Opschrift Datum
Decreet houdende de organisatie van de elektriciteitsmarkt 17.07.2000
HOOFDSTUK I ALGEMENE BEPALINGEN ART. 1. Dit decreet regelt een gewestaangelegenheid. ART. 2. In dit decreet wordt verstaan onder: 1° distributie: het vervoer van elektriciteit langs distributienetten met het oog op de levering ervan aan afnemers; 2° distributienet: binnen een geografisch afgebakend gebied geheel van verbindingen met een nominale spanning gelijk aan of lager dan 70 kV en de daarmee verbonden transformator-, schakel-, verdeel- en onderstations en andere hulpmiddelen die noodzakelijk zijn voor de distributie van elektriciteit op regionaal of lokaal niveau; 3° directe lijn: elke elektrische leiding met een nominale spanning gelijk aan of lager dan 70 kV die fysisch geen deel uitmaakt van het distributienet; 4° warmtekrachtinstallatie: installatie voor de opwekking in één proces van thermische energie en elektrische en/of mechanische energie; 5° afnemer: elke eindafnemer, leverancier of tussenpersoon; 6° eindafnemer: elke natuurlijke of rechtspersoon die elektriciteit koopt voor eigen gebruik; 7° in aanmerking komende afnemer: elke afnemer die krachtens artikel 12 of, indien hij niet in het Vlaamse Gewest is gevestigd, krachtens de wetgeving van een ander Gewest of een andere lidstaat van de Europese Unie, het recht heeft om contracten te sluiten voor de levering van elektriciteit, met een producent, leverancier of tussenpersoon van zijn keuze en die daarom het recht heeft om toegang te krijgen tot het distributienet onder de voorwaarden, bepaald in artikel 11, § 1 en in artikel 14; 8° gebonden afnemer: elke niet in aanmerking komende afnemer; 9° tussenpersoon: elke natuurlijke of rechtspersoon die elektriciteit koopt met het oog op de doorverkoop aan een andere tussenpersoon of aan een leverancier; 10° leverancier: elke natuurlijke of rechtspersoon die elektriciteit verkoopt aan eindafnemers; 11° netbeheerder: elke beheerder van een distributienet die aangewezen is overeenkomstig artikel 5; 12° producent: elke natuurlijke of rechtspersoon die elektriciteit opwekt; 13° ondersteunende diensten: alle diensten die nodig zijn voor de functionering van het distributienet; 14° openbaredienstverplichting: verplichting die betrekking heeft op de sociaal-economische, ecologische en technische aspecten van elektriciteitsvoorziening; 15° hernieuwbare energiebronnen: alle andere energiebronnen dan fossiele brandstoffen of kernsplijting die op een duurzame wijze ingezet kunnen worden; 16° groene stroom: elektriciteit, opgewekt door gebruik te maken van hernieuwbare energiebronnen; 17° groenestroomcertificaat: een overdraagbaar immaterieel goed dat aantoont dat een producent in een daarin aangegeven jaar een daarin aangegeven hoeveelheid groene stroom, uitgedrukt in kWh, heeft opgewekt; 18° minister: de Vlaamse minister, bevoegd voor het energiebeleid; 19° Vlaamse elektriciteitsmarkt: alle activiteiten die verband houden met de opwekking en de distributie van elektriciteit waarvoor het Vlaamse Gewest bevoegd is; 20° federale Elektriciteitswet: wet van 29 april 1999 betreffende de organisatie van de elektriciteitsmarkt; 21° reguleringsinstantie: de Vlaamse Reguleringsinstantie voor de Elektriciteits- en Gasmarkt, afgekort VREG, opgericht overeenkomstig artikel 4, § 1, van het decreet van 30 april 2004 tot oprichting van het publiekrechtelijk vormgegeven extern verzelfstandigd agentschap Vlaamse Reguleringsinstantie voor de Elektriciteits- en Gasmarkt; 22° heffingsjaar: het kalenderjaar waarvoor de heffing, bedoeld in hoofdstuk XI, is verschuldigd; 23° injecteren: leveren van elektriciteit aan een distributienet vanuit het transmissienet, vanuit een ander distributienet of door een producent;
24° transmissienet: transmissienet bedoeld in Art. 2 7° van de federale Elektriciteitswet; 25° huishoudelijke afnemer : elke natuurlijke persoon aangesloten op het distributienet op een spanning gelijk aan 1 000 volt of minder die elektriciteit afneemt om te voorzien in zijn behoeften of die van de personen die samen met hem in de woning in kwestie gedomicilieerd zijn, behoudens in het geval dat het leveringscontract voor de levering van elektriciteit op het afnamepunt in kwestie werd gesloten door een onderneming, zoals bedoeld in artikel 2, 3°, van de wet van 16 januari 2003 tot oprichting van een kruispuntbank voor ondernemingen, tot modernisering van het handelsregister, tot oprichting van erkende ondernemingsloketten en houdende diverse bepalingen; 26° warmtekrachtbesparing: de primaire energiebesparing die gerealiseerd wordt door gebruik te maken van een warmtekrachtinstallatie; 27° warmtekrachtcertificaat: een overdraagbaar immaterieel goed dat aantoont dat een daarin genoemde warmtekrachtinstallatie, in een daarin aangegeven jaar, een warmtekrachtbesparing van 1 000 kWh heeft gerealiseerd. 28° afsluiten : het buiten dienst stellen van de aansluiting of het ontzeggen van de toegang tot het net door de aansluiting af te koppelen van de installaties van de huishoudelijke afnemer; 29° fraude : het oneigenlijk gebruik van de elektriciteitstoevoer, waardoor onrechtmatig elektriciteit wordt afgenomen die niet geregistreerd wordt door de elektriciteitsmeter; 30° budgetmeter voor elektriciteit : elektriciteitsmeter met stroombegrenzer en hulpkrediet, die wordt opgeladen met een systeem van voorafbetaling; 31° hulpkrediet : een krediet dat ter beschikking wordt gesteld van een huishoudelijke afnemer, zodra het op de budgetmeter voor elektriciteit opgeladen bedrag opgebruikt is; 32° lokale adviescommissie : commissie als vermeld in artikel 7 van het decreet van 20 december 1996 tot regeling van het recht op minimumlevering van elektriciteit, gas en water. 33° toegangshouder : persoon die een contract heeft afgesloten met een netbeheerder of de beheerder van het transmissienet met betrekking tot de toegang tot diens net via een bepaald afnamepunt; 34° toegangsregister : register, beheerd door een netbeheerder of de beheerder van het transmissienet, waarbij voor ieder afnamepunt op diens net de toegangshouder geregistreerd staat. 35° werkmaatschappij : de privaatrechtelijke vennootschap waarin de netbeheerder participeert of de publiekrechtelijke rechtspersoon die participeert in de netbeheerder, die in naam en voor rekening van de netbeheerder belast is met de exploitatie van zijn net en de toepassing van openbaredienstverplichtingen. 36° actieverplichting : een door de Vlaamse Regering aan de netbeheerders in het kader van een openbaredienstverplichting opgelegde REG-actie; 37° financieringsverbintenis : een door de Vlaamse Regering aan de netbeheerders in het kader van een openbaredienstverplichting opgelegde verplichting tot het financieren van rationeel energiegebruik; 38° middelenverplichting : een door de Vlaamse Regering aan de netbeheerders in het kader van een openbaredienstverplichting opgelegde verplichting om een deel van hun budget te besteden aan eigen REG-acties; 39° REG-actieplan : actieplan voor de bevordering van het rationeel energiegebruik; 40° Vlaams Energieagentschap : het agentschap, opgericht bij het besluit van de Vlaamse Regering van 16 april 2004 tot oprichting van het intern verzelfstandigd agentschap, het Vlaams Energieagentschap.
HOOFDSTUK II DISTRIBUTIENETBEHEER AFDELING 1 AANWIJZING VAN NETBEHEERDERS ART. 3. § 1. Het beheer van een distributienet wordt waargenomen door een netbeheerder met rechtspersoonlijkheid, aangewezen overeenkomstig artikel 5, voor een hernieuwbare termijn van twaalf jaar. § 2. Als een netbeheerder voor de exploitatie van het distributienet en de toepassing van openbaredienstverplichtingen een beroep wil doen op een werkmaatschappij, moet voorafgaandelijk een toestemming verkregen worden van de reguleringsinstantie. In dat geval
moet deze werkmaatschappij voldoen aan de voorwaarden vermeld in artikel 4, § 3. De netbeheerder vraagt de toestemming van de reguleringsinstantie binnen de door de Vlaamse Regering bepaalde termijn. De Vlaamse Regering stelt de procedure vast voor het onderzoek en het verlenen van de toestemming. Een distributienetbeheerder kan voor de exploitatie van het distributienet en de toepassing van openbaredienstverplichtingen op ieder ogenblik slechts een beroep doen op één werkmaatschappij gedurende de door de netbeheerder bepaalde en door de reguleringsinstantie aanvaarde periode. Die periode kan in ieder geval niet langer zijn dan de duur, bepaald bij zijn aanwijzing, en is hernieuwbaar. Als een netbeheerder al voor 1 juli 2007 een beroep doet op een werkmaatschappij voor de exploitatie van het distributienet en de toepassing van openbaredienstverplichtingen, brengt hij de reguleringsinstantie hiervan op de hoogte binnen de door de Vlaamse Regering bepaalde termijn. De reguleringsinstantie onderzoekt of de werkmaatschappij in kwestie voldoet aan de voorwaarden vermeld in artikel 4, § 3, en verleent in voorkomend geval de toestemming.
ART. 4. § 1. De Vlaamse regering stelt, na advies van de reguleringsinstantie, de voorwaarden vast waaraan de kandidaat-netbeheerders moeten voldoen. Deze hebben in ieder geval betrekking op: 1° de technische en financiële capaciteit van de kandidaat-netbeheerder; 2° de professionele betrouwbaarheid van de kandidaat-netbeheerder; 3° het beschikken over een eigendoms- of exploitatierecht voor het distributienet in kwestie; 4° de beheersmatige en juridische onafhankelijkheid van de netbeheerders ten aanzien van producenten, houders van een leveringsvergunning en tussenpersonen, onverminderd artikel 7, § 2. § 2. De voorwaarden voor beheersmatige en juridische onafhankelijkheid, vermeld in § 1, 4°, hebben betrekking op de activiteiten van de netbeheerder, de deelneming van andere ondernemingen in de netbeheerder, de deelneming van de netbeheerder in andere ondernemingen, de verhouding van de netbeheerder tot derden, het bestuursorgaan van de netbeheerder, het orgaan dat belast is met de dagelijkse leiding van de netbeheerder en de personeelsleden van de netbeheerder. § 3. De Vlaamse Regering stelt, na advies van de reguleringsinstantie, de voorwaarden vast waaraan de werkmaatschappijen moeten voldoen. Die voorwaarden hebben in ieder geval betrekking op : 1° de voorwaarden vermeld in §§ 1 en 2 van dit artikel; 2° de (mede)zeggenschap van de netbeheerder over de werkmaatschappij. ART. 5. De reguleringsinstantie wijst voor elk distributienet de netbeheerder aan. Indien het distributienet in kwestie geheel of gedeeltelijk eigendom is van een gemeente of van een groep van gemeenten, gebeurt die aanwijzing op voorstel van deze gemeente of groep van gemeenten. De reguleringsinstantie kan enkel van dit voorstel afwijken, indien de voorgestelde netbeheerder niet voldoet aan één of meer voorwaarden, vastgesteld ter uitvoering van artikel 4. (Zie B.V.R. 15 juni 2001, B.S., 5 september 2001) ART. 6. Het mandaat van de netbeheerder eindigt in elk geval ingeval van faillissement, ontbinding, fusie of splitsing. De reguleringsinstantie kan de aanwijzing van de netbeheerder herroepen, op voorwaarde dat deze rechtspersoon werd gehoord of naar behoren werd opgeroepen, ingeval van: 1° significante wijziging in het aandeelhouderschap van de netbeheerder of de werkmaatschappij die de onafhankelijkheid van het beheer van het distributienet in kwestie in het gedrang zou
kunnen brengen; 2° grove tekortkoming van de netbeheerder of de werkmaatschappij aan zijn verplichtingen krachtens dit decreet of de uitvoeringsbesluiten ervan.
