ALGEMENE RICHTLIJNEN VAN SEPTEMBER 1969 VOOR BRANDWEERKAZERNES, POSTEN OF BRANDWEERSTATIONS. (Ministerie Binnenlandse Zaken)
HET
BOUWEN
VAN
HOOFDSTUK I - TERMINOLOGIE Onderscheid dient gemaakt tussen brandweerkazernes, posten en stations. De KAZERNE is een gebouw waar het beroepspersoneel permanent gehuisvest is en waar al, of toch het grootste gedeelte van het materieel van het korps ondergebracht is (beroeps- of gemengd korps). De POST is een gebouw waar het beroepspersoneel permanent gevestigd is en waar een beperkte hoeveelheid materieel ondergebracht is. De post moet noodzakelijk afhangen van een kazerne. Het STATION is een gebouw waar het materieel van het korps ondergebracht is (vrijwilligerskorps). Er kan huisvesting beschikbaar zijn voor brandweerliedenhuisbewaarders. Naar gelang het aantal en de belangrijkheid van de te voorziene lokalen voor de kazerne, de post of het station, worden de brandweerkorpsen in vier categorieën gerangschikt : 1. 2. 3. 4.
Gemeenten centrum X met beroepspersoneel; Gemeenten centrum Y met beroeps- of gemengd personeel; Gemeenten centrum Z met gemengd of vrijwilligerspersoneel; Gemeenten niet centrum met vrijwilligerspersoneel.
De hoeveelheid brand- en reddingsmaterieel en het aantal branduitrustingen waarover de brandweerkorpsen dienen te beschikken om doeltreffend hun opdracht te vervullen, verschillen uiteraard voor de korpsen van de gemeenten X, Y, Z en niet centrum.
HOOFDSTUK II - ALGEMENE BEGINSELEN. 1. Keuze van inplanting.
2. Hoofdzakelijke voorwaarden. 1. De nieuwe kazernes, de nieuwe posten en de nieuwe stations dienen ingericht in gebouwen die niet afhankelijk zijn van andere diensten. 2. De lokalen voorzien om als kazerne, post of station te dienen, zullen uitsluitend door de brandweerdiensten, reddings- en ambulancediensten betrokken worden. Behalve deze diensten voor dringende hulp, mogen deze lokalen voor geen andere doeleinden gebruikt worden. 3. De aan de stations toe te voegen woonvertrekken dienen uitsluitend voorbehouden aan brandweerlieden in actieve dienst. De autobergplaatsen voor de persoonlijke wagens van deze bewoners, moeten geheel onafhankelijk gelegen zijn van de lokalen waar het materieel van het korps is ondergebracht. De woonvertrekken moeten door hun bewoners verlaten worden binnen de maand waarin zij hun actieve dienst om eender welke reden staken (leeftijdsgrens, ontslag, tuchtmaatregel ... ) 3. Bijzondere afmetingen. Rekening houdende met de tabel van het noodzakelijke materieel gevoegd bij het K.B. van
R.L. september 1969 p. 1/6
V/III
Kenniscentrum – Documentatiedienst
2. De liggingplaats van de kazerne, de post of het station zal gekozen worden, rekening houdend met de toegankelijkheid vanuit de lokalen tot de verkeerswegen. Een oordeelkundige plaats is die welke toelaat het gebouw van tenminste twee uitgangen te voorzien, bv. op de hoek van twee loodrechte wegen; de nabijheid van de kom der gemeente, zodat de vrijwilligers geen al te grote verplaatsingen moeten doen in geval van brandalarm.
FOD Binnenlandse Zaken – A.D. Civiele Veiligheid
1. Behalve degelijk gerechtvaardigde uitzondering, dient het terrein waarop de constructie zal opgetrokken worden of wel het gebouw waaraan de nodige aanpassingen zullen gebracht worden, eigendom te zijn van de gemeente.
