Samenvatting In dit rapport wordt een antwoord gezocht op de volgende onderzoeksvraag: “Hoe kunnen hulpverlenende instanties op Aruba effectievere methodische ondersteuning bieden aan tienermoeders?” Om te komen tot een antwoord op deze vraag, hebben wij de volgende afgeleide vraagstellingen geformuleerd: 1. Wat is de hulpbehoefte van tienermoeders op Aruba en hoe mondt dit uit in een expliciete hulpvraag? 2. Welke rol hebben vaders in het ouderschap en komt deze rol overheen met de verwachtingen van de tienermoeders? 3. Welk hulpaanbod vanuit organisaties en regelgeving is er op Aruba voor tienermoeders? 4. Hoe kunnen hulpverlenende instanties op Aruba, met name het Wit Gele Kruis, het hulpaanbod aanpassen zodat het beter aansluit op de hulpvraag van tienermoeders op Aruba? Deel 1: Het vooronderzoek In deel 1 wordt het vooronderzoek behandeld. Om een duidelijk beeld van de onderzoeksvraag en afgeleide vraagstellingen te krijgen is er bekeken welke onderwerpen betrekking hadden op het onderzoek. De onderwerpen die voor ons belangrijk bleken te zijn waren: ‘Aruba’, ‘interculturele communicatie’, ‘tienermoederschap’, ‘tienervaderschap’ ‘hulpverlening’, ‘moederschap’, en ‘juridische en sociale zaken’. Aruba Aangezien het onderzoek betrekking heeft op tienermoeders op Aruba en wij als onderzoekers niet bekend waren met het eiland was het belangrijk dat de groepsleden een algemeen beeld konden vormen over Aruba. Het verblijf op Aruba was maar negen week waarin geen tijd zou zijn om eerst een persoonlijk beeld te krijgen van eiland voordat het onderzoek begon. Interculturele communicatie Het is belangrijk voor ons onderzoek dat wij, de projectleden, een basiskennis hebben van interculturele communicatie. Dit omdat wij uit een andere cultuur komen dan de tienermoeders (onze respondenten) en medewerkers van de instellingen die wij gaan onderzoeken. Wanneer wij communiceren met de tienermoeders zal er sprake zijn van interculturele communicatie. Tienermoederschap Wanneer wij tienermoederschap willen onderzoeken is het van belang om ook op de hoogte te zijn van het moederschap in het algemeen. Voor het onderzoek is het ook van belang dat we zicht hebben op de Arubaanse opvattingen over moederschap. In ‘Mama Soltera’ (1990) wordt hierop ingegaan. Uit dit onderzoek blijkt dat het moederschap voor veel vrouwen erg belangrijk is. Het beïnvloedt de manier waarop vrouwen over zichzelf denken en de mogelijkheden die zij hebben om zich op andere terreinen te ontplooien. Overal ter wereld komt tienerzwangerschap voor. In ‘Tienermoeders, preventie, opvang en begeleiding’ (1997) worden specifieke oorzaken van jong moederschap op de Antillen en Aruba aangedragen: 1. Gebrek aan seksuele voorlichting en educatie
2. Opvoedingssituatie en de ouder / kind interactie 3. Gebrek aan zelfvertrouwen en aan communicatieve vaardigheden 4. De rol van de man Onder andere op Aruba is er sprake van een ontwikkeling waarin tienerzwangerschap als een sociaal maatschappelijk probleem wordt gedefinieerd. Tienerzwangerschap wordt gezien als een van de sociale problemen die een autonome ontwikkeling kunnen belemmeren en krijgt daarom de nodige (preventieve) aandacht. In de huidige maatschappij zijn de gevolgen voor de tienermoeder groter dan vroeger. Nu de samenleving steeds hogere eisen gaat stellen wordt het toekomstperspectief voor een tienermoeder steeds uitzichtlozer. Op gezinsniveau lijkt de problematiek zich met name te richten op het vlak van sociaal isolement en eenzaamheid in de Antilliaanse moedergezinnen, welke opgevat kunnen worden als een risicofactor voor de ontwikkeling voor de kinderen die in dit gezin opgroeien. Op individueel niveau is gebleken dat tienermoeders vaak een moeilijk te bereiken doelgroep zijn, hun problemen worden vaak onderschat en zij voelen zichzelf vaak onbegrepen. Volgens Menger en Jhinkoe-Rai (1997) blijkt dat op de meeste eilanden dat zwangerschap leidt tot de kans op uitsluiting van onderwijs. Er wordt hier geen eenduidig beleid door de school gehanteerd. Dit inconsequente beleid kan tot gevolg hebben dat de jeugd het vertrouwen verliest in volwassenen en daarmee in de hulpverlening. Uit Mama Soltera (1990) blijkt dat de manier waarop de familie van het meisje reageert op de zwangerschap en haar helpt in de rol van moeder en de verantwoordelijkheden die erbij komen kijken, erg belangrijk is. Familienetwerken zijn op Aruba dan ook erg van belang. Zonder materiële en immateriële hulp, die met name het familienetwerk hen biedt, zouden zij niet kunnen overleven. Tienervaderschap Er is weinig literatuur te vinden over tienervaders. Uit het onderzoek van Mama Soltera (1990) blijkt dat twee derde van de Arubaanse en Antilliaanse (tiener)moeders in Nederland het contact tussen vader en kind belangrijk vindt. Vooral de kinderen hebben behoefte aan contact met hun vader en bovendien willen kinderen op een gegeven moment toch weten wie hun vader is. Een derde van de moeders vindt het contact tussen vader en kind niet belangrijk. Een belangrijk argument wat door de respondenten wordt genoemd, is dat de vader toch nooit naar het kind heeft omgekeken. Op de vraag wat de bijdrage van de vader zou moeten zijn wordt door veel vrouwen financiële steun genoemd. Voor een groot deel van deze vrouwen is dit echter niet voldoende; zij willen dit gecombineerd zien met immateriële steun. Juridische en sociale zaken Volgens leden van het bestuur van de ATHA is het Arubaanse wetboek gebaseerd op de Nederlandse wetgeving. Dit is de reden dat wij in het vooronderzoek hebben georiënteerd op de Nederlandse wetgeving. Deze informatie zal de basis leggen voor ons onderzoek op Aruba naar de Arubaanse wet- en regelgeving. Instellingen in Nederland In Nederland is er een erg gevarieerd hulpaanbod voor tienermoeders. Het leek ons zinvol om in het kader van ons vooronderzoek diverse instellingen te benaderen om verschillende redenen. Ten eerste hebben deze instellingen expertise op het gebied van tienermoederschap en de hulpverlening, waardoor wij een beter zicht kunnen krijgen op het tienermoederschap dan wanneer wij ons zouden beperken tot de literatuur. Ten tweede is het mogelijk dat het huidige hulpaanbod in Nederland ons aanknopingspunten kan bieden bij het schrijven van ons adviesrapport. Ten derde was het een vraag van onze projectbegeleider van het Wit Gele Kruis om de opdrachtgevers inzicht te geven in het hulpaanbod voor tienermoeders in
Nederland. De instellingen waarmee wij contact hebben gehad zijn: De Bocht Goirle, Fiom Dordrecht, Het JIP Breda, Kraamzorg Breda, Steady Rotterdam, Stichting Bres en Woondrecht in Dordrecht, Tienermoeder project Breda, Valkenhorst Breda en VBOK Amersfoort. Tijdens het vooronderzoek zijn wij, zowel uit literatuuronderzoek als uit contacten met de diverse instellingen, tips tegengekomen op het gebied van de hulpverlening aan tienermoeders. We hebben besloten tot verwerking van deze tips omdat ze van belang kunnen zijn bij het ontwikkelen van het advies voor de ATHA en in het bijzonder het Wit Gele Kruis. Deel 2: Opzet en uitvoering van het onderzoek De onderzoekseenheden De onderzoekseenheden die in dit onderzoek centraal staan zijn: tienermoeders op Aruba. De onderzoekseenheden zijn tevens respondenten. Wij hebben hiervoor gekozen omdat wij geïnteresseerd zijn in hun beleving en behoeften. Wij zijn van mening dat zij, beter dan iemand anders, deze kunnen verwoorden en ons hier inzicht in kunnen geven. Een respondent werd geïnterviewd met als doel informatie over haarzelf en de situatie te verkrijgen. Wij hebben, bij het uitzoeken van onze respondenten, gebruik gemaakt van een niet-gerichte willekeurige steekproef. Wij hebben de zestien tienermoeders geïnterviewd die een medewerker van het WGK als eerste tegen kwam tijdens haar werkzaamheden. Voor alle tienermoeders gold dat de kans om in de steekproef te komen ongelijk en niet bekend was. Daar we afhankelijk waren van tienermoeders aangedragen door het WGK, hebben wij alleen contact gehad met tienermoeders die reeds bevallen zijn. De samenstelling van de onderzoeksgroep naar leeftijd is te vinden in de tabel op bladzijde… Om het project methodisch uit te voeren was het belangrijk dat de te nemen stappen van tevoren bekend waren en doelbewust zijn gekozen, zo ook bij de stappen voor het benaderen van de onderzoeksgroep. In dit rapport is het belangrijk dat zowel de opzet vooraf als de uiteindelijke gang van zaken tijdens de uitvoering van het onderzoek duidelijk wordt. In deze samenvatting zullen wij alleen een beknopte weergave van de werkelijke gang van zaken geven. De verpleegkundigen van het WGK vroegen tijdens hun reguliere contacten met de tienermoeders of zij mee wilden werken aan het onderzoek. Hierbij overhandigden zij een in het Papiaments vertaalde brief waarin wij uitleggen wie wij zijn en wat het onderzoek inhoudt. Verder staat er in deze brief wat de tienermoeder kan verwachten van het interview. Wanneer een tienermoeder aangaf dat zij mee wilde werken aan het onderzoek, vroeg de verpleegkundige toestemming aan de tienermoeder om haar naam en telefoonnummer aan ons door te geven. Daarna werd de tienermoeder door ons opgebeld om een afspraak te maken voor het interview op een van de wijkgebouwen van het WGK. De dataverzamelingsmethoden Om de hulpvraag van tienermoeders op Aruba in beeld te krijgen, hebben we gekozen voor een halfgestructureerd, open interview. Er was sprake van een open interview, wat wil zeggen dat we open vragen hebben gesteld. Op deze manier kregen de respondenten de ruimte om te vertellen over hun ervaringen, gevoelens en gedachten. Dat het interview half gestructureerd is, wil zeggen dat de onderwerpen (topics) die besproken werden al wel van tevoren waren vastgelegd, maar de vragen die we stelden niet. Om het hulpaanbod voor tienermoeders op Aruba in beeld te krijgen hebben we interviews gehouden met informanten van zeventien verschillende instanties op Aruba. Meestal konden de informanten veel vertellen over de instelling waar zij werkzaam zijn, over het huidige beleid en over het verleden en de toekomstplannen. Verder konden zij informatie geven over hun praktijkervaringen, wat er goed gaat en wat er juist niet goed gaat op dit moment in de
hulpverlening aan tienermoeders op Aruba. Voor het afnemen van het informanteninterview hebben wij een lijst gemaakt met vooraf vastgestelde vragen (zie bijlage), daar wij alleen geïnteresseerd waren in feitelijke gegevens. In tegenstelling tot bij de tienermoeders, waar hun beleving van het tienermoederschap centraal stond. Verder maakten we, indien mogelijk, gebruik van bestaande, niet-persoonlijke documenten, zoals jaarverslagen, beleidsplannen en brochures van de bovengenoemde instellingen. De documenten waren een aanvulling op de informanteninterviews en tevens verkregen wij op deze manier informatie over de instanties vanuit twee verschillende invalshoeken. Materiaalverzameling en registratie De interviews met de tienermoeders zijn afgenomen door één projectlid met behulp van een tolk. Alle interviews werden opgenomen op cassettebandje. Op deze manier ging er geen informatie verloren, konden wij ons tijdens het interview volledig op het gesprek concentreren en konden de interviews naderhand letterlijk uitgetypt worden. Daarna konden alle groepsleden de interviews lezen zodat ze besproken en geanalyseerd konden worden. De informanteninterviews bij de instellingen werden met minstens twee projectleden gehouden bij de instellingen zelf. Tijdens de interviews heeft één projectlid aantekeningen gemaakt, terwijl de anderen interviewde. Van elk interview werd een gespreksverslag gemaakt voor de analyse. Nadat de documenten waren ontvangen, hebben wij ze gelezen en geanalyseerd. Betrouwbaarheid en validiteit We hebben geprobeerd om de betrouwbaarheid van het onderzoek zo groot mogelijk te houden, door het systematisch volgen van methodische stappen en deze nauwkeurig te beschrijven en documenteren. Validiteit is een ander woord voor geldigheid. Dit is een belangrijk aspect van een kwalitatief onderzoek. Naarmate de geldigheid van een onderzoek groter wordt, stijgt het onderzoek in waarde. De interne validiteit zegt iets over de mate waarin de verzamelde gegevens de praktijksituatie representeren. De externe validiteit zegt vervolgens iets over de mate waarin de resultaten van een onderzoek zijn over te dragen naar andere, vergelijkbare situaties. Het reikt te ver om hier in deze samenvatting verder op in te gaan. Houding tijdens het interview Wij vonden het belangrijk om in dit deel van ons onderzoek in te gaan op de houding tijdens de interviews. Wij hebben hier tijdens de opzet van het onderzoek uitgebreid over nagedacht, om onszelf goed voor te bereiden op de interviews. Deel 3: De resultaten Resultaten hulpbehoeften en hulpvragen Om de gegevens uit de interviews met de tienermoeders te kunnen analyseren, hebben we eerst de zestien schriftelijk uitgewerkte interviews gelabeld. Toen we alle informatie die niet relevant was, eruit gefilterd hadden, zijn we gaan kijken naar het label ‘hulpbehoeften’ van de tienermoeders. Er kwamen vijf labels duidelijk naar voren, waaronder alle hulpbehoeften te verdelen waren, te weten: Voorlichting en preventie; Financiën; Kinderopvang; Begeleiding en ondersteuning; Scholing. Het overzicht dat ontstond uit deze labeling is te vinden op bladzijde… Voor het expliciteren van de hulpvragen van de tienermoeders hebben we per label de
hulpbehoeften gefilterd en de meest voorkomende hulpbehoeften eruit gehaald. Deze mondden uit in de expliciete hulpvragen, die in schema zijn gezet op bladzijde … Resultaten vaderschap De gegevens die in relatie stonden tot de ouderschapsrol van de vader zijn, net zoals de gegevens met betrekking tot de hulpbehoeften en hulpvragen van de tienermoeders, gelabeld. Hierdoor was alle informatie over de vaders duidelijk te analyseren. Vervolgens hebben we aan de hand van de topiclijst acht vragen geformuleerd die ons konden helpen met het beantwoorden van de tweede afgeleide vraagstelling, te weten: - Is bekend wie de vader is? - Wat is de leeftijd van vader? - Is het kind door vader erkend? - Maakt vader onderdeel uit van de voogdijregeling? - Wat voor contact is er tussen de tienermoeder en de vader van haar kind? - Wat voor steun geeft vader aan de tienermoeder voor verzorging van het kind? - Wat zijn de wensen / verwachtingen van de tienermoeder ten aanzien van de vader van haar kind? - Voldoet de vader van haar kind aan de wensen / verwachtingen van de tienermoeder? Alle antwoorden op deze vragen bij elkaar vormen het antwoord op de tweede afgeleide vraagstelling. Het is moeilijk om één concreet antwoord te geven op de vraag wat de rol van de vader is in het ouderschap. Uit de resultaten valt op te maken dat deze rol heel divers is. Voor concrete gegevens verwijzen we dan ook terug naar de beantwoording van de eerste zes vragen. (zie 8.3.1 – 8.3.6) Of de verwachtingen van de tienermoeders overeenkomt met de rol die de vader inneemt is reeds beantwoord in vraag acht Wij verwijzen hiervoor naar 8.3.8, ‘Voldoet de vader van haar kind aan de wensen/ verwachtingen van de tienermoeder?’. Resultaten hulpaanbod Zoals reeds vermeld, is het uitgangspunt van dit onderzoek de hulpvraag van tienermoeders. Echter is het essentieel om te weten wat het hulpaanbod aan tienermoeders momenteel is op Aruba en waar de grenzen van verschillende instanties betreffende dit hulpaanbod liggen. Dit omdat het van wezenlijk belang is dat er adviezen komen die daadwerkelijk haalbaar zijn en aanvaard worden door de desbetreffende instanties. De gespreksverslagen van de interviews met de verschillende instanties en de documenten over deze instanties waren het uitgangspunt van onze analyse. Eerst hebben we van iedere instantie een algemeen beeld geschetst, door de volgende vijf aspecten op een rij te zetten: het doel van de instantie, de doelgroep van de instantie, de specifieke hulp die zij biedt aan tienermoeders, de wensen met betrekking tot hulpverlening aan tienermoeders en de samenwerkingsverbanden met betrekking tot tienermoeders. Vervolgens zijn we gaan kijken op welke gebieden er hulp wordt verleend aan tienermoeders en welke instanties zich op deze gebieden richten. Hieruit zijn overlappingen in het hulpaanbod voortgevloeid. Tot slot hebben we gekeken naar knelpunten die door de instanties zijn gesignaleerd in de hulpverlening aan tienermoeders. Het eerste knelpunt is dat er prioriteiten gesteld moeten worden in het hulpaanbod. Wegens beperkte middelen en mankracht, kan er op Aruba niet veel specialistische hulp aangeboden worden. Men zal dus moeten kiezen voor bepaalde doelgroepen. Tot nu toe is er nog weinig tot geen prioriteit gesteld aan de doelgroep tienermoeders. Verder hebben medewerkers gesignaleerd dat tienermoeders niet of nauwelijks bij de instanties terecht komen. Ten derde is er nog het knelpunt van de afstemming van de hulpverlening tussen de diverse hulpverlenende instanties. Instanties zijn niet voldoende van elkaars hulpaanbod op de hoogte en werken nauwelijks samen. De samenwerking die er wel
is, is niet structureel. Koppeling hulpvraag en hulpaanbod Om een koppeling te maken tussen de hulpvraag en het hulpaanbod, hebben we eerst de resultaten van de afgeleide vraagstellingen 1 en 3 bekeken. Deze resultaten geven weer wat, volgens de analyse van dit onderzoek, de hulpvraag van de tienermoeders is en wat het hulpaanbod van de hulpverlenende instanties op Aruba is. Aangezien wij tot een advies wilden komen vanuit de hulpvraag van de tienermoeders, hebben we de expliciete hulpvragen als uitgangspunt genomen. Vervolgens hebben we per expliciete hulpvraag gekeken óf en, zo ja, wat het huidige hulpaanbod voor die vraag is. Naar aanleiding hiervan hebben we bekeken of er hiaten zijn in het hulpaanbod en welke dit dan zijn. Tenslotte hebben we bekeken welke mogelijkheden er zijn om te komen tot een hulpaanbod voor tienermoeders op Aruba dat beter aansluit op de hulpvraag van deze tienermoeders. Het reikt te ver om een samenvatting van al deze koppelingen te maken, daar deze concreet uitgewerkt worden in adviezen in deel 4. Deel 4: Adviezen, aanbevelingen en conclusies Aangezien dit onderzoek als uitgangspunt de hulpvraag van de tienermoeder heeft, vloeien de adviezen voort uit deze hulpvragen. De adviezen die wij geven zijn gericht op hulpverleningsinstanties in het algemeen. De aanbevelingen zijn een concrete invulling van de adviezen. Bij de aanbevelingen zijn wij uitgegaan van het huidige hulpaanbod op Aruba en hebben wij gekeken hoe dit hulpaanbod beter aan kan sluiten op de hulpvraag van tienermoeders. Dus welke instanties op welke manier het hulpaanbod aan tienermoeders kunnen verbeteren. Voorlichting en preventie Advies: Hulpverleningsinstellingen dienen meer voorlichting en preventie met betrekking tot seksuele voorlichting, tienerzwangerschap en de consequenties daarvan te geven met gebruikmaking van diverse media. Aanbevelingen: - Famia Planea en Fundacion Telefon Pa Hubentud Aruba zijn de twee instanties die zich bezig houden met voorlichting en preventie en kunnen daarom dit advies uitvoeren; - Het maken van een eenmalige voorlichtingsfilm voor Arubaanse jongeren; - Het opstarten van een voorlichtingscampagne door de overheid waarbij de media krant, radio en televisie ingeschakeld worden. Advies: Hulpverleningsinstellingen dienen ervoor te zorgen dat er meer en structureel seksuele voorlichting op scholen wordt gegeven. Aanbevelingen: - Famia Planea en Fundacion Telefon Pa Hubentud Aruba gaan samenwerken met betrekking tot structurele seksuele voorlichting op scholen en dragen hierbij één visie uit. Financiën Advies: Hulpverleningsinstanties dienen de belangen van tienermoeders bij de overheid te behartigen met betrekking tot financiën. Aanbevelingen:
- ATHA behartigt de belangen van tienermoeders met betrekking tot onvoldoende financiële middelen bij de overheid. - Het WGK kan ontwikkelingen met betrekking tot de financiele situatie van de tienermoeders signaleren en registreren, zodat ATHA concrete gegevens heeft bij het behartigen van de belangen van de tienermoeders bij de overheid. Kinderopvang Advies: Hulpverleningsinstanties dienen er door middel van belangenbehartiging voor te zorgen dat er betaalbare kinderopvang komt voor tienermoeders en er meer keuzemogelijkheden zijn wat betreft soorten kinderopvang. Aanbevelingen: - Fundacion Pa Nos Muchanan gaat in overleg met opvangcentra om speciale regelingen te treffen in het kader van betaalbare kinderopvang voor tienermoeders; - Fuandacion Pa Nos Muchanan onderhandelt met startende opvangcentra over nieuwe vormen van opvang. Begeleiding en ondersteuning Advies: Hulpverleningsinstellingen dienen opvoedingsadviezen en ondersteuning bij de opvoeding aan tienermoeders te geven. Aanbevelingen: - Het WGK ontwikkelt een sociale kaart voor tienermoeders waarin duidelijk staat waar zij voor welke hulp terecht kunnen; - Het WGK speelt een rol in het bieden van opvoedingsadviezen en ondersteuning bij de opvoeding; Advies: Hulpverleningsinstellingen dienen tienermoeders meer informatie en advies te geven over verschillende leeftijdsfasen van het kind. Aanbevelingen: - cursussen / informatieavonden ontwikkelen en aanbieden aan tienermoeders over de verschillende leeftijdsfasen van het kind. In het rapport wordt dit idee verder uitgewerkt. Advies:
Hulpverleningsinstellingen dienen groepscursussen met opvoedingsondersteuning aan tienermoeders aan te bieden. Aanbevelingen: zie vorige aanbeveling.
betrekking
tot
Advies: Hulpverleningsinstellingen dienen aan tienermoeders meer begeleiding te bieden gericht op de sociale en emotionele kant van het moederschap. Aanbevelingen: - het WGK neemt hierin een signalerende en verwijzende functie aan, daar zij regelmatig contact heeft met de tienermoeders; - Hulpverleners verwijzen tienermoeders, voor psychosociale problemen en vragen, door naar een maatschappelijk werker van Directie Sociale Zaken, afdeling immaterieel. Advies: Hulpverleners dienen zich empathisch op te stellen ten opzichte van tienermoeders en dienen hun privacy te waarborgen. Aanbevelingen: - binnen alle instellingen die hulpverlenen aan tienermoeders, wordt nogmaals bij de medewerkers het belang van een empathische houding bij de hulpverlener en de
waarborging van de privacy van de cliënt benadrukt. Conclusies Op basis van de adviezen en aanbevelingen die in dit deel worden weergegeven, kunnen hulpverleningsinstanties op Aruba effectievere methodische ondersteuning aan tienermoeders bieden. Wij willen er nogmaals op wijzen dat de resultaten, adviezen en aanbevelingen niet generaliseerbaar zijn naar de totale populatie tienermoeders op Aruba. Dit vanwege het feit dat het aantal geïnterviewde onderzoekseenheden hiervoor te klein is. De resultaten, adviezen en aanbeveling zijn indicatief voor de gehele populatie tienermoeders op Aruba.
Inhoudsopgave Samenvatting Inhoudsopgave Voorwoord Inleiding Deel 1 Het vooronderzoek Hoofdstuk 1 Literatuuranalyse 1.1 Inleiding 1.2 Aruba 1.2.1 Eerst een paar feiten en cijfers 1.2.2 Geschiedenis 1.2.3 Beelden die Arubanen van Nederlanders hebben 1.2.4 Politiek 1.2.5 Werkgelegenheid 1.2.6 Cultuur 1.3 Interculturele communicatie 1.3.1 Drievoudige aanpak 1.3.2 Cultuurschok 1.4 Tienermoederschap en hulpverlening 1.4.1 Moederschap 1.4.2 Tienermoederschap 1.5 Tienervaders 1.6 Juridische en sociale zaken in Nederland 1.6.1 Inleiding 1.6.2 Personen- en familierecht 1.6.3 Ouderlijk gezag en voogdij 1.6.4 Uitkeringen Hoofdstuk 2 De instellingen 2.1 Inleiding 2.2 De instellingen 2.2.1 De Bocht Goirle 2.2.2 Fiom Dordrecht 2.2.3 Het JIP Breda 2.2.4 Kraamzorg Breda 2.2.5 Steady Rotterdam 2.2.6 Stichting Bres en Woondrecht Dordrecht 2.2.7 Tienermoeder project Breda 2.2.8 Valkenhorst 2.2.9 VBOK Amersfoort
Hoofdstuk 3 Aandachtspunten voortkomend uit het vooronderzoek 3.1 Inleiding 3.2 Voorzieningen 3.3 Psychosociale hulpverlening 3.4 Interactie met tienermoeder Deel 2 Opzet en uitvoering van het onderzoek Hoofdstuk 4 Attenderende begrippen 4.1 Inleiding 4.2 Onderzoeksvraag 4.2.1 Attenderende begrippen omtrent de onderzoeksvraag 4.3 Afgeleide vraagstellingen 4.3.1 Attenderende begrippen omtrent de eerste afgeleide vraagstelling 4.3.2 Attenderende begrippen omtrent de tweede afgeleide vraagstelling 4.3.3 Attenderende begrippen omtrent de derde afgeleide vraagstelling 4.3.4 Attenderende begrippen omtrent de vierde afgeleide vraagstelling Hoofdstuk 5 Onderzoekseenheden 5.1 Keuze van de onderzoekseenheden 5.1.1 Wijze steekproef 5.1.2 Aantal onderzoekseenheden 5.2 Het benaderen van de onderzoekseenheden 5.2.1 De opzet 5.2.2 De werkelijke gang van zaken Hoofdstuk 6 Dataverzamelingsmethoden 6.1 Beschrijving en verantwoording van de dataverzamelingsmethoden 6.1.1 De hulpvraag 6.1.2 Het hulpaanbod 6.2 Materiaalverzameling en registratie 6.2.1 De hulpvraag 6.2.2 Het hulpaanbod Hoofdstuk 7 Betrouwbaarheid en validiteit 7.1 Betrouwbaarheid 7.2 De validiteit 7.2.1 De interne validiteit 7.2.2 De externe validiteit 7.3 Houding tijdens het interview met de tienermoeders 7.3.1 De tolk 7.3.2 Opstelling en houding Deel 3 Resultaten Hoofdstuk 8 Resultaten hulpbehoeften en hulpvragen 8.1 Inleiding 8.2 Analyse methode
8.3 8.3.1 8.4 8.4.1 8.4.2 8.4.3 8.4.4 8.4.5 8.5
Overzicht van de hulpbehoefte Het labelschema De expliciete hulpvraag Voorlichting en preventie Financiën Kinderopvang Begeleiding en ondersteuning Scholing De hulpvraag op een rij
Hoofdstuk 9 Vaderschap 9.1 Inleiding 9.2 Analyse methode 9.3 De vragen 9.3.1 Is bekend wie de vader is? 9.3.2 Wat is de leeftijd van vader? 9.3.3 Is het kind erkend door vader? 9.3.4 Maakt de vader onderdeel uit van de voogdijregeling 8.3.5 Wat voor contact is er tussen de tienermoeder en de vader van haar kind? 9.3.6 Wat voor steun geeft vader aan de tienermoeder in de verzorging van het kind? 9.3.7 Wat zijn de wensen/verwachtingen van de tienermoeder ten aanzien van de vader van haar kind? 9.3.8 Voldoet de vader van haar kind aan de wensen/ verwachtingen van de tienermoeder? 9.4 De rol van vader Hoofdstuk 10 Het hulpaanbod 10.1 Inleiding 10.2 Analyse methode 10.3 Instanties op een rij 10.3.1 Bureau Vrouwenzaken 10.3.2 Cas pa Hubentud 10.3.3 Casa Cuna Progreso 10.3.4 Directie Sociale Zaken: afdeling immaterieel 10.3.5 Directie Sociale Zaken: afdeling materieel 10.3.6 Directie Volksgezondheid: afdeling Jeugdgezondheidszorg 10.3.7 Famia Planea 10.3.8 Fundacion Guia Mi 10.3.9 Fundacion Telefon Pa Hubentud Aruba 10.3.10 Fundacion Pa Nos Muchanan 10.3.11 Fundacion pa Hende Muhe den Difficultad 10.3.12 Kinderhuis Imeldahof 10.3.13 Partera 10.3.14 School Maatschappelijk Werk: Collegio Arubano 10.3.15 Voogdijraad 10.3.16 Wit Gele Kruis 10.3.17 Ziekenhuis: Kraamafdeling en Verloskamer
10.4 10.4.1 10.4.2 10.4.3 10.4.4 10.4.5 10.4.6 10.4.7 10.5 10.6 10.6.1 10.6.2 10.6.3 10.6.4 10.6.5 10.6.6 10.6.7 10.7
Gebieden van hulpverlening Psychosociale hulpverlening Ouderschapsbegeleiding Voogdijregeling Lichamelijk zorg Financiële steun Preventie Kinderopvang Residentiële en ambulante hulpverlening Overlappingen Psychosociale hulpverlening Ouderschapsbegeleiding Voogdijregeling Lichamelijk zorg Financiële steun Preventie Kinderopvang Knelpunten
Hoofdstuk 11 Koppeling hulpvraag en hulpaanbod 11.4 Inleiding 11.5 Analyse methode 11.6 De resultaten 11.6.1 Voorlichting en preventie 11.6.2 Financiën 11.6.3 Kinderopvang 11.6.4 Begeleiding en ondersteuning 11.6.5 Scholing 11.7 Taboe Deel 4 Adviezen, aanbevelingen en conclusies Inleiding Hoofdstuk 12 Voorlichting en preventie 12.1 Adviezen 12.2 Aanbevelingen 12.2.1 Voorlichting en preventie met gebruikmaking van de media 12.2.2 Seksuele voorlichting op scholen Hoofdstuk 13 Financiën 13.1 Adviezen 13.2 Aanbevelingen 13.2.1 Belangenbehartiging Hoofdstuk 14 Kinderopvang 14.1 Adviezen 14.2 Aanbevelingen 14.2.1 Belangenbehartiging
14.2.2
Keuzemogelijkheden kinderopvang
Hoofdstuk 15 Begeleiding en ondersteuning 15.1 Adviezen 15.2 Aanbevelingen 15.2.1 Opvoedingsadviezen en ondersteuning 15.2.2 Informatie en advies over verschillende leeftijdsfasen van het kind 15.2.3 Groepscursussen 15.2.4 Sociale en emotionele kant van het moederschap 15.2.5 Empatische houding en waarborging privacy Hoofdstuk 16 Conclusie Evaluatie Nawoord Bijlage
Voorwoord Voor ons afstudeerproject aan de opleiding Maatschappelijk Werk en Dienstverlening aan de Hogeschool Brabant te Breda, wilden wij graag naar het buitenland. Na vier jaar in de schoolbanken gezeten te hebben, leek het ons boeiend onze horizon te verbreden met een reis naar een ver, vreemd land. Toen wij vernamen dat de organisatie ATHA op Aruba een pilotproject op ging starten voor tienermoeders en geïnteresseerd was in een onderzoek met betrekking tot deze doelgroep, zagen wij onze kans. Achteraf gezien is het een fantastische ervaring geweest die wij niet hadden willen missen. Daarom willen wij deze gelegenheid aangrijpen om alle mensen te bedanken die ons geholpen hebben om dit afstudeerproject mogelijk te maken. Onze speciale dank gaat uit naar: Onze opdrachtgevers van ATHA, Til Zaandam en Jan Segers en onze begeleiders van het Wit Gele Kruis, Gino Goeloe, Moniek Giel en Moniek Lharmonie voor hun uitzonderlijke betrokkenheid, inzet en enthousiasme voor dit project; Alle medewerkers van het Wit Gele Kruis, die voor ons hebben getolkt en ondanks de drukte altijd even tijd voor ons hadden; De tienermoeders en de medewerkers van alle instanties die wij hebben geïnterviewd. Zonder hun medewerking hadden wij ons onderzoek nooit tot een goed einde kunnen brengen; Onze begeleider Jaap ten Have die ons vanaf het begin van het schooljaar heeft gevolgd en alle docenten die met ons meedachten; Laura Koeter, Trudy Wajon en Paul Jansema die ons project hebben gesteund; Louis Heuyer die erop toezag dat alle donaties op de juiste plaats terecht kwamen; Michiel de Wit: ‘het oog wil ook wat!’; Noor van Oers, Vanessa Groenenberg, Charlotte van Dam en Chantal Blaaupot die in hetzelfde schuitje zaten en waarmee we afgelopen schooljaar lief en leed hebben gedeeld. We hebben vooral veel gelachen; De families Segers op Aruba, door wiens gastvrijheid we ons direct thuis voelden op het mooie eiland; Last but not least onze ouders, vrienden en vriendjes die ons negen weken hebben moeten missen. Wij hopen dat het onderzoek de lezer net zoveel zal boeien als ons en geven nu het woord aan onze opdrachtgever van ATHA. Vanessa Deij, Karen van Beijsterveldt, Anne Schuurman en Bregje Wolfs
Inleiding Dit adviesrapport is tot stand gekomen in opdracht van Asociacion Trabao di Hubentud na Aruba (ATHA). ATHA is een overkoepelend orgaan voor het jeugdwelzijnswerk op Aruba. Zij zijn geïnteresseerd in de hulpvraag van tienermoeders zodat het hulpaanbod hierop kan aansluiten en de hulpverlening optimaal wordt. Op dit moment is er een pilot-project gestart door ATHA, dat zich richt op het ontwikkelen van specifieke hulpverlening voor tienerouders op basis van hun hulpvraag. Het Wit Gele Kruis (WGK) moet hierbinnen een centraal punt worden voor hulp, ondersteuning en coördinatie van activiteiten. Dit afstudeerproject maakt onderdeel uit van het pilot-project. Het doel van ons onderzoek is om de behoefte van de tienermoeders inzichtelijk te maken en na te gaan hoe het hulpaanbod hierop beter kan aansluiten. Op basis van de resultaten en adviezen en aanbevelingen in dit rapport, kunnen hulpverleningsinstellingen op Aruba, en met name het WGK, doeltreffende hulpverlening aanbieden aan tienermoeders. Daar er geen zicht was op deze hulpvraag van tienermoeders, heeft de ATHA ons als afstudeergroep de opdracht gegeven om dit te onderzoeken. Dit op zo’n manier dat het uiteindelijke resultaat uitmondt in een adviesrapport aan de hand waarvan zij nieuwe projecten op kunnen starten of aanpassingen of veranderingen in de hulpverlening aan tienermoeders kunnen doorvoeren. Dit adviesrapport is in het belang van zowel de tienermoeders op Aruba als alle instellingen op Aruba die hulp bieden aan tienermoeders. Tienermoeders zijn erbij gebaat wanneer er op het eiland die hulpverlening geboden wordt, waar zij behoefte aan hebben. Voor de instellingen geldt dat het zinvol is om mankracht en financiën in adequate hulpverlening te investeren. Het is belangrijk dat juist de hulp die gewenst is geboden wordt. Een hulpaanbod waar geen vraag naar is of het ontbreken van een hulpaanbod waar wel behoefte aan is, zijn mankementen in de hulpverlening. Deze dienen voorkomen of opgelost te worden. In het onderzoek zijn wij uitgegaan van de hulpvraag van de tienermoeder. Het adviesrapport zal uitgebreid op deze vraag ingaan. Het doel van het adviesrapport is immers dat bereikt wordt dat het aanbod van de hulpverlening op Aruba aansluit bij de hulpbehoefte van tienermoeders. Om adviezen en aanbevelingen te kunnen geven is het van belang dat er onderzoek gedaan wordt naar deze hulpvraag van tienermoeders. Voorafgaand aan dit onderzoek is hier weinig aandacht aan besteed en is dit niet eerder onderzocht. De aandacht bij de tienermoeders was vooral gericht op preventie. Er zijn onderzoeken en projecten geweest in het kader van preventie van tienerzwangerschap. Ondanks deze aandacht voor preventie sluit dit tienerzwangerschap niet uit. Het is daarom van belang dat ook hier aandacht aan dient te worden besteed. Ons onderzoek en dit rapport zijn een eerste stap in deze richting. Een ander belangrijk punt wat onderzocht zal moeten worden, is het huidige hulpaanbod op Aruba om overzicht te krijgen van hetgeen er op dit moment aan hulpverlening voor tienermoeders is en om uit te vinden waar de grenzen van de hulpverleningsmogelijkheden liggen. Zowel hulpvraag als hulpaanbod zullen in dit rapport centraal staan en uiteindelijk aan elkaar gekoppeld worden. Om een adviesrapport voor ATHA te kunnen schrijven, zijn wij uitgegaan van de volgende onderzoeksvraag: “Hoe kunnen hulpverlenende instanties op Aruba effectievere methodische ondersteuning bieden aan tienermoeders?” Hierbij hebben wij vier afgeleide vraagstellingen geformuleerd waarvan wij denken dat deze zullen leiden tot beantwoording van de hoofdvraag. De afgeleide vraagstellingen zijn:
1. Wat is de hulpbehoefte van tienermoeders op Aruba en hoe mondt dit uit in een expliciete hulpvraag? 2. Welke rol hebben vaders in het ouderschap en komt deze rol overeen met de verwachtingen van de tienermoeder? 3. Welk hulpaanbod vanuit organisaties en regelgeving is er op Aruba voor tienermoeder? 4. Hoe kunnen hulpverlenende instanties op Aruba, met name het Wit Gele Kruis, hun hulpaanbod aanpassen, zodat het beter aansluit op de hulpvraag van tienermoeders op Aruba? De tweede afgeleide vraagstelling wijkt af van de overigen, in die zin dat deze niet leidt tot beantwoording van de onderzoeksvraag. Toch vonden wij het van belang om de vader een onderdeel van ons onderzoek te maken, daar hij toch een belangrijke rol bij het ouderschap kan spelen, wat van invloed kan zijn op het tienermoederschap. Als voorbereiding op het uitvoerende onderzoek op Aruba, hebben wij in Nederland een vooronderzoek gedaan. Deel 1 van dit rapport beschrijft in hoofdstuk 1de resultaten van de literatuuranalyse. Hoofdstuk twee schept een overzicht van ons oriënterend onderzoek bij instanties in Nederland die hulpverlening bieden aan tienermoeders. In hoofdstuk drie worden de aandachtspunten met betrekking tot de benadering van en de hulpverlening aan tienermoeders, die tijdens het vooronderzoek naar voren zijn gekomen, beschreven. Vervolgens zal in deel 2 van dit rapport de opzet en uitvoering van het onderzoek aan bod komen. Allereerst worden in hoofdstuk 4 de attenderende begrippen bij de onderzoeksvraag en afgeleide vraagstellingen gegeven. Hoofdstuk 5 geeft inzicht in de onderzoekseenheden en hoofdstuk 6 gaat in op de dataverzamelingsmethoden. Ten slotte zal in hoofdstuk 7 de betrouwbaarheid en validiteit van het onderzoek beschreven worden. Deel 3 staat in het teken van de resultaten van het onderzoek. Per afgeleide vraagstelling zal de analyse doorgenomen worden en zullen de resultaten beschreven worden. Hoofdstuk 8 gaat in op de eerste afgeleide vraagstelling, hoofdstuk 9 op de tweede, hoofdstuk 10 op de derde en hoofdstuk 11 op de vierde afgeleide vraagstelling. In het laatste deel van dit rapport, deel 4, worden adviezen en aanbevelingen voor een betere aansluiting van het hulpaanbod op de hulpvraag beschreven. Dit vormt de beantwoording van de onderzoeksvraag. In hoofdstuk 12 worden de adviezen en aanbevelingen met betrekking tot voorlichting en preventie beschreven. In hoofdstuk 13 worden de adviezen en aanbevelingen met betrekking tot financiën beschreven. In hoofdstuk 14 worden de aanbevelingen met betrekking tot kinderopvang beschreven en in hoofdstuk 15 worden de adviezen en aanbevelingen met betrekking tot begeleiding en ondersteuning beschreven. Tenslotte zal in hoofdstuk 16 een conclusie gegeven worden van het onderzoek. Na deel drie wordt het project zowel productgericht als procesgericht geëvalueerd. Voor een samenvatting van dit adviesrapport wordt verwezen naar de samenvatting aan het begin van dit rapport.