AFDELING 2 ACTIVITEITEN VAN DE NETBEHEERDER ART. 7. § 1. De netbeheerder staat in voor de exploitatie, het onderhoud en de ontwikkeling van het distributienet. In dit kader is hij inzonderheid belast met de volgende taken: 1° instaan voor de efficiënte, veilige en betrouwbare werking van het distributienet; 2° ... 3° voldoende capaciteit voor de distributie van elektriciteit aanhouden; 4° koppelingen met andere netten exploiteren, onderhouden en eventueel ontwikkelen; 5° uitvoeren van de openbaredienstverplichtingen, vermeld in de artikelen 18bis, 18ter, 18quater en 19, eerste lid, 1°; § 2. De netbeheerder en de werkmaatschappij kunnen geen andere activiteiten ondernemen inzake de levering van elektriciteit, dan de levering van elektriciteit in het kader van een openbaredienstverplichting, opgelegd op grond van artikel 19, 1°. De netbeheerder die overeenkomstig de federale elektriciteitswet ook als transmissienetbeheerder is aangeduid kan geen andere activiteiten ondernemen inzake de productie van elektriciteit, dan de productie van elektriciteit nodig om zijn taken als netbeheerder goed te kunnen uitoefenen. De overige netbeheerders en de werkmaatschappijen kunnen geen andere activiteiten ondernemen voor de productie van elektriciteit, dan de productie van elektriciteit uit hernieuwbare energiebronnen en kwalitatieve warmtekrachtkoppeling in productie-installaties waarvan de netbeheerder op 1 oktober 2006 eigenaar is, en die aangesloten zijn op het distributienet dat door hen beheerd wordt.De elektriciteit die wordt opgewekt in deze installaties wordt enkel aangewend voor de dekking van het eigen verbruik van de netbeheerder en/ of de werkmaatschappij en/of de netverliezen. De verdere exploitatie van kwalitatieve warmtekrachtinstallaties waarvan hij op 1 oktober 2006 eigenaar is, vormt een openbaredienstverplichting voor de netbeheerder zolang de certificaten toegekend voor de primaire energiebesparing gerealiseerd door de installatie niet aanvaard worden voor de certificatenverplichting, bedoeld in artikel 25bis, § 2. De netbeheerder streeft hierbij naar een maximale primaire energiebesparing. § 3. De categorie van gebonden afnemers die vanaf een bepaald ogenblik voldoen aan de criteria voor het bepalen van de in aanmerking komende afnemers, bedoeld in artikel 12, behalve deze afnemers die van de hieraan verbonden rechten gebruik wensen te maken, wordt verder voorzien van elektriciteit door een door de netbeheerder aangewezen houder van een leveringsvergunning. De Vlaamse regering legt de nadere toepassingsregels en de te volgen procedures vast. ART. 8. De reguleringsinstantie, bedoeld in artikel 27, § 1, van dit decreet, stelt een technisch reglement op voor het beheer van het distributienet, de toegang ertoe en de vereisten voor het aanleggen van directe lijnen. Het technisch reglement bepaalt in ieder geval: 1° de technische minimumeisen voor het distributienet en de aansluitingen erop; 2° de technische minimumeisen voor directe lijnen; 3° de operationele regels waaraan de netbeheerder onderworpen is bij zijn technisch beheer van het distributienet en bij de maatregelen die hij moet treffen om het hoofd te bieden aan problemen die de continuteit van de voorziening in het gedrang kunnen brengen;
4° de prioriteit die moet worden gegeven aan kwalitatieve warmtekrachtinstallaties en aan productie-installaties van groene stroom die aangesloten zijn op het distributienet; 5° de ondersteunende diensten die de netbeheerder moet inrichten; 6° de informatie die door de netbeheerder moet worden verstrekt aan de beheerders van andere elektriciteitsnetten waaraan het distributienet is gekoppeld, om een veilige en efficiënte exploitatie, een gecoördineerde ontwikkeling en de interoperabiliteit van de netten in kwestie te waarborgen. [Voor dit technisch reglement gelden de bepalingen in artikel 7, § 4, van het decreet van 30 april 2004 tot oprichting van het publiekrechtelijk vormgegeven extern verzelfstandigd agentschap Vlaamse Reguleringsinstantie voor de Elektriciteits- en Gasmarkt. (ing. decr. 30 april 2004, art. 19, I:1 april 2006)] ART. 9. De netbeheerder en de werkmaatschappij onthouden zich van elke vorm van discriminatie tussen afnemers of categorieën van afnemers. De persoonlijke en commerciële gegevens die zij verwerven van de afnemers bij de uitoefening van hun taken, moeten zij strikt vertrouwelijk behandelen. ART. 10. De personeelsleden van de netbeheerder en van de werkmaatschappij zijn gebonden door het beroepsgeheim. Zij mogen de vertrouwelijke gegevens die hen ter kennis zijn gekomen op grond van hun functie bij de netbeheerder of de werkmaatschappij in het kader van de uitvoering van hun taken, bedoeld in artikel 7, aan niemand bekendmaken, behalve wanneer zij worden opgeroepen om in rechte te getuigen, onverminderd de mededelingen aan beheerders van andere elektriciteitsnetten of aan de reguleringsinstantie, bedoeld in artikel 27, § 1, die uitdrukkelijk door dit decreet of de uitvoeringsbesluiten ervan zijn bepaald of toegelaten en onverminderd andere wettelijke bepalingen. Elke overtreding van dit artikel wordt gestraft met de straffen, bepaald in artikel 458 van het Strafwetboek.
HOOFDSTUK III TOEGANG TOT HET DISTRIBUTIENET ART. 11. § 1. Elke netbeheerder maakt de geldende tarieven bekend voor de toegang tot zijn net, alsmede de tarieven voor ondersteunende diensten die hij levert. De in aanmerking komende afnemers hebben recht op toegang tot het distributienet tegen deze bekendgemaakte tarieven. § 2. Een netbeheerder kan een verzoek om toegang tot het distributienet dat hij beheert enkel afwijzen in één of meer van onderstaande gevallen: 1° indien de veilige en betrouwbare werking van het distributienet in het gedrang komt; 2° indien zijn distributienet over onvoldoende capaciteit beschikt om het vervoer te verzekeren; 3° indien de toegang tot het distributienet de goede uitvoering van een openbaredienstverplichting door de betrokken netbeheerder zou verhinderen; 4° indien de aanvrager niet voldoet aan de technische minimumeisen zoals bepaald in artikel 8, 1°. Ingeval van een weigering stuurt de netbeheerder aan de verzoeker een grondig gemotiveerde verklaring. Tegen deze weigering kan in beroep gegaan worden bij de reguleringsinstantie. ART. 12.
§ 1. De volgende categorieën van afnemers worden onmiddellijk als in aanmerking komende afnemer beschouwd: 1° de eindafnemers die meer dan 20 gigawattuur per jaar verbruiken op basis van het verbruik op de locatie en met inbegrip van zelfopwekking; 2° de eindafnemers die zelf elektriciteit produceren door middel van een kwalitatieve warmtekrachtinstallatie, wat de afname van elektriciteit betreft via het aansluitpunt van de installatie op het distributienet en voor maximaal het aantal kWh dat berekend wordt als het nominaal elektrisch vermogen van de warmtekrachtinstallatie in kW, vermenigvuldigd met een gebruiksduur van 3000 uur; 3° de eindafnemers die zelf groene stroom produceren en hiervoor groenestroomcertificaten ontvangen, wat de afname van elektriciteit betreft via het aansluitpunt van de installatie op het distributienet en voor maximaal het aantal kWh dat berekend wordt als het nominaal elektrisch vermogen van de productie-installatie in kW, vermenigvuldigd met een gebruiksduur van 3000 uur; 4° de eindafnemers van een hoeveelheid elektriciteit bij een leverancier die deze hoeveelheid elektriciteit betrekt uit hernieuwbare energiebronnen of kwalitatieve warmtekrachtkoppeling en voorzover deze elektriciteit werd geproduceerd in het Vlaamse Gewest of in de gebieden zoals bedoeld in artikel 6, van de federale Elektriciteitswet; 5° de eindafnemers van een hoeveelheid warmte bij een leverancier die deze hoeveelheid warmte betrekt uit hernieuwbare energiebronnen of kwalitatieve warmtekrachtkoppeling ten belope van maximaal 500 kWh elektriciteit per GJ van deze afgenomen hoeveelheid warmte en voorzover deze warmte werd geproduceerd in het Vlaamse Gewest; 6° de eindafnemers van een hoeveelheid warmte van een stadsverwarmingsnet waarbij de warmte gerecupereerd wordt in een elektriciteitopwekkingsinstallatie ten belope van 500 kWh per afgenomen GJ van deze afgenomen hoeveelheid warmte en voorzover deze warmte werd geproduceerd in het Vlaamse Gewest; 7° de houders van een leveringsvergunning voor de hoeveelheid elektriciteit, verbruikt door hun afnemers, die zijn aangewezen als in aanmerking komend, om deze afnemers te bevoorraden. § 2. De Vlaamse regering kan nadere regels vastleggen betreffende de voorwaarden, opgelegd in § 1. (Zie B.V.R. 13 juli 2001, B.S., 17 augustus 2001) § 3. Rekening houdend met de evolutie van de openstelling van de elektriciteitsmarkt in de andere lidstaten van de Europese Unie en met het openstellingsritme zoals bepaald in de Europese Richtlijn 96/92/EG, bepaalt de Vlaamse regering, na advies van de reguleringsinstantie, welke andere categorieën van afnemers in aanmerking komen. (Zie B.V.R. 13 juli 2001, B.S., 17 augustus 2001) ART. 13. De Vlaamse regering kan, na advies van de reguleringsinstantie, onder de door haar bepaalde voorwaarden, de minister machtigen om de toegang tot het distributienet te beperken of te verbieden voor de invoer van elektriciteit afkomstig van andere lidstaten van de Europese Unie en bestemd voor in het Vlaamse Gewest gevestigde in aanmerking komende afnemers, voor zover de afnemer, indien hij in de lidstaat van oorsprong zou zijn gevestigd, geen in aanmerking komende afnemer zou zijn krachtens de regelgeving van deze lidstaat. ART. 14. De reguleringsinstantie [stelt (verv. decr. 30 april 2004, art. 20, I: 1 april 2006)] de gedragscode voor toe-gang tot het net [op. (verv. decr. 30 april 2004, art. 20, I: 1 april 2006)] De gedragscode
bepaalt in ieder geval: 1° de procedures en nadere regels voor de aanvraag voor toegang tot het net; 2° de gegevens die de leveranciers aan de netbeheerder moeten verstrekken; 3° de voorzorgsmaatregelen die door de netbeheerder moeten worden genomen ter bescherming van de vertrouwelijkheid van de persoonlijke en commerciële gegevens van de afnemers; 4° de termijnen waarbinnen de netbeheerder moet antwoorden op de aanvragen voor toegang tot het distributienet. [Voor deze gedragscode gelden de bepalingen in artikel 7, § 4, van het decreet van 30 april 2004 tot oprichting van het pu-bliekrechtelijk vormgegeven extern verzelfstandigd agentschap Vlaamse Reguleringsinstantie voor de Elektriciteits- en Gasmarkt. (ing. decr. 30 april 2004, art. 20, I:1 april 2006)] ART. 15. [... (opgeh. decr. 24 december 2004, art. 61, I: 1 januari 2005)] (De in het opgeheven artikel 15 voorziene gratis distributie kan, bij wijze van overgangsregeling, nog tot uiterlijk 31 december 2005. tussen netbeheerder en leveranciers worden verrekend voor groene stroom die vóór 1 januari 2005 werd geïnjecteerd op het distributienet maar nog niet werd verrekend tussen netbeheerder en leverancie) ART. 16. [De Vlaamse regering (verv. decr. 30 april 2004, art. 21, I: 1 april 2006)] legt de voorwaarden vast waar-aan een warmtekrachtinstallatie moet voldoen om voor de toepassing van dit decreet als kwalitatieve warmte-krachtinstallatie te worden beschouwd.