8 november 1967, moeten de autobergplaatsen aan de volgende karakteristieken beantwoorden : MINIMUM AANTAL EN SOORTEN VAN VOERTUIGEN
autopompen Personeels- en gereedschaps brandweerwagen Autoladders Brandweerwagen met poederinstallatie 2 x 250 kg Ambulancewagen Commandowagen Draagbare motorpompen Aanhangmotorpompen Ledigingsmotorpompen
X
Y
Z
niet centrum
4
3
2
1
1 2
1 1
1
1
1 3 1 4 3 10
3 1 3 1 4
1 2 1 2
1
AFMETINGEN EN GEWICHT VAN DE TUIGEN Autopomp 8 x 2,5 m Autoladder 12 m x 2,5 m Personeels- en gereedschapsbrandweerwagen 8 m x 2,5 m Brandweerwagen met poederinstallatie 3x250 kg. 8 m x 2,5 m Ambulancewagen 5 m x 2,2 m Commandowagen 5 m x 2,5 m Aanhangmotorpomp 3 m x 1,5 m
12 T. 12 T. 7 T. 10 T. 2 T. 2 T. 1 T.
Oppervlakte van de garage Vrije hoogte Aantal deuren waarvan op straat Breedte der deuren Hoogte der deuren
2
1200 m 4m 8 6 3,5 m 3,5 m
Y
Z
niet centrum
800 m2 4m 6 4 3,5 m 3,5 m
500 m2 4m 4 4 3,5 m 3,5 m
160 m2 4m 2 2 3,5 m 3,5 m
HOOFDSTUK III - BEKNOPTE OPSOMMING EN BESCHRIJVING VAN DE LOKALEN WELKE EEN BRANDWEERKAZERNE, POST OF BRANDWEERSTATION MOETEN BEVATTEN. 1. Kleine ingangshall voor de ontvangst der bezoekers. - geeft verbinding met de spreekplaats; - geeft verbinding met de doorgang. 2. Spreekplaats Klein lokaal uitsluitend palend aan de ingangshall.
R.L. september 1969 p. 2/6
V/III
Kenniscentrum – Documentatiedienst
X
FOD Binnenlandse Zaken – A.D. Civiele Veiligheid
MINIMA AFMETINGEN VAN DE GARAGES .
3. Signalisatiezaal. deze zaal omvat: - de telefoonapparaten van het publiek net; - de private verbindingen met de openbare instellingen, verzorgingsinstellingen, handels- en nijverheidsinrichtingen; - de apparaten van de interfonie-installatie; - de alarmeringsapparaten voor de manschappen (vrijwilligers of beroepspersoneel met rust); - de bediening van het alarmeringssysteem; - het magnetisch of elektrisch bellennet; - de bediening van de alarmering in het station, de post of de kazerne; - de bediening van de verlichting bij brand en de nachtverlichting; - de bediening voor het openen en sluiten van de poorten; - het radio zend- en ontvangsttoestel; - de tabel met vermelding van de werktuigen in het korps; - de kaarten van het gewest; - de kartoteek der gemeenten van het gebied en der groepscentra in de provincie; - de bediening van de geluids- en lichtsignalen; - de uitzendpost van de geluidvensters. 4. Lokaal van de hulpverlichtingsgroep. - geeft met geen ander lokaal verbinding. Dit lokaal moet zich aan één der buitenmuren (of aan de koer) bevinden en moet voorzien zijn van een genoegzame verluchtingsinstallatie en van een toestel hetwelk de uitlaatgassen doet ontsnappen.
-
-
onafhankelijk lokaal en geïsoleerd van de aanpalende lokalen door aan het vuur weerstand biedende materialen; effen en gladde vloer weerstand biedende aan hydrocarburen en de vastgestelde tonnenmaat van de tuigen kunnen dragen; schuine helling van 1 % naar de buitenkant; geen steunpilaren wanneer er slechts 2 uitgangen zijn die op de straat uitgeven; maximum twee steunpilaren voor vier uitgangspoorten die op straat uitgeven; deuren met automatisch openings- en sluitingssysteem dewelke vanuit drie punten bediend worden : 1. vanuit de signalisatiezaal; 2. vanuit een punt van de garage; 3. op ieder der deuren; ondergrondse leidingen voor de verwijdering der uitlaatgassen van de voertuigen naar buiten.
6. Oefenkoer. -
afmetingen : moet een gemakkelijk uit te voeren maneuver mogelijk maken voor de voertuigen met een buitenstraal van 15 m. zullen aldaar voorzien worden: een oefenwaterput van tenminste 30 m3; een hydrant rechtstreeks aangesloten op het waterbedelingsnet; een genoegzame afvoer voor het verbruikte water bij oefeningen.
