangedaan en nog dagelijks aandoet? Hij gedenkt voor eeuwig aan zijn verbond, – het woord, dat Hij gebood aan duizend geslachten – dat Hij met Abraham sloot, en aan zijn eed aan Isaak; ook stelde Hij het voor Jakob tot een inzetting, voor Israël tot een eeuwig verbond, toen Hij zeide: U zal Ik het land Kanaän geven als het u toegemeten erfdeel. (Psalm 105:8-11). Ik zal zegenen wie u zegenen, en wie u vervloekt zal Ik vervloeken, en met u zullen alle geslachten des aardbodems gezegend worden. (Genesis 12:3) Antisemitisme en Antizionisme. Wereldwijde haat tegen de Joden als volk, haat tegen Israël als land. Haat tegen de God van Abraham, Isaak en Jacob? Waarom grijpt God nog niet in tegen deze haat? Gebruikt God het kwade ten goede, om zo Zijn volk thuis te brengen in Israël?
10
De vervangingstheologie In de bijbel wordt het joodse volk het door God uitverkoren volk genoemd. Want gij zijt een volk, dat de HERE, uw God, heilig is; ú heeft de HERE, uw God, uit alle volken op de aardbodem uitverkoren om zijn eigen volk te zijn (Deut. 7:6). Deze verkiezing door God bracht voorrechten (Gods volk) en plichten (gehoorzaamheid aan de Torah) met zich mee. Sinds de uitstorting van de Heilige Geest, op de eerste Pinksterdag, is voor sommige christenen het joodse volk niet meer Gods uitverkoren volk. Die bevoorrechte positie zou zijn overgegaan op de Kerk, de gemeente (ekklèsia) van het Nieuwe Testament. Het joodse volk is vervangen door de Kerk van het Nieuwe Testament. Deze vervanging staat bekend als de vervangingstheologie (in kerkelijke kringen ook bekend als “geestelijk Israël”). Onder de stromingen van christenen wordt verschillend over deze theologie geoordeeld. Binnen de protestantse beweging is de theologie, met name sinds het ontstaan van de Joodse staat, op z'n retour. Anderen zijn nog steeds fervente aanhangers. Vooral de rooms-katholieke Kerk aanvaardt vanouds deze theologie. Ook de oosters-orthodoxe christenen zien de christelijke Kerk als het Nieuwe Israël. Mede als gevolg van de vervangingstheologie is bijvoorbeeld Pasen losgekoppeld van Pesach (het Joodse Pasen). In 325 besloot het concilie van Nicea de datum van het Christelijke Pasen vast te stellen op de eerste zondag na de eerste volle maan in de lente. Een opzettelijke loskoppeling. Als argumentatie gebruikte de voorzitter van de desbetreffende kerkvergadering het volgende: “Het scheen een onwaardige zaak, dat bij de viering van dit heiligste feest wij de praktijk van de Joden zouden volgen, die hun handen zo goddeloos hebben verontreinigd met een geweldige zonde en daarom terecht getroffen werden met een blindheid van de ziel. Laat ons daarom niets gemeen hebben met de verachtelijke Joodse bende. Immers wij hebben van onze Heiland een ander weg gekregen”. Een onbegrijpelijke anti-Joodse maatregel en argumentatie. Tegenwoordig erkent de rooms-katholieke Kerk het bestaansrecht van het Joodse volk en geloof, naast het katholieke geloof, hoewel er binnen de Kerk verschillen van mening bestaan. Dat de vervangingstheologie bij de protestanten op z'n retour is blijkt uit de vele pro-Israël stichtingen die zijn ontstaan in de loop van de vorige eeuw. Geen enkele ‘vervangingstheoloog’ heeft kunnen aantonen dat de Oudtestamentische beloften voor het volk Israël niet letterlijk genomen moeten worden. Het is onlogisch / ongeloofwaardig dat je Bijbelteksten niet letterlijk neemt als dat niet als zodanig uit de context blijkt. Dan laat je God toch zeggen wat jou als lezer op dat moment het beste past. Met andere woorden, de vervangingstheologie is strijdig met hetgeen de Bijbel ons leert. Het druist helemaal in tegen hetgeen Paulus ons in de hoofdstukken 9, 10 en 11 van de brief aan de Romeinen leert. Het ontstaan van de Joodse staat in 1948 en de terugkeer van Joden naar het ‘beloofde land’ is er een bewijs van dat Gods woord betrouwbaar is en letterlijk (als het tegendeel niet uit de context zelf blijkt) moet worden genomen. Maar ook voor 1948 is dat al door de letterlijke vervullingen van vele profetieën bewezen. Maar Juda zal blijven tot in eeuwigheid en Jeruzalem van geslacht tot geslacht. En Ik zal hun bloed onschuldig verklaren, dat ik niet onschuldig verklaard had. En de Here zal blijven wonen op Sion. (Joel 3:20-21) Meent niet, dat Ik gekomen ben om de wet of de profeten te ontbinden; Ik ben niet gekomen om te ontbinden, maar om te vervullen. Want voorwaar, Ik zeg u; Eer de hemel en de aarde vergaat, zal er niet één jota of één tittel vergaan van de wet, eer alles zal zijn geschied. (Matthëus 5:17-18)
11