HOOFDSTUK IV LEVERINGSVERGUNNINGEN ART. 17. § 1. Voor de levering van elektriciteit aan in aanmerking komende afnemers is een leveringsvergun-ning vereist. § 2. De in § 1 bedoelde leveringsvergunning kan enkel worden afgeleverd voor: 1° de levering van elektriciteit via het distributienet; 2° de levering van groene stroom of elektriciteit opgewekt door middel van een kwalitatieve warmtekrachtinstallatie door een producent die gebruik maakt van een directe lijn. § 3. De levering via een directe lijn vanuit een mobiele installatie voor de opwekking van elektriciteit is niet aan een leveringsvergunning onderworpen. § 4. [Voor de levering van elektriciteit door een netbeheerder in het kader van artikel 7, § 2, en de openbaredienstverplich-tingen, bedoeld in de artikelen 18bis en 19, eerste lid, 1°, is geen leveringsvergunning vereist. (verv. decr. 4 juli 2003, art. 4, I: 8 augustus 2003)] § 5. Voor de levering van elektriciteit aan in aanmerking komende afnemers kunnen de intercommunales, bij beslissing van de algemene vergadering en in het kader van hun statutair doel, deelnemen in vennootschappen die energie en energiediensten aanbieden. § 6. De leveringsvergunningen worden door de reguleringsinstantie toegekend. § 7. De Vlaamse regering bepaalt, na advies van de reguleringsinstantie:
1° de criteria voor de toekenning, de wijziging en de intrekking van de leveringsvergunningen, die in ieder geval betrekking zullen hebben op: a) de technische en financiële capaciteit van de aanvrager; b) de professionele betrouwbaarheid van de aanvrager; c) de capaciteit van de aanvrager om aan de behoeften van zijn afnemers te voldoen; d) de openbaredienstverplichtingen, bedoeld in artikel 19, 2°; e) de beheersmatige en juridische onafhankelijkheid van de aanvrager ten opzichte van de netbeheerders; 2° de procedure voor de toekenning van de leveringsvergunningen, inzonderheid de vorm van de aanvraag, het onderzoek van het dossier en de vergoeding die hiervoor betaald moet worden, de termijnen waarbinnen de reguleringsinstantie moet beslissen en zijn beslissing aan de aanvrager moet meedelen en de beroepsprocedure; 3° wat er met de leveringsvergunning gebeurt ingeval van controlewijziging, fusie of splitsing van de houder, en, in voorkomend geval, de te vervullen voorwaarden en de te volgen procedures voor het behoud of de hernieuwing van de leveringsvergunning in deze gevallen. (Zie B.V.R. 15 juni 2001, B.S., 5 september 2001)
HOOFDSTUK V TOELATINGEN ART. 18. Voor de aanleg van een elektrische leiding, dienstig voor de uitbouw van een distributienet, en een directe lijn moet een toelating verkregen worden. De Vlaamse regering stelt de nadere toepassingsregels, procedures en criteria vast. Deze moeten objectief en niet-discriminatoir zijn. De toelating voor de aanleg van een directe lijn kan afhankelijk worden gesteld van een weigering tot toegang tot het distributienet of van het ontbreken van een aanbod tot gebruik van een distributienet onder redelijke economische en technische voorwaarden. De Vlaamse regering stelt de rechten en verplichtingen in hoofde van de houders van een toelating voor het aanleggen van een elektrische leiding in de zin van het eerste lid van dit artikel vast.
HOOFDSTUK VI OPENBAREDIENSTVERPLICHTINGEN ART. 18bis. § 1. Elke netbeheerder neemt de nodige maatregelen opdat elke op zijn distributienet aangesloten huishoudelijke afnemer en elke titularis van de aansluiting van een gebouw, zoals bedoeld in § 4, per kalenderjaar een hoeveelheid elektriciteit gratis ontvangt, en vervoert deze elektriciteit gratis. § 2. De hoeveelheid elektriciteit, bedoeld in § 1, wordt niet geleverd aan een huishoudelijke afnemer wanneer de aansluiting van de huishoudelijke afnemer op het distributienet een aansluiting betreft in een gebouw of een deel van een gebouw dat niet zijn domicilie is. § 3. De hoeveelheid elektriciteit, bedoeld in § 1, wordt als volgt berekend: 100 kWh + (100 kWh x het aantal personen dat op 1 januari van het beschouwde jaar gedomicilieerd is op het adres van de aansluiting van de huishoudelijke afnemer op het distributienet). § 4. In appartementsgebouwen, bejaardentehuizen en andere gebouwen waar elektriciteit
afgenomen wordt door verschillende personen die gedomicilieerd zijn op een adres in het betrokken gebouw en die niet over een aparte aansluiting beschikken, wordt de hoeveelheid elektriciteit, bedoeld in § 1, als volgt berekend: 100 kWh + (100 kWh x het aantal personen dat op 1 januari van het beschouwde jaar gedomicilieerd is op een adres in het betrokken gebouw). De titularis van de aansluiting of zijn afgevaardigde, ongeacht of deze een huishoudelijke afnemer is of niet, zorgt ervoor dat de financiële voordelen van de gratis hoeveelheid elektriciteit, bedoeld in § 1, verdeeld worden over de verschillende personen die gedomicilieerd zijn op een adres in het betrokken gebouw. § 5. De hoeveelheid elektriciteit, bedoeld in § 1 kan niet meer bedragen dan het jaarlijkse verbruik op de desbetreffende aansluiting op het distributienet. § 6. De gemeenten geven uiterlijk op 15 januari van elk jaar aan de netbeheerders die op hun grondgebied werkzaam zijn, de toestemming om bij het Rijksregister gegevens te vragen met betrekking tot het aantal personen dat op 1 januari van het beschouwde jaar gedomicilieerd was op elk van de verschillende domicilies die zich op het grondgebied van de gemeente bevinden. § 7. De Vlaamse regering kan nadere regels vastleggen betreffende de manier waarop de hoeveelheid elektriciteit, bedoeld in § 1, wordt toegekend en verrekend. ART. 18ter Behoudens de gevallen, vermeld in artikel 18quater, heeft iedere huishoudelijke afnemer recht op een ononderbroken toevoer van elektriciteit. De kosten voor de levering van elektriciteit komen steeds ten laste van de huishoudelijke afnemer, behalve voor de gratis hoeveelheid elektriciteit, vermeld in artikel 18bis. ART. 18quater § 1. De netbeheerder kan de toevoer van elektriciteit alleen in de volgende gevallen afsluiten : 1° bij een onmiddellijke bedreiging van de veiligheid en dit zolang deze toestand duurt; 2° bij een leegstaande woning, na het volgen van een procedure die door de Vlaamse Regering wordt bepaald; 3° bij fraude van de huishoudelijke afnemer, na het volgen van een procedure die door de Vlaamse Regering wordt bepaald; 4° als de huishoudelijke afnemer geen wanbetaler is en weigert om een leveringscontract te sluiten, na het volgen van een procedure die door de Vlaamse Regering wordt bepaald; 5° als de huishoudelijke afnemer weigert om aan de netbeheerder toegang te geven tot de ruimte waarin de elektriciteitsmeter is opgesteld en waarover hij het eigendoms- of gebruiksrecht heeft, voor de plaatsing, de inschakeling, de controle of de meteropname van de elektriciteitsmeter, inclusief de budgetmeter voor elektriciteit en de stroombegrenzer; 6° als de huishoudelijke afnemer weigert om aan de netbeheerder toegang te geven tot de ruimte waarin de budgetmeter is opgesteld en waarover hij het eigendoms- of gebruiksrecht heeft, voor het uitschakelen van de stroombegrenzer in de budgetmeter voor elektriciteit; 7° als de huishoudelijke afnemer weigert om met de netbeheerder een afbetalingsplan te sluiten of als hij het gesloten afbetalingsplan met de netbeheerder niet naleeft, onder de voorwaarden bepaald door de Vlaamse Regering, en na het volgen van een procedure die door de Vlaamse Regering wordt bepaald; 8° als het leveringscontract van de huishoudelijke afnemer werd opgezegd omwille van een andere reden dan wanbetaling en als de huishoudelijke afnemer binnen een periode die door de Vlaamse Regering wordt vastgelegd, geen leveringscontract heeft gesloten, tenzij de betreffende afnemer kan aantonen dat hij geen leveringscontract heeft kunnen sluiten; 9° als de huishoudelijke afnemer door de netbeheerder gedurende zes maanden zonder schuld werd beleverd en weigert om een leveringscontract te sluiten, na het volgen van een procedure die door de Vlaamse Regering wordt bepaald.
