LM_aktuell
17.06.2010
11:40 Uhr
Seite 97
1954
HUMBER PULLMAN, formerly owned by Sir Winston Churchill
De Engelse premier Winston Churchill en zijn sigaar waren onafscheidelijk. Vandaar dat er in zijn privé-auto, deze Humber Pullman, een extra grote asbak is geplaatst. Verder zit er een radio met druktoetsen in, destijds een nieuwigheid, en is er gescheiden verwarming voor het chauffeurs- en het passagierscompartiment. De carrosserie is van de firma Thrupp & Maberly. De Humber Pullman dateert al van voor de Tweede Wereldoorlog, maar gedurende de oorlogsjaren wordt de auto alleen geproduceerd voor de Engelse regering en voor legerofficieren. Ook veldmaarschalk Montgomery rijdt in een Humber stafauto, die hij ‘Old Faithful’ doopt, hierbij refererend aan de degelijkheid van het merk.
De Humber is in trek bij de regering omdat het een betrouwbare en vooral understated limousine is. Hij biedt wel de luxe, maar niet de opzichtigheid van een Rolls-Royce. Er is ook een versie zonder separatieruit achter de chauffeur, de Imperial. In 1954 is de Pullman de grootste auto uit het gamma van de Rootes Group uit Coventry. Datzelfde jaar eindigt de productie van de Pullman. Dit is een van de laatste exemplaren.
LOUWMAN MUSEUM
97
LM_aktuell
17.06.2010
MOTORING
11:40 Uhr
I
Seite 98
FAMOUS PEOPLE
1976
CADILLAC FLEETWOOD formerly owned by Elvis Presley
Het is algemeen bekend dat Elvis Presley, the king of rock ‘n’ roll, een liefhebber was van Cadillacs. Hij heeft er circa honderd in zijn bezit gehad, veelal niet in standaarduitvoering; zijn paarse en roze Cadillacs zijn inmiddels wereldberoemd. Ook deze Fleetwood met 8,2 liter motor is niet standaard. Over de originele koplampen zijn een soort ronde lenzen gezet, er is een overdaad aan chroom gebruikt en aan de zijkant zijn dikke treeplanken gemonteerd waarin zich een lichtorgel bevindt dat gaat spelen als de portieren worden geopend. De dashboardverlichting reageert op het ritme van de muziek uit de radio. Uiteraard is
98
het interieur voorzien van speciale bekleding. Aan de achterzijde is een zogenaamde ‘continental kit’ aangebracht, een verlengde bumper met daarop een reservewielbehuizing. Dit werd voor het eerst toegepast op de Lincoln Continental, vandaar de naam. Op deze Cadillac is de behuizing echter te klein om er een echt wiel in op te bergen. Elvis heeft niet lang van de auto kunnen genieten. Hij overlijdt in augustus 1977, pas 42 jaar oud.
LM_aktuell
17.06.2010
11:40 Uhr
Seite 99
1946
DESOTO CUSTOM SERIES S-11C TAXICAB
Niet zomaar een typisch Amerikaanse ‘yellow cab’, maar een heuse filmvedette. In 1972 figureert deze DeSoto taxi in Francis Ford Coppola’s meesterwerk ‘The Godfather’. Vijf jaar later doet de taxi het nog eens dunnetjes over in de film ‘Thieves like us’ waarin ‘Professor’ Irwin Corey de rol van taxichauffeur vertolkt. Het kleurenschema geel met rood is van de stad San Francisco. Deze DeSoto is voorzien van het Fluid Drive-systeem, een vloeistofkoppeling die ervoor zorgt dat de schakelovergangen van de versnellingsbak geëlimineerd worden. Het automerk DeSoto is genoemd naar de Spanjaard Hernando de Soto, die de Mississippi-rivier ontdekte. In 1929 wordt het merk gelanceerd door de Chrysler Corporation. Mede dankzij een enorm marketingoffensief wordt DeSoto een groot succes; in het eerste jaar van productie worden al 80.000 exemplaren verkocht. Er is ook, net als van de Chrysler, een Airflow-versie van de DeSoto geweest.
LOUWMAN MUSEUM
99
LM_aktuell
17.06.2010
MOTORING
11:40 Uhr
I
Seite 100
USA
1959
IMPERIAL CROWN SEDAN
Subtiele ontwerpdetails doen het lijken alsof deze auto naar voren wil: het lage silhouet, de schuine lijn achter de koplampen en parallel daaraan de lijn van de voorste wielkasten. Het wordt de ‘Forward Look’ genoemd, een stijl die ontwikkeld is door Chrysler-ontwerper Virgil Exner en vanaf 1955 wordt toegepast op alle modellen en merken van de Chrysler Corporation, inclusief het exclusieve merk Imperial. Met name bij dit topmerk kan Exner zich uitleven. Let in dit verband ook op de reservewielvorm op de kofferbak, de sierbeugel achterop het dak, de gebogen zijruiten (dit is de eerste auto waarbij dit is toegepast) en de zogenaamde ‘gunsight taillights’ – ringen bij de achterlichten die aan het vizier van een geweer doen denken. Kenmerkend zijn de draaibare voorstoelen (‘swivel seats’) om het in- en uitstappen te vergemakkelijken. In de optielijst van Chrysler staan voor dit type een voetbediende (!) transistorradio en een HiFi-platenspeler. Imperial is van oorsprong de typeaanduiding voor de grootste en meest luxueuze Chrysler. In 1955 wordt het een apart merk binnen de Chrysler Corporation om te concurreren met Lincoln en Cadillac. Rond de oliecrisis in de jaren zeventig wordt Imperial als merk opgeheven.
100
LM_aktuell
17.06.2010
11:40 Uhr
Seite 101
1959
1958
CADILLAC SERIES 62 ELDORADO
EDSEL PACER CONVERTIBLE
Deze Cadillac heeft de hoogste staartvinnen die ooit op een serieproductieauto zijn toegepast. De vinnenrage is in 1959 letterlijk en figuurlijk op haar hoogtepunt. Het is het ultieme kenmerk van de ‘Jet Age’ of ‘Space Age’, het tijdperk waarin de ontwikkeling en opkomst van straaljagers en raketten het design van consumptiegoederen sterk inspireert. Ook de kogel- of raketvormige achterlichten en de op straalmotoren gelijkende lampbehuizingen aan de voor- en achterzijde zijn hier voorbeelden van.
