CentriC it solUtions • oKtoBer 2010
Prins Constantijn geeft zijn visie op Digitale Agenda 2020 Als we economische groei willen realiseren en onze welvaart willen behouden, moet Europa op digitaal gebied de teugels sterker aantrekken. Dat staat in de Digitale Agenda, die eurocommissaris Neelie Kroes afgelopen juli in Brussel presenteerde. De Digitale Agenda geeft de prioriteiten van de Europese Commissie weer voor de komende vijf jaar op het terrein van de digitale samenleving voor alle Europese burgers. Prins Constantijn van Oranje-Nassau heeft ruime ervaring op het gebied van telecommunicatie en ICT. Hij maakt als senior adviseur deel uit van het nieuwe kabinet van Kroes en is medeverantwoordelijk voor de uitrol van de Digitale Agenda binnen Europa. De redactie vroeg hem naar zijn visie.
Met het KCC kunnen de inwoners van de Lichtstad via een professioneel callcenter en digitaal loket 24/7 informatie Waarom is de Digitale Agenda geïntroduceerd als dé belangrijkste internetstrategie voor Europa?
Omdat de Digitale Agenda moet, kan en zal bijdragen aan het aan de praat krijgen van de Europese economie. Het is bedoeld als positieve agenda naar de toekomst.ICT is van belang voor de economische groei, het creëren van banen en welvaart. Daarnaast is ICT een onmisbaar element in het oplossen van grote maatschappelijke vraagstukken, zoals klimaat, energie, transport en de zorg. Waar denkt u dan aan?
We hebben bijvoorbeeld te maken met een sterk vergrijzende samenleving. Daardoor moeten we met
‘ICT moet de economie redden’ 1
Prins Constantijn geeft zijn visie op Digitale Agenda 2020 te informeren. De tijd van afwachten tot de markt het vanzelf doet, is allang voorbij. Dat kan de markt simpelweg niet alleen. We gaan vanuit de Commissie zelf meer het voortouw nemen.
minder mensen voor meer mensen zorgen. De productiviteit moet dus aanzienlijk omhoog als we hetzelfde niveau van zorg willen behouden. ICT is daar bij uitstek geschikt voor, want de helft van de productiviteitsgroei is aan de toepassing van ICT te danken.
Overal in Europa is de situatie anders voor wat betreft dekkingsgraad, eigendom infrastructuur en aanwezige financiële middelen. Nederland heeft bijvoorbeeld veel meer financiële mogelijkheden dan een land als Polen. Hoe gaat u dat verschil tussen de lidstaten managen?
Hoe gaat u ervoor zorgen dat ICT optimaal wordtingezet om de grote maatschappelijke problemenbinnen Europa op te lossen?
De focus vanuit de Commissie ligt in eerste instantie op het bevorderen van investeringen in breedband in alle Europese lidstaten. Ultrasnel internet wordt onmisbaar voor mensen en organisaties in de komende eeuw. We hebben in de Digitale Agenda uitgesproken dat elke Europese burger in 2013 toegang moet hebben tot breedband en in 2020 tot snelheden boven de 30 MB. Dat is nodig om grootschalig breedbandige communicatietoepassingen in bijvoorbeeld de energiesector, zorg of het onderwijs uit te rollen. Eerst moet de infrastructuur, de digitale snelweg, er liggen, voordat we de technologische mogelijkheden optimaal kunnen benutten.
De grootste uitdaging ligt in landen waar nog geen of nauwelijks snel breedband is. Door in breedband te investeren, kunnen ze een gebrek in een voorsprong omzetten. Een leuk voorbeeld van het ombuigen van een nadeel in een voordeel is Nairobi. Daar lopen ze met mobiel betalingverkeer voorop,omdat er geen snelle internetverbinding voorhanden is. Of kijk naar Estland, dat liep op alle gebieden ver achter, maar doorgerichte keuzes is het binnen Europa één van de koplopers op het gebied vanelektronische overheid en breedbandtoepassingen. Daarom willen wij de lidstaten die achterblijven helpen door de inzet van structuurfondsen en door best practices uit andere gebieden met ze te delen. We monitoren jaarlijks de voortgang in de lidstaten. Identificeren de zwakke punten en kunnen op basis daarvan actie ondernemen. Stilstaan is geen optie. Voor de EU geldt bovendien dat de kracht van de individuele lidstaten, het geheel versterkt. Maar Europa is nog steeds een lappendeken van aparte landjes. Er is beslist nog geen sprake van één digitale markt. We kunnen als EU-landen veel van elkaar leren, elkaar versterken. Daarom is de Digitale Agenda ook bedoeld als motiverende factor, een verplichting aan onszelf.