In de gevallen, vermeld in 5°, 6°, 7°, 8° en 9°, van het eerste lid, kan de afsluiting pas gebeuren na een advies van de lokale adviescommissie. In de gevallen, vermeld in 5°, 6°, 7°, 8° en 9°, van het eerste lid, kan de Vlaamse Regering de afsluiting van de elektriciteitstoevoer in bepaalde periodes beperken of verbieden. De netbeheerder kan enkel in het voordeel van de huishoudelijke afnemer afwijken van het advies van de lokale adviescommissie. § 2. In het geval, vermeld in § 1, 1°, komen alle kosten die verbonden zijn aan de afsluiting of heraansluiting van de huishoudelijke afnemer, ten laste van de netbeheerder, tenzij de netbeheerder kan aantonen dat de oorzaak van de onveiligheid toegeschreven kan worden aan de huishoudelijke afnemer of aan de eigenaar van de woning. In de gevallen, vermeld in § 1, 2°, komen alle kosten die verbonden zijn aan de afsluiting en de heraansluiting van de woning, ten laste van de eigenaar van de woning. In de gevallen, vermeld in § 1, 3°, 4°, 5°, 6°, 7°, 8° en 9°, komen alle kosten die verbonden zijn aan de afsluiting en de heraansluiting van de huishoudelijke afnemer, ten laste van deze huishoudelijke afnemer. In afwijking van de vorige leden vallen de kosten die verbonden zijn aan de heraansluiting steeds ten laste van de netbeheerder als blijkt dat de huishoudelijke afnemer ten onrechte werd afgesloten. § 3. De Vlaamse Regering bepaalt de voorwaarden voor een heraansluiting en de termijnen waarbinnen de heraansluiting van de elektriciteitstoevoer en de herinschakeling van de stroombegrenzer in de budgetmeter voor elektriciteit gebeurt. ART. 19. De Vlaamse regering kan, na advies van de reguleringsinstantie: 1° de netbeheerders supplementaire openbaredienstverplichtingen opleggen die betrekking kunnen hebben op: a) investeringen in het distributienet; b) aansluiting van de afnemers op het distributienet; c) de ononderbroken levering van een minimale hoeveelheid elektriciteit ingeval van niet-betaling van de elektriciteitsfactuur, de levering van elektriciteit aan huishoudelijke eindafnemers die niet over een geldig leveringscontract beschikken en de verzekerde bevoorrading van de afnemers ingeval de houder van een leveringsvergunning zijn verplichtingen niet nakomt; d) de veiligheid, continuïteit, regelmaat en kwaliteit van leveringen van elektriciteit; e) maatregelen van sociale aard, zoals de plaatsing en de exploitatie van budgetmeters voor elektriciteit en van stroombegrenzers; f) programma's ter bevordering van het rationeel energiegebruik; g) minimumnormen inzake het rationeel energiegebruik bij hun eindafnemers; h) informatie over en sensibilisering voor het elektriciteitsverbruik en de elektriciteitskosten van de eindafnemers; i) investeringen in kwalitatieve warmtekrachtinstallaties, installaties voor de productie van groene stroom of groenestroomcertificaten; j) de exploitatie van openbare verlichting; k) de informatieverlening en het eventueel voorafgaand overleg bij een onderbreking van de elektriciteitstoevoer voor aanleg, onderhoud en herstelling van het net; l) de karakteristieken van de geleverde elektrische spanning op het toegangspunt; m) de termijnen waarbinnen aanvragen voor nieuwe aansluitingen en aanpassingen van aansluitingen behandeld en uitgevoerd worden; n) de termijnen waarbinnen klachten en vragen van eindafnemers behandeld worden. 2° de houders van een leveringsvergunning openbaredienstverplichtingen opleggen die betrekking kunnen hebben op: a) maatregelen van sociale aard, zoals beschermingsmaatregelen in geval van wanbetaling en
ingeval van opzegging van het leveringscontract; b) programma's ter bevordering van het rationeel energiegebruik; c) minimumnormen inzake het rationeel energiegebruik bij hun eindafnemers; d) informatie over en sensibilisering voor het elektriciteitsverbruik en de elektriciteitskosten van de eindafnemers; e) investeringen in kwalitatieve warmtekrachtinstallaties, installaties voor de productie van groene stroom of groenestroomcertificaten. De gemeenten en de openbare centra voor maatschappelijk welzijn verlenen hun medewerking aan de netbeheerders en aan de houders van een leveringsvergunning voor de uitvoering van de openbaredienstverplichtingen, bedoeld in 1° en 2° van het eerste lid. De Vlaamse regering bepaalt de vorm waarin die medewerking zal bestaan. ART. 19bis Alle kosten die verbonden zijn aan het opzeggen van het leveringscontract van een wanbetaler door een leverancier vallen ten laste van de leverancier. ART. 19ter. De Vlaamse Regering kan, na advies van de reguleringsinstantie, de netbeheerders openbaredienstverplichtingen opleggen met betrekking tot hun dienstverlening aan de leveranciers die toegang hebben tot hun net en/of hun aangestelden. Deze openbaredienstverplichtingen kunnen onder meer handelen over de termijnen waarbinnen meetgegevens en de aansluitingsgegevens van de klanten van de leverancier door de netbeheerder worden overgemaakt aan de leverancier en/of zijn aangestelden. ART. 20. § 1. Er wordt een Energiefonds opgericht. Dit fonds is een begrotingsfonds in de zin van artikel 45 van de gecoördineerde wetten op de Rijkscomptabiliteit. § 2. Aan dit Energiefonds worden rechtstreeks volgende inkomsten toegewezen : 1° opbrengsten uit heffingen en administratieve geldboetes die decretaal aan het Energiefonds worden toegewezen; 2° andere middelen aan het Energiefonds toegewezen krachtens wettelijke, decretale of conventionele bepalingen. § 3. De Vlaamse Regering beschikt over de kredieten van het Energiefonds voor de uitvoering van haar energiebeleid, in het bijzonder voor de financiering van openbaredienstverplichtingen inzake energie, voor haar sociaal energiebeleid, haar beleid inzake het rationeel energiegebruik, haar beleid inzake warmtekrachtkoppeling, haar beleid inzake de hernieuwbare energiebronnen en haar beleid inzake de flexibele mechanismen van het protocol van Kyoto.
HOOFDSTUK VII BEVORDERING VAN MILIEUVRIENDELIJKE ELEKTRICITEITSOPWEKKING ART. 21. [Een systeem van groenestroomcertificaten wordt ingevoerd. De Vlaamse regering bepaalt de datum met ingang waarvan het systeem werkzaam wordt. (verv. decr. 22 december 2000, art. 54, I: 1 januari 2001)] ART. 22. Voor de groene stroom waarvan de producent aantoont dat deze in het Vlaamse Gewest [... (geschr. decr. 20 december 2002, art. 32, I: 1 januari 2003)] is geproduceerd, verleent de reguleringsinstantie op aanvraag van de produ-cent een groenestroomcertificaat per schijf van
1000 kWh. ART. 23. § 1. Iedere leverancier die elektriciteit levert aan eindafnemers aangesloten op het distributienet of het transmissienet is verplicht jaarlijks voor 31 maart aan de reguleringsinstantie het aantal groenestroomcertificaten voor te leggen dat bepaald wordt met toepassing van § 2 of § 3 in voorkomend geval. Voor de elektriciteit die door de houders van een leveringsvergunning via het distributienet wordt geleverd aan eindafnemers, gebeurt de eerste voorlegging van groenestroomcertificaten in het jaar 2003. Voor de elektriciteit die door de leveranciers via het transmissienet wordt geleverd aan eindafnemers, gebeurt de eerste voorlegging van groenestroomcertificaten in het jaar 2004. In afwijking van §2 gebeurt voor de elektriciteit die door de netbeheerders wordt geleverd aan eindafnemers de eerste en laatste voorlegging van groenestroomcertificaten in 2003. De bepaling in het vierde lid is niet van toepassing voor de levering van de hoeveelheid elektriciteit, bedoeld in artikel 18bis, als de netbeheerder zelf de elektriciteit levert. Voor de toepassing van het eerste lid worden de leveringen van de hoeveelheid elektriciteit, bedoeldin artikel 18bis, door een houder van een leveringsvergunnning aan een eindafnemer van de netbeheerder, als een levering van deze houder van een leveringsvergunning aan de eindafnemer beschouwd. Indien in het toegangsregister geen leverancier vermeld staat als toegangshouder voor het betrokken afnamepunt, wordt de verplichting, bedoeld in het eerste lid, voor wat de leveringen aan het betrokken afnamepunt betreft, opgelegd aan de persoon die er wel vermeld staat als toegangshouder. § 2. Het aantal groenestroomcertificaten dat in een bepaald jaar n moet worden voorgelegd, wordt vastgesteld met de formule: C = G x Ev waarbij : C gelijk is aan het aantal voor te leggen certificaten, uitgedrukt in MWh (1 000 kWh); G gelijk is aan : 1° 0,008 op 31 maart 2003; 2° 0,012 op 31 maart 2004; 3° 0,020 op 31 maart 2005; 4° 0,025 op 31 maart 2006; 5° 0,030 op 31 maart 2007; 6° 0,0375 op 31 maart 2008; 7° 0,0450 op 31 maart 2009; 8° 0,0525 op 31 maart 2010; 9° 0,0600 op 31 maart 2011; Ev gelijk is aan de totale hoeveelheid elektriciteit uitgedrukt in MWh die in het jaar n-1 afgenomen werd op afnamepunten gelegen in het Vlaams Gewest waarop de betrokken persoon geregistreerd stond als toegangshouder in het toegangsregister van de betrokken netbeheerder of beheerder van het transmissienet, waarbij de afname per afname-punt wordt beperkt tot de afname tijdens de periode waarin de betrokken persoon geregistreerd stond als toegangshouder. In afwijking van het eerste lid wordt Ev verminderd met de volgende hoeveelheden : 1° per afnamepunt waarop in het jaar n-1 meer dan 20 000 MWh, maar minder dan 100 000 MWh elektriciteit werd afgenomen, 25 % van het verschil tussen deze afname, uitgedrukt in MWh, en 20 000 MWh, pro rata de hoeveelheid elektriciteit die werd afgenomen op het afnamepunt gedurende de periode in het jaar n-1 waarin de betrokken persoon toegangshouder was; 2° per afnamepunt waarop in het jaar n-1 meer dan 100 000 MWh werd afgenomen, 20000 Mwh
vermeerderd met 50 % van het verschil tussen de afname, uitgedrukt in MWh, en 100 000 MWh, pro rata de hoeveelheid elektriciteit die werd afgenomen op het afnamepunt gedurende de periode in het jaar n-1 waarin de betrokken persoon toegangshouder was. Het geheel van de afnamepunten van afnemers die zorgen voor het verzorgen van openbaar vervoer kunnen als 1 afnamepunt worden beschouwd. § 2bis. Groenestroomcertificaten kunnen enkel worden voorgelegd aan de VREG in het kader van de verplichting, bedoeld in § 1, in het jaar waarin ze werden toegekend en de vijf daaropvolgende jaren. In afwijking van het vorig lid, kunnen groenestroomcertificaten die in het jaar 2002 en het jaar 2003 werden toegekend, enkel worden voorgelegd in het jaar waarin ze werden toegekend en in de periode van 1 januari tot 31 maart van het volgend jaar. Indien deze groenestroomcertificaten op 31 maart 2003 of 31 maart 2004 eigendom zijn van een leverancier die reeds alle certificaten heeft ingeleverd die hij diende in te leveren voor deze datum overeenkomstig de verplichting, bedoeld in § 1, kunnen deze certificaten worden voorgelegd tot vijf jaar na de toekenning ervan, op voorwaarde dat ze door dezelfde leverancier worden voorgelegd. Het tweede lid geldt niet voor groenestroomcertificaten die op 31 maart 2004 in het bezit zijn van een netbeheerder. § 3. Indien de reguleringsinstantie vaststelt dat het quotiënt van het aantal groenestroomcertificaten toegekend in het jaar n-1 en het totaal van de afnamecijfers, uitgedrukt in MWh, van het jaar n-1 van alle afnamepunten in het Vlaamse Gewest, vermeld als Ev in § 2, groter is dan G op 31 maart van het jaar n+1, wordt deze G verhoogd tot dit quotiënt. § 4. In het jaar 2003 zal de Vlaamse regering in overleg met de reguleringsin-stantie, de beoogde doelstelling evalueren. De Vlaamse regering wordt gemachtigd om, na advies van de reguleringsin-stantie, de groeifactor voor de periode 2004-2010 te verhogen en nieuwe doelstellingen op te stellen voor de periode na 2010. ART. 23bis. § 1. De verkoop van elektriciteit aan eindafnemers in het Vlaamse Gewest als een hoeveelheid elektriciteit uit hernieuwbare energiebronnen of enige andere benaming die erop zou kunnen wijzen dat de elektriciteit werd opgewekt door middel van hernieuwbare energiebronnen, is toegestaan voorzover de leverancier een overeenstemmend aantal groenestroomcertificaten toont aan de VREG. Op de getoonde groenestroomcertificaten wordt aangegeven dat ze gebruikt werden in het kader van de verkoop van elektriciteit zoals bedoeld in het eerste lid. Een groenestroomcertificaat kan maar eenmaal worden gebruikt voor de verkoop van elektriciteit zoals bedoeld in het eerste lid. De Vlaamse regering stelt de criteria en procedure vast voor het tonen en aanmerken van groenestroomcertificaten zoals bedoeld in dit artikel. § 2. De verkoop van elektriciteit aan eindafnemers in het Vlaamse Gewest als een hoeveelheid elektriciteit uit kwalitatieve warmtekrachtkoppeling of enige andere benaming die erop wijst dat de elektriciteit werd opgewekt door middel van kwalitatieve warmtekrachtkoppeling, is toegestaan voor zover de leverancier een overeenstemmend aantal warmtekrachtcertificaten toont aan de VREG voor elektriciteit opgewekt uit kwalitatieve warmtekrachtkoppeling. Op de getoonde warmtekrachtcertificaten wordt aangegeven dat ze gebruikt werden in het kader van de verkoop van elektriciteit, zoals bedoeld in het eerste lid. Een warmtekrachtcertificaat kan maar eenmaal worden gebruikt voor de verkoop van elektriciteit
zoals bedoeld in het eerste lid. De Vlaamse Regering stelt de criteria en procedure vast voor het tonen en aanmerken van warmtekrachtcertificaten zoals bedoeld in dit artikel.