Allerlei nieuwe technieken, zoals een snelheidsmeter die rood wordt als er te snel wordt gereden en een transmissie die geschakeld kan worden met druktoetsen op het stuur, kunnen niet voorkomen dat de Edsel een van de grootste marketingblunders uit de autohistorie wordt.
De uiterst luxueuze Cadillac heeft een 6,4 liter motor en is voorzien van in zes richtingen elektrisch verstelbare stoelen, verlichting die bij het naderen van tegenliggers automatisch dimt, een niet-reflecterende, panoramische voorruit en luchtvering die voor een constante rijhoogte zorgt.
De Edsel, vernoemd naar de in 1943 overleden zoon van Henry Ford, wordt in 1957 door de Ford Motor Company als nieuw merk gelanceerd in de hogere middenklasse, net onder het topmerk Lincoln. Mede dankzij de enorme marketingcampagne ontstaan hoge verwachtingen. De styling, met de op een paardenhoofdstel gelijkende grille, de ‘horse collar’, wordt echter lang niet door iedereen gewaardeerd. Ook de kwaliteit laat te wensen over, evenals de rijcapaciteiten, zo blijkt uit autotests van tijdschriften en consumentenorganisaties. Daarbij verkeert Amerika eind jaren vijftig in een crisis en neemt de vraag naar grote benzineslurpende auto’s zoals de Edsel af. Ford verliest miljoenen dollars aan Edsel en haalt het merk in 1959 officieel van de markt; de auto’s worden doorgeproduceerd tot 1960.
LOUWMAN MUSEUM
101
LM_aktuell
17.06.2010
MOTORING
11:40 Uhr
I
Seite 102
USA
1956
1954
DESOTO FIREFLITE CONVERTIBLE
KAISER-DARRIN
De Fireflite met zijn 5,4 liter V8 brengt een opleving teweeg in de ingezakte verkopen van het merk DeSoto, dat onderdeel is van Chrysler. Het nieuwe DeSoto-vlaggenschip is dan ook een begeerlijke auto, dankzij het ontwerp van Virgil Exner, die de auto volgens zijn ‘Forward Look’-filosofie tekent. De auto wordt vrijwel altijd in tweekleurige lak geleverd; het lijnenspel en het contrast tussen de kleuren geeft een idee van snelheid. Speciale aandacht besteedt Exner aan de staartvinnen, alsmede aan de achterlichten, die hij apart van elkaar plaatst. Deze cabrioletversie van de Fireflite is zeldzaam: er zijn er minder dan tweehonderd gemaakt. In 1956 wordt een DeSoto Fireflite cabriolet de officiële pace car voor de 500 Mijl van Indianapolis. Het succes van de DeSoto Fireflite duurt niet lang. In 1957 wordt er nog een model boven geplaatst, maar de verkopen van DeSoto nemen steeds verder af, mede omdat de kwaliteit te wensen overlaat. In 1960 verdwijnt DeSoto van de markt.
102
‘Het is alsof de auto je voortdurend een kusje wil geven’, schijnt iemand wel eens over het front van de Kaiser-Darrin te hebben gezegd. De vormgeving is dan ook zeer apart te noemen. Net als de portieren die kunnen wegschuiven in de voorspatborden. Helaas gaan ze niet ver genoeg naar voren, waardoor in- en uitstappen niet echt gemakkelijk gaat. De Kaiser-Darrin is getekend door designer Howard ‘Dutch’ Darrin, die voor de Amerikaanse autofabrikant Kaiser-Frazer werkt. Hij is zeer enthousiast over de ontwerp- en productiemogelijkheden die het dan nieuwe glasfiber biedt en besluit met dit materiaal een sportwagen te bouwen op het chassis van een Kaiser-Frazer ‘Henry J’. Hij doet dit in het geheim en maakt de auto voor eigen rekening. Daarna confronteert hij zijn baas, Henry J. Kaiser, met het ontwerp. Deze is niet meteen enthousiast, maar diens echtgenote wel. Dat geeft de doorslag. De auto wordt echter maar één jaar geproduceerd omdat de fabriek, op dat moment Kaiser-Willys, stopt met het maken van personenauto’s. Er zijn slechts 435 Kaiser-Darrins vervaardigd.
LM_aktuell
17.06.2010
11:40 Uhr
Seite 103
1948
1950
STUDEBAKER CHAMPION REGAL DELUXE STARLIGHT COUPE
HUDSON COMMODORE 8
Instappen in deze Hudson is ook echt in-stappen, want de vloer ligt een stuk lager dan de dorpels. ‘Step-down’, heet deze speciale constructie dan ook, waarmee een lager zwaartepunt van de auto wordt bereikt, wat weer resulteert in een betere wegligging. Een andere voordeel is de grotere veiligheid, doordat de framebalken van het chassis het inzittendencompartiment als het ware omringen. De auto is zo geavanceerd, dat concurrent General Motors onmiddellijk een paar exemplaren aanschaft om deze uitgebreid te testen op rijgedrag en prestaties. De Hudson Commodore, een ontwerp van designchef Frank Spring en ontwikkelingsingenieur Sam Frahm, is leverbaar als coupé, sedan en convertible. Begin jaren vijftig is het ontwerp echter verouderd en aan vervanging toe. Er komt niettemin geen opvolger van deze grote Hudson omdat de fabriek besluit een compacter model uit te brengen.
Waar zit de voorkant, vragen mensen zich af als in 1950 de nieuwe Studebaker Champion wordt gepresenteerd. Het nogal futuristische ontwerp is van de hand van Raymond Loewy en toont ten opzichte van zijn voorganger een ingrijpende wijziging van het front, dat nu de bijnaam ‘kogelneus’ krijgt en veel details uit de luchtvaart toont. Let ook op de panoramische achterruit, die in delen is opgesplitst omdat een dergelijke ruit op dat moment nog niet in één geheel gefabriceerd kan worden. De in Parijs geboren Raymond Loewy (18931986) is een van de grootste industrieel ontwerpers van de twintigste eeuw. In 1919 emigreert hij naar New York en verbaast zich over de kloof tussen de hoge kwaliteit van Amerikaanse producten en de slechte vormgeving ervan. In 1929 begint hij zijn eigen ontwerpbureau. Hij is onder meer verantwoordelijk voor de restyling van de colafles en het logo van sigarettenmerk Lucky Strike, alsmede voor het ontwerp van de Frigidaire-koelkast, het Nederlandse Sprintertreinstel en het eerste interieur van de Concorde. In de jaren vijftig en zestig is Loewy hoofd design bij Studebaker, waarvoor hij onder meer de Champion, de Hawk en de Avanti ontwerpt.