Deel 1 Vooronderzoek Hoofdstuk 1 Literatuuranalyse 1.1 Inleiding “De belangrijkste reden om literatuuronderzoek te doen is om na te gaan of anderen al een vergelijkbaar onderzoek hebben gedaan.”1 Om dit te achterhalen is er gezocht naar hoofdonderwerpen die betrekking hadden op de probleemcontext die van de ATHA ontvangen was. De hoofdonderwerpen waren ‘Aruba’, ‘tienermoeders’ en ‘hulpverlening’. Er is informatie gevonden over de onderwerpen afzonderlijk, echter is er geen informatie gevonden die betrekking had op hulpverlening aan tienermoeders op Aruba. Het enige informatie die gevonden is die betrekking had op tienermoeders op Aruba zijn enkele scripties geschreven door stagiaires van het WGK. Deze scripties kaartte aan hoe tienerzwangerschap voorkomen kon worden en niet de hulpverlening wanneer een tiener daadwerkelijk zwanger of van een kind bevallen was. Hieruit concludeerde wij dat er nog geen vergelijkbare onderzoek is gedaan en dat het zinvol was om een verdere literatuuronderzoek te omtrent de probleemstelling. Om een duidelijk beeld van de probleemstelling en afgeleide vraagstellingen is er bekeken welke onderwerpen betrekking hadden op het onderzoek en zijn we informatie gaan zoeken over deze onderwerpen. De onderwerpen die voor ons belangrijk bleken te zijn waren: ‘Aruba’, ‘interculturele communicatie’, ‘tienermoederschap’, ‘hulpverlening’, ‘moederschap’, ‘tienervaderschap’ en ‘juridische en sociale zaken’. Aangezien het onderzoek betrekking heeft op tienermoeders op Aruba en de groepsleden niet bekend waren van het eiland was het belangrijk dat de groepsleden en algemeen beeld konden vormen over Aruba. Het verblijf op Aruba was maar negen week waarin geen tijd zou zijn om eerst een persoonlijk beeld te krijgen van eiland voordat het onderzoek begon. Het beeld vanuit de literatuur over Aruba wordt in 1.2 behandeld. In 1.3 wordt alle literatuur omtrent interculturele communicatie omschreven. De uitvoering van het onderzoek zou plaats vinden in een cultuur die niet eigen is voor de groepsleden. Er zou contact gelegd moeten worden met mensen uit een andere cultuur. Vandaar dat het belangrijk was om een basiskennis te krijgen van interculturele communicatie. Toen wij dit onderzoek startte was er geen informatie naar hulpverlening aan tienermoeders op Aruba. Dus zijn we gaan kijken hoe de hulpverlening aan tienermoeders was in andere landen. Hieruit voort kwam ook informatie over hoe het tienermoederschap problematiek in andere landen werd ervaren. Dit is terug te vinden in 1.4. In één van de afgeleide vraagstelling komt de vader aanbod. Vandaar dat wij ook literatuur zijn gaan zoeken omtrent het vaderschap en dan voornamelijk naar het tienervaderschap. Deze informatie wordt weergegeven in 1.5. Als slot vonden wij het belangrijk om een overzicht te krijgen omtrent uitkeringen waar tienermoeders op Aruba gebruik van kon maken en juridische regelingen op Aruba omtrent het moederschap. Echter hadden wij niet genoeg kennis van sociale en juridische zaken om een vragenlijst te maken voor een instantie op Aruba die onze deze informatie kon geven. Dit is de reden dat in 1.6 de sociale en juridische zaken in Nederland omtrent het tienermoederschap te lezen zijn. 1
Baarda, D.B. & Goede, M.P.M., de & Teunissen, J. (2000). Kwalitatief Onderzoek. pagina 51
Opgemerkt dient te worden dat alles wat in dit hoofdstuk aanbod komt informatie is uit te literatuur. Dit betekend dat de eigen mening van de groepsleden buiten beschouwing is gelaten. Tijdens het lezen van dit hoofdstuk kan het zijn dat verschillende delen elkaar tegenspreken. De reden hiervoor is dat we een weergave geven van alle literatuur die gevonden is en het kan zijn dat verschillende auteurs van mening verschillen. 1.2 Aruba 1.2.1 Eerst een paar feiten en cijfers2 • Ligging: de benedenwindse eilanden (Aruba, Bonaire en Curaçao) liggen tussen 30 en 90 km ten noorden van de kust van Venezuela. Ongeveer 900 km. ten noordoosten hiervan bevinden zich de bovenwindse eilanden (Saba, Sint-Eustatius en Sint-Maarten). • Oppervlakte: 190 vierkante kilometer (Aruba) • Bevolking: 89.000 (Aruba) 1.2.2 Geschiedenis In de boekbeschouwing: Van kolonie tot koninkrijksdeel, De staatskundige geschiedenis van de Nederlandse Antillen en Aruba van 1634 tot 1994’, staat dat de gedocumenteerde geschiedenis van Aruba begint in 1634, het jaar waarin de West- Indische Compagnie zich ging vestigen op de boven- en benedenwindse eilanden. Door het in bezit nemen van de Antilliaanse eilanden en de invoering van een op slavernij, landbouw en handel gebaseerd economisch systeem van exploitatie wordt tot op de dag van vandaag de sociale structuur van de samenleving van de zes eilanden mede bepaald. (Rechtsgeleerd Magazijn Themis: tijdschrift voor publiek en privaat recht, 1996, nummer 7) In de boekbeschouwing van ‘Ken ta Arubiano?: Wie is een Arubaan?’ wordt opgemerkt dat er op Aruba geen plantages met slavenarbeid voor kwamen. Aruba is dan ook een van de weinige eilanden in de Cariben dat weinig tot geen slavernij heeft gekend. Verder blijkt uit deze boekbeschouwing dat Aruba tot 1754 hoofdzakelijk door twee groepen wordt bewoond. Als eerste worden de Amer-Indianen vermoedelijk uit Paraguana genoemd en als tweede de Nederlanders van de West-Indische Compagnie. Alleen witte kolonialen werden toegelaten en tot 1920 was het eiland redelijk geïsoleerd. Dit plaatje veranderde met de komst van de olieraffinaderij in 1926. De Indiaanse bevolking van Aruba werd geconfronteerd met de Afrikaanse cultuur. ( Nieuwe West- Indische Gids, 1992) In ‘Mama Soltera’ (Dijke, A. van & Hulst, H. van & Terpstra, L. (1990).) komt ook terug dat het zwarte segment, blank en gekleurd zijn de andere segmenten, van Aruba niet is ontstaan uit de tijd van de slavernij, maar is gekomen door de stroom arbeidsmigranten naar de olieraffinaderij. Op Aruba is daardoor sprake van een geracialiseerd en geëtniseerd sociaal patroon. Op alle benedenwindse eilanden was er sprake van een ‘Hollandisering’, een ‘Afrikanisering’ en een ‘Latinesering’. In de twintigste eeuw is er ook sprake van een Noord Amerikaanse invloed en door de koloniale achtergrond is de Europese, en vooral de Nederlandse, invloed erg aanwezig. 1.2.3 Beelden die Arubanen van Nederlanders hebben In ‘Mama Soltera’ (1990) komt naar voren dat er op de Antillen en Aruba negatieve beelden over (contacten) met Nederlanders bestaan. Er wordt gesteld dat dit niet zo opmerkelijk is gezien de langdurige relatie die er bestaat, die van Nederlandse zijde is gedomineerd door 2
Bant, W. & Vermoolen, S. (2000). Nederlandse Antillen. Den Haag: ANWB bv.
macht, segregatie en vertoon van superioriteit. Hoewel de onderzoekseenheden van het onderzoek ‘Mama Soltera’ (1990) een aantal kenmerken, zoals ijver en punctualiteit positief waardeert, vindt men Nederlanders over het algemeen te zakelijk, koel, weinig emotioneel en gierig. Iets wat de visie op Nederlanders ook kan beïnvloeden en wat terug komt in een radioprogramma van het Humanistisch verbond (1985) is dat Arubanen door Nederlanders nog regelmatig als buitenlanders gezien worden, terwijl zij het gevoel hebben Nederlands burger. Een Arubaan heeft de Nederlandse nationaliteit (paspoort), maar kan hieraan niet dezelfde rechten ontlenen als de Nederlandse burger in Nederland. 1.2.4 Politiek In ‘Nederlandse Antillen en Aruba’ (1999) staat dat Aruba op 1 januari 1986 uit het staatsverband is getreden en sindsdien de status van een autonoom rijksdeel heeft. Het eiland maakt hierdoor geen deel meer uit van de Nederlandse Antillen. In ‘Nederlandse Antillen’ staat: “De Nederlandse Antillen en Aruba zijn beide autonome delen binnen het Koninkrijk der Nederlanden: Beatrix is ook hun koningin. Nederland is verantwoordelijk voor de defensie en de buitenlandse betrekkingen. Elk eiland heeft een eigen ‘eilandsraad’, een ‘bestuurscollege’ (onze wethouders) en een ‘gezaghebber’(onze burgemeester). De regering en het parlement van Aruba zetelen in Oranjestad”. (Bant, W. & Vermoolens, S., 2000, pagina 12) 1.2.5 Werkgelegenheid In ‘Mama Soltera’ (1990) is te lezen dat vanaf het midden van de jaren vijftig het optimisme met betrekking tot de economische ontwikkeling geleidelijk af nam. De sociale en economische ontwikkelingen van Curaçao en Aruba hebben vanaf de jaren zestig een verschillende wending genomen. Op Aruba heeft de toeristensector een sterke ontwikkeling doorgemaakt. Deze ontwikkeling heeft er toe geleid dat de werkeloosheid in Aruba is gaan dalen. In ‘Nederlandse Antillen en Aruba’ (1999) staat dat de geregistreerde werkeloosheid te verwaarlozen is en dat er soms zelfs een arbeidstekort is. Wel wordt in dit boek opgemerkt dat er op de eilanden, anders dan in Nederland, minder vaak, en minder nauwkeurig, geteld en gemeten wordt. Cijfers zijn veelal verouderd en bestanden van het bevolkingsregister en van de belastingdiensten zijn ‘vervuild’ en daardoor onnauwkeurig. In ‘Mama Soltera’ staat: “de mogelijkheden voor vrouwen om inkomstenbronnen te vinden zijn beperkter dan die voor mannen”.(1990, pagina 20) Dit schijnt voor ‘alleenstaande’ vrouwen) met kinderen uit de lagere sociaal-economische klasse nog meer het geval te zijn. Mogelijkheden voor hen om aan extra geld te komen is door zaken binnen het informele circuit te doen. Hierbij kan gedacht worden aan het verkopen van taarten of snoepgoed. Daarnaast valt in ‘Mama Soltera’ (1990) te lezen dat er binnen het familienetwerk een uitwisseling en herverdeling plaats vindt van materiële en immateriële goederen. Moeders en/of grootmoeders vervullen hierbij een belangrijke rol. In het beleidsplan van de ATHA (1997) komt naar voren dat er op Aruba een proces onder de bevolking gaande is, waarin de behoefte aan zelfontplooiing en emancipatie toeneemt. Dit heeft onder andere tot gevolg dat de deelname van vrouwen aan het arbeidsproces stijgt. Bovendien ziet de vrouw zich ook genoodzaakt om te gaan werken. Dit komt o.a. door het toegenomen materialisme en de stijging van de kosten van het levensonderhoud. 1.2.6 Cultuur Taal Nederlands is de officiële taal. Wel is het Papiamento, een creoolse taal, de voertaal, maar je kunt vrijwel overal terecht met Nederlands. In de steden wordt, naast Papiaments, Spaans en Engels gesproken. (Nederlandse Antillen, 2000)
Religie Uit de geschiedenis blijkt dat veel van de overheersers protestant en blank waren en de onderdrukten zwart en katholiek. Het grootste deel van de benedenwindse en Sabaanse bevolking is rooms-katholiek (meer dan 85%). Deze groep is hoofdzakelijk van Afrikaanse oorsprong. Naast het hoge percentage rooms-katholieken is er een kleine, vrij constante groep joden en Nederlands-protestanten. Bekend is dat de katholieke Arubanen en Antillianen hun geloof intensief belijden. (Nederlandse Antillen en Aruba, 1999) Sociaal netwerk Volgens ‘Mama Soltera’ (1990) zijn familienetwerken op Aruba en Curaçao over het algemeen erg belangrijk. Daarnaast spelen contacten met vrienden, buren en bekenden vaak een niet te onderschatte rol in het verwezenlijken van bepaalde (hulp)vragen. Wel wordt in het beleidsplan van de ATHA (1997) opgemerkt dat de familiebanden minder strak worden. Mede daardoor en door het wegvallen van traditionele buurtgemeenschappen is de hulp die men vroeger in de opvoeding van naaste familie kreeg, minder vanzelfsprekend geworden. Hierdoor is betaalde kinderopvang voor ouders een serieuze optie geworden. De grens die Arubaanse vrouwen aanleggen bij het onderscheid tussen vrienden/vriendinnen en kennissen wordt in ‘Mama Soltera’ (1990, pagina 104) als volgt omschreven: “Een contact wordt door de vrouwen als vorm van vriendschap betiteld als de vrouw dat contact als steungevend ervaart. Kennissen betekenen voor de vrouwen vrijwel altijd geen steun. Daarnaast worden apart, maar ook wel in aanvulling op het eerste criterium, nog twee onderscheidingen genoemd. Een vriendin, vooral een goede, is als een zus en bovendien is het iemand die je al wat langer kent”. Man/ vrouw relaties In ‘Mama Soltera’ (1990) wordt de man-vrouw relatie beschreven. Er zijn vele vormen van relaties tussen mannen en vrouwen op Aruba: de bezoeksrelatie, meergezinshuishouden, gehuwd en ongehuwd samenwonen. Veel vrouwen op Aruba beschouwen het huwelijk, het gezin, als ideaal maar niet zonder meer. “Zij willen niet de verzorgende moeder en echtgenote zijn zoals omschreven in het gezinsvertoog3”. (pagina 206). Bovendien hebben zij de ambitie om activiteiten elders te ondernemen. “Vrouwen hebben opvattingen over taakverdeling en rolpatronen, die niet overeenkomen met de man-vrouw posities zoals die door Ramdas worden omschreven in het gezinsvertoog. Vrouwen hebben oog voor en kritiek op patriarchale ideologieën, die zowel op maatschappelijk als individueel niveau het leven structureren. Het zijn slechts bepaalde aspecten van het gezinsvertoog die aanspreken, anderen worden afgewezen”. (pagina 206) Dit geld ook voor het machismo. Vrouwen zijn gedeeltelijk slachtoffer van het machismo4 van mannen. Zo wordt gesteld: “Zij zijn slachtoffer omdat ze niet in staat zijn hun idealen wat betreft ouderschap en relaties gestalte te geven”. (pagina 206) Het versierd worden en versieren wordt wel gewaardeerd. In ‘Nederlandse Antillen en Aruba’ (1999) staat dat in ongeveer dertig procent van de gezinnen op Aruba en de Nederlandse Antillen de vrouw kostwinner, spil van het gezin en hoofd van het huishouden is. Reden hiervoor kan zijn, het feit dat de man, op zoek naar werk, 3
Volgens Ramdas, in ‘Mama Soltera’ (1990, pagina 204) kan de kern van het gezinsvertoog ontleend worden aan de positie van de kostwinner, die de functie krijgt van het hoofd van de gezinseenheid, van de afhankelijke moeder en van de (schoolgaande) kinderen. De man hoort te streven naar het huwelijk en een vaste baan teneinde zijn vrouw en kinderen te kunnen onderhouden. De vrouw moet streven naar een situatie waarin zij slechts reproductieve taken hoeft te verrichten. 4 De man is gezaghebbend figuur. De man mag er meerdere vrouwen op na houden dit werkt voor hem status verhogend.
naar een ander (ei)land is geëmigreerd. Andere redenen kunnen zijn dat de man meerdere vrouwen heeft en lichamelijk niet vaak aanwezig is. Dit heeft tot gevolg dat het gezin is aangewezen op het geld dat door de moeder of door de oudste kinderen wordt verdiend. De zorg van de kinderen en in sommige gevallen van de ouders komt neer op de schouders van de moeder. Deze gezinsvorm, matrifocaal genoemd, komt meestal voor in de lagere inkomensgroepen. Wel is de man aanvankelijk, in het begin van het huwelijk, nog de meest gezaghebbende figuur. Gezins- en opvoedingssituatie In het beleidsplan van de ATHA (1997) komt naar voren dat er binnen de huidige samenleving van Aruba, in toenemende mate sprake is van individualisering en een streven naar zelfontplooiing. Deze ontwikkeling heeft onder andere tot gevolg gehad dat de gezinsstructuur op Aruba is veranderd. Er heeft namelijk een verzelfstandiging van het kerngezin plaatsgevonden. Zoals reeds genoemd, onder het kopje werkgelegenheid, is dat bovenstaande ontwikkelingen onder andere tot gevolg hebben gehad, dat er een stijging van het aantal werkende vrouwen is. Dit terwijl het takenpakket van de vrouw binnenshuis, bij de meeste gezinnen, hetzelfde is gebleven. Concreet betekent dit dat zowel de zorg voor de kinderen als de huishoudelijke werkzaamheden door de vrouw verzorgd worden, terwijl zij daarnaast een betaalde baan heeft. Voor de opvoeding van de kinderen heeft dit consequenties, zo stelt de ATHA: “De hoeveelheid tijd en aandacht die er aan de opvoeding wordt besteed is absoluut en relatief gezien drastisch afgenomen”. (1997, pagina 17) De moeilijkheid in de opvoedingssituatie ontstaat niet alleen doordat beide ouders werken, maar ook door het feit dat in sommige werksettingen lange werktijden gelden en werkroosters niet altijd aansluiten op schooltijden van kinderen. Ouders verkeren hierdoor minder in de mogelijkheid om hun kinderen de tijd en aandacht te geven die wenselijk of noodzakelijk is. Geboorte rituelen In ‘Zwangerschap in zeven Nederlandse culturen’ (z.j.) wordt weergegeven welke gebruiken en rituelen er op de Antillen en Aruba zijn en welk bijgeloof er is ten aanzien van de zwangerschap. Wij zullen er een aantal noemen: • Als het kind geboren is mag je hem/haar door niemand laten zoenen, anders worden er bacteriën overgebracht. Het bezoek mag even het handje vast houden of aan de baby ruiken. Er zijn ook mensen die beweren dat aanraken niet mag om zo het boze geen kans te geven. Ter bescherming tegen het boze oog dragen baby’s vaak amuletten op hun lichaam. • Vrouwen die borstvoeding geven mogen geen mango, kokosnoot en druiven eten. Deze vruchten zouden een laxerende werking voor het kind hebben. • Veel moeders leren hun kinderen op het strand lopen. Het brandende zand zorgt ervoor dat het kind binnen en mum van tijd kan lopen. • De zwangere vrouw neemt een bevoorrechte positie in als het om eten gaat. Normaal wordt eerst aan de man opgediend, maar tijdens de zwangerschap krijgt de vrouw eerst te eten. Over het eten van ocra’s (groente) verschillen de meningen. Aan de ene kant wordt er beweerd dat het goed is om veel ocra’s te eten want dan glijdt het kind er makkelijker uit. Aan de andere kant wordt beweerd dat je juist geen ocra moet eten omdat het kind er dan te gemakkelijk uitglijdt en er kans is op vroeggeboorte. 1.3 Interculturele communicatie Interculturele communicatie is communicatie tussen mensen uit verschillende (sub)culturen. (Oomkes, F.R., 1995) Het is belangrijk voor ons onderzoek dat wij, de projectleden, een basiskennis hebben van interculturele communicatie. Dit omdat wij uit een andere cultuur
komen dan de tienermoeders (onze respondenten) en medewerkers van de instellingen die wij gaan onderzoeken. Wanneer wij communiceren met de tienermoeders zal er sprake zijn van interculturele communicatie. Allereerst maken wij eerst duidelijk wat cultuur is. Sarbaugh (Oomkes, F.R., 1995) ziet cultuur als een complex geheel van onderling samenhangende psychologische, sociologische en technologische aspecten. Psychologische aspecten van cultuur zijn waardensystemen, zelfbeelden en attitudes van een cultuur. Sociologische aspecten omvatten de manier waarop maatschappelijke groeperingen zich gevormd hebben en zich tot elkaar verhouden. Alle werktuigen, voorwerpen en werkwijzen maken onderdeel van het technologische aspect van een cultuur. Iedere (sub)cultuur heeft zijn eigen coderingssystemen: taal (woordencodes) en non-verbale codes. De meest voor de hand liggende voorwaarde voor interactie tussen mensen van verschillende (sub)culturen is de kennis van deze codes. (Oomkes, F.R., 1995) Wij kenden de taal noch de non-verbale codes van Arubanen. Dit houdt in dat wij zo veel mogelijk te weten proberen te komen over de codes op Aruba. Wanneer wij in het Nederlands spraken met mensen, wiens tweede taal Nederlands is, was het belangrijk dat wij ons taalgebruik aanpasten aan die van hen. Echter moesten we hiermee, volgens Berenst (1994), opletten want taalgebruik aanpassen kan tot twee valkuilen leiden. Men kan zijn taalgebruik te veel simplificeren, baby talk, waardoor de gesprekpartner het gevoel kan krijgen niet serieus genomen te worden. Men kan echter ook te moeilijke taal gebruiken, talking down, waardoor de gesprekspartner het gevoel kan krijgen dat wij ons dominant tegen haar opstellen. Dit kan overkomen als een distantiërende en denigrerende attitude ten opzicht van de gesprekspartner. 1.3.1 Drievoudige aanpak Volgens verschillende auteurs, waaronder Pinto (1989), is de factor die het meest bepalend is voor problemen in communicatie tussen culturen, dat men de codes en rolvoorschriften van de ander niet kent en/ of niet aanvaardt. Er zijn twee voorwaarden om miscommunicatie zo veel mogelijk te voorkomen: erkennen dat er verschillen bestaan en de verschillende culturen als gelijkwaardig tegemoet te treden. Er zijn drie taken die men kan ondernemen om zich voor te bereiden om intercultureel te communiceren. Dit noemt Pinto (1989) de drievoudige aanpak. Ten eerste moet men zicht krijgen op het eigen handelen doordat men zich bewust wordt van eigen waarden, normen en gedragsregels. Men moet eerst zijn eigen cultuur, de goede en slechte kanten ervan, kennen en accepteren. Zo komt men tot wat Pinto zegt in een neutrale positie waar men ‘in balans’ is en in staat is om andere culturen te waarderen en accepteren. Dit is dan ook de tweede taak; culturele waarden en gedragsregels van de ander leren kennen. Inlevingsvermogen en interesse zijn van belang om met eventuele conflicterende verschillen van culturele waarden en normen om te gaan. De laatste taak houdt in dat men de eigen cultuur naast die van een andere legt om de verschillen te ontdekken en mogelijk misinterpretaties te voorkomen. De eerste stap van de drievoudige aanpak is zichzelf bewust te worden van de eigen waarden en normen. Struijs schreef een artikel in ‘Tijd voor Ethiek’ (1998) over morele cultuurverschillen. Hierin geeft ze aan dat de Nederlandse (en westerse) samenleving vanuit een liberalistisch denkbeeld is ingericht. Het liberalisme heeft twee uitgangspunten. Ten eerste wordt er gestreefd naar vrijheid van individuen en groepen om naar eigen inzicht het leven in te richten. Dit betekent autonoom zijn. Voor de hulpverlening betekent dit dat cliënten worden begeleid naar zelfstandigheid en
zelfredzaamheid. Het tweede uitgangspunt van het liberalisme is dat er gestreefd wordt naar de kleinst mogelijk bemoeienis van de overheid met de wijze waarop het leven wordt ingericht. Deze neutraliteit heeft als gevolg dat hulpverleners zich zo veel mogelijk onpartijdig en neutraal opstellen ten opzichte van hun cliënten. De cliënt moet zelf bepalen hoe hij zijn leven wil inrichten. “De liberale normatieve visie - hoe neutraal ze ook wil zijn – draagt de sporen van één bepaalde dominante cultuur en is dus cultuurbepaald.” (Struijs, A.J., 1998, pagina 109) Het zal ook problemen veroorzaken in de interculturele communicatie omdat, ook al geeft het ruimte aan andere om eigen beslissingen te maken, er morele grenzen zijn die niet overschreden kunnen worden. De tweede stap van de drievoudige aanpak is om culturele waarden en gedragsregels van de ander te leren kennen. Belangrijke waarden en gedragsregels werden onder het kopje Aruba beschreven. De derde stap, om de culturen te vergelijken, heeft iedere projectlid voor zichzelf gedaan. 1.3.2 Cultuurschok Aangezien we naar een ander land gaan is het mogelijk dat we in een cultuurschok terechtkomen. Oomkes (1995) geeft zijn lezers advies over hoe ze zich kunnen voorbereiden om de cultuurschok te verminderen: 1. Kennis van de taal en non-verbale communicatie; 2. Kennis van de geschiedenis, godsdienst en politieke en sociale omstandigheden; 3. Kennis en oefening in omgangsvormen; 4. Kennis van het waarden- en normensysteem van de andere cultuur; 5. Informatie over praktische zaken. Als projectgroep hebben we ons zo veel mogelijk op deze gebieden, door middel van literatuurstudie en gesprekken met contactpersonen op Aruba, proberen te oriënteren om zo de cultuurschok te verminderen. 1.4 Tienermoederschap en hulpverlening. 1.4.1 Moederschap Moederschap in het algemeen Wanneer wij tienermoederschap willen onderzoeken is het van belang om ook op de hoogte te zijn van het moederschap in het algemeen. Dit begint al bij de zwangerschap. In zekere zin bestaat de zwangerschap uit drie processen: de foetus die in de baarmoeder groeit, de ontwikkeling van het moederschap in de psyche, en de vorming van een beeld van de baby. Stern, Bruschweiler-Stern & Freeland (1999) beschrijven dat de gedachten en fantasieën die een moeder over haar ongeboren baby gaat vormen, het begin is van het bindingsproces. Er zijn verschillende soorten bindingspatronen. Een eerste soort is het afwijzende bindingspatroon. Deze vrouwen kunnen alle gezinsrelaties in hun omgeving overzien, maar doen dat altijd van een veilige afstand. Een ander patroon is het verstikte bindingspatroon, waarbij de vrouw zo door de ervaring van het moederschap wordt opgeslokt dat ze geen afstand kan nemen om het proces in perspectief te zien. Een derde patroon staat tussen deze twee patronen in. Het is het autonome bindingspatroon, waarbij de vrouw haar leven van een kleine afstand kan aanschouwen. Het blijkt dat de geboorte van een baby voor vrijwel alle vrouwen een van de mooiste5 5
Wij willen erop attenderen dat deze opvatting van ‘mooi’ een Westerse visie kan zijn.