ART. 24. De Vlaamse regering stelt de nadere toepassingsregels en procedures vast voor het toekennen van groenestroomcertificaten, vermeld in artikel 22, en bepaalt welke certificaten in aanmerking komen voor het voldoen aan de verplichting, bedoeld in artikel 23. [De Vlaamse regering bepaalt onder welke omstandigheden het voorleggen van het aantal groenestroomcertificaten, bedoeld in artikel 23, § 2, geheel of gedeeltelijk kan worden vervangen door het voorleggen van een aantal groenewarmtecertificaten, als bedoeld in artikel 3, 23°, van het decreet van 6 juli 2001 houdende de organisatie van de gas-markt. (ing. decr. 6 juli 2001, art. 23, I: 28 oktober 2002)] ART. 25. Onverminderd artikel 23, §§ 1 en 2, wordt de Vlaamse regering gemachtigd om, na advies van de reguleringsinstantie, rekening houdende met het bestaan van gelijke of gelijkwaardige garanties inzake de aflevering van dergelijke certificaten, certificaten te aanvaarden voor groene stroom die niet is geproduceerd in het Vlaamse Gewest. [... (geschr. decr. 20 december 2002, art. 34, I: 1 januari 2003)] ART. 25bis. § 1. Een systeem van warmtekrachtcertificaten wordt ingevoerd. De Vlaamse regering bepaalt de datum van inwerkingtreding van het systeem. De warmtekrachtcertificaten worden door de reguleringsinstantie toegekend op basis van de voorwaarden die door de Vlaamse regering worden bepaald. § 2. De Vlaamse regering kan leveranciers aan eindafnemers, aangesloten op het distributienet of het transmissienet, en de toegangshouders de verplichting opleggen om jaarlijks voor 31 maart een aantal warmtekrachtcertificaten voor te leggen aan de reguleringsinstantie. De Vlaamse regering stelt de nadere toepassingsregels vast. De Vlaamse regering legt het aantal voor te leggen warmtekrachtcertificaten vast, rekening houdend met de beleidsdoelstellingen inzake de uitbouw van kwalitatieve warmtekrachtkoppeling in het Vlaamse Gewest. De Vlaamse regering kan bepalen onder welke voorwaarden certificaten uitgegeven door andere overheden kunnen worden aanvaard om te voldoen aan de certificatenverplichting, bedoeld in het eerste lid, waarbij gelijkaardige waarborgen moeten worden geboden op het vlak van de toekenning van de certificaten. In 2005 legt de Vlaamse regering, in overleg met de reguleringsinstantie, een evaluatierapport over de certificatenverplichting voor aan het Vlaams Parlement. Dit rapport evalueert de effecten en de kosteneffectiviteit van de certificatenverplichting. ART. 25ter. § 1. De netbeheerders kennen een minimumsteun toe voor de productie van elektriciteit uit hernieuwbare energiebronnen die is opgewekt in installaties aangesloten op hun net, voorzover de producent zelf daarom verzoekt. Als bewijs van zijn productie van elektriciteit uit hernieuwbare energiebronnen, draagt de producent het overeenstemmende aantal groenestroomcertificaten over aan de betrokken netbeheerder.
Een groenestroomcertificaat kan maar eenmaal aan een netbeheerder worden overgedragen. Er kan geen steun worden verleend voor elektriciteit uit hernieuwbare energiebronnen die langer dan 48 maanden voor de overdracht van de overeen-stemmende groenestroomcertificaten is geproduceerd of waarvoor het betreffende groenestroomcertificaat niet kan worden voorgelegd in het kader van artikel 23. De minimumsteun wordt vastgelegd afhankelijk van de gebruikte hernieuwbare energiebron en de gebruikte productietechnologie en bedraagt : 1° voor zonne-energie : 450 euro per overgedragen certificaat; 2° voor waterkracht, getijden- en golfslagenergie en aardwarmte: 95 euro per overgedragen certificaat; 3° voor windenergie op land en voor organisch-biologische stoffen waarbij al dan niet coverbranding wordt toegepast, voor de vergisting van organisch-biologische stoffen in stortplaatsen, en voor het organisch-biologisch deel van restafval : 80 euro per overgedragen certificaat. De verplichting, bedoeld in het eerste lid, begint bij de inwerkingstelling van een nieuwe productieinstallatie en loopt over een periode van 10 jaar. Voor het geval van zonne-energie begint de verplichting voor installaties die in dienst zijn genomen na 1 januari 2006 en loopt over een periode van twintig jaar. § 2. De netbeheerders brengen op regelmatige tijdstippen de certificaten die hen werden overgedragen op de markt om de kosten verbonden aan de verplichting, bedoeld in § 1, te recupereren. De VREG zorgt voor de transparantie en de regulariteit van de verkoop van deze certificaten door de netbeheerders. De lijsten van de overgedragen certificaten en van de certificaten die door de netbeheerders op de markt werden gebracht, worden maandelijks door de netbeheerders aan de VREG meegedeeld. § 3. In het geval dat de steun, bedoeld in § 1, door een beslissing van de Vlaamse overheid niet langer wordt toegekend, vergoedt de Vlaamse regering voor bestaande installaties de geleden schade. (ing. decr. 7 mei 2004, art.3, I: 8 juni 2004)] ART. 25quater. § 1. De netbeheerders kennen een minimumsteun toe voor de productie van elektriciteit die is opgewekt in kwalitatieve warmtekrachtinstallaties aangesloten op hun net, voorzover de producent zelf daarom verzoekt. Als bewijs van zijn productie van elektriciteit uit kwalitatieve warmtekrachtkoppeling, draagt de producent het overeenstemmende aantal warmtekrachtcertificaten over aan de betrokken netbeheerder. Een warmtekrachtcertificaat kan maar eenmaal aan een netbeheerder worden overgedragen. Er kan geen steun worden verleend voor elektriciteit uit kwalitatieve warmtekrachtkoppeling die langer dan 48 maanden voor de overdracht van de overeenstemmende warmtekrachtcertificaten is geproduceerd of waarvoor het betreffende warmtekrachtcertificaat niet kan worden voorgelegd in het kader van artikel 25bis. De minimumsteun bedraagt 27 euro per overgedragen warmtekrachtcertificaat. De verplichting, bedoeld in het eerste lid, geldt voor warmtekrachtinstallaties waarvoor de certificatenaanvraag wordt ingediend na inwerkingtreding van dit artikel en loopt over een periode van 10 jaar vanaf de indienstname van de warmtekrachtinstallatie. § 2. De netbeheerders brengen op regelmatige tijdstippen de warmtekrachtcertificaten die hen werden overgedragen op de markt om de kosten verbonden aan de verplichting, bedoeld in § 1, te recupereren. De VREG zorgt voor de transparantie en de regulariteit van de verkoop van deze
warmtekrachtcertificaten door de netbeheerders. De lijsten van de overgedragen warmtekrachtcertificaten en van de warmtekrachtcertificaten die door de netbeheerders op de markt werden gebracht, worden maandelijks door de netbeheerders aan de VREG meegedeeld. § 3. In het geval dat de steun, bedoeld in § 1, door een beslissing van de Vlaamse overheid niet langer wordt toegekend, vergoedt de Vlaamse Regering voor bestaande installaties de geleden schade.
ART. 25quinquies. De aanvrager van een nieuwe aansluiting op het distributienet voor een productie-installatie van elektriciteit uit kwalitatieve warmtekrachtkoppeling draagt de kosten voor de aansluiting op het distributienet. De kosten voor de aanleg van de elektrische leidingen over de eerste duizend meter op het openbaar domein tussen het distributienet en de productieinstallatie zijn in dat geval ten laste van de distributienetbeheerder voor zover het aansluitingsvermogen van die productie-installatie niet hoger is dan 5 MVA. De aanvrager van de aansluiting draagt alle overige kosten bij een nieuwe aansluiting van een productie-installatie van elektriciteit uit kwalitatieve warmtekrachtkoppeling op het distributienet. De kosten, vermeld in het tweede lid, die ten laste van de netbeheerder gelegd worden, worden beschouwd als kosten ten gevolge van de openbaredienstverplichtingen van de netbeheerder als netbeheerder.