LOUWMAN MUSEUM
103
LM_aktuell
17.06.2010
11:40 Uhr
Seite 104
EERSTE VERDIEPING
RACING
104
LM_aktuell
17.06.2010
11:40 Uhr
Seite 105
LOUWMAN MUSEUM
105
LM_aktuell
17.06.2010
RACING
I
11:40 Uhr
Seite 106
BRITISH RACING GREEN
1903
NAPIER 100-HP GORDON BENNETT RACING CAR
‘British Racing Green’ is inmiddels een begrip. Toch is het geen Engelse kleurstelling, maar een Ierse. In 1900 looft krantenmagnaat James Gordon Bennett, eigenaar van het dagblad de New York Herald, een beker uit voor een autorace met landenteams. De race wordt jaarlijks verreden op de openbare weg, telkens in het land dat de vorige editie weet te winnen. In 1902 wint Groot-Brittannië, maar daar mag niet worden geracet op de openbare weg, dus wordt voor 1903 uitgeweken naar Ierland. Als eerbetoon aan het gastland worden de deelnemende Napier-racers in dat jaar groen gelakt, de Ierse nationale kleur. Napier blijft de kleur vervolgens voeren. Mark Mayhew, een welgestelde molenaar uit Londen,
106
moet deze 100 pk sterke Napier met een 11,1 liter motor rijden in de Gordon Bennett-race van 1904. Begin dat jaar rijdt Mayhew in Nice al een wedstrijd, waar hij alle deelnemende Mercedessen verslaat en een top bereikt van 132 km/u. Hij moet slechts sterkere Gobron-Brillié-automobielen voor zich laten. Tijdens een kwalificatierace voor de Gordon Bennett Cup op het eiland Man crasht Mayhew en raakt de vooras beschadigd. De auto stuurt daarna zo slecht dat hij zich niet kwalificeert. Voor 1905 wordt de auto aanvankelijk opnieuw verkozen, maar uiteindelijk teruggetrokken ten gunste van een nieuwere Napier, de ‘Samson’. Uiteindelijk belandt de auto in een schuur in Amerika en wordt pas in 1950 door verzamelaar George Waterman ontdekt.
LM_aktuell
17.06.2010
11:40 Uhr
Seite 107
1907
NAPIER 60-HP T21 S.F. EDGE
Het eerste racecircuit ter wereld bevindt zich bij Weybridge, ten zuidwesten van Londen. De bouw van dit circuit, genaamd ‘Brooklands’, begint in 1906 en het wordt een jaar later geopend. Selwyn Francis Edge, de topverkoper van Napier, besluit de betrouwbaarheid van zijn merk te demonstreren door nog voor de officiële opening 24 uur non-stop met een Napier op het nieuwe circuit te rijden. Omdat er geen verlichting is, wordt de baan ’s nachts met fakkels verlicht. In totaal legt Edge een afstand af van 2.537 kilometer en behaalt hij een gemiddelde snelheid van 105 km/u. Een dergelijke prestatie is nog nooit eerder geleverd. Het record houdt 17 jaar stand. Overigens is het de enige keer dat er op Brooklands een 24-uursrit is gereden. Omdat het circuit in een woonwijk ligt en er geen verlichting is, mag er ’s nachts niet meer worden gereden en komen er ‘Double Twelves’, ritten van twee keer twaalf uur. De Napier waarmee Edge de recordrit reed, bestaat niet meer, maar in 1960 geeft Napier-liefhebber Derek Grossmark aan carrosseriebouwer Caffyns in Worthing opdracht tot het maken van een nauwkeurige kopie op basis van een 7,7 liter 60 pk-chassis. Tijdens de Brighton Speed Trials wordt de auto geklokt op 135 km/u. Grossmark neemt ongeveer drie jaar met de auto deel aan verschillende evenementen en verkoopt hem dan. Onder de nieuwe eigenaar wordt de Napier gebruikt in de openingsscènes van de bekende film ‘Chitty Chitty Bang Bang’.
LOUWMAN MUSEUM
107
LM_aktuell
17.06.2010
RACING
I
11:40 Uhr
Seite 108
PRE-WAR
1921
1924 AC RACING SPECIAL
GN CYCLE-CAR
De gepolijste motorkap geeft een sportief tintje aan deze Engelse cyclecar van het merk GN, wat staat voor de namen van de eigenaren, Godfrey en Nash. De cilinderkoppen van de luchtgekoelde V-twin steken buiten de motorkap uit. De 1,1 liter cilinderinhoud mag fors genoemd worden, maar met dit soort auto’s wordt dan ook veel geracet vanwege de combinatie van het lichte gewicht en de sterke motor. De GN is rond 1920 erg populair, maar de cyclecars raken uit de gratie omdat het koperspubliek gaandeweg meer geld te besteden heeft en de voorkeur geeft aan grotere auto’s. Het merk GN verdwijnt in 1925.
108
Voor zijn 21e verjaardag ontvangt de Engelsman Gordon Rossiter 1.000 pond, die hij besteedt aan de verbouwing van een zescilinder AC uit 1924 tot een tweeliter racewagen. In de heuvelklim van Blackwell vestigt hij al vrij snel daarna een nieuw klassenrecord en in 1937 rijdt hij in de heuvelklims van Rushmere Hill en Shelsley Walsh. Tijdens een race op Donington Park wordt Rossiter geklokt op een topsnelheid van 170 km/u. In de nacht daarna overlijdt hij onverwacht aan een hersenvliesontsteking. Zijn ouders bewaren de auto als herinnering tot na de Tweede Wereldoorlog. Daarna wordt er door andere eigenaren nog mee geracet tot 1967, waarna de AC wordt opgenomen in de collectie. AC staat voor Auto Carrier, de naam van een driewielige bestelwagen die door de Londense gebroeders Weller in 1904 op de markt wordt gebracht. In 1913 volgt de eerste vierwieler. Vanaf het begin van de jaren twintig doet AC zeer succesvol mee aan races. Een faillissement in de jaren dertig wordt afgewend door de productie te verlagen en na de oorlog maakt AC voornamelijk sportwagens. De auto’s trekken begin jaren zestig de aandacht van de Amerikaanse constructeur/coureur Carroll Shelby. De combinatie van het AC-chassis met een ‘small block’ Ford V8 leidt tot een van de beroemdste Amerikaanse sportwagens aller tijden, de AC Cobra.