Wie moet ervoor zorgen dat die digitale infrastructuur uiterlijk in 2013 is uitgerold?
De lidstaten moeten dit zelf oppakken. Door bedrijven te stimuleren te investeren, door samen met die bedrijven te investeren, of door het gewoon zelf te doen. En dat alles uiteraard wel binnen de Europese staatssteun- en mededingingsregels.
‘Elke Europese burger moetin 2013 toegang hebben totbreedband.’
Nederland loopt binnen Europa voorop in publieke en private investeringen voor breedbandaansluitingen. Moet Nederland de prioriteiten daarom op andere gebieden richten?
Nee, want voor Nederland is niet Europa, maar de wereld de benchmark. Nederland én de rest van Europa lopen achter op Azië en de Verenigde Staten als het gaat om glasvezelaansluitingen. Vooral de snelheid van de Nederlandse infrastructuur kan verder omhoog, net als het aantal mensen dat is aangesloten op dat supersnel internet. De upload-snelheden zijn op dit moment nog te laag om grootschalig breedbandige communicatietoepassingen in de gezondheidszorg of in het onderwijs uit te rollen. Ook zien we in Nederland veel succesvolle, lokale breedbandige initiatieven, die echter veel problemen hebben bij het opschalen naar een regionaal of nationaal niveau. En dan zijn er de netwerkeffecten. Hoe meer mensen zijn aangesloten, hoe hoger het maatschappelijk en economisch nut. Die netwerkeffecten van het internet zijn bekend, maar beleidsmatig nog onvoldoende onderkend.
Is het zo simpel?
Nee dat niet. Er zijn uiteraard obstakels. Zo heeft elke lidstaat te maken met allerlei overheidsregels die een grote rol spelen bij de aanleg van de infrastructuur. Denk alleen al aan het openbreken van wegen en trottoirs. Een groot deel van de investeringskosten zit simpelweg in het spitwerk. De lokale regelgeving kan daarbij enorm hinderen en zal dus aangepast moeten worden. Daarnaast is de aanleg in dunbevolkte gebieden soms niet rendabel voor bedrijven. Zonder overheidssteunkom je er dus niet. Daarom zullen wij alle nationale en regionale overheden nadrukkelijk aansporen te komen tot publiek-private samenwerking voor de aanleg van breedbandige verbindingen. Hoe gaat u dat doen?
Door erop te blijven hameren dat regionale overheden de Europese structuurfondsen die ze ontvangen, investerenin de digitale infrastructuur. Want deze investeringen zijn nog relatief nieuw en onbekend en moeten concurreren met andere doelstellingen van overheden. Daarom is het onze taak overheden op alle niveaus hierover goed
Wat moet Nederland concreet doen om binnen de voorgeschreven kaders van de Digitale Agenda in ieder geval niet achterop te raken bij de andere lidstaten?
2
Prins Constantijn geeft zijn visie op Digitale Agenda 2020 ideaal openbaar platform, waarop ook bedrijven of instellingen kunnen aansluiten. Het KNMI kan bijvoorbeeld met de antennes kernproeven registreren en onderzoek doen naar onweer, regen of aardschokken. Dit soort sensornetwerken kan in de toekomst op steeds meer terreinen worden toegepast. Voor grootschalige verkeersobservatie, publieke veiligheid, defensie of in de zorg.