HOOFDSTUK VIII FONDS HERNIEUWBARE ENERGIEBRONNEN ART. 26. ...
HOOFDSTUK IX REGULERINGSINSTANTIE AFDELING 1 OPRICHTING ART. 27. [... (opgeh. decr. 30 april 2004, art. 26, I: 1 april 2006)]
AFDELING 2 DOEL, TAKEN EN BEVOEGDHEDEN ART. 28. [... (opgeh. decr. 30 april 2004, art. 26, I: 1 april 2006)] ART. 29. [... (opgeh. decr. 30 april 2004, art. 26, I: 1 april 2006)] ART. 30. [... (opgeh. decr. 30 april 2004, art. 26, I: 1 april 2006)]
AFDELING 3 BESTUUR EN WERKING ART. 31. [... (opgeh. decr. 30 april 2004, art. 26, I: 1 april 2006)] ART. 32.
[... (opgeh. decr. 30 april 2004, art. 26, I: 1 april 2006)] ART. 33. [... (opgeh. decr. 30 april 2004, art. 26, I: 1 april 2006)]
AFDELING 4 FINANCIËLE MIDDELEN ART. 34. [... (opgeh. decr. 30 april 2004, art. 26, I: 1 april 2006)]
AFDELING 5 TOEZICHT ART. 35. [... (opgeh. decr. 30 april 2004, art. 26, I: 1 april 2006)]
HOOFDSTUK X SANCTIES [AFDELING I STRAFRECHTELIJKE SANCTIES (ing. Decr. 25 mei 2007, art. 29)] ART. 36. Worden gestraft met een gevangenisstraf van één maand tot één jaar en met een geldboete van [een tot vijfhonderd euro (verv. decr. 6 juli 2001, art. 56, I: 1 januari 2002)] of met één van deze straffen alleen: 1° zij die de krachtens dit decreet verrichte verificaties of onderzoeken van de reguleringsinstantie of van de Vlaamse regering hinderen, weigeren de informatie te verstrekken die zij gehouden zijn mede te delen krachtens dit decreet, of bewust verkeerde of onvolledige informatie verstrekken; 2° zij die de bepalingen van artikel 17, § 1 en artikel 18, eerste lid overtreden; (Zie B.V.R. 15 juni 2001, B.S., 5 september 2001) 3° de bepalingen van de artikelen 523 en 525 van het strafwetboek zijn onderscheidelijk van toepassing op de feiten van gehele of gedeeltelijke vernieling van machines of inrichtingen voor de productie, het vervoer, de levering en de benut-tiging van elektrische energie en op feiten van verhindering of van de opzettelijke aanslag op het vervoer en de distributie van elektrische energie op de toegelaten lijnen en netten. Zij die bij gebrek aan voorzorg, zonder opzet, machines of inrichtingen voor de productie, het vervoer, de levering en de benuttiging van elektrische energie vernielen of beschadigen of die het vervoer daarvan op de toegelaten lijnen en netten verhinderen of stremmen, worden gestraft met de bij artikel 563 van het strafwetboek bepaalde straffen.
[AFDELING II SANCTIES OPGELEGD DOOR DE VREG (ing. Decr. 25 mei 2007, art. 29)] ART. 37. § 1. Onverminderd de andere door dit decreet of in een uitvoeringsbesluit ervan bepaalde maatregelen, kan de reguleringsinstantie elke in het Vlaamse Gewest gevestigde natuurlijke of rechtspersoon verplichten tot naleving van specifieke bepalingen van het decreet van 30 april 2004 tot oprichting van het publiekrechtelijk vormgegeven extern verzelfstandigd agentschap Vlaamse Reguleringsinstantie voor de Elektriciteits- en Gasmarkt en van dit decreet of de uitvoeringsbesluiten ervan binnen de door haar bepaalde termijn. Indien deze natuurlijke persoon of rechtspersoon bij het verstrijken van deze termijn in gebreke blijft, kan de reguleringsinstantie, op voorwaarde dat deze natuurlijke of rechtspersoon werd gehoord of naar behoren werd opgeroepen, een administratieve geldboete opleggen. Deze administratieve geldboete mag, per kalenderdag, niet lager zijn dan duizend tweehonderd vijftig euro, noch hoger zijn dan honderdduizend euro, noch, in totaal, hoger zijn dan twee miljoen euro of 3 procent van de omzet die de betrokken persoon heeft gerealiseerd op de Vlaamse elektriciteitsmarkt tijdens het laatste afgelopen boek-jaar, indien dit laatste bedrag hoger is.
Strafvervolging in de zin van artikel 36 sluit administratieve geldboete uit, voor wat betreft de vervolgde feiten, ook wanneer de vervolging tot vrijspraak heeft geleid. De administratieve geldboete, vermeld in § 1, kan enkel worden opgelegd, voor zover er geen specifieke administratieve sanctie, als vermeld in afdeling II en afdeling III, kan worden opgelegd. § 2. Onverminderd § 1, bedraagt het bedrag van de administratieve geldboete voor een overtreding van artikel 23, § 1, 75 euro per ontbrekend certificaat op 31 maart 2003 en 100 euro per ontbrekend certificaat op 31 maart 2004. Vanaf 31 maart 2005 wordt de boete bepaald op 125 euro per ontbrekend certificaat. § 2bis. ... § 2ter. Het tarief van de administratieve geldboete voor een overtreding van de certificatenverplichting, bedoeld in artikel 25bis, bedraagt 30 euro per ontbrekend certificaat op 31 maart 2004, 35 euro per ontbrekend certificaat op 31 maart 2005, 40 euro per ontbrekend certificaat op 31 maart 2006, en 45 euro per ontbrekend certificaat op 31 maart 2007 en daarna. Ingeval de marktwaarde van de warmtekrachtcertificaten door een beslissing van de Vlaamse Regering daalt tot minder dan 27 euro, vergoedt de Vlaamse Regering de geleden schade voor kwalitatieve warmtekrachtinstallaties aangesloten op het transmissienet, die minder dan 10 jaar in dienst zijn. § 2quater. Het bedrag van de administratieve geldboete voor een overtreding van de openbare dienstverplichtingen, opgelegd op basis van artikelen 18ter en 19, 1°, c) en e), mag niet minder bedragen dan 1.000 euro en niet meer dan 1 % van de omzet die de betrokken overtreder heeft gerealiseerd op de Vlaamse energiemarkt tijdens het afgelopen jaar. Het bedrag van de administratieve geldboete bij het niet naleven van de termijnen voor het heraansluiten en het herinschakelen van de stroombegrenzer in de budgetmeter bedraagt 1.000 euro per kalenderdag die de termijn, vermeld in artikel 18quater, § 3, overschrijdt, tenzij de netbeheerder kan aantonen dat de oorzaak van het overschrijden van de termijn niet aan hem te wijten is. § 3. De reguleringsinstantie legt de administratieve geldboeten zoals bepaald in § 1, § 2 , § 2bis, § 2ter en § 2 quater vast en geeft de betrokken persoon hiervan kennis per aangetekende brief. Deze met redenen omklede kennisgeving vermeldt het bedrag van de administratieve geldboete. § 4. (niet opgenomen) (Wijzigt artikel 569 van het Gerechtelijk Wetboek) ... § 5. Indien de betrokken persoon of rechtspersoon het oneens is met de sanctie, opgelegd volgens § 2 of § 2quater, kan hij, binnen 10 dagen na de kennisgeving, bedoeld in § 3, de reguleringsinstantie van zijn tegenargumenten in kennis stellen door middel van een aangetekende brief. Na het verstrijken van deze termijn is de beslissing definitief. De reguleringsinstantie kan zijn beslissing echter herroepen of het bedrag van de administratieve geldboete aanpassen indien deze tegenargumenten gegrond blijken te zijn. In dit geval zal een nieuwe kennisgeving plaatsvinden. § 6. Na de kennisgeving, bedoeld in § 3, moet de administratieve geldboete binnen dertig dagen betaald worden. De reguleringsinstantie kan uitstel van betaling verlenen voor een door haar bepaalde termijn.
Indien de betrokken persoon in gebreke blijft bij het betalen van de administratieve geldboete, wordt de geldboete bij dwangbevel ingevorderd. De Vlaamse regering wijst de ambtenaren aan die gelast zijn dwangbevelen te geven en uitvoerbaar te verklaren. Deze dwangbevelen worden betekend bij deurwaardersexploot met bevel tot betaling. § 7. De opbrengst van de administratieve geldboeten, vermeld in § 1, wordt gestort in de Vlaamse middelenbegroting. De opbrengst van de administratieve geldboeten, vermeld in § 2, § 2bis, § 2 ter en § 2 quater, wordt gestort in het Energiefonds, vermeld in artikel 20.
