Elkaar vrijlaten om Christus te volgen. Vier richtlijnen uit Romeinen 14 De Schutse, gezinsdienst; zondagochtend, 22 februari 2015 ‘Sometimes I feel like I’m caught between “What does it matter as long as Christ is preached?” and “If anyone preaches any other gospel, let him be accursed.”’ (Micah J. Murray) ‘If you say you are grace-filled, but you aren’t grace-full to others, you’ve forgotten what grace tastes like.’ (Ronne Rock) Inleiding Meerdere sprekers in charismatische kringen – de volle evangeliegemeenten en Pinkstergemeenten – heb ik horen verzuchten dat het niet meevalt om de gemeente op ‘het spoor der waarheid’ (1 Tim. 6:5; 2 Tim. 2:18; NBG) te houden. Er waaien zoveel ‘winden van leer’ (Ef. 4:14; NBG) langs! De afgelopen jaren zijn onder meer verschillende varianten van het welvaartsevangelie, de genadeleer en de lering van de Joodse wortels langs komen waaien. En ik voorspel u: er komen nog wel wat winden langs de komende periode. Een groeiende groep christenen hangt het preterisme – de Dag des Oordeels heeft de eerste eeuw na Christus plaatsgevonden – en het universalisme – uiteindelijk zal iedereen worden gered – aan. Paulus schrijft: ‘(…) als iemand u een ander evangelie verkondigt dan u ontvangen hebt: hij zij vervloekt!’ (Gal. 1:9b) Wat is het evangelie dat de Galaten ontvangen hadden? Wat is het evangelie dat Paulus zelf verkondigde? Ik kan u geruststellen: dat is precies het evangelie zoals dat hier in De Schutse wordt uitgelegd. Als u weleens in een andere gemeente komt, zult u daar een ander en dus onjuist evangelie horen. We hebben net gelezen hoe Paulus over de leidinggevenden en sprekers in andere gemeenten denkt... U begrijpt, ik ben wat aan het dollen. Ik ben niet zo goed in het vertellen van moppen, maar ik wil het toch eens proberen. Een groep evangelische christenen krijgt bij aankomst in de hemel een rondleiding van Petrus. ‘Hier, achter deze deur’, zegt Petrus, ‘vindt een samenkomst van Pinksterchristenen plaats.’ Hij opent de deur voorzichtig en laat de pas gestorven christenen door de kier kijken. Ze zien mannen en vrouwen die dansen op opzwepende muziek. Er zijn mannen en vrouwen die zingen in tongen, er zijn mannen en vrouwen die vallen in de Geest. Het ziet er heel indrukwekkend uit. Petrus sluit de deur weer en vervolgt de rondleiding. Achter de volgende deur die hij opent vindt een samenkomst van katholieken plaats. Er wordt Latijn gezongen, iemand is met wierook in de weer. De bijeenkomst ziet er duidelijk anders uit dan de bijeenkomst van de Pinksterchristenen, maar ook hier wordt God op een oprechte manier aanbeden. De deur gaat weer dicht en de groep evangelische christenen vervolgt de toer. Als de groep de volgende deur nadert, doet Petrus een vinger voor zijn mond. ‘Sst! Allemaal stil nu! We lopen deze deur op onze tenen voorbij’, fluistert hij. De groep volgt verbaasd de instructies van Petrus op en sluipt langs de deur, die Petrus gesloten laat. Als ze op enige afstand van de deur zijn fluistert één van de evangelische christenen: ‘Maar Petrus, waarom moesten we op onze tenen langs die deur? En waarom bleef die deur toch gesloten?’ Petrus antwoordt: ‘Achter die deur zitten de gereformeerd vrijgemaakten. Die denken dat ze hier alleen zijn.’ Weet u, er zijn Schutsenaren die fan zijn van Miel Vanbeckevoort en er zijn Schutsenaren die fan zijn van Andrew Wommack. Ik lees en luister onderwijs van beide broers en ik kan u zeggen: daar zit nogal wat licht tussen. Er zijn Schutsenaren die ‘G-d’ of ‘G’d’ schrijven, in plaats van ‘God’, om te benadrukken dat wij dezelfde God aanbidden als het volk van Israël en er zijn Schutsenaren die liever spreken over ‘Papa’, om te benadrukken dat onze God niet een god op afstand is, maar een god van dichtbij en dat Hij met ons wil optrekken en voor ons wil zorgen. 1
