Houtskoolanalyse van een Romeins crematiegraf, Heule-Peperstraat (Kortrijk, België)
RAPPORTNUMMER
621
DATUM
27 NOVEMBER 2012
AUTEUR
D. LENTJES & S. LANGE
Colofon Titel: BIAXiaal 621 Houtskoolanalyse van een Romeins crematiegraf, Heule-Peperstraat (Kortrijk, België) Auteur: D. Lentjes & S. Lange Opdrachtgever: GATE Archaeology Gemeente: Kortrijk Plaats: Heule Toponiem: Heule-Peperstraat ARCHIS-onderzoeksmeldingsnummer: n.v.t. Lambertcoördinaten vindplaats: X:69634.74 Y: 170774.72 (midden) ISSN: 1568-2285 ©BIAX Consult, Zaandam, 2012 Correspondentieadres: BIAX Consult Hogendijk 134 1506 AL Zaandam tel: 075 – 61 61 010 fax: 075 – 61 49 980 e-mail:
[email protected]
1.
Inleiding In januari 2012 is in de Peperstraat te Heule, een deelgemeente van Kortrijk in de provincie West-Vlaanderen, België, een archeologisch proefsleuvenonderzoek uitgevoerd door GATE Archaeology. Tijdens dit onderzoek zijn drie Romeinse crematiegraven aangetroffen. In de vulling van een van de drie crematiegraven, Graf 05-02, bevond zich een grote hoeveelheid houtskool (Figuur 1). Het betreft een noordwest-zuidoost georiënteerd rechthoekig spoor van 224 cm lang, 62 cm breed en 20 cm diep. In en rond het spoor werden de fragmenten aangetroffen van een verbrande handgemaakte Romeinse kookpot, een intact (onverbrand) terra sigillata bordje, een terra nigra bekertje en een handgemaakt bord met opstaande rand (Figuur 2). Deze objecten maken het mogelijk om een relatieve datering tussen de tweede en derde eeuw na Chr. aan het graf toe te kennen. Het terra nigra bekertje was gevuld met verbrand bot. Mogelijk betreft het de crematieresten van de overledene. Het houtskool uit dit crematiegraf is verzameld en naar Biax Consult gestuurd, waar het is geanalyseerd door D. Lentjes. Het doel van deze analyse was enerzijds om te bepalen of het uitsluitend om houtskool ging of dat er zich ook verkoolde voedselresten in het graf bevonden. Anderzijds zou er bepaald worden welke houtsoorten er bij de crematie gebruikt waren. Uit historische bronnen komt naar voren dat zowel de Germaanse stammen als de Romeinen om verschil in status en ritueel te benadrukken bij crematies verschillende houtsoorten gebruikten.1
2.
Materiaal en methode Het monster uit Graf 05-02 is eerst in zijn geheel bekeken onder een opvallendlichtmicroscoop met vergrotingen tot 10x5 om te bepalen of het uitsluitend om houtskool ging. Toen dat het geval bleek, zijn vijftig houtskoolfragmenten geselecteerd om daarvan de houtsoort te bepalen. De selectie is op het oog gedaan, met als doel om een min of meer gelijk aandeel grote, stevige en kleinere, meer fragiele fragmenten te verzamelen. Immers, als alle gedetermineerde houtskoolfragmenten in een enkele categorie zouden vallen is er het risico dat bepaalde houtsoorten onder- of oververtegenwoordigd zijn. Om hout te determineren moet de microscopische structuur van het hout worden onderzocht. Bij de determinatie is gebruik gemaakt van de determinatiesleutel van Schweingruber 1982.
1
Van Rijn 1999, 6.
3.
Figuur 1
Heule-Peperstraat, coupe van crematiegraf 05-02 (©GATE)
Figuur 2
Heule-Peperstraat, veldopname van nis van Graf 05-02 met bijgiften (©GATE)
Resultaten en discussie De resultaten van de houtskoolanalyse zijn te vinden in bijlage 1.