Gelovigen uit de volkeren zijn geënt op de stam van de edele olijf(Israël) leert ons Romeinen 11:17. God heeft toch niet bedoeld dat door de wilde takken de edele olijf zou ontwortelen en verdwijnen (zoals de vervangingstheologie leert). Dan zouden toch ook de wilde takken afsterven! Indien nu enkele van de takken weggebroken zijn en gij als wilde loot daartussen geënt zijt en aan de saprijke wortel van de olijf deel hebt gekregen, beroem u dan niet tegen de takken! Indien gij u ertegen beroemt – niet gíj draagt de wortel, maar de wortel ú. (Romeinen 11:17-18) …., dat Christus ter wille van de waarachtigheid Gods een dienaar van besnedenen geweest is, om de beloften aan de vaderen gedaan te bevestigen, en dat de heidenen God ter wille van zijn ontferming gaan verheerlijken…. (Romeinen 15: 8-9). Met Israël heeft God in de Sinai een verbond gesloten (Exodus 24) en een nieuw verbond bekend gemaakt aan de dicipelen van Jezus bij de instelling van het Avondmaal (Lucas 22:20). Dit tweede verbond werd al door de profeet Jeremia aangekondigd. Zie, de dagen komen, luidt het woord des HEREN, dat Ik met het huis van Israël en het huis van Juda een nieuw verbond sluiten zal ( Jeremia 31:31). Beide verbonden zijn met Israëlieten gesloten. “Binnen-Joodse” gebeurtenissen. Onderdeel van Gods heilsplan, vervulling van Zijn beloften aan Israël. De heidenen komen pas later in beeld. Pas na de eerste Pinksterdag. Niet in de plaats van Israël, maar geënt op de stam van de edele olijf(Israël). Nu laat Gij, Here, uw dienstknecht gaan in vrede, naar uw woord, want mijn ogen hebben uw heil gezien, dat Gij bereid hebt voor het aangezicht van alle volken: licht tot openbaring voor de heidenen en heerlijkheid voor uw volk Israël (Lucas 2:29-32). Simeon heeft uiteengezet, hoe God van meet aan erop bedacht geweest is een volk voor zijn naam uit de heidenen te vergaderen. En hiermede stemmen overeen de woorden der profeten, gelijk geschreven staat: Daarna zal Ik wederkeren en de vervallen hut van David weder opbouwen, en wat daarvan is ingestort, zal Ik weder opbouwen, en Ik zal haar weder oprichten, opdat het overige deel der mensen de Here zoeke,en alle heidenen, over welke mijn naam is uitgeroepen,spreekt de Here, die deze dingen doet, welke van eeuwigheid bekend zijn (Handelingen 15:14-18). immers, zij zijn Israëlieten, hunner is de aanneming tot zonen en de heerlijkheid en de verbonden en de wetgeving en de eredienst en de beloften:(Romeinen 9:4). Bij het laten aankondigen van het nieuwe verbond door Jeremia zegt God duidelijk dat Zijn verbondenheid met Israël onverbrekelijk is. Zo zegt de HERE: Als de hemel boven te meten is en de fundamenten der aarde beneden na te speuren zijn, dan zal Ik heel het nageslacht van Israël verwerpen om al hetgeen zij gedaan hebben, luidt het woord des HEREN (Jeremia 31:37). Maar ook door de mond van andere profeten is deze onverbrekelijkheid uitgesproken. Ik zal een keer brengen in het lot van mijn volk Israël: verwoeste steden zullen zij herbouwen en bewonen; wijngaarden zullen zij planten en de wijn ervan drinken; boomgaarden zullen zij aanleggen en de vrucht daarvan eten. Dan zal Ik hen planten in hun grond, en zij zullen niet meer worden uitgerukt uit de grond die Ik hun gegeven heb, zegt de HERE, uw God (Amos 9:14-15). Gelijk gij onder de volken een vervloeking geweest zijt, o huis van Juda en huis van Israël, zo zult gij, doordat Ik u heil schenk, een zegen worden; vreest niet, laten uw handen sterk zijn (Zacharia 8:13).
12
Te dien tijde zal Ik u doen komen, namelijk ten tijde dat Ik u verzamelen zal. Want Ik zal u stellen tot een naam en tot een lof onder alle volken der aarde, wanneer Ik voor uw ogen een keer zal gebracht hebben in uw lot, zegt de HERE (Sefanja 3:20). Ruim ¼ van de Bijbel zijn profetieën. Dat velen niet goed wisten / weten wat ze met de profetieën aanmoeten is een gevolg van de vervangingstheologie. Deze vervangingsleer heeft desastreuze gevolgen voor zowel de kerk als het Joodse volk. Gods beloften en profetieën worden erdoor verdraaid en van kracht ontnomen. , en met u en met uw nageslacht zullen alle geslachten des aardbodems gezegend worden. (Genesis 28:14b) Het heil is uit de Joden! (Johannes 4:22)
13
Het Beklag Gods In sommige kerken is / was het de gewoonte om op Goede Vrijdag “Het Beklag Gods” te lezen. Niet bekend is wie het heeft geschreven. In het oorspronkelijke Beklag Gods wordt het Joodse Volk aangeklaagd als vijanden en moordenaars van de Verlosser. Het is dan ook niet zo vreemd dat er na het lezen pogroms ontstonden, waarin christenen hun woede op de Joden afreageerden. Doordat de doodsoorzaak van het sterven van de Verlosser in het Beklag Gods veel te eenzijdig bij het Joodse volk wordt gelegd, krijgt het onbedoeld min of meer een antisemitisch karakter. De doodsoorzaak van de Here Jezus ligt bij alle zondaren, dus bij alle mensen. Niemand uitgezonderd. Het sterven van de Here Jezus behoorde bij Gods heilsplan tot redding van zondaars. Joden voelen zich door de tekst van Het Beklag Gods gekwetst.