7. Werkplaats met onderzoekput(ten) of hefbrug van 15 ton. -
werkplaats die toelaat de lopende herstellingen te doen alsook het uitvoeren van schrijnwerk, schilderwerk en elektriciteitswerk; de verschillende afdelingen zullen, naar gelang de noodwendigheid, en overeenkomstig de belangrijkheid van het korps, afgescheiden zijn door vaste schutsels; - in de belangrijke korpsen zullen de verschillende afdelingen volkomen afgescheiden worden (mechaniek, schilders, schrijnwerkerij, enz....) (centra X en Y). N.B. de werkplaats moet gescheiden zijn van de garage.
R.L. september 1969 p. 3/6
V/III
Kenniscentrum – Documentatiedienst
-
FOD Binnenlandse Zaken – A.D. Civiele Veiligheid
5. Garage.
8. W.C. toiletten, wasbakken en stortbaden. -
in aantal variërend volgens de belangrijkheid van het korps; het lokaal waarin zij opgesteld zijn moet voorzien zijn van afvoerbakken voor het afvalwater.
9. Duivelskamer. -
moet afgezonderd zijn van de gebouwen; in een lokaal voorzien van hoge en lage verluchting, van geblindeerde deuren en een dakbedekking in lichte materialen; is bestemd voor berging van kruiken en vaten benzine, olie, petroleum, flessen met zwavelzuur en gedistilleerd water, enz.
10. Brandstof-reserve. -
volgens de noden, in ondergrondse tanks; de bedelingspompen moeten buiten staan.
11. Materialen magazijn (oppervlakte volgens noodzaak) -
mag niet blootgesteld zijn aan directe zonnestraling.
12. Verpleegkamer - medisch kabinet. -
installatie voor eerste hulpverlening; medikaal steekkaartenstelsel van het personeel.
13. Bureel der officieren. -
in de belangrijke korpsen; verdeeld in bureel voor de korpsoverste en bureel der andere officieren.
14. Bureel van het korps.
15. Vergaderzaal, opleidings- en conferentiezaal. -
lokaal bestemd voor de verzameling van het personeel voor theorielessen, conferenties en allerhande vergaderingen; oppervlakte naar gelang de belangrijkheid van het korps (organiek effectief + 100 %)
16. Ontspanningszaal. Lokaal waar het personeel zich ophoudt buiten de werkuren. 17. Keuken. -
lokaal dienende tot het bereiden of althans tot het verwarmen van het voedsel voor het personeel en, zo nodig, voor het bereiden van warme dranken in geval van tussenkomst in de winter; moet voorzien zijn van toestellen gekoppeld aan de elektriciteit of stadsgas; wasbak voor het reinigen van vaatwerk met aanvoer van warm water; frigo voor het bewaren van eetwaren; kast voor het bergen van vaatwerk en allerhande kleine voorraden levensmiddelen, koffie, cichorei, enz...
18. Eetzaal. Lokaal in evenredigheid tot het effectief van het beroepspersoneel.
R.L. september 1969 p. 4/6
V/III
Kenniscentrum – Documentatiedienst
bureel van de administratie van het korps, personeel, materieel, preventie, operaties, enz...
FOD Binnenlandse Zaken – A.D. Civiele Veiligheid
-
19. Kledingmagazijn. Bewaarplaats van reserve branduitrustingen. 20. Turnzaal. naargelang de belangrijkheid van het korps. 21. Bibliotheek, lees- en studiezaal. -
lokaal af te zonderen van alle lawaai, gelegenheid biedend aan het personeel de technische documentatie van het korps te raadplegen en door studie hun kennis te verrijken (naar willekeur).
22. Donkere kamer voor fotografie en fotokopie. Lokaal in evenredigheid tot de noodwendigheden van het korps; moet voorzien zijn van lopend water en in verbinding staan met de riolen (naar willekeur). 23. Glijmasten. -
-
glijmasten die toelaten aan het personeel dat zich op de verdiepingen bevindt, het gelijkvloers te bereiken, zijn opgesteld in de doorgang die verbinding geeft met de conferentiezaal, vergader- of studiezaal en de ontspanningszaal, en moeten uitmonden in een zijdelingse gang op de garage verbinding gevend met deze laatste bij middel van heen en weer slaande deuren; indien meerdere verdiepingen moeten uitgerust zijn met glijmasten, moeten deze afzonderlijk geplaatst zijn.