gebeurtenissen in hun leven is. Verschillende emoties, komen los. De geboorte is zowel wonderbaarlijk als traumatisch en vol onvergetelijke emoties. Of de geboorte nu een goede of slechte ervaring is geweest, de herinnering blijft altijd bestaan. (Stern, D. & BruschweilerStern N. & Freeland, A. 1999) De geboorte van een baby brengt automatisch met zich mee dat de vrouw moeder wordt. Dit betekent echter niet dat de vrouw zich ook al gelijk moeder voelt. “De psychische geboorte van een moeder neemt veel meer tijd in beslag en heeft veel meer fases dan alleen weeën en de bevalling.” (Stern, D. & Bruschweiler-Stern N. & Freeland, A. 1999, pagina 58) Het moederschap impliceert het afsluiten van een levensfase, de tijd waarin de vrouw een meisje was. De ingrijpende gebeurtenis van een geboorte (vooral bij het eerste kind, maar ook bij een volgende) verandert de levensloop. De moeder zal tot op zekere hoogte nieuwe rollen voor zichzelf en anderen zien te vinden. Na de geboorte ervaart de moeder een sterke behoefte aan psychische steun, bevestiging, aanmoediging en getuigenis, vooral van andere vrouwen die meer ervaring hebben in het moederen. Deze psychische omgeving noemen Stern e.a. ook wel een bevestigingsmatrix. Het gaat erom dat er een psychische omgeving voor de moeder wordt geschapen, waarin zij zich veilig en vertrouwd voelt en waarin zij wordt aangemoedigd om de ouderlijke talenten te verkennen. In de meeste gevallen hebben moeders weinig moeite met het construeren van een bevestigingsmatrix. (Stern, D. & Bruschweiler-Stern N. & Freeland, A. 1999) Arubaans moederschap Naast algemene kenmerken is de ervaring van het moederschap van diverse factoren afhankelijk. Een belangrijke factor hierbij is cultuur. Het kan per cultuur verschillen hoe er tegen het moederschap aangekeken wordt. Voor het onderzoek is het van belang dat we zicht hebben op de Arubaanse opvattingen over moederschap. In ‘Mama Soltera’ (1990) wordt hierop ingegaan. Uit dit onderzoek blijkt dat het moederschap voor veel vrouwen erg belangrijk is. Het beïnvloedt de manier waarop vrouwen over zichzelf denken en de mogelijkheden die zij hebben om zich op andere terreinen te ontplooien. Het moederschap blijkt van essentieel belang voor de toekenning van de vrouwelijke identiteit en daarmee voor de persoonlijkheidsvorming. Moederschap is hier dan ook voor alle vrouwen een nastrevenswaardig perspectief. Vooral voor vrouwen uit de lagere klasse is het moederschap een van de weinige mogelijkheden om status te verwerven. Uit het medelijden waarmee vrouwen bejegend worden die geen kinderen kunnen krijgen en de veroordeling van vrouwen die er voor kiezen geen kinderen te krijgen, spreekt de norm dat een vrouw kinderen behoort te hebben. Het idee bestaat dat binnen de Arubaanse opvoeding de nadruk ligt op discipline, regels, fatsoen en respect. Hierbij hoort het beeld dat ouders weinig oog zouden hebben voor verschillende ontwikkelingsfasen van een kind en hier te weinig op in spelen. Toch blijkt uit gesprekken met moeders, uit het onderzoek ‘Mama Soltera’ (1990), dat de huidige generatie dit heel anders aanpakt dan de eigen ouders. Ze geven aan dat de opvoeding veel minder streng en meer open is. Ze praten meer met hun kinderen en fysieke bestraffingen komen ook minder vaak voor dan vroeger. Dit geeft aan dat er een verandering in het opvoedingsklimaat bij de jonge generatie moeders heeft plaatsgevonden. Hiernaast toont onderzoek van Vedder (Menger, R. & Jhinkoe-Rai, S., 1997) aan dat een grote groep kinderen leer- en opvoedingsproblemen heeft. “Veel opvoeders besteden te weinig positieve aandacht aan hun kinderen, uit onwetendheid, gebrek aan pedagogische kennis en vaardigheid en gebrek aan respect voor kinderen. Verder is gewezen op de financiële nood die de aandacht van de opvoeders opeist. De moeilijkheid in het bereiken van juist deze ouders heeft de volgende
oorzaken: - Veel ouders hebben gedwongen meer dan één baan en hierdoor weinig tijd en energie voor opvoedingszaken; - Vele ouders zijn zich niet bewust van de invloed, zowel in positieve als in negatieve zin, die zij op hun kinderen (kunnen) hebben; - De kleinschaligheid van de eilanden maakt privacy een groot goed.” (Menger, R. & JhinkoeRai, S., pagina 22). 1.4.2 Tienermoederschap Oorzaken van tienerzwangerschap Overal ter wereld komt tienerzwangerschap voor. Er zijn niet concreet enkele oorzaken voor aan te wijzen. Het gaat om een groter geheel van factoren. Wel zijn er verschillende indicaties die een rol spelen bij tienerzwangerschap. In ‘Crises of Adolescence’ (1986) worden een aantal mogelijke oorzaken beschreven. Zo kan een oorzaak liggen in de seksuele moraliteit van de adolescent. Een adolescent kan zwangerschap koppelen aan zelfstandigheid, macht en volwassenheid. Een andere oorzaak kan liggen in de behoefte aan het verminderen van de familiebanden. Een meisje kan zwangerschap zien als een middel om een jongen bij zich te houden, die haar kan bevrijden van haar familie. Sociaal-economische achtergesteldheid blijkt het statistische risico van zwangerschap te verhogen, daar het een bepaalde druk op de familie en de adolescent legt. Een culturele invloed op tienerzwangerschap is de mate van bekendheid en beschikbaarheid van anticonceptie bij tieners. Oorzaken van tienerzwangerschap op de Antillen en Aruba In ‘Tienermoeders, preventie, opvang en begeleiding’ (1997) worden specifieke oorzaken van jong moederschap op de Antillen en Aruba aangedragen: “Vanuit maatschappelijke, sociaal-economische en culturele factoren kan de problematiek omtrent jong ouderschap op de Antillen voor een groot deel verklaard worden.” (pagina 25) Vier factoren worden toegelicht: 1. Gebrek aan seksuele voorlichting en educatie “Naast gebrek aan (juiste) voorlichting en toegang tot anticonceptie spelen religieuze overwegingen en fabeltjes een grote rol in het niet gebruiken van anticonceptie.” (pagina 26) 2. Opvoedingssituatie en de ouder / kind interactie “Op de Antillen en Aruba komt het vaak voor dat ouders vanuit hun religie of de taboesfeer de mening zijn toegedaan dat met voorlichting juist bereikt wordt dat jongeren seksuele relaties aangaan: “Breng ze niet op ideeën". Ouders die wel met hun kinderen over seksualiteit willen praten, weten vaak niet hoe en welke woorden ze moeten gebruiken zonder zichzelf ervoor te schamen.” (pagina 26) 3. Gebrek aan zelfvertrouwen en aan communicatieve vaardigheden “Het feit dat vanuit het gezin en het onderwijs er te weinig aandacht is voor de sociaalemotionele ontwikkeling van kinderen vergroot de kans op een gebrek aan zelfvertrouwen en communicatieve vaardigheden van jongeren.” (pagina 26) Voorbeelden van gevolgen zijn: – het niet adequaat kunnen optreden – het weinig weerbaar zijn – het te snel laten verleiden door vleierij en liefkozingen van mannen. 4. De rol van de man “De positie van de jongens, hun waarden en normen, wijken sterk af van die van de meisjes. Vaak worden zij juist opgevoed tot ' macho' s'waarvan verwacht wordt dat ze onafhankelijk zijn. De vader van de zoon stuurt hem in een mannelijke ontwikkeling
waarin seksueel actief zijn en geen verantwoordelijkheden kennen op de voorgrond staan.” (pagina 27) Rodulfo en Giel (2001) geven in hun scriptie de twee belangrijkste oorzaken van tienerzwangerschap op Aruba: “ 1. Het tekort aan correcte informatie omtrent seksualiteit en zwangerschap. 2. De ouders zijn vaak nalatig in de omgang met hun kinderen voor wat betreft seksualiteit en zwangerschap en alles wat daarmee te maken heeft.” (pagina 6) Volgens Rodulfo en Giel (2001) staat de Arubaanse gemeenschap niet open voor seksualiteit, het is nog steeds een taboe en men kan zelfs zeggen dat seksualiteit genegeerd wordt. Zij geven ook enkele redenen waarom een meisje op jonge leeftijd een seksuele relatie onderhoudt met een jongen en kans loopt om zwanger te raken, namelijk: “1. Peerpressure: jongeren willen niet achter blijven bij hun leeftijdgenoten. 2. Veel meisjes denken dat als zij de jongen zijn zin niet geeft, de relatie zal eindigen of dat de jongen een ander zal zoeken die hem wel zijn zin geeft. 3. Veel meisjes zijn van mening dat als ze alleen maar een keer een seksuele relatie houden met een jongen, ze niet zwanger zullen raken. 4. De meesten gebruiken geen anticonseptieven, want ze denken dat ze niet zwanger zullen raken. 5. Sommige jongeren denken dat als ze seks in een staande positie houden, ze niet zwanger kunnen raken. 6. Ook denken zij dat als ze na het houden van seksuele relatie een aantal keer springen of naar zee gaan, ze niet zwanger zullen raken.” (pagina 6/7) Risico’s van tienermoederschap Op jonge leeftijd moeder worden brengt verschillende risico’s met zich mee. Voor de gezondheid geldt dat tienermeisjes een hoger risico voor complicaties tijdens de zwangerschap of bevalling lopen dan vrouwen van in de twintig of vooraan in de dertig. Er zijn ook grotere risico’s voor de zuigeling. De kans op vroeggeboorte, een laag geboortegewicht en perinatale sterfte ligt bij tienermoeders hoger. (Stuart, M.A.M. & Wal, M.F. van der & Schilthuis, W., 2002) Daarnaast belemmert de zwangerschap de groei van de adolescent, zowel op fysiek als op emotioneel vlak. Bovendien kunnen ontwikkelingsproblemen bij de moeder biologische, psychologische en sociale risico’s vormen voor het kind. Voor de meesten betekent de zwangerschap een verstoring in een succesvolle ontwikkeling als adolescent. Daarnaast betekent voor veel tienermoeders de zwangerschap tevens een verstoring van hun toekomstperspectief. Tienermoeders voelen zich vaak bestolen van hun jeugd en studiemogelijkheden. Stuart, Van der Wal & Schilthuis (2002) geven aan dat een Amerikaans onderzoek laat zien dat zwangere tieners vaak hun school niet afmaken. Ook toont dit onderzoek aan dat tienerouders vaak een ineffectieve manier van opvoeden hebben. Wel wordt er in dit onderzoek aangegeven dat de risico’s van jong moederschap per individu verschillen en in belangrijke mate bepaald worden door de kwaliteit van de ondersteuning die de moeder krijgt. Als consequentie van de tienerzwangerschap wordt in ‘Crises of Adolescence’ (1986) aangegeven dat het vaak leidt tot sociaal-culturele en psychologische verarming. Hoe jonger de moeder is, hoe meer emotioneel en fysiek angstaanjagend de ervaring van de zwangerschap is. Tienermoeders lopen ook andere risico’s dan oudere vrouwen bij een abortus. In ‘Crises of Adolescence’ (1986) wordt aangegeven dat, ondanks de fysieke en psychologische risico’s, abortus, wanneer het moreel of religieus mogelijk is, de minst verstorende keuze voor een zwanger meisje is. Tieners die hun zwangerschap voortzetten lopen namelijk een hoger risico op psychische stoornissen dan tieners die hun zwangerschap beëindigen. Echter bestaan er
voor jonge tieners veel complicaties in het maken van een beslissing. Ze zijn langer in een fase van ontkenning en wachten langer om medische hulp te zoeken dan oudere vrouwen. Hierbij dient echter wel opgemerkt te worden dat Stuart, Van der Wal & Schilthuis (2002) aangeven dat juist tieners een hoger risico op verwerkingsproblemen na een abortus hebben. Tienermoeders op Aruba In het kader van ons onderzoek is het van belang om meer te weten over tienermoederschap op Aruba. In ‘Tienermoeders, preventie, opvang en begeleiding’ (1997) wordt aandacht besteed aan het jonge ouderschap op de Nederlandse Antillen en Aruba. Er is sprake van een ontwikkeling waarin tienerzwangerschap als een sociaal maatschappelijk probleem wordt gedefinieerd zoals tal van andere problemen, waaronder criminaliteit en drugsgebruik. Tienerzwangerschap wordt gezien als een van de sociale problemen die een autonome ontwikkeling kunnen belemmeren en krijgt daarom de nodige (preventieve) aandacht. In de huidige maatschappij zijn de gevolgen voor de tienermoeder groter dan vroeger. Nu de samenleving steeds hogere eisen gaat stellen wordt het toekomstperspectief voor een tienermoeder steeds uitzichtlozer. Op gezinsniveau lijkt de problematiek zich met name te richten op het vlak van sociaal isolement en eenzaamheid in de Antilliaanse moedergezinnen, welke opgevat kunnen worden als een risicofactor voor de ontwikkeling voor de kinderen die in dit gezin opgroeien. Op individueel niveau is gebleken dat tienermoeders vaak een moeilijk te bereiken doelgroep zijn, hun problemen worden vaak onderschat en zij voelen zichzelf vaak onbegrepen. Om zich staande te kunnen houden in deze samenleving zal onderwijs en arbeid een steeds meer belangrijke positie innemen en raakt ondersteuning vanuit de familie meer op de achtergrond. Er is meer aandacht nodig voor preventie en voor ondersteuning. Verder blijkt uit dit hoofdstuk dat veel mensen op de Antillen tieners niet als seksueel actief beschouwen. Dit hangt samen met de heersende waarden en normen ten aanzien van seksualiteit, beïnvloed door religieuze en levensbeschouwelijke opvattingen. Dit leidt tot een beperkte aandacht voor seksuele voorlichting en opvoeding. Uit een onderzoek naar geboorten en abortussen bij Amsterdamse tienermeisjes naar etnische afkomst (Stuart, M.A.M. & Wal, M.F. van der & Schilthuis, W., 2002), komt naar voren dat vooral bij Surinaamse en Antilliaanse tieners het inconsequent gebruik van anticonceptie waarschijnlijk de belangrijkste reden is voor de verhoogde zwangerschaps- en abortuscijfers. Bij zowel mannen als vrouwen spelen negatieve gevoelens over voorbehoedsmiddelen. Om toch tot effectieve anticonceptie te komen moeten beide partners gemotiveerd zijn een zwangerschap te voorkomen. Voorwaarden hiervoor zijn een positief toekomstperspectief, een stabiele relatie tussen partners die met elkaar kunnen praten over anticonceptie en adequate kennis over de anticonceptiemiddelen. Bij creoolse Surinamers en Antillianen komen instabiele relaties tussen man en vrouw vaak voor en bestaat een taboe rondom het bespreken van seksualiteit. In de lage sociaal-economische klasse wordt het krijgen van een kind door creoolse Surinaamse en Antilliaanse meisjes als een positief toekomstperspectief gezien, een stap naar volwassenheid en volwaardigheid. Volgens Menger en Jhinkoe-Rai (1997) blijkt dat op de meeste eilanden dat zwangerschap leidt tot de kans op uitsluiting van onderwijs. Er wordt hier geen eenduidig beleid door de school gehanteerd. Dit inconsequente beleid kan tot gevolg hebben dat de jeugd het vertrouwen verliest in volwassenen en daarmee in de hulpverlening. In het geval van zwangerschap probeert de school meestal huiswerkbegeleiding te verzorgen, een parttime of een avondopleiding voor hun leerling te regelen. De rol van de familie bij de tienerzwangerschap op Aruba Tienerzwangerschap heeft niet alleen invloed op het tienermeisje, maar ook op de biologische vader en hun families. Allereerst is het van belang om te weten hoe deze banden op Aruba
zijn. ‘Green wijst erop dat op Aruba huishoudtypen voorkomen, waarbij sprake is van de aanwezigheid van een echtgenoot die de belangrijkste of enige bron van inkomsten van de huishouding is, maar waarin de echtgenoot toch een figuur is die op de achtergrond blijft. Het huishouden wordt gedomineerd door vrouwen. De grootmoeder vervult veelal een belangrijke rol’. (Mama Soltera, 1990, pagina 172) Bij tienerzwangerschap is het vaak zo dat de jonge moeders en vaders onvoldoende ontwikkeld zijn voor de complexe taken van het ouderschap. Uit Mama Soltera (1990) blijkt dat de manier waarop de familie van het meisje reageert op de zwangerschap en haar helpt in de rol van moeder en de verantwoordelijkheden die erbij komen kijken, erg belangrijk is. Familienetwerken zijn op Aruba dan ook erg van belang, dat geld met name voor ‘alleenstaande’6 tienermoeders uit de lagere sociaal-economische strata. Zonder materiële en immateriële hulp, die met name het familienetwerk hen biedt, zouden zij niet kunnen overleven. Ook contacten met vrienden, buren en bekenden spelen vaak een niet te onderschatten rol in het verlichten van bepaalde (hulp)vragen. Walker (uit Mama Soltera, 1990) wijst erop dat familiehulp niet zozeer is gebaseerd op individualistische waarden en normen maar op uitwisseling en onderlinge afhankelijkheid. Hoewel een moeder uiteindelijk zelf verantwoordelijk is voor haar kinderen, wordt de opvoeding en de verzorging over het algemeen toch in meer of mindere mate met anderen gedeeld. (Dijke, A. van & Hulst, H. van & Terpstra, L. 1990) 1.5 Tienervaders Er is weinig literatuur te vinden over tienervaders. Uit het onderzoek van Mama Soltera (1990) blijkt dat twee derde van de Arubaanse en Antilliaanse (tiener)moeders in Nederland het contact tussen vader en kind belangrijk vindt. Vooral de kinderen hebben behoefte aan contact met hun vader en bovendien willen kinderen op een gegeven moment toch weten wie hun vader is. Een derde van de moeders vindt het contact tussen vader en kind niet belangrijk. Een belangrijk argument wat door de respondenten wordt genoemd, is dat de vader toch nooit naar het kind heeft omgekeken. Op de vraag wat de bijdrage van de vader zou moeten zijn wordt door veel vrouwen financiële steun genoemd. Voor een groot deel van deze vrouwen is dit echter niet voldoende; zij willen dit gecombineerd zien met immateriële steun. Over de beleving van het tienervaderschap vanuit de vaders zelf hebben wij geen literatuur kunnen vinden. Wel vermeldt ‘Crises of Adolescence’ (1986) een aantal wetenswaardigheden over de tienervaders in Engeland: o Mannen worden vaak vergeten als het gaat om ouderschapskwesties, terwijl de mannen zich steeds meer gaan betrekken bij de zwangerschap en de bevalling van hun partner. o Partners van tienermoeders zijn vaak zelf geen tiener meer. o De vaders wiens kinderen zijn achternaam hebben, houden langer contact met hun kinderen. o Ongeveer 50% van de vaders houdt contact met moeder en kind in de eerste twee 6
“De term alleenstaand is om twee redenen tussen aanhalingstekens geplaatst. Het is namelijk in dubbel opzicht een problematische term. In de eerste plaats verwijst hij naar de impliciete norm dat vrouwen normaal gesproken niet alleen staan maar (behoren te) leven aan de zijde van een, liefst mannelijke, partner. In de tweede plaats doet hij in descriptief opzicht geen recht aan de levenswijze op Aruba en Curaçao. Uit onderzoek van Van Dijke en Terpstra is gebleken dat vrouwen met kinderen, partner of niet, geenszins alleen staan maar in een uitgebreid familienetwerk leven en vaak ook wonen. Het begrip ‘alleenstaand’ wordt dan ook alleen gebruikt bij gebrek aan een geschiktere term.” (Dijke, A. van & Hulst, H. van & Terpstra, L. 1990, pagina 7)
levensjaren van het kind. o Er zijn psychologische verschillen te ontdekken in het vaderschap tussen tienervaders en vaders boven de 19 jaar, namelijk de mate van autonomie van de vader; het gevoel van rivaliteit met de eigen vader; de beschermer en kostwinner versus het zelf verzorgd worden. o Seksueel rolgedrag van vaders wordt beïnvloed door cultuur en sociale klasse. Een adolescente jongen kan zich heel mannelijk voelen bij het idee dat één keer seks met hem kan leiden tot zwangerschap. Jonge mannen willen geen condoom gebruiken omdat zij vinden dat dit de sensatie van de seks beïnvloedt. Om het aantal tienerzwangerschappen te verminderen kan men zoeken naar manieren om de adolescente jongens te helpen om seksueel zelfverzekerder te worden en om zicht te krijgen op de consequenties van hun seksuele gedrag. 1.6 Juridische en sociale zaken in Nederland7 1.6.1 Inleiding Volgens leden van het bestuur van de ATHA is het Arubaanse wetboek gebaseerd op de Nederlandse wetgeving. Dit is de reden dat wij in het vooronderzoek zijn gaan oriënteren op de Nederlandse wetgeving. Deze informatie zal de basis leggen voor ons onderzoek op Aruba naar de Arubaanse wet- en regelgeving. 1.6.2 Personen- en familierecht Het personen- familierecht is een onderdeel van het burgerlijk of civiel recht. In het afstammingsrecht zijn het juridisch en het biologisch ouderschap van belang. Juridisch ouderschap heeft gevolgen voor het gezag over het kind, de onderhoudsplicht, het erfrecht, de naamgeving en de nationaliteit. Sociale ouders zijn zij die zich bezighouden met de feitelijke opvoeding en verzorging van een kind. De juridische moeder is: - de vrouw uit wie het kind is geboren, ook al is het genetisch materiaal waaruit het kind is ontstaan niet van haar afkomstig; zoals bij kunstmatige inseminatie en in-vitrofertilisatie; - de vrouw die het kind heeft geadopteerd. De biologische moeder is de vrouw uit wie het kind is geboren. Ook als het genetisch materiaal waaruit het kind is ontstaan niet van haar afkomstig; zoals bij kunstmatige inseminatie en in-vitrofertilisatie. De juridische vader is: - de man die ten tijde van de geboorte van het kind met de moeder is gehuwd, of - de man die het kind heeft erkend, of - de man die het kind heeft geadopteerd, of - de man wiens vaderschap gerechtelijk is vastgesteld, of - de overleden echtgenoot van moeder, als het kind wordt geboren binnen negen maanden na het overlijden van de man, ook als de moeder inmiddels is hertrouwd. Volgens de wet is de biologische vader zowel de donor als de verwekker van het kind. 7
Deze stukken tekst (behalve de inleiding) zijn letterlijk overgenomen uit ‘De Grote Almanak voor Informatie en Advies.’ (NIZW, 2002. 22ste editie, januari - juni 2002).
Kinderen van gehuwde ouders van verschillend geslacht: Juridisch ouders: Juridische moeder is de vrouw uit wie het kind geboren is. Haar wettige echtgenoot is de juridische vader van het kind. Achternaam: Ouders kunnen kiezen tussen de naam van de moeder en van de vader Nationaliteit: Het kind krijgt de Nederlandse nationaliteit als ten minste een va de ouders de Nederlandse nationaliteit heeft ten tijde van de geboorte. Levensonderhoud: Beide ouders zijn verplicht naar draagkracht te voorzien in de kosten van verzorging en opvoeding van hun kinderen tot 21 jaar. Erfrecht: Het kind is wettelijk erfgenaam van de vader en de moeder. Ouderlijk gezag: De ouders hebben het gezamenlijk ouderlijk gezag. Ouderlijk gezag na scheiding: Ouders behouden automatisch het gezamenlijk gezag maar kunnen de rechter vragen een van hen met het gezag te belasten. Omgangsregeling na scheiding: Dit is een recht van beide ouders. Bloed- en aanverwantschap: Er is sprake van bloedverwantschap tussen kind en moeder en tussen kind Erkende kinderen van ongehuwde ouders Juridisch ouders: Juridische moeder is de vrouw uit wie het kind geboren is. De juridisch vader is degene die het kind heeft erkend. Achternaam: Het kind kan de achternaam van de moeder en van de erkenner krijgen. Nationaliteit: Wanneer de man die het kind erkent de Nederlandse nationaliteit bezit, krijgt het kind ook de Nederlandse nationaliteit. Levensonderhoud: Beide ouders zijn verplicht naar draagkracht te voorzien in de kosten van verzorging en opvoeding van hun kinderen tot 21 jaar. Erfrecht: Het kind is wettelijk erfgenaam van de moeder en van de man die het kind heeft erkend. Ouderlijk gezag: Een van de ouders heeft het ouderlijk gezag. Gezamenlijk gezag is mogelijk. Geregistreerde partners van verschillende geslacht krijgen van rechtswege het gezamenlijk gezag. Ouderlijk gezag na scheiding: Bij scheiding wordt het ouderlijk gezag in beginsel niet gewijzigd. Omgangsregeling na scheiding: De man die het kind geeft erkend, is de juridische vader en heeft recht op omgang met het kind. Bloed- en aanverwantschap: Er is sprake van bloedverwantschap tussen kind en moeder en tussen kind en juridische vader. Niet-erkende kinderen van ongehuwde ouders Juridisch ouders: Juridische moeder is de vrouw uit wie het kind geboren is. Er is geen juridische vader, tenzij het vaderschap door de rechter is vastgesteld. Achternaam: Het kind krijgt de achternaam van de moeder. Nationaliteit: Het kind krijgt de nationaliteit van moeder. Levensonderhoud: De moeder is onderhoudsplichtig evenals de verwekker van het kind. Erfrecht: Het kind erft van de moeder (plus familie) maar niet van de verwekker tenzij het vaderschap van de verwekker door de recht is vastgelegd. Ouderlijk gezag: Het ouderlijk gezag berust bij de moeder als zij bij de geboorte van haar kind meerderjarig is. De minderjarige moeder kan de kinderrechter vragen haar meerderjarig te verklaren. Bloed- en aanverwantschap: Er is sprake van bloedverwantschap tussen kind en moeder en tussen kind en vader na de gerechtelijke vaststelling van het vaderschap.
1.6.3 Ouderlijk gezag en voogdij Zolang kinderen minderjarig zijn, staan ze onder gezag. Gezag omvat de rechten en plichten van de opvoeder tegenover de minderjarige. Gezag kan zijn ouderlijk gezag of voogdij. Men spreekt van ouderlijk gezag als twee ouders of ten minste een van de ouders erbij betrokken zijn. Voogdij is gezag dat wordt uitgeoefend door een voogd en dat is altijd een andere dan de ouders(s), dus een derde. Een ongehuwde meerderjarige moeder krijgt automatisch het ouderlijk gezag over haar kind. Als de moeder nog minderjarig is, kan zij volgens de wet geen ouderlijk gezag krijgen. Er wordt een uitzondering gemaakt voor moeders die ten minste 16 jaar oud zijn. De moeder kan de kinderrechter vragen haar meerderjarig te verklaren. Als de kinderrechter dat verzoek inwilligt, kan zij het ouderlijk gezag krijgen. Is de moeder jonger dan 16 jaar, dan zal een voogd worden benoemd. Zodra zij 16 jaar is, kan ze een verzoek tot meerderjarigverklaring indienen bij de kinderrechter. Als de moeder meerderjarig wordt en er was een ader tot voogd benoemd, kan zij zelf de kantonrechter vragen de voogdij te wijzigen en haar met het gezag over haar kind te belasten. 1.6.4 Uitkeringen De Algemene Bijstand Wet (Abw) is een voorziening ter dekking van de noodzakelijke kosten van het bestaan. Er wordt onderscheid gemaakt tussen de algemeen noodzakelijke kosten van het bestaan en de uit bijzondere omstandigheden voortvloeiende kosten van het bestaan: respectievelijk algemene bijstand en bijzondere bijstand. Tot algemeen noodzakelijke kosten behoren de bestaanskosten die algemeen gangbaar zijn, zoals de periodiek terugkerende kosten van huisvesting, voeding en dergelijke. Voor bijstandverlening komt in aanmerking iedere Nederlander die te weinig financiële middelen heeft om de noodzakelijke kosten van het bestaan te betalen. Krijgt men een bijstanduitkering, dan is men verzekerd voor het ziekenfonds. Men heeft geen recht op algemene bijstand en bijzondere bijstand wanneer: - die jonger dan 18 jaar is. - die 18 tot 21 jaar is en voor wie de ouders kinderbijslag (kunnen) ontvangen. Voor minderjarigen bestaat een uitzondering: Bij uitzondering kan aan minderjarigen bijstand worden verleend. Het moet gaan om een kind dat in een crisissituatie het ouderlijk huis verlaat, waarbij terugkeer in het gezin niet verantwoord is. Indien er ook geen andere voorzieningen zijn waarop het kind kan terugvallen en ook de ouders niet bereid zijn de bestaanskosten van het kind te betalen, wordt bijstand voor in elk geval de eerste maanden verstrekt. In hoeverre daarna nog verstrekking van bijstand nodig is, beoordeelt de gemeente aan de hand van de situatie. Het bijstandnormbedrag is dat voor een 18- tot 21-jarige. De premie Algemeen Kinderbijstand Wet (AKW) komt voor rekening van het Rijk. De AKW is een volksverzekering. Iedereen die daarvoor verzekerd is en aan een aantal voorwaarden voldoet, heeft recht op kinderbijslag voor eigen, stief- of pleegkinderen. Een van de voorwaarden is dat men zijn kinderen verzorgt of onderhoudt.
Hoofdstuk 2 De instellingen 2.1 Inleiding In Nederland is er een erg gevarieerd hulpaanbod voor tienermoeders. Het leek ons zinvol om in het kader van ons vooronderzoek diverse instellingen te benaderen om verschillende redenen. Ten eerste hebben deze instellingen expertise op het gebied van tienermoederschap en de hulpverlening, waardoor wij een beter zicht kunnen krijgen op het tienermoederschap dan wanneer wij ons zouden beperken tot de literatuur. Ten tweede is het mogelijk dat het huidige hulpaanbod in Nederland ons aanknopingspunten kan bieden bij het schrijven van ons adviesrapport. Ten derde was het een vraag van onze projectbegeleider van het Wit Gele Kruis om de opdrachtgevers inzicht te geven in het hulpaanbod voor tienermoeders in Nederland. Hieronder geven wij een kort overzicht van de doelstelling, de doelgroep en het hulpaanbod voor tienermoeders van instellingen die wij benaderd hebben. In hoofdstuk 3 van het vooronderzoek zullen wij aandacht besteden aan relevante informatie die uit deze contacten naar voren is gekomen en tips die we van hen hebben gekregen. 2.2 De instellingen 2.2.1 De Bocht Goirle De Bocht biedt hulp aan vrouwen die kampen met (een combinatie van) ernstige problemen: zwangerschap, opvoeding, (alleenstaand) ouderschap, relatie, ruzie, scheiding, bedreiging, mishandeling, seksueel en / of lichamelijk geweld, incest, gezondheid, depressies, angsten, (zelfstandig) wonen, leven tussen twee culturen, uitzichtloos in een uitkering en / of met schulden. De werkwijzen op De Bocht zijn zeer divers, al typeren ze zich door ‘zorg op maat’ en ‘al doende leren’. Wat betreft de hulpverlening aan tienermoeders biedt De Bocht de volgende hulpverleningsvormen: Zwangerengroep, Begeleidingsgroepen, Ambulante hulp en Opvoedingsondersteuning. (Brochure ‘Boekje open over de Bocht’, 1998) 2.2.2 Fiom Dordrecht Fiom verleent hulp vanuit de mannenhulpverlening en vrouwenhulpverlening. In dit kader behoren onder andere tienermoeders tot de doelgroep van de Fiom. Er wordt ook ondersteuning geboden bij abortusbesluitvorming en afstand ter adoptie. Bij de Fiom wordt uit gegaan van de vrouw en haar recht op zelfbeschikking. De Fiom verleent zowel praktische als psychosociale hulp en organiseert ook lotgenotengroepen. (Gesprek, 29-01-02) 2.2.3 Het JIP Breda Het JIP staat letterlijk voor Jongeren Informatie Punt. Een (aanstaande) tienermoeder is tevens jongere en kan om die reden van het JIP gebruik maken. Het JIP biedt geen directe hulpverlening aan tienermoeders. Zij heeft een verwijsfunctie en kan de tienermoeder doorverwijzen naar instellingen en instanties die haar verder kunnen helpen bij haar hulpvraag. (Gesprek, 20-03-02) 2.2.4 Kraamzorg Breda De Kraamzorg biedt hulp aan vrouwen die zijn bevallen, de baby en hun familie. Men kan kiezen voor zorg van drie uur per dag, verspreid over twee dagdelen, of voor zorg van vijf of acht uur per dag. De drie uur durende zorg bestaat uit voorlichting over borstvoeding en/of flesvoeding en gesprekken over de veranderingen die plaatsvinden op zowel lichamelijk als geestelijk gebied. Bij de langer durende zorg worden naast de bovengenoemde taken ook
huishoudelijke taken uitgevoerd, zoals het doen van de was, strijken en eten koken. (Gesprek, 19-02-02) 2.2.5 Steady Rotterdam Steady helpt de tienermoeders (en andere jongeren) bij hun problemen, met inachtneming van de zelfredzaamheid. Met name huisvesting en financiën leveren problemen op bij de tienermoeders. Steady pakt de problemen graag op een grote manier aan bijvoorbeeld door middel van belangenbehartiging. (Stencil, ‘Stichting Steady ondersteunt jongeren bij het maken van eigen keuzes’, april 1997). Verder heeft Steady “Twinkelbell” opgericht, waar spullen gedoneerd en weggegeven worden. Steady vindt het erg belangrijk dat de hulpverlening laagdrempelig wordt gehouden. Er is een telefonisch spreekuur en daar kunnen de jongeren terecht met hun vragen of om een afspraak te maken. Ook worden er allerlei activiteiten georganiseerd, zoals bingo- en filmavonden, om de meiden bij elkaar te brengen. Op deze manier wordt het accent ook niet meteen op de problemen gelegd. Deze positieve benadering trekt veel tienermoeders aan en tijdens de activiteiten wordt dan veel uitgewisseld over het tienermoederschap. (Gesprek, 17-12-01) 2.2.6 Stichting Bres en Woondrecht in Dordrecht Informatie over Bres (Jaarverslag 1999): De doelgroep van Bres bestaat uit gezinsherenigers en gezinsvormers, vluchtelingen met een status, zonder status en met een voorwaardelijke verblijfsvergunning. De doelstelling van Bres is om asielzoekers, vluchtelingen en nieuwkomers te helpen bij hun intergratie in de Nederlandse samenleving en daarbij het geestelijk en maatschappelijk welzijn van deze mensen te bevorderen. Informatie over Woondrecht (Brochure ‘Een foyer in Dordrecht’, oktober 2001): Een foyer heeft de elementen wonen, werk en leren. De verwachtingen zijn dat er een groep alleenstaande tienermoeders in de foyer zal gaan wonen. Er wordt dan ook kinderopvang, met een wijkgerichte functie, gerealiseerd. Het verbouwen van 7 appartementen levert 40 plaatsen voor kinderopvang en buitenschoolse opvang op. 2.2.7 Tienermoeder project Breda Het tienermoederproject bestaat uit vrijwilligers die hulp bieden aan tienermoeders. Deze hulp bestaat onder andere uit het voeren van gesprekken met de tienermoeders. De gesprekken die een vrijwilliger voert met de tienermoeder kent geen vaststaande onderwerpen. De tienermoeder bepaalt de inhoud van het gesprek en de vrijwilliger sluit hier zoveel mogelijk op aan. Daarnaast bestaat er de mogelijkheid dat de vrijwilliger de jongere begeleidt bij het vinden van een baan. (Gesprek, 24-04-02) 2.2.8 Valkenhorst Valkenhorst is een opvang- en begeleidingscentrum voor vrouwen en kinderen in Breda. Zij biedt onder andere opvang aan vrouwelijke jongeren tot tweeëntwintig jaar, die zwanger zijn of een kind hebben. Valkenhorst biedt onder andere opvang en begeleiding aan tienermoeders (tot en met eenentwintig jaar). De hulp die de tienermoeder kan ontvangen van Valkenhorst is heel divers en vindt op zowel materieel als immaterieel gebied plaats. Men besteedt aandacht aan verschillende leefgebieden, hierbij valt te denken aan: het moederschap, de bevalling het sociale netwerk, het vrouw zijn, het verleden, de toekomst. Om deze hulpverlening zo optimaal mogelijk te laten verlopen heeft men deskundigen, werkzaam vanuit diverse disciplines in dienst, zoals verpleegkundigen, orthopedagogen en maatschappelijk werkenden. (Gesprek, 19-02-02)
2.2.9 VBOK Amersfoort De Vereniging ter Bescherming van het Ongeboren Kind (VBOK) biedt hulp aan moeder en kind, ook wanneer de moeder een tiener is. De hulp wordt gegeven in de vorm van cursussen, groepen en individuele begeleiding. (Gesprek, 03-04-02)
Hoofdstuk 3: Aandachtspunten, voortkomend uit het vooronderzoek 3.1 Inleiding Tijdens het vooronderzoek zijn wij, zowel uit literatuuronderzoek als uit contacten met de diverse instellingen, tips tegengekomen op het gebied van de hulpverlening aan tienermoeders. We hebben besloten tot verwerking van deze tips omdat ze van belang kunnen zijn bij het ontwikkelen van het advies voor de ATHA en in het bijzonder het Wit Gele Kruis. Daarnaast is het onderzoekstechnisch belangrijk dat alle informatie die wij tijdens het vooronderzoek verkregen hebben in het adviesrapport verwerkt wordt. Dit omdat deze informatie onze gedachtegang en visies kan beïnvloeden. Door de tips hier expliciet te vermelden wordt het, voor zowel onszelf als de lezer, duidelijk dat deze tips niet van het door ons uitgevoerde onderzoek zijn, maar zijn voortgevloeid uit het vooronderzoek. Hierbij willen we opmerken dat we er ons bewust van zijn dat het hier veelal gaat om tips met een Westers karakter. 3.2 Voorzieningen In ‘Crises of Adolescence’ (1986) is te lezen dat sociale desorganisatie, armoede, armzalige en krappe woonruimte, onvoldoende sociale voorzieningen en familiedesintegratie factoren zijn, die ouders belemmeren om adequaat voor hun kinderen te zorgen. Door sociaaleconomische achterstand wordt de druk op families en adolescenten vergroot en dit verhoogt statistisch gezien de kans op tienerzwangerschap. Goede voorzieningen kunnen zo bekeken preventief werken en het aantal tienerzwangerschappen verlagen. Interventies en aanbevelingen voor de hulpverlening die verder nog genoemd worden in ‘Crises of Adolescence’ (1986) zijn: • Zwangerschapstest en moederschaptherapie; • Abortusraadgeving en informatie verstrekken over adoptiemogelijkheden; • Primaire en preventieve gezondheidszorg voor en na de bevalling; • Informatie en advies over voeding; • Mogelijkheden om getest te worden op ziektes; • Adequate pedagogische verzorging; • Leerzame informatie over familiebanden en problemen die betrekking hebben op de ontwikkeling van de adolescent; • Adequate informatie over sociale voorzieningen; • Informatie over de bevallingsmogelijkheden in de buurt; • Informatie over gezondheidszorg; • Informatie over kinderopvang, zodat de jongere haar opleiding kan afmaken; • Huishoudcursus; • Raadgeving aan familieleden van de zwangere tiener; • Mogelijkheden vervoer; • Outreaching voorzieningen voor de familie van adolescenten om hun kinderen voor te lichten over de nadelen van seksuele contacten; • Voorzieningen op het gebied van geboorteregelingen. Daarnaast wordt geadviseerd dat interventie zo vroeg mogelijk dient te beginnen, zodat er optimale gezondheidszorg is voor moeder en (ongeboren) kind en psychologische ondersteuning voor de toekomstige moeder. De jonge moeder zou in contact moeten komen met één en dezelfde betrouwbare hulpverlener die tot doel heeft om de jonge moeder te helpen leren opvoeden, om haar in een veilige omgeving in contact te brengen met lotgenoten
en om haar te helpen haar eigen doelen te behalen en haar leefsituatie te verbeteren. Het hulpverleningsprogramma dient dagopvang, gezondheidszorg en ouderschapsraadgeving te bevatten. Het dient het bewustzijn te bevorderen, het sociale netwerk te vergroten en een sterk outreaching karakter te hebben. In ‘Tienermoeders: preventie, opvang en begeleiding’ (1997) staat dat tienermoeders zelf aangeven behoefte te hebben aan extra ondersteuning in de opvoeding en de verzorging van hun kind. Negatieve opvoedingspatronen lijken zich te herhalen door een gebrek aan opvoedingsondersteuning en -vaardigheden, waardoor het gevoel van machteloosheid ernstige uitingsvormen kan aannemen. Tienermoeders op Curaçao noemen zelf de behoefte aan informatie, meer cursussen over persoonlijke ontwikkeling, een ontmoetingsplaats voor jonge moeders, meer financiële middelen om zelfstandig te kunnen wonen en een informatiecentrum met professionele begeleiding. Verder blijkt uit dit onderzoek dat de meeste organisaties op Curaçao onbekend zijn of te hoogdrempelig om te bezoeken. Redenen om een instantie niet te bezoeken zijn: • Noodzaak van transport met de bus is een moeizame en tijdrovende kwestie; • Men staat wantrouwend tegenover de hulpverleners; • Het aanbod sluit niet aan bij hun behoeften; • Men is bang om herkend te worden. Annette van Hulst van Fiom Dordrecht signaleert dat er veel aangeboden wordt voor tienermoeders in Nederland, maar dat allerlei verschillende projecten langs elkaar heenlopen. Patricia Klaassen van Steady vindt het vooral belangrijk dat de hulpverlening laagdrempelig is. Hierom probeert zij veel telefonisch bereikbaar te zijn en regelmatig activiteiten te organiseren voor de tienermoeders. Uit de informatie van de opvanghuizen de Bocht en Valkenhorst blijkt dat rust, orde en regelmaat belangrijk zijn, dat de tienermoeder met haar wensen en behoeften centraal staat en dat alles erop gericht is om de tienermoeder klaar te stomen voor een zelfstandig leven met haar kind. Annette van Hulst ziet wel een wezenlijk verschil tussen willen en behoefte hebben aan. Volgens haar is willen korte termijn en behoefte lange termijn. Aanstaande moeders kunnen zich een beeld vormen tot het kind hooguit een jaar oud is. Hoewel alle aanstaande moeders vaak op korte termijn denken, is dit in grotere mate het geval bij tienermoeders. Jongere meiden hebben minder realiteitszin. De jonge moeders kunnen in een lastig parket zitten, omdat de omgeving aan de ene kant vindt dat dit korte termijn denken een blijk is van een gebrek aan realiteitszin, terwijl anderen juist van hen verwachten dat zij in het hier en nu blijven. Voor een hulpverlener is het moeilijk om met een hele jonge moeders (tot achttien jaar) te werken, omdat deze moeders weinig zicht hebben op de realiteit en tevens omdat ze nog geen recht hebben op de basisvoorzieningen, die er wel zijn voor de moeders boven de achttien jaar. Bernadette Brouwers van de Kraamzorg is van mening dat tienermoeders vaker dan volwassen moeders op een roze wolk leven en denken alles wel zelf te kunnen. Dit komt tot uiting in haar ervaring dat tieners vaak slechts een basispakket kiezen, in plaats van uitgebreidere hulp van de kraamzorg. Verder vertelt Bernadette Brouwers dat zij de ervaring heeft dat het lichamelijk herstel bij tieners vaak sneller is dan bij volwassen vrouwen. Over de risico’s durft zij echter niets te zeggen, omdat zij daar niet van op de hoogte is. 3.3 Psychosociale hulpverlening Emotionele factoren met betrekking tot tienerzwangerschap krijgen meer aandacht dan sociaal-culturele of cognitieve factoren (Crises of Adolescence, 1986). Psychologische factoren zijn cruciaal bij tienermeisjes die meerdere malen zwanger raken. De drie belangrijkste houdingsaspecten zijn:
1. Externe “locus of control”,8 gecombineerd met het gevoel hulpeloos te zijn; 2. Gevoelens van sociale afwijzing; 3. Extern “acting out” gedrag9. Volgens ‘Crises of Adolescence’ (1986) beïnvloedt tienerzwangerschap het zwangere meisje, de jongen die haar zwanger heeft gemaakt en hun families. In de hulpverlening zou ervoor gekozen kunnen worden om al deze partijen te betrekken bij de hulpverlening. Echter, de ervaring bij de Fiom is dat meisjes vaak erg onder druk worden gezet door hun omgeving om bepaalde keuzes te maken. Zo bekeken kan het juist weer handig zijn om alleen met de tienermoeder contact te hebben. Op deze manier wordt de hulpverlener in staat gesteld om een vertrouwensrelatie op te bouwen en er (samen met de tienermoeder) achter te komen wat nu precies haar wensen en behoeften zijn, los van wat haar omgeving wil. Een eventuele volgende stap kan zijn om de tienermoeder sterk te maken in het beslissen over haar eigen lijf en leven. Dit komt vooral naar voren in besluitvormingsgesprekken met betrekking tot abortus. In ‘Crises of Adolescence’ (1986) staat beschreven dat abortus vaak verkeerd begrepen is en beangstigend. Ondanks de fysieke en psychologische risico’s van abortus is het de minst verstorende keuze voor een tienermeisje. Maar bij tieners ontstaan vaak veel complicaties in het maken van een beslissing. Zij blijven langer in een fase van ontkenning en wachten langer met het zoeken van medische hulp dan oudere vrouwen. Doordat de tieners vaak pas laat bij de hulpverlening terechtkomen, moet snel een knoop worden doorgehakt. Voor de hulpverlener is het dan zaak om toch ruimte en rust in te bouwen voor het maken van een weloverwogen keuze. Annette van Hulst van Fiom Dordrecht zegt dat er bepaalde invalshoeken zijn waar vanuit gekeken kan worden naar de situatie van de tienermoeders. Wanneer je bijvoorbeeld de situatie bekijkt vanuit de systeemgerichte invalshoek, dan is het hele systeem van belang, dus ook de verwekker en de familie zijn erg belangrijk. Echter, wanneer er gekeken wordt vanuit de seksspecifieke invalshoek, dan kan men zich afvragen of dit werkelijk zo belangrijk is. Annette van Hulst heeft ervaring met groepen voor tienermoeders. Hoewel het opstarten van een groep een stevige klus is, halen de tienermoeders er altijd wel veel uit, zoals het ervaren van steun en begrip van lotgenoten en het krijgen van opvoedingsadvies. Uit een onderzoek naar thuisloze tienermoeders (Menger, R. & Jhinkoe-Rai, S., 1997) kwam verder naar voren dat in eerste instantie de voorkeur uitgaat naar materiële hulpverlening, maar dat immateriële hulpverlening ook belangrijk wordt gevonden. Echter, dan zou deze hulpverlening wel een andere invulling moeten hebben. Er zou volgens de tieners meer aandacht moeten zijn voor het opbouwen van een band en het werken aan een basis van vertrouwen tussen hulpverlener en cliënt. Hulpverlening door een ervaringsdeskundige bleek de voorkeur te hebben en hulpverleners zouden zich meer als persoon moeten laten zien, zodat er een vorm van gelijkheid en vertrouwen zou kunnen ontstaan. In ‘Zwanger als je tiener bent’ (Tijdschrift voor verloskundigen: maart 2000) komt naar voren dat een hulpverlener niet moraliserend te werk dient te gaan. Het komt voor dat de persoonlijke opvattingen van de hulpverlener niet dezelfde zijn als die van het tienermeisje. De hulpverlener dient een neutrale houding aan te nemen zonder afstandelijk te worden. Zo krijgt de tienermoeder de ruimte om vrijuit te spreken. Verder dient de hulpverlener de tiener te motiveren en moet hij mogelijkheden voor verdere begeleiding en nazorg aanbieden. 8
Externe locus of control: “Een persoon met een externe locus of control voelt zich machteloos en afhankelijk van de omstandigheden. Ook al zou hij iets doen, zo schat hij in, het haalt toch niets uit. De situatie, het lot, de anderen beslissen voor hem; de dingen overkomen hem. Situaties/ problemen zijn onveranderbaar.” (Snellen, A., 2000, pagina 162). 9 Acting out: “Het afreageren van innerlijke conflicten op onschuldige buitenstaanders zonder dat de persoon zich bewust is van zijn gedrag.” (Petersen, K. & Bergsma, A. (1994). ‘Prisma van de psychologie’, pagina 12).