Nederland heeft de potentie om voorop te lopen als de centrale overheid, gemeenten en het bedrijfsleven blijven investeren in sneller breedband en in het scheppen van een goed ondernemersklimaat. Daarnaast moet Nederland proberen binnen Europa het voortouw te nemen met het uitbuiten van een aantal technologische ontwikkelingen, waar het land in uitblinkt. Nederland kan bijvoorbeeld een voortrekkersrol spelen in het effectief toepassen van ICT in het elektriciteitsnet, of in de zorg. Als je daar best practices voor ontwikkelt, kun je zelf veel invloed uitoefenen en voorkom je dat je achter andere landen aanloopt. Door urgente problemen en de inzet van een paar enthousiaste medewerkers van bedrijven of overheden gebeurt dat oplokaal niveau veel sterker dan landelijk. Lokaal durft men zich sneller met nieuwe technologische toepassingen te onderscheiden, bijvoorbeeld op het gebied van publieke dienstverlening en mobiliteitprogramma’s. Steden voelen onderling een gezonde concurrentie en hebben daardoor een sterkere prikkel om te innoveren dan landen. Dat vind ik leuk, daar zit dynamiek in. Wij stimuleren dat vanuit de Commissie en nodigen de innovators graag uit om bij ons in Brussel de best practices te tonen,of vragen de innovators zich aan te melden als pilot voor programma’s, zoals het ‘Future Internet Public Private Partnership, waarin iedereen nieuwe internettechnologieën en marktgerelateerde diensten kan ontwikkelen. Je hebt dit soort initiatieven gewoon nodig om een openbaar platform te creëren, zodat je iets in gang kuntzetten.
‘De Digitale Agenda is een verplichting aan onszelf.’ Hoe kunnen we dit soort sensornetwerken in de publieke dienstverlening dan het beste inzetten?
De vuilnisophaaldienst is een mooi voorbeeld. Het ophalen van vuilnis gebeurt nu op basis van een wekelijks schema, maar het is veel efficiënter dit op grond vanvolume en behoefte te doen. Door elektronische sensoren te koppelen aan de afval-systemen kun je direct in beeld brengen waar het ophalen van afval wel of nietnodig is. Dit vergt een stukje investering door de overheid, maar dat haal je door efficiënter te werken ruimschoots terug. Een ander voorbeeld is de energiemarkt. Het inschatten van de behoeften gebeurt elk jaar vooraf bij benadering. Daardoor hebben we vaak veel overcapaciteit. Door slimme energiemeters te koppelen aan een openbaar publiek platform kan de toevoer beter worden afgestemd op de behoefte van de consument. Voordeel voor de consument is bovendien dat hij realtime inzage krijgt in de afname en bijbehorende kosten in plaats van achteraf. Verder is uitbreiding van ICT-mogelijkheden in de zorg onontkoombaar. We moeten met minder verzorgers meer mensen helpen. Met de inzet van sensoren kun je
Kunt u daar een voorbeeld van geven?
Vanuit de markt is het ontstaan van deIphone een mooi voorbeeld. Mobiel internet kwam in Nederland langzaam van de grond. Met de introductie van de Iphone kwam daar verandering in. Er werd een openbaar platform gecreëerd, waarop het publiek kan aansluiten en waarvoor apps ontwikkeld kunnen worden. Sindsdien stijgt het gebruik van mobiel internetexplosief. Ander voorbeeld is het LOFAR-project, dat is ontstaan uit de ambitie van Nederlandse sterrenkundigen en het betrokken bedrijfsleven om nog beter wetenschappelijkonderzoek naar verschijnselen in de ruimte te doen. Het resulteerde in de ontwikkeling van de grootste radiotelescoop ter wereld, die in Drenthe staat. De telescoop bestaat uit een netwerk van 25.000 kleine antennes, die verspreid zijn over 36 velden in Noord-Nederland en enkele plaatsen in Noord-Europa. De antennes zijn via glasvezelkabels verbonden met een centrale computer in Groningen. Met zo’n initiatief creëer je door het uitgebreide supersnelle glasvezelnetwerk tevens een 3
Prins Constantijn geeft zijn visie op Digitale Agenda 2020 vertegenwoordigt Nederland in dit programma. Binnen dit programma zoeken we metde inzet van pilottrajecten met betrokken partijen in tien verschillende landen naar de best mogelijke oplossingen om binnen Europa klinische informatie uit te kunnen wisselen. We kijken welk platform daarvoor het meest geschikt is, want je hebt te maken met zowel technische, juridische als semantische aspecten. Er mag bijvoorbeeld tussen landen onderling geen misverstand bestaan over de betekenis van een medische term. Eén van de doelstellingen is dat patiënten tegen 2015 online toegang krijgen tot hun medisch dossier, ongeacht waar in de EU zij zich bevinden.