24. Huisvesting voor de brandweerlieden-huisbewaarders. -
te voorzien in het geval waar de effectieven uitsluitend uit vrijwilligers bestaan; dienen voorzien te zijn van al het nodige comfort.
-
de verwarming moet geschieden met warm water, met stoom of dienen voor de voeding van een luchtconditionneringsinstallatie; de brandstofopslagplaats, hetzij voor hout, kolen of stookolie, moet totaal afgescheiden zijn.
26. Voorraadkelder. -
een per appartement van een brandweerman-huisbewaarder; een voor het personeel met dienst.
27. Opruimingskelder. -
lokaal voor oude banden of buiten gebruik gesteld materieel.
28. Schuilkelder voor het personeel. -
zal voorzien worden van twee uitgangen (oppervlakte in verhouding tot het effectief)
29. Schuilkelder-bedieningspost. -
zal voorzien worden van twee uitgangen; plaatsen van toevoerkabels voor telefonische en radiotelefonische verbindingen.
30. Schuilkelder voor de civiele bescherming. -
zal voorzien zijn van twee uitgangen.
R.L. september 1969 p. 5/6
V/III
Kenniscentrum – Documentatiedienst
-
FOD Binnenlandse Zaken – A.D. Civiele Veiligheid
25. Stookruimte en brandstofopslag.
31. Lokaal voor gas-, elektriciteit- en watertellers. -
uitgevende op de straat.
32. Schuilkelders met hindernissen voor oefeningen in giftige middens. -
lokaal voorzien van trap, hindernissen, enz... voor het oefenen met maskers (naar willekeur)
33. Droogtoren. De droog-, oefen- en uitkijktoren mag niet minder zijn dan 12 meter nuttige hoogte, vanaf het gelijkvloers. De toren moet buiten of binnen de oefenplaats gebouwd worden. Deze zal een minimum afmeting hebben van 2,50 x 2,5 m. Gebruikte materialen : beton, metselwerk of metaal - constructie. Toegangsladders. Zij moet uitgerust zijn met een elektrisch hijstoestel met een kracht van minstens 1500 Kg voor het optrekken van de slangen. De toren moet zodanig gebouwd zijn dat deze terzelfdertijd kan dienen voor: - drogen van persslangen; - oefenen van het personeel; - plaatsen van sirene; - uitkijkpunt voor de omgeving; - eventueel voor het plaatsen van de antenne voor radioverbindingen. 34. Binnentelefonie. - moet de verbindingen mogelijk maken tussen de lokalen onderling bij middel van een binnentelefonie-installatie, alsmede de aansluiting der verschillende lokalen: bureel van de korpsoverste, van de officieren, korpsbureel, enz... met de telefooncentrale voor de buitenverbindingen. 35. Interfonie.
moet omvatten: de stroomkringen van de algemene verlichting; de stroomkringen van de nachtverlichting; de stroomkringen van de hulpverlichting; de stroomkringen van de drijfkracht voor het voeden der machines; de voeding van het verluchtingssysteem en van de verluchting der garage en schuilkelders; een voedingsstroomkring op lage spanning voor de looplampen. 37. Geperste luchtinstallatie. Moet een luchtcompressor bevatten met een vaste verbinding naar lokalen zoals garage en werkplaatsen; de uitlaten der leidingen moeten voorzien zijn van snelkoppelingen. N.B. Naargelang het werkregime in de beroeps- of gemengde korpsen kan de bouw van een slaapzaal eventueel voorzien worden in verhouding tot de belangrijkheid van het effectief.
R.L. september 1969 p. 6/6
V/III
Kenniscentrum – Documentatiedienst
36. Elektrische installatie.
FOD Binnenlandse Zaken – A.D. Civiele Veiligheid
moet een verbinding bevatten tussen de alarmcentrale en de verschillende lokalen: burelen, vergaderen ontspanningszalen, magazijnen, garage, oefenkoer, schuilkelders, enz.. door een net van luidsprekers.