Surinaamse thuisloze tienermoeders hebben de ervaring (volgens de Fiom) dat autochtone hulpverleners niet goed op hun hulpvragen ingaan, doordat zij bepaalde aspecten van de culturele achtergrond van de Surinaamse meiden niet kennen. Een middel dat genoemd wordt tijdens een studiedag van de Fiom om dit te voorkomen is door te vragen over de culturele achtergrond van de cliënt. Patricia Klaasen van Steady vertelt dat zij juist geen aandacht besteedt aan de culturele achtergrond van de tienermoeders. In de hulpverlening wordt er wel rekening mee gehouden, maar zij wil er geen issue van maken, omdat de cliënt toch al in het hokje “tienermoeder” is geplaatst. Verder geven de moeders in ‘Crises of Adolescence’ (1986) aan minder doorverwezen te willen worden en niet altijd zitten te wachten op de pogingen van hulpverleners om in contact gebracht te worden met lotgenoten. B.W. Fleming maakt in haar artikel “Assessing and Promoting Positive Parenting in Adolescent Mothers” (1993) duidelijk dat een positieve benadering van de tienermoeders veel effectiever is dan te kijken naar alle beperkingen van de tienermoeders. 3.4 Interactie met de tienermoeders In de interactie met tienermoeders kan rekening gehouden worden met een aantal factoren die invloed hebben op de hulpverlening. Zo wordt in “Tienermoeders: preventie, opvang en begeleiding” (1997) aandacht besteed aan het gegeven dat zwangere tieners op de Antillen en Aruba de kans lopen om uitgesloten te worden van regulier onderwijs. Er wordt hiervoor geen eenduidig beleid door de school gehanteerd en dit kan tot gevolg hebben dat de tieners het vertrouwen verliezen in volwassenen en daarmee in de hulpverlening. Ten eerste komt dit tot uiting in het gegeven dat de tienermoeders een moeilijk te bereiken doelgroep is en dat er dus outreaching gewerkt dient te worden. Ten tweede betekent dit dat, wanneer er een tienermoeder bij de hulpverlening terechtkomt, er aandacht besteed dient te worden aan het opbouwen van een vertrouwensrelatie tussen de tienermoeder en de hulpverlener. In de scriptie ‘Ken Nos Ta? Wie zijn wij?’ (1994) komt naar voren dat voor de Curaçaose mensen geldt dat een Antilliaan geen prater is en dat men niet zo snel met intieme zaken te koop loopt. Zaken die voor een Nederlander niet zo intiem lijken, kunnen dat voor een Antilliaan wel degelijk zijn. Men zal zaken eerder verbloemen omdat men de angst heeft om uitgelachen te worden. Voor de hulpverlener is het van belang te weten dat door deze terughoudendheid een hulpvraag meestal pas naar enkele gesprekken duidelijk wordt. Veelal komt men eerst met somatische klachten, maar zodra de echte hulpvraag duidelijk is moet de hulpverlener ook zijn of haar verwachtingen duidelijk naar de cliënt uitspreken. Een tip die wordt gegeven is om gesprekken niet steeds in de analytische sfeer te laten verlopen. De Antilliaan kan zich uitgekleed voelen en kan dicht klappen. De hulpverlener dient wel steeds concreet te blijven maar tegelijkertijd dient deze niet in details te vervallen. Verder komt naar voren dat hulpverleners denken dat, door het inschakelen van een Antilliaanse tolk, Antillianen eerder over hun problemen gaan praten, omdat ze dan in hun moedertaal kunnen spreken. Echter heeft dit volgens ‘Ken Nos Ta? Wie zijn wij?’ (1994) niet altijd een positieve uitwerking. Redenen die hiervoor worden gegeven zijn ten eerste dat een Antilliaan niet graag met zijn/haar problemen te koop loopt en ten tweede dat hij/zij ze het niet prettig vindt dat andere Antilianen weten dat hij/zij een probleem heeft. Er wordt geschreven dat men het gevoel heeft gefaald te hebben en dit wordt, bij gebruikmaking van een Antilliaanse tolk, versterkt. De scriptie ‘Ken Nos Ta? Wie zijn wij?’ (1994) geeft ook nog de tip om als hulpverlener niet direct andere Antilliaanse instanties bij de hulpverlening te betrekken. Als de persoon in kwestie dit wil, dan zal deze er zelf om vragen of een kennis of familielid inschakelen die wel van de problemen af weet. Wel wordt er geadviseerd om de cliënt op de mogelijkheden van andere instanties te wijzen.
Deel 2 Opzet en uitvoering van het onderzoek Hoofdstuk 4 Attenderende begrippen 4.1 Inleiding Om duidelijkheid te krijgen over wat we aan het onderzoeken zijn hebben we de kernwoorden uit het onderzoeksvraag en de afgeleide vraagstellingen gehaald en deze vervolgens gedefinieerd. De kernwoorden zijn juist die woorden uit de vragen die ons kunnen attenderen op onderzoeksverschijnselen die van belang kunnen zijn. De definities, ook begrippen genoemd, zijn afkomstig uit onze praktijkervaringen als aanstaande maatschappelijk, overleg met de opdrachtgevers en ons vooronderzoek.10 4.2 Onderzoeksvraag Hoe kunnen hulpverleende instanties op Aruba effectievere methodische ondersteuning bieden aan tienermoeders? 4.2.1 Attenderende begrippen omtrent de onderzoeksvraag - Hulpverleende instanties = organen die geïnstitutionaliseerde zorg bieden aan mensen Hiermee bedoelen we al die instanties die contact hebben of contact zouden kunnen hebben met tienermoeders. - Effectievere = doeltreffendheid - Methodisch = vaste, weldoordachte manier om een zeker doel te bereiken Bij methodisch handelen werk je volgens een bepaalde methodiek, wat in een zekere zin een vaste manier is. Echter deze manier moet flexibel genoeg zijn voor eventuele aanpassingen/ oplossingen van verschillende situaties en problemen die zich voor kunnen doen. - Ondersteuning = het aanbieden van hulp Ten aanzien van de vraagstelling is het belangrijk te weten op welke gebieden ondersteuning gegeven dient te worden; bijvoorbeeld financiële, praktische of emotionele? - Tienermoeders = alle meisjes die binnen de leeftijdscategorie van 10 tot 20 jaar zwanger zijn geweest en één of meerdere kinderen hebben. Hoe kunnen hulpverleende instanties op Aruba effectievere methodische ondersteuning bieden aan tienermoeders? = Hoe kunnen organen die geïnstitutionaliseerde zorg bieden aan mensen, op een vaste, weldoordachte manier om een doel te bereiken, hulp aanbieden aan meisjes van 10 tot 20 jaar die zwanger zijn of een kind hebben?
10
Baarda, D.B. & Goede, M.P.M., de & Teunissen, J. (2000). Kwalitatief onderzoek. Pagina 237
4.3 Afgeleide vraagstellingen 1. Wat is de hulpbehoefte van tienermoeders op Aruba en hoe mondt dit uit in een expliciete hulpvraag? 2. Welke rol hebben vaders in het ouderschap en komt deze rol overeen met de verwachtingen van de tienermoeders? 3. Welk hulpaanbod vanuit organisaties en regelgeving is er op Aruba voor tienermoeders? 4. Hoe kunnen hulpverleende instanties op Aruba, met name het Wit Gele Kruis, hun hulpaanbod aanpassen, zodat het beter aansluit op de hulpvraag van de tienermoeders op Aruba? 4.3.1. Attenderende begrippen omtrent de eerste afgeleide vraagstelling - Hulp = bijstand, steun, ondersteuning, redding hulpvraag = vraag om ondersteuning/ steun hulpbehoefte = ondersteuning/ steun die men nodig heeft of wil - Tienermoeders = alle meisjes die binnen de leeftijdscategorie van 10 tot 20 jaar zwanger zijn geweest en één of meerdere kinderen hebben - Uitmonden = resulteren in - Expliciet = uitdrukkelijk Wat is de hulpbehoefte van tienermoeders op Aruba en hoe mondt dit uit in een expliciete hulpvraag? = Wat voor ondersteuning/ steun wil en/ of hebben meisjes die binnen de leeftijdscategorie van 10 tot 20 jaar zwanger zijn geweest en één of meerdere kinderen hebben op Aruba nodig en hoe resulteert dit in een uitdrukkelijke vraag om ondersteuning/ steun? 4.3.2. Attenderende begrippen omtrent de tweede afgeleide vraagstelling - Rol = individueel gedrag of functie in de sociale omgeving - Vader = man die één of meer kinderen verwerkt heeft - Ouderschap = het zijn van ouder; het vervullen van de plicht van ouder - Verwachtingen = ideeën over wat komen gaat, gebaseerd op wat bekend is Welke rol hebben vaders in het ouderschap en komt deze rol overeen met de verwachtingen van de tienermoeders? = Welk individuele gedrag en/ of welke functie in de sociale omgeving hebben mannen, die één of meer kinderen verwerkt hebben, in het vervullen van de plicht van ouder en komt het individuele gedrag en/ of functie in de sociale omgeving overeen met de ideeën over wat gaat komen, gebaseerd op wat bekend is, van meisjes die binnen de leeftijdscategorie van 10 tot 20 jaar zwanger zijn geweest en één of meerdere kinderen hebben?
4.3.3. Attenderende begrippen omtrent de derde afgeleide vraagstelling - Hulpaanbod = aanbod van steun/ ondersteuning - Regelgeving = de gegeven bepalingen waarnaar men zich richten moet Welk hulpaanbod vanuit organisaties en regelgeving is er op Aruba voor tienermoeders? = Welk aanbod van steun/ ondersteuning vanuit organisaties en gegeven bepalingen waarnaar men zicht richten moet, is er op Aruba voor meisjes die binnen de leeftijdscategorie van 10 tot 20 jaar zwanger zijn geweest en één of meerdere kinderen hebben 4.3.4. Attenderende begrippen omtrent de vierde afgeleide vraagstelling - Het Wit Gele Kruis is een zelfstandige stichting die als doelstelling heeft de volkshygiëne en daarmee de gezondheid van de Arubaanse gemeenschap te bevorderen. Dit doel tracht de stichting te bereiken door onder meer de volgende activiteiten uit te voeren: de wijkzorg, de ouder- en kindzorg, diëtiek, het geven van voorlichting omtrent onder andere gezondheid, ziektebeelden en voeding. - Aanpassen = met iets in overeenstemming brengen; zich schikken naar de omstandigheden, (zowel naar de omstandigheden van de hulpvraag van tienermoeders als het aanbod van het WGK.) - Beter = erop vooruit gaan - Aansluiten = in samenhang brengen Hoe kunnen hulpverleende instanties op Aruba, met name het Wit Gele Kruis, hun hulpaanbod aanpassen, zodat het beter aansluit op de hulpvraag van de tienermoeders op Aruba? = Hoe kunnen organen die geïnstitutionaliseerde zorg bieden aan mensen, met name het Wit Gele Kruis, haar aanbod van steun/ ondersteuning schikken naar omstandigheden zodat de samenhang met de vraag om ondersteuning/ steun, meisjes die binnen de leeftijdscategorie van 10 tot 20 jaar zwanger zijn geweest en één of meerdere kinderen hebben?
Hoofdstuk 5 Onderzoekseenheden 5.1 Keuze van de onderzoekseenheden. De onderzoekseenheden die in dit onderzoek centraal staan zijn: tienermoeders op Aruba. Onder tienermoeders verstaan wij: ‘alle meisjes die binnen de leeftijdscategorie van 10 tot 20 jaar zwanger zijn geweest en één of meerdere kinderen hebben’. Bij het hanteren van deze definitie gaan wij uit van de leeftijd waarop de respondent zwanger is geraakt. In dit onderzoek zijn de onderzoekseenheden tevens respondenten. Wij hebben hiervoor gekozen omdat wij geïnteresseerd zijn in hun beleving en behoeften. Wij zijn van mening dat zij, beter dan iemand anders, deze kunnen verwoorden en ons hier inzicht in kunnen geven. Een respondent werd geïnterviewd met als doel informatie over haarzelf en de situatie te verkrijgen. Wij dienen op te merken dat ATHA een duidelijke voorkeur had om, naast de tienermoeder, ook de tienervader als onderzoekseenheid op te nemen. Wij hebben dit, na zorgvuldig overleg met zowel ATHA als onze afstudeerbegeleider, om verschillende redenen niet gedaan. Allereerst zagen we het onderzoek naar de hulpbehoefte van de vader als een op zichzelf staand onderzoek dat een aparte benadering en methodologische aanpak veronderstelt. Tevens hebben wij praktische overwegingen, namelijk dat het onderzoek erg breed zou worden en dat, gezien de tijd die voor het afstudeerproject stond, dit niet haalbaar was. Daarnaast zijn er over deze doelgroep erg weinig data beschikbaar en is het zeer de vraag of wij de tienervaders zouden kunnen bereiken. Vooral dit laatste zou een goede voortgang van het onderzoek kunnen belemmeren. Wel hebben vaders een rol gespeeld in ons onderzoek. Een van onze afgeleide vraagstellingen had vooral op hen betrekking, te weten: ‘Welke rol hebben vaders in het ouderschap en komt deze rol overeen met de verwachtingen van de tienermoeders?’ 5.1.1 Wijze steekproef We hebben gebruik gemaakt van een niet-gerichte willekeurige steekproef. Onze voorkeur ging in eerste instantie uit naar het bepalen van de steekproef op theoretische overwegingen. We wilden een indeling maken naar leeftijdscategorieën en het aantal respondenten in een leeftijdscategorie evenredig maken aan het procentuele aantal tienermoeders in die categorie. Echter daar er geen cijfermateriaal beschikbaar was, hebben wij deze overwegingen los moeten laten. Voor de contacten met tienermoeders zijn wij in grote mate afhankelijk geweest van de bestanden van het WGK. We hebben besloten om van deze bestanden gebruik te maken en hebben getracht zoveel mogelijk variatie aan te brengen in de leeftijden van de respondenten vanaf het moment dat zij zwanger werden. Bij navraag is gebleken dat het bestand van het WGK alles omvattend is aangezien alle tienermoeders automatisch aangemeld worden bij het WGK door het ziekenhuis en verloskundigen. Dit betekent dat alle tienermoeders op Aruba bekend zijn bij het WGK. Vanwege privacy redenen konden wij deze bestanden niet inkijken en dan ook niet zelf onze onderzoekseenheden selecteren. We waren hierin afhankelijk van een medewerker van het WGK. Echter hebben wij wel onze voorkeur naar een zo groot mogelijke leeftijdsvariatie aangegeven. Er is sprake van een niet-gerichte willekeurige steekproef. Dit is een steekproef op niet toevalsbasis, waarbij onderzoekseenheden op zo’n manier uit een afgebakende populatie van eenheden geselecteerd worden dat ze een ongelijke kans hebben in de steekproef te komen. Wij hebben de zestien tienermoeders geïnterviewd die een medewerker van het WGK als eerste tegen kwam tijdens haar werkzaamheden. Voor alle tienermoeders gold dat de kans om in de steekproef te komen ongelijk en niet bekend was. Daar we afhankelijk waren van tienermoeders aangedragen door het WGK hebben wij alleen contact gehad met tienermoeders die reeds bevallen zijn. Wij zijn van mening dat het voor dit
onderzoek niet noodzakelijk was om zwangere tienermoeders te interviewen omdat een reeds bevallen tienermoeder in staat wordt geacht te kunnen reflecteren op haar zwangerschap. Op de topiclijst komen drie aandachtsgebieden aan bod, te weten: zwangerschap, bevalling en de periode na de bevalling. Een voordeel van een reeds bevallen moeder was dat zij ons informatie kon geven over alle drie de hierboven beschreven aandachtsgebieden. Dit zou een zwangere tiener niet kunnen. Tevens behoorden tot onze onderzoeksgroep ook vrouwen die ouder waren dan twintig jaar, maar wel voor hun twintigste zwanger zijn geraakt en dus volgens onze definitie tienermoeder zijn geweest. Doordat het WGK voornamelijk contact heeft met moeders die pas bevallen zijn, hebben we niet veel respondenten geïnterviewd die ouder waren dan twintig. Waar dat wel het geval was, had de moeder contact met het WGK in verband met een baby die zij na haar twintigste jaar gekregen had, maar had zij ook een kind van voor haar twintigste jaar. In het interview werd vooral op deze fase ingegaan. Samenstelling van de onderzoeksgroep naar leeftijd
5.1.2 Aantal onderzoekseenheden We hebben besloten om zestien respondenten te interviewen. Bij het vaststellen van dit aantal, hadden wij niet de beschikking over gegevens met betrekking tot de populatie tienermoeders. Wij hadden dan ook geen indicatie waar wij dit aantal op konden baseren. Wij hebben daarom gekozen voor het minimum aantal wat in ‘Basisboek kwalitatief onderzoek’ (2000) wordt aangegeven voor een onderzoek met een specifieke probleemstelling. Deze keuze bracht met zich mee dat wij in ons onderzoek niet in staat zullen zijn om resultaten te generaliseren naar de gehele populatie tienermoeders op Aruba. Dit aantal stelt ons wel in de gelegenheid om indicatieve resultaten te geven. Hierbij willen wij opmerken dat wij in de eindfase van het uitvoerende onderzoek de beschikking kregen over cijfermateriaal van het ziekenhuis. Hieruit is gebleken dat het aantal tienermoeders per jaar op Aruba 10 % is van het gehele aantal bevallingen. Het aantal bevallingen per jaar is gemiddeld 1500, het gemiddeld aantal tienermoeders per jaar is 150. Dit betekent dat wij in ons onderzoek ongeveer 10% van het aantal tieners wat per jaar bevalt, hebben bereikt. 5. 2 Het benaderen van de onderzoeksgroep Om een project methodisch uit te voeren is het belangrijk dat de te nemen stappen van tevoren bekend zijn en doelbewust zijn gekozen, zo ook bij de stappen voor het benaderen van de onderzoeksgroep. In dit rapport is het belangrijk dat zowel de opzet vooraf als de uiteindelijke gang van zaken tijdens de uitvoering van het onderzoek duidelijk wordt. Om een zo duidelijk en transparant mogelijk beeld te schetsen, hebben wij ervoor gekozen om deze twee fases onder elkaar te zetten. Allereerst laten wij zien wat de opzet voor het benaderen van de onderzoeksgroep vooraf in Nederland was en vervolgens zullen wij laten zien hoe het in werkelijkheid op Aruba is gegaan.
5.2.1 De opzet 1. Het WGK informeert (bij voorkeur telefonisch) bij tienermoeders of ze aan ons onderzoek mee willen werken. Dit gebeurt aan de hand van de lijst die wij zelf opstellen naar aanleiding van de lijst met tienermoeders die wij krijgen van het WGK. Wanneer een tienermoeder mee wil werken, zal er gelijk een afspraak met haar gemaakt worden, zodat wij na aankomst op Aruba direct met de interviews kunnen beginnen. Het WGK moet bij het maken van deze afspraken op de hoogte zijn van de volgende gegevens: - We moeten minimaal zestien tienermoeders interviewen. Ons streven is echter om minimaal achttien afspraken te hebben, aangezien we rekening houden met eventuele afzeggingen. - De afspraken kunnen gemaakt worden in de periode van 29 april tot en met 24 mei, met een eventuele uitloop naar 31 mei. - Bij voorkeur afspraken maken tijdens onze werktijden, te weten: * maandag en dinsdag van 8:00-15:00 * woensdag van 8:00-12:00 * donderdag van 12:00-15:00 - De interviews zullen op het bureau van de ATHA gehouden worden. Wanneer een tienermoeder wel haar medewerking wil verlenen maar niet op deze tijden kan, dan zijn wij flexibel en kan er ook een afspraak buiten deze tijden om gemaakt worden. Er dient bij het maken van afspraken rekening mee gehouden te worden dat wij maximaal twee interviews per dag kunnen houden (op verschillende tijdstippen) aangezien wij één taperecorder hebben en dat er op die tijden tevens een tolk beschikbaar dient te zijn. We kiezen voor deze benadering omdat het WGK waarschijnlijk bij een aantal tienermoeders bekend is. Het lijkt ons van belang dat de eerste contactlegging toch zo vertrouwd mogelijk is. Daarom lijkt het ons effectiever wanneer er op korte afstand, in de eigen taal contact gelegd wordt. Bovendien zijn er ook praktische overwegingen om voor deze manier te kiezen. Allereerst het taalprobleem en daarnaast de financiële kosten wanneer wij vanuit Nederland de tienermoeders moeten bellen. 2. Wanneer een tienermoeder een afspraak heeft gemaakt, sturen wij een brief naar haar. Op deze manier hebben wij zelf ook contact gelegd voordat het interview plaats gaat vinden. In de brief zal het volgende vermeld worden: - Uitleg over wie wij zijn. - Uitleg over wat de bedoeling van het interview is. - Korte uitleg over welke onderwerpen tijdens het interview aan bod zullen komen. - De duur van het interview (1 tot 1½ uur). - De aanwezigheid van een tolk. - Privacy - Mogelijkheden tot kinderopvang. - Bij wie de tienermoeder terecht kan voor eventuele vragen. - Er wordt afgesloten met een kort dankwoord voor de medewerking. Overig: - De brief zal vertaald moeten worden in Papiaments en wellicht ook in het Spaans. We zouden hier graag medewerking van ATHA of het WGK voor willen hebben. - Wanneer het WGK een afspraak heeft gemaakt met een tienermoeder, ontvangen wij een bevestiging van deze afspraak, met datum, tijd en plaats. 3. We maken zelf afspraken met de instanties die we op Aruba willen benaderen, te weten: - Sociale dienst
- Kraamzorg - Juridische dienst - WGK (onderdeel dat betrekking heeft op hulp aan tienermoeders) - Fundacion Guia Mi - Fundacion Pa Nos Muchanan We proberen deze afspraken zoveel mogelijk voor de eerste week te plannen. Naar deze afspraken gaan we waarschijnlijk wel met meerdere projectgroepleden. 5.2.2 De werkelijke gang van zaken Het plan was dat het WGK bij de tienermoeders zou informeren of ze aan ons onderzoek mee wilden werken, aan de hand van een lijst met namen van tienermoeders, die het WGK beschikbaar zou stellen. Wanneer een tienermoeder zou toezeggen mee te willen werken, zouden wij haar een brief sturen, waarin de bedoeling van het onderzoek en interview zou worden uitgelegd en de afspraak zou worden bevestigd. In werkelijkheid kon het WGK geen lijst geven van tienermoeders, gezien de regeling met betrekking tot privacy. In plaats daarvan hebben meerdere verpleegkundigen van het WGK, tijdens hun gangbare contacten met tienermoeders, aan de tieners gevraagd of zij met ons onderzoek mee wilden werken. Nog in Nederland hadden wij een brief (zie bijlage 1) aan de tienermoeders opgesteld. Deze brief hebben wij naar het WGK gestuurd, zodat zij hem konden goedkeuren en vertalen in het Papiaments. Deze vertaalde brief (zie bijlage 2) hebben de verpleegkundigen ook tijdens haar reguliere contacten aan de tienermoeders gegeven die mee wilden werken aan het onderzoek, in plaats van dat wij deze brief later opstuurden. Hierbij vroegen zij direct toestemming aan de tienermoeders om haar naam en telefoonnummers door te geven aan de projectleden. Zo kregen wij steeds namen en telefoonnummers van tienermoeders die al op de hoogte waren van het onderzoek en konden wij hen direct bellen om een afspraak te maken. Verder was het onze opzet om alle interviews tussen 29 april en 24 mei te houden, met een uitloop naar 31 mei. Gezien het feit dat wij pas op Aruba konden beginnen met het maken van afspraken, is dit in eerste instantie uitgelopen tot 7 juni. De tijdsperiode van drie weken bleef in principe hetzelfde, daar wij gewoon twee weken later begonnen. Echter, in de laatste week zijn drie interviews niet doorgegaan door afzeggingen van de tienermoeders en verschoven de laatste drie interviews naar week 24. In die week werden weer twee afspraken afgezegd, waardoor wij de laatste tienermoeder hebben geïnterviewd op 12 juni. Ook zijn er veranderingen gekomen in onze planning van de werkdagen. Om alle interviews binnen drie weken af te nemen, was het nodig om ook de hele woensdag hiervoor beschikbaar te stellen. Uiteindelijk zijn de werktijden verlengd tot vier dagen per week, van 8.00 uur tot 16.00 uur. Verder gingen wij ervan uit dat er slechts een beperkt aantal tolken en taperecorders aanwezig zou zijn, waardoor het mogelijk zou zijn om slechts twee interviews per dag te plannen. Tijdens de uitvoering bleek dat er meerdere tolken en taperecorders beschikbaar waren en konden wij vier interviews per dag plannen. Verder was het onze opzet om de interviews op het bureau van ATHA te houden. Echter bleek dit geen geschikte locatie, daar deze bestaat uit één grote werkruimte. De gebouwen van het WGK waren meer geschikt. Ten eerste zijn er op Aruba acht wijkgebouwen, verspreid over het eiland. Hierdoor hoefde de tienermoeder nooit ver te reizen voor het interview. Ten tweede waren de tienermoeders bekend en vertrouwd met deze gebouwen, aangezien zij voor consultatie van hun baby naar deze wijkgebouwen gaan. Onze argumenten met betrekking tot het houden van de interviews onder dezelfde omstandigheden konden wij toch in stand houden, daar de wijkgebouwen allemaal hetzelfde zijn. Dit kwam de betrouwbaarheid en
validiteit van de gegevens ten goede. In de tweede alinea van de opzet geven wij argumenten waarom wij ervoor kozen om de eerste contactlegging door het WGK te laten doen. Aangezien er pas contact is opgenomen met de tienermoeders tijdens ons verblijf op Aruba, viel het financiële argument (de telefoonkosten vanuit Nederland) weg. Wij hebben er echter toch voor gekozen om de eerste contactlegging door het WGK te laten doen, aangezien de andere argumenten hiervoor opwegen tegen het zelf contact leggen met de tienermoeders. Wij noemden de vertrouwensrelatie en de taalbarrière als argumenten. Zoals hierboven al is uitgelegd, is de brief anders gebruikt dan gepland. Inhoudelijk is de brief hetzelfde gebleven, ook is de brief vertaald in het Papiaments. Echter is de brief niet verstuurd, maar persoonlijk overhandigd door een verpleegkundige van het WGK. In de opzet leggen we uit dat wij met deze brief onder andere een persoonlijk contact wilden bereiken, alvorens het interview in te gaan. Dit persoonlijke contact is er uiteindelijk ook geweest, niet alleen door middel van de brief, maar ook doordat wij de tienermoeder zelf gebeld hebben om een afspraak te maken. Tot slot is de brief niet meer vertaald in het Spaans, aangezien dit niet nodig is gebleken. Was het nodig geweest, dan had een medewerker van het WGK dit alsnog gedaan. Al met al zijn er verschillende veranderingen opgetreden en zijn wij op verschillende punten van de opzet voor de benadering van de onderzoeksgroep afgeweken. Echter is onze visie over de benadering van de tienermoeders steeds hetzelfde gebleven en zijn wij erin geslaagd om toch steeds de opzet en onze gedachtegang in ons hoofd te houden en telkens weer stil te staan bij de beslissingen die wij namen. Zo is de uiteindelijke benadering van de tienermoeders toch op correcte wijze geschied en hebben wij de validiteit van ons onderzoek weten te waarborgen.
Hoofdstuk 6 Dataverzamelingsmethoden 6.1 Beschrijving en verantwoording van de dataverzamelingsmethoden In dit onderzoek hebben we gebruik gemaakt van de volgende dataverzamelingsmethoden: • Open interviews, voor de hulpvraag; • Verzamelen van documenten; • Expert- of informanteninterviews, voor het hulpaanbod. Wij hebben gekozen voor open interviews omdat wij ideeën, opvattingen en meningen willen achterhalen. Deze dataverzamelingsmethode is bedoeld om de hulpvraag van de tienermoeders in kaart te brengen. De dataverzamelingsmethoden ‘verzamelen van documenten’ en ‘expert- of informanteninterview’ zijn ingezet om een beeld te krijgen van het bestaande (hulp)aanbod aan tienermoeders. Tevens hebben praktische overwegingen een rol gespeeld bij de keuze voor deze dataverzamelingsmethoden. Vooral gezien de beschikbare tijd en de arbeidsintensiviteit bleken deze drie methoden het meest geschikt. Participerende observatie van de tienermoeders en instanties op Aruba bleek geen optie, aangezien we te maken hadden met een relatief korte onderzoeksperiode. Wel hebben we de Arubaanse samenleving participerend geobserveerd, aangezien we daar negen weken lang hebben gewoond en gewerkt. We hebben deze informatie niet geregistreerd of methodisch geanalyseerd, maar wel hebben we tijdens ons verblijf een en ander opgestoken van de gang van zaken op Aruba. Zo is het op Aruba bijvoorbeeld gebruikelijk om de media in te schakelen om een boodschap over te brengen. 6.1.1 De hulpvraag Om de hulpvraag van tienermoeders op Aruba in beeld te krijgen, hebben we gekozen voor een halfgestructureerd, open interview. Er was sprake van een open interview, wat wil zeggen dat we open vragen hebben gesteld. Op deze manier kregen de respondenten de ruimte om te vertellen over hun ervaringen, gevoelens en gedachten. Wij denken dat we op deze manier de hulpvraag van de tienermoeders het beste in kaart hebben gebracht. Op deze manier konden we tamelijk snel informatie verzamelen over verschillende onderwerpen en, als daartoe aanleiding bestond, onmiddellijk doorvragen. Nog een voordeel van een open interview was dat de respondenten het gevoel kregen dat hun antwoord acceptabel en waardevol was, doordat zij echt aan het woord waren en er aandachtig naar hen geluisterd werd. Dat het interview half gestructureerd is, wil zeggen dat de onderwerpen (topics) die besproken werden al wel van tevoren waren vastgelegd, maar de vragen die we stelden niet. Eerst vroegen we naar enkele persoonlijke gegevens, waarna we overgingen tot de andere onderwerpen op de topiclijst. (zie bijlage 3) Om te waarborgen dat alle onderwerpen aan de orde kwamen, liepen we aan het einde van het interview de topiclijst na als checklist. In principe hebben we een volgorde aangehouden van wat zakelijke vragen naar vragen met meer diepgang met betrekking tot ons onderzoek. ‘Zakelijke vragen’ betekent voor ons praktische vragen over bijvoorbeeld de leeftijd van de respondenten. Dit zodat we eventueel in de analyse verbindingen zouden kunnen leggen tussen bepaalde omstandigheden en feiten, bijvoorbeeld leeftijd. Daarnaast hebben we ervoor gekozen om te beginnen met zakelijke vragen, zodat de tienermoeder eerst kan wennen aan het interview, om vervolgens dieper in te gaan op onderwerpen die intiemer van aard zijn. De onderwerpen hoefden verder niet in een bepaalde volgorde aan bod te komen. We hebben gekozen voor een halfgestructureerd interview, omdat we op deze manier de tienermoeder zoveel mogelijk vrij konden laten vertellen. Het interview had zo een minder zakelijk karakter, wat wellicht ook de drempel om te vertellen heeft verlaagd. Aangezien er geen bestaande documenten waren over de hulpvraag van tienermoeders,
konden we die niet gebruiken als dataverzamelingsmethode. 6.1.2 Het hulpaanbod Er zijn diverse instellingen op Aruba die een hulpaanbod hebben of kunnen hebben voor tienermoeders. Het was belangrijk voor ons onderzoek dat we zicht kregen op deze instellingen. In Nederland hebben we besloten om een aantal informanten van Arubaanse instanties te interviewen. Eenmaal op Aruba bleek dat ATHA een aantal afspraken met informanten voor ons had gemaakt die overeen kwamen met de informanten waarvan we in Nederland hadden besloten om te gaan benaderen. Tenslotte hebben wij tijdens ons verblijf op Aruba nog enkele informanten op eigen initiatief benaderd. Uiteindelijk hebben we interviews gehouden met informanten van zeventien verschillende instanties op Aruba, te weten: Bureau Vrouwenzaken Cas pa Hubentud Casa Cuna Progreso Directie Sociale Zaken: afdeling Immaterieel Directie Sociale Zaken: afdeling Materieel Directie Volksgezondheid: afdeling Jeugdgezondheidszorg Famia Planea Fundacion Guia Mi Fundacion Telefon pa Hubentud Aruba Fundacion Pa Nos Muchanan Fundacion Pa Hende Muhe den Dificultad Kinderhuis Imeldahof Partera School Maatschappelijk Werk: Collegio Arubano Voogdijraad WGK Ziekenhuis: kraamafdeling en verloskamer Om het huidige hulpaanbod voor tienermoeders op Aruba in beeld te krijgen, hebben we gebruik gemaakt van een expert- of informanteninterview. Hierbij gaat het om het interviewen van een medewerker van een instelling op Aruba die een hulpaanbod heeft of zou kunnen hebben voor tienermoeders. Meestal konden deze informanten veel vertellen over de instelling waar zij werkzaam zijn, over het huidige beleid en over het verleden en de toekomstplannen. Verder konden zij informatie geven over hun praktijkervaringen, wat er goed gaat en wat er juist niet goed gaat op dit moment in de hulpverlening aan tienermoeders op Aruba. Voor het afnemen van het informanteninterview hebben wij een lijst gemaakt met vooraf vastgestelde vragen (zie bijlage 4), daar wij alleen geïnteresseerd waren in feitelijke gegevens. In tegenstelling tot bij de tienermoeders, waar hun beleving van het tienermoederschap centraal stond. Verder maakten we, indien mogelijk, gebruik van bestaande, niet-persoonlijke documenten, zoals jaarverslagen, beleidsplannen en brochures van de bovengenoemde instellingen. Bij sommige instanties waren deze documenten niet aanwezig of niet tot onze beschikking. In de documenten die wij wel hebben gekregen staat onder andere beschreven wat het huidige hulpaanbod is. De documenten waren een aanvulling op de informanteninterviews en tevens verkregen wij op deze manier informatie over de instanties vanuit twee verschillende invalshoeken. Verder was het voordeel van deze dataverzamelingsmethode dat onderzoeksgegevens sneller te verzamelen waren dan met andere methoden. Doordat wij de informatie steeds opnieuw konden lezen hadden we de mogelijkheid om vanuit verschillende
invalshoeken naar deze gegevens te kijken. 6.2 Materiaalverzameling en registratie Met materiaalverzameling worden de specifieke omstandigheden bedoeld waaronder de gegevens zijn verworven. Het is ook van belang dat er duidelijke richtlijnen worden aangeven over de manier waarop alle gegevens worden geregistreerd voordat er aan de daadwerkelijke analyse kan worden begonnen. Aangezien de hulpvraag en het hulpaanbod op verschillende manieren onderzocht zijn, hebben we de data op verschillende manieren verzameld en geregistreerd. 6.2.1 De hulpvraag Ons streven was om alle interviews op een van de acht districtbureaus van het WGK te houden. Dit zodat de interviews afgenomen konden worden in een rustige ruimte en zonder de aanwezigheid van derden. Zo zouden ook alle interviews op dezelfde plek worden afgenomen, wat de betrouwbaarheid van het onderzoek zou verhogen. De interviews zijn afgenomen door één projectlid met behulp van een tolk, ongeacht het niveau van de respondenten wat betreft de Nederlandse taal. De reden hiervoor is dat het Nederlands hoe dan ook de tweede taal is van de respondenten. Wanneer de respondent zou besluiten het interview hoofdzakelijk in het Nederlands te doen, kon er mogelijk de behoefte bestaan om bepaalde woorden uit te drukken in de eigen taal. En die mogelijkheid moest er volgens ons zijn. Bovendien was het voor ons moeilijk om vooraf aan het interview in te schatten wat de taalvaardigheden van een tienermoeder zijn. Vandaar dat altijd een tolk aanwezig was. Alle interviews werden opgenomen op cassettebandje. Op deze manier ging er geen informatie verloren, konden wij ons tijdens het interview volledig op het gesprek concentreren en konden de interviews naderhand letterlijk uitgetypt worden. Daarna konden alle groepsleden de interviews lezen zodat ze besproken en geanalyseerd konden worden. Aan de ene kant was er het risico dat de respondenten zich belemmerd voelden door het gebruik van een cassetterecorder, maar aan de andere kant verhoogde dit hulpmiddel de controleerbaarheid van het onderzoek doordat er geen informatie verloren is gegaan. Wij hebben ernaar gestreefd om de interviews binnen een uur af te ronden, met uitloop tot anderhalf uur. Wij hebben hiervoor gekozen, omdat het moeilijk is voor veel mensen om zich langer te concentreren op een gesprek. Uit ons vooronderzoek is gebleken dat dit zeker het geval is bij tieners. Tijdens alle interviews zijn de topics binnen het tijdsbestek van anderhalf uur aan bod gekomen. 6.2.2 Het hulpaanbod Nadat de documenten waren ontvangen, hebben wij ze gelezen en geanalyseerd op het bureau van ATHA, onze eigen werkplek. De informanteninterviews werden met minstens twee projectleden gehouden bij de instellingen zelf. Tijdens de interviews heeft één projectlid aantekeningen gemaakt, terwijl de anderen interviewde. Dit was makkelijker te realiseren bij deze interviews dan bij de interviews met de tienermoeders, omdat we hier werkten aan de hand van vastgestelde vragen. Bovendien waren deze vragen meer feitelijk van aard dan de vragen die we de tienermoeders gesteld hebben. Schriftelijk noteren van de antwoorden betekende dat wij mobieler waren tijdens het interview, bijvoorbeeld voor een rondleiding. Bij iedere vraag konden we direct de antwoorden noteren. Naderhand heeft de notulist het gesprek uitgeschreven aan de hand van de vragenlijst.
Hoofdstuk 7 Betrouwbaarheid en validiteit 7.1 Betrouwbaarheid We hebben geprobeerd om de betrouwbaarheid van het onderzoek zo groot mogelijk te houden, door het systematisch volgen van methodische stappen en deze nauwkeurig te beschrijven en documenteren. Om de betrouwbaarheid van het onderzoek betreffende de vraagkant te vergroten, hebben we tijdens de interviews gebruik gemaakt van een cassetterecorder. Na een interview is direct gekeken of het gesprek goed opgenomen was. Wanneer dit niet het geval zou zijn, dan zou de interviewer meteen een gespreksverslag kunnen schrijven. “Vormen van verlate en indirecte registratie houden, onderzoeksmatig gezien, risico’s in voor de betrouwbaarheid... Een zekere mate van kleuring van je materiaal is echter niet helemaal te voorkomen en die zal dus ook doorwerken in je gegevens.” Daarnaast hebben we getracht de controleerbaarheid, en daarmee de betrouwbaarheid, te vergroten door elke opname van het interview door een medeonderzoeker, die niet bij het interview aanwezig is geweest, af te laten luisteren en te bespreken met de interviewer. Door meer onderzoekers te gebruiken kan methodische overeenstemming tussen de verschillende personen worden nagestreefd (triangulatie). We zijn ons er van bewust dat de meest betrouwbare manier was geweest als deze persoon daadwerkelijk bij het interview aanwezig was geweest, omdat zij zo het non-verbale gedeelte, de observaties, zou hebben kunnen waarnemen. De reden waarom wij niet voor deze optimale manier hebben gekozen is dat er bij het interview naast de interviewer een tolk aanwezig was en wij een extra persoon te belastend vonden voor de geïnterviewde. Naar ons idee hebben we, door een andere onderzoeker het cassettebandje te laten beluisteren en te bespreken, toch een vorm van triangulatie weten toe te passen, waardoor de betrouwbaarheid vergroot is. Tevens is getracht de betrouwbaarheid te vergroten door de interviews allemaal op de districtbureaus van het WGK te houden. Verder heeft het gebruik van een tolk een dubbele rol binnen de betrouwbaarheid van het onderzoek. De reden dat wij een tolk hebben ingeschakeld is dat de tienermoeders in hun eigen taal konden spreken tijdens de interviews. Enerzijds bevordert dit de betrouwbaarheid van de informatie, daar de tienermoeder niet belemmerd wordt door eventuele gebrekkige kennis van de Nederlandse taal. Anderzijds is er de valkuil dat de tolk hetgeen de tienermoeder vertelt niet goed vertaalt, waardoor de informatie wordt ‘bevuild’. Wij hebben beide argumenten tegen elkaar afgewogen en er uiteindelijk voor gekozen om toch gebruik te maken van een tolk. Ten eerste was het gebruik van een tolk bij sommige interviews onontkoombaar, daar sommige tienermoeders helemaal geen kennis hadden van de Nederlandse taal. Bij de uitvoering is het belangrijk dat de omstandigheden bij alle interviews zo veel mogelijk hetzelfde zijn. Zo bekeken zijn de gegevens dus meer betrouwbaar wanneer bij alle interviews een tolk wordt gebruik. Ten tweede voorspelden wij dat het voor tienermoeders spannend is om met vreemde mensen te praten over intieme zaken. Wanneer zij dan ook nog moet vertellen in een andere taal, dan kan dat het interview nog spannender maken en haar belemmeren in haar verhaal. Ten derde kan het zijn dat een tienermoeder wel kennis heeft van de Nederlandse taal, maar bepaalde woorden niet kent die haar belevingen het beste omschrijven. Zo bekeken is het ook beter om gebruik te maken van een tolk. Zo kan de tienermoeder vertellen met al haar nuances en gevoelsmatigheden. Om de betrouwbaarheid van het onderzoek naar de aanbodkant te vergroten hebben we opnieuw gebruik gemaakt van triangulatie. Dit door informatie te verzamelen in de vorm van schriftelijke documenten en naslagwerken en daarnaast door informanten te interviewen van diverse instanties. Verder konden we deze interviews, in tegenstelling tot de interviews met de tienermoeders, wel met minstens twee onderzoekers afnemen, aangezien hier het argument niet opgaat dat een extra persoon belastend kan zijn voor de informant. Ook dit is een vorm van triangulatie en vergroot de betrouwbaarheid van de onderzoeksgegevens.