LM_aktuell
17.06.2010
11:40 Uhr
Seite 109
1936
1938 BMW 328
Slechts 830 kilogram weegt deze BMW 328. Alle overbodige zaken, zoals bumpers, zijn weggelaten. De ronde uitsparingen onder de koplampen zijn bedoeld om meer koellucht langs motor en remmen te laten stromen. Een praktische oplossing, waarmee ook materiaal wordt bespaard. De aërodynamische carrosserie is gemaakt van een speciale metaallegering en is gevormd rond een buizenframe. De BMW 328 is een echte allrounder: sportauto, circuitbolide en langeafstandsracer in één. Mede hierdoor geldt de auto als een van de belangrijkste sportwagens aller tijden.
WANDERER W 25 K ROADSTER
De Wanderer W 25 K is uitgerust met een 2,0 liter zescilinder en een Roots-compressor, waardoor de motor 85 pk levert. Vandaar de ‘K’ in de typeaanduiding, voor het Duitse ‘Kompressor’. De motor is ontworpen door Ferdinand Porsche, de fraaie lijnen van de auto zijn getekend door Helmut Schwandler en de carrosserie is gemaakt door Wendler in Reutlingen. De Wanderer heeft vier hydraulische remmen, wat in die tijd nog vrij ongebruikelijk was. Een bijzonder stuk techniek in deze auto is de ‘Schwebeachse’ oftewel ‘zwevende as’, een constructie waarbij een dwarse bladveer is bevestigd boven een starre as. Wanderer is ontstaan uit machinefabriek Winklhofer & Jänicke, opgericht in Chemnitz in 1896. Vanaf 1902 worden motorfietsen gebouwd en kort daarna auto’s. In 1911 wordt met het oog op de export de meer internationaal georiënteerde naam Wanderer gekozen. Tijdens de depressie van 1929 besluit de bank de in zwaar vaarwater geraakte onderneming te ontmantelen. De motorfietsentak wordt verkocht en de autoafdeling wordt samen met DKW, Horch en Audi opgenomen in de Auto Union. Binnen het concern behoort de Wanderer dan tot de ‘hogere middenklasse’. Een van de vier ringen in het huidige Audi-logo staat nog steeds voor het merk Wanderer, dat na de oorlog, met de scheiding tussen Oost- en West-Duitsland, ophoudt te bestaan.
Het blauwwitte beeldmerk van de Bayerische Motoren Werke symboliseert een draaiende vliegtuigpropeller. BMW bouwt namelijk oorspronkelijk vliegtuigmotoren. Later worden motorfietsen gebouwd en vanaf 1928 auto’s. De BMW 328 wordt ontwikkeld als prestigeproject voor het Derde Rijk. De auto moet klaar zijn vóór de Olympische Spelen van Berlijn in 1936. BMW, als automerk dan pas acht jaar oud, heeft noch veel geld in kas, noch sportieve auto’s in het gamma. De tweeliter zescilinder motor voor de 328 wordt dan ook ontwikkeld vanuit de oudere 319/1. Het prototype van de 328 wint in 1936 de tweeliter sportwagenklasse in de Eifelrennen. Uiteindelijk schrijft de BMW 328 meer dan 140 race- en rallyoverwinningen op zijn naam, waaronder de Mille Miglia van 1940. Na de oorlog worden de rechten op de motorenontwikkeling en -fabricage als herstelbetaling aan de Engelsen overgedaan en worden de motoren toegepast in auto’s als FrazerNash en Bristol.
LOUWMAN MUSEUM
109
LM_aktuell
17.06.2010
RACING
I
11:40 Uhr
Seite 110
PRE-WAR
1922
1923 CHENARD & WALCKER 3.0 LITRE 70/80-HP
MORS VOITURETTE
Met zijn 1,8 liter viercilinder van 30 pk gooit deze Mors hoge ogen in de begin jaren twintig populaire races voor lichte auto’s, de zogenaamde ‘voiturettes’. Het vele koperwerk dat de auto siert, is in die tijd al redelijk gedateerd. Mors, eind negentiende eeuw in Parijs opgericht door Emile Mors, heeft vooral in de beginperiode veel aan races meegedaan. Al in 1901 wint Henri Fournier met een viercilinder Mors de beide langeafstandsraces Parijs-Berlijn en Parijs-Bordeaux. De inschrijving voor de eerste Grand Prix in 1906 wordt echter ingetrokken omdat er inmiddels auto’s zijn met een enorme cilinderinhoud, soms tot zestien liter. Liever concentreert het merk zich op de ontwikkeling van kleinere motoren. Voor de grotere modellen worden Knight-krachtbronnen gebruikt. Mors weet tijdens de crisis van 1908 een bijna-faillissement te overleven dankzij uitstekend management van André Citroën.
110
‘Le Mans’ is inmiddels een magische naam geworden; het Franse merk Chenard & Walcker lijkt daarentegen bijna vergeten. Toch wint een Chenard & Walcker van het hier aanwezige type in 1923 de allereerste 24-uursrace van Le Mans. Deze race wordt in dat jaar verreden op een 17,3 kilometer lang parcours, waarop binnen precies 24 uur een zo lang mogelijke afstand moet worden gereden. In die tijd gebeurt dat nog met twee coureurs die elkaar afwisselen, tegenwoordig zijn dat er drie. Fabrieksmedewerkers André Lagache en René Léonard rijden de Chenard & Walcker naar de overwinning met een gemiddelde snelheid van 92,064 km/u en een totaal afgelegde afstand van 2.209,536 kilometer. Een andere Chenard & Walcker komt op de tweede plaats. Spoorwegingenieur Ernest Chenard en mijningenieur Henri Walcker besluiten in 1898 gemotoriseerde driewielers te gaan bouwen. Twee jaar later worden er automobielprototypen gemaakt en in 1906 wordt het bedrijf een naamloze vennootschap. Het merk groeit, mede dankzij een grote order voor Parijse taxi’s, en is medio jaren twintig de vierde grootste automobielproducent in Frankrijk. Henri Toutée ontwerpt in 1922 de 3,0 liter viercilinder, die het jaar daarop Le Mans zal winnen. Chenard & Walcker gaat in 1927 samenwerken met Delahaye, maar heeft niet genoeg geld om te moderniseren en gaat in 1936 failliet. Het wordt overgenomen door Peugeot en produceert tot 1950 kleine bestelwagens.