Liturgietekst Het Beklag Gods Mijn volk wat heb ik jou gedaan en waarmee heb ik je zo vermoeid? Ik heb jou bevrijd uit harde handen en je gered uit de macht van tirannen. Maar jij bent zelf onderdrukker geworden en maakt de minste der mensen tot slaven. Mijn volk wat heb ik jou gedaan en waarmee heb ik je zo vermoeid? Ik ben met jou mee door de tijden gegaan en wees je de weg van het recht. Maar jij bent voor de verleiding bezweken en koos voor het recht van de sterkste. Mijn volk wat heb ik jou gedaan en waarmee heb ik je zo vermoeid? Ik heb jou als mijn wijngaard verzorgd, wat had ik nog meer moeten doen? Maar wrang zijn de vruchten geworden, zuur is de wijn van het verstoorde feest. Mijn volk wat heb ik jou gedaan en waarmee heb ik je zo vermoeid? Ik heb de demonen verdreven en gaf deze wereld in vrijheid aan jou. Maar jij hebt hele volkeren gegeseld, offerde hen aan de geest van het gewin. Mijn volk wat heb ik jou gedaan en waarmee heb ik je zo vermoeid? Ik schiep oceanen en vijf continenten om bruggen van vrede te bouwen. Maar jij hebt de aarde grondig verdeeld in mijn en dijn, in meer en minder.
14
Mijn volk wat heb ik jou gedaan en waarmee heb ik je zo vermoeid? Ik vertrouwde jou de luchten toe, kolommen van wolken en licht. Maar jij hebt de lucht onveilig gemaakt en jij verzon een dodelijk licht. Mijn volk wat heb ik jou gedaan en waarmee heb ik je zo vermoeid? Ik strooide het koren over de velden en maakte de bodem vruchtbaar voor velen. Maar jij hebt het voedsel in wapens verkeerd en weigert het brood te breken en te delen. Mijn volk wat heb ik jou gedaan en waarmee heb ik je zo vermoeid? Ik schonk jou het water, opende bronnen en stromen van water voor al wat beweegt. Maar jij hebt de zeeën bezoedeld en rivieren vervuild tot riolen. Mijn volk wat heb ik jou gedaan en waarmee heb ik je zo vermoeid? Ik heb wie jou kwelden geslagen, gehoord je geroep en gezien je ellende. Maar jij hebt je ogen en oren gesloten voor allen die zwerven en zoeken naar rust. Mijn volk wat heb ik jou gedaan en waarmee heb ik je zo vermoeid? Ik heb jou geroepen, benoemd tot gemeente van het weerloze lam onder de mensen. Maar jij, jij hebt in mijn Naam het buskruit uitgevonden en erger. Waarom heb jij Christus opnieuw gekruisigd? Mijn volk, antwoord Mij!
15
Hebreeuws (Ivriet) – Eliëzer ben Jehoeda De grondlegger van het moderne Hebreeuws werd in 1858 als Eliëzer Perlman geboren in Litouwen. Als jongeman zette hij zich in voor de bevrijding van zijn volk, het Joodse volk. Hij was er van overtuigd dat bevrijding alleen mogelijk was in een eigen land met een eigen taal. In 1881 emigreerde hij naar Palestina, dat toen nog in Turkse handen was. Hij veranderde zijn naam in Eliëzer ben Jehoeda, hetgeen Eliëzer zoon van Juda betekent. Onder moeilijke omstandigheden en matige gezondheid, maar met een niet aflatende ijver en volharding, stelde hij zijn leven in dienst van de herleving en vernieuwing van het Hebreeuws. Het Hebreeuws, dat drieduizend jaar geleden door de Joden werd gesproken, de heilige taal van de Tenach, was door de deportatie en diaspora een ‘dode’ taal geworden. Hij moest heel veel nieuwe woorden maken en introduceren. Daarvoor zocht hij in andere talen (semitische) naar mogelijk geschikte woorden die hij, al dan niet aangepast, kon gebruiken. Vaak moest hij zelf woorden bedenken. Gebruikmakend van de wortels van het bijbels Hebreeuws, ontstond er dan een nieuw woord, gebaseerd op de spelling van de antieke taal van de Talmoed. Hij werkte aan de samenstelling van een woordenboek. Daarvoor schreef hij op duizenden losse velletjes papier de verklaring, het gebruik en toepassing van de woorden. Het uiteindelijke resultaat was een dertiendelig Hebreeuws woordenboek. Hij maakte het vlak voor zij dood nog mee dat in 1922 (het jaar waarin hij stierf) de Britten het Hebreeuws tot officiële taal van de Joden verklaarden. 26 jaar voordat in 1948 de Joodse staat werd herboren. De prestatie die Eliëzer ben Jehoeda op taalgebied heeft geleverd is ongekend en nergens ter wereld ooit geëvenaard. In 2008, 150 jaar na zijn geboortedag, ontving hij een postume onderscheiding van de UNESCO. Hij maakte het Hebreeuws wakker, dat tweeduizend jaar had geslapen. Hij maakte het levendig en zette zich enorm in voor het dagelijks gebruik ervan. Hebreeuws (Ivriet) is nu de moedertaal van de Israëli’s, in plaats van het Jiddisj, de spreektaal van de eerste emigranten die zich vanaf de negentiende eeuw in Palestina vestigden.