7.2 De validiteit Validiteit is een ander woord voor geldigheid. Dit is een belangrijk aspect van een kwalitatief onderzoek. Naarmate de geldigheid van een onderzoek groter wordt, stijgt het onderzoek in waarde. 7.2.1 De interne validiteit De interne validiteit zegt iets over de mate waarin de verzamelde gegevens de praktijksituatie representeren. Zijn deze gegevens een juiste afspiegeling van de bestaande werkelijkheid? Kwalitatief onderzoek is sterk in het aanbieden van garanties voor de interne geldigheid. De hele onderzoeksaanpak is eigenlijk bedoeld om de bestaande situatie, via een onderzoek, zo goed mogelijk weer te geven. Het is de bedoeling dat de praktijksituatie zoveel mogelijk intact wordt gelaten. Dit hebben wij gedaan door de tienermoeder maar één keer te ‘storen’ in haar alledaagse gang van zaken met een interview. Ook hebben we haar binnen het interview alle ruimte gegeven om haar verhaal te vertellen, zonder dat wij aankwamen met adviezen of eigen ideeën. Een ander aspect wat de interne geldigheid ten goede komt, is om de onderzoekssituatie te beschrijven en te interpreteren vanuit het gezichtspunt van de betrokkenen zelf. Een valkuil wat dit betreft was voor ons, dat wij westers zijn en daardoor een westerse kijk hebben op de onderzoekssituatie, die niet westers is. Om de invloed van ons eigen referentiekader zo klein mogelijk te houden, hebben we in ons vooronderzoek ruim aandacht besteed aan de culturele aspecten die bij ons onderzoek kwamen kijken. Ook hebben we binnen de projectgroep gesproken over onze normen, waarden en vooroordelen. Tevens hebben we elkaars interviews beluisterd en gelet op normen, waarden en vooroordelen en elkaar hierin feedback gegeven. Daarnaast hebben we onze gedachten uitgewisseld en geprobeerd op deze manier zicht te krijgen op onze eigen referentiekaders en die van de respondenten. Zo hebben we ons goed kunnen inleven in de situatie van onze respondenten. Wij moeten hier wel opmerken dat dit punt van de interne validiteit nooit helemaal ondervangen kan worden, omdat wij toch altijd vanuit onze eigen (diepgewortelde) kaders zullen blijven denken. 7.2.2 De externe validiteit De externe validiteit zegt vervolgens iets over de mate waarin de resultaten van een onderzoek zijn over te dragen naar andere, vergelijkbare situaties. Wat is de reikwijdte van een onderzoek? Dit onderzoek richt zich op tienermoeders op Aruba in 2002. Dit is onze reikwijdte. Onze resultaten gelden niet voor andere vergelijkbare situaties, zoals bijvoorbeeld Arubaanse tienermoeders in Nederland, volwassen moeders op Aruba of alle tienermoeders op Aruba. Er is dus geen sprake van generalisatie maar, onze resultaten zijn indicatief zodat wij veronderstellingen kunnen doen over de gehele doelgroep tienermoeders op Aruba in 2002. Er is hiervoor voldoende reikwijdte aangezien ATHA vraagt om informatie over en inzicht in deze specifieke doelgroep. Met deze informatie konden wij onze onderzoeksvraag beantwoorden. 7.3 Houding tijdens het interview met de tienermoeders Om twee redenen vonden we het belangrijk om onze houding tijdens de interviews met de tienermoeders in de projectgroep te bespreken en vast te leggen. Allereerst omdat we zijn opgeleid tot hulpverleners en vooral geschoold zijn in hulpverleningsgesprekken. Aangezien er verschil is tussen dit soort gesprekken en interviews vonden we het belangrijk om dit voor ons vieren helder te krijgen. Daarnaast hadden we te maken met cultuur- en taalverschillen, wat de gespreksvoering ook kan beïnvloeden. Beide redenen zijn van invloed geweest op de
bepaling van de houding van ons als interviewer/onderzoeker tijdens het gesprek met de tienermoeder. 7.3.1 De tolk De rol van de tolk is het letterlijk vertalen van wat de tienermoeder en de interviewer zeggen, zonder eigen interpretaties of aanvullingen. Het is belangrijk voor alle partijen dat de rol van de tolk duidelijk is, voordat zij het gesprek in gaan. Zo weten zowel de interviewer, als de tolk, als de tienermoeder hoe de verhoudingen liggen tijdens het interview. Tijdens ons onderzoek is de taak van het tolken uitgevoerd door een medewerker van het WGK. Aangezien deze tolk meestal bekend was met de tienermoeder, maar dan in de rol van verpleegkundige, was het extra belangrijk om de rol van de tolk duidelijk te hebben. Aan de ene kant was de tienermoeder bekend met de tolk en wist de tolk al delen van haar verhaal, waardoor het voor de tienermoeder duidelijk moest zijn waarom zij toch alles nog een keer diende te vertellen. Aan de andere kant was er de tolk die een bepaalde band heeft met de tienermoeder en haar wellicht iets mee wil geven aan advies of informatie, terwijl dit niet het doel van het interview is. Ook kijkt zij vanuit het referentiekader van een medewerker van een instelling, waardoor zij misschien niet objectief kan vertalen. Om de subjectiviteit zoveel mogelijk te beperken, hebben wij dit met de tolken besproken. Daar het gesprek via een tolk verliep, hebben wij stil gestaan bij de houding die wij zelf tijdens het interview aan moesten nemen. Het was belangrijk om, ondanks dat de tolk alles vertaalde, met de tienermoeder te blijven praten. Hierbij dienden we te letten op onze lichaamshouding en oogcontact, die tijdens onze vraagstelling en het antwoord van de tienermoeder op haar gericht dienen te zijn. Daarnaast moesten wij onze vraagstelling richten op de tienermoeder. Wij dienden aan de tienermoeder te refereren door in ‘jij-vorm’ te spreken in plaats van in ‘zij-vorm’ tegen de tolk te gaan praten. Verschil hulpverleningsgesprek en interview In onze houding tijdens de interviews met de tienermoeders, dienden wij ook rekening te houden met onze rol als onderzoekers. Als maatschappelijk werkers in wording en na een jaar stage te hebben gelopen, hebben wij een houding als hulpverlener aangenomen. Tijdens ons onderzoek dienden wij echter deze houding los te laten en de houding van onderzoeker en interviewer aan te nemen. Ook dienden wij het doel van het interview hierbij in zicht te blijven houden. Hoewel een empatische houding en betrokkenheid tot op zekere hoogte wel gewenst was, was het niet de bedoeling dat wij hulpverleningsinterventies tijdens het interview pleegden. Het doel van een interview is het verkrijgen van informatie van de tienermoeders en daar ligt tevens de grens van het gesprek. Wanneer wij zouden merken dat een tienermoeder met een probleem te kampen heeft of een duidelijke hulpvraag kenbaar maakt, dan hadden wij wel de mogelijkheid om haar door te verwijzen naar een medewerker van het WGK of naar een andere instelling. Dit hebben wij van tevoren besproken met onze begeleiders van het WGK, zodat wij wisten hoe te handelen in een dergelijke situatie en met respect met het verhaal van de tienermoeder konden omgaan. Verder diende onze houding enigszins sturend, directief te zijn, aangezien wij in beperkte tijd zo veel mogelijk informatie moesten verzamelen. Verder was er niet veel tijd om aan een vertrouwensrelatie te werken. De tienermoeder moest zich wel dusdanig op haar gemak voelen om persoonlijke informatie te verschaffen, maar wij moesten in acht nemen dat het slechts een eenmalige ontmoeting was. Wel introduceerden we aan het begin van het gesprek dat de tienermoeder vrij is om zaken wel of niet te vertellen en dat alles wat zij zegt anoniem zal blijven in het onderzoek.
7.3.2 Opstelling en houding In ons contact met de tienermoeders moesten wij er ons van bewust blijven dat zij ons een gunst doen, dat wij iets van hun willen. Dit kan tot uitdrukking komen in onze opstelling naar de tienermoeders toe. Daar wij als hulpverleners soms duidelijke grenzen kunnen stellen, waren we hier wat flexibeler. Een voorbeeld is wanneer de tienermoeder haar baby liever bij zich hield tijdens een interview. Onze voorkeur was om het interview zonder de aanwezigheid van een baby of kind af te nemen, maar wanneer een tienermoeder dit niet wilde, respecteerden en accepteerden wij haar keuze. Een ander voorbeeld diende zich aan wanneer een tienermoeder niet op een afspraak verscheen. Terwijl wij als hulpverlener haar hier wellicht op aan zouden spreken, lieten we dit nu achterwege en waren we blij dat de tienermoeder alsnog een nieuwe afspraak wilde maken. Verder was het van belang, en dit is eigenlijk vanzelfsprekend, dat wij ons gelijkwaardig opstelden. Het kan zijn dat de tienermoeder het spannend vindt om met een ‘onderzoeker’ of een ‘student’ te praten en dan is het belangrijk om haar zo veel mogelijk op haar gemak te stellen, bijvoorbeeld door niet te vervallen in vakjargon. Teruggrijpen op het vooronderzoek Uit ons vooronderzoek zijn ook enkele tips naar voren gekomen over de houding in verband met Arubaanse tienermoeders. Zo hebben wij bijvoorbeeld gelezen dat het door sommige mensen niet op prijs wordt gesteld, en zelfs ongeluk kan brengen, om de baby aan te raken. Deze kennis hebben wij meegenomen in onze houding tijdens de interviews met de tienermoeders. Zo hebben wij bijvoorbeeld eerst aan de moeder gevraagd of wij het kind aan mochten raken, in plaats van het enthousiast en spontaan aan te raken. Voorbereiding Verder was het van belang dat wij alles netjes op een rijtje hadden, voordat we een gesprek ingingen. We hadden altijd reserve batterijen en cassettebandjes bij ons. Ook testten wij altijd van tevoren de cassetterecorder en zetten deze goed en zorgden we ervoor dat we een nieuwe topiclijst bij de hand hadden. Zo konden wij ons volledig op het gesprek concentreren en brachten we direct al structuur aan in het gesprek.
Deel 3 Resultaten Hoofdstuk 8 Resultaten hulpbehoeften en hulpvragen 8.1 Inleiding Tijdens de interviews met de tienermoeders kwam veel informatie naar voren over de hulpbehoeften van de tienermoeders. Zij gaven tijdens de interviews duidelijke behoeften en adviezen aan met betrekking tot de hulpverlening. Daar deze gegevens een goed beeld geven van de hulpbehoefte en hulpvraag van de tienermoeders, is deze informatie van groot belang voor het beantwoorden van de eerste afgeleide vraagstelling.: ‘Wat is de hulpbehoefte van tienermoeders op Aruba en hoe mondt dit uit in een expliciete hulpvraag?’ Wij hebben de behoeften en adviezen samengenomen en geanalyseerd om een beeld te krijgen van de hulpbehoefte van de tienermoeders en hoe deze uitmondt in een expliciete hulpvraag. In dit hoofdstuk willen wij inzicht geven in deze analyse om te komen tot de beantwoording van de eerste afgeleide vraagstelling. 8.2 Analyse methode Om de gegevens uit de interviews met de tienermoeders te kunnen analyseren, hebben we eerst de zestien schriftelijk uitgewerkte interviews gelabeld. Toen we alle informatie die niet relevant was, eruit gefilterd hadden, zijn we gaan kijken naar het label ‘hulpbehoeften’ van de tienermoeders. Allereerst hebben we een inventarisatie gemaakt per tienermoeder van alle behoeften en adviezen die naar voren kwamen. Hieruit is een lijst ontstaan met signalen, namelijk de hulpbehoeften per tienermoeder. Opgemerkt dient te worden dat twee respondenten geen behoeften en adviezen ten opzichte van de hulpverlening hadden. Uit de lijst kwamen vijf labels duidelijk uit naar voren, waaronder alle hulpbehoeften te verdelen waren. De vijf labels zijn allesomvattend, er blijven geen hulpbehoeften buiten beschouwing. De vijf dimensies zijn: Voorlichting en preventie; Financiën; Kinderopvang; Begeleiding en ondersteuning; Scholing. We hebben de diverse hulpbehoeften gebundeld, door per behoefte of advies te bepalen onder welk label ze vielen en ze op een rijtje te zetten. Bij het indelen van de hulpbehoeften bij de verschillende labels, werd duidelijk dat diverse tienermoeders een zelfde hulpbehoefte aangaven, maar dan in verschillende bewoordingen. Deze hulpbehoeften hebben wij geturfd en vervolgens omgezet in onze eigen woorden en geplaatst onder de diverse labels. Zo zijn naast de labels de dimensies vastgesteld. Hieruit is een overzicht ontstaan, waarin per label te lezen is welke dimensies zijn genoemd. Tevens is in dit overzicht te zien hoe vaak een bepaalde dimensie als hulpbehoefte naar voren is gekomen tijdens de interviews.
Om te illustreren hoe we te werk zijn gegaan, geven we een voorbeeld: Onder andere de volgende citaten kregen in de gespreksverslagen het kernlabel ‘hulpbehoefte’: Respondent 6: “Zoals Wit Gele Kruis, speciale spreekuur komen, om moeder te activeren wat ze kan doen in bepaalde situaties, hoe moet je om gaan met je kind in bijvoorbeeld bepaalde fases.” (Vertaald door tolk) Respondent 12: “De cursus van het Wit Gele Kruis had heel goed geholpen, maar verder met de kinderen is moeilijk eigenlijk. Nog steeds eigenlijk. We hebben niet zo veel activiteiten hier op Aruba. Dus dan, okee, ik ga met mijn kind vandaag daar gaan. Dus ik moet iets verzinnen. Ik weet niet eens wat ik moet verzinnen. Met hem spelen of wat te doen. Met die tijd, die tijd. Wat moet ik doen. Na die leeftijd of zo. Dat mis ik eigenlijk. Ik moet eigenlijk die boeken die ik heb gekocht of zo. Die heb ik gewoon gelezen. Dan zie ik, nou ja, hij is 6 maanden, dan kan ik die speelgoed doen.” Uit onder andere bovenstaande twee fragmenten van de interviews hebben wij per respondent een hulpbehoefte geformuleerd, namelijk: Respondent 6: Behoefte aan adviezen en handvaten voor de moeder in de omgang met haar kind (in verschillende leeftijdsfasen). Respondent 12: Indien toch zwanger, naast ouderschapscursus meer informatie over de opvoeding van een peuter. Een soort vervolgcursus. Deze twee hulpbehoeften waren duidelijk onder te verdelen bij het label “begeleiding en ondersteuning”. De twee hulpbehoeften zijn verschillend beschreven, maar houden hetzelfde in. Om deze reden hebben wij deze hulpbehoeften als volgt genoteerd als dimensie in het overzicht: Begeleiding en ondersteuning - Informatie en advies over moederschap en opvoeding in de verschillende leeftijdsfasen van het kind door instanties. <2> 8.3 Overzicht van de hulpbehoeften 1. Voorlichting en preventie Programma’s op televisie of radio met betrekking tot seksuele voorlichting, tienerzwangerschap en de consequenties. <5> Meer seksuele voorlichting op scholen (in groepen door een professional). <5> De Arubaanse bevolking dient meer aandacht te besteden aan de problemen waar jongeren mee te maken hebben. <1> Voorlichting over abortus. <1> Secundaire preventie door het Wit Gele Kruis. <1> Tienermoeders die jongeren voorlichting geven over tienermoederschap. <1>
2. Financiën Meer financiële hulp door de overheid (hogere onderstand). <6> Ondersteuning vanuit de overheid bij het vinden van werk. <1> Betaalbare kinderopvang. <2> Zelfstandige woonruimte voor moeder en kind. <3> Materiële hulp, bestaande uit benodigdheden voor het kind. <1> Financieel advies. <1> 3. Kinderopvang Toegankelijke informatie over kinderopvang. <1> Betaalbare kinderopvang. <3> Mogelijkheden kinderopvang voor schoolgaande tienermoeders. <3> Kwaliteitsverbetering van de kinderopvang (meer aandacht voor het kind, door het werken in kleine groepen). <1> 4. Begeleiding en ondersteuning Begeleiding en ondersteuning door familie. <2> Opvoedingsadviezen en ondersteuning bij opvoeding door instanties. <6> Empatische houding bij hulpverleners. <4> Waarborgen privacy door hulpverleners. <2> Meer activiteiten op Aruba voor kinderen. <1> Groepscursus met betrekking tot opvoedingsondersteuning. <2> Meer begeleiding gericht op de sociale en emotionele kant. <2> Informatie en advies over moederschap en opvoeding in de verschillende leeftijdsfasen van het kind door instanties. <2> 5. Scholing Meer steun vanuit school, zodat zwangere tieners de gelegenheid hebben om school af te maken. <1> Meer seksuele voorlichting op scholen (bij voorkeur in groepen door een professional).<2> Meer financiële middelen voor schoolgaande tienermoeders. <1> Mogelijkheid tot kinderopvang voor schoolgaande tienermoeders. <3> 8.3.1 Het labelschema Aan de hand van alle verzamelde informatie en het bovenstaande overzicht, hebben wij alle gegevens in een schema geplaatst om zo een duidelijk en transparant beeld te geven van de hulpbehoeften van de tienermoeders op Aruba.
Label
Dimensie
Lading • •
Hulpbehoeften
Voorlichting en preventie
• • • •
Programma’s op televisie of radio met betrekking tot seksuele voorlichting, tienerzwangerschap en de consequenties. <5> Meer seksuele voorlichting op scholen (in groepen door een professional). <5> De Arubaanse bevolking dient meer aandacht te besteden aan de problemen waar jongeren mee te maken hebben. <1> Voorlichting over abortus. <1> Secundaire preventie door het Wit Gele Kruis. <1> Tienermoeders die jongeren voorlichting geven over tienermoederschap. <1>
• • • • • •
Meer financiële hulp door de overheid (hogere onderstand). <6> Ondersteuning vanuit de overheid bij het vinden van werk. <1> Betaalbare kinderopvang. <3> Zelfstandige woonruimte voor moeder en kind. <3> Materiële hulp, bestaande uit benodigdheden voor het kind. <1> Financiëel advies. <1>
• • Kinderopvang •
Toegankelijke informatie over kinderopvang. <1> Betaalbare kinderopvang. <3> Mogelijkheden kinderopvang voor schoolgaande tienermoeders. <3> Kwaliteitsverbetering van de kinderopvang (meer aandacht voor het kind, door het werken in kleine groepen). <1>
Financiën
• • • Begeleiding en ondersteuning
• • • • • •
• Scholing
• • •
Begeleiding en ondersteuning door familie. <2> Opvoedingsadviezen en ondersteuning bij opvoeding door instanties. <6> Empatische houding bij hulpverleners. <4> Waarborgen privacy door hulpverleners. <2> Meer activiteiten op Aruba voor kinderen. <1> Groepscursus met betrekking tot opvoedingsondersteuning. <2> Meer begeleiding gericht op de sociale en emotionele kant. <2> Informatie en advies over moederschap en opvoeding in de verschillende leeftijdsfasen van het kind door instanties. <2>
Meer steun vanuit school, zodat zwangere tieners de gelegenheid hebben om school af te maken. <1> Meer seksuele voorlichting op scholen (bij voorkeur in groepen door een professional). <2> Meer financiële middelen voor schoolgaande tienermoeders. <1> Mogelijkheid tot kinderopvang voor schoolgaande tienermoeders. <3>
8.4 De expliciete hulpvraag Aan de hand van bovenstaande analyse hebben wij de hulpbehoeften van tienermoeders op Aruba in kaart gebracht. In tegenstelling tot de hulpbehoeften, die duidelijk voortvloeiden uit de interviews met de tienermoeders, kwamen expliciete hulpvragen niet duidelijk naar voren. Impliciet zijn er wel degelijk hulpvragen aan de orde geweest, echter het was voor de tienermoeders moeilijk om deze hulpvragen letterlijk te verwoorden. Tijdens de interviews is er naar de hulpvragen toegewerkt door uitgebreid in te gaan op de hulpbehoeften en gebreken in de hulpverlening. Wij vonden een vraag naar eventuele expliciete hulpvragen niet nodig en niet gepast, daar dit niet aansluit bij het referentiekader van de respondenten en daar wij voldoende informatie hebben verzameld over de wensen en behoeften van de tienermoeders. Aan de hand van de meest voorkomende hulpbehoeften, kunnen wij zelf deze impliciete hulpvragen van de tienermoeders omzetten naar expliciete hulpvragen. Hierbij is gebleken dat de hulpbehoeften en de expliciete hulpvragen in de meeste gevallen overeen kwamen. Voor het expliciteren van de hulpvragen van de tienermoeders hebben we per label de hulpbehoeften gefilterd en de meest voorkomende hulpbehoeften eruit gehaald. Voor dimensies die één keer zijn genoemd, zullen wij geen expliciete hulpvraag formuleren. Deze hulpbehoeften verdienen wellicht aandacht, echter zijn deze zodanig individueel, dat wij besloten hebben dat zij geen indicatie zijn voor het formuleren van expliciete hulpvragen. Verder willen wij opmerken dat de geformuleerde hulpvragen een generaliserend karakter hebben, daar ze in de vorm van “tienermoeders vragen om...” gesteld zijn. Wij zijn er ons terdege van bewust dat deze generalisatie niet te maken is. Het is een vorm van formuleren met een concluderend karakter. In onze uiteindelijke adviezen en aanbevelingen zullen wij hier rekening mee houden, door het te hebben over een geïndiceerde hulpvraag in plaats van een gegeneraliseerde hulpvraag. Het aantal tienermoeders dat een bepaalde behoefte aangeeft heeft geen vertegenwoordigend karakter voor de gehele populatie tienermoeders op Aruba, maar leidt eerder tot een indicatie van de hulpvragen. 8.4.1 Voorlichting en preventie Respondent 5: “Ze vraagt of er meer programma’s op de tv en radio kunnen komen. Over thema’s voor tieners dat ze niet zwanger raken en dus minder discotheek en nightclubs. Nichtclubs is toch voor ouderen. Wat ze mist is die programma’s voor meer jongeren. Om te praten over die zwangerschap.” (vertaald door tolk) Wat betreft voorlichting en preventie zijn programma’s op televisie of radio met betrekking tot seksuele voorlichting, tienerzwangerschap en de consequenties vaak genoemd. Tijdens ons verblijf op Aruba hebben wij opgemerkt dat het gebruikelijk is voor instanties op het eiland, om via verschillende vormen van media voorlichting te geven en boodschappen uit te dragen. Deze vorm van informatieoverdracht is zeer laagdrempelig daar Aruba een klein eiland is en er binnen de lokale media voldoende ruimte is om aandacht te besteden aan dergelijke onderwerpen. Tevens bereiken de instellingen zo een groot publiek, zeker gezien het feit dat de lokale media goed bekeken, gelezen en beluisterd worden door de Arubaanse bevolking. Uit onze interviews met de tienermoeders is gebleken dat de tienermoeders dit zelf ook een goede vorm van voorlichting en preventie vinden. Zij zeggen behoefte te hebben aan meer programma’s van deze aard. Dit mondt uit in de volgende expliciete hulpvraag: Tienermoeders vragen om meer voorlichting en preventie met betrekking tot seksuele voorlichting, tienerzwangerschap en de consequenties daarvan door middel van diverse media.
Respondent 8: “Ze vindt dat er meer seksuele voorlichting op scholen moet komen, dat heeft ze zeker gemist.” (Vertaald door tolk) Ook gaven veel tienermoeders aan behoefte te hebben aan meer seksuele voorlichting op scholen. Op verschillende scholen was de seksuele voorlichting minimaal en bleek hier wel behoefte aan te zijn. Deze behoefte mondt uit in de volgende expliciete hulpvraag: Tienermoeders vragen om meer seksuele voorlichting op scholen. 8.4.2 Financiën Respondent 16: “Het geld is veel te weinig.” (Vertaald door tolk) Wat betreft de financiën gaven veel tienermoeders aan dat zij behoefte hebben aan meer financiële hulp door de overheid. Veel tienermoeders kunnen aanspraak maken op de bijstand, maar zij geven aan dat de onderstand te laag is en dat zij hier niet van rond kunnen komen. Het bedrag waar zij maandelijks recht op hebben is niet voldoende om voor zichzelf en de baby te zorgen. Deze behoefte mondt uit in de volgende expliciete hulpvraag: Tienermoeders vragen om een hogere bijstand. Respondent 2: “Ze wil een eigen huis, een eigen woning.” (Vertaald door tolk) Daar de meeste tienermoeders nog financieel afhankelijk zijn van hun omgeving, is het voor hen veelal niet mogelijk om zelfstandig te wonen, samen met hun kind, terwijl sommigen wel behoefte hebben om los te komen van de ouders. Verder zijn er geen opvangmogelijkheden op Aruba voor moeder en kind samen. Voor enkele tienermoeders mondt deze behoefte uit in de volgende expliciete hulpvraag: Tienermoeders vragen om zelfstandige woonruimte voor moeder en kind. Respondent 2: “Alleen maar ze moeten de crèche”, (gaat in het Papiaments verder) “hij is te duur.” (Vertaald door tolk) Tenslotte waren er enkele tienermoeders die de behoefte aan betaalbare kinderopvang aangaven. Deze behoefte vloeit voort uit de omstandigheid dat de tienermoeder voor haar kind moet zorgen, maar tegelijkertijd geacht wordt zelfstandig te worden door te gaan werken of haar opleiding af te maken. Dit is moeilijk te combineren en daarom mondt deze behoefte uit in de expliciete hulpvraag: Tienermoeders vragen om betaalbare kinderopvang.
8.4.3 Kinderopvang Zoals hierboven beschreven, hebben enkele tienermoeders behoefte aan betaalbare kinderopvang. Omdat deze behoefte zowel onder het label “kinderopvang” als onder het label “financiën” te plaatsen valt, komt deze behoefte twee keer terug in de analyse. Voor de expliciete hulpvraag verwijs ik terug naar bovenstaande hulpvraag. Respondent 5: “Dan kan krijgen dan ze haar baby opvangen zodat ze naar school kan gaan en kan gaan werken en ook later een huis kan krijgen.” (Vertaald door tolk) De behoefte aan mogelijkheden tot kinderopvang voor schoolgaande tienermoeders wordt door een aantal tienermoeders aangekaart tijdens de interviews. Deze behoefte staat in de lijn van de behoefte aan betaalbare kinderopvang, maar heeft toch een ietwat ander karakter. Hoewel het probleem van de kinderopvang toch vaak zit in het budget van de schoolgaande tienermoeders, valt ook te denken aan andere minpunten, zoals de bereikbaarheid van de kinderopvang en de tijden waarop het kind bij de kinderopvang terechtkan. Vandaar dat wij voor deze hulpbehoefte de expliciete hulpvraag toch apart formuleren: Tienermoeders vragen om meer mogelijkheden tot kinderopvang voor schoolgaande tienermoeders. 8.4.4 Begeleiding en ondersteuning Respondent 6: “Wat ze eigenlijk, op dit moment voelt ze zich een beetje verdrietig omdat ze bijvoorbeeld meer begeleiding meer adviezen wil krijgen. Vooral opvoedingsadviezen en adviezen wat te doen want ze ziet het echt, niet niet meer zitten, maar ze weet niet hoe gaat het met deze situatie. Het is een beetje vervelend, ze weet niet hoe om te gaan met bepaalde situaties. Ze wil meer adviezen krijgen.” (vertaald door tolk) Veel tienermoeders hebben aangegeven behoefte te hebben aan opvoedingsadviezen en ondersteuning bij opvoeding door instanties. Dit is op zichzelf al een hulpvraag: Tienermoeders vragen om opvoedingsadviezen en ondersteuning bij de opvoeding van instanties. Respondent 12: “ Wat moet ik doen. Na die leeftijd of zo. Dat mis ik eigenlijk.” Aansluitend op deze hulpvraag hebben enkele tienermoeders aangegeven behoefte te hebben aan meer informatie en advies over de opvoeding in de verschillende leeftijdsfasen van het kind door instanties. Zij leggen de nadruk op het feit dat zij naast informatie en advies tijdens de babyfase, ook informatie en advies willen in de peuter en kleuter fase. Dit mondt uit in de volgende expliciete hulpvraag: Tienermoeders vragen om meer informatie en advies over de opvoeding in de verschillende leeftijdsfasen van het kind door instanties.
Respondent 13: “Meer cursussen voor moeder is wel belangrijk aan. (...) Dan kun je er met iedereen over praten, iedereen heeft een andere opinie waardoor je er over kan praten.” (Vertaald door tolk) Enkele tienermoeders hebben aangegeven behoefte te hebben aan een groepscursus met betrekking tot opvoedingsondersteuning. De meerwaarde van deze groepscursus vinden zij dat zij informatie kunnen uitwisselen met andere ouders en van elkaar kunnen leren. Deze behoefte mondt uit in de volgende expliciete hulpvraag: Tienermoeders vragen om een groepscursus met betrekking tot opvoedingsondersteuning. Respondent 15: “Ja, meer vragen wat zijn je gevoelens en ...” (Vertaald door tolk) Een aantal tienermoeders heeft aangegeven behoefte te hebben aan meer begeleiding gericht op de sociale en emotionele kant van het moederschap. Zij hebben naast de praktische ondersteuning in de opvoeding ook behoefte aan aandacht voor de sociale en emotionele kant van het moederschap. Hieruit mondt de volgende hulpvraag: Tienermoeders vragen om meer begeleiding gericht op de sociale en emotionele kant van het moederschap. Respondent 8: “Ze moet wel iemand die, beginnen met een luisterend oor voor problemen. Ja, zo iemand.” (Vertaald door tolk) Verschillende tienermoeders hebben aangegeven dat zij een empatische houding bij hulpverleners wensen. Zij willen een hulpverlener die naar hen luistert en aandacht heeft voor hun verhaal. Zij willen meer klantvriendelijke hulpverleners. Deze behoefte mondt uit in de volgende expliciete hulpvraag: Tienermoeders vragen om een empatische houding bij de hulpverleners. Respondent 8: “In verband met privacy, niet dat ze het door gaan vertellen aan Jantje en iedereen.” (Vertaald door tolk) Enkele tienermoeders hebben aangegeven behoefte te hebben aan hulpverleners die de privacy waarborgen. Aruba is een klein eiland waar veel mensen elkaar kennen. De tienermoeders willen niet dat hun persoonlijke verhaal terechtkomt bij mensen die hier niets mee te maken hebben. De expliciete hulpvraag die hieruit mondt is: Tienermoeders vragen om waarborging van de privacy door hulpverleners. Respondent 3: “Dus doordat ze zo jong zijn zegt ie, hebben ze veel steun nodig en voor die baby enzo. (...) Dus zij kan wel, de mensen die helpen wel.” (Vertaald door tolk) Enkele tienermoeders hebben aangegeven dat ze behoefte hebben aan begeleiding en ondersteuning door familie. Familienetwerken zijn op Aruba vaak erg belangrijk. Uit deze
behoefte mondt geen expliciete hulpvraag omdat bij de betreffende tienermoeders aan deze behoefte voldaan werd, zij kregen voldoende begeleiding en steun van familie. Het was voor hen wel een belangrijke behoefte. 8.4.5 Scholing Zoals bij het label ‘voorlichting en preventie’ al wordt genoemd, hebben een aantal tienermoeders behoefte aan meer seksuele voorlichting op scholen. Voor de volledigheid van onze analyse hebben we deze hulpbehoefte onder twee labels geplaatst. De expliciete hulpvraag waarin deze hulpbehoefte uitmondt is echter al geformuleerd onder het label “voorlichting en preventie”. Voor deze hulpvraag verwijzen wij dan ook terug naar het betreffende label. Ook voor de behoefte aan de mogelijkheid tot kinderopvang voor schoolgaande tienermoeders geldt dat deze hulpbehoefte al is genoemd onder een ander label. Voor de expliciete hulpvraag waarin deze behoefte uitmondt, verwijzen wij dan ook terug naar het label “kinderopvang”. Hoewel deze twee hulpbehoeften ook onder een ander label passen, hebben wij dit label toch opgenomen in onze analyse. Er waren namelijk nog enkele hulpbehoeften die alleen onder het label ‘scholing’ geplaatst konden worden. Deze hulpbehoeften komen hier niet terug, omdat zij slechts door één tienermoeder zijn genoemd tijdens de interviews. 8.5 De hulpvragen op een rij Dimensie
Expliciete hulpvraag
Voorlichting en preventie
1. Tienermoeders vragen om meer voorlichting en preventie met betrekking tot seksuele voorlichting, tienerzwangerschap en de consequenties daarvan door middel van diverse media 2. Tienermoeders vragen om meer seksuele voorlichting op scholen.
Financiën
3. Tienermoeders vragen om een hogere onderstanduitkering. 4. Tienermoeders vragen om zelfstandige woonruimte voor moeder en kind. 5. Tienermoeders vragen om betaalbare kinderopvang.
Kinderopvang
6. Tienermoeders vragen om betaalbare kinderopvang. 7. Tienermoeders vragen om meer mogelijkheden tot kinderopvang voor schoolgaande tienermoeders.
Begeleiding en ondersteuning
8. Tienermoeders vragen om opvoedingsadviezen en ondersteuning bij de opvoeding door instanties. 9. Tienermoeders vragen om meer informatie en advies over de opvoeding in de verschillende leeftijdsfasen van het kind door instanties. 10. Tienermoeders vragen om een groepscursus met betrekking tot opvoedingsondersteuning. 11. Tienermoeders vragen om meer begeleiding gericht op de sociale en emotionele kant van het moederschap. 12. Tienermoeders vragen om een empathische houding bij de hulpverleners. 13. Tienermoeders vragen om waarborging van de privacy door hulpverleners.
Scholing
14. Tienermoeders vragen om meer seksuele voorlichting op scholen. 15. Tienermoeders vragen om meer mogelijkheden tot kinderopvang voor schoolgaande tienermoeders.
Hoofdstuk 9 Resultaten vaderschap 9.1 Inleiding Nu we de hulpbehoefte van tienermoeders op Aruba in kaart hebben gebracht willen we overgaan op de tweede afgeleide vraagstelling: ‘Welke rol hebben vaders in het ouderschap en komt deze rol overeen met de verwachtingen van de tienermoeders?’ Deze vraag zal in dit hoofdstuk beantwoord worden middels informatie die we verkregen hebben uit de interviews met de tienermoeders. Het gaat hier om de beleving en verwachtingen van de tienermoeder ten aanzien van de rol die de verwekker van haar kind in het ouderschap heeft. 9.2 Analyse methode Nadat de interviews waren afgenomen zijn deze interviews letterlijk uitgetypt. Aangezien we een antwoord wilden hebben op welke rol vaders in het ouderschap hebben en of deze rol overeenkomt met de verwachtingen van de tienermoeders, hebben wij besloten om de gegevens die in relatie stonden tot de ouderschapsrol van de vader te labellen. Dit omdat alle informatie over de vaders dan duidelijk viel te analyseren. Vervolgens hebben we aan de hand van de topiclijst vragen geformuleerd die ons konden helpen met het beantwoorden van de tweede afgeleide vraagstelling. Daarnaast hebben we vragen geformuleerd die in ons in de mogelijkheid zouden stellen verbindingen te leggen tussen bijvoorbeeld de leeftijd van de vader en het gegeven of de vader al dan niet het kind erkent heeft. De vragen zijn als volgt geformuleerd: - Is bekend wie de vader is? - Wat is de leeftijd van vader? - Is het kind door vader erkend? - Maakt vader onderdeel uit van de voogdijregeling? - Wat voor contact is er tussen de tienermoeder en de vader van haar kind? - Wat voor steun geeft vader aan de tienermoeder voor verzorging van het kind? - Wat zijn de wensen / verwachtingen van de tienermoeder ten aanzien van de vader van haar kind? - Voldoet de vader van haar kind aan de wensen / verwachtingen van de tienermoeder? Hierna hebben we per interview gekeken wat het antwoord was op iedere vraag. Bij het indelen van het antwoord op de vraag, of de tienermoeders nog wensen of verwachtingen hebben ten aanzien van de rol van vader in het ouderschap werd duidelijk dat diverse tienermoeders een zelfde verwachting of wens hadden. We hebben deze wensen en verwachtingen geturfd en vervolgens in onze eigen woorden genoemd onder de dimensie verwachtingen en wensen geplaatst. Hieruit is een overzicht ontstaan waarin per label is te lezen welke dimensies zijn genoemd. Tevens is in dit overzicht te zien hoe vaak een bepaalde dimensie als hulpbehoefte naar voren is gekomen tijdens de interviews. (zie bijlage 5) 9.3 De vragen Hieronder wordt antwoord gegeven op de acht vragen die we gesteld hebben tijdens de analyse. We zullen statistieken geven, echter moet er rekening gehouden worden dat deze niet representatief zijn voor alle tienermoeders op Aruba, maar alleen gelden voor de tienermoeders die wij geïnterviewd hebben. We hebben zestien tienermoeders geïnterviewd waarvan één tienermoeder twee keer zwanger is geraakt tijdens haar tienerjaren. De kinderen die zij in deze periode heeft gebaard zijn van twee verschillende mannen. Hierdoor is er steeds sprake van zeventien vaders tegenover zestien tienermoeders.