LM_aktuell
17.06.2010
11:41 Uhr
Seite 111
1906
1947
RILEY RMA
SIZAIRE-NAUDIN VOITURETTE
De dwarse bladveer vóór de radiateur is kenmerkend voor de auto’s van het merk Sizaire-Naudin uit Parijs. De auto heeft slechts één pedaal, waarmee zowel de koppeling als de (transmissie)rem worden bediend. Er is ook nog een handrem voor de achterwielen. De Sizaire-Naudin is ontstaan in 1905 door een samenwerking van ontwerper Maurice Sizaire en technicus Louis Naudin. Het merk is een van de pioniers op het gebied van lichte sport- en raceauto’s, de zogenaamde ‘voiturettes’. Deze auto is voorzien van een ééncilinder motor met een inhoud van ruim 1,2 liter. De cilinderboring is 120 en de slag is 110 mm. Rond 1910 worden zelfs ééncilinders met een inhoud van 1,5 liter geproduceerd, maar dan is de limiet echt bereikt. Bovendien wint dan de viercilinder terrein en gaat ook Sizaire-Naudin deze meer conventionele motoren aanbieden. Het merk bestaat tot 1921.
De Tulpenrallye wordt voor het eerst verreden in 1949 en deze Riley RMA is dan een van de deelnemers. De eigenaar heeft de auto twee jaar daarvoor gekocht met de bedoeling hem serieus te gebruiken. Ook in andere autosportevenementen wordt de Riley ingezet, onder meer op het circuit van Zandvoort. De eerste eigenaar rijdt er circa 300.000 kilometer mee. De motor houdt het niet zo lang vol, maar bij de fabriek wordt er een nieuwe in gezet. De auto blijft twintig jaar in het bezit van de eerste eigenaar. Midden jaren zestig verkoopt hij de Riley, maar in de jaren negentig krijgt hij de auto weer in zijn bezit. Rond 2008 is de Riley volledig gerestaureerd. Het Engelse Riley is voor de oorlog een bekend merk van sport- en racewagens. Eind jaren dertig komt het in financiële problemen en wordt het overgenomen door de Nuffield Organisation. In 1952 gaat het merk op in de British Motor Corporation en later in British Leyland. Deze liquideert het merk in 1969.
LOUWMAN MUSEUM
111
LM_aktuell
17.06.2010
RACING
I
11:41 Uhr
Seite 112
LE MANS
1935
LAGONDA M45R – THE 1935 LE MANS WINNER
De vin achterop deze Lagonda M45R wordt er een nacht voor ‘Le Mans’ 1935 nog opgezet, omdat de deelnemende Alfa Romeo’s er ook een hebben. Hij zit dan ook een beetje scheef omdat het haastwerk is geweest. Bij replica’s van deze auto zit hij keurig recht. Met nauwelijks olie in de motor en met een beschadigde stuurinrichting, wat ontstaan is door een aanrijding in de stortregen met een spinnende Aston Martin, rijdt deze Lagonda in 1935 op Le Mans naar de finish. De Lagonda-equipe, bestaande uit de coureurs Hindmarsh en Fontes, wordt zwaar onder druk gezet door de Alfa Romeo van Heldé (pseudoniem van de beroemde coureur Dreyfus) en Stoffel. Alfa Romeo is van plan de vijfde overwinning op rij te behalen op Le Mans en daarmee het record van Bentley te evenaren. Heldé wordt echter verkeerd geïnformeerd door zijn pitcrew: hij denkt de koppositie te hebben, maar
112
blijkt nog een ronde achter te liggen op de Lagonda, die de overwinning behaalt met een totale afstand van 3.006,8 kilometer en een gemiddelde snelheid van 125,3 km/u. De auto is een van de twee Lagonda’s die voor Le Mans 1935 is ingeschreven door merkdealer Arthur Fox. Testrijders John Hindmarsh en Luís Fontes vormen de rijdersequipe. Vooral de 21-jarige Fontes is een van de favorieten, maar deze talentvolle coureur zou al na één succesvol seizoen stoppen met racen. De in het museum aanwezige Lagonda, die nog de originele bekleding, body en interieur heeft, is na ‘Le Mans’ verkocht aan de dan net aangetreden Lagonda-chairman Alan Good, die vervolgens een nieuwe technisch directeur in dienst neemt: Walter Owen Bentley.
LM_aktuell
17.06.2010
11:41 Uhr
Seite 113
LOUWMAN MUSEUM
113
LM_aktuell
17.06.2010
RACING
114
I
11:41 Uhr
LE MANS
Seite 114
LM_aktuell
17.06.2010
11:41 Uhr
Seite 115
LOUWMAN MUSEUM
115
LM_aktuell
17.06.2010
RACING
I
11:41 Uhr
Seite 116
LE MANS
1939
LAGONDA V12 LE MANS WORKS TEAM CAR
“Ik wil volgend jaar met de V12 naar Le Mans.” Zo klinken ongeveer de woorden van Lagonda-baas Alan Good als hij rond Kerstmis 1938 het kantoor van zijn technisch directeur Walter Owen Bentley binnenstormt. Bentley heeft dan een halfjaar om een raceauto te bouwen met daarin de nieuwe twaalfcilinder van Lagonda. Hij bijt terug: “Winnen is onmogelijk. We gaan proberen de race uit te rijden en winnen doen we het jaar daarop wel.” Bentley past de V12 aan en brengt de oorspronkelijke 180 pk omhoog naar 206. Hij bespaart gewicht door lichter staal te gebruiken en door gaten in de chassisbalken te boren, die afgedekt worden met aluminium platen. Vanwege het startnummer krijgt de auto de bijnaam ‘Old Number 5’.