16
Joodse Staat In de eerste vijf Bijbelboeken van het Oude Testament (Thora) wordt veelvuldig gesproken over de Goddelijke belofte van het land aan de nakomelingen van Abraham, Izaäk en Jakob (Israël). Bij de roeping van Abram (Genesis 12:1-9) gaf God hem 3 beloftes. Ik zal u tot een groot volk maken, met u zullen alle geslachten des aardbodems gezegend worden en de landbelofte. God heeft deze beloftes nooit ingetrokken. Door hongersnood kwamen Jacob en zijn zonen in Egypte terecht. Na 400 jaar bevrijdde God de Israëlieten uit de slavernij en na 40 jaar door de woestijn te hebben getrokken kwamen ze weer terug in het beloofde land. In 586 (v. Chr.) vond de eerste, zeventig jaren durende, ballingschap plaats, waarvan een deel van het volk terugkeerde. In 70 (n. Chr.) wordt de tempel door de Romeinen verwoest en in 138 (n. Chr.) wordt een grote Joodse opstand tegen de Romeinen wreed de kop ingedrukt. De Joden worden vrijwel geheel gedeporteerd (diaspora) en de Romeinen voeren de naam Syria Palestina in. Vanaf dan wordt het land achtereenvolgens bezet door: Romeinen, Byzantijnen, Islamieten, Kruisvaarders uit Europa, Turken en tenslotte Britten. Er zijn altijd nog Joden in het Land blijven wonen. Ook is er door de eeuwen heen altijd sprake geweest van Joodse immigratie naar het land van hun vaderen. Een behoorlijk omvangrijke immigratie naar het land kwam circa 100 jaar voor de Tweede Wereldoorlog op gang. Het ontstaan van de huidige staat Israël is daarom geen proces dat door de Holocaust (Shoa/Soja) op gang gekomen is, maar ontstond allang daarvoor. In 1897 werd in Bazel het eerste Zionistisch Congres gehouden, met een belangrijke rol voor Theodor Herzl. Begin 1900 kwam er een aliyah op gang als gevolg van de progroms in Oost-Europa. De Joden stichten in 1909 Tel Aviv en beginnen op grote schaal land te kopen van de plaatselijke Arabieren. In 1917 spreekt de Britse minister van Buitenlandse Zaken, Arthur Balfour, zich uit over het stichten van een Joods nationaal tehuis in Palestina. De zogenaamde Balfour-declaratie. In januari 1919 werd er een overeenkomst ondertekend door de vertegenwoordiger van de zionisten en die van de Arabieren, waarin was vastgelegd dat het westelijk deel van Palestina vanaf de Jordaan bestemd zou zijn voor een Joodse staat. In 1920 nemen de Gealieerden een resolutie aan (San Remo Resolution), die later door de Volkenbond wordt overgenomen. Daarmee werd de Balfour-declaratie in z’n geheel overgenomen en kregen de Britten het mandaat over Palestina, met het doel er een Joods nationaal tehuis te stichten. Ten gevolge van een Arabische uitbarsting besloten de Britten om van het mandaatgebied het gehele gebied ten oosten van de Jordaan (4/5 van geheel Palestina) uit te sluiten van het Joods nationaal tehuis. Een besluit dat in strijd is met het besluit van de Volkenbond. Op 29 november 1947 stemde de Verenigde Naties (VN) voor een verdelingsbesluit betreffende het overgebleven deel (1/5 deel) van het mandaatgebied, waarbij dat deel wordt opgesplits in een Arabische en een Joodse staat. Opnieuw accepteren de Arabieren het besluit niet. Op 14 mei 1948 roept David Ben Goerion de onafhankelijkheid uit van de Joodse staat Israël. Een dag later, op 15 mei 1948 roept de moefi van Jeruzalem de Arabieren op het land te verlaten, omdat de Arabische legers het land wilden binnenvallen om de Joden te vernietigen. Diezelfde dag nog werd Israël aan alle kanten door de omringende Arabische landen aangevallen. Van vernietiging was geen sprake. Integendeel, Israël won (met Gods hulp) de oorlog. De Arabische leiders zijn verantwoordelijk voor de vlucht van de Arabieren uit het land en de vorming van vluchtelingkampen. Deze kampen bestaan nog steeds.