[AFDELING III SANCTIES OPGELEGD DOOR HET VLAAMS ENERGIEAGENTSCHAP (ing. Decr. 25 mei 2007, art. 29)] ART. 37bis. § 1. Het Vlaams Energieagentschap kan de netbeheerders verplichten tot naleving van artikel 19, 1°, f) en h), van dit decreet of de uitvoeringsbesluiten van dit decreet binnen de door het Vlaams Energieagentschap bepaalde termijn. Als een netbeheerder bij het verstrijken van die termijn in gebreke blijft, kan het Vlaams Energieagentschap een administratieve geldboete opleggen. Die administratieve geldboete mag per kalenderdag niet lager zijn dan 1.000 euro, noch hoger zijn dan 100.000 euro, noch in totaal hoger zijn dan 2 miljoen euro of 1 procent van de omzet die de betrokken netbeheerder heeft gerealiseerd op de Vlaamse energiemarkt tijdens het laatste afgelopen boekjaar. § 2. Het Vlaams Energieagentschap kan de netbeheerder een administratieve geldboete opleggen van 10 cent per kilo wattuur te weinig bespaarde primaire energie ten opzichte van de opgelegde hoeveelheid primaire energiebesparing per categorie van afnemers. § 3. Bij niet-naleving van het REG-actieplan kan het Vlaams Energieagentschap een administratieve geldboete opleggen die niet lager is dan 1.000 euro en niet hoger dan 100.000 euro per inbreuk. § 4. Bij niet-naleving van een actieverplichting kan het Vlaams Energieagentschap aan de netbeheerder een administratieve geldboete opleggen die niet lager mag zijn dan 1.000 euro noch hoger dan 1 procent van de omzet die de betrokken overtreder heeft gerealiseerd op de Vlaamse energiemarkt tijdens het laatste afgelopen boekjaar. § 5. Bij niet-naleving van een middelenverplichting of financieringsverbintenis kan het Vlaams Energieagentschap aan de netbeheerder een administratieve geldboete opleggen die het drievoudige bedraagt van het deel van de middelenverplichting of financieringsverbintenis dat niet werd nageleefd. § 6. Als een ontwerp-REG-actieplan niet voldoet aan de voorwaarden voor vorm en inhoud die door de Vlaamse Regering werden vastgelegd, kan het Vlaams Energieagentschap de netbeheerder aanmanen om binnen een gestelde termijn de betreffende voorwaarden na te leven. Als de netbeheerder bij het verstrijken van de termijn, vermeld in het eerste lid, in gebreke blijft, legt het Vlaams Energieagentschap een administratieve geldboete op van 1.000 euro per kalenderdag dat de termijn, vermeld in het eerste lid, wordt overschreden. § 7. Als een ontwerp-REG-rapport niet de door de Vlaamse Regering vastgelegde gegevens bevat, kan het Vlaams Energieagentschap de netbeheerder aanmanen om binnen een gestelde termijn de betreffende gegevens aan te leveren. Als de netbeheerder bij het verstrijken van de termijn, vermeld in het eerste lid, in gebreke blijft,
legt het Vlaams Energieagentschap een administratieve geldboete op van 1.000 euro per kalenderdag dat de termijn, vermeld in het eerste lid, wordt overschreden. § 8. Als een ontwerp-REG-actieplan, een definitieve lijst van acties, de reserveacties, de aanvraagformulieren of het ontwerp-REG-rapport niet tijdig worden ingediend, kan het Vlaams Energieagentschap de netbeheerder een administratieve geldboete opleggen van 1.000 euro per kalenderdag dat de opgelegde termijnen worden overschreden. ART. 37ter. § 1. De betrokkene wordt van de beslissing tot het opleggen van de administratieve geldboete in kennis gesteld met een aangetekende brief met ontvangstmelding. De met redenen omklede kennisgeving vermeldt het bedrag van de administratieve geldboete, de bepalingen in de regelgeving die van belang zijn, evenals de beroepsmogelijkheid. § 2. Het Vlaams Energieagentschap beslist over de gemotiveerde verzoeken om kwijtschelding, vermindering of uitstel van betaling van de administratieve geldboeten, vermeld in artikel 37bis, die de betrokkene met een aangetekende brief tot het Vlaams Energieagentschap richt. Het verzoek schorst de bestreden beslissing. De verzoeken, vermeld in het eerste lid, worden binnen vijftien kalenderdagen, te rekenen vanaf de datum van de afgifte op de post van de aangetekende brief, vermeld in § 1, gericht aan het Vlaams Energieagentschap. De beslissing van het Vlaams Energieagentschap wordt binnen dertig kalenderdagen, te rekenen vanaf de datum van de afgifte op de post van het in het eerste lid bedoelde verzoek, ter kennis gebracht van de indiener van het verzoekschrift. Met een met redenen omklede aangetekende brief, gericht aan de indiener van het verzoek, kan het Vlaams Energieagentschap de voormelde termijn eenmalig verlengen met dertig kalenderdagen. Als de beslissing niet is verzonden binnen de gestelde termijn, wordt het verzoek geacht te zijn ingewilligd. § 3. Binnen een termijn van negentig dagen na de betekening van de beslissing tot het opleggen van een administratieve geldboete kan de betrokkene bij gerechtsdeurwaardersexploot, houdende dagvaarding van het Vlaamse Gewest, bij de rechtbank van eerste aanleg beroep aantekenen tegen het opleggen van de administratieve geldboete, vermeld in artikel 37bis. Het beroep tegen de beslissing tot het opleggen van een administratieve geldboete, op grond van artikel 37bis, bij de rechtbank van eerste aanleg werkt schorsend. § 4. Als de betrokkene het oneens is met de berekening van de administratieve geldboete, opgelegd volgens artikel 37bis, kan hij binnen vijftien kalenderdagen, te rekenen vanaf de datum van de afgifte op de post van de aangetekende brief, vermeld in § 1, het Vlaams Energieagentschap per aangetekende brief op de hoogte brengen van de materiële vergissingen of rekenfouten die bij de berekening gemaakt zouden zijn. Na het verstrijken van die termijn is de beslissing definitief. Het Vlaams Energieagentschap kan zijn beslissing herroepen of het bedrag van de administratieve geldboete aanpassen indien blijkt dat er materiële vergissingen of rekenfouten gemaakt zijn. In dat geval vindt een nieuwe kennisgeving plaats. § 5. De administratieve geldboete moet worden betaald binnen zestig kalenderdagen na de kennisgeving van de definitieve beslissing. § 6. De vordering tot betaling van de administratieve geldboete verjaart na verloop van vijf jaar, te rekenen vanaf de dag waarop ze is ontstaan. § 7. De verjaring wordt gestuit op de wijze en onder de voorwaarden, bepaald in artikel 2244 en volgende van het Burgerlijk Wetboek.
§ 8. Als de betrokken persoon in gebreke blijft bij het betalen van de administratieve geldboete, wordt de geldboete bij dwangbevel ingevorderd. De Vlaamse Regering wijst de ambtenaren aan die gelast zijn dwangbevelen te geven en uitvoerbaar te verklaren. Die dwangbevelen worden betekend bij deurwaardersexploot met bevel tot betaling. Op het dwangbevel zijn de bepalingen van toepassing van deel V van het Gerechtelijk Wetboek houdende bewarend beslag en middelen tot tenuitvoerlegging. § 9. De opbrengst van de administratieve geldboeten, vermeld in artikel 37bis, wordt gestort in het Energiefonds, vermeld in artikel 20.
HOOFDSTUK XI [HEFFING OP DE EXPLOITATIE VAN EEN DISTRIBUTIENET VOOR ELEKTRICITEIT IN HET VLAAMSE GEWEST (verv. decr. 22 december 2000, art. 68)] [AFDELING 1 GRONDSLAG, HEFFINGSPLICHTIGE EN TARIEF (ing. decr. 22 december 2000, art. 68)] ART. 38. [Vanaf een door de Vlaamse regering te bepalen datum wordt er een heffing ingesteld op de exploitatie van een distributienet voor elektriciteit. De heffing wordt berekend op een hoeveelheid elektrische stroom uitgedrukt in gigawattuur (GWh), die gelijk is aan de hoeveelheid stroom die jaarlijks wordt geïnjecteerd op het distributienet verminderd met, enerzijds, de hoeveelheid groene stroom die jaarlijks wordt geïnjecteerd op het distributienet, en anderzijds, de hoeveelheid stroom die jaarlijks vanuit het distributienet op een ander distributienet wordt geïnjecteerd. (verv. decr. 22 december 2000, art. 68, I: 1 januari 2001)] ART. 39. [De heffing is verschuldigd door de netbeheerders, met inbegrip van de netbeheerders onderworpen aan de wet van 22 december 1986 betreffende de intercommunales. Zolang er voor een bepaald distributienet geen netbeheerder is aangewezen overeenkomstig artikel 5, is deze heffing verschuldigd door de exploitant van het distributienet op dat ogenblik, met inbegrip van de exploitant die onderworpen is aan de wet van 22 december 1986. (verv. decr. 22 december 2000, art. 68, I: 1 januari 2001)] ART. 40. [Het tarief van de heffing wordt als volgt bepaald:
Hoeveelheid elektrische stroom, uitgedrukt in GWH zoals berekend in artikel 38 0 ≤ 100 100 ≤ 250 250 ≤ 500 500 ≤ 1.000 1.000 ≤ 2.000 2.000 ≤ 3.000 3.000 ≤ 4.000 4.000 ≤ 5.000 5.000 ≤ 7 500
Heffing uitgedrukt in euro 1.860 6.195 14.875 29.745 59.495 99.155 138.820 178.485 247.895
7.500 ≤ 10.000 10.000 ≤ 15.000 15.000 ≤ 20.000 20.000 ≤ 25.000 25.000 ≤ 30.000 30.000 ≤ 35.000 35.000 ≤ 40.000 40.000 ≤ 45.000 45.000 ≤ 50.000 > 50.000
347.050 495.785 694.100 892.415 1.090.730 1.289.045 1.487.360 1.685.675 1.883.990 2.231.040
(verv. decr. 6 juli 2001, art. 59, I: 28 oktober 2002)] ART. 41. [De heffing wordt van rechtswege jaarlijks geïndexeerd door het tarief bepaald in artikel 40 te vermenigvuldigen met het indexcijfer van de consumptieprijzen, vastgesteld voor de maand oktober van het heffingsjaar, en te delen door het indexcijfer van de consumptieprijzen, vastgesteld voor de maand december van het jaar 2000. (verv. decr. 22 december 2000, art. 68, I: 1 januari 2001)]
[AFDELING 2 VESTIGING VAN DE AANSLAG (ing. decr. 22 december 2000, art. 68)] ART. 42. [De heffingsplichtige doet jaarlijks vóór 30 maart van het jaar volgend op het heffingsjaar, aangifte van de hoeveelheid elektrische stroom vastgesteld overeenkomstig artikel 38. De Vlaamse regering bepaalt de nadere regels betreffende de aangifteplicht. (verv. decr. 22 december 2000, art. 68, I: 1 januari 2001)] ART. 43. Vóór 15 oktober van het jaar volgend op het heffingsjaar wordt de heffing ingekohierd en uitvoerbaar verklaard door de ambtenaar aangewezen door de Vlaamse regering. De kohieren bevatten op straffe van nietigheid: 1° de naam van de heffingsplichtige; 2° de verwijzing naar dit decreet; 3° het heffingsjaar; 4° het bedrag van de verschuldigde heffing; 5° de datum van uitvoerbaarverklaring; 6° de handtekening van de ambtenaar belast met het uitvoerbaar verklaren van het kohier. In uitvoering van dit kohier worden aan de heffingsplichtigen de aanslagbiljetten verstuurd. Deze aanslagbiljetten bevatten de gegevens 1° tot 5° bepaald in het vorig lid, de datum van verzending, de betalingstermijn en de termijn waarbinnen het administratief beroep kan worden ingediend. (ing. decr. 22 december 2000, art. 68, I: 1 januari 2001)]