116
Arthur Dobson en Charles Brackenbury vormen het rijdersteam. Dobson start goed, maar wordt terechtgewezen door de Franse Bugatti’s en Delages. Rond vier uur ’s nachts rijdt de Lagonda als zesde, maar rukt dan op naar de derde plaats achter de Delage van Gerard/Monneret en de Bugatti van Wimille/Veyron om die positie vast te houden tot de finish. Een in particuliere handen zijnde zusterauto wordt vierde. ‘Old Number 5’ wordt wel winnaar in zijn klasse. De auto reed 239 ronden, een afstand van 3.200 kilometer, haalde een gemiddelde van 133 km/u en is op de Mulsanne Straight officieel geklokt op een snelheid van 223 km/u. De auto’s zijn na de oorlog verkocht aan Charles Brackenbury. Daarna kent de auto nog verschillende eigenaren. In 1976 is de Lagonda gerestaureerd naar de originele specificaties.
LM_aktuell
17.06.2010
11:41 Uhr
Seite 117
1939
LAGONDA LANCEFIELD LE MANS-COUPÉ
Sierlijke, maar toch zeer robuuste coupé op basis van de Lagonda V12, bedoeld om in 1940 een gooi te doen naar de overwinning op Le Mans. Na het behalen van de derde plaats in 1939 met de in zeer korte tijd ontwikkelde ‘team car’ wil Lagonda het jaar daarop beter geprepareerd voor de dag komen. Ditmaal wordt gekozen voor gestroomlijnde coupés. In opdracht van Lagonda vervaardigt de Londense carrosseriebouwer Lancefield twee sportieve, maar toch elegante coupés, die op het V12-chassis worden geplaatst. De auto’s zouden Le Mans nooit zien, want vanwege het uitbreken van de Tweede Wereldoorlog vindt er in 1940 geen race plaats. Een van de twee Lancefield-Lagonda’s crasht later bij een recordpoging op de Bonneville-zoutvlakte in Amerika, waarmee het exemplaar in het museum de laatst overgeblevene is.
LOUWMAN MUSEUM
117
LM_aktuell
17.06.2010
RACING
1957
118
I
11:41 Uhr
LE MANS
Seite 118
LM_aktuell
17.06.2010
11:41 Uhr
Seite 119
JAGUAR D-TYPE XKD 606 – THE 1957 LE MANS WINNER
Jaguar domineert Le Mans in de jaren vijftig met overwinningen in 1952, 1953, 1955 en 1956, eerst met C-types, later met D-types. Dat laatste jaar trekt Jaguar zich terug uit de racerij omdat de fabriek zich gaat bezighouden met een productieauto. Toch verschijnen er in 1957 vijf D-types aan de start door privé-inschrijvingen. Privé-team Ecurie Ecosse rijdt met twee ‘overjarige’ D’s van de fabriek. De eerste equipe bestaat uit coureurs Flockhart en Bueb met deze auto, de XKD 606, de tweede uit Lawrence en Sanderson. Flockhart/Bueb pakt al na drie uur de koppositie om die niet meer los te laten. De veelal experimentele Ferrari’s en Maserati’s, met rijders als Moss en Fangio, vallen een voor een uit en de D-type van Flockhart en Bueb rijdt onherroepelijk naar de overwinning met liefst negen ronden voorsprong op de nummer twee, de D-type van Lawrence/ Sanderson. De derde, vierde en zesde plaats zijn voor de andere D-types.
De XKD 606 voltooit dus in 1957 de hattrick voor Jaguar met drie opeenvolgende Le Mans-overwinningen. De auto heeft een recordafstand gereden van 4.397 kilometer met een gemiddelde snelheid van 183 km/u, een record wat vier jaar standhoudt. Na ‘Le Mans’ belandt de afgedankte D-type in kringen van clubracers. Uiteindelijk wordt de auto na een crash in twee delen gesplitst: de carrosserie met achterwielophanging enerzijds en het subframe met motor anderzijds. Beide componenten worden gecompleteerd met replicaonderdelen, waardoor dus twee ‘originele’ auto’s ontstaan. Het Louwman Museum heeft uiteindelijk beide auto’s weten te verwerven en na een langdurige restauratie die met veel gevoel voor historie is uitgevoerd, zijn de originele componenten weer bij elkaar gebracht.
LOUWMAN MUSEUM
119
LM_aktuell
17.06.2010
RACING
I
11:41 Uhr
Seite 120
MILLE MIGLIA
1952
ASTON MARTIN DB3 WORKS TEAM CAR
‘Works car’ is een bij autoliefhebbers inmiddels ingeburgerde Engelse term voor ‘fabrieksracer’, die het onderscheid aangeeft met auto’s die door particulieren (‘privateers’) worden ingeschreven voor een autorace. Deze unieke Aston Martin is een van de vijf fabrieksracers van het type DB3. De auto is in 1954 door de fabriek gemoderniseerd met een carrosserie in de stijl van de DB3S, een lichtere versie van de DB3. De golvende carrosserievorm is typerend voor competitiesportwagens uit de jaren vijftig. Er is op Monaco ooit één Grand Prix voor sportwagens verreden, in 1952, en daar heeft deze auto
120
aan meegedaan. De jonge coureur Peter Collins bereikt met de DB3 een zevende plaats. Samen met topmotorcoureur Geoff Duke rijdt Collins de auto een jaar later opnieuw in de 12 Uren van Sebring, de openingsrace van het wereldkampioenschap voor sportwagens. Collins ligt met ruime voorsprong aan kop als hij de auto overdraagt aan Duke, maar deze crasht en de DB3 ligt uit de race. De auto wordt hersteld en met opnieuw Peter Collins aan het stuur haalt de Aston Martin een zestiende plaats in de Mille Miglia van 1953. Vandaag de dag is deze DB3 een regelmatige deelnemer in de historische Mille Miglia.