9.3.1 Is bekend wie de vader is? Voor alle tienermoeders is het bekend wie de vader van hun kind is. Is bekend wie de vader is? Ja: 17 Nee: 0 9.3.2 Wat is de leeftijd van vader? Van de zeventien mannen waren er vier tiener toen ze vader werden. De andere vaders waren twintig jaar of ouder. Geen van de vaders was ouder dan dertig. Wat is de leeftijd van vader? 12 tot en met 19: 4 20 tot en met 29: 13 9.3.3 Is het kind door vader erkend? Elf vaders hebben hun kind erkend en vijf hebben hun kind niet erkend. In één interview is niet duidelijk naar voren gekomen of het kind erkend is door de vader. Dit vanwege het feit, dat op de eerste versie van de topiclijst dit onderwerp niet aanbod kwam. Tijdens het evalueren van de topiclijst bleek dit toch een belangrijk gegeven te zijn, het is dan ook toegevoegd aan de topiclijst. Er is geen verband te zien tussen de erkenning van het kind door de vader en de leeftijd van vader. Op Aruba is het voor alle mannen mogelijk om hun kind te erkennen, onafhankelijk van hun leeftijd. In het nieuwe wetboek van januari 2002, zo vertelt de jurist van de Voogdijraad, is namelijk geen leeftijd verbonden aan het verkrijgen van erkenning of voogdij door vader. Is het kind door vader erkend? Ja: 11 Nee: 5 Onbekend: 1 9.3.4 Maakt vader onderdeel uit van de voogdijregeling? Vier vaders hebben gedeeltelijk, gezamenlijk of geheel gezag over hun kind. In de andere twaalf interviews is duidelijk naar voren gekomen dat er helemaal geen voogdijregeling getroffen is, of dat de vader geen onderdeel uitmaakt van de bestaande voogdijregeling. Alle vaders die hun kind niet erkend hebben, maken tevens geen onderdeel uit van de al dan niet bestaande voogdijregeling. Maakt vader onderdeel uit van de voogdijregeling? Ja: 4 Nee: 13 9.3.5 Wat voor contact is er tussen de tienermoeder en de vader van haar kind? Het contact tussen de tienermoeder en de vader van hun kind is wisselend. Zes tienermoeders hebben geen contact met de vader van hun kind. In twee van deze gevallen heeft de vader wel contact met zijn kind. Drie tienermoeders hebben op vriendschappelijke basis contact met de
vader van hun kind. Er zijn zeven tienermoeders die, tot op heden, de vader van hun kind als haar (levens)partner ervaart. Drie van deze tienermoeders woont samen met de vader en hun kind. Eén tienermoeder is na dat ze ontdekt had dat ze zwanger was gaan trouwen met de vader van haar kind. Of het huwelijk in direct verband staat met de zwangerschap is niet duidelijk in het interview naar voren gekomen. Wat voor contact is er tussen de tienermoeder en de vader van haar kind? Geen: 4 Geen, wel kind: 2 Vriendschappelijk: 3 Partners apart wonend: 4 Partners samenwonend: 3 Huwelijk apart wonend: 0 Huwelijk samenwonend: 1 9.3.6 Wat voor steun geeft vader aan de tienermoeder in de verzorging van het kind? Eerst hebben we gekeken welke vaders steun, in welke vorm dan ook, bieden aan de moeder en/of aan hun kind. Het bleek dat vier vaders geen steun geven aan de tienermoeder of het kind. Dit gegeven staat niet in relatie tot de leeftijd van de vader. Wel is op te merken dat vrijwel alle vaders die hun kind niet erkend hebben, één uitzondering daargelaten, de tienermoeder geen steun geven in de verzorging van het kind. Omgekeerd kan gesteld worden dat alle vaders die geen steun bieden aan de tienermoeders hun kind niet hebben erkend. Kortom: alle vaders die hun kind hebben erkend, bieden de tienermoeder ook steun in de verzorging van hun kind. Vervolgens hebben we de interviews stuk voor stuk doorgelezen om te kijken welke vormen van steun door de vaders aan de tienermoeders gegeven wordt. We hebben het woord steun als label gebruikt en hierin zijn vijf dimensies te herkennen: - financiële en/ of materiele steun; - emotionele steun; - opvoedkundige steun; - kind bezoeken; - contact houden met familie van vader. De dimensie die het meest door de tienermoeder genoemd is, is dat de vader steun biedt aan de tienermoeder door hun kind te bezoeken. Een ander punt dat door veel van de tienermoeders is aangegeven is dat ze steun ontvangt van vader, in materiele en/of financiële zin. We geven een citaat om dit te illustreren “De vader geeft geld iedere maand.” (vertaald door tolk, respondent 8). Meerdere tienermoeders hebben aangegeven dat de vader het kind in contact brengt met zijn familie. Veel tienermoeders ontvangen opvoedkundige steun van de vader van hun kind. Het volgende citaat zal dit illustreren “Haar vriend helpt haar veel, alleen moet haar vriend wel wennen dat de baby er is en dat hij ’s avond moet opstaan, klaar maken, de fles klaar maken, pampers verwisselen.” (vertaald door tolk, respondent 14) Enkele tienermoeders hebben aangegeven dat zij zelf emotionele steun ontvangen van de vader van hun kind, bijvoorbeeld doordat hij mee is gegaan naar de ouderschapscursus van het WGK, of dat hij bij de bevalling van hun baby is geweest. 9.3.7 Wat zijn de wensen / verwachtingen van de tienermoeder ten aanzien van de vader van haar kind? De wensen en verwachtingen van de tienermoeders zijn heel divers: Sommige tienermoeders wensen meer financiële en materiele steun van de vader. Zo vertelt
een tienermoeder: “Zij wil alleen dat de vader haar helpt met de financiële steun. Voor de rest niets meer.” (vertaald door tolk, respondent 6) Enkelen willen dat hij meer zorg voor de baby op zich neemt door onder andere op de baby te passen, de baby te knuffelen, meer tijd vrij te maken voor de kinderen en door de baby te wassen en aan te kleden. Eén tienermoeder wenste niet alleen dat de vader de baby meer gaat zorgen maar verwachtte ook meer steun van de vader in de opvoeding. Ze geeft hiervoor de volgende reden, “Omdat zij alleen voor staat, dan is het wat moeilijker en met z’n tweeën dan zal het wat makkelijker lopen.” (vertaald door tolk, respondent 13). Eén tienermoeder verwachtte van de vader dat hij haar meer gaat helpen in het huishouden. Andere tienermoeders wensen een gezin te worden, samen met de vader en hun baby. Voor sommige is dit echter geen verwachting omdat de relatie met de vader van haar baby verbroken is. Eén van deze tienermoeders wenst dat de vader van haar kind terugkomt uit het buitenland zodat het vormen van een gezin werkelijkheid kan worden. Eén tienermoeder vertelt niet concreet wat haar verwachtingen zijn, zij zegt: “Alles wat de vader op dit moment voor de baby doet, is naar haar verwachting, dus.” (vertaald door tolk, respondent 4) Tot slot waren er enkele tienermoeders die wensen dat vader geen rol speelt in hun leven of die van hun baby. Een tienermoeder zegt hierover het volgende: “Ik wil niet dat hij de baby ziet omdat ik hem geen goede jongen vind” (respondent 15). 9.3.8 Voldoet de vader van haar kind aan de wensen / verwachtingen van de tienermoeder? Iets meer dan de helft van de vaders voldoen aan de wensen/ verwachtingen van de tienermoeders. Dit kan twee dingen betekenen, enerzijds dat de vader zijn rol optimaal vervult, kijkend naar de wens van de tienermoeder. “Hij geeft hem liefde, omhelst de baby, kust de baby, loopt met de baby rond, baadt de baby. Heel lief.” (vertaald door tolk, respondent 10) Anderzijds kan dit betekenen dat de moeder geen steun van de vader wenst en dit ook niet krijgt. Het volgende citaat zal dit illustreren: “De vader is geen goede jongen en daarom wil ze geen financiële hulp” (vertaald door tolk, respondent 15) In die zin voldoen beide rolvervullingen van de vaders aan de wensen/ verwachting van de tienermoeder, maar loopt de invulling hiervan uiteen. De andere helft van de vaders voldeed niet aan de wensen/ verwachtingen van de tienermoeder. We willen dit illustreren aan de hand van het volgende citaat: “Ze is, uhm, ongeveer tevreden ermee, maar soms wil ze meer uhm, van hem vragen. Dus soms vraagt zij meer van de jongen. (...) En soms vergeet hij het te doen en dan blijft de emmer met water daar en dan gaat hij weg en dan wordt zij boos.” (vertaald door tolk, respondent 9) 9.4 De rol van vader Het is moeilijk om één concreet antwoord te geven op de vraag wat de rol van de vader is in het ouderschap. Uit de resultaten valt op te maken dat deze rol heel divers is. Sommige vader geven emotionele steun aan moeder, andere niet. Sommige vaders maken deel uit van de voogdijregeling, andere weer niet. Voor concrete gegevens verwijzen we dan ook terug naar de beantwoording van de eerste zes vragen. (zie 8.3.1 – 8.3.6) Of de verwachtingen van de tienermoeders overeenkomt met de rol die de vader inneemt is reeds beantwoord in vraag acht Wij verwijzen hiervoor naar 8.3.8, ‘Voldoet de vader van haar kind aan de wensen/ verwachtingen van de tienermoeder?’.
Hoofdstuk 10 Resultaten hulpaanbod 10.1 Inleiding Zoals reeds vermeld in het rapport, is het uitgangspunt van dit onderzoek de hulpvraag van tienermoeders. Echter is het essentiëel om te weten wat het hulpaanbod aan tienermoeders momenteel is op Aruba en waar de grenzen van verschillende instanties betreffende dit hulpaanbod liggen. Dit omdat het van wezenlijk belang is dat er adviezen komen die daadwerkelijk haalbaar zijn en aanvaard worden door de desbetreffende instanties. Vandaar dat er nu antwoord gegeven dient te worden op de derde vraagstelling: ‘Welk hulpaanbod vanuit organisaties en regelgeving is er op Aruba voor tienermoeders’? 10.2 Analyse methode We hebben alle instanties op Aruba die in contact komen met tienermoeders bezocht. Van elk gesprek met een medewerker of medewerkers van een instantie hebben we een gespreksverslag geschreven. Beide aan de hand van, door ons opgestelde, vragenlijsten. Daarnaast hebben we het beleidsplan en het jaarverslag van de instantie gelezen, wanneer deze beschikbaar waren. Tijdens het analyseren hebben we deze informatie gebruikt. Eerst hebben we van iedere instantie een algemeen beeld geschetst, door de volgende vijf aspecten op een rij te zetten: het doel van de instantie, de doelgroep van de instantie, de specifieke hulp die zij biedt aan tienermoeders, de wensen met betrekking tot hulpverlening aan tienermoeders en de samenwerkingsverbanden met betrekking tot tienermoeders. Hierdoor hebben we zicht gekregen op elke afzonderlijke instantie. Vervolgens zijn we gaan kijken op welke gebieden er hulp wordt verleend aan tienermoeders en welke instanties zich op deze gebieden richten. Hieruit zijn overlappingen in het hulpaanbod voortgevloeid. Tot slot hebben we gekeken naar knelpunten die door de instanties zijn gesignaleerd in de hulpverlening aan tienermoeders. 10.3 Instanties op een rij Per instelling zal een beeld geschetst worden aan de hand van de vijf, reeds genoemde, aspecten. 10.3.1 Bureau Vrouwenzaken Doel: Bureau Vrouwenzaken is een instelling op Aruba die zich niet bezighoudt met hulpverlening, maar met het uitdragen van een positieve beeldvorming van vrouwen. . het idee achter de organisatie is dan ook een positieve beeldvorming van vrouwen uit te dragen. Hoewel de organisatie geen hulpverlenende functie heeft, krijgt Brigitte Gomez regelmatig vrouwen met uiteenlopende problemen. Zij verwijst ze door. Doelgroep: De vrouwen van Aruba en hun omgeving. De meeste mensen komen uit eigen beweging naar de organisatie, bijvoorbeeld omdat zij iets hebben gelezen in de krant. Zo was er bijvoorbeeld de campagne “Vrouwen zijn er om van te houden, niet om te misbruiken”. Deze campagne was erg succesvol en er kwamen veel reacties. Specifieke hulp, gericht aan tienermoeders: Er is geen specifieke hulp voor tienermoeders. Bureau Vrouwenzaken is, zoals reeds is aangegeven, een instelling op Aruba die zich niet bezighoudt met hulpverlening, maar met positieve beeldvorming. De twee tienermoeders die toch naar Bureau Vrouwenzaken zijn gekomen, heeft Brigitte Gomez advies gegeven en doorverwezen. De wensen met betrekking tot hulpverlening aan tienermoeders: Op Aruba is de kinderopvang niet betaalbaar. Als tienermoeders gaan werken, kunnen zij niet studeren. De zwaarte valt altijd op de meisjes, nooit op de jongens. Dit is niet eerlijk, zegt Brigitte Gomez, want alleen kun je niet zwanger raken. De meisjes hebben geen poot om op te staan, vooral wanneer de
vader minderjarig is, en hier moet iets aan gebeuren. Samenwerkingsverbanden met betrekking tot tienermoeders: Wanneer een tienermoeder met een hulpvraag naar Bureau Vrouwenzaken komt, dan zal zij worden doorverwezen. Verder is het denkbaar dat, wanneer de gelegenheid zich voordoet, er samen met andere instanties gewerkt wordt aan een project voor tienermoeders. Verder neemt de organisatie deel aan de werkgroep die is opgestart door de ATHA voor tienermoeders. 10.3.2 Cas pa Hubentud Doel: Het officiële doel van Cas pa Hubentud is tijdelijke opvang voor kinderen van 12 tot en met 18 jaar. Echter, in de praktijk blijven veel jongeren er wonen tot de maximale leeftijd is bereikt, omdat zij geen andere plek hebben. Vaak zijn de ouders drugsverslaafd of zijn het internaatkinderen. Doelgroep: De officiële doelgroep is kinderen van 12 tot en met 18 jaar. Tot voor kort was de maximale leeftijd 21 jaar. Voor de jongeren tussen de 18 en de 21 jaar is er op dit moment geen opvangmogelijkheid op Aruba. Specifieke hulp, gericht aan tienermoeders: Er is nog nooit een tienermoeder bij Cas pa Hubentud geweest. Wanneer een tienermoeder zich ooit mocht aanmelden, of een huidige bewoner zou zwanger raken, dan mag de moeder blijven, maar moet de baby naar een ander opvanghuis, welke geschikt is voor die leeftijdcategorie, zoals Imeldahof of Casa Cuna Progreso. Moeder en kind hebben niet de mogelijkheid om samen te blijven. Bij Cas pa Hubentud wordt preventief gewerkt: Er wordt voorlichting gegeven en men probeert de meisjes aan de prikpil te krijgen. De meisjes mogen hier niet toe gedwongen worden en soms wil een meisje alleen de gewone pil, maar meestal worden ze uiteindelijk wel overgehaald tot de prikpil. Op deze manier kunnen de begeleiders er zeker van zijn dat de meisjes beschermt zijn tegen zwangerschap. Volgens de medewerker van de instelling komen de meeste meisjes uit de lagere sociale klasse, waar geen plaats is voor een kind. Aangezien de meeste meisjes wel seksueel actief zijn, probeert men door gebruik van de prikpil een vicieuze cirkel te doorbreken. Ook worden condooms uitgedeeld, vanwege het risico op SOA. De wensen met betrekking tot hulpverlening aan tienermoeders: De medewerker van de instelling vindt het erg kwalijk dat er geen opvangmogelijkheden zijn voor moeder en kind samen. Zij heeft geprobeerd een soort kamertraining op te starten voor de jongeren van 18 tot en met 21 jaar, waarin ook gelegenheid zou moeten zijn voor tienermoeders om samen met hun kind te verblijven. Dit project is gestrand op gebrek aan financiële middelen. Samenwerkingsverbanden met betrekking tot tienermoeders: Plaatsende instanties zijn de Voogdijraad en Dienst Sociale Zaken, wanneer er bijvoorbeeld sprake is van een geweldssituatie of van gedragsproblemen. Hierbij is er bij Dienst Sociale Zaken sprake van vrijwillige plaatsing en bij de Voogdijraad van onvrijwillige plaatsing. Verder wordt er samengewerkt met Imeldahof en Casa Cuna Progreso. De communicatie is niet erg goed, maar er vindt wel regelmatig directeurenoverleg plaats. 10.3.3 Casa Cuna Progreso Doel: Casa Cuna Progreso biedt dag- en nachtopvang aan kinderen. Daarnaast begeleidt de instantie hulp aan de ouders van kinderen die daar verblijven. Zij richt zich op de interactie tussen ouder(s) en kind. De meeste kinderen overnachten bij Casa Cuna Progreso (internaat), daarnaast zijn er enkele kinderen die alleen overdag opgevangen worden bij de instelling. Doelgroep: Bij Casa Cuna Progreso worden kinderen tussen de 0 en 6 jaar opgevangen. Problematieken van de kinderen variëren van sociale problemen thuis zoals mishandeling, drugs, alcoholisme en illegaliteit tot gedragsproblemen van het kind. Kinderen kunnen alleen geplaatst worden voor dagopvang wanneer er sprake is van tienermoederschap en de moeder naar school gaat, de ouders moeten werken en geen andere opvang voor hun kinderen hebben
of wanneer de ouders werkeloos zijn en tijd nodig hebben om een baan te vinden. Specifieke hulp gericht op tienermoeders: Casa Cuna Progreso is net gestart met een training voor alle ouders wiens kinderen bij Casa Cuna Progreso verblijven en de weekendgezinnen. Elke zes weken komt een andere onderwerp aan bod. Onderwerpen zijn onder andere: structuur geven aan de kinderen, budgettering, opvoeding, verzorging. Hier kan een tienermoeder ook gebruik van maken. Alle ouders krijgen ook individuele begeleiding. Een keer per maand vind een individueel gesprek met de ouders plaats. Individuele begeleiding aan tienermoeders is vooral gericht op hen stimuleren (moederschap). Groepsleiders proberen de tienermoeders te stimuleren door met hun te praten om de tienermoeder samen met hun kind dingen te laten doen. De wensen met betrekking tot hulpverlening aan tienermoeders: Momenteel is Casa Cuna Progreso bezig met het bepalen van wat ze voor tienermoeder willen betekenen. Zij hebben geregeld dat tienermoeders onderdeel van hun doelgroep zijn geworden. Samenwerkingsverbanden met betrekking tot tienermoeders: Casa Cuna Progreso werkt samen met Fundacion Guia Mi, de Voogdrijraad en de Directie Sociale Zaken. Deze instanties zijn de plaatsende instanties voor Casa Cuna Progreso. Voogdijraad en Fundacion Guia Mi zijn onvrijwillige plaatsers en Directie Sociale Zaken plaatst kinderen vrijwillig. Soms krijgt een moeder begeleiding van Casa Cuna Progreso en Directie Sociale Zaken. Casa Cuna Progreso concentreert zich op de interactie tussen ouder en kind. Directie Sociale Zaken helpt een moeder met eigen zaken regelen. 10.3.4 Directie Sociale Zaken: afdeling Immaterieel Doel: De sectie jeugd heeft twee hoofdtaken: - het organiseren en uitvoeren van (preventieve) projecten - jeugdhulpverlening Doelgroep: Jongeren van 12 t/m 21 jaar. Specifieke hulp gericht op tienermoeders: De problematiek van de tienermoeders is gelegen in de opvoeding van het kind in combinatie met drie generaties in huis (grootmoeder, tienermoeder en kind). Er bestaat onduidelijkheid over wie het voor het zeggen heeft. De tienermoeder dient zich nog aan regels van grootmoeder te houden, maar is zelf ook moeder. De tienermoeders komen naar de instelling wanneer de situatie thuis dreigt te escaleren. Begeleiding door de Sectie Jeugd zal dan voornamelijk bestaan uit het maken van goede afspraken binnen het gezin. Voor deze stap zullen er eerst individuele gesprekken met de tienermoeder gehouden worden. Jongeren praten niet (of krijgen niet de kans) wanneer de ouders aanwezig zijn, vandaar dat individuele gesprekken nodig zijn. Vaak zal er meer dan één gesprek nodig zijn. Het is van belang om de jongere goed te leren kennen. Hierna zullen gezinsgesprekken gehouden worden, waarin besproken zal worden wat de jongere dwarszit, maar nog niet eerder aan de ouders heeft verteld. Op dit gesprek dient de jongere goed voorbereid te worden. De (tiener)vader van het kind komt in een later stadium aan bod. In eerste instantie staat de tienermoeder en het gezin waarin ze woont centraal. Indien dit later mogelijk is, zal het onderwerp (tiener)vader aan bod komen. De hulpverlening hangt ook af van de mate van volwassenheid en verantwoordelijkheidsgevoel van de tienermoeder. Deze kunnen per tienermoeder erg verschillen. De wensen met betrekking tot de hulpverlening aan tienermoeders: Op dit moment bestaat er een commissie met leden van verschillende instellingen die eenmaal per maand bijeenkomt. Dit is geen samenwerkingsverband, maar een informeel netwerk zonder echte afspraken. Het doel van deze commissie is om elkaars instellingen te leren kennen. Een centrale vraag die bij de commissie speelt is of de tienerouders wel hulp nodig hebben. Wanneer ze voldoende ondersteund worden door het gezin is hulpverlening overbodig. Maar het kan ook zijn dat ze wel hulp nodig hebben, maar niet weten waar ze terecht kunnen of dat ze belemmerd worden
door schaamtegevoelens. Of hulp nodig is blijft dus onduidelijk. Er zijn hierover geen cijfers. ATHA heeft besloten dat er antwoord op deze vragen moet komen, dat er actie ondernomen dient te worden. Er zijn nu al wel wat losse ideeën over wat er gedaan kan worden. Toch is men bang voor een tegenreactie, dat dit opgevat wordt als een stimulans voor tienerzwangerschap. Seksuele voorlichting op basisscholen is nog steeds niet opgezet, daar de katholieke kerk en veel ouders hier niet achter staan. Samenwerkingsverbanden met betrekking tot tienermoeders: School Maatschappelijk Werk zou de hierboven beschreven hulpverlening ook uit kunnen voeren. Toch werkt de Sectie Jeugd niet samen met andere instellingen. Ze zijn op dit moment wel samen met de ATHA aan het nadenken over het opzetten van netwerken en het op gang brengen van doorverwijzingen. 10.3.5 Directie Sociale Zaken: afdeling Materieel Doel: Het verlenen van materiële hulp aan de Arubaanse gemeenschap. Doelgroep: De gehele Arubaanse gemeenschap (met uitzondering van illegalen). Specifieke hulp, gericht aan tienermoeders: Net als aan alle Arubanen, verleent DSZ materiële hulp aan tienermoeders. Verder is er specifiek voor deze groep niets geregeld. De wensen met betrekking tot hulpverlening aan tienermoeders: De medewerker kan, vanwege de opschoning, weinig zeggen over de instelling in het algemeen, maar spreekt uit zijn eigen ervaringen. Er melden zich wel tienermoeders aan, maar dit gebeurt zelden. Wanneer de medewerker, die wij gesproken hebben, het heeft over tienermoeders, dan praat hij over schoolgaande moeders, aangezien er op Aruba ook meisjes zijn die jong trouwen en in die context een kind krijgen. De medewerker heeft het signaal opgevangen dat tienermoederschap steeds minder taboe is op Aruba. Het is nog taboe, maar het is steeds meer acceptabel. Zo mogen meisjes tegenwoordig op school blijven en zijn leraren steeds meer ‘open minded’. Zij praten ook steeds meer met ouders van leerlingen. Ook signaleert de medewerker dat de voorlichting die op scholen wordt gegeven helpt. Slechts op een paar scholen is een maatschappelijk werkende werkzaam en volgens hem is dit wel nodig. Hij signaleert dat het aantal tienerzwangerschappen afremt door goede voorlichting. Volgens hem was het vroeger echt een race om zwanger te worden en dat is nu niet meer zo. Bij DSZ meldden zich vroeger ongeveer 7 tienermoeders per maand aan. Nu is dit ongeveer 1 per 2 maanden. Op dit moment is de jongste tienermoeder 16 jaar, zij was 14 toen zij haar kind kreeg. Samenwerkingsverbanden met betrekking tot tienermoeders: Er wordt samengewerkt in die zin, dat DSZ ook in de werkgroep van ATHA zit. Verder worden cliënten met immateriële problemen ook wel doorverwezen naar andere instellingen op Aruba. 10.3.6 Directie Volksgezondheid: afdeling Jeugdgezondheidszorg Doel: JGZ voert onderzoek uit bij kinderen, voornamelijk op het gebied van de gezondheid en de ontwikkeling. Zij doet vooral verpleegkundig onderzoek. Doelgroep: De doelgroep van JGZ is kinderen in de leeftijd van 6 tot en met 12 jaar. Dit zijn basisschoolkinderen. Op dit moment is JGZ bezig om de kleuters te integreren, ze willen ook een kleuteronderzoek uit gaan voeren (vanaf 4 jaar). Er is hierom op dit moment een reorganisatie bezig, waar JGZ in januari mee klaar hoopt te zijn. Naast kleuters en basisschoolkinderen dient JGZ, volgens de minister, zich ook bezig te houden met de adolescentenzorg (tot en met 19 jaar). Dit vergt een ander soort onderzoek en op dit moment is er niet voldoende personeel om dit aan te kunnen. Het project is niet aan de kant geschoven, maar staat in de wacht. Specifieke hulp gericht op tienermoeders: Op dit moment is er geen specifieke hulp gericht op
jongeren. Bij de adolescentenzorg zal er zeker aandacht zijn voor tienermoeders. De wensen met betrekking tot de hulpverlening aan tienermoeders: De adolescentenzorg dient alles te gaan omvatten, zowel begeleiding, voorlichting, informatieverstrekking, gezondheidszorg en emotionele hulpverlening. Ook dit zal outreachend zijn. Waarschijnlijk zal de aanpak ten opzichte van tienermoederschap ‘familiegericht’ worden, daar er altijd een kind bij komt kijken en in veel gevallen ook een grootmoeder. Vaak is de grootmoeder geneigd om de opvoedingstaak op zich te nemen en leert de tienermoeder niet hoe ze haar kind op moet voeden. Dit dient ook aangepakt te worden. Samenwerkingsverbanden met betrekking tot tienermoeders: Nog niet van toepassing. 10.3.7 Famia Planea Doel: “To promote the thought of responsible parenthood in the broadest sense among the population of Aruba, taking into consideration the standpoints of the churches, the cultural and religion beliefs of the community, however without dicrimination as to race, color, political adherence or sex.”11 (Annual report 2001 Famia Planea Aruba) Doelgroep: Iedereen die informatie willen verkrijgen over seksualtiet, voorbehoedsmiddelen en familie planning kan contact op nemen met Famia Planea. De aandacht vanuit Famia Planea wordt voornamelijk gericht op de jeugdigen. Specifieke hulp gericht op tienermoeders: Een tienermoeder kan bij Famia Planea terecht wanneer zij denkt zwanger te zijn. Famia Planea biedt informatie over mogelijke zwangerschap en een luisterend oor wanneer de tienermoeders zich niet begrepen of gehoord voelen door leeftijdsgenoten. Voor het meisje is er ook de mogelijkheid dat een medewerker van Famia Planea mee gaat naar de ouders om hun over de zwangerschap te vertellen. Famia Planea geeft tienermoeders informatie over verschillende onderwerpen: • seksuele voorlichting om te verkomen dat ze nog meer kinderen krijgen; • ontwikkelingen van de baby in de buik; • gezonde voeding (vitamines en wat niet te eten of drinken); • het belang om ouders in te lichten en steun te krijgen; • mogelijkheid om na de bevalling terug naar school te gaan. De wensen met betrekking tot hulpverlening aan tienermoeders: Famia Planea richt zich meer op de preventie van tienermoederschap. Wanneer een tiener toch zwanger raakt, zien zij dit enigszins als een falen van de instelling. Samenwerkingsverbanden met betrekking tot tienermoeders: Wanneer de hulpverlening niet over seksualiteit, ‘familie planning’ of voorbehoedsmiddelen gaat, dan zal Famia Planea doorverwijzen naar verschillende instanties. In verband met het tienermoederschap zullen ze doorverwijzen naar Casa Cuna Progreso, district maatschappelijk werker (Directie Sociale Zaken) en Nos pa Muchanan. 10.3.8 Fundacion Guia Mi Doel: Fundacion Guia Mi (FGM) is een voogdij- en gezinsvoogdij instelling en regelt pleeggezinnen. FGM is de enige instantie op Aruba die de voogdij op zich kan nemen van minderjarigen die daar behoefte aan hebben. FGM is tevens een onafhankelijke instantie die de begeleiding van minderjarigen die onder toezicht zijn gesteld op zich neemt. Tot 1995 voerde de Voogdijraad de maatregelen zelf uit, maar om maatregel en uitvoering te scheiden 11
‘De gedachte van verantwoord ouderschap in de meest ruime zin onder de bevolking van Aruba te bevorderen, rekeninghoudende met de standpunten der kerken en met de culturele en religieuze overtuigingen in deze samenleving, doch zonder enige discriminatie op basis van ras, geloof, kleur, politieke betrokkenheid of geslacht’.
is FGM in het leven geroepen (toch voert de Voogdijraad ook nog zelf maatregelen uit, daar FGM vol zit). Doelgroep: Jongeren die een voogd nodig hebben en jongeren die onder toezicht zijn gesteld. Specifieke hulp gericht op tienermoeders: Tienermoeders komen zowel als kind zijnde bij FGM en als moeder zijnde. Onderwerpen die in de hulpverlening aan tienermoeders aan bod komen zijn: - Hoe is het om moeder te zijn? - Praktische hulpverlening - Uitkering - Seksuele voorlichting - Schaamtegevoelens - Hoe ga je om met de baby? De wensen met betrekking tot de hulpverlening aan tienermoeders: Er zijn geen specifieke wensen met betrekking tot tienermoederschap. Wel wordt een aantal dingen belangrijk gevonden, zoals scholing, een goed netwerk en ze moeten alle kansen krijgen. Samenwerkingsverbanden met betrekking tot tienermoeders: FGM heeft contact met Directie Sociale Zaken, vooral om goed te kunnen verwijzen. Daarnaast zijn er contacten met: Internaten, PAAZ-afdeling, scholen, Welzijnsinstellingen (er is een directeurenoverleg om op elkaar af te stemmen), Directie Sociale Zaken afdeling uitkering. En ze werken samen met de Voogdijraad. 10.3.9 Fundacion Telefon pa Hubentud Aruba Doel: “Het eerste doel is het telefonisch bieden van ondersteuning, advies en informatie aan kinderen en jongeren van 8 tot en met 18 jaar, gericht op het voorkomen, verminderen of opheffen van vragen en problemen van individuele of sociale aard. Het tweede doel is het ontwikkelen van een kritische signaleringsfunctie ten opzichte van de maatschappij, maatschappelijke instellingen en overheidsdiensten met betrekking tot bestaande behoeften, tekorten, ontwikkelingen en voorzieningen die op enigerlei wijze de belangen van kinderen en jongeren betreffen.” (Jaarverslag Fundacion Telefon pa Hubentud Aruba, pagina 5) Doelgroep: De doelgroep van Fundacion Telefon pa Hubentud Aruba is kinderen en jongeren in de leeftijd van 8 tot 18 jaar. Specifieke hulp gericht op tienermoeders: Er wordt gebeld over het onderwerp tienerzwangerschap. Fundacion Telefon pa Hubentud Aruba beschouwt meisjes tot en met 18 jaar als tienermoeders. De meeste telefoontjes zijn afkomstig van meisjes die een vermoeden hebben dat ze zwanger zijn of die daadwerkelijk zwanger zijn. Bevallen tieners bellen in mindere mate. Fundacion Telefon pa Hubentud Aruba kan hen informatie verschaffen en ondersteuning bieden. Het specifieke voor Fundacion Telefon pa Hubentud Aruba is dat het de enige instantie is waarbij de kinderen en jongeren anoniem kunnen blijven. Het is een laagdrempelige instelling. De wensen met betrekking tot de hulpverlening aan tienermoeders: Een van de medewerkers heeft vorig jaar onderzoek gedaan naar de oorzaak van tienerzwangerschap. Hieruit bleek dat de hele maatschappij hierin een rol speelt. Seksualiteit is taboe, er wordt dan ook geen duidelijkheid in gegeven. De seksuele voorlichting moet volgens Fundacion Telefon pa Hubentud Aruba duidelijk zijn en het onderwerp seksualiteit moet uit de taboesfeer gehaald worden. Samenwerkingsverbanden met betrekking tot tienermoeders: Fundacion Telefon pa Hubentud Aruba heeft contact met: Fundacion pa Nos Muchanan, Directie Sociale Zaken, afdeling Jeugd en Reclassering. De beslissing om doorverwezen te worden blijft bij het kind. Voor het seksualiteitsproject wil
De Fundacion Telefon pa Hubentud Aruba met Famia Planea samenwerken. Qua visie zitten ze niet helemaal op één lijn, maar Fundacion Telefon pa Hubentud Aruba wil graag een balans zoeken, waarbij samenwerking mogelijk is. 10.3.10 Fundacion Pa Nos Muchanan Doel: Het doel van de Stichting is de kwaliteit van de opvoeding van 0 tot 12 jarigen te bevorderen, door middel van voorlichting aan de ouders en aan iedereen die met het kind te maken heeft. Verder is het doel het waarborgen van de kwaliteit van de kinderopvang op Aruba. Doelgroep: Iedereen die te maken heeft met kinderen van 0 tot 12 jaar. Specifieke hulp, gericht aan tienermoeders: De instantie heeft geen hulpaanbod, specifiek voor tienermoeders. Zij kunnen bij de instelling terecht, net zoals ieder andere ouder of opvoeder. De wensen met betrekking tot hulpverlening aan tienermoeders: De instelling komt veel in aanraking met tienermoeders, maar het is wel moeilijk om ze apart te bereiken. Meiden onder de 16 jaar nemen niet vaak deel aan de ouderschapscursussen van Fundacion Pa Nos Muchanan. Haar ervaring is dat de kinderen vaak opgevoed worden door de grootouders. Samenwerkingsverbanden met betrekking tot tienermoeders: Er wordt samengewerkt met: -kranten en radiostations met betrekking tot de artikelen; -onderwijzers uit de volwassen educatie met betrekking tot de cursussen en workshops; -Directie Sociale Zaken en de Voogdijraad met betrekking tot doorverwijzingen; - met de kinderopvangcentra; -Fundacion Respecta Mi met betrekking tot het thema geweld tegen kinderen. Een algemene wens die de instantie uitspreekt is dat zij graag continuïteit in de frequentie van het cursusaanbod zouden zien. Daar zij afhankelijk zijn van donaties en fondsen is dit momenteel niet het geval. 10.3.11 Fundacion Pa Hende Muhe den Dificultad Doel: “De stichting heeft als doel de positie van de vrouw op Aruba in het algemeen te verbeteren, geweld in het gezin, in het bijzonder tegen de vrouw te bestrijden en in deze hulp te bieden”. (Jaarverslag ‘Fundacion pa Hende Muhe den Dificultad, 2001’, pagina 2) Dit doet zij onder andere door het bieden van ambulante en residentiële hulp aan vrouwen in moeilijkheden. Doelgroep: Vrouwen die problemen ondervinden door de aanwezigheid van fysiek, geestelijk en/of emotioneel geweld in hun relatie. Specifieke hulp gericht op tienermoeders: De instelling is tot op heden niet in contact gekomen met tienermoeders. Er is geen beleid ten aanzien van tienermoeders. Concreet kan gesteld worden dat de stichting op dit moment geen positie ingenomen heeft over het al dan niet verlenen van hulp aan tienermoeders. De hulp die tienermoeders strikt gezien zouden kunnen krijgen is gelijk aan andere vrouwen. Concreet houdt dit in dat wanneer een tienermoeder door geweld in het gezin, geweld binnen haar relatie of uithuiszetting door familie of partner, zich bij de stichting kan melden, Ze kan dan tijdelijke opvang krijgen in het opvangcentrum ‘Cas Primavera’. Dit is een centrum wat 24-uur per dag, gedurende het hele jaar, geopend is. Voor iedere vrouw geldt een verblijfsduur van maximaal drie maanden. De wensen met betrekking tot hulpverlening aan tienermoeders: De instelling heeft niet direct wensen ten aanzien van de hulpverlening aan tienermoeders. Dit betekent overigens niet dat het onderwerp tienermoeders niet ter sprake komt binnen de stichting. Op dit moment wordt er namelijk een discussie gevoerd over of het al dan niet leeftijdsadequaat is om een tienermoeder bij andere (oudere) vrouwen te zetten, zeker gezien de zware problematieken
waar de andere vrouwen mee kampen. Samenwerkingsverbanden met betrekking tot tienermoeders: Aangezien de instelling nog nooit te maken heeft gehad tienermoeders, bestaan er in dit kader geen specifieke samenwerkingsverbanden. Om ons toch inzicht te geven in de samenwerkingsverbanden, noemt men de volgende instellingen; politie, Directie Sociale Zaken, Voogdij Raad, Openbaar Ministerie, een gezinstherapeute en een vrouwelijke huisarts. 10.3.12 Kinderhuis Imeldahof Doel (huidige): “Kinderen en jongeren met sociale, emotionele en gedragsproblemen tijdelijk opvang bieden en na een begeleidingsperiode terug te plaatsen in het eigen gezin”. (Beleidsplan ‘Methodiek en Kwaliteit in Imeldahof, van 1997 tot 2000’, pagina 1) Doel (in ontwikkeling) “Kinderen en jongeren met sociale, emotionele en gedragsproblemen tijdelijk in sommige gevallen langdurige) opvang en behandeling te bieden in samenwerking met de ouders en familie. Na de begeleidings-, behandelings- en onderzoeksperiode is het de bedoeling het kind/jongere terug te plaatsen in het eigen gezin of bij de familie. Als dit niet mogelijk is doorplaatsen naar een pleeggezin of een passende vervolgplek noodzakelijk. bieden en na een begeleidingsperiode terug plaatsen in het eigen gezin”. (Beleidsplan ‘Methodiek en Kwaliteit in Imeldahof, van 1997 tot 2000’, pagina 1) Doelgroep: Jongens van 6 tot 14 jaar en meisjes van 6 tot 18 jaar die om één of andere reden niet in hun eigen leefmilieu kunnen blijven. Redenen kunnen bijvoorbeeld het overlijden van ouders zijn, verwaarlozing, slechte huisvesting, mishandeling en alcohol of drugsverslaving van ouders en/of verzorger(s). De instelling heeft een aantal contra-indicaties voor plaatsing. Zo mag er bij aanname van een kind/jongere geen sprake zijn van een verstandelijke handicap (moeilijk lerende kinderen zijn wel toegestaan), een psychiatrische aandoening, zwangerschap en justitiële contacten van het kind of de jongere. Tevens ligt de opnamegrens van kinderen bij 12 jaar. Specifieke hulp gericht op tienermoeders: De instelling komt over het algemeen niet met tienermoeders in aanraking. Dit omdat een zwangere tiener niet binnen het opnamebeleid past. Wanneer een tiener tijdens haar verblijf op Kinderhuis Imeldahof zwanger word zetten ze de tiener nier direct op straat, men gaat dan een netwerk onderzoek doen om te kijken of er andere opvangmogelijkheden zijn. De instelling kan de jongere niet blijven opvangen, men noemt hiervoor drie reden. Ten eerste is het opnamebeleid niet toereikend. Daarnaast is er fysiek geen ruimte voor de opvang van baby’s en tot slot is het personeel niet geschoold om de tiener en het kind te begeleiden. Een andere manier waarop Kinderhuis Imeldahof wel in aanraking komt met tienermoeders, is in situaties waarin de kinderen van tienermoeders bij Kinderhuis Imeldahof worden geplaatst. De (tiener) ouders kunnen dan de ondersteuning krijgen die volwassenen ouders krijgen. De wensen met betrekking tot hulpverlening aan tienermoeders: Men geeft aan dat er ooit wel gesproken is over het opstellen van een project waarin aandacht besteed zou worden aan het realiseren van een mogelijke opvangplaats voor zwangere of reeds bevallen tienermoeders. De instelling heeft toen echter de prioriteit gelegd bij het verder uitwerken en het in de praktijk brengen van het differentiatiebeleid van de instelling, waardoor dit project niet van de grond is gekomen. De wens voor een opvanghuis is er echter nog steeds. Zo is Kinderhuis Imeldahof zeer te spreken over het Cas Bruder Piers project op Curaçao. Dit is een opvanghuis voor tienermoeders. Wanneer Kinderhuis Imeldahof in de toekomst een opvanghuis voor tienermoeders op wil zetten, zullen zij het Cas Bruders Piers project als voorbeeld nemen. Tot slot ziet men het belang in van het opnemen van tienermoeders in het beleid. Samenwerkingsverbanden met betrekking tot tienermoeders: Aangezien er weinig tot geen
sprake is van tienermoederschap binnen Kinderhuis Imeldahof, zijn hiervoor geen specifieke samenwerkingsverbanden te noemen. Om ons toch inzicht te geven in de samenwerkingspartners van Kinderhuis Imeldahof, heeft de medewerker ons een aantal namen van samenwerkingspartners gegeven. Deze zijn scholen, politie, School Maatschappelijk Werk, winkels (voor vakantiebaantjes van de jongere), Officier van Justitie, woningbouw, Blijf van mijn Lijfhuis, afkickcentra, internaten op zowel Bonaire en Curaçao. De samenwerkingsverbanden die Kinderhuis Imeldahof met de internaten op Bonaire en Curaçao heeft, zijn voornamelijk opgesteld om informatie uit te wisselen en van elkaar dingen af te kijken. 10.3.13 Partera Doel: Het controleren van de medische kant van de zwangerschap bij een zwangere vrouw en het geven van begeleiding aan de zwangere vrouw tijdens haar zwangerschap. Doelgroep: Alle vrouwen die zwanger zijn er hier hulp bij wensen. Contra-indicaties zijn onder andere: stuitligging van de baby een hoge bloeddruk, meerlingen en suikerziekte. Specifieke hulp gericht op tienermoeders: Er is geen specifiek beleid voor tienermoeders, maar in de praktijk krijgt een tienermoeder wel een ander soort begeleiding dan een volwassen vrouw. Een tienermoeder wordt over het algemeen meer in de gaten gehouden wat betreft haar eetgedrag en haar sociale situatie. Eigenlijk wordt een tienermoeder volgens de medewerkers meer bemoederd. Tijdens een bevalling behoeft een tiener vaak ook meer aandacht, omdat er in feite een kind met pijn ligt die gesteund dient te worden. De wensen met betrekking tot hulpverlening aan tienermoeders: Partera zou graag zien dat er ouderschapscursussen komen specifiek voor tienermoeders. Samenwerkingsverbanden met betrekking tot tienermoeders:Een instantie waar een tienermoeder naar door kan worden verwezen is Directie Sociale Zaken voor een uitkering. Andere instellingen waar men vrouwen en tieners naar door verwijst is het District Maatschappelijk Werk, de huisarts bij psychische problematiek en een gynaecoloog bij complicaties zoals een stuitligging, hoge bloeddruk, meerlingen, suikerziekte en dergelijke. 10.3.14 School Maatschappelijk Werk: Collegio Arubano Doel: Het School Maatschappelijk Werk biedt psychosociale hulp aan schoolgaande jongeren. Doelgroep: Alle jongeren die op Collegio Arubano zitten en die om welke reden dan ook hulp zoeken of nodig hebben. De problemen waar de jongeren mee kampen zijn divers. De meest voorkomende problematieken zijn: angstgevoelens, depressie, suïcidale gedachten en/of pogingen, relatieproblemen, ongewenste zwangerschap, zelfacceptatie, en (communicatie) problemen met de ouders. Specifieke hulp gericht op tienermoeders: Begeleiding bij het maken van een ‘verantwoorde’ keuze om het kind al dan niet te houden, bemiddeling tussen de jongere en de ouders en tussen de jongere en de aanstaande tienervader. Bij minderjarigheid, de tiener is jonger dan achttien, worden de ouders ingelicht over de zwangerschap. Begeleiding bij abortus. De wensen met betrekking tot hulpverlening aan tienermoeders: De School Maatschappelijk Werker die wij hebben gesproken, heeft geen directe wens uitgesproken. Wel heeft zij vertelt dat zij zich in haar werk hard maakt voor het geven van voorlichting en het uitdelen van condooms. Het voorhanden hebben van condooms gaat in tegen het beleid van de opleiding. De School Maatschappelijk Werker geeft aan zich hier weinig van aan te trekken en vertelt er niet mee te stoppen. Ze legt wel uit dat ze er op een verantwoorde wijze mee omgaat. Ze vertelt dat ze seks niet propagandeert maar dat ze haar ogen niet sluit voor wat er bij jongeren speelt. Jongeren kennen volgens de School Maatschappelijk Werker de gevaren van onveilig vrijen maar hebben het idee dat het hen niet zal overkomen.