Ik ga vanochtend niet een korte introductiecursus ‘winden van leer’ geven. En ik ga ook geen standpunt innemen ten opzichte van de zojuist genoemde leringen. Dat vind ik meer iets voor Nico en de andere oudsten. Ik wil met u bespreken hoe wij, als Schutsenaren, ermee moeten omgaan dat we niet allemaal (precies) hetzelfde geloven. Lieve broers en zussen, laat er geen misverstand over bestaan: er is één Waarheid. We zien de Waarheid hier en nu alleen niet direct, maar via een spiegel, en we zien de Waarheid niet volledig (vgl. 1 Kor. 13:12). De vraag is: hoe gaan wij om met het feit dat wij, zoals we hier zitten, allemaal slechts een deel van de Waarheid zien? Ik geloof dat ons beperkte zicht de reden is dat Paulus ons aanmoedigt om met elkáár, met álle heiligen – let op: geworteld in de liefde, dat zeg ik vanochtend niet voor het laatst – de breedte en lengte en hoogte en diepte van de liefde van Christus te ontdekken (Ef. 3:17b-19a). We reageren enthousiast als andere denominaties, kerken van een andere smaak evangelisatiecampagnes organiseren of zich op praktische wijze dienstbaar maken. Dan zeggen we: ‘wat gebeuren er toch mooie dingen in Gods Koninkrijk!’ Maar als er iemand in onze kring over een bepaald onderwerp een ietwat afwijkende mening heeft, dan zijn we in alle staten. Is dat niet fascinerend? Ikzelf ben eerder aangemerkt als dwaalleraar. Ik kan u zeggen: dat vond ik knap vervelend. Tot ik van Willem Ouweneel hoorde dat je als leraar pas echt meetelt als je als dwaalleraar bent bestempeld. Ik heb het maar omarmd. Sinds ik ben aangemerkt als dwaalleraar, heb ik een hart gekregen voor de boodschap die ik vanochtend met u wil delen. Ik doe dat aan de hand van vier richtlijnen die Chuck Swindoll heeft gedestilleerd uit het eerste deel van Romeinen 14. Richtlijn 1: Anderen accepteren is een eerste vereiste om hen zichzelf te laten zijn ‘Aanvaard ieder die zwak is in het geloof, zonder zijn opvattingen te betwisten. De een is ervan overtuigd dat hij alles mag eten, terwijl een zwakke alleen maar plantaardig voedsel eet. Wie vlees eet, moet iemand die dat niet doet, niet minachten; en wie geen vlees eet, moet iemand die dat wel doet, niet veroordelen; God zelf heeft die ander immers als de zijne aanvaard. Wie ben jij, dat je jezelf een oordeel aanmatigt over de knecht van een ander? Of hij staat of valt, gaat alleen zijn heer aan. Hij zal trouwens staande blijven, want zijn heer is bij machte hem staande te houden.’ (Rom. 14:1-4) Het is fascinerend om te zien welke ruimte Paulus de gemeenteleden hier laat! Er zijn christenen, ook onder ons, die zich aan de Joodse spijswetten houden. En ik zal u zeggen, tot een paar jaar geleden was ik ertoe geneigd om een felle discussie aan te gaan met broers en zussen die de spijswetten houden. ‘Kom op zeg! Je bent niet onder de wet (bijv. Gal. 3:10, 5:18)! Laat je niet wederom een slavenjuk opleggen (Gal. 5:1)!’ Ja, de brief aan de Galaten was mijn favoriete brief. Wat kan je dáár fijn wettische christenen mee bashen! Maar wat nu als die christenen die de spijswetten houden die wetten niet houden omdat zij zich daartoe verplicht voelen – ‘gij zult!’ – maar andere motieven hebben? Er zullen toch ook geboden in de wet van Mozes zijn opgenomen die zijn bedoeld om de gezondheid te bevorderen? Dat varkensvlees niet heel gezond is, kan je ook in seculiere bronnen vinden, om maar een voorbeeld te noemen. Dus als een christen zich aan de spijswetten houdt, is-ie dan betoverd (Gal. 3:1)? Of heeft hij of zij ook onder de genade goede argumenten om de spijswetten te houden? Ik heb me een tijd gesterkt gevoeld door de tekst die ik zo-even las, omdat Paulus de christenen die niet alles eten zwak in het geloof noemt. ‘Ha! Ík weet dat ik alles mag eten! Dus ík ben stérk in mijn geloof!’ Oei, ik ging er mooi aan voorbij dat Paulus zich in Romeinen 14 juist richt op de christenen die sterk in het geloof zijn – of in elk geval dénken dat zij sterk in het geloof zijn. Paulus schrijft hier over eten. Wie meent dat hij alles kan eten zit in het kamp van de sterken, wie meent dat hij niet alles kan eten zit in het kamp van de zwakken. Maar er zijn gemakkelijk andere onderwerpen te bedenken, waarbij er misschien een heel andere lijn door de kampen loopt. Denk eens aan het 2
uiterlijk. Zou een vrouw make-up en sierraden mogen dragen? Er zijn christenen die menen van niet, er zijn christenen die menen van wel (vgl. 1 Tim. 2:9-10; 1 Petr. 3:3-4). Zou een vrouw het haar lang en een man het haar kort moeten dragen (vgl. 1 Kor. 11:5 e.v.)? Mogen christenen meedoen aan de bingo (vgl. bijv. 1 Tim. 6:10; Heb. 13:5; Spr. 13:11)? Er zijn christenen die plezier hebben met een bingo. Volgens andere christenen is bingo van de satan. Mag je, als getrouwde man, uit eten met een andere vrouw dan je eigen? Even tussendoor: ik ben hier op het Schouwburgplein eens gespot door iemand toen ik aan het lunchen was met een vriendin. Degene die dat gezien heeft – ik weet niet wie, God heeft mij gezegend met een waardeloos geheugen – is vervolgens bij Sara gaan informeren of zij hiervan op de hoogte was. Tja. Mag je naar de bioscoop? En zo ja, mag je dan in november naar de nieuwe James Bond – die vrouwenverslinder en koelbloedige moordenaar – gaan zien (vgl. bijv. Mat. 6:22; Luc. 11:34; 1 Kor 15:33)? Moet je als Schutsenaar proberen zoveel mogelijk Schutseactiviteiten bij te wonen of moet je juist vooral tijd doorbrengen met on- of andersgelovige vrienden, familieleden en collega’s (vgl. Mar. 4:21-22; Mat. 5:13-16; Luc. 8:16-17; 1 Petr. 2:12)? En mag je dan – ook omdat je dat gewoon leuk vindt – hangen in de kroeg, als fatsoenlijk christen? (Waarom zou Jezus in Zijn tijd op aarde bekend hebben gestaan als een vreetzak, een zuiplap en een vriend van hoeren en tollenaars (Mat. 11:19; Luc. 7:34)?) Misschien heeft u over de zo-even genoemde onderwerpen een uitgesproken mening. Dat komt goed uit: ik ook. En weet u, wat een aantal onderwerpen betreft had Paulus dat ook. Over James Bond heb ik niks kunnen vinden in Paulus’ brieven, maar over haardracht had hij bijvoorbeeld wél een duidelijke mening. Paulus vond ‘dat als een man lang haar draagt, het een oneer voor hem is’ (1 Kor. 11:14; HSV). Ha! En als Paulus het zegt, … Ja, wat dan? Dan niks. Paulus schrijft direct daarna namelijk: ‘(…) als iemand op twist uit lijkt te zijn, wij hebben een dergelijke gewoonte niet, en de gemeenten van God evenmin.’ (1 Kor. 11:16; HSV) Ga een broeder met lang haar niet lastigvallen met uw mening over hoe een man zijn haar volgens u zou moeten dragen. Paulus wijst ons erop dat wij niet op onze broers en zussen moeten neerkijken. We moeten onze broers en zussen niet minachten. We moeten onze broers en zussen niet veroordelen. Want ‘(w)ie ben jij, dat je jezelf een oordeel aanmatigt over de knecht van een ander?’ (Rom. 14:4a) Als Paulus een Rotterdammer was geweest, had hij heel goed ‘kijk naar je eige!’ gezegd kunnen hebben. Wie bent u? Wie ben jij? Ieder gaat zijn of haar weg met de Heer. En de Heer, zo schrijft Paulus, zal ervoor zorgen dat de broer of zus die zwak is (in uw ogen) overeind blijft. Dat vinden wij nogal eens lastig. We gaan graag op de stoel van onze Heer zitten om anderen te vertellen wat ze moeten doen en laten. Dat brengt me bij de tweede richtlijn. Richtlijn 2: Weigeren anderen de wet voor te schrijven, geeft de Heer ruimte hun leven te leiden ‘De een maakt onderscheid tussen de dagen, voor de ander zijn ze alle gelijk. Gun ieder zijn eigen overtuiging. Wie aan een bepaalde dag waarde hecht, doet het om de Heer, en wie eet, eet ter ere van de Heer, want hij dankt God. Wie iets niet eet, laat het ter ere van de Heer, en ook hij dankt God. Niemand van ons leeft immers voor zichzelf alleen, en niemand sterft voor zichzelf alleen. Zolang wij leven, leven wij voor de Heer, en sterven wij, dan sterven wij voor de Heer: of wij leven of sterven, Hem behoren wij toe.’ (Rom. 14:5-8) Wat zegt Paulus nú weer? ‘Gun ieder zijn eigen overtuiging’, dat klinkt fout! Heeft Paulus een klap van de molen gekregen? Was hij soms beïnvloed door het postmoderne denken? Ik denk dat Paulus de Romeinen vooral op het hart wil drukken niemand te bashen. Iedereen heeft zijn eigen verantwoordelijkheid. Er waren in Rome christenen die de genade als wet hanteerden. Dat gebeurt. Dan wordt het: ‘Gij zult geen sabbat vieren’ en ‘gij zult varkensvlees niet laten staan’ en ‘gij zult geen pak, maar casual kleding dragen als gij preekt’. Serieus, als ik een spijkerbroek aan heb op het podium, dan zeggen mensen: ‘Waarom heb je geen pak aan? Je bent wel een dienstknecht van de Heer!’ Maar als ik dan een pak aan heb – gewoon, om de mensen die dat graag hebben ter wille te 3
zijn – dan zijn er mensen die zeggen: ‘Heb je je oren nou laten hangen naar die wettische christenen? Trek toch een spijkerbroek aan als je spreekt!’ Hoera, de genade in wetverpakking. Geef mensen de ruimte hun eigen overtuiging te vormen. Maar dat is toch heel gevaarlijk? Ja, dat is reuze gevaarlijk. Chuck Swindoll schrijft daar het volgende over: 'Er is maar een dunne scheidslijn tussen verantwoord leiderschap en dogmatische controle. Mensen moeten geïnformeerd worden, alle risico’s daar gelaten. Vervolgens moeten we hen vrijlaten om hun eigen overtuiging te vormen. Waarom moet een predikant voortdurend allerlei voorschriften en richtlijnen uitvaardigen? Dat lijkt me afschuwelijk paus-achtig. Zijn we zo ver van de genade afgedwaald? U zult nooit opgroeien, zolang u uw waslijsten wilt hebben, zolang u het merendeel van uw opvattingen van mij of andere christelijke leiders moet hebben. Het is niet mijn roeping, als dienaar van het evangelie, een groep trouwe toehoorders uit te buiten of het geweten van deze mensen te zijn. Het is mijn verantwoordelijkheid de waarheden van de Bijbel zo nauwkeurig mogelijk te onderwijzen, en een levensstijl voor te leven die God behaagt (…), en anderen de vrijheid te gunnen om gehoor te geven aan Gods leiding in hun leven. Voor mij heeft dat goed gewerkt. Ik ben van plan zo door te gaan.’ (Charles R. Swindoll, Genade is een risico, Hoornaar: Gideon 1993, p. 49) Swindoll zegt dus dat je als leraar mensen moet uitleggen hoe het evangelie in elkaar zit én je moet het voorleven. Als je leven niet in overeenstemming is met wat je vertelt, dan gaat er geen kracht van uit. Paulus kwam niet een zoveelste lering brengen, Paulus kwam zichzelf brengen (vgl. 1 Tess. 2:8; 2 Kor. 12:15). Wij zijn de boodschap, het evangelie, als het goed is ook zelf (vgl. 2 Kor. 3:2-3). Met Swindoll heb ik weleens het idee dat christenen liever een waslijst willen met een overzicht van wat wel en wat niet mag. Zo, klaar. Lekker duidelijk. Ik zie het al voor me: Jezus Die ieder jaar op de Olijfberg een geüpdatete versie van Het Goede Christelijke Leven komt bezorgen. Deze keer met een aparte bijlage over hoe we ons op social media moeten gedragen. Alsjeblieft zeg… Jezus heeft ervoor gekozen niet een boek achter te laten met een antwoord op elke vraag. Hij heeft ons Zijn Geest gegeven. Die kan ons helpen de woorden te interpreteren die (wél) zijn opgetekend door door Hem geïnspireerde mensen én Hij kan ons helpen een antwoord te bedenken op vragen en problemen die níet aan de orde komen in de Bijbel (bijvoorbeeld omdat ze 2000 jaar geleden helemaal niet aan de orde waren). Er zijn christenen die de Heilige Geest te abstract, te vaag vinden. Ik kan u zeggen: de Heilige Geest is niet abstract en vaag. Hij kan heel duidelijk zijn, als je naar Hem leert luisteren. Door naar de derde richtlijn. Richtlijn 3: Anderen vrijlaten wil zeggen dat we ons nooit een houding aanmatigen die ons niet past ‘Daarvoor is Christus gestorven en weer levend geworden: om Heer te zijn over doden en levenden. Met welk recht veroordeel jij je broeder? En jij, waarom kleineer jij je broeder? Wij zullen allemaal verschijnen voor de rechterstoel van God. Want er staat geschreven: Zowaar Ik leef, zegt de Heer, voor Mij zal elke knie zich buigen en ieders tong zal God bejubelen. Zo zal dan ieder van ons tegenover God rekenschap moeten afleggen van zichzelf. Laten wij dus voortaan elkaar niet veroordelen; neem u liever voor uw broeder geen aanstoot of ergernis te geven.’ (Rom. 14:9-13) Ik wil graag drie korte reclamespots van Ameriquest, een, inmiddels failliet gegane, Amerikaanse kredietverstrekker, laten zien: https://www.youtube.com/watch?v=MmiwbRXIWvs https://www.youtube.com/watch?v=ieaYNBI6yFo 4
https://www.youtube.com/watch?v=Cg6Kg_7oMKY We hebben vaak geen idee van de omstandigheden waarin anderen zich bevinden. Voor sommige broers en zussen moet ik dat nog een keertje zeggen: we hebben vaak geen idee van de omstandigheden waarin anderen zich bevinden. Lieve mensen, we hebben vaak geen idee wat er bij onze buurman of -vrouw in De Schutse thuis gebeurt. Waarom niet? Heel simpel: De Schutse is een grote gemeente en je kan niet met iedereen bevriend zijn. Zelfs als je sociale leven zich tot De Schutse zou beperken – wat ik voor niemand van u hoop –, lukt het niet om met iedereen een hartsrelatie op te bouwen. Ik vind dat wel eens jammer, maar het is nu eenmaal zo. Maar dat betekent dus ook dat je niet voor anderen moet gaan invullen wat zij wel of niet moeten doen. De filmpjes die we net hebben gezien illustreren dat je door een beperkte blik een heel verkeerd beeld van een situatie kan hebben. Als u van deze spreekbeurt íets zou moeten onthouden, zou dat het zijn. Denk aan deze filmpjes. Richtlijn 4: Anderen liefhebben eist van ons dat we onze vrijheid op een wijze manier uiten ‘Laten wij dus voortaan elkaar niet veroordelen; neem u liever voor uw broeder geen aanstoot of ergernis te geven. Ik weet, ik ben ervan overtuigd door mijn verbondenheid met onze Heer Jezus, dat niets onrein is uit zichzelf. Iets is alleen onrein voor hem die het als zodanig beschouwt. Maar als jij je broeder grieft door een bepaalde spijs te gebruiken, handel je niet meer volgens de liefde. Stort met je eten niet iemand in het verderf voor wie Christus is gestorven. Bezorg je goede zaak geen slechte naam. Het koninkrijk van God is geen kwestie van spijs en drank, maar van gerechtigheid, vrede en vreugde door de heilige Geest. Wie op deze wijze Christus dient, is God welgevallig en geacht bij de mensen.’ (Rom. 14:13-18) ‘Het koninkrijk van God is geen kwestie van spijs en drank’ en ik kan dat lijstje eenvoudig aanvullen. Het koninkrijk van God is ook geen kwestie van kleding, van haardracht, van muziekstijl, van humor… Ik teken nu een paar weken wekelijks een cartoon voor een christelijke website. Als je sommige reacties mag geloven, dan zijn sommige cartoons godslasterlijk. Zijn ze godslasterlijk of is humor een kwestie van persoonlijke voorkeur? Ik denk dat je kan zeggen dat, ingeval iets niet uitdrukkelijk in het Nieuwe Testament als slecht wordt bestempeld – ‘hoererij, onreinheid, losbandigheid, afgoderij, toverij, veten, twist, afgunst, uitbarstingen van toorn, zelfzucht, tweedracht, partijschappen, nijd, dronkenschap, brasserijen en dergelijke’ (Gal. 5:19b-21a, vgl. bijv. Kol. 3:5) – het een kwestie van persoonlijke voorkeur is. Het heeft te maken met de cultuur waarin u leeft, de opvoeding die u heeft gehad, dat soort dingen. Verder heeft het te maken met – ik zeg het maar voorzichtig – geestelijke gesteldheid. Niet iedereen bevindt zich op hetzelfde geestelijke niveau. Sommige mensen hebben meer behoefte aan sturing en houvast die duidelijke regels bieden. Sommige mensen hebben die behoefte niet (meer) en laten zich liever leiden door de Heilige Geest. Pas hoorde ik in de trein twee christenen discussiëren over de vraag of je wel of niet een wijntje kan drinken. Buiten het Avondmaal natuurlijk. En mag je dan één wijntje, twee wijntjes, … Ook hier geldt: sommige christenen zouden zó graag dat lijstje willen. ‘Zeg ons! Hoeveel wijntjes mogen wij?’ Mijn antwoord is: ‘dat hangt ervan af.’ Een typisch juristenantwoord, trouwens. Laat mij dat toelichten. De één is na één wijntje zichzelf al niet meer. De ander kan prima drie wijntjes drinken en nog volkomen zichzelf zijn. Weer een ander heeft een verleden van drankmisbruik en is nog gevoelig voor alcohol. Als hij één wijntje drinkt, wordt het gauw een fles. En nog één. Enzovoort. Dus of u een wijntje mag en hoeveel wijntjes mag, hangt af van uw situatie en, en dat is de kern van de vierde richtlijn, als u in gezelschap verkeert ook van uw gezelschap. Als u goed tegen alcohol kan, maar u bent in het gezelschap van iemand met een zwakte op dat punt, dan zou u geen alcohol moeten nuttigen. Dat is de verantwoordelijkheid die de volwassen christen heeft. Uitleiding 5
‘Maar Walter, nu gooi je toch een aantal wezenlijk verschillende dingen op één hoop. Paulus schrijft over de sabbat, over eten en drinken, maar níet over leringen! Hij gaat toch niet voor niets zo tekeer tegen dwaalleraars (bijv. 1 Tim. 4:1 e.v.; 2 Tim. 2:14 e.v., 3:6-9)?’ Ja, hoe zit dat nou? Ik denk dat het een misvatting is dat Paulus’ stelling ‘(g)un ieder zijn eigen overtuiging’ (Rom. 14:5b) niet over leringen gaat. Paulus gaat in zijn brief aan de Galaten namelijk enorm tekeer tegen christenen die zich willen laten besnijden – ‘als u zich laat besnijden, zal Christus u niets baten’ (Gal. 5:2). Dit is niet zomaar een voorschrift uit de categorie ‘eten en drinken’. Paulus waarschuwt de Galaten voor de lering van de Joodse wortels, die in Galatië rond waaide. Een dwaalleer. En tóch lezen we in Handelingen dat Paulus nota bene Timotheüs laat besnijden voor hij met hem op reis