LM_aktuell
17.06.2010
RACING
11:41 Uhr
I
Seite 121
CARRERA PANAMERICANA
1953
LANCIA D23 SPYDER PININ FARINA
Reeds tijdens zijn debuutrace in de Grand Prix van Monza behaalt deze Lancia D23 een tweede plaats dankzij coureur Felice Bonetto. Een maand later wint hij in Portugal. Voor de zware Carrera Panamericana-race in Mexico zet het Lancia-raceteam vijf auto’s in: twee D23’s, waarvan deze voor Bracco en een tweede voor Castellotti, alsmede drie nieuwe D24’s voor Fangio, Bonetto en Taruffi. In de vierde etappe verongelukt Bonetto dodelijk, hetgeen een schaduw werpt over de uiteindelijke 1-2-3-overwinning van Lancia: Fangio wordt eerste, Taruffi tweede en Castellotti derde met zijn D23. Bracco is uitgevallen door een afgebroken achterwiel; de schade is nog op de auto zichtbaar. De blauwe kleur is uitzonderlijk voor een Italiaanse raceauto. In deze kleur start de auto op Monza in 1953. Dit is de enig overgebleven originele Lancia D23.
De ambitieuze Gianni Lancia, zoon van oprichter Vincenzo en na diens dood in 1937 directeur, vindt dat Lancia zich in de racerij moet bewijzen. Hij ontwikkelt een raceprogramma in samenwerking met de dan inmiddels zestigjarige constructeur Vittorio Jano, afkomstig van Alfa Romeo. Na de oorlog maakt Gianni een racer op basis van de nieuwe Aurelia GT, de D20 coupé. In de Targa Florio wint Lancia, maar op Le Mans mislukken de auto’s volledig. Lancia besluit om twee D20’s technisch aan te passen en zaagt het dak eraf om een open racer te creëren. Dit wordt de D23. Later worden nog twee D20’s omgebouwd en voorzien van een De Dion-achteras, die de wegligging aanzienlijk verbetert. Gianni Lancia brengt met zijn dure raceprogramma het bedrijf uiteindelijk op de rand van een faillissement en wordt ontslagen.
LOUWMAN MUSEUM
121
LM_aktuell
17.06.2010
RACING
I
11:41 Uhr
Seite 122
STEVE MCQUEEN
1957
1971
JAGUAR XKSS
BAJA BUGGY formerly owned by Steve McQueen
Het klinkt ongeloofwaardig, maar ondanks de overwinningen die de auto had behaald, kost het Jaguar moeite om de laatste D-types te verkopen als de fabriek zich in 1956 terugtrekt uit de racerij. Vandaar dat besloten wordt de resterende auto’s om te bouwen naar een straatversie, de XKSS. Uiteraard wordt de auto cosmetisch en comforttechnisch aangepast en moet hij ook voldoen aan de wetgeving voor het rijden op de openbare weg. De D-types worden ontdaan van de vin achterop en van de scheidingswand tussen passagier en bestuurder. Toegevoegd worden een andere voorruit, zijruiten, een passagiersdeur, chromen bumpers en een stoffen cabrioletkap.
Het schiereiland Baja California is een deelstaat van Mexico. In 1962 wordt hier voor het eerst een race over 1.000 mijl gehouden door het overwegend ruige, woestijnachtige landschap met onverharde wegen die vol gaten zitten en bezaaid zijn met rotsblokken. Een fantastische uitdaging voor acteur en autoliefhebber Steve McQueen, die medio jaren zestig aan deze race besluit mee te doen.
Een felle brand legt in februari 1957 een deel van de Jaguar-fabriek in Coventry in de as, waarbij onder meer een aantal gereedstaande en in afbouw zijnde XKSS’en verloren gaat. Mede daarom zijn er in totaal slechts 16 Jaguars XKSS op de markt gekomen, waarvan ook Steve McQueen er een bezat.
122
Zelfs met een goed geprepareerde rallyauto is de Baja-race niet te rijden; hiervoor is zwaarder materiaal nodig. Steve McQueen weet autofabrikant General Motors over te halen om deze ‘Baja Boot Buggy’ voor hem te ontwerpen. Het speciale buizenchassis is ontwikkeld en opgebouwd door NASA-ruimtevaartdeskundigen. Als krachtbron is een Chevrolet V8 gebruikt. Deze ‘Baja Boot’ waarmee Steve McQueen van 1967 tot 1975 aan de Baja-race deelneemt, geldt als een van de meest innovatieve off-road racers die ooit is gebouwd.
LM_aktuell
17.06.2010
11:41 Uhr
Seite 123
LOUWMAN MUSEUM
123
LM_aktuell
17.06.2010
RACING
124
I
11:41 Uhr
Seite 124
ITALIAN DESIGN
LM_aktuell
17.06.2010
11:41 Uhr
Seite 125
1956
1965
MASERATI A6G 2000 FRUA SPIDER
LAMBORGHINI 350 GT
Een van de mooiste Maserati’s ooit gebouwd is deze door Frua getekende A6G Spider. Een sportief wit vlak op de motorkap, bescheiden chroomversiering, een ietwat schuin naar voren gerichte grille en een accentuerende knik in de voorbumper. De auto heeft een dusdanig elegante uitstraling dat hij met name vrouwen aanspreekt. Slechts veertien Maserati’s A6/2000 zijn er in 19561957 gecarrosseerd door Frua, waarvan er hoogstwaarschijnlijk negen als Spider zijn gebouwd.
Het verhaal wil dat Ferruccio Lamborghini, van oorsprong tractorfabrikant, zich tijdens een toevallige ontmoeting met Enzo Ferrari beklaagt over diverse gebreken aan de Ferrari die hij onlangs heeft aangeschaft, waarop Enzo hem laat weten dat hij zich verder maar met zijn tractoren bezig moet houden. De minstens zo koppige en eigenwijze Lamborghini besluit hierop zijn eigen autofabriek te beginnen en Ferrari te beconcurreren. Het eerste prototype, de 350 GTV, wordt in 1963 in Turijn gepresenteerd. Het daarvan afgeleide productiemodel is de 350 GT, die een jaar later op de autosalon van Genève wordt getoond.
De A6 is na de oorlog een groot succes voor Maserati. In eerste instantie heeft de auto een 1,5 liter motor, later een tweeliter. Beide varianten hebben nog slechts een enkele bovenliggende nokkenas. Het aantrekken van Ferrari- en Alfa Romeoingenieur Colombo in 1954 brengt daar verandering in. Colombo neemt de zescilinder onder handen en rust de motor uit met een tweede nokkenas, grotere carburateurs en dubbele ontsteking. Hierdoor weet hij de motor op te waarderen tot 140 pk, terwijl de oorspronkelijke motor uit 1947 slechts 65 pk leverde. Deze Spider beschikt zelfs over 160 pk.