ART. 44. In afwijking van artikel 43, kan een heffing of een aanvullende heffing worden gevestigd gedurende drie jaar vanaf 1 januari van het heffingsjaar in de gevallen waarin de heffingsplichtige nagelaten heeft tijdig een geldige aangifte in te dienen of wanneer de verschuldigde heffing hoger ligt dan de heffing die werd gesteund op de gegevens van het aangifteformulier. Er kunnen meerdere heffingen betreffende een zelfde heffingsjaar en lastens dezelfde heffingsplichtige worden gevestigd. Deze heffingen worden opgenomen in aanvullende kohieren. (ing. decr. 22 december 2000, art. 68, I: 1 januari 2001)] ART. 45. Wanneer een aanslag nietig verklaard is, omdat hij niet werd gevestigd overeenkomstig een wettelijke regel, met uitzondering van de regels inzake de verjaring zoals bepaald in artikel 53, kan een nieuwe aanslag worden gevestigd ten laste van dezelfde heffingsplichtige en op grond van dezelfde heffingselementen, zelfs indien de termijnen bepaald in artikel 43 en 44 van dit decreet zijn verstreken. Deze aanslag moet worden gevestigd binnen drie maanden vanaf de datum van de uitspraak in het kader van het administratief beroep of binnen zes maanden vanaf de datum van een rechterlijke beslissing welke in kracht van gewijsde is gegaan. (ing. decr. 22 december 2000, art. 68, I: 1 januari 2001)] ART. 46. De heffingsplichtige dient de heffing te betalen binnen zestig kalenderdagen na verzending van het aanslagbiljet. Na verloop van deze periode is hij nalatigheidsintresten verschuldigd, conform de bepalingen van het Wetboek van de Inkomstenbelasting. Ook inzake de moratoriumintresten zijn de bepalingen van het Wetboek van de Inkomstenbelasting van toepassing. (ing. decr. 22 december 2000, art. 68, I: 1 januari 2001)]
[AFDELING 3 CONTROLE (ing. decr. 22 december 2000, art. 68)] ART. 47. De Vlaamse regering wijst de ambtenaren aan die belast zijn met de controle en het onderzoek in verband met de toepassing van deze heffing. Deze ambtenaren zijn van rechtswege gemachtigd om bij de heffingsplichtigen en bij derden inlichtingen te nemen, gegevens op te zoeken en te verzamelen die kunnen leiden tot de juiste heffing ten laste van de heffingsplichtige. De heffingsplichtige alsmede elke derde die over de gevraagde gegevens beschikt, is verplicht deze inlichtingen te verstrekken op eenvoudig verzoek van deze ambtenaren. Deze ambtenaren zijn van rechtswege gemachtigd om bij de heffingsplichtige en bij derden alle boeken, stukken of registers op te vragen en in te kijken die kunnen leiden tot de juiste heffing ten laste van de heffingsplichtige. De heffingsplichtige, alsmede elke derde die over de gevraagde boeken, stukken of registers beschikt, is verplicht deze voor te leggen op ieder verzoek van deze ambtenaren. De ambtenaren kunnen deze boeken, stukken of registers ter plaatse inkijken of deze meenemen tegen afgifte van een ontvangstbewijs. Deze ambtenaren hebben toegang, na voorlegging van hun legitimatiebewijs en mits een voorafgaande rechterlijke machtiging van de politierechtbank, tot de bedrijfslokalen van de heffingsplichtige ten einde vaststellingen te kunnen doen die kunnen leiden tot de juiste heffing ten laste van de heffingsplichtige. Elke inlichting, stuk, proces-verbaal, of akte ontdekt of bekomen door deze ambtenaren in de uitoefening van hun functie, hetzij rechtstreeks, hetzij door tussenkomst van een bestuursdienst van de Staat, met inbegrip van de parketten en de griffies van de hoven en de rechtbanken, de administraties van de Gemeenschappen en Gewesten, de provincies en de gemeenten alsmede de organismen en de instellingen van openbaar nut, kan door het Vlaamse Gewest worden aangewend teneinde de juiste heffing ten laste van de heffingsplichtige vast te stellen. (ing. decr. 22 december 2000, art. 68, I: 1 januari 2001)]
[AFDELING 4 ADMINISTRATIEF BEROEP (ing. decr. 22 december 2000, art. 68)] ART. 48. Binnen een termijn van 60 dagen na de verzending van het aanslagbiljet kan de heffingsplichtige beroep aantekenen bij de Vlaamse regering. Dit beroep vermeldt op straffe van nietigheid de naam van de heffingsplichtige, het kohiernummer, het aanslagjaar en de motieven van het beroep. De Vlaamse regering bepaalt de nadere modaliteiten van dit administratief beroep. De regels van het Wetboek van Inkomstenbelasting gelden voor wat de eisbaarheid van de aanslagen betreft waartegen be-roep is ingesteld. (ing. decr. 22 december 2000, art. 68, I: 1 januari 2001)]
[AFDELING 5 AMBTSHALVE HEFFING, ADMINISTRATIEVE GELDBOETE EN DWANGBEVEL (ing. decr. 22 december 2000, art. 68)] ART. 49. Indien de heffingsplichtige nalaat de aangifte te doen bepaald in artikel 42, kan de Vlaamse regering de heffingsplichtige in gebreke stellen door middel van een aangetekende brief of een deurwaardersexploot. Indien de heffingsplichtige nalaat om binnen een periode van 60 kalenderdagen na verzending van de ingebrekestelling aangifte te doen, kan de Vlaamse regering een ambthalve aanslag vestigen. Deze aanslag kan worden gebaseerd op de hoeveelheid elektrische stroom, vastgesteld overeenkomstig artikel 38, van het vorige heffingsjaar. De aanslag kan ook worden gebaseerd op tekenen en indiciën. (ing. decr. 22 december 2000, art. 68, I: 1 januari 2001)] ART. 50. Van zodra de nalatigheidsintresten verschuldigd zijn, wordt een administratieve geldboete opgelegd gelijk aan het ontdoken bedrag, op voorwaarde dat de heffingsplichtige werd gehoord of naar behoren werd opgeroepen. Tegen deze geldboeten kan binnen dertig dagen door middel van een aangetekende brief beroep worden ingediend bij de directeur-generaal van de administratie bevoegd voor de inning. (ing. decr. 22 december 2000, art. 68, I: 1 januari 2001)] ART. 51. Bij gebrek aan voldoening van de heffing, de intresten en de administratieve geldboete, kan een dwangbevel worden uitgevaardigd door de daartoe door de Vlaamse regering belaste ambtenaar. Dit dwangbevel wordt geviseerd en uitvoerbaar verklaard door de ambtenaar daartoe aangewezen door de Vlaamse regering. De betekening ervan gebeurt door deurwaardersexploot of bij aangetekend schrijven. Op het dwangbevel zijn de bepalingen van deel V van het Gerechtelijk Wetboek houdende het bewarend beslag en de mid-delen van tenuitvoerlegging van toepassing. Tot zekerheid van betaling van de heffing heeft het Vlaamse Gewest eenzelfde algemeen voorrecht als bedoeld bij het WIB. (ing. decr. 22 december 2000, art. 68, I: 1 januari 2001)] ART. 52. Verzet tegen het dwangbevel schort de tenuitvoerlegging van het dwangbevel op. In geval van verzet, kan tot op het moment van de uitspraak over het verzet bij beschikking, vonnis of arrest dat in kracht van gewijsde is gegaan, een vordering worden ingeleid teneinde de heffingsplichtigen te horen veroordelen tot betaling van een provisioneel bedrag op het bij
dwangbevel gevorderde bedrag. (ing. decr. 22 december 2000, art. 68, I: 1 januari 2001)]
[AFDELING 6 VERJARING (ing. decr. 22 december 2000, art. 68)] ART. 53. De vordering tot betaling van de heffing, van de intresten en de administratieve geldboete verjaart door verloop van vijf jaar, te rekenen van de dag waarop zij is ontstaan. De verjaring wordt gestuit op de wijze en onder de voorwaarden bepaald bij artikelen 2244 en volgende van het Burgerlijk Wetboek. (ing. decr. 22 december 2000, art. 68, I: 1 januari 2001)]
[HOOFDSTUK XII SLOTBEPALINGEN (ing. decr. 22 december 2000, art. 69)] ART. 54. (ing. decr. 22 december 2000, art. 69, I: 1 januari 2001)] [... (opgeh. decr. 30 april 2004, art. 26, I: 1 april 2006)] ART. 55. (ing. decr. 22 december 2000, art. 69, I: 1 januari 2001)] [... (opgeh. decr. 30 april 2004, art. 26, I: 1 april 2006)] ART. 56. Wat de gewestelijke bevoegdheden betreft, wordt de wet van 10 maart 1925 houdende de elektriciteitsvoorziening in het Vlaamse Gewest opgeheven. (ing. decr. 22 december 2000, art. 69, I: 1 januari 2001)] ART. 57. Dit decreet wordt aangehaald als 'Elektriciteitsdecreet'. (ing. decr. 22 december 2000, art. 69, I: 1 januari 2001)] ART. 58. De Vlaamse regering bepaalt de datum waarop de verschillende bepalingen van dit decreet in werking treden. (ing. decr. 22 december 2000, art. 69, I: 1 januari 2001)] (De artikelen 27, § 2, 34 en 54 treden in werking op 3 juni 2001 - zie B.V.R. 27 april 2001, B.S., 24 mei 2001) (Artikel 12, §§ 2 en 3 treedt in werking op 27 augustus 2001 - zie B.V.R. 13 juli 2001, B.S., 17 augustus 2001) (1° op 21 augustus 2001: de artikelen 3, 6, 7, § 1 en § 2, 8 tot en met 11, 12, § 1, 1° en 7°, 13, 14, 16, 18, tweede en derde lid, 19, 20, 24, 25, 26, 31, § 1, 32, § 1, 36, 1° en 3°, 37, § 1, § 3, § 4, § 6 en § 7, 38 tot en met 53, 55 en 57; 2° op het moment van inwerkingtreding van het besluit genomen ter uitvoering van artikel 16 of na uitvoering van artikel 16 door de reguleringsinstantie: artikel 12, § 1, 2°, 4° en 5°, wat betreft de levering van elektriciteit aan een eindafnemer van een hoeveelheid elektriciteit of warmte bij een leverancier van elektriciteit of warmte die deze hoeveelheid elektriciteit of warmte betrekt uit een kwalitatieve warmtekrachtinstallatie en artikel 12, § 1, 6°; 3° op het moment van inwerkingtreding van het besluit genomen ter uitvoering van artikel 18, tweede en derde lid : de artikelen 18, eerste lid, en 36, 2°, wat de inbreuken op artikel 18, eerste lid, betreft; 4° op het moment van inwerkingtreding van het besluit genomen ter uitvoering van artikel 24: de artikelen 12, § 1, 3°, 4° en 5°, wat betreft de levering van elektriciteit aan een eindafnemer van een hoeveelheid elektriciteit of warmte bij een leverancier van elektriciteit of warmte die deze hoeveelheid elektriciteit of warmte betrekt uit hernieuwbare energiebronnen, 21 tot en met 23 en 37, §§ 2 en 5;
5° op de datum waarop het mandaat van de voorzitter van het dagelijks bestuur van de reguleringsinstantie aanvangt: de artikelen 27, § 1, 28 tot en met 30, 31, § 3 en § 4, 32, § 2 en 33; 6° op de datum waarop het mandaat van de regeringscommissaris aanvangt: artikel 35, §§º 1 tot en met 3; 7° op 1 januari 2002: artikel 35, §§ 4 en 5; 8° op de datum waarop alle artikelen van het Elektriciteitsdecreet in werking zijn getreden: artikel 56. Zie B.V.R. 13 juli 2001, B.S., 11 augustus 2001) (Artikel 17 en 36, 2°, wat de inbreuken op artikel 17, § 1 betreft treden in werking op 15 september 2001 - zie B.V.R. 15 juni 2001, B.S., 5 september 2001) (Artikel 4 en 5 treden in werking op 15 september 2001 - zie B.V.R. 15 juni 2001, B.S., 5 september 2001) (Artikel 12, § 1, 3°, en artikel 15 treden in werking op 1 januari 2002 - zie B.V.R. 28 september 2001)