ouderen langer thuis laten wonen en bespaar je op de zorgkosten. Beweegsensoren zijn bijvoorbeeld uitermate geschikt omde bewoner in zijn of haar thuissituatie continu in de gaten te houden. Verder zijn er al kleine apparaatjes met RFID-chips op de markt, die voortdurend bepaalde lichaamsfuncties als bloedwaarden kunnen meten. Artsen kunnen die op afstand uit-lezen. Je werkt dus niet alleen effectiever en kosten efficiënter, maar creëert voorouderen ook een beter leven in hun vertrouwde omgeving.
Wat moeten gemeenten doen om dit soort initiatieven mogelijk te maken?
De overheid moet haar data beschikbaar stellen en toegankelijk maken voor koppelingen met openbare platformen, diedoor de markt ontwikkeld worden. Veel informatie die beschikbaar is, bijvoorbeeld uit de GBA, kunnen we daardoor veel slimmer gebruiken.
Beperkt de focus op open standaarden zich enkel tot een pilot in de zorg?
Nee, naast de pilot in de zorg, hebben we nog een aantal pilots opgezet op hetgebied van identity mangement, elektronische aanbestedingen en de Europese Dienstenrichtlijn. Laat ik de laatste als voorbeeld nemen. Het faciliteren van de Dienstenrichtlijn is een absolute must binnen de Europesegemeenten. Ondernemers krijgen het daardoor veel makkelijker om zich in overal in Europa te vestigen en dat geeft eenimpuls aan de economie en werkgelegenheid. Voorwaarde is dat er binnen een gemeente één loket komt, maar degemeente heeft, als eigenaar van ditloket, veel problemen met de organisatie daarvan. Het vereist nauwkeurige samenwerking tussen verschillende afdelingen, die bij de vestigingsvraag betrokkenzijn. Door het initiëren van een pilotmet gemeenten in verschillende landen brengen we de juridische en technische knelpunten in beeld en zoeken we naar oplossingen. Op basis van de uitkomsten helpen we andere gemeenten met de implementatie. Dit soort initiatieven doen we veel te weinig. We investeren veel in research, de kasten van de universiteiten raken aardig gevuld, maar er gebeurt vervolgens te weinig mee. Vooral in het onderwijs en de zorg kunnen we veel bereiken door het gewoon te proberen. Mocht de uitkomst positief zijn, dan kun je de ontwikkelde dienst certificeren en als standaard inzetten.
Maar hoe zit dat dan met de privacy?
Een goede balans tussen bescherming van privacy en het openstellen van overheidsdata is natuurlijk essentieel. Veel data is niet privacygevoelig of kan gezuiverd worden van concrete persoonsnamen of leeftijden. Al vind ik wel dat we vaak te dogmatisch zijn als het gaat om de privacy. Hoezo?
Privacy wordt vaak als een juridisch probleem beschouwd, terwijl er veel praktische mogelijkheden zijn om privacybescherming écht te verbeteren. Overheden kunnen veel meer doen om privacydiensten aan te bieden. Bijvoorbeeld door burgers tevertellen dat hun gegevens zijn geraadpleegd: door wie en voor welk doel. Er zijn ook veel technische mogelijkheden om privacy écht te garanderen. Met regels alleen wordt privacy niet beschermd, zeker als de regels niet goed gehandhaafdworden. Verder blijven veel goede ideeën jammer genoeg op de plank liggen, omdat er in de privacy wetgeving nog te vaak belemmerende juridische aspecten zitten. Daar komt bij dat de regelgeving in heel Europa anders wordt toegepast, waardoor bedrijven hoge kosten moeten maken om aan alle regeltjes te voldoen.