De ranke, elegante en sportieve carrosserie met de grote raampartijen is ontworpen door Franco Scaglione. Het koetswerk is vervaardigd door Touring uit Milaan volgens de ‘Superleggera’-methode (uiterst licht): aluminium panelen, direct gemonteerd op een buizenchassis. Dankzij zijn 3,5 liter twaalfcilinder met vier bovenliggende nokkenassen, ontwikkeld door oud-Ferrari-ingenieur Giotto Bizzarrini, kan de auto een topsnelheid bereiken van 240 km/u. Er worden slechts 120 exemplaren van de Lamborghini 350 GT gebouwd en deze is geleverd aan de Engelse verzamelaar C.W.P. Hampton. Hij vergelijkt de Lamborghini met zijn Ferrari-tijdgenoten en concludeert dat de Lamborghini minstens zo goed, zoniet beter is dan de Ferrari.
LOUWMAN MUSEUM
125
LM_aktuell
17.06.2010
RACING
126
I
11:41 Uhr
SHOWCARS
Seite 126
LM_aktuell
17.06.2010
11:41 Uhr
Seite 127
1953 FIAT 8V DÉMON ROUGE Een wel zeer eigenzinnig ontwerp van Giovanni Michelotti, gebouwd door Vignale op basis van de beroemde Fiat 8V. In 1953, op de autoshow van Turijn, toont Michelotti met deze ‘Démon Rouge’ (rode duivel) zijn creativiteit en inventiviteit. De halfronde, rechtopstaande achterruit onder de overstekende dakpartij is wel een van de meest opvallende details. Het is een aërodynamische kunstgreep om de achterruit schoon en droog te houden bij zware regenval. Later zou iets dergelijks worden toegepast bij de Ford Anglia en de Citroën Ami. Het dak zelf is grotendeels van plexiglas, teneinde het idee van een open auto te creëren. De portiergrepen zijn op ingenieuze wijze verwerkt in de achterste dakstijlen. Bumpers heeft de auto niet en de koplampen zijn geïntegreerd in de grille. In 1955 wint het ontwerp de eerste prijs in het ‘Coppa Campione d’Italia’-concours d’élégance. Bijna vijftig jaar later, in 2004, wint de auto de ‘Best of Show’-prijs op het concours d’élégance van Paleis Het Loo in Apeldoorn, het meest prestigieuze automobielevenement van Nederland. De Fiat 8V – ‘Otto Vu’ in het Italiaans – is de enige achtcilinder die Fiat ooit heeft gebouwd. De sportwagen, bedoeld voor deelname aan de Mille Miglia, komt in 1952 op de markt. Hij is erg duur: in Amerika kost hij met 6.000 dollar bijna twee keer zo veel als een Jaguar XK120. Er worden precies 114 exemplaren van de 8V gebouwd, waarvan diverse met speciale carrosserieën van onder meer Zagato, Ghia en Vignale.
LOUWMAN MUSEUM
127
LM_aktuell
17.06.2010
RACING
I
11:42 Uhr
Seite 128
SHOWCARS
1985
1974
SBARRO CHALLENGE I
MASERATI MEDICI SHOW CAR
Voor wie van wigvormen houdt, moet dit wel de ultieme automobiel zijn. Aan die vorm is op geen enkele manier een concessie gedaan; hij wordt nergens onderbroken. De Zwitserse designer Franco Sbarro wil in 1985 aantonen dat met een dergelijk ontwerp een zeer lage luchtweerstandcoëfficiënt kan worden bereikt. In dit geval 0,26. Zowel binnen- als buitenspiegels ontbreken, maar achterin bevindt zich een grote camera, die beelden van het achteropkomend verkeer projecteert op twee televisiemonitors in de portieren. De auto is tevens voorzien van een destijds ultramodern audiosysteem met graphic equalizer en cd-speler, alsmede van een videorecorder. De Challenge I heeft Mercedes-Benz-techniek, maar de motor dient slechts als bewijs dat de auto een zekere levensvatbaarheid als productiemodel zou hebben. De koplampen doen wat denken aan die van de Ford GT40. Dat is dan ook een van Franco Sbarro’s favoriete auto’s.
De eerste Volkswagen Golf, de Alfa Romeo Alfasud, de Saab 9000, de Audi 80 en de Lancia Delta hebben allemaal gemeen dat ze ontworpen zijn door Giorgetto Giugiaro. Zo ook deze Maserati Medici show car, waarin met een beetje fantasie trekken van de bovengenoemde automodellen zijn terug te vinden. De naam ‘Medici’ is afkomstig van de bekende bankiersfamilie uit Florence, in de 15e en 16e eeuw veel invloed uitoefende op de ontwikkeling van de kunst. De Maserati, een luxueuze vierdeurs hatchback voor officiële gelegenheden, wordt voor het eerst getoond op de autotentoonstelling van Turijn in 1974. Bijzonder detail is het glazen dak, dat in een stalen frame zit. In 1975 wordt de auto door Giugiaro sterk gemodificeerd. De wielbasis wordt verlengd en de auto krijgt zes zitplaatsen in plaats van vier. Vanwege deze modificaties wordt soms gesproken van model I en model II, maar het gaat feitelijk om dezelfde auto. In 1976 staat de Maserati op de autosalon in Parijs, waar hij vermoedelijk is gekocht door de sjah van Perzië.
Sbarro is voornamelijk bekend vanwege zijn conversies, prototypen en replica’s, die hij sinds 1971 in zijn eigen fabriek bouwt. In 1992 richt Sbarro een hogeschool voor autodesign en –constructie op.
128
Scherpe lijnen zijn kenmerkend voor de ontwerpen van Giorgetto Giugiaro, die een veelheid aan bekende auto’s op zijn naam heeft staan. Hij begint zijn carrière medio jaren vijftig bij de stylingafdeling van Fiat. Daarna werkt hij zowel voor Bertone als voor Ghia en richt in 1968 zijn eigen ontwerpbureau op, inmiddels bekend als ItalDesign Giugiaro. Deze Maserati is door het Louwman Museum direct overgenomen van ItalDesign.