17
Jordanië annexeerde in 1952 de West Bank, maar had geen legale claim op dat gedeelte van het oorspronkelijk Brits mandaatgebied. Slechts twee staten erkenden de claim van Jordanië op de West-Bank. (Verenigd Koninkrijk en Pakistan). Israël kwam na een defensieve oorlog in 1967 in bezit van o.a. de West-Bank. Volgens internationaal recht heeft Israël een betere claim op dat gebied dan Jordanië. Israël heeft, naar het gangbaar internationaal recht, zowel in 1948 als in 1967 op rechtmatige wijze de aanspraken op het land en de zgn. ‘bezette gebieden’ verkregen. Dit laatste is onlangs (april 2013) opnieuw bevestigd door een uitspraak in hoger beroep van het Hof in Versailles. Op zich ook weer niet zo verrassend, omdat al eerder meerdere keren experts op het gebied van internationaal recht tot dezelfde conclusie kwamen. Ondanks dit alles, blijft vrijwel de gehele internationale media spreken over ‘bezette gebieden’. Sommigen zwakken het wat af en gebruiken de term ‘betwiste gebieden’. Als de term “Bezette Palestijnse gebieden” naar internationaal recht een onterechte aanduiding is, kan er geen sprake zijn van “Illegale nederzettingen”, en kunnen de bewoners geen “Kolonisten” zijn. Voor vrede met de omringende landen heeft Israël gebieden teruggegeven: in 1982 de Sinai aan Egypte; in 1993 land aan de ‘Palestijnse Authoriteit’; in 1994 land aan Jordanië; in 2005 de Gazastrook aan de ‘Palestijnse Authoriteit’. In 2008 heeft Israël zelfs 95% van de West Bank aan de ‘Palestijnse Authoriteit aangeboden, hetgeen niet geaccepteerd werd. Het heeft Israël niet de verwachte vrede gebracht, integendeel. Om terreuraanslagen tegen te gaan is Israël in 2002 begonnen met de bouw van een veiligheidsmuur/-hek. De VN droeg het Internationale Hof van Justitie (ICJ) op een onderzoek te doen naar de legaliteit van deze barrière en een juridisch advies te geven. Zowel de VS als de meest leden van de EU vonden dat het ICJ hier niet over moest oordelen omdat het een politieke kwestie is. Het ICJ bracht in juli 2004 een negatief advies uit. Israël zag geen ander oplossing om de terreuraanslagen tegen te gaan en legde het advies naast zich neer. Wel werd onder druk van het Israëlische hooggerechtshof de route meermaals aangepast ten gunste van de ‘Palestijnen’. Hoewel het bouwwerk nog niet helemaal af is, is het aantal terreuraanslagen sterk teruggebracht. Maar Israël heeft niet alleen te maken met terreuraanslagen maar ook met oproepen tot het boycotten van Israëlische producten. Vonnissen door Franse rechtbanken en het Europese Hof voor de Mensenrechten oordeelden echter dat het oproepen tot boycot van Israëlische producten ophitsing en discriminatie op basis van nationaliteit inhoudt. Daarom heeft de EU er nu (2013) voor gekozen Israëlische producten afkomstig uit, in hun ogen nog steeds, ‘bezette gebieden’ te labelen. Ook de Nederlandse minister van buitenlandse zaken is het daar mee eens. Het druist in tegen internationaal recht en het heeft evengoed een ophitsend en discriminerend karakter. Door de onvolledige / onjuiste berichtgeving door de internationale media, al dan niet opzettelijk gebracht, ontstaat er bij voortduring een verkeerd beeld over Israël. Dat leidt vaak tot onjuiste, uit onwetendheid geboren, beslissingen. Daardoor wordt Israël groot onrecht aangedaan. Zal God dat ongestraft laten?
18
Want zie, in die dagen en te dien tijde, wanneer Ik een keer zal brengen in het lot van Juda en van Jeruzalem, zal Ik alle volken verzamelen en afvoeren naar het dal van Josafat, en Ik zal aldaar met hen in het gericht treden ter oorzake van mijn volk en van mijn erfdeel Israël, dat zij onder de volken verstrooid hebben, terwijl zij mijn land verdeelden, (Joël 3:1-2) Het is moeilijk de landsgrenzen van het beloofde land exact vast te stellen, omdat ze in de Bijbel globaal worden aangeduid. (Genesis 12:7, 13:15 en 15:7,13,18, Exodus 23:31, Deuteronomium 1:7-8 en 32:49, Jozua 1:4). Bijvoorbeeld, welk gedeelte van de Eufraat geldt als grens? De noordelijke loop en/of de oostelijke loop? Uit Deut. 32:49 zou je kunnen opmaken dat het beloofde land beperkt wordt tot aan de Jordaan, terwijl de stammen Ruben, Gad en de halve stam van Manasse zich aan de oostkant vestigden. Globaal genomen een gebied dat omsloten wordt door Egypte, de Middellandse Zee en de Eufraat. Ten tijde van de koningen David en Salomo had het zo ongeveer die omvang. Hoe het ook precies is, duidelijk is wel dat het beloofde land groter is dan het huidige Israël. De omstreden gebieden Judea en Samaria behoren er in elk geval bij. God doet wat Hij heeft beloofd! Hij is trouw aan Zijn verbond! Hoe het allemaal precies zal gaan verlopen tussen Israël en de omringende (broeder) volkeren weten we niet. Wat we wel weten is dat er uiteindelijk vrede komt. Te dien dage zal er een heerbaan wezen van Egypte naar Assur, en Assur zal in Egypte komen en Egypte in Assur, en Egypte zal met Assur (de HERE) dienen. Te dien dage zal Israël de derde zijn naast Egypte en Assur, een zegen in het midden der aarde, omdat de HERE der heerscharen het gezegend heeft met de woorden: Gezegend zij mijn volk Egypte en het werk mijner handen, Assur, en mijn erfdeel Israël (Jesaja 19:23-25).