Het overgrote deel van het houtskoolmonster uit graf 05-02 bestond uit scheef gegroeid knoesthout dat waarschijnlijk van beuk (Fagus) afkomstig is. Enkele van de fragmenten zijn gesinterd en sommige vertoonden krimpscheuren. Gesinterd houtskool is vaak hard en bros en vertoont grote en kleine holtes die door het verkolen zijn ontstaan. De houtskool als er veel holtes in voorkomen bros. Gesinterd houtskool kan een aanwijzing zijn voor 1) hout dat bij hoge temperatuur is verkoold, 2) houtskool dat als brandstof is gebruikt. Verglaasd materiaal dat in de buurt van een vuurhaard met hoge verbrandingstemperaturen komt kan ook gesinterd raken. Krimpscheuren in houtskool kunnen duiden op veel vocht en daarmee op vers (levend) hout ten tijde van het verkolen. In eikenhout komen dergelijke scheuren echter zo vaak voor in de zogenaamde houtstralen dat ze een als een onbetrouwbare indicator moeten worden beschouwd. De dominantie van knoesthout in het monster is niet moeilijk te verklaren. Knoesten zijn de hardste en meest compacte delen van de boom en hebben daarom een relatief grote kans om verkoold bewaard te blijven.2 Beuk is een algemene soort in relatief onverstoorde bossen op zand, zandleem en leembodem.3 Daarbij komt dat beukenhout zeer geschikt is als brandhout en grondstof voor houtskool, en ook vele wordt gebruikt voor binnenconstructies en meubelen.4 De auteurs kennen echter geen parallellen voor de aanwezigheid van beukenhout in Romeinse crematies in Vlaanderen. Houtskool dat in Romeinse crematiegraven in Nederland wordt gevonden bestaat meestal volledig uit eikenhout.5 In de rest van het monster zat een stamfragment van iep (Ulmus) en een van eikenhout (Quercus). Beide soorten komen in Vlaanderen veelvuldig voor. Tenslotte was er nog een fragment dat te zeer beschadigd en vergroeid was om te determineren. Vermoedelijk gaat het hier ook om beukenhout, maar dat is niet met zekerheid te zeggen (zie de tabel in bijlage 1) . Bijlage 2 bevat een lijst van de aangetroffen botanische macroresten. Alle drie de aanwezige soorten zijn vrij algemene akkeronkruiden.
4.
Conclusies Het houtskool uit crematiegraf Graf 05-02 bestond voornamelijk uit knoesthout van beuk, met een klein aandeel iepen- en eikenhout. Er zijn enkele botanische macroresten aangetroffen, maar geen resten van voedselplanten. Het is mogelijk dat deze oorspronkelijk wel in het grafaardewerk (een kookpot, twee borden en een beker) waren bijgezet maar de tand des tijds niet hebben doorstaan, bijvoorbeeld omdat ze niet verkoold waren.
2
Brinkkemper 1997. Maes 2006, 145. 4 Maes 2006, 146. 5 Lange & Hiddink 2003. 3
5.
Literatuur Brinkkemper, O., 1997: Houtskool van een grafveld uit de Romeinse Tijd en botanische macroresten van sloten uit de Late Middeleeuwen te Poortugal, Biaxiaal 43. Lange, S., Hiddink, H.A., 2003: Houtskool, in: Hiddink, H.A. (ed.), Het grafritueel in de late ijzertijd en Romeinse tijd in het Maas-Demer-Scheldegebied, in het bijzonder van twee grafvelden bij Weert, Amsterdam, 181-192. Maes, B., 2006: Inheemse bomen en struiken in Nederland en Vlaanderen, Amsterdam. Messiaen, L., Van Eenoo, M. van, 2012: Heule-peperstraat. Rapportage archeologische Prospectie. Schweingruber, F.H., 1982: Mikroskopische Holzanatomie, Zürich.
Bijlage 1
Heule-Peperstraat, resultaten van de houtskoolanalyse van staal B3 (spoor 2). Legenda: cf. = gelijkend op, Fagus= beuk, Ulmus=iep, Quercus=eik, indet.= niet nader te bepalen. Deel= deel van de boom, n= aantal fragmenten, gesinterd= houtskool met of zonder bewaard gebleven houtstructuur, met grote en kleine holtes die door het verkolen zijn ontstaan. Het houtskool is vaak hard en als er veel holtes in voorkomen bros. Krimpscheuren= scheuren in houtskool, meestal ontstaan doordat er veel vocht in het hout zat ten tijde van het verkolen.
houtsoort
deel
n
cf. Fagus
knoest
45 76,455
Ulmus
stam
1
Quercus
stam
2
0,943
indet.
knoest
1
0,221
Bijlage 2
gewicht (g)
aantasting
krimpscheuren
1 gesinterd
3
0,239 gesinterd
Heule-Peperstraat, resultaten van de macrorestenanalyse van staal B3 (spoor 2).
wetenschappelijke naam
n
Nederlandse naam
Fallopia convolvulus
4
Zwaluwtong
Scleranthus annuus
6
Eénjarige hardbloem
Vicia hirsuta/tetrasperma
4
Ringel-/Vierzadige wikke