De komende jaren spoelt een vloedgolf aan bezuinigingen over gemeenten in Europa. Vormt dat geen belemmering voor het waarmaken van de ambities uit de Digitale Agenda?
Als u gaat inzetten op technologischetoepassingen om maatschappelijke problemen op te pakken, dan is het wel van belang dat verschillende aanbieders informatie tussen systemen onderling probleemloos kunnen uitwisselen. Wat gaat u daaraan doen?
De Digitale Agenda is een geweldige stimulans voor de economische groei,waardoor we onze welvaart kunnen behouden. We moeten met z’n allen investeren om in de toekomst met minder mensen de productiviteit te verhogen. Daarom gaan de kosten voor de baat uit. Al zijn nieuwe investeringen zeker nietaltijd vereist. Je kunt bestaande middelen ook herverdelen, zodat ICT meer financiële armslag krijgt. Dat wekt op de beleidsterreinen waar geld wordt weggenomen weerstand op, maar op termijn heeft iedereen daar voordeel van. We kunnen immers alleen het onderste uit het digitale potentieel halen als we op de volle medewerking van de lidstaten, de ICT sector en overige essentiële economische actoren kunnen rekenen.
Binnen de Agenda is één van de zeven prioriteiten gericht op standaarden en interoperabiliteit. Zeker omdat Europa nog zo gefragmenteerd is, moeten we blijven aansturen op open standaarden en open oplossingen. Kijk alleen maar naar de zorg, waar verschillende aanbieders van technische apparaten die met de zorginstellingen en artsen kunnen communiceren wel op gelijke voet moeten binnenkomen. Wij hebben een driejarig programma gestart met de naam epSOS (red. Smart OpenServices for European Patients). Nictiz, het landelijk expertisecentrum dat de ontwikkeling van ICT in de zorg faciliteert, 4
Prins Constantijn geeft zijn visie op Digitale Agenda 2020 Prins Constantijn
Digitale Agenda
Constantijn Christof Frederik Aschwin (Utrecht, 11 oktober 1969), Prins der Nederlanden, Prins van Oranje-Nassau, jonkheer van Amsberg, is de derde en jongste zoon van koningin Beatrix en prins Claus. Prins Constantijn heeft, naast enkele representatieve verplichtingenals lid van het Koninklijk Huis, gekozen voor een eigen loopbaan.Hij studeerde van 1988 tot 1995 rechten aan de Rijksuniversiteit Leiden. Na zijn studie liep de prins stage bij het Kabinet van mr. Van den Broek, de Commissaris van de Europese Commissie. Na zijn stage bleef hij daar werken tot september 1999. Na zijn huwelijk in 2001, met Laurentien Brinkhorst, verhuisde hij naar Londen. Daar werkte hij tot eind 2002 voor consultants Booz AllenHamilton om vervolgens in 2003 als adviseur Europa-communicatiede overstap te maken naar het ministerie van Buitenlandse Zaken in Nederland. In 2004 ging hij aan de slag bij RAND Europe, waar hij aan het hoofd stond van het Brusselse kantoor en leiding gaf aan een onderzoeksteam, dat zich onder meer bezig hield met informatietechnologie. Vanaf 2010 werkt Prins Constantijn als senior adviseur voor het Kabinet Digitale Agenda van Europees Commissaris mevrouw Neelie Kroes.
De ‘Digitale Agenda 2020’, die door de Europese Commissie is voor-gesteld, moet een belangrijke bijdrage leveren aan de economische groei in de EU. De Agenda heeft als doel de voordelen van het digitale tijdperk over alle groepen van de samenleving te verspreiden. Hiervoor bakent de Agenda zeven prioritaire actiegebieden af: verwezenlijking van een digitale interne markt, vergroting van de interoperabiliteit, versterking van het vertrouwen in en de beveiliging van het internet, opvoering van de snelheid van de toegang tot het internet, verhoging van de investeringen in onderzoek en ontwikkeling, verbetering van digitale geletterdheid, en het gebruik van ICT om maatschappelijke problemen als de klimaatverandering en de vergrijzing aan te pakken. Verspreid over deze zeven gebieden worden in de Digitale Agenda een honderdtal vervolgacties voorgesteld.
5