19
Palestijnen Rond 1948 en de eerste jaren daarna werden de Joden aangeduid als Palestijnen. Eerst na 1964 zijn niet-joden zich Palestijnen gaan noemen. Er heeft nooit een onafhankelijke Palestijns-Arabische staat bestaan. En tot de oprichting van de PLO in 1964 werd er nimmer gesproken van een Palestijns volk. M.a.w., er hebben nooit Palestijnen bestaan. Uiteraard wel ‘niet-joodse inwoners’ in Palestina, maar dat waren Arabieren, van oorsprong afkomstig uit verschillende Arabische landen. In 1948 heeft het merendeel van de in Palestina wonende ‘niet-joden’ op verzoek van de moefi van Jeruzalem het land verlaten en is in vluchtelingenkampen terechtgekomen. (De moefi van Jeruzalem was de geestelijke leider van de Arabieren in Palestina. Ten tijde van de tweede wereldoorlog werd hij beschouwd als één van de vertrouwelingen van Hitler). De kampen waar de ‘niet-joden’ uit Palestina in terecht kwamen zijn er nog steeds. Geen enkel Arabisch land die bij de aanval op Israël was betrokken heeft zich over hen ontfermd, ondanks dat ze de veroorzakers zijn van hun vertrek uit Israël (Egypte, Jordanië, Irak, Syrië, Libanon en Saoedi -Arabië). Jasser Arrafat, de vroegere leider van de PLO, was een Egyptenaar. In 1970 verdreef koning Hoessein van Jordanië Jasser Arafat met z’n Fatah uit zijn land. Arafat vlucht naar Syrië, waar hij niet welkom is en wijkt uit naar Libanon. Noch de PLO, noch de huidige Palestijnse Autoriteit (PA) en Hamas hebben er de afgelopen jaren blijk van gegeven werkelijk vrede met Israël te willen. Uit de vele herhaaldelijke uitlatingen blijkt dat ze zich nog steeds niet met het bestaan van Israël hebben verzoend. Vaak gebruiken ze landkaarten waar Israël op ontbreekt.
20
God en Allah. Onze God, is de God van de Bijbel, de schepper van hemel en aarde. Hij is “de God van Abraham, Isaak en Jakob”. (Exodus 3:6,15,16; 1 Kronieken 29:18; Matteüs 22:32; Handelingen 3:13 en meerdere plaatsen). Toen Mozes vroeg naar de naam van God, zei God tot hem: Jahwe, wat betekent “Ik ben die ik ben” (Exodus 3:14). Het woord ‘God’ is geen eigen naam maar een soortnaam die op elke god toepasbaar is, daarom noemt “de God van Abraham, Isaak en Jakob” zijn eigen naam (Jahwe = Ik ben die ik ben), om zich te onderscheiden van alle andere zogenaamde goden. Allah is het Arabische woord voor God. Joodse en christelijke minderheden in Arabisch-sprekende landen gebruiken daarom ook wel het woord Allah, om daarmee de God van de bijbel te duiden. Het woordenboek (de dikke van Dale) geeft bij het woord Allah: de aanbiddenswaardige, naam van God bij de mohammedanen; - ook als uitroep van verwondering. De stam waartoe Mohammed de stichter van de Islam behoorde, had als stamgod ‘Allah’, een maangod. Dat is ook de oorsprong van de halve maan als Islamitisch symbool. Daarnaast vereerden deze stam een heilige zwarte steen, de Ka’aba. Toen Mohammed na het voeren van zgn. heilige oorlogen de andere stamgoden had overwonnen riep hij uit: Allah is groter. Hij stelde toen Allah gelijk met de God van de Bijbel. Vandaag de dag worden in de publieke opinie Allah en de God van de Bijbel vaak op één lijn gesteld / wordt beweerd dat het één en dezelfde God betreft. Dat dit onjuist is moge o.a. uit het volgende blijken: Christendom --------------------------------------------------Jahweh is één God bestaande uit drie personen. (Joh.8:54, Kol. 2:9; vgl. Joh. 1 en 8:58, Hand. 5:3-4) Jezus kruisiging was een offer om de straf op de zonde weg te nemen. (1Kor. 2:2, Ef. 1:7) Jezus verbood mensen Hem met het zwaard te verdedigen. (Mat. 26:52) Jezus predikte vergeving. (Mat. 5:38-39) Jezus was zonder zonde. (1Petr. 2:21-22) Jezus is de enige weg tot behoud. (Rom. 24-26)
Islam -------------------------------------------------Allah kan maar één God zijn. De drieeenheid is godslastering. (soera 5:73) Jezus is niet echt gekruisigd. (soera 4:157) Mohammed riep mensen op het zwaard te hanteren. (soera 8:65) Mohammed predikte wraak. (soera 2:194) Mohammed was zondig. (soera 18:110) Jezus was slechts een dienaar van Allah. (soera 19:30)
Op de in 691 op de tempelberg te Jeruzalem gebouwde Rotskoepel moskee (moskee van Omar) staat aan de buitenkant: ‘Allah heeft geen zoon’. Uit het vorenstaand vergelijkend overzicht en uit het opschrift op de Rotskoepel moskee, blijkt dat Allah niet de vader van de Here Jezus kan zijn. Met andere woorden, Allah (van de Mohammedanen/de Islam) kan niet de God van de Bijbel zijn.