gaat, om de Joden ter wille te zijn (Hand. 16:3). Wat? Voor pasbekeerde broers en zussen is Paulus, denk ik, niet goed te volgen. Maar enfin, de besnijdenis van Timotheüs is een preek op zichzelf. Wat ik maar wil zeggen: de richtlijnen die ik vanochtend met u heb gedeeld, zijn ook van toepassing als het gaat over (dwaal)leringen. Jezus bad, vlak voor Hij werd gearresteerd, dat zij die in Hem geloven allen één mogen zijn. ‘Zoals U, Vader, in Mij bent en Ik in U, zo moeten zij in Ons zijn, zodat de wereld kan geloven dat U Mij hebt gezonden.’ (Joh. 17:21) Er is niks mis met discussiëren over ons geloof. Sterker: ik denk dat dat te weinig gebeurt. Wat wél gebeurt, is dat christenen elkaar lastig vallen met hun mening. Maar aan iemand jouw mening verkondigen is iets anders dan discussiëren. Voor een discussie zijn twee elementen van belang. In de eerste plaats moet u openstaan voor de ander. Zou het kunnen dat u niet het hele plaatje ziet? Zou het kunnen dat u niet alle relevante argumenten op een rijtje heeft? Ik kan u zeggen dat ik de afgelopen jaren op een aantal punten mijn mening heb moeten bijstellen. En ik denk dat ik de rest van mijn leven nog zal leren en dús mijn visie op bepaalde onderwerpen zal moeten bijstellen. Als u altijd al weet dat u gelijk hebt, valt er niks meer te leren en kunt u ook discussies beter mijden. Het tweede element dat van belang is voor een goede discussie, ligt in het verlengde van het eerste element: u moet goed kunnen luisteren naar uw gesprekspartner. Zoals Jakobus schrijft: we moeten sneller zijn in het luisteren en langzamer in het praten (Jak. 1:19). Zoals ik aan het begin van mijn spreekbeurt zei: wij zijn aan elkaar gegeven om geworteld in de liefde de breedte en lengte en hoogte van de liefde van Christus te ontdekken. Discussieer dus vooral met elkaar, maar doe dat dan op een liefdevolle manier. Zoals Bob Goff tweette: ‘The way we treat the people we disagree with the most is a report card on our faith.’ De manier waarop we mensen behandelen met wie we van harte van mening verschillen, laat zien hoe het met ons geloof gesteld is. Als u bent vrijgekocht door genade, als u een genadige God dient, benader mensen met wie u van mening verschilt dan ook op een genadevolle manier. We moeten elkaar zeker ook (blijven) aansporen om achter Jezus aan te gaan. Deze spreekbeurt is niet bedoeld om u een vrijbrief te geven allemaal lekker uw eigen plan te trekken. Nee! Als dat is wat u vanmorgen hebt gehoord, hebt u héél selectief geluisterd. Deze spreekbeurt is bedoeld om u zich ervan bewust te maken dat iedereen zijn eigen pad met de Heer gaat én er soms – ik bedoel: vaak – omstandigheden in het leven van de broer of zus die we willen aanspreken zijn die we niet kennen. Natuurlijk moeten we elkaar (blijven) aanspreken op verkeerde gedragingen (of: ogenschijnlijk verkeerde gedragingen). Maar doe dat steeds met een open, liefdevol hart. De Heer zegene u.
Ere wie ere toekomt: de vier richtlijnen zijn overgenomen uit Charles R. Swindoll, Genade is een risico, Hoornaar: Gideon 1993, p. 150 e.v. Alle Bijbelteksten zijn, tenzij anders vermeld, overgenomen uit de Willibrordvertaling, herziene editie, 1995 Copyright © 1995 Katholieke Bijbelstichting. Voor de teksten overgenomen uit de Herziene Statenvertaling
6
Copyright © 2010 Stichting HSV, voor de tekst overgenomen uit de Groot Nieuws Bijbel (herziene editie), © Nederlands Bijbelgenootschap & Katholieke Bijbelstichting 1996 en voor de woorden overgenomen uit de NBGvertaling 1951, © Nederlands Bijbelgenootschap 1951.
7