Samenwerkingsverbanden met betrekking tot tienermoeders: Het School Maatschappelijk Werk heeft contact met Casa Cuna, dit is een crèche voor kinderen. Hier kan de tienermoeder naar door worden verwezen. Daarnaast kan het zijn dat het School Maatschappelijk Werk een tienermoeder door verwijst naar Directie Sociale Zaken en heeft ze contact met Guia Mi en de Voogdijraad. 10.3.15 Voogdijraad Doel: “Het behartigen van de belangen van de minderjarige, in de ruimste zin van het woord.”
12
Doelgroep: “De doelgroep omvat minderjarigen en de respectievelijke ouders en/of pleegouders. De doelgroep is niet specifiek gebonden aan een of ander sociaal-economisch milieu, burgerlijke staat, legale status, religie of nationaliteit.”12 Specifieke hulp gericht op tienermoeders: Tienermoeders worden niet automatisch bij de Voogdijraad aangemeld. Vroeger kreeg de Voogdijraad melding van een tienermoederschap van het bevolkingsregister. Echter is dit de afgelopen twee jaar niet meer gebeurt. De planning is wel dat dit contact weer wordt opgepakt. Doorverwijzingen naar de Voogdijraad gebeuren meestal door familieleden van de tienermoeders, hulpverleners, politie, en dergelijke. De Voogdijraad kan een tienermoeder op verschillende gebieden helpen. De Voogdijraad kan een tienermoeder: - helpen de voogdijregeling te regelen; - helpen de bezoekregeling te regelen; - helpen de alimentatie te regelen; - emotionele steun bieden tijdens de ontdekking van zwangerschap, het zwangerschap en na de bevalling; - ouderbegeleiding geven op vrijwillige en onvrijwillige (bijvoorbeeld tijdens een ondertoezichtstelling) basis; - informatie en advies geven over waar ze lichamelijke zorg kan verkrijgen. De wensen met betrekking tot hulpverlening aan tienermoeders: De Voogdijraad is tevreden met de hulpverlening die zij momenteel biedt aan tienermoeders. Samenwerkingsverbanden met betrekking tot tienermoeders: De Voogdijraad krijgt van andere instanties en personen, zoals onder andere hulpverleners, familieleden, politie, scholen en het WGK, een melding wanneer er een tienermoeder is die behoefte heeft aan hulpverlening. De Voogdijraad verwijst meestal niet naar andere hulpverleningsinstanties door, aangezien zij in staat zijn om hulpverlening te bieden op meerdere probleemgebieden die een tienermoeder nodig heeft. Juridische informatie: Wanneer een vrouw ouder dan achttien is en van een kind bevalt krijgt zij automatisch de voogdij van het kind. Wanneer er sprake is van een tienermoeder van zestien en zeventien jaar kan zij de voogdij aanvragen bij de rechter. Tienermoeders die vijftien of jonger zijn zullen de voogdij van hun baby aan een ander moeten overdragen. Voor een voogdijregeling met betrekking tot jongens staat geen leeftijdsgrens in de wet vermeldt.
12
Giel, M & Rodulfo, A. (2001) ‘Ik ben een kind en krijg een kind. Jeugdzwangerschap een probleem van ons allen”, pagina 18.
10.3.16 Wit Gele Kruis Doel: “De volkshygiëne en daarmee de gezondheid van de Arubaanse gemeenschap te bevorderen.” (Jaarverslag ‘Het Wit Gele Kruis Aruba, 1998”, pagina 4) Doelgroep: De gehele bevolking van Aruba. Specifieke hulp gericht op tienermoeders: Momenteel is er geen specifiek hulpaanbod gericht op tienermoeders. Er zijn wel diensten waar de tienermoeder gebruik van kan maken zoals de ouderschapscursus, kraamzorg en ouder- en kindzorg. De ouderschapscursus is een cursus voor zwangere moeders en hun partner. In deze cursus worden verschillende deskundigen, onder andere een orthopedagoog en verloskundigen, gevraagd om informatie, advies en tips te geven aan de toekomstige ouders. Deze ouderschapscursus wordt weinig tot niet bezocht door de tienermoeders. Kraamzorg en ouder- en kindzorg verlenen kwalitatief hoogstaande preventieve gezondheidszorg aan alle kinderen op Aruba tussen 0 en 6 jaar en hun ouders/verzorgers. De wensen met betrekking tot hulpverlening aan tienermoeders: Het WGK wil wel dat de tienermoederschap problematiek meer aandacht krijgt op Aruba. Ze zijn bereid om het voortouw te nemen zodat ook andere instellingen zich meer gaan richten op deze doelgroep. Het WGK is bereid om tienermoederschap als prioriteit te stellen. Samenwerkingsverbanden met betrekking tot tienermoeders: Het ziekenhuis op Aruba en menige vroedvrouwen geven gegevens van een tienermoeder door aan het WGK. Dit zodat het WGK kan vragen of de tienermoeder gebruik wil maken van het hulpaanbod van het WGK. 10.3.17 Ziekenhuis: kraamafdeling en verloskamer Doel verloskamer: het (medisch) begeleiden van een zwangere vrouw voor, tijdens en gedeeltelijk na de bevalling. Doel kraamafdeling: Het na de bevalling bieden van ouderbegeleiding en ouderparticipatie aan de vrouw, gedurende haar verblijf in het ziekenhuis. . Doelgroep: Alle vrouwen die bevallen (zijn) in het ziekenhuis. Specifieke hulp gericht op tienermoeders: Zowel op de verloskamer als op de kraamafdeling wordt er geen specifieke hulp (verlening) gegeven aan tienermoeders. Wel is het op beide afdelingen zo, dat wanneer een vrouw voor het eerst bevalt (kan dus ook voor een tienermoeder gelden) zij extra aandacht krijgt tijdens de bevalling en bij de verzorging van haar baby en haar zelf. Verder merkt de medewerker van de verloskamer op dat zij de ervaring heeft dat tieners hun pijn anders uiten dan een volwassen vrouw. Een tiener kan tijdens de bevalling nog echt huilen om haar moeder zoals een kind dat kan doen. Een volwassen vrouw daarentegen zet zich veelal over de pijn heen, in de wetenschap dat de pijn snel over zal zijn. Belangrijk tijdens een bevalling en specifiek in situaties van jonge moeders is het bieden van een sfeer van rust en veiligheid. De wensen met betrekking tot hulpverlening aan tienermoeders: Men heeft geen directe wensen met betrekking tot tienermoeders kenbaar gemaakt. Samenwerkingsverbanden met betrekking tot tienermoeders: Beide afdelingen kennen geen specifieke samenwerkingsverbanden met betrekking tot tienermoeders. Wel zijn er vanuit beide afdelingen contacten met het WGK. Een verpleegkundige en een kraamhulp vanuit het ziekenhuis verzorgen namelijk ieder een bijeenkomst van de ouderschapscursus van het WGK. Verder geeft de kraamafdeling het ontslag van een (tiener) moeder door per fax. aan het WGK. Hierdoor wordt het WGK in staat gesteld zo snel mogelijk contact op te nemen met de desbetreffende moeder en haar baby. Doorverwijzingen vinden niet veel plaats. Wanneer een verpleegkundige of een kraamhulp inschat dat een tienermoeder extra hulp nodig heeft, wordt in overleg met de tienermoeder de Sociaal Werker van het ziekenhuis ingeschakeld. Deze heeft op zijn of haar beurt contact met de District Maatschappelijk Werkers.
10.4 Gebieden van hulpverlening Op basis van bovenstaande gegevens onderscheiden wij zeven hulpverleningsgebieden waarin een tienermoeder ondersteuning kan krijgen. Deze zeven hulpverleningsgebieden omvatten alle gebieden waarop een tienermoeder hulp kan krijgen. Deze hulpverleningsgebieden zijn als volgt te omschrijven: Psychosociale hulpverlening: psychische en emotionele ondersteuning en begeleiding aan tienermoeders. Ouderschapsbegeleiding: ondersteuning aan ouder(s) of verzorger(s) in hun rol als opvoeder. Voogdijregeling: adviseren, informeren en begeleiden bij en van een voogdijregeling van een tiener. Lichamelijke zorg: adviseren, informeren van de tienermoeder en/of kind over de lichamelijke gezondheid van haar en de baby en de daadwerkelijke verzorging van de tienermoeder en/of de baby. Financiële steun: het bieden van financiële middelen aan tienerouders. Preventie: Het voorkomen van een volgende tienerzwangerschap middels het informeren en adviseren (secundaire preventie). Kinderopvang: het bieden van opvang voor de kind(eren) van de tienerouder(s). 10.4.1 Psychosociale hulpverlening Er is een aantal instanties die de tienermoeder psychosociale hulpverlening bieden. Directie Sociale Zaken, afdeling immaterieel begeleidt een moeder bij moeilijkheden op het psychosociale vlak en probeert deze in sommige gevallen te verlichten door te bemiddelen tussen de (aanstaande) tienermoeder, haar ouders en de (aanstaande) vader van de baby. Het Wit Gele Kruis is een instantie die zich in de eerste plaats niet richt op de psychosociale ontwikkeling van een (aanstaande) tienermoeder, maar wanneer zij de tijd heeft probeert zij de tienermoeder hierin wel te ondersteunen, door middel van het vragen naar haar belevingen en haar welzijn. Famia Planea begeeft zich in eerste instantie op het terrein van preventie, maar wanneer de instelling in aanraking komt met een (aanstaande) tienermoeder biedt zij de mogelijkheid om de tiener op het psychosociale vlak te ondersteunen. Fundacion Telefon Pa Hubentud Aruba is een instantie die de tienermoeder en tienervader een luisterend oor biedt, hun vragen zoveel mogelijk probeert te beantwoorden en waar nodig tips geeft voor verdere hulp. Wanneer er bij een tienermoeder een kinderbeschermingsmaatregel uitgesproken is, wordt de tienermoeder door de Voogdijraad of Fundacion Guia Mi begeleid en ondersteund. Binnen deze begeleiding wordt er aandacht besteed aan eventuele psychosociale moeilijkheden van de moeder. Psychosociale hulpverlening behoort niet tot de taken van Bureau Vrouwenzaken. Echter is gebleken dat deze instantie in bepaalde situaties wel psychosociale hulpverlening verleent. 10.4.2 Ouderschapsbegeleiding Ouderschapsbegeleiding wordt door diverse instanties en op verschillende wijzen aangeboden aan een tienermoeder. Het Wit Gele Kruis biedt een ouderschapscursus aan voor aanstaande ouder(s). Het Wit Gele Kruis geeft ouders en verzorgers, tijdens het consultatie- of huisbezoek advies over lichamelijke verzorging van de baby. Fundacion Pa Nos Muchanan biedt cursussen en workshops aan ouders en verzorgers, waarin opvoedkundige thema’s centraal staan. Daarnaast kunnen alle ouders en verzorgers met velerlei opvoedingsvragen bij deze instantie terecht. Bij Casa Cuna Progreso kunnen ouders wiens kinderen daar verblijven of opgevangen worden deelnemen aan thema-avonden waarin opvoedingsthema’s aan bod komen. Daarnaast geeft de instantie ook individuele begeleiding aan de ouder(s) gericht op de
interactie tussen ouder en kind. Kinderhuis Imeldahof biedt deze individuele begeleiding aan ouders wiens kinderen daar verblijven. Een tienermoeder kan met opvoedingsmoeilijkheden bij Directie Sociale Zaken, afdeling immaterieel terecht. De Voogdijraad kan een tienermoeder zowel binnen een vrijwillig als een onvrijwillig kader begeleiden en ondersteunen in haar rol als moeder en verzorger. Daarnaast zorgt deze instantie ervoor dat het sociale netwerk van de tienermoeder actief betrokken wordt bij de opvoeding. Wanneer er een kinderbeschermingsmaatregel wordt uitgesproken door de rechter, zal in sommige gezinnen Fundacion Guia Mi de begeleiding op zich nemen. De andere gezinnen worden door de Voogdijraad begeleid. 10.4.3 Voogdijregeling De Voogdijraad is de enige instantie die de tienerouder(s) begeleidt bij de totstandkoming van een voogdij regeling. 10.4.4 Lichamelijke zorg Voor lichamelijk zorg komen de meeste tienermoeders tijdens hun zwangerschap terecht bij Partera. De verloskundige geeft medische begeleiding vanaf het moment dat de aanstaande moeder bij hen binnenkomt tot aan een week na de bevalling. Een maand daarna is er nog een laatste gesprek. Daar de meeste (tiener)moeders in het ziekenhuis bevallen verblijven ze tijdens de bevalling in de verloskamer van het ziekenhuis. Aansluitend komen (tiener)moeders op de kraamafdeling waar zij gedurende hun verblijf in het ziekenhuis verzorgd worden. Na ontslag zal het Wit Gele Kruis contact op nemen met een (tiener)moeder om te controleren of de baby de juiste verzorging krijgt. Is dit niet het geval, dan wordt de (tiener)moeder hierin begeleid. De eerste week komt een verpleegkundige van de Kraamzorg van het Wit Gele Kruis bij de moeder thuis en, als alles goed gaat, begint een week na de bevalling de consultatie door de Ouder Kind Zorg van het Wit Gele Kruis op een van de wijkbureaus. 10.4.5 Financiële steun Een tienermoeder kan bij Directie Sociale Zaken, afdeling materieel, een aanvraag doen voor het verkrijgen van bijstand voor haar als gezinshoofd en een toelage voor de baby. 10.4.6 Preventie Een tienermoeder kan op diverse manieren aan informatie komen over seksualiteit, veilig vrijen en voorbehoedsmiddelen om te voorkomen dat ze opnieuw ongepland zwanger raakt. Bureau Vrouwen Zaken heeft meerdere keren een artikel in de krant hierover geschreven. Famia Planea biedt voorlichting zowel binnen als buiten de instelling, geeft tieners de gelegenheid om zelf vragen te stellen en stelt voorbehoedsmiddelen beschikbaar voor de jongeren. De Fundacion Telefon pa Hubentud Aruba biedt een luisterend oor en beantwoordt vragen van tieners op seksueel gebied. Op Collegio Arubano biedt het School Maatschappelijk Werk jongeren de ruimte om vragen te stellen die betrekking hebben op seksualiteit en de mogelijkheid om condooms te krijgen. 10.4.7 Kinderopvang Er zijn talrijke mogelijkheden voor kinderopvang op Aruba. Wil een tienermoeder hier zicht op hebben, dan kan ze terecht bij Fundiacion Pa Nos Muchanan. Deze instantie heeft een lijst waar alle kinderopvangcentra vermeld staan. Over het algemeen moet een tienermoeder voor deze opvang betalen. Aangezien de meeste tienermoeders niet in de gelegenheid zijn om voor opvang te betalen, is er bij Casa Cuna Progreso de mogelijkheid voor schoolgaande moeders tussen de veertien en achttien jaar dat hun kinderen onbetaalde opvang krijgen. Er zijn momenteel vier plaatsen beschikbaar. Een voorwaarde voor plaatsing is dat de tienermoeder
begeleid wordt in het ouderschap. 10.5 Residentiële en ambulante hulpverlening De bovengenoemde instanties bieden allemaal ambulante hulpverlening. Voor tienermoeders op Aruba zijn er vrijwel geen mogelijkheden tot residentiële hulp. Er zijn twee uitzonderingen. De eerste uitzondering geldt voor tienermoeders die worden mishandeld. Zij kunnen terecht bij Fundacion Pa Hende Muhe den Dificultad. Deze instantie heeft nog geen specifiek beleid voor tienermoeders, daar het in de praktijk nog niet is voorgekomen. De tweede uitzondering geldt voor tieners die zwanger raken tijdens hun verblijf in Cas pa Hubentud. Zij mogen daar blijven onder de voorwaarde dat hun baby naar Casa Cuna Progreso gaat. Moeder en kind worden dan gescheiden en er bestaat een bezoekmogelijkheid. 10.6 Overlappingen in de hulpverlening aan tienermoeders Tijdens ons onderzoek signaleerden wij dat er bepaalde overlappingen zijn in het hulpaanbod voor tienermoeders. In bovenstaande analyse is dit signaal concreet zichtbaar geworden. Om een duidelijk overzicht van deze overlappingen te geven, zullen wij opnieuw de zeven gebieden van de hulpverlening bekijken, nu gericht op de overlappingen. 10.6.1 Psychosociale hulpverlening De tienermoeders kunnen bij veel instanties terecht voor psychosociale hulpverlening, namelijk: Directie Sociale Zaken: afdeling immateriëel, Wit Gele Kruis, Famia Planea, Fundacion Telefon pa Hubentud Aruba, Voogdijraad, Fundacion Guia Mi en Bureau Vrouwenzaken. Dit betekent niet dat het hulpaanbod van al deze instanties elkaar overlappen. Bijvoorbeeld een tienermoeder kan bij Famia Planea en Fundacion Telefoon pa Hubentud Aruba terecht om haar emoties te uiten over de ontdekking van haar zwangerschap. Er is hier echter geen sprake van overlapping want bij Fundacion Telefoon pa Hubentud blijft de jongere anoniem en bij Famia Planea is er face-to-face contact met de hulpverlener. Hieronder zullen wij alleen die overlappingen tussen instanties beschrijven die op alle vlakken overeenkomen. Ten eerste hebben wij een overlapping gezien in de psychosociale steun die een tienermoeder krijgt wanneer zij ontdekt heeft dat zij zwanger is. Zo bemiddelt de Voogdijraad, Famia Planea en Directie Sociale Zaken, afdeling immaterieel tussen de tienermoeder en haar ouders wanneer de tienermoeder aan haar ouders bekend maakt dat zij zwanger is. De Voogdijraad en Directie Sociale Zaken, afdeling immaterieel, blijven de tienermoeder psychosociaal ondersteunen, totdat zij aangeeft geen steun meer nodig te hebben. Gebleken is dat Bureau Vrouwenzaken zich soms op het psychosociale vlak begeeft, waardoor zij overlapt met onder andere de taken van Directie Sociale Zaken, afdeling immaterieel. Bij beide instellingen kan een tienermoeder op eigen initiatief haar verhaal vertellen en advies vragen over verdere hulpverleningsmogelijkheden en consequenties van de zwangerschap. Opgemerkt dient te worden dat psychosociale hulpverlening officieel niet tot de taken van Bureau Vrouwenzaken hoort. 10.6.2 Ouderschapsbegeleiding Op het gebied van begeleiding bij ouderschap zijn er drie instanties zijn die een ouderschapscursus aanbieden. Het Wit Gele Kruis biedt een ouderschapscursus aan voor aanstaande ouders. Bij Fundacion Pa Nos Muchanan is de cursus voor iedereen toegankelijk, echter moeten alle deelnemers zich in de rol van ouder plaatsen. Tenslotte biedt Casa Cuna Progreso een cursus aan voor ouders van de kinderen die verblijven op Casa Cuna Progreso. Iedere ouderschapscursus bevat een aantal specifieke thema’s. De overlapping komt voornamelijk voort uit het feit dat alle cursussen over een gelijksoortig thema gaan, namelijk
over de opvoeding van kinderen. In geen van de drie cursussen wordt er specifiek aandacht besteed aan het tienermoederschap. Er is een overlapping te zien in de begeleiding van ouders die te maken hebben met een ondertoezichtstelling. De begeleiding wordt namelijk gedaan door zowel de Voogdijraad als door Fundacion Guia Mi. Tussen deze instanties is afstemming nodig om te voorkomen dat een zelfde ouder door beide instanties wordt begeleid. Wanneer een tienermoeder vragen heeft over het ouderschap, de opvoeding en de verzorging van haar kind kan ze met haar vragen bij vier instanties terecht: Het Wit Gele Kruis, Fundacion Pa Nos Muchanan, de Voogdijraad en Directie Sociale Zaken, afdeling immaterieel. 10.6.3 Voogdijregelingen De Voogdijraad is de enige instantie die de tienermoeder begeleidt in het regelen van een voogdijregeling. Andere instanties wijzen een tienermoeder hiervoor door naar de Voogdijraad. 10.6.4 Lichamelijke zorg Er wordt door verschillende instanties lichamelijke zorg geboden aan (aanstaande) moeders. Echter op dit gebied zien wij geen overlappingen, omdat de verschillende instanties zorg bieden in de verschillende fasen van voor, tijdens en na de bevalling. De lichamelijke zorg op Aruba voor (aanstaande) moeders sluit goed op elkaar aan. Er is gedurende een week een kleine overlapping tussen de zorg van Partera en van de Kraamzorg van het Wit Gele Kruis, echter is deze zorg niet hetzelfde. Partera bestaat uit verloskundigen die medische hulp verlenen aan moeder, terwijl de Kraamzorg van het Wit Gele Kruis bestaat uit verpleegkundigen en verzorgers om moeder te helpen bij de verzorging van haarzelf en de baby. 10.6.5 Financiële steun Op het gebied van financiële steun, in de vorm van onderstand, is er één instantie waarbij de tienermoeder terecht kan, namelijk Directie Sociale Zaken, afdeling materiëel. Op dit gebied is er dus geen overlapping in het hulpaanbod. 10.6.6 Preventie Er zijn verschillende instantie die zich bezig houden met preventieve hulpverlening. Wel hebben deze instanties allemaal hun eigen aanpak en visie van waaruit zij te werk gaan. De tienermoeders kunnen op verschillende manieren aan informatie en advies komen, maar zij zullen overal op een andere manier geholpen worden. De instanties zijn niet eenlijnig en eenduidig. 10.6.7 Kinderopvang Er zijn veel instanties die betaalde opvang voor kinderen bieden. Wij zien dit echter niet als een overlapping, aangezien dit aanbod aansluit op de vraag van de Arubaanse samenleving. 10.7 Knelpunten Tijdens het uitvoerende onderzoek hebben wij gesignaleerd dat er een aantal knelpunten zijn te noemen wat betreft de hulpverlening aan tienermoeders. Allereerst noemen veel instanties het probleem van een gebrek aan mankracht en geld. Op Aruba kost het veel tijd en energie om middelen beschikbaar gesteld te krijgen. Dit is echter niet het enige knelpunt wat de instanties noemen. Omdat er een gebrek is aan middelen, moeten er prioriteiten gesteld worden. Knelpunten hierbij zijn echter:
Tienermoeders vormen een betrekkelijk kleine groep op Aruba. Er is geen beleid voor tienermoeders en de hulpvraag van de tienermoeders is niet duidelijk. Dit signaleren Bureau Vrouwenzaken, Cas Pa Hubentud en Fundacion Pa Nos Muchanan. Soms worden tienermoeders in het beleid van een bepaalde instantie (Kinderhuis Imeldahof) genoemd als zijnde geen doelgroep (contra-indicatie). Er is reeds een beleid ontwikkeld dat voor een aantal jaren geldend is. Binnen dit beleid is geen specifieke aandacht voor de hulpverlening aan tienermoeders. Dit is onder andere het geval bij Cas pa Hubentud. Dit heeft tot gevolg dat er op korte termijn geen verandering zal plaatsvinden in de hulpverlening aan tienermoeders. De visie van diverse instanties op tienermoederschap strookt niet met de visie van een groot deel van de Arubaanse bevolking. De instanties verwachten weerstand van de Arubaanse bevolking en zijn daarom wat huiverig voor het ontwikkelen van een specifiek hulpaanbod voor tienermoeders, aldus het School Maatschappelijk Werk en Cas pa Hubentud. Naast het gegeven dat er prioriteiten moeten worden gesteld, zijn er nog een aantal andere knelpunten. Zo hebben medewerkers gesignaleerd dat tienermoeders niet of nauwelijks bij de instanties terecht komen. Tot slot is er nog het knelpunt van de afstemming van de hulpverlening tussen de diverse hulpverlenende instanties. Uit ons onderzoek is gebleken dat er wel degelijk een aanbod is voor tienermoeders. Instanties zijn niet voldoende van elkaars hulpaanbod op de hoogte en werken nauwelijks samen. De samenwerking die er wel is, is niet structureel.
Hoofdstuk 11 Koppeling hulpvraag en hulpaanbod 11.1 Inleiding In dit hoofdstuk zullen wij antwoord gaan geven op de vierde afgeleide vraagstelling van ons onderzoek, te weten: ‘Hoe kunnen hulpverlenende instanties op Aruba, met name het Wit Gele Kruis, het hulpaanbod aanpassen zodat het beter aansluit op de hulpvraag van tienermoeders op Aruba?’ Om te komen tot een antwoord op deze vraagstelling, zullen wij een koppeling maken tussen de hulpvraag van de tienermoeders op Aruba en het hulpaanbod van de hulpverlenende instanties op Aruba. 11.2 Analyse methode Om een koppeling te maken tussen de hulpvraag en het hulpaanbod, hebben we eerst de resultaten van de afgeleide vraagstellingen 1 en 3, respectievelijk genoemd, hoofdstuk 8 en 10 bekeken. Deze resultaten geven weer wat, volgens de analyse van dit onderzoek, de hulpvraag van de tienermoeders is en wat het hulpaanbod van de hulpverlenende instanties op Aruba is. Voor deze resultaten verwijzen wij terug naar de desbetreffende hoofdstukken. Aangezien wij tot een advies wilden komen vanuit de hulpvraag van de tienermoeders, hebben we de expliciete hulpvragen als uitgangspunt genomen. Vervolgens hebben we per expliciete hulpvraag gekeken óf en, zo ja, wat het huidige hulpaanbod voor die vraag is. Naar aanleiding hiervan hebben we bekeken of er hiaten zijn in het hulpaanbod en welke dit dan zijn. Tenslotte hebben we bekeken welke mogelijkheden er zijn om te komen tot een hulpaanbod voor tienermoeders op Aruba dat beter aansluit op de hulpvraag van deze tienermoeders. Deze mogelijkheden kunnen gezien worden als het antwoord op de vierde afgeleide vraagstelling, namelijk hoe het hulpaanbod beter aan kan sluiten op de hulpvraag van tienermoeders op Aruba. Om niet vroegtijdig te vervallen in adviezen en aanbevelingen, zullen deze resultaten in deel 4 nader uitgewerkt worden. Pas daar zal concrete invulling worden gegeven aan de mogelijkheden, de resultaten, die in dit hoofdstuk naar voren komen. 11.3 De resultaten 11.3.1 Voorlichting en preventie Tienermoeders geven met de eerste expliciete hulpvraag aan dat zij de media een geschikt middel vinden om de jongeren seksuele voorlichting te geven en om hen te informeren over tienerzwangerschap en de consequenties daarvan. Zoals wij bij het formuleren van deze eerste hulpvraag al hebben beschreven, is het op Aruba heel gebruikelijk om de media in te schakelen voor het geven van voorlichting en het uitdragen van boodschappen. Het is dus realistisch om aan deze vraag van de tienermoeders tegemoet te komen. Binnen de hulpverlening op Aruba zijn er diverse instanties die voorlichting en preventie in het huidige hulpaanbod hebben, namelijk Famia Planea en Fundacion Telefon pa Hubentud Aruba. Wel noemde het ziekenhuis de talkshow ‘Baby Wereld’, waarin onder andere deskundigen uit het ziekenhuis voorlichting geven. Wanneer wij kijken naar de hulpvraag en het hulpaanbod, kunnen wij concluderen dat er op Aruba wel activiteiten zijn op het gebied van voorlichting en preventie en dat daarbij soms gebruik wordt gemaakt van de media, maar dat de tienermoeders dit niet voldoende vinden en
hier wel behoefte aan hebben. Er zou dus in het hulpverleningsaanbod meer gebruik kunnen worden gemaakt van media door het maken van programma’s op radio en televisie. Zoals de tienermoeders ook aangeven, hebben zij behoefte aan voorlichting op diverse gebieden. Eigenlijk gaat het erom jongeren informatie te verschaffen over hoe je een zwangerschap voorkomt en wat er gebeurt wanneer je eenmaal zwanger bent. Naast voorlichting en preventie via de media, geven de tienermoeders ook aan dat zij meer seksuele voorlichting willen op scholen. Uit de interviews met de tienermoeders komt naar voren dat er wel eens seksuele voorlichting op scholen wordt gegeven, maar dat dit niet voldoende is. Vanuit de hulpverlenende instanties komt ook naar voren dat er seksuele voorlichting wordt gegeven op scholen, namelijk door het School Maatschappelijk Werk, Famia Planea en Fundacion Telefon pa Hubentud Aruba. Om beter aan te sluiten bij de hulpvraag van de tienermoeders, zouden zij en wellicht nog andere hulpverlenende instanties meer seksuele voorlichting kunnen geven op scholen. Bij deze resultaten willen wij een opmerking plaatsen. De hulpvragen van de tienermoeder begeven zich onder andere op het gebied van preventie. Dit sluit niet geheel aan bij onze onderzoeksvraag. Ons onderzoek richt zich namelijk op tienermeisjes die al een kind hebben en niet op de preventie van tienermoederschap. Tijdens onze interviews hebben wijzelf dan ook geen vragen gesteld omtrent de preventie van tienermoederschap. De tienermoeders kwamen zelf met dit onderwerp. Respondent 14: “Oké, ze wil dat er bijvoorbeeld meer informatie gaat over gebruik van voorbehoedsmiddelen en meer bewust maken van het gebruik van het belang van voorbehoedsmiddelen, omdat als je eenmaal een kind krijgt en op jonge leeftijd je hele leven verandert, je niet meer uitgaat en je moet op jonge leeftijd toch een beetje genieten. Dus daarom wil ze dat er meer informatie komt over echt maken bewust van het belang bij het gebruik van voorbehoedsmiddelen. Dat is echt goed.” (Vertaald door tolk) 10.3.2 Financiën De tienermoeders vragen om een hogere bijstand. Uit de interviews kwam duidelijk naar voren dat zij het moeilijk vinden om rond te komen van de bijstand. Vanuit de hulpverlenende instanties wordt ook hier en daar aangegeven dat de bijstand inderdaad erg laag is op Aruba. De conclusie ligt hier voor de hand en is dat de bijstand op Aruba te laag is voor tienermoeders. Het is echter niet mogelijk om, door een aanpassing in het hulpaanbod, meer tegemoet te komen aan de hulpvraag van de tienermoeders. De bedragen van de bijstand worden wettelijk vastgesteld door de overheid, daar hebben de hulpverlenende instanties niets over te vertellen. Verder vragen de tienermoeders om een zelfstandige woonruimte voor haar en haar kind. Dit is een erg duidelijke vraag, maar men kan zich afvragen of dit een hulpvraag is waar de hulpverlenende instanties aan tegemoet kunnen komen. De tienermoeder vraagt niet om hulpverlening, maar om een zelfstandige woonruimte. Het probleem is hierbij dat deze woonruimte niet betaalbaar is voor de tienermoeders. Al met al is het eigenlijk dus een vraag naar meer financiële middelen of goedkopere woonruimte. Deze vraag is, net als bovenstaande vraag, meer gericht aan de overheid en ligt eigenlijk buiten het bereik van de hulpverlenende instanties.
Respondent 11: “Ik wil mijn huis voor mij en mijn dochter. De dingen, ik wil een huis voor mij en mijn dochter.” Ook vragen de tienermoeders om betaalbare kinderopvang. Dit kan bereikt worden door meer financiële middelen voor de tienermoeder of door kinderopvang goedkoper te maken voor tienermoeders. De eerste aanpassing kan wederom niet gedaan worden door de hulpverlenende instanties daar dit in handen ligt van de overheid. Aan de tweede aanpassing kunnen de hulpverlenende instanties wellicht wel een bijdrage leveren. Daar deze hulpvraag ook genoemd wordt bij de dimensie ‘kinderopvang’ en de hulpverlenende instanties daar wellicht wel invloed op kunnen uitoefenen, zal deze bij ‘kinderopvang’ verder worden toegelicht. 11.3.3 Kinderopvang Tienermoeders geven met de zesde expliciete hulpvraag aan dat zij om betaalbare kinderopvang vragen. Momenteel is het zo dat wanneer een tienermoeder opvang voor haar kind nodig heeft, zij in de meeste gevallen terug valt op hulp vanuit haar sociale omgeving. Zo fungeert in veel situaties de moeder van een tienermoeder als oppas. Uit een gesprek met Fundacion Pa Nos Muchanan is gebleken dat er voldoende kinderopvangcentra zijn op Aruba. Echter het probleem zit hem niet in de veelvoud van kindercentra maar in het prijskaartje dat daar aan hangt. Zoals hierboven al is beschreven hoeft de oplossing van de hulpvraag van de tienermoeders niet te zijn dat de tienermoeder meer financiële middelen krijgt, maar dat de kinderopvang goedkoper wordt voor de tienermoeders. Op die manier kunnen kinderopvangcentra tegemoet komen aan de hulpvraag van de tienermoeder. Respondent 16: “Ze vindt van wel want al die tienermoeders die geen inkomen hebben, al die naar school gaan, die moeten een prijs verlaagd worden van de crèche.” (Vertaald door tolk) Naast de vraag om betaalbare kinderopvang geven de tienermoeders ook aan dat er meer mogelijkheden tot kinderopvang dienen te komen voor schoolgaande tienermoeders. Met meer mogelijkheden wordt dan bijvoorbeeld verwezen naar de behoefte van tienermoeders om een verandering van openingstijden van kinderopvangcentra. Zo is uit de interviews gebleken dat de openingstijden van de kinderopvangcentra niet aansluiten op de schooltijden van een tienermoeder die een avondopleiding volgt. Ook hier geldt dat uit een gesprek met Fundacion Pa Nos Muchanan Aruba is gebleken dat er voldoende kinderopvangcentra zijn op Aruba, maar het probleem ligt in het ontbreken van het verschil in mogelijkheden dat kinderopvangcentra afzonderlijk van elkaar bieden. Een diversiteit in het aanbod van kinderopvangcentra op Aruba zou dan ook op z’n plaats zijn om tegemoet te komen aan de hulpvraag van de tienermoeders. 11.3.4 Begeleiding en ondersteuning Tienermoeders geven met de achtste expliciete vraagstelling aan dat zij vragen om opvoedingsadviezen en ondersteuning bij de opvoeding door instanties. Uit de gesprekken met de diverse instanties op Aruba is gebleken dat er meerdere instanties zijn, die het geven van opvoedingsadviezen en ondersteuning bij de opvoeding als hulpaanbod hebben. Fundacion Pa Nos Muchanan is bijvoorbeeld een instantie waar een (tiener)moeder terecht kan met opvoedingsvragen. Instanties die een tienermoeder ook daadwerkelijke opvoedingsondersteuning kunnen bieden zijn: Directie Sociale Zaken, afdeling immaterieel en de Voogdijraad. Echter uit de expliciete hulpvraag van de tienermoeder valt op te maken
dat dit voor de tienermoeder niet duidelijk is. Uit de interviews met de tienermoeders zijn hiervoor twee redenen naar voren gekomen te weten: • de tienermoeders komen niet bij de juiste instanties terecht; Respondent 6: “Dus echte, bijvoorbeeld als ze naar bureau komt bijvoorbeeld dat ze echte wegwijs van verschillende, weet waar ze terecht moet gaan.” (Vertaald door tolk) • de tienermoeders hebben wel contact met een hulpverlenende instantie maar de instanties kunnen niet voldoende voorzien in een antwoord op de hulpvraag. Kortom: vraag en aanbod sluit niet op elkaar aan. Aansluitend op de bovenstaande hulpvraag zijn er ook tienermoeders die vragen om meer informatie en advies over de opvoeding in de verschillende leeftijdsfasen van het kind door instanties. Kijkend naar het aanbod dat instanties hebben, kunnen wij opmerken dat er twee instanties zijn die zich bezighouden met het geven van informatie en advies over de opvoeding van een kind. Zo biedt het WGK, een ouderschapscursus aan voor aanstaande moeders en/of hun partner. Aan deze cursus zijn kosten verbonden, maar wanneer ouders over onvoldoende financiële middelen beschikken, worden zij van deze kosten vrijgesteld. Verder kunnen ouders bij Fundacion Pa Nos Muchanan met opvoedingsvragen terecht en biedt zij cursussen aan voor mensen die kinderen hebben of op een andere manier de rol van opvoeder vervullen. Echter deze cursussen zijn niet structureel daar de instantie afhankelijk is van donaties en fondsen. Tevens wordt er niet specifiek in gegaan op de leeftijdsfasen van een kind. Concreet houdt dit in dat er momenteel geen instantie is die met hun huidige hulpaanbod voorziet in de hulpvraag van de tienermoeders om informatie en advies over de opvoeding in de verschillende leeftijdsfasen van het kind. Naast de bovenstaande hulpvragen wordt er door de tienermoeders ook gevraagd om een groepscursus met betrekking tot opvoedingsondersteuning. Meerwaarde van een groepscursus is volgens enkele tienermoeders dat je van ervaringen van medegroepsgenoten kan leren. Zoals reeds vermeld is biedt Fundacion Pa Nos Muchanan momenteel groepscursussen. In deze cursussen staan opvoedingsthema’s centraal zoals ‘communicatie met je kind’. Een nadeel van dit aanbod is, zoals al eerder is genoemd, dat er geen continuïteit is. Veder bleek uit het gesprek met Fundacion Pa Nos Muchanan dat tienermoeders onder de zestien jaar zich niet aanmelden voor deze cursus. Het WGK biedt ook een groepscursus, alleen betreft het hier een ouderschapscursus voor aanstaande ouders waarin niet wordt ingegaan op opvoedingsondersteuning. Veelal gaat het hierom praktische zaken. Al met al is er wel een groepscursus met betrekking tot opvoedingsondersteuning, maar sluit deze niet aan op de hulpvraag van de tienermoeder. Iets anders waar een aantal tienermoeders om vragen is meer begeleiding gericht op de sociale en emotionele kant van het moederschap. Tienermoeders hebben in de interviews aangeven dat er bij Partera en het WGK wel sprake is van praktische en medische ondersteuning in de opvoeding/verzorging van de baby. Hiernaast hebben zij echter ook behoefte aan aandacht van instanties voor de sociale en emotionele kant van het moederschap. Opgemerkt dient te worden dat dit niet alleen voor probleemsituaties geldt, maar ook in situaties dat het wel goed gaat. Kijkend naar de instanties kan er gesteld worden dat tienermoeders met bovenstaande hulpvraag terecht kunnen bij Directie Sociale Zaken, afdeling immaterieel en de Voogdijraad. Bovendien is door het WGK aangeven dat ze aandacht besteden aan de emotionele en sociale kant van het moederschap. Dit is echter afhankelijk van de tijd die een medewerker op dat moment heeft. Deze specifieke aandacht is dus niet structureel.