21
Dode Zeerollen In 1947 ontdekte een herder (bedoeïen) bij toeval in een grot in de omgeving van de ruïne van Qumran, ca. 1,5 km ten noordwesten van de Dode Zee, een aantal kruiken. Deze lemen kruiken bevatten leren beschreven rollen, die meer dan 2000 jaar oud waren. (De methode om geschreven stukken voor lange tijd te bewaren wordt door God zelf genoemd in het Bijbelboek Jeremia, hoofdstuk 32:14.) In deze grot kwam o.a. een volledige kopie van het in het Hebreeuws geschreven Bijbelboek Jesaja tevoorschijn. De vondsten uit deze eerste grot worden beschouwd als de belangrijkste teksten uit de “Dode Zeerollen”. In de periode 1951 -1956 werden in nog 10 andere grotten rollen en tekstfragmenten ontdekt. De in de totaal 11 grotten gevonden handschriften zijn geschreven tussen ca. 250 vóór Chr. en ca. 50 na Chr.. Er komen drie verschillende talen voor, en wel het Hebreeuws, het Aramees en het Grieks. In één van de grotten werden zelfs twee koperen rollen gevonden. De totale collectie handschriften (rollen en fragmenten ervan) omvat meer dan 900 documenten. Hiervan zijn ruim 200 documenten van de Hebreeuwse Bijbel, de Tenach (het oude testament). De andere documenten bevatten onbekende Joodse literatuur, die inzicht geven in de Joodse cultuur van ruim 2000 jaar geleden. Alle boeken van de Bijbel komen we in de Dode Zeerollen tegen, uitgezonderd het boek Ester. De Psalmen zelfs 39 keer, Deuteronomium 32 keer en Jesaja 22 keer. De oudste rollen zijn die van Exodus en Samuel. Ook werden restanten gevonden van de Samuel-tekst uit de Septuaginta, de Griekse vertaling van het Oude Testament. Het merendeel van de onderzoekers zijn het er over eens dat Qumran geen militaire vesting en ook geen landelijke winterresidentie was, zoals men aanvankelijk veronderstelde, doch Esseense nederzetting. Waarschijnlijk zijn het de Essenen geweest die vermoedelijk rond ca. 68 na Chr. de rollen in lemen kruiken in grotten hebben verstopt. In Jeruzalem is een speciaal museumgebouw waar de Dode Zeerollen in zijn ondergebracht, de “Shrine of the Book”. Het gebouw heeft de vorm van een deksel van een lemen kruik, met daaronder een atoombomvrije bunker. In het midden van de Shrine of de Book is de ca. 2200 jaar oude Jesaja-rol tentoongesteld. Uit de Dode Zeerollen blijkt hoe zorgvuldig de Hebreeuwse Bijbel eeuwenlang door de joodse schrijvers is gekopieerd. Tot op de dag van vandaag gebeurd dat nog steeds zeer zorgvuldig, mede doordat het Jodendom in hun godsdienstoefeningen alleen maar uit boekrollen lezen. De eerste ontdekking van de belangrijkste Dode Zeerollen (1947) valt vrijwel samen met het ontstaan van de staat Israël (1948). Een dubbel teken van Gods trouw. Een bevestiging dat Zijn woord betrouwbaar is en eeuwig stand houdt. Het gras verdort, de bloem valt af, maar het woord van onze God houdt eeuwig stand. Jesaja 40:8 (uiteraard ook in de ca. 2200 jaar oude “Jesaja Dode Zeerol”) Ook in het Nieuwe Testament lezen we over de eeuwige duurzaamheid van Gods woord. De hemel en de aarde zullen voorbijgaan, maar mijn woorden zullen geenszins voorbijgaan. (Mattheüs 24:35)
22
Tenach en Bijbel Tenach Tenach is de naam van de Hebreeuwse Bijbel. TeNaCh, de beginletters van de drie delen waaruit het boek bestaat. Tora, de vijf boeken van Mozes(ook wel genoemd Wet van Mozes); Nevi’iem, de Profeten; Chetoeviem, de Geschriften. De Tenach is niet alleen ‘Gods woord’ voor de Joden maar ook voor de Christenen. En wel het gedeelte van de Bijbel dat door de Christenen als het Oude Testament wordt betiteld. De boeken in het Oude Testament hebben een iets andere volgorde dan in de Tenach, maar zijn inhoudelijk gelijk. Op sjabbat en op feestdagen wordt er in de synagoge een gedeelte uit de Tora gelezen. Er wordt gelezen uit een rol. De rol wordt plechtig vanuit de ‘Ark” (bewaarplaats van de rol) naar de ‘Bima’ (verhoging in het midden van de synagoge) gebracht. Het dragen, uit- en inpakken van de rol zijn erefuncties. De voorlezer moet foutloos voordragen. Het woord van God wordt geopenbaard en toegelicht aan het volk, zoals op de berg Sinaï. Tora betekent “onderwijzing”. Dit wetboek mag niet wijken uit uw mond, maar overpeins het dag en nacht, opdat gij nauwgezet handelt overeenkomstig alles wat daarin geschreven is, want dan zult gij op uw wegen uw doel bereiken en zult gij voorspoedig zijn(Jozua 1:8). Precies een jaar rond wordt de complete tekst in 54 gedeeltes gelezen. Na de lezing in de synagoge op sjabbat uit de Tora volgt een hoofdstuk uit de Profeten. Uit de Geschriften wordt in de erediensten of verschillende momenten gelezen/geciteerd. De negende en laatste dag van het Loofhuttenfeest is het Simchat Tora (Vreugde der Wet). Op deze dag is de hele Tora (neergeschreven op boekrollen) doorgelezen en doorgeleerd en begint men in de synagoge weer opnieuw. Of beter gezegd: de Tora wordt verder gelezen, want elke keer kom je weer nieuwe dingen tegen. Dit gaat gepaard met een uitbundig feest waarbij de Tora, gehuld in een feestelijk kleed en versierd met zilver en juwelen, dansend wordt rondgedragen in de synagoge. Alle kinderen (ook jonger dan 13) zijn dan welkom, zij zwaaien met vlaggetjes en over hun hoofden worden (als onder een huwelijksbaldakijn) gebedsmantels uitgestrekt. Na afloop worden bruidssuikertjes uitgedeeld. Bijbel Bijbel komt van het Griekse woord Biblia, hetgeen boeken betekent. Naast het “Oude Testament”, dat inhoudelijk gelijk is aan de Tenach, bevat de Bijbel ook een “Nieuw Testament”. Het OT bevat 39 boeken en het NT 27 boeken/brieven. Het is vrijwel zeker dat de gehele bijbel door Joodse mensen, door God geïnspireerd, is geschreven. Het NT ,de vervulling van de beloften die er zijn in Christus Jezus, erkennen velen van Gods volk niet. Vaak weten ze niet eens dat het Nieuwe Testament een Joods Boek is. Hooguit weten ze dat Jezus van oorsprong Joods was.
23
Er is een groeiend aantal Joden die wel het NT kennen en de vervulling van Gods beloften uit het OT (Tenach) zien die er zijn in Christus Jezus. Zogenaamde Messiasbelijdende Joden. Omgekeerd zijn er Christenen die menen dat het OT door de komst van Christus Jezus minder relevant is geworden. De Here Jezus is er heel duidelijk over dat die gedachte een grote misvatting is. Meent niet, dat Ik gekomen ben om de wet of de profeten te ontbinden; Ik ben niet gekomen om te ontbinden, maar om te vervullen. Want voorwaar, Ik zeg u: Eer de hemel en de aarde vergaat, zal er niet één jota of één tittel vergaan van de wet, eer alles zal zijn geschied. Wie dan één van de kleinste dezer geboden ontbindt en de mensen zo leert, zal zeer klein heten in het Koninkrijk der hemelen; doch wie ze doet en leert, die zal groot heten in het Koninkrijk der hemelen (Matteüs 5:17-19). Hij zelf kende het OT (Tenach) goed en citeerde er uit, zoals o.a. blijkt uit de volgende twee voorbeelden: En Jezus antwoordde en zeide tot hem: Er staat geschreven: Gij zult de Here, uw God, aanbidden en Hem alleen dienen (Lucas 4:8). En hij kwam te Nazaret, waar Hij opgevoed was, en Hij ging volgens zijn gewoonte op de sabbatdag naar de synagoge en stond op om voor te lezen. En Hem werd het boek van de profeet Jesaja ter hand gesteld en toen Hij het boek geopend had, vond Hij de plaats, waar geschreven is: De Geest des Heren is op Mij, daarom, dat Hij Mij gezalfd heeft, om aan armen het evangelie te brengen; en Hij heeft Mij gezonden om aan gevangenen loslating te verkondigen en aan blinden het gezicht, om verbrokenen heen te zenden in vrijheid, om te verkondigen het aangename jaar des Heren. Daarna sloot Hij het boek, gaf het aan de dienaar terug en ging zitten. En de ogen van allen in de synagoge waren op Hem gericht. En Hij begon tot hen te zeggen: Heden is dit schriftwoord voor uw oren vervul (Lucas 4:16-21). Uit het gedeelte over de verzoeking van de Here Jezus in de woestijn door de duivel (Lucas 4:113) blijkt hoe belangrijk het is de bijbel te lezen en te kennen. Dat blijkt ook duidelijk uit Gods woorden, opgetekend door de profeet Hosea. Mijn volk gaat te gronde door het gebrek aan kennis (Hosea 4:7a).