Ook hier kan dus gesteld worden dat het aanbod niet aansluit op de vraag van de tienermoeder om meer begeleiding gericht op de sociale en emotionele kant van het moederschap. Tienermoeders vragen om een empathische houding en waarborging van de privacy door hulpverleners. Verschillende tienermoeders hebben aangeven dat zij willen dat een hulpverlener naar hen luistert en aandacht heeft voor hun verhaal. Bovendien geven enkele tienermoeders aan dat Aruba een klein eiland is en ze niet willen dat hun persoonlijke verhaal terecht komt bij mensen die niets met hun situatie te maken hebben. Uit gesprekken met instanties is gebleken dat zij vinden dat zij een empathische houding hebben ten opzichte van de tienermoeders. Hoe met de privacy wordt omgegaan is ons niet bekend. Uit de verhalen van de tienermoeders blijkt dat hier niet altijd op correcte wijze mee wordt omgegaan. Er lijkt dus een discrepantie te zitten in de houding die instanties hebben, ten aanzien van het waarborgen van de privacy en empathie en hoe dit overkomt op de tienermoeders. Respondent 5: “Ze houdt er niet van om naar instanties te gaan, want wanneer je daar naar toe gaat, dan praten ze niet goed met jou, niet vriendelijk. Wanneer je ze toch helpen, dan praten ze het rond, the whole island en zo, en dat vindt ze niet leuk en daarom gaat ze niet.” (Vertaald door tolk) 11.3.5 Scholing Daar de expliciete hulpvragen bij deze dimensie al eerder zijn vernoemd, verwijzen wij terug naar de dimensies ‘voorlichting en preventie’ en ‘kinderopvang’. 11.4 Taboe Gedurende ons onderzoek is gebleken dat er op Aruba nog een groot taboe heerst op seksuele voorlichting. Dit heeft invloed op het tienermoederschap en voor deze reden willen wij aan het einde van ons resultaat nog melden wat wij te weten zijn gekomen over de taboe omtrent seksualiteit. Wanneer er bijvoorbeeld op scholen seksuele voorlichting is gegeven, staan er de volgende dag diverse ouders op de stoep. De gedachtegang van ouders is hierbij dat, wanneer men praat over seks, men de jongeren op ideeën brengt en dat men daarmee de jongeren stimuleert tot seksuele contacten. Aan de andere kant zijn ook veel mensen van mening dat seksuele voorlichting belangrijk is. Zelfs al worden sommige jongeren door de voorlichting op ideeën gebracht, dan nog is het belangrijk dat de jongeren weten wat de risico’s zijn van onveilig vrijen. Hoe dienen wij met deze tweestrijd om te gaan binnen ons onderzoek? Aan de ene kant is het belangrijk om het onderzoek aan te laten sluiten op de samenleving waar het onderzoek betrekking op heeft. Het is een valkuil om met adviezen te komen die totaal niet aansluiten bij de belevingswereld, de normen en waarden van de mensen op wie deze adviezen betrekking hebben. Aan de andere kant dienen wij in ons rapport adviezen te geven waarvan wij, uiteraard na de analyse van alle gegevens, denken dat die het beste zijn. Vanuit onze westerse kijk zijn wij van mening dat seksuele voorlichting erg belangrijk is ter voorkoming van niet alleen tienerzwangerschappen, maar ook ter voorkoming van SOA. Nog een belangrijk punt is dat uit de interviews met de tienermoeders duidelijk naar voren komt dat zij meer seksuele voorlichting willen. Zo bekeken lijkt ons (westerse) denkwijze aan te sluiten bij die van de tienermoeders op Aruba.
Aangezien de adviezen worden geschreven vanuit de hulpvragen van de tienermoeders, hebben wij ervoor gekozen om deze hulpvragen als uitgangspunt te nemen en de taboes die er op Aruba zijn buiten beschouwing te laten. Nog een argument is dat wij geen duidelijk beeld hebben van wat de taboes precies zijn en bij wie deze precies leven. Wel willen wij duidelijk stellen dat wij wel degelijk stil hebben gestaan bij het taboe dat op seksuele voorlichting heerst en dat wij hiervoor een taak zien weggelegd bij onze opdrachtgever, ATHA. Hoewel wij bij het schrijven van onze adviezen de taboes buiten beschouwing laten, hoeft ATHA bij eventuele uitvoering van de adviezen dit niet te doen. Wij denken dat deze organisatie, die midden in de Arubaanse samenleving staat, beter in staat is om in te schatten waar men op moet letten bij de implementatie van een aangepast hulpaanbod. Daarom dient dit een aandachtspunt te zijn voor de opdrachtgever bij het maken van besluiten op basis van dit rapport.
Deel 4 Adviezen, aanbevelingen en conclusies Inleiding In dit deel van het rapport zullen adviezen en aanbevelingen die uit dit onderzoek naar voren zijn gekomen weergegeven worden. Hierbij wordt een duidelijk onderscheid gemaakt tussen adviezen en aanbevelingen. Adviezen moeten onderbouwd kunnen worden door literatuur en uitkomsten van het onderzoek. Aanbevelingen zijn meer vrijblijvend, het gaat om de meningen en ideeën van de onderzoekers die zijn gebaseerd op de kennis die opgedaan is tijdens de opleiding en het onderzoek. Aangezien dit onderzoek als uitgangspunt de hulpvraag van de tienermoeder heeft, vloeien de adviezen voort uit deze hulpvragen. De adviezen die wij geven zijn gericht op hulpverleningsinstanties in het algemeen. De aanbevelingen zijn een concrete invulling van de adviezen. Bij de aanbevelingen zijn wij uitgegaan van het huidige hulpaanbod op Aruba en hebben wij gekeken hoe dit hulpaanbod beter aan kan sluiten op de hulpvraag van tienermoeders. Dus welke instanties op welke manier het hulpaanbod aan tienermoeders kan verbeteren. Uit dit onderzoek is gebleken dat wanneer de hulpverlening op Aruba effectievere methodische ondersteuning aan tienermoeders wil bieden, deze adviezen opgevolgd dienen te worden. De aanbevelingen die wij bij ieder advies geven zijn volgen ons de meest effectieve manier om deze adviezen vorm te geven.
Hoofdstuk 1 Voorlichting en preventie 1.1 Adviezen Hulpverlenende instanties dienen meer voorlichting en preventie met betrekking tot seksuele voorlichting, tienerzwangerschap en de consequenties daarvan te geven met gebruikmaking van diverse media. Hulpverlenende instanties dienen ervoor te zorgen dat er meer en structureel seksuele voorlichting op scholen wordt gegeven. 1.2 Aanbevelingen 1.2.1 Voorlichting en preventie met gebruikmaking van de media Het is belangrijk dat de meest geschikte instantie deze taak op zich neemt. Naar aanleiding van ons onderzoek naar de aanbodkant, lijken Famia Planea en Fundacion Telefon Pa Hubentud Aruba hiervoor het meest geschikt. Deze twee instanties houden zich momenteel bezig met seksuele voorlichting en preventie. Het lijkt dan ook het meest gewenst dat juist zij voorlichting en preventie met gebruikmaking van de media intensief gaan uitvoeren, daar het in de lijn van hun huidige doelstelling ligt. Wij bevelen het maken van een eenmalige voorlichtingsfilm voor Arubaanse jongeren aan. In deze film dienen alle drie de genoemde onderwerpen aan bod te komen, te weten seksuele voorlichting, tienerzwangerschap en de consequenties van tienerzwangerschap. Deze film zal op de lokale televisie meerdere keren per jaar vertoond worden. Deze film dient in het Papiaments te worden gemaakt aangezien Papiaments de meest gangbare spreektaal is voor jongeren op Aruba. Er zijn meerdere mogelijkheden om dit vorm te geven, echter doen wij deze aanbeveling daar een éénmalige film maken minder financiële middelen vereist dan bijvoorbeeld een wekelijkse talkshow voor jongeren. Deze aanbeveling leek het meest haalbaar met het oog op beschikbare financiën, mankracht en tijd. Wij vinden dat naast hulpverleningsinstanties de overheid hier een belangrijke rol heeft. Volgens ons heeft een overheid ook een deel verantwoordelijkheid in het aanpakken van problemen in de samenleving. Wanneer de seksuele voorlichting niet voldoende blijkt te zijn en problemen veroorzaakt, dan kan ook zij ingrijpen en een rol op zich nemen met betrekking tot goede voorlichting. Dit is echter onze westerse visie. We weten niet hoe de Arubaanse gemeenschap tegenover de rolinvulling van de overheid staat. Toch is het volgens ons een goed idee om de overheid op deze verantwoordelijkheid te wijzen, daar juist zij beschikken over financiële middelen om seksuele voorlichting te geven via diverse media. Onze aanbeveling is dan ook dat de overheid een voorlichtingscampagne opstart waarbij de media krant, radio en televisie ingeschakeld worden. Een voorbeeld van een Nederlandse overheidscampagne met betrekking tot seksuele voorlichting is: “Ik vrij veilig, of ik vrij niet!”. Hierbij is, door middel van diverse media, de aandacht gevestigd op het veilig vrijen door jongeren. 1.2.2 Seksuele voorlichting op scholen Momenteel zijn er twee hulpverleningsinstanties die seksuele voorlichting geven op scholen, Famia Planea en Fundacion Telefon Pa Hubentud Aruba. Tijdens het onderzoek is voor ons duidelijk geworden dat deze twee instanties niet vanuit dezelfde visie werken en dus niet vanuit dezelfde visie voorlichting geven. Famia Planea gaat uit van geen seksueel contact voor het huwelijk. Fundacion Telefon Pa Hubentud Aruba heeft als uitgangspunt dat wanneer een jongere besluit om seksueel actief te zijn, hij of zij goed voorbereid moet zijn. Deze voorlichting vanuit twee verschillende visies kan voor een jongere verwarrend zijn. Om te
zorgen dat de voorlichting duidelijk overkomt bij jongeren, zal er één visie tijdens de voorlichting uitgedragen dienen te worden. Onze aanbeveling luidt dan ook dat Famia Planea en Fundacion Telefon Pa Hubentud Aruba gaan samenwerken met betrekking tot seksuele voorlichting op scholen en hierbij één visie uitdragen. Hierbij is het van belang dat de seksuele voorlichting vaker wordt gegeven dan op dit moment en dat deze structureel van aard is, dat wil zeggen dat het een met regelmaat terugkerend onderwerp is. Dit geldt voor alle scholen en alle klassen. Door deze taak bij Famia Planea en Fundacion Telefon Pa Hubentud te leggen voldoen wij tevens aan de behoefte van tienermoeders om deze voorlichting van deskundigen te krijgen. Hierbij willen wij opmerken dat onze voorkeur met betrekking tot de visies van de genoemde instanties, uitgaat naar de visie van Fundacion Telefon Pa Hubentud Aruba. Dit komt doordat wij een westers georiënteerde visie hebben. Wij vinden dat geaccepteerd dient te worden dat jongeren seksueel actief zijn en mogen zijn. Het uitgangspunt van seksuele voorlichting dient te zijn: ‘Als je seksueel actief bent, gebruik dan voorbehoedsmiddelen’ en niet: ‘Je mag als jongere niet seksueel actief zijn’. Onze visie sluit het meest aan bij de visie van Fundacion Telefon Pa Hubentud Aruba.
Hoofdstuk 2 Financiën 2.1 Adviezen Hulpverleningsinstanties dienen de belangen van tienermoeders bij de overheid te behartigen met betrekking tot financiën. 2.2 Aanbevelingen 2.2.1 Belangenbehartiging Een hulpverleningsinstantie heeft niet de middelen en de taak om een tienermoeder financieel bij te staan. De overheid heeft de rol om bijstand te verlenen aan die doelgroepen die zich niet zelfstandig kunnen onderhouden. Uit dit onderzoek blijkt dat de onderstand niet voldoende is voor een tienermoeder om zelfstandig in haar levensonderhoud te kunnen voorzien. De overheid zou dit op verschillende manieren kunnen aanpakken, door bijvoorbeeld door de onderstand te verhogen of bijzondere bijstand aan tienermoeders te verlenen. Op Aruba zou een voorbeeld van bijzondere bijstand huursubsidie of gedeeltelijke vrijstelling van betaling van kinderopvang voor tienermoeders kunnen zijn. Hierbij ligt wel een taak voor hulpverleningsinstanties. Zij kunnen de belangen van de tienermoeders bij de overheid behartigen. Onze aanbeveling is dat ATHA de belangen van tienermoeders met betrekking tot onvoldoende financiële middelen behartigt bij de overheid. Wij leggen deze taak bij ATHA omdat zij een directe link hebben naar de overheid. Op dit moment is de beschermheer van ATHA namelijk de gouverneur van Aruba. De gouverneur heeft invloed op overheidsbeleid en is erg betrokken bij de sociale problematieken van Aruba. Het is belangrijk dat ATHA in staat is om aan te tonen bij de overheid, dat tienermoeders daadwerkelijk over onvoldoende financiële middelen beschikken om zich zelfstandig te kunnen onderhouden. Het eerste geregistreerde signaal is dit onderzoek, waarvan uit de analyse dit punt duidelijk naar voren is gekomen. Het is belangrijk dat er in de toekomst signalen blijven worden geregistreerd met betrekking tot de financiële situatie van tienermoeders. Dit zodat ATHA concreet en overzichtelijk aan de overheid de financiële misstanden bij tienermoeders kan blijven aantonen. Het WGK kan deze signaleringstaak op zich nemen, daar zij met alle tienermoeders in contact komen en het beste zicht op de situatie heeft. In 2003 zal het WGK met een nieuw registratiesysteem van start gaan. Hier ligt de mogelijkheid om dit onderwerp in het registratiesysteem op te nemen, waardoor het signaal overzichtelijker en transparant wordt. Alle informatie kan het WGK terugkoppelen aan ATHA die vervolgens de belangen van de tienermoeder kan blijven behartigen bij de overheid totdat een er positieve verandering in de financiële situatie komt.
Hoofdstuk 3 Kinderopvang 3.1 Adviezen Hulpverleningsinstanties dienen er door middel van belangenbehartiging voor te zorgen dat er betaalbare kinderopvang komt voor tienermoeders en er meer keuzemogelijkheden zijn wat betreft soorten kinderopvang. 3.2 Aanbevelingen 3.2.1 Belangenbehartiging Fundacion Pa Nos Muchanan houdt zich bezig met het creëren van een overzicht van alle kindopvangcentra op Aruba en de kwaliteit van deze opvang. Wij vinden dat zij de juiste instantie zijn om de belangen van tienermoeders met betrekking tot betaalbare kinderopvang te behartigen, omdat zij overzicht over en contact met alle opvangcentra hebben. Zij zijn in staat om te overleggen met kinderopvangcentra zodat er misschien speciale regelingen voor tienermoeders getroffen kunnen worden. Wij bevelen aan dat Fundacion Pa Nos Muchanan in overleg gaat met opvangcentra om speciale regelingen te treffen in het kader van betaalbare kinderopvang voor tienermoeders. Voorbeelden van speciale regelingen kunnen zijn: - vermindering in de kosten van kinderopvang voor kinderen van tienermoeders; - iedere kinderopvang stelt één plaats kosteloos beschikbaar aan kinderen van tienermoeders; - Casa Cuna Progreso biedt meer opvang aan de kinderen van schoolgaande tienermoeders. Momenteel zijn er vier plaatsen beschikbaar. 3.2.2 Keuzemogelijkheden kinderopvang Fundacion Pa Nos Muchanan biedt ook ondersteuning en richtlijnen aan startende particulieren kinderopvang. Bij de tienermoeders is de behoefte naar voren gekomen dat zij meer keuzemogelijkheden in de kinderopvang willen. Een voorbeeld hiervan is avondkinderopvang. Daar Fundacion Pa Nos Muchanan een goed overzicht van alle opvangcentra heeft en invloed op de startende kinderopvangcentra heeft, vinden wij deze instantie geschikt om er voor te strijden dat er verschillende keuzemogelijkheden komen wat betreft kinderopvang. Vandaar dat wij Fundacion Pa Nos Muchanan aanbevelen om met startende kinderopvangcentra te onderhandelen over nieuwe vormen van opvangmogelijkheden.
Hoofdstuk 4 Begeleiding en ondersteuning 4.1 Adviezen Hulpverlenende instanties dienen opvoedingsadviezen en ondersteuning bij de opvoeding aan tienermoeders te geven. Hulpverlenende instanties dienen tienermoeders meer informatie en advies te geven over verschillende leeftijdsfasen van het kind. Hulpverlenende instanties dienen groepscursussen met betrekking tot opvoedingsondersteuning aan tienermoeders aan te bieden. Hulpverlenende instanties dienen aan tienermoeders meer begeleiding te bieden gericht op de sociale en emotionele kant van het moederschap. Hulpverleners dienen zich empatisch op te stellen ten opzichte van tienermoeders en dienen hun privacy te waarborgen. 4.2 Aanbevelingen 4.2.1 Opvoedingsadviezen en ondersteuning Voor sommige tienermoeders was het onduidelijk bij welke instantie zij terecht kunnen voor opvoedingsadviezen en ondersteuning bij de opvoeding. Het dient aanbeveling om een sociale kaart voor tienermoeders te ontwikkelen waarin duidelijk staat waar zij voor welke hulp terecht kunnen. Wij zien hierin een rol voor het WGK weggelegd. Het WGK is een instantie waar alle tienermoeders na hun bevalling terecht komen voor consultaties. Hierdoor is het voor het WGK mogelijk om alle tienermoeders te bereiken en in een vroeg stadium de weg te wijzen binnen de hulpverlening. Het is daarbij belangrijk dat alle medewerkers van het WGK op de hoogte zijn van de sociale kaart, wat betreft hulpverlening aan tienermoeders. Dit zodat zij goede wegwijzers in de hulpverlening kunnen zijn. Hoofdstuk 10 uit deel 3 ‘Resultaten hulpaanbod’ kan hiervoor een goede handleiding zijn. Sommige tienermoeders gaven aan dat zij op de hoogte waren van het hulpaanbod maar dat zij niet tevreden zijn over het hulpaanbod met betrekking tot opvoedingsadviezen en ondersteuning bij de opvoeding. Het WGK is, zoals eerder genoemd, een instantie waar alle tienermoeders terecht komen na hun bevalling. Tijdens de interviews is duidelijk geworden dat de meeste tienermoeders tevreden zijn met het hulpaanbod van het WGK. Zij hebben een vertrouwensrelatie ontwikkeld met deze instantie. Vandaar dat wij aanbevelen dat het WGK een rol speelt in het bieden van opvoedingsadviezen en ondersteuning bij de opvoeding. Dit kan in de vorm van een apart spreekuur voor tienermoeders waar zij bij de orthopedagoog terecht kunnen met vragen over de opvoeding van hun kind. Voor alle acht wijkbureaus geldt dat hiervoor een vast tijdstip wordt ingesteldt. Dit zodat het voor alle tienermoeders bereikbaar is en het duidelijk is waar en wanneer zij op spreekuur kunnen komen. 4.2.2 Informatie en advies over verschillende leeftijdsfasen van het kind Er is behoefte bij tienermoeders aan informatie en advies over verschillende leeftijdsfasen van het kind. Wij bevelen dan ook aan dat er cursussen / informatieavonden komen voor tienermoeders over de verschillende leeftijdsfasen van het kind. Dit kan er als volgt uit komen te zien: Voor de bevalling: Ouderschapscursus van het WGK. (Opgemerkt dient te worden dat deze cursus meer naamsbekendheid moet krijgen bij tieners, daar de deelname van tienermoeders gering is.) Direct na de bevalling (0 tot 6 maanden): Een cursus voor tienermoeders over de opvoeding
en verzorging van een baby. Deze cursus dient door het WGK opgezet te worden daar het WGK zich richt op de verzorging van alle baby’s op Aruba. Alle tienermoeders worden na de bevalling aangemeld bij het WGK en door een verpleegkundige bezocht en daardoor is het mogelijk dat alle tienermoeders geïnformeerd worden over deze cursus. De cursus kan dezelfde opzet hebben als de ouderschapscursus, maar is nu meer gericht op het tienermoederschap en de fase na de bevalling. De avonden worden dan ingevuld door verschillende deskundigen, zoals onder andere een verpleegkundige en maatschappelijk werker die ieder een ander onderwerp zullen behandelen. Bij deze cursus vinden wij het van belang dat er een maatschappelijk werker uitgenodigd wordt die gezamenlijk met de tienermoeders praat over het (tiener)moederschap. Wij vinden dit binnen de cursus passen, omdat enkele tienermoeders hebben aangegeven dat zij behoefte hebben aan aandacht voor de sociale en emotionele kant van het moederschap. Wij vinden dit een belangrijk onderwerp om deze cursus compleet te maken, echter hoort dit niet de aandacht weg te nemen van de behoefte aan informatie en advies omtrent de opvoeding in verschillende leeftijdsfasen. Vandaar dat wij het bij deze eerste cursus na de bevalling aan bod willen laten komen. Zo kunnen tienermoeders die meer aandacht willen voor de sociale en emotionele kant van het moederschap dit bij de maatschappelijk werker aangeven en kan zij deze tienermoeders doorverwijzen. Peuterfase (vanaf 18 maanden): Een informatie avond voor tienermoeders gericht op de verzorging en opvoeding van peuters, verzorgt door de Ouder- en Kindzorg van het WGK. De Ouder- en Kindzorg is binnen het WGK deskundig op het gebied van peuterzorg. Tijdens deze informatie avond zal een verpleegkundige, de diëtist en een orthopedagoog van het WGK spreken over de verzorging en opvoeding van een peuter. Zij zullen ook aandacht besteden aan hoe deze fase verschilt van de baby fase. Kleuterfase (vanaf 48 maanden): Een informatie avond voor tienermoeders gericht op de verzorging en opvoeding van kleuters, verzorgd door de Jeugdgezondheidszorg van Directie Sociale Zaken. Op dit moment is de Ouder- en Kindzorg van het WGK nog deskundig op het gebied van kleuterzorg. Echter zal de Jeugdgezondheidszorg in de nabije toekomst deze leeftijdscategorie overnemen. Vandaar dat wij vinden dat deze informatie avond verzorgd dient te worden door de Jeugdgezondheidszorg van Directie Sociale Zaken. Tijdens deze informatie avond zullen deskundigen spreken over de verzorging en opvoeding van een kleuter. Zij zullen ook aandacht besteden aan hoe deze fase verschilt van de vorige. Opgemerkt dient te worden dat tienermoeders, die deel mogen nemen aan deze cursussen en informatieavonden, niet perse tiener hoeven te zijn. Wij verstaan onder tienermoeders alle vrouwen die als tiener (tot en met 19 jaar) zwanger zijn geworden. Alle vrouwen die voor hun twintigste jaar zwanger zijn geworden mogen aan al deze cursussen en informatie avonden deelnemen. 4.4.3 Groepscursussen In de vorige aanbeveling is de behoefte aan een groepscursus met betrekking tot opvoedingsondersteuning verwerkt. 4.4.4 Sociale en emotionele kant van het moederschap In 4.4.2 is in geringe mate aandacht besteedt aan deze behoefte door in de eerste cursus na de bevalling hier tijdens een bijeenkomst aandacht aan te besteden. We hebben al aangegeven dat de verzorger van deze bijeenkomst (maatschappelijk werker) hierbij een verwijzende functie heeft. Niet alle tienermoeders die behoefte hebben aan begeleiding gericht op het
sociale en emotionele kant van moederschap, zullen deelnemen aan deze cursus. Wij bevelen aan dat het WGK hierin een signalerende en verwijzende functie aanneemt. Het WGK neemt vlak na de bevalling contact op met tienermoeders en meestal loopt dit contact gedurende langere termijn door. Hierdoor heeft zij de mogelijkheid deze behoefte te signaleren en de tienermoeder door te verwijzen. Wij bevelen hulpverleners aan om, wanneer zij deze behoefte bij de tienermoeder signaleren, door te verwijzen naar een maatschappelijk werker van Directie Sociale Zaken, afdeling immaterieel. Het WGK is deskundig op het gebied van lichamelijke verzorging en de orthopedagogen die zij in dienst hebben zijn deskundig op opvoedkundig gebied. Directie Sociale Zaken, afdeling immaterieel, is deskundig op psychosociaal gebied. Om overlapping te voorkomen zijn wij van mening dat er een duidelijk taakverdeling moet komen. Vandaar dat wij aanbevelen dat alle tienermoeders voor psychosociale hulpverlening worden doorverwezen naar Directie Sociale Zaken, afdeling immaterieel. Een goede samenwerking is hierbij vereist. 4.2.5 Empatische houding en waarborging privacy Binnen hulpverleningsinstanties is een empatische houding van hulpverleners en het waarborging van de privacy van de cliënt meestal een vanzelfsprekendheid dat dit een wens is van alle cliënten. Uit dit onderzoek blijkt dit niet altijd door de tienermoeders zo ervaren te worden. Vandaar bevelen wij aan om binnen alle instanties die hulp verlenen aan tienermoeders, nogmaals bij de medewerkers het belang van een empatische houding bij de hulpverlener en de waarborging van de privacy van de cliënt te benadrukken. Dit kan door middel van een memo of in een teamvergadering.
Hoofdstuk 5 Conclusies De adviezen die uit dit onderzoek naar voren zijn gekomen beantwoorden de onderzoeksvraag: ‘Hoe kunnen hulpverleningsinstanties op Aruba effectievere methodische ondersteuning bieden aan tienermoeders?’ Op basis van de adviezen en aanbevelingen die in dit deel worden weergegeven, kunnen hulpverleningsinstanties op Aruba effectievere methodische ondersteuning aan tienermoeders bieden. Dit betekent dat hulpverleninginstanties op Aruba op basis van de gegeven adviezen en aanbevelingen op een doeltreffende, weldoordachte manier een zeker doel kunnen bereiken in de hulpverlening aan tienermoeders. Tevens willen wij opmerken dat wij er van op de hoogte zijn dat verschillende instanties op Aruba beperkte financiële middelen en mankracht hebben. Bij het formuleren van de aanbevelingen hebben wij dit gegeven echter achterwege gelaten. Onze aanbevelingen zijn gebaseerd op het zo effectief mogelijk kunnen uit voeren van de adviezen. Door het hebben van beperkte financiële middelen en mankracht kan het voorkomen dat deze aanbevelingen niet in de door ons gepresenteerde vorm uitgevoerd kunnen worden. Toch zullen de aanbevelingen beschouwd kunnen worden als een doel waar de instantie naar toe blijft streven. Wij willen er nogmaals op wijzen dat de resultaten, adviezen en aanbevelingen niet generaliseerbaar zijn naar de totale populatie tienermoeders op Aruba. Dit vanwege het feit dat het aantal geïnterviewde onderzoekseenheden hiervoor te klein is. De resultaten, adviezen en aanbeveling zijn indicatief voor de gehele populatie tienermoeders op Aruba. Ten slotte willen wij opmerken dat tijdens het onderzoek gebleken is dat instanties op Aruba in zeer beperkte mate en ongestructureerd samenwerken. Om goede hulpverlening te kunnen bieden, is het van belang dat alle instanties, die met tienermoeders in aanraking komen of kunnen komen, van elkaars doelstelling en werkwijze op de hoogte zijn. Zo kunnen ze samenwerken, gebruik maken van elkaars deskundigheid en het hulpaanbod op elkaar afstemmen. Dit zal de hulpverlening ten goede komen.
Evaluatie 1
Productevaluatie
1.1 Weinig zicht op de werkelijkheid 1.1.1 De onderzoekseenheden Een afstudeerproject in het buitenland heeft voor ons project tot gevolg gehad dat wij tijdens de beginperiode van het project moeilijk zicht konden krijgen op de voor ons nodige informatie vanaf het eiland. Op een aantal punten heeft dit een belemmering voor ons betekend. Allereerst is het niet gelukt om vooraf aan het uitvoerend onderzoek op Aruba aan statische gegevens met betrekking tot tienermoederschap te komen. Dit heeft voor ons gevolgen gehad voor de bepaling van de onderzoekseenheden, daar wij de voorkeur hadden om per leeftijdscategorieën het aantal tienermoeders evenredig aan het procentuele aantal tienermoeders in die categorie te interviewen. Een ander gevolg van het ontbreken van deze statistische gegevens is dat wij het aantal interviews wat wij nodig achtten om de gegevens te kunnen generaliseren, niet vast te stellen was. We hadden totaal geen zicht op het aantal tienermoeders en hebben toen het aantal interviews vastgesteld op basis van wat wij dachten dat haalbaar zou zijn in de tijd die wij voor de uitvoering hadden en waarbij er toch voldoende gegevens zouden zijn om de onderzoeksvraag te kunnen beantwoorden. Aan het einde van het uitvoerende onderzoek kregen wij de beschikking over de benodigde statistische gegevens. Hieruit is gebleken dat de onderzoeksgroep te klein was om de resultaten te generaliseren naar de totale populatie tienermoeders. De resultaten zijn dan ook indicerend. 1.1.2 De hulpverleningsinstanties Dat wij in Nederland weinig zicht hadden op de samenleving van Aruba, hadden wij ook geen overzicht van de hoeveelheid en soorten hulpverleningsinstanties op Aruba. Dit maakte het moeilijk om hiervoor voorbereidend werk te doen, zoals bijvoorbeeld het maken van vragenlijsten. Via onze contactpersoon op Aruba hebben wij voor het uitvoerend onderzoek hier al wel enige informatie over gekregen, maar bij aankomst bleek dit veel uitgebreider te zijn. We hebben een lijst van ATHA gekregen met de meeste instanties die voor het onderzoek van belang waren. Op Aruba zelf was het voor ons makkelijker om zelf inzicht te krijgen in instanties die ook nog van belang waren voor ons onderzoek. 1.1.3 De onderzoeksvraag Vanuit Nederland hebben wij ook weinig zicht gehad op de taken en werkzaamheden van de ATHA en het WGK. Dit heeft ertoe geleidt dat wij aan het einde van ons verblijf op Aruba, toen we hier wel zicht op hadden, besloten hebben om de onderzoeksvraag en de vierde afgeleide vraagstelling aan te passen. Onze oorspronkelijke onderzoeksvraag bleek te nauw, daar deze toegespitst was op de ATHA en met name het WGK. Echter is gaandeweg de contacten met de ATHA door hen toch een bredere verwachting geschept, namelijk dat we niet alleen keken naar het WGK, maar ook naar andere instanties. Bovendien is tijdens het onderzoek op Aruba gebleken dat op veel gebieden het WGK niet de aangewezen instelling is om aan de hulpvraag van tienermoeders te voldoen, daar zij voornamelijk een medische instantie is in plaats van een methodische. Onze ontwikkeling in de beeldvorming van de vraag van de ATHA, het hulpaanbod van het WGK en het gehele hulpverleningsaanbod, heeft ons doen besluiten de onderzoeksvraag aan te passen zodat deze niet alleen toegespitst wordt op het WGK, maar ook op andere hulpverleningsinstanties.
1.2 De interviews 1.2.1 De ervaring van tienermoeders met instanties Tijdens de analyse van de interviews kwam naar voren dat sommige tienermoeders een bepaalde mening hadden over een hulpverleningsinstantie. Ondanks dat deze informatie niet rechtstreeks in verband stond met de beantwoording van de onderzoeksvraag, vonden wij dit toch wel informatie met waarde. Er zou bijvoorbeeld uit voren kunnen komen dat een groot aantal tienermoeders ontevreden was over een hulpverleningsinstelling, wat een belangrijk signaal is. Echter de ervaring met de hulpverlening was een onderwerp van de topiclijst, maar de interviewers hebben ieder hierbij andere voorbeelden van instellingen gegeven. De zestien respondenten zijn dus niet allemaal consequent naar de ervaring met dezelfde instanties gevraagd. Wij vonden de informatie die wij hierover hadden dan ook incompleet en hebben deze in het rapport achterwege gelaten. We vinden het jammer dat we dit niet eerder hebben opgemerkt, zodat we hier nog iets aan hadden kunnen doen. We waren immers in de gelegenheid om deze gegevens te achterhalen en nu blijven er belangrijke signalen liggen. 1.2.2 De onderzoeksgroep De topiclijst bevatte ook praktische vragen, zoals bijvoorbeeld leeftijd en hobby’s van de tienermoeder. Het doel hiervan was dat wij misschien opmerkelijke patronen zouden kunnen ontdekken. De onderzoeksgroep is hiervoor te klein gebleken. Van deze gegevens hebben wij dan ook geen gebruik gemaakt. 1.2.3 De expliciete hulpvraag van de tienermoeders In de eerste afgeleide vraagstelling wordt duidelijk de expliciete hulpvraag van de tienermoeders genoemd. Echter bleek het tijdens de interviews niet gepast om letterlijk naar een expliciete hulpvraag te vragen. We hebben door in te gaan op de hulpbehoeften en gebreken in de hulpverlening voldoende informatie verkregen over de hulpbehoefte en konden hieruit zelf de hulpvraag formuleren. 2. Procesevaluatie 2.1 Begeleiding op afstand Tijdens dit afstudeerproject hebben wij ervaren dat begeleiding op afstand moeilijk kan verlopen. In Nederland verliep de communicatie met de opdrachtgever en begeleiders op Aruba niet altijd even soepel. We hadden dan ook geen regelmatig contact en moesten geregeld lang wachten op reactie. Dit is soms belemmerend geweest, bijvoorbeeld wanneer wij bepaalde gegevens nodig hadden om verder te kunnen gaan met het project. Bij geen reactie hebben wij herhaaldelijk via e-mail om antwoord gevraagd. Wanneer het uitblijven van een reactie bedreigend werd voor een goede voortgang van het project, zijn wij over gegaan tot telefonisch contact. Eenmaal op Aruba was de begeleiding intensief. De problemen in de communicatie deden zich nu voor bij de begeleider in Nederland. We hebben hier ook weer herhaaldelijke e-mails gestuurd en uiteindelijk telefonisch contact opgenomen. Wij hebben hiervan geleerd dat begeleiding op afstand moeilijk is. Er dienen goede afspraken gemaakt te worden en deze moeten door beide partijen nagekomen worden. Daarnaast is gebleken dat doorzettings- en uithoudingsvermogen nodig is. 2.2 De projectgroepleden 2.2.1 Werk en privé Het afstuderen in het buitenland betekende dat wij ook buiten de uitvoering van het project met elkaar omgingen. Hierdoor hebben we elkaar goed leren kennen en een leuke tijd gehad. Daarnaast was het op deze manier wel erg moeilijk om werk en privé gescheiden te houden.
Zo moest je na een hevige discussie op het werk dit na werktijd los kunnen laten en elkaar weer als huisgenoten zien. Andersom gold dat persoonlijke kwesties geen invloed mochten hebben tijdens het werkproces. Deze scheiding was niet altijd even duidelijk maar over het algemeen zijn we hier toch goed in geslaagd. 2.2.2 Grenzen stellen Het feit dat we haast dag en nacht met de projectgroepleden bij elkaar waren, maakte het soms moeilijk om het werk van je af te zetten. We hebben er dan ook voor moeten waken om niet tijdens onze vrije tijd aan het project te werken. Het is hierin belangrijk geweest om de grenzen te bewaken. Zo hebben we bijvoorbeeld iedere keer duidelijke werktijden afgesproken. 3 Suggesties voor verder onderzoek 3.1 Tienervaders ATHA is niet alleen geïnteresseerd in tienermoeders, maar in het ouderschap. In dit onderzoek zijn de vaders van de kinderen van de tienermoeders aan bod gekomen met betrekking rol van de vader, gekoppeld aan de verwachting van de tienermoeder. Het lag niet binnen onze mogelijkheden om de vader uitgebreider bij het onderzoek te betrekken. Wij doen ATHA dan ook de suggestie om hier nader onderzoek naar te laten doen. 3.2 Seksualiteitstaboe Gedurende het onderzoek is het duidelijk geworden dat er op Aruba bij bepaalde groepen een taboe op seksualiteit heerst. Dit werkt belemmerend voor de verdere ontwikkeling van goede seksuele voorlichting en preventie. Wij doen de ATHA dan ook de suggestie om onderzoek te laten doen naar het taboe op seksualiteit en hoe deze te doorbreken is. Wanneer seksualiteit uit de taboesfeer wordt gehaald zal dit ten goede komen aan de ontwikkeling van seksuele voorlichting en preventie, daar er meer mogelijkheden zullen zijn doordat de weerstand zal afnemen.
Nawoord Wij willen de volgende sponsors bedanken voor het mede mogelijk maken van dit afstudeerproject: -
Nederlandse Vereniging voor Maatschappelijk Werkers (NVMW); Bres / Woondrecht Dordrecht; Clecon International; Albron; De kunstenaars, met name Charles Vergouwen, en natuurlijk de kopers; De Faculteit Gamma van de Hogeschool Brabant; Repro- en dictatenhandel Hogeschool Brabant; Alle mensen die een financiële bijdrage